“Recept voor duurzaam Varkensvlees”

“Recept voor duurzaam Varkensvlees”
Toonaangevende Nederlandse varkenshouderij zet verder in op productie van
duurzaam varkensvlees: zorgvuldig intensief en lokaal ingepast.
De samenwerkende Nederlandse varkenshouderijketen heeft haar gezamenlijke ambitie en
visie neergelegd in het rapport ‘Recept voor duurzaam varkensvlees’. Met deze visie sluit de
sector aan bij de conclusies en aanbevelingen van de Commissie-Van Doorn (Verbond van
Den Bosch) en het regeerakkoord van de huidige coalitie Rutte II. Dit toegespitst op de
varkensvleesketen. In deze aanvulling bevestigen organisaties in de varkensketen de visie
en onderstrepen die met acties en speerpunten.
Om hun ‘licence to produce’ in Nederland te versterken zal de varkenshouderijketen, naast
de huidige inzet, extra inspanningen leveren op duurzaamheidsgebied. Thema’s waarvoor
actieplannen zijn ontwikkeld zijn: Markt & consument, Gezond & transparant, Maatschappij &
omgeving en Varken & kringloop. Via een integrale, keten brede aanpak worden nieuwe,
eerlijke verdien- en waardemodellen ontwikkeld en nieuwe marktstrategieën uitgewerkt. Alle
duurzaamheidseisen krijgen hun inbedding in markconcepten, het vernieuwde
ketenkwaliteitssysteem voor de varkensketen en omgevingsvergunningen.
Bij deze marktgerichte en omgevingsgerichte ontwikkeling van de Nederlandse
varkenshouderij past geen systeem van dierrechten. Om de ingezette ontwikkelingen te
versterken moeten de schaarse middelen niet worden besteed aan het kopen van
varkensrechten. De afgelopen jaren heeft de varkenssector jaarlijks ruim € 40 miljoen aan
varkensrechten besteed. Dit geld is daarmee niet beschikbaar geweest voor de productie
van duurzaam varkensvlees. De samenwerkende ketenpartijen pleiten dan ook voor
intrekken van dierrechten. Daarbij wil de sector garanties verstrekken die er voor zorgen dat
de productie van fosfaat in de Nederlandse varkenshouderij niet boven het afgesproken
fosfaatplafond komt.
De inzet van de totale Nederlandse varkenssector is gericht op een zorgvuldige ontwikkeling
van varkenshouderijbedrijven met respect voor dier, omgeving en milieu. Om er voor te
zorgen dat de varkenshouderij, na het intrekken van de dierrechten in 2015, zich op
verantwoorde blijft ontwikkelen, worden de volgende maatregelen genomen.

De Nederlandse varkenssector vervult al een belangrijke rol bij het tot waarde
brengen van restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie door deze producten via
het voer om te zetten in kwalitatief hoogstaand varkensvlees. De varkenssector zet
in op het verder uitbouwen en versterken van deze ‘roze’ kringloop. Het varken als
kringloopdier zal verder worden gepositioneerd. Duurzaam veevoer, optimale
1






diergezondheid, efficiënt gebruik van mineralen en mestverwerking gericht op de
productie van kunstmestvervangers zijn de speerpunten van de sector.
Behoud van het fosfaatproductieplafond voor de varkenshouderij. De productie van
fosfaat uit de varkenshouderij vertoont al jaren een dalende tendens. Voor Nederland
is voor de varkenshouderij een plafond afgesproken van 40 miljoen kg fosfaat. De
productie zit daar op dit moment onder. De verwachting naar de toekomst is dat de
varkensstapel in Nederland als gevolg van ontwikkelingen vanuit de markt en een
stringent omgevingsbeleid niet of slechts minimaal zal toenemen.
Via het voerspoor zal de fosfaatproductie vanuit de varkenshouderij verder worden
teruggedrongen. Per 1 januari 2015 worden normen voor fosfaatefficiëntie ingevoerd.
Deze normen worden vastgelegd in de diverse keten- en marktconcepten waaronder
de CBL inkoopvoorwaarden. De controle en borging wordt geregeld via een module
bij het ketenkwaliteitsysteem voor de varkenshouderij IKB varken en Global-Gap. De
varkenshouderij beschikt hiermee over een systeem om de fosfaatefficiency te
optimaliseren en een geborgd sturingsmechanisme om het overschrijden van het
afgesproken fosfaatplafond te voorkomen.
Via de Meststoffenwet is vastgelegd dat alle varkensbedrijven een deel van hun
bedrijfsoverschot aan fosfaat uit dierlijke mest moeten verwerken. Uit de vernieuwde
wet volgt heel direct dat een varkenshouders geen dieren mag houden niet aan de
individuele plicht tot mestverwerking wordt voldaan. Uit inventarisaties van de
verwerkingscapaciteit blijkt dat er voor 2014 en 2015 voldoende operationele
capaciteit is om aan de individuele plicht te kunnen voldoen. Er lopen verschillende
initiatieven om de capaciteit voor verwerking van varkensmest te vergroten. De
bestaande en geplande mestverwerkingscapaciteit is geïnventariseerd in het plan
Koersvast 2020: voortvarend in verantwoordelijkheid. Binnenkort zal hierop een
update worden gegeven.
Bedrijven in de varkenshouderij die willen en, op basis van de omgevingsvergunning,
kunnen uitbreiden, komen overeenkomstig de methodiek in de melkveehouderij, voor
de keuze om of te investeren in grond of 100% verwerking van het extra overschot.
Deze werkwijze garandeert dat toename van de mestproductie op bedrijfsniveau
nooit zal leiden tot extra druk op het milieu.
De varkenshouderij gaat voor een zorgvuldige ontwikkeling op bedrijfsniveau waarbij
lokale inpassing centraal staat. In aansluiting op de huidige uitgebreide wet- en
regelgeving worden met overheden afspraken gemaakt binnen de
omgevingsvergunningen voor varkenshouderijbedrijven. Het gezinsbedrijf dient zich
altijd aan te passen in de aard en de schaal om de marge binnen de bedrijven op een
duurzaam pijl te houden. Dit maakt deel uit van een helder en uniform
vergunningenbeleid in heel Nederland. Hiermee wordt het vergunningenbeleid
bestendig en gericht op zorgvuldig en duurzaam produceren.
Volop wordt ingezet op marktgerichte innovaties gericht op nieuwe stalsystemen die
winst boeken op gebied van diergezondheid, dierenwelzijn, milieu en die geen risico
vormen voor de gezondheid van omwonenden van varkenshouderijbedrijven.
Implementatie van innovaties wordt gekoppeld aan nieuwe verdienmodellen in de
sector.
Regie en verantwoordelijkheid nemen
LTO, NVV, NAJK en de ketenorganisaties willen de toekomstvisie realiseren door samen
met partners in de keten te innoveren en zo verder te verduurzamen. De sector neemt zelf
2
haar verantwoordelijkheid om de gestelde duurzaamheidsdoelen te behalen. Er vindt een
jaarlijkse onafhankelijke monitoring en rapportage plaats. Dit zal plaatsvinden via een
platform met de sectorpartijen. Ook zal overleg met consumenten (retail) en Ngo’s
plaatsvinden.
De sector neemt zo nodig niet-vrijblijvende maatregelen als de ontwikkeling van de
varkenshouderij tot meer productie van mest en mineralen leidt dan de
milieurandvoorwaarden van de overheid toestaan. Zo gaat de sector werken met een ‘early
warning’ systeem voor de monitoring van het fosfaatplafond.
Beroep op vergunningverleners
LTO, NVV, NAJK, en de ketenorganisaties doen een beroep op regionale en lokale
vergunningverleners om bij het verlenen van nieuwe vergunningen rekening te houden met
deze toekomstvisie. Op de Gemeenten wordt een beroep gedaan om de snelle
vergunningverlening voor mestververwerkingsinitiatieven te realiseren. Dit geldt ook voor
kleinschalige initiatieven voor energiewinning gecombineerd met mestverwerking.
Doelstellingen en initiatieven
Op het gebied van duurzaamheid zijn er door de varkenshouderij en de gehele
varkenshouderijketen al aansprekende resultaten geboekt:
 Terugdringen van de mineralenproductie. Nadere informatie CBS
 Terugdringen van de ammoniakproductie. Zie bijlage 1
 Terugdringen van de productie van fijnstof. Zie bijlage 2
 Verwerken van bijproducten vanuit de voedingsmiddelenindustrie in veevoer: “Roze
kringloop”.
 Verminderen van het antibioticagebruik.
 Verder verbeteren van de energie-efficiëntie en het terugdringen van de CO2
footprint.
 Verder verbeteren van dierenwelzijn.
 Inpassing van bedrijven in het landelijk gebied.
In aansluiting op de bovengenoemde resultaten wordt door de sector verder gewerkt aan de
volgende zaken:
Dierenwelzijn
Inzet is om het natuurlijke gedrag van de varkens beter mogelijk te maken en de
routinematige ingrepen overbodig te maken. De Nederlandse wetgeving is op het gebied van
welzijn strenger dan de Europese wetgeving. Bovenwettelijke eisen worden via nieuwe
marktconcepten gerealiseerd. Daarbij moet sprake zijn van een degelijke wetenschappelijke
onderbouwing zodat geen eisen worden voorgesteld die het dierenwelzijn kunnen schaden
(bijvoorbeeld de 4 dagen eis). De sector zet in op de volgende speerpunten.
 Binnen nieuwe en bestaande huisvestingssystemen wordt meer invulling gegeven
aan de natuurlijke behoeftes van zeugen, biggen en vleesvarkens.
 Routinematig couperen van staarten terugdringen. Vanaf 2014 gaan varkenshouders
met o.a. overheid en dierbeschermingsorganisaties een plan van aanpak uitvoeren
met als doel om de staart langer te houden.
 Europees verbod voor castreren van beerbiggen. In Nederland wordt al ruim 50% van
de beerbiggen niet meer gecastreerd. Dit resultaat is een direct gevolg van de
Verklaring van Noordwijk. Hierin heeft de sector varkenshouderij nadrukkelijk haar
3


maatschappelijke verantwoordelijkheid genomen. Het streven is om voor 2018, in
Europees verband, op een verantwoorde wijze te stoppen met castreren van biggen.
Verdere marktacceptatie is hierbij richtinggevend. In het platform ‘boars heading voor
2018’ nemen de Dierenbescherming en de Nederlandse Varkenshouderij initiatieven
om een Europees verbod op castreren te realiseren.
Als onderdeel van marktconcepten beperken van transportafstanden voor biggen en
vleesvarkens en invoering van Comfort Class transport
Natuurlijk dag- en nacht ritme in de stallen.
Diergezondheid (One health)
Door de sector varkenshouderij wordt nadrukkelijk ingezet op het verbeteren van de
gezondheid van de dieren en daarmee van de directe omgeving (mens). De Nederlandse
varkenshouderij en haar producten zijn veilig voor de gezondheid van mensen. Verder
garanderen van de dier- en humane gezondheid wordt bereikt door strengere eisen te
stellen. De sector zet in op de volgende speerpunten.
 De doelstelling van 50% reductie van antibioticagebruik in 2013 (t.o.v. peiljaar 2009)
werd al in 2012 bereikt. Nieuwe doelstelling is 70% reductie in 2015. Uitgangspunt is
een verantwoord antibioticagebruik. Daarnaast is de doelstelling om het gebruik van
antibiotica die belangrijk zijn voor de humane gezondheid volledig uit te faseren voor
gebruik in de varkenshouderij per 2015.
 Voor een gezonde en schone omgeving is er een duidelijke ambitie om de
hoeveelheid fijn stof verder terug te dringen. Het streven is de norm van 31g/dier/jaar
in 2020. In 2013 wordt verkend hoe de normen haalbaar en betaalbaar ingevoerd
kunnen worden. Door de inzet van luchtwassers is de uitstoot fijn stof vanuit de
varkenshouderij al sterk gereduceerd. Nadere gegevens hierover in de bijlage.
 Vernieuwing en uitbreiding van het ketenkwaliteitssysteem varkenshouderij.
Bijzondere aandacht daarbij voor versterking van de contactstructuur (VVL-regeling)
en implementatie van de aanbevelingen van de Taskforce voedselveiligheid.
Milieu en klimaat
De varkenshouderij voldoet aan hoge wettelijke eisen. De uitstoot van ammoniak en geur
wordt hiermee tot een minimum beperkt. Onderzocht wordt of, onder meer door bestrijding
aan de bron (varkenstoilet), of de uitstoot in vernieuwde stalsystemen nog verder terug kan
worden gedrongen. Dit in samenhang met terugdringen van fijnstof en het beperken van
uitstoot van ziektekiemen.
Fosfaat wordt wereldwijd schaarser en het is belangrijk om hiermee in de varkenshouderij
zo efficiënt mogelijk om te gaan. Sturen op fosfaatefficiency werkt ook gunstig uit op
voerbenutting in algemene zin. Betere voerbenutting betekent ook een forse winst in het
kader van Carbon Footprint.
Vanaf 1990 is door het verduurzamen van de bedrijfsvoering van varkenshouderijbedrijven
het energieverbruik met ongeveer de helft terug gedrongen. Dit is een gevolg van de
besparende maatregelen die varkenshouders hebben genomen, zoals de toepassing van
frequentieregelaars en hoog frequentie verlichting.
De sector zet in op de volgende speerpunten.
4






Per 1 januari 2015 wordt er een fosfaatefficiency geboekt van minimaal 41% voor
vleesvarkens en 37% voor zeugen, beren, opfokzeugen en biggen via
marktconcepten (CBL inkoopvoorwaarden).
Terugdringen van volume veevoedergrondstoffen uit derde landen in
varkensvoeders en gebruik van duurzame veevoeder grondstoffen.
Per 2015 is er een 100% gebruik van verantwoorde soja in veevoer in
marktconcepten (CBL inkoopvoorwaarden). Voor 2020 is de doelstelling om voor al
het varkensvoer uitsluitend duurzame soja te gebruiken.
Het verhogen van het aandeel van Europese eiwitten en alternatieven in het diervoer,
onder voorwaarden dat dit duurzamer is een verlaging van de Carbon Footprint met
zich meebrengt.
De varkenshouderij zet in op het verder verbeteren van de energie-efficiëntie en het
verlagen van de CO2 footprint. In dit kader vindt samenwerking en afstemming met de
overheid plaats via het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.
De varkenshouderij zet in op opwekking en gebruik van duurzame energie. Daarbij
hoort ook het verduurzamen van de benodigde energie om stallen te verwarmen. De
varkenshouderij loopt momenteel al voorop op het gebied van opwekking van
duurzame energie en is nu al voor ongeveer een kwart van de bedrijven en de gehele
keten energieneutraal.
Omgeving en omvang bedrijven
De varkenshouderij levert een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van een vitaal platteland.
Varkensbedrijven horen dan ook in het landelijk gebied. Voor versterking van de continuïteit
van de bedrijven worden nieuwe verbindingen gelegd met hun omgeving. Inzet is gericht op
goede lokale inpassing, een actieve dialoog met de omgeving en verdere vergroting van de
maatschappelijke waardering door open en transparant te zijn. De afspraken hiervoor
worden vastgelegd en geborgd via de omgevingsvergunning.
Uitgangspunt is en blijft het familiebedrijf. Ontwikkeling van bedrijven in de sector is nodig is
om te kunnen investeren in duurzame en maatschappelijk gewaardeerde productie.
Bedrijven moeten de ruimte te krijgen om zich autonoom aan te passen in aard en schaal om
een toekomstbestendig bedrijf te houden. Aangetekend dient te worden dat aanpassingen op
gebied van dierenwelzijn en verwerking van mineralen ook meer ruimte gaan vragen. Dit
alles wordt vastgelegd in de omgevingsvergunningen er zal hierdoor rekening gehouden
moeten worden dat dit per definitie grotere bouwblokken op maat noodzakelijk maakt.
Zeggen wat je doet, doen wat je zegt
De uitvoeringsstrategie van “Recept voor duurzaam varkensvlees” bestaat uit vier stappen:
stimuleren van innovatie, beschikbaar maken van kennis en instrumenten, monitoring en
niet-vrijblijvende, bovenwettelijke maatregelen. Het pakket aan maatregelen en de borging
van de kwaliteit zal plaatsvinden via een sterk en vernieuwd ketenkwaliteitsysteem. Met de
Nederlandse supermarkten, slachterijen en vleesverwerking worden afspraken gemaakt voor
sluitende kanalisatie en borging van productkwaliteit en productstromen van boer tot en met
het winkelschap. Daarbij horen nieuwe waarde- en verdienmodellen.
Toonaangevend
De Nederlandse varkenshouderij is al toonaangevend en zal dat door de inspanningen in het
kader van “Recept voor duurzaam Varkensvlees” ook blijven.
5
Nadere informatie over alle initiatieven en projecten die lopen in het kader van de
innovatieve duurzame varkensvleesketen is beschikbaar op de website
http://www.innovatievarkensvleesketen.nl/
De volgende organisaties tekenen voor een toonaangevende en duurzame
varkenshouderij
LTO-vakgroep Varkenshouderij
Nederlandse Vakbond Varkenshouderij
Maarten Rooijakkers
Voorzitter
Theo Duteweerd
Voorzitter
Nederlands Agrarisch
Jongeren Contact
Centrale Organisatie voor de Vleessector
Annet van den Akker
Jos Goebbels
Dagelijks bestuur NAJK
Portefeuille intensief
Voorzitter
Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie
Rabobank Nederland
Henk Flipsen
Directeur
Ruud Huirne
Directeur Food & Agri
ABN/AMRO
Wilbert Hilkens
Sector Manager dierlijke productie
ABN AMRO
6
Bijlage 1
Ontwikkeling ammoniakuitstoot varkenshouderij
Op stoppers na, dienen alle bedrijven per 1 januari 2013 emissiearme stallen te hebben. Op
1 april 2012 waren ongeveer nog 25% van de varkens gehuisvest op bedrijven met alleen
traditionele stallen. Daarnaast moet mest emissiearm worden aangewend. Ten opzichte van
1990 is de emissie met meer dan 80% gedaald. In 2012 bedroeg de ammoniakemissie uit de
varkenshouderij18,0 miljoen kg ammoniak. Dat is 20% lager dan de ammoniakemissie in
2010. In 2013 heeft een verdere verlaging plaatsgevonden.
Volgens het CBS waren op 1 april 2012, 72% van de vleesvarkens en 78% van de zeugen
gehuisvest op bedrijven met emissiearme huisvestingssystemen. Het aantal varkens dat
gehuisvest wordt in stallen met luchtwassers is flink gestegen. In twee jaar tijd bij
vleesvarkens van 22 naar 36% in 2012 en bij zeugen van 21 naar 35%.
Door emissiearmere aanwendtechnieken is eind vorige eeuw de emissie bij het aanwenden
van varkensmest met 75% gedaald. Deze daling zette zich de laatste jaren door, omdat
steeds meer varkensmest wordt geëxporteerd.
Emissie van ammoniak (kton NH3) uit varkensmest naar bron, 1990-2012
Bron: Emissieregistratie.nl
7
Bijlage 2
Ontwikkelingen uitstoot fijnstof varkenshouderij
De fijnstofemissie (in PM10) uit de land- en tuinbouw was ruim 6 miljoen kg in 2012. Voor het
eerst sinds 1995 is de fijnstofemissie uit de land- en tuinbouw gedaald. Twee derde van die
emissie wordt veroorzaakt door de pluimveehouderij en bijna 20% door de varkenshouderij.
Een hoge concentratie fijnstofemissie kan problemen opleveren voor de volksgezondheid.
Fijnstof is dus vooral een probleem in gebieden waar de emissie hoog is. De landbouw was
in 2012 verantwoordelijk voor ruim 15% van de PM10 emissie.
Het aandeel van de varkenshouderij in de fijnstofemissie en ook de hoeveelheid neemt af.
Fijnstofemissie (ton PM10) uit de land- en tuinbouw naar herkomst, 1990-2012
Bron: Emissieregistratie.nl
Fijnstofemissie (ton PM10) uit veehouderij, 1990-2012
1990
pluimveehouderij 1754
varkenshouderij 1679
rundveehouderij 305
overige
880
1995
1801
1724
201
856
2000
2474
1575
177
764
2005
3017
1341
202
783
2010
3597
1343
204
789
2011
4165
1207
184
750
2012
4046
1188
186
744
8