NTFR 2014-1979 - All Arts Belastingadviseurs

2014/1979
INTERNATIONAAL EN EUROPEES
NTFR 2014/1979
Internationaal en Europees
Update 2014 van het OESO-Modelverdrag
aanvaard
OECD 16 juli 2014, Rapport
Wetsartikelen: OESO-Modelverdrag
Samenvatting
De OESO-raad heeft de Update 2014 van het OESO-Modelverdrag goedgekeurd. Deze Update bevat wijzigingen van
dit Modelverdrag en (vooral) het commentaar daarop die
voortvloeien uit eerder gepubliceerde discussiestukken.
Deze zien op de uitwisseling van inlichtingen (art. 26), de
toepassing van art. 17 (artiesten en sporters), het begrip
‘beneficial owner’, verdragsaspecten van de handel in
emissierechten en de behandeling onder belastingverdragen
van vergoedingen bij het einde van een dienstbetrekking.
Daarnaast wordt een aantal technische wijzigingen aangebracht en zijn er wijzigingen in de observaties van de OESOleden en de niet-OESO-landen die hun positie kenbaar
hebben gemaakt. De rapporten over de behandeling van
emissierechten en de toepassing van art. 17 worden toegevoegd aan de uitgebreide versie van het OESO-Modelverdrag
en hebben we eveneens als brondocument opgenomen.
Het OESO-Modelverdrag dient voor veel landen als de basis
bij hun verdragsonderhandelingen. Het OESO-commentaar
speelt een belangrijke rol bij de uitleg en toepassing van
belastingverdragen.
COMMENTAAR
MOLENAAR1
Artiesten en sporters in de 2014 Update van het OESO Modelverdrag
De Update van het OESO-Modelverdrag bevat veel wijzigingen
in het commentaar op art. 17 voor artiesten en sporters. Na
de Discussion Draft van april 2010 had Nederland binnen de
OESO bepleit om art. 17 uit het OESO-Modelverdrag te
schrappen, in vervolg op de eenzijdige vrijstelling die Nederland al sinds 2007 in art. 5a en 5b Wet LB 1964 voor buitenlandse artiesten, sporters en gezelschappen uit verdragslanden heeft opgenomen. Maar dit voorstel heeft het helaas niet
gehaald, zoals te lezen valt in par. 5 van het OESO-rapport
‘Issues related to Article 17 of the Model Tax Convention’ van
26 juni 2014. Dat is teleurstellend, want de Nederlandse vrijstelling wordt alom geroemd in de artiesten- en sporterswereld, omdat daarmee het risico van dubbele belastingheffing
vverdwenen is, maar belastingontwijking nog steeds wordt
tegengegaan. Helaas is de OESO daar niet in meegegaan.
Het commentaar op art. 17 is nu qua tekst ongeveer verdubbeld, vooral met verduidelijkingen over wie als artiest (‘entertainer’) en sporter (‘sportsperson’) gezien worden, zoals
sprekers op congressen en fotomodellen. Verder gaat het
over sponsoring- en endorsementinkomsten, waarvoor in het
VK (over de tennisser Andre Agassi) en de VS (over de golfers
Retief Gosen en Sergio Garcia) al procedures werden gewonnen door de belastingautoriteiten. Ook bespreekt het commentaar nu voor het eerst image rights en uitzendrechten.
1
26
Dr. D. Molenaar is werkzaam bij All Arts Belastingadviseurs en
verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
7 augustus 2014
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
INTERNATIONAAL EN EUROPEES
2014/1979
De uitzonderingen op art. 17 zijn uitgebreid met de mogelijkheden om betalingen aan werknemers buiten art. 17 te houden
en onder art. 15 te laten vallen (par. 2 en 14.1 van het commentaar), een vrijstelling van bronheffing onder een bepaald
inkomen per jaar te geven (voorstel ca. € 17.000 per jaar),
waardoor de normale regels van art. 7 en 15 gaan gelden
(par. 10.1 t/m 10.4 van het commentaar), naast de reeds bestaande mogelijkheid tot kostenaftrek (par. 10 commentaar)
en de veel gebruikte mogelijkheid om gesubsidieerde artiesten
en sporters niet onder art. 17 te laten vallen (par. 14 commentaar).
De vraag is wat Nederland nu gaat doen. In de Notitie Fiscaal
Verdragsbeleid van februari 2011, NTFR 2011/467, staat dat
Nederland bij voorkeur geen art. 17 meer wil opnemen in
nieuwe verdragen, maar in de praktijk komt daar weinig van
terecht (alleen in het verdrag met Ethiopië, NTFR 2013/1182)
en lijkt de staatssecretaris van Financiën daar ook op teruggekomen te zijn, gezien zijn toelichting op het nieuwe verdrag
met Duitsland (NTFR 2014/553). De Nederlandse artiesten en
sporters vinden dat de regering veel meer moet doen dan tot
nu toe, want anders blijven zij fiscaal slechter behandeld
worden dan de buitenlanders die hier komen optreden (zie
ook ‘Nederland benadeelt zijn eigen artiesten en sporters’ in
NTFR 2008/2473). De OESO biedt Nederland met de 2014
Update daarvoor nieuwe mogelijkheden.
COMMENTAAR
DE REDACTIE1
Het OESO-Modelverdrag is geen juridisch bindend instrument
in Nederland, alleen de daadwerkelijk afgesloten belastingverdragen zijn in dit opzicht relevant. Toch heeft dit Modelverdrag, en het OESO-commentaar daarbij, belangrijke betekenis
voor de internationale fiscale praktijk. Zo hanteren veel landen,
waaronder Nederland, het OESO-Modelverdrag als uitgangspunt bij hun verdragsonderhandelingen, zij het dat elk land
zijn eigen afwijkingen kent, gebaseerd op het nationale fiscale
en verdragsbeleid. Daarnaast speelt het OESO-commentaar
een belangrijke rol bij de uitleg en toepassing van de (vele)
verdragsbepalingen uit de daadwerkelijk afgesloten belastingverdragen die zijn gebaseerd op het OESO-Modelverdrag. Dit
geldt in elk geval voor de verdragen die na het tot stand komen van het relevante commentaar worden afgesloten. De
doorwerking van nieuw OESO-commentaar naar de op het
moment van totstandkoming daarvan al bestaande verdragen
is minder eenduidig (dynamische versus statische interpretatie). Een verdere beschouwing hierover gaat evenwel het bestek van dit commentaar te buiten.
Het OESO-Modelverdrag en het commentaar worden regelmatig aangepast, bijvoorbeeld aan nieuwe ontwikkelingen in
de praktijk of omdat is gebleken dat over de verdragstoepassing op bepaalde punten onduidelijkheid bestaat. Het OESOcommentaar geeft dan aan hoe de (OESO-)landen het verdrag
zullen toepassen (tenzij een land een voorbehoud heeft gemaakt). De onderhavige Update bevat enige onderwerpen
die van direct belang (kunnen) zijn voor de internationale
praktijk in Nederland. In het navolgende zullen wij kort enige
hoofdlijnen uit de Update aangeven, voor de volledige teksten
zij verwezen naar de brondocumenten. Op de wijzigingen in
het OESO-commentaar op art. 17 (sporters en artiesten) zal
in een separaat commentaar worden ingegaan. Naar wij
aannemen zal verder de komende tijd in de vakliteratuur zeker
1
nader aandacht worden besteed aan de inhoud en betekenis
van – onderdelen van – de Update 2014.
Emissierechten
In nieuw commentaar bij de artikelen 6, 7 en 8 van het OESOModelverdrag wordt ingegaan op de behandeling onder belastingverdragen van emissierechten die worden uitgegeven
in het kader van programma’s om de uitstoot van broeikasgassen en de opwarming van de aarde tegen te gaan. Hierbij
wordt tevens verwezen naar een apart rapport daarover. Inkomen behaald bij de uitgifte en verhandeling van dergelijke
emissierechten zal, aldus het nieuwe commentaar, in de regel
onder de art. 7 en 13 vallen. Dergelijke inkomsten kunnen
echter ook onder art. 6 (indien het gaat om land- en bosbouwbedrijven), art. 8 (indien het gaat om internationale lucht- en
scheepvaartbedrijven) of art. 21 vallen.
Beneficial owner
Ingevolge de artikelen 10, 11 en 12 van het OESO-Modelverdrag bestaat recht op vermindering van de bronstaatheffing
indien de in het andere land wonende of gevestigde ontvanger
van de dividenden, interest of royalty’s tevens de uiteindelijk
gerechtigde (beneficial owner) van deze inkomsten is. Een
(tussen)persoon die de inkomsten namens een ander ontvangt, zoals een agent, vertegenwoordiger of bepaalde (substance-loze) doorstromers, wordt niet als beneficial owner
aangemerkt. Het vereiste is aldus gericht tegen bepaalde
vormen van ‘treaty shopping’. In nieuw toegevoegd commentaar wordt aangegeven dat het begrip beneficial owner niet
op de beperkte, technische manier mag worden uitgelegd
waarin het wordt gebruikt in de nationale (trust)wetgeving
van bepaalde landen. Van belang is dat het recht van de ontvanger om het dividend, de interest of de royalty zelf te gebruiken en hierover te beschikken niet mag zijn beperkt door
een juridische verplichting om de inkomsten door te betalen.
Het bestaan van een dergelijke verplichting zal meestal kunnen
worden afgeleid uit juridische documenten, maar kan ook
worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden. Aan de
andere kant wordt aangegeven dat contractuele of juridische
verplichtingen bij de ontvanger die niet direct samenhangen
met de ontvangst van een betaling en die de ontvanger bijvoorbeeld heeft als schuldenaar, als partij bij een financiële
transactie of op basis van een pensioenregeling, niet aan het
zijn van beneficial owner in de weg hoeven te staan. Voorts
wordt aangegeven dat het vereiste van beneficial owner niet
in de weg staat aan het gebruik van andere instrumenten om
oneigenlijk gebruik van verdragen tegen te gaan, zoals specifieke verdragsbepalingen en nationale antimisbruikregels.
Op zichzelf valt niet bij voorbaat in te schatten in hoeverre
het nieuwe commentaar inzake het begrip beneficial owner
tot een verstrakking van de verdragsuitleg door bronlanden
zal leiden. Dit zal er uiteraard van afhangen hoe landen, en
eventueel de rechters aldaar, de nieuwe teksten gaan invullen
(en welke betekenis aan het OESO-commentaar wordt gehecht). De omstandigheid dat de nadere uitwerking van het
begrip beneficial owner uitdrukkelijk mede in het kader van
het tegengaan van oneigenlijk gebruik van verdragen wordt
geplaatst, doet evenwel vermoeden dat zeker een aantal landen kritischer zal gaan kijken naar wat zij zien als doorstroomstructuren.
Onder verantwoordelijkheid van de redactie
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
7 augustus 2014
27
2014/1979
INTERNATIONAAL EN EUROPEES
Vergoedingen bij of na beëindiging dienstbetrekking
In nieuw toegevoegd commentaar bij art. 15 (inkomsten uit
dienstbetrekking), wordt (vrij) uitgebreid ingegaan op de behandeling onder belastingverdragen van allerlei betalingen
die bij of na de beëindiging van een dienstbetrekking worden
gedaan (niet zijnde betalingen die onder het pensioenartikel
vallen). Het is dan van belang om aan de hand van de feiten
en omstandigheden te bezien in hoeverre sprake is van salarissen en soortgelijke beloningen die onder art. 15 vallen en
in hoeverre de inkomsten alsdan kunnen worden toegerekend
aan de in een bepaalde staat uitgeoefende dienstbetrekking.
In het navolgende geven we enige hoofdlijnen uit het nieuwe
commentaar; voor een volledig overzicht met alle nuances
zij verwezen naar de brondocumenten.
- Betalingen voor ongebruikte vakantiedagen/ziektedagen
die zijn opgekomen in het laatste jaar van de dienstbetrekking moeten worden toegerekend aan de werkzaamheden
die deze dagen opleverden. Ongebruikte vakantiedagen/ziektedagen uit eerdere perioden worden in beginsel
toegerekend aan de werkzaamheden van de laatste twaalf
maanden. Indien in die periode in verschillende landen
is gewerkt, worden ze pro rata toegerekend aan die
werkzaamheden. Een uitzondering geldt indien feiten en
omstandigheden tot een andere toedeling nopen, bijvoorbeeld indien de dagen concreet zijn toe te rekenen aan
werkzaamheden in een eerdere periode. Voor zover de
vakantiedagen al bij toekenning zijn belast, moet hier rekening mee worden gehouden.
- Betalingen gedurende een opzegperiode waarin niet hoeft
te worden gewerkt, kunnen in de regel worden toegerekend aan de staat waarin de werkzaamheden anders
zouden zijn verricht.
- Ontslaguitkeringen kunnen in beginsel, behoudens bijzondere omstandigheden die op een andere toerekening
wijzen, worden toegerekend aan de door de werknemer
verrichte werkzaamheden in de laatste twaalf maanden.
Indien deze werkzaamheden in verschillende staten zijn
verricht, wordt de uitkering pro rata toegerekend.
- Schadevergoedingen wegens discriminatie of reputatieschade zullen in de regel onder art. 21 (overige inkomsten)
vallen. Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen na beëindiging
van de dienstbetrekking kunnen, afhankelijk van de feiten
en omstandigheden, onder diverse artikelen vallen (zoals
art. 15, 17, 18, 19 of 21).
- Na de beëindiging van een dienstbetrekking gedane betalingen wegens een non-concurrentiebeding zullen veelal
niet toerekenbaar zijn aan concrete werkzaamheden en
dan alleen belastbaar zijn in de woonstaat. Als de betalingen echter feitelijk een beloning zijn voor in het verleden
verrichte arbeid, bijvoorbeeld indien het non-concurrentiebeding geen reële betekenis heeft, zijn deze belastbaar
in de voormalige werkstaat.
- Terugbetalingen van pensioenpremies mogen worden
belast in de staat waar de werkzaamheden werden verricht
ter zake waarvan die premies werden betaald.
- Allerlei uitgestelde beloningen die aan bepaalde werkzaamheden in het verleden kunnen worden toegerekend,
mogen door de staat waar die werkzaamheden werden
verricht, worden belast. Daarbij moet wel rekening worden
gehouden met een eventuele directe belastingheffing in
het verleden. Inkomsten uit levensverzekering of ziektekostenverzekeringen die een zekere periode na de afloop
van de dienstbetrekking doorlopen, kunnen in de regel
worden toegerekend aan de staat waar de werkzaamheden
werden verricht toen de dienstbetrekking werd beëindigd.
De in het nieuwe OESO-commentaar omschreven benadering
rond de betalingen bij beëindiging van een dienstbetrekking
vertoont overeenkomsten met de wijze waarop in de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt omgegaan met ontslagvergoedingen en vergoedingen wegens het op non-actief gesteld
zijn. Maar er lijken ook verschillen te zijn. Zo wijkt de toerekening aan een periode van twaalf maanden voorafgaande aan
het einde van de dienstbetrekking af van de periode van vier
jaar die in de jurisprudentie wel wordt gehanteerd. De vraag
is dan in hoeverre het nieuwe commentaar aanleiding zal zijn
voor aanpassing van voornoemde jurisprudentie, met name
onder de bestaande verdragen. Houdt de fiscale rechter vast
aan de tot op heden ontwikkelde lijnen, dan kan dit leiden tot
situaties van dubbele belasting en dubbele niet-belasting.
Voor situaties van dubbele belasting zal dan, naar wij aannemen, in onderling overleg tussen de relevante staten een
oplossing kunnen worden gevonden langs de door de OESO
ontwikkelde lijnen. Dat zal lastiger zijn voor situaties van
dubbele niet-belasting, indien de belastingplichtige kan kiezen
voor de benadering uit het commentaar of de benadering in
de jurisprudentie indien deze gunstiger is.
28
7 augustus 2014
Inlichtingenuitwisseling
In art. 26 OESO-Modelverdrag en in het commentaar daarop
worden de wijzigingen aangebracht die reeds op 17 juli 2012
door de OESO waren aanvaard. In een nieuwe volzin in art.
26, lid 2, OESO-Modelverdrag wordt tot uitdrukking gebracht
dat landen uitgewisselde informatie ook voor andere dan
fiscale doeleinden mogen gebruiken indien de wetgeving in
beide landen hierin voorziet en de bevoegde autoriteit van
het land dat de gegevens heeft verstrekt hiervoor toestemming geeft. In het commentaar wordt onder meer het vereiste
voor uitwisseling op verzoek, dat de informatie ‘foreseeable
relevant’ is, nader uitgewerkt en wordt ingegaan op het begrip
‘fishing expeditions’.
Varia
- In het commentaar op art. 11 (interest) wordt nader ingegaan op het begrip interest. Hierbij wordt onder meer
aangegeven dat voordelen die niet zijn toe te rekenen aan
het verschil tussen hetgeen de uitgever van de lening
ontvangt en terugbetaalt, niet als rente kan worden aangemerkt. Te denken valt aan het voordeel dat een houder
van een obligatie behaalt bij de vervreemding ervan boven
de nominale waarde aan een derde (mits dit voordeel niet
toe te rekenen is aan aangegroeide rente of een uitgifte
boven of beneden nominale waarde). Opvallend is dat,
waar in sommige landen de praktijk bestaat om als bronland de aangegroeide rente te belasten bij bijvoorbeeld
vervreemding van de rentedragende titel aan een vrijgestelde entiteit, in het nieuwe commentaar expliciet wordt
aangegeven dat deze aangegroeide rente onder het renteartikel valt. De rente mag dan bij latere daadwerkelijke
betaling niet nog een keer worden belast.
- In het commentaar op art. 13 (vermogenswinsten) wordt
tot uitdrukking gebracht dat indien een staat op grond
van een (nieuw) verdrag het recht heeft bepaalde vermogenswinsten te belasten, dit recht ziet op de vermogenswinst als geheel en niet is beperkt tot de aangroei na de
totstandkoming van het verdrag. Dit geldt ook indien het
nieuwe verdrag in de plaats komt van een ander verdrag
dat dit recht op belastingheffing niet aan die staat toewees. Het voorgaande is alleen anders indien een specifieke overgangsregeling is getroffen.
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
INTERNATIONAAL EN EUROPEES
-
-
2014/1979
De bronstaat mag voordelen uit de inkoop van aandelen
of bij de liquidatie van een vennootschap onder toepassing van het dividendartikel in de heffing betrekken indien
deze voordelen naar nationaal recht als dividend worden
behandeld. In het commentaar op art. 13 wordt tot uitdrukking gebracht dat de woonstaat van de genieter van het
dividend alsdan voorkoming van dubbele belasting moet
verlenen, ook al betrekt deze woonstaat dergelijke voordelen als vermogenswinsten in de heffing.
In het commentaar op art. 15 (inkomsten uit dienstbetrekking) wordt het begrip ‘fiscal year concerned’ nader uitgewerkt.
commentaar daarop aangepast. Ook in de – bij het OESOModelverdrag kenbaar gemaakte – posities van een aantal
niet-OESO-landen ten opzichte van het OESO-Modelverdrag
worden wijzigingen aangebracht.
Brondocumenten
• Notitie OECD inzake update OESO modelverdrag van
15 juli 2014
• Rapport verdragsaspecten handel in emissierechten van
26 juni 2014
• Rapport art. 17-OESO modelverdrag van 26 juni 2014
Bekijk het artikel online voor extra informatie
Ten slotte wordt in de 2014 Update een aantal voorbehouden
van OESO-landen bij het OESO-Modelverdrag en bij het
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
7 augustus 2014
29