Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 Projecten - Nieuws Nummer 6, maart 2014 Redactie: Henk van der Jeugd, Symen Deuzeman & Eva Sterk e-mail: [email protected] Postbus 50, 6700 AB Wageningen Dit is de zesde nieuwsbrief met informatie over de demografische monitoring projecten CES, RAS en ring-MUS. We hebben besloten om het ring-MUS project, waarvoor in 2012 nog een eigen nieuwsbrief uitkwam, op te nemen in deze nieuwsbrief die voorheen alleen over CES en RAS ging. Vandaar ook de nieuwe naam: Projecten-Nieuws. Ook de traditionele CES-RAS dag in maart heet nu officieel Projecten-dag. In 2013 zal de Projectendag plaats vinden op zaterdag 22 maart op het NIOO te Wageningen. Meer informatie over deze dag vindt u in de kalender op www.vogeltrekstation.nl. Symen Deuzeman is inmiddels al weer een jaar aan het werk als coördinator van het CES project, dat samen met Sovon wordt georganiseerd. Velen van jullie zullen Symen inmiddels al tegengekomen zijn in deze nieuwe functie. Bij het verschijnen van deze nieuwsbrief waren van 42 CES projecten de lijsten met vanggegevens over 2013 binnen. De controle van de gegevens is inmiddels afgerond , en in deze nieuwsbrief kunnen we al een tipje van de sluier over de eerste resultaten oplichten. In 2013 hebben twee stagiars van Helicon te Velp bij Vogeltrekstation een boel werk verzet. Duane van Hogen heeft de broodnodige handleiding voor het RAS project gemaakt en Eline Waalders heeft zich gebogen over de habitatclassificatie van het CES project. Over beide projecten kunt u in deze nieuwsbrief een en ander lezen. Het ring-MUS project ging in 2013 zijn derde jaar in, en we zetten wat resultaten over de eerste drie jaren voor u op een rijtje. De coördinatie van ring-MUS wordt verzorgd door Eva Sterk, die het stokje heeft overgenomen van Pieter Coehoorn. Eva stelt zich in deze nieuwsbrief aan u voor. Veel leesplezier en succes in het veld, Henk van der Jeugd, Symen Deuzeman & Eva Sterk. Mede namens Murad Maas en Berber Zwaagstra Foto: Raymond Klaassen. CES project Dassenbos Wageningen Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 Even voorstellen Hallo, mijn naam is Eva Sterk en ik werk sinds half januari bij het Vogeltrekstation. Ik vervul hier de functie van Projectmedewerker, en houdt me onder andere bezig met het ring-MUS project en met het project ‘Jaar van de Spreeuw’. Eind september 2013 ben ik afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht aan de master gedragsecologie. Tijdens mijn master heb ik mij vooral gericht op dierenwelzijn en gezelschapsdieren (voornamelijk honden). In mijn nieuwe functie hoop ik natuurlijk een stuk meer kennis over vogels op te doen. Ik woon in Utrecht en in mijn vrije tijd speel ik graag een potje badminton. Ik zal aanwezig zijn op het Vogeltrekstation op de maandag, dinsdag en de vrijdag. Eindelijk is ook de langverwachte handleiding voor het RAS project gereed. Binnenkort krijgen alle deelnemers de handleiding thuisgestuurd en zal deze ook als pdf op de website verschijnen. De handleiding is gemaakt door Duane van Hoogen, Pieter Coehoorn en Henk van der Jeugd. Duane liep in 2013 stage bij Vogeltrekstation en heeft naast het maken van de handleiding ook een start gemaakt met het verzamelen van basisgegevens over de RAS projecten omtrent ligging, duur, aantal deelnemers etc. Veel deelnemers hebben op de vragen van Duane gereageerd en we maken nu een overzicht van de resultaten. Het RAS project in 2013 Ook in 2013 was het RAS project weer erg populair bij ringers: op dit moment zijn er bijna 200 actieve projecten aan 47 soorten! In het kader van diverse projecten in samenwerking met Sovon, Vogelbescherming en de Radboud Universiteit Nijmegen zijn de eerste berekeningen van de jaarlijkse overleving van een aantal vogelsoorten op basis van de RAS gegevens gemaakt. De gegevens worden vervolgens gebruikt in populatiemodellen waarmee het risico op uitsterven van soorten met bepaalde kenmerken in kaart wordt gebracht en aan de hand van demografische gegevens (gegevens over reproductie en sterfte) een ‘early warning’systeem wordt opgezet om negatieve ontwikkelingen vroegtijdig te kunnen signaleren. Figuur 1. Totaal aantal RAS projecten (rode bolletjes) en aantal nieuwe projecten per jaar (blauwe staven). Stand januari 2014. Figuur 2. Aantal RAS projecten (blauw) en gemiddelde duur per RAS project in jaren (rood). In 2013 zijn er 21 nieuwe RAS-projecten van start gegaan aan wilde eend (3), kievit (2), grutto (2), kerkuil (2), oeverzwaluw (2), kauw (2), huismus (2), havik (1), turkse tortel (1), nachtzwaluw (1), boerenzwaluw (1), merel (1) en geelgors (1). Lijstaanvoerder is nog altijd de huismus met maar liefst 23 RAS-projecten (exclusief ring-MUS), gevolgd door steenuil (20), boerenzwaluw (20), oeverzwaluw (19) en scholekster (16). Voor deze soorten hebben we momenteel voldoende RAS projecten. Van de volgende soorten zouden we graag meer of nieuwe projecten verwelkomen: kievit, wulp, buizerd, havik (wellicht aan de hand van veren?), noordse stern, visdief, turkse tortel, boomleeuwerik, veldleeuwerik, paapje, roodborsttapuit, spreeuw, kauw, kneu en geelgors. Ongetwijfeld zijn er ook nog andere leuke soorten te bedenken, dus ziet u mogelijkheden om te werken aan een leuke soort aarzel dan niet om contact op te nemen! Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 Het CES project In het Constant Effort Sites project (CES), dat door het Vogeltrekstation in samenwerking met Sovon wordt uitgevoerd, worden sinds 1994 volgens een gestandaardiseerd protocol met behulp van mistnetten vogels geringd om overleving, broedsucces en timing van broeden van een groot aantal soorten beter te kunnen schatten. Deze gegevens kunnen dienen als een vroegtijdige indicatie voor de mogelijke achteruitgang van populaties of soorten. Ook kunnen ze worden ingezet om de oorzaken van gesignaleerde populatieveranderingen in beeld te brengen. Voor wat betreft de monitoring van reproductie vormt het CES een belangrijke aanvulling op het Meetnet Nestkaarten van Sovon/CBS, omdat het met name soorten beslaat die binnen het nestkaartenproject ondervertegenwoordigd zijn. Figuur 4. Totaal aantal gevangen vogels op alle CES locaties en het gemiddelde aantal per locatie per jaar. Na stabilisatie van het aantal actieve CES locaties volgen beide lijnen elkaar, maar valt op dat er grote verschillen bestaan tussen jaren. Met name de hoge aantallen vogels in 2010 en 2011 springen in het oog. Andere biotopen, zoals open veld en heide, agrarisch en stedelijk gebied, lenen zich minder voor de gebruikte vangmethode. Door het introduceren van nieuwe vangtechnieken, zoals het gebruik van hijsnetten, hopen we in de nabije toekomst meer CESplekken te creëren in bossen. In Op Het Vinkentouw Nummer 118, maart 2010 staan wat tips hoe deze te bouwen. Ook is het mogelijk het systeem in bomen te bevestigen. Wilt u dit met eigen ogen zien, dan kunt u langskomen op de CES-plek van Sovon op de Wylerberg in Beek-Ubbergen. Figuur 3. Aantal actieve CES-locaties per jaar. Na een aanvankelijk snelle toename is het aantal gestabiliseerd net boven de 40, met in 2013 42 actieve locaties. Het aantal CES plekken in Nederland is aanvankelijk snel gestegen en vervolgens gestabiliseerd op circa 40 (figuur 3). Maar vervolgens is het aantal de afgelopen jaren licht gedaald. Dit komt mede door ‘concurrentie’ met ring-MUS project waardoor enkele CES-plekken in tuinen naar dit project zijn overgestapt. Toch blijft het CES-project ook populair, want in de afgelopen twee jaren zijn er toch weer een aantal nieuwe plekken bijgekomen, dat ervoor zorgde dat er in 2013 42 CES-locaties actief waren. CES leent zich bij uitstek voor het monitoren van zangvogels van moerassen, struwelen en duinen. De Kleine Karekiet is de soort die binnen het CES het meest wordt gevangen. De ruimtelijke spreiding en de representatie van verschillende habitats in het CES dienen de komende jaren verbeterd te worden. Zo zijn er momenteel nog vrij weinig CES-plekken in het duingebied. 2013: Mager broedsucces standvogels, afstandstrekkers doen het beter lange- Het jaar 2013 trapte af met twee koude wintermaanden, waarna de koudste lente in ruim 40 jaar volgde. Door deze koude begonnen standvogels laat met de eileg. De vraag of er ook effecten zichtbaar zijn van het koude weer in de overleving en reproductie kan beantwoord worden, door te kijken naar de cijfers die verzameld werden binnen het CESproject. Ook ringers merkten het in de vangsten, het duurde allemaal erg lang voordat er een beetje aantallen gevangen werden en op sommige plekken bleef dit zelfs helemaal uit en werden maar magere vangsten geregistreerd. De belangrijkste conclusies van 2013 was dat de standvogels en korte afstandtrekkers pas laat tot broeden kwamen; de gemiddelde vangdatum van de jonge vogels van deze twee soortgroepen in het CES was zelfs later dan ooit (figuur 5). Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 geprofiteerd. Met name de overleving van eerstejaars vogels was van 2012 op 2013 gemiddeld genomen goed, en behoort tot de topjaren in de reeks sinds 1995 (figuur 7). Figuur 5. Gemiddelde vangdatum van jonge vogels in het CES. Standvogels en korte afstandtrekkers beleefden het laatste broedseizoen ooit, lange- afstandtrekkers waren niet extreem laat. Met name bij de standvogels was het nodige aan de hand. De overleving van volwassen vogels was wat aan de lage kant, maar viel wel binnen de marge van de jaarlijkse fluctuaties sinds 1995. Voor eerstejaars vogels was van 2012 op 2013 wel sprake van een echte dip in overleving, of beter, in de kans dat een jonge vogel een broedseizoen later terugkeert naar de geboorteplek. Deze was sinds de start van het CES maar twee keer eerder zo laag geweest. Ook het broedsucces van standvogels was in 2013 erg mager. Een link met het koude voorjaars- en winterweer lijkt snel gelegd. Dat heeft vermoedelijk voor veel sterfte gezorgd, met name onder eerstejaars, en geresulteerd in een late start van de eileg (figuur 6). Figuur 7. Eerstejaars overleving van lange-afstandstrekkers, korte-afstandstrekkers en standvogels. In de Sahelzone viel in het najaar van 2012 relatief veel regen, en de regenval in de Sahel is voor een aantal lange-afstandstrekkers in het CES een factor die de jaarlijkse overleving positief beïnvloedt. Voor volwassen vogels is het beeld diffuser. Relatief goed was de overleving van Gekraagde Roodstaart, Rietzanger, Grasmus en Tuinfluiter. Een relatief lage overleving lieten Kleine Karekiet, Bosrietzanger en Braamsluiper zien. De reproductie-index laat voor alle lange-afstandstrekkers samen een gemiddeld broedseizoen zien. Maar ook hier zijn de verschillen tussen individuele soorten groot. Met name typische moerasvogels als Rietzanger en Kleine Karekiet deden het minder goed qua jongen productie, terwijl juist de ruigte- en struweelvogels het beter deden, zoals Fitis, Grasmus en Tuinfluiter. Het mooie van het CES-project is dat snel na afloop van het broedseizoen een eerste beeld verkregen wordt van de toestand van tenminste 28 zangvogelsoorten die het meest worden gevangen. Het gaat dan om zowel aantallen als broedsucces en overleving. Koppeling CES en BMP-gegevens op uw locatie Figuur 6. Ontwikkeling van de reproductie-indexen (met 95%-betrouwbaarheidsinterval) van lange- afstandstrekkers, korte-afstandstrekkers en standvogels. De reproductie-index wordt behalve door het aantal uitgevlogen jongen per adult ook beïnvloed door de vangkansen van zowel jonge als volwassen vogels, en zijn dus tussen trekcategorieen dus niet zonder meer vergelijkbaar. Bij de lange-afstandtrekkers was van een laat broedseizoen echter weinig te merken. De Afrikagangers broeden sowieso pas later dan de andere vogels en hebben in de loop van het CES project amper een vervroeging van het broedseizoen laten zien. De meeste lange-afstandstrekkers lijken van gunstige winteromstandigheden in Afrika te hebben Voor het verklaren van landelijke trends van vogelsoorten wordt gebruik gemaakt van demografische gegevens die verzameld worden met het Meetnet Nestkaarten en het CES-project. Er worden koppelingen gemaakt met de veranderingen binnen de jaarlijkse BMP-indexen van broedvogels. In de broedvogelrapporten van Sovon wordt hier jaarlijks aandacht aan besteed, door enkele soorten uit te lichten. Het is ook zeker zinvol om dit op een meer gedetailleerd niveau te doen, namelijk van uw eigen CES-locatie. Van enkele plekken is bekend dat er naast het ringwerk ook broedvogeltelwerk plaatsvindt, en sommige ringers beschrijven dit ook in een jaarlijkse rapportage. Een compleet overzicht Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 ontbrak echter bij ons en zodoende hebben we aan alle CES-ringers gevraagd of er inventarisaties plaatsvinden. Het resultaat was als volgt: van de in totaal 85 geregistreerde CES-locaties bleken 40 sites niet meer actief, op 16 sites wordt vrijwel jaarlijks een inventarisatie gedaan, op 4 soms (bijv. eens in de 10 jr.), op 17 nooit en van 8 sites kregen we geen bericht. De nu volgende uitdaging is om de gegevens van de CES te gaan koppelen aan die van het BMP. Hier zijn we nu mee bezig. Verder willen we iedereen vooral aanmoedigen te blijven tellen en vooral ook ringers die nu nog geen broedvogels tellen, stimuleren om dit vooral wel te gaan doen! Habitat classificering Het afgelopen voorjaar heeft Eline Waalders, student Eco & Wildlife op het Helicon in Velp, zich bezig gehouden met het maken van een habitatclassificatie van zoveel mogelijk CES-locaties waarvan niets bekend was. Ook heeft ze de exacte netcoördinaten opgenomen, waarbij het middelpunt van de netten is genomen. Als basis fungeerde de door de BTO ontwikkelde methode van de classificering voor habitats. Voor een bepaald habitat ontstaat dan een BTO-code, waarmee gemakkelijk berekeningen uitgevoerd kunnen worden. De Engelstalige formulieren zijn door Eline bewerkt en vertaald in het Nederlands, waardoor ze erg bruikbaar zijn geworden. Het is nu goed mogelijk om zelf als ringer een beschrijving te maken van uw CES-plek. Naast de BTO-code, wordt er ook een code opgenomen van de Ecotopen-indeling van Nederland, afkomstig van de Vlinderstichting. Het ring-MUS project Het grootste gedeelte van de data van de ring-MUS projecten van 2013 is verzameld en verwerkt. Het project loopt inmiddels al drie jaar en heeft in deze drie jaar al flink wat gegevens opgeleverd. In totaal zijn er 36.152 nieuwe vogels geringd en zijn er 11.345 vogels teruggevangen. Het gemiddelde terugvangstpercentage ligt op 31%. Er zijn op dit moment 62 actieve ring-MUS locaties. Figuur 8. Gemiddeld aantal gevangen en teruggevangen vogels per ring-MUS locatie in 2011, 2012 en 2013. geringd en 4.326 teruggevangen. Wat huismussen betreft werden er in 2013 gemiddeld per locatie 51 geringd, 11 teruggevangen en werden er 37 afgelezen. Het jaar ervoor lag het gemiddelde aantal per locatie op 40 nieuwe huismussen, 15 terug vangsten en 45 aflezingen. Het totaal van 2013 lag op 2.360 nieuwe huismussen, 531 terugvangsten en 1.730 aflezingen. Er zijn 3 nieuwe kleuren bijgekomen in het kleurringpalet voor de huismussen naast de zes al bestaande kleuren. Nieuw zijn de kleuren oranje, paars en roze. Dankzij het invoeren van deze nieuwe kleuren kunnen de bestaande basispakketten uitgebreid worden met 180 nieuwe combinaties met de al bestaande basiskleur. Met de nieuwe kleuren kunnen bij een nieuwe basiskleur in totaal 324 combinaties gemaakt worden (was 144). Verder, wat erg belangrijk is, is dat met het verwerken van de gegevens naar voren is gekomen dat er waarschijnlijk af en toe fouten gemaakt worden bij het invoeren van terugvangsten en aflezingen in GRIEL. Let er bij het invoeren op dat de juiste codering gebruikt wordt. Dit dient de volgende codering te zijn bij een aflezing: met welk middel is de vogel geïdentificeerd: kleurring(en) en/of vlag(gen) conditie: levend, verdere lot bijvoorbeeld afgelezen met telescoop onbekend, Wanneer er alleen naar de huismussen gekeken wordt, dan zijn er de afgelopen drie jaar 6.436 nieuwe huismussen geringd, 2.201 teruggevangen en zijn er 5.871 afgelezen. Als we naar het totaal aantal soorten kijken dan zijn er sinds de start van het project 96 verschillende soorten vogels gevangen. De koolmees staat op 1, gevolgd door de pimpelmees en de merel. Afgelopen jaar werden er 80 verschillende soorten gevangen. omstandigheden: vogel geïdentificeerd m.b.v. genummerde en/of gekleurde pootring(en) In 2013 werden er gemiddeld 200 vogels per locatie gevangen en 70 teruggevangen. Het jaar ervoor lag dit aantal op respectievelijk 275 en 95 (figuur 8). In totaal werden er in het afgelopen jaar 12.519 vogels We constateren ook dat op een aantal ring-MUS locaties het aantal terugvangsten in verhouding tot het aantal ringvangsten juist bijzonder laag is (figuur 9). Hier kunnen twee dingen aan de hand zijn: Tenminste één van deze coderingen dient gebruikt te worden! Waneer deze coderingen niet worden gebruikt zijn in de database van het Vogeltrekstation de aflezingen niet van de echte terugvangsten te onderscheiden, hetgeen analyses bemoeilijkt. Het aandeel terugvangsten wordt dan veel hoger dan in werkelijkheid het geval is (figuur 9). Projecten-Nieuws nummer 6, maart 2014 1. Een (groot) deel van de terugvangsten zijn nog niet ingevoerd. Als dat het geval is zorgt u er dan voor dat deze terugvangsten zo spoedig mogelijk worden ingevoerd. 2. Door de aard van de locatie en/of de timing van uw vanginspanningen worden te weinig lokale vogels (broedvogels of overwinteraars) gevangen. De locatie is dan ongeschikt voor ring-MUS. Het kan zijn dat uw ring-MUS locatie op een plek ligt met een hoge ‘turn-over’aan vogels (bijvoorbeeld op een plek met gestuwde trek aan de kust), of dat u met name veel vangt in de trekperiode. In 2014 willen we meer te weten komen over het broedsucces en de verspreiding van de Spreeuw. Hiervoor is het van groot belang dat er spreeuwen worden geringd tijdens het broedseizoen. Verspreid over Nederland worden 100 speciale nestkasten opgehangen voorzien van een camera. Daarmee kunnen de lotgevallen van de broedsels op afstand gevolgd worden. De jonge spreeuwen in deze kasten worden allemaal gekleurringd. Hiervoor hebben zich veel ringers aangemeld, en op dit moment hebben we ringers voor alle camerakasten. Daarnaast wordt het ringen van nestjonge spreeuwen (en als het kan ook hun ouders!) in bijvoorbeeld uilenkasten gepromoot. De gebruikte ringen worden in het kader van het project vergoed. Ook hier worden voor een selectie van nesten kleurringen beschikbaar gesteld. Wilt u hier aan meedoen? Stuur dan een mailtje naar Eva Sterk die het werk in het kader van het Jaar van de Spreeuw vanuit Vogeltrekstation coördineert. Figuur 9. Aandeel terugvangsten op het totaal op alle ringMUS locaties, gerangschikt van laagste naar hoogste (let op: nummers geven niet het nummer van de locatie weer!). Sommige deelnemers aan ring-MUS klagen over de lage aantallen vogels. Hoewel we begrijpen dat het voor u als ringer minder bevredigend is als u weinig vangt, kan de waarde van dergelijke lokaties voor het ring-MUS project toch groot zijn. Wanneer u er in slaagt een groot deel van de lokale vogels te vangen en te ringen en met enige regelmaat reeds geringde vogels terugvangt, is het project waardevol, ook als het totaal aantal vangsten de 100 in een jaar niet overstijgt. Immers, uw eigen ring-MUS locatie is een radertje in het grote geheel, en samen met de andere locatie vormen uw vangsten een belangrijke bijdrage! Overig nieuws 2014 Jaar van de spreeuw De spreeuwenstand gaat vanaf eind jaren zeventig achteruit. Over de periode 1984-2012 is de broedpopulatie in Nederland zelfs met gemiddeld 4% per jaar afgenomen. Daardoor resteert momenteel minder dan 40% van de populatie van medio jaren tachtig. In de laatste tien jaar is de negatieve trend wat afgezwakt, maar bedraagt nog steeds meer dan 2% per jaar. We weten nog maar weinig over de oorzaken die aan de achteruitgang ten grondslag liggen. Feit is wel dat het ook in omringende landen slecht gaat met de Spreeuw. Op Europees niveau is de soort in de periode 1980-2011 met 52% afgenomen, en ten opzichte van 1990 met 6%. Vergoeding gebruikte ringen CES, RAS en ring-MUS 2013 Rond het verschijnen van deze nieuwsbrief ontvangt u ook de vergoeding voor de gebruikte ringen binnen het CES, RAS en ring-MUS over 2013. De vergoeding wordt net als vorige jaren uitgekeerd in de vorm van kortingscouponnen voor de webwinkel. Indien u verschillende couponnen binen één bestelling wilt combineren, neemt u dan even contact met ons op. Projectendag 2014 Op zaterdag 22 maart vindt de jaarlijkse projectendag plaats op het NIOO te Wageningen. Deze dag staat geheel in het teken van CES, RAS en ring-MUS met nieuws, lezingen en gelegeheid voor vragen en het uitwisselen van informatie. Traditiegetrouw de aftrap van het veldseizoen die u niet mag missen! Kijk op de website van Vogeltrekstation en meldt u aan. Let op, er kunnen maximaal 70 mensen meedoen, en vol is vol.
© Copyright 2024 ExpyDoc