Jaarverslag Ondernemingskamer 2013

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
jaarcijfers enjaarverslag 2013
I’’
II
“EO
S
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
Hierbij bieden wij u het jaarverslag van de Ondernemingskamer over het jaar
2
2013
aan.
Amsterdam, oktober 2014
mr. P. Ingelse
Voorzitter
Wees
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
3
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING
4
II.
HET JAAR 2013 IN VOGELVLUCHT
5
1.
2.
3.
4.
5.
6.
III
W.
Verhuizing
Wetswijziging
Het jaar in cijfers
Opvallende zaken
Bezetting
Vooruitblik
JAARCIJFERS
1.
Algemeen
2. Verzoekschriftprocedures
3. Rolprocedures
4. Enkele doorloopcijfers
5. Verzameltabellen
6. Kerncijfers
20
JAARVERSLAG
21
Bezetting
2. Over de cijfers
3. Publicatie
4. Zittingsdag
5. Enkele opvallende zaken en kwesties
1.
7
7
9
14
15
18
21
21
22
22
23
V.
ORGANISATIE
27
VI.
CONTACTGEGEVENS
28
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
4
1. INLEIDING
De Ondernemingskamer behandelt
globaal gesproken
geschillen die zich voordoen binnen
rechtspersonen. Niet alle geschillen van die aard, maar uitsluitend die, die de wetgever aan haar heeft
toebedeeld. Dat levert ruim 30 over diverse wetten verspreide taken op. Daarvan vormen het
enquêterecht (artikel 2:344 en volgende BW) en het medezeggenschapsrecht (vooral de artikelen 25 en
26 Wet op de ondernemingsraden) qua aantal behandelde zaken verreweg de belangrijkste. De
Ondernemingskamer behandelt voorts
onder
meer vorderingen
uitkoop
van
tot
minderheidsaandeelhouders (artikel 2:92a, oia en 359C en d BW) en verzoeken tot correctie van de
jaarrekening, het jaarverslag of de daaraan toe te voegen overige gegevens van beursgenoteerde
vennootschappen (artikel 2:447 en volgende BW).
—
—
De Ondernemingskamer is landelijk bevoegd maar maakt deel uit van het gerechtshof te Amsterdam. In
de meeste zaken vormt de Ondernemingskamer de enige feitelijke aanleg. De procedure bij de
Ondernemingskamer wordt gekenmerkt door flexibiliteit, informeel karakter, deskundigheid en
snelheid, dit laatste waar mogelijk en zeker waar nodig. De deskundigheid wordt in sterke mate
bevorderd, doordat aan de Ondernemingskamer een aantal raden(plaatsvervanger) verbonden is.
Hoewel vanuit het perspectief van de rechtspraak in enge zin leken, beschikken deze raden op de
terreinen waarop de Ondernemingskarner bevoegd is over hoogwaardige kennis en ervaring. Hun
deskundigheid op onder meer financieel terrein, medezeggenschap en op het punt van corporate
governance speelt een cruciale rol in de rechtspraak van de Ondernemingskarner. De
Ondernemingskamer behandelt en beslist de aan haar voorgelegde zaken, een enkele uitzondering
daargelaten, steeds in meervoudige samenstelling: drie beroepsrechters en twee raden. Uitspraken van
de Ondernemingskamer kunnen diep ingrijpen in rechtspersonen en ondernemingen.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
5
II. HET JAAR 2013 IN VOGELVLUCHT
1.
Verhuizing
In het voorjaar van 2013 heeft het Gerechtshof het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht verlaten en
ingeruild voor een eigentijds onderkomen aan het IJ in Amsterdam. De Ondernemingskamer was vele
jaren met haar griffie gevestigd in de zevenprovinciënpanden “Vriesland” en “Groeningen” tegenover
het oude Paleis en is met de verhuizing naar het nieuwe Paleis herenigd met de overige onderdelen van
het Gerechtshof.
2. Wetswijziging
Op 1januari 2013 is de Wet aanpassing enquêterecht in werking getreden. Met deze wet zijn een aantal
onderdelen van het enquêterecht aangepast. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
•
de aanscherping van de criteria voor de toegang tot het enquêterecht;
•
de rechtspersoon zelf krijgt het recht een enquêteprocedure te initiëren;
•
de curator van rechtspersoon is bevoegd een enquêteverzoek in te dienen;
•
de regeling inzake de onmiddellijke voorzieningen is verder uitgewerkt;
•
bij het gelasten van een onderzoek wordt tegelijkertijd een raadsheer-commissaris benoemd; en
•
het aansprakelijkheidsrisico van de onderzoekers is beperkt.
Uit de cijfers over 20131 blijkt niet dat dit tot een wijziging in het aantal aangebrachte zaken of uitspraken
heeft geleid.
3. Het jaar in cijfers
In hoofdstuk III treft u de aantallen ingekomen en afgedane zaken in 2013 aan. Daaruit blijkt ten
opzichte van 2012 een lichte stijging van het aantal aangebrachte zaken en een daling van het aantal
intrekkingen, hetgeen (mogelijk) de stijging van het aantal mondelinge behandelingen zou verklaren. In
2012 vond een soortgelijke, zij het iets matiger ontwikkeling ten opzichte van 2011 plaats. Het aantal
enquêteverzoeken is licht gestegen (+3) terwijl het aantal verzoeken tot vaststellen van wanbeleid flink
is gestegen (+ 13). Mogelijke is deze laatste stijging het gevolg van de relatief scherpe daling in 2012 ten
opzichte van 2011 t- 8). Daarbij moet telkens bedacht worden dat het altijd om kleine aantallen blijft
gaan. Het aantal beschikkingen van meer organisatorische aard is sterk gestegen ten opzichte van 2012.
Wellicht dat deze stijging verklaart dat, met een lichte toename van het aantal te beoordelen zaken, het
aantal uitspraken in 2013 opvallend is gestegen (+ 31). Voorts valt nog op dat het aantal verzoeken op
grond van de WOR is gedaald, evenals het aantal intrekkingen (dat verhoudingsgewijs iets sterker is
gedaald), maar dat het aantal uitspraken in WOR-zaken gelijk gebleven is.
4. Opvallende zaken
Ook in dit verslagjaar behandelde en besliste de Ondernemingskamer een grote variëteit aan zaken. U
treft in hoofdstuk III, onderdeel 5, een aantal voorbeelden daarvan aan. Daarnaast trok een aantal zaken
publicitair grote aandacht. De Ondernemingskamer stelde onder meer begin 2013 wanbeleid vast bij de
voorheen beursgenoteerde Van der Moolen Holding N.V. Verder deed zij in juli 2013 een
tussenuitspraak inzake de vaststelling schadeloosstelling voor de onteigenende effecten en
vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. Van die uitspraak is cassatieberoep
ingesteld. Voorts werden in 2013 een drietal beschikkingen gegeven in het conflict tussen de (indirecte)
aandeelhouders van het Slotervaartziekenhuis.
5. Bezetting
In 2013 was de bezetting van raadsheren in de Ondernemingskamer 4,4fte. In 2013 vonden er geen
personele wijzigingen bij de raadsheren plaats en was die bezetting net als in 2012 verdeeld over zeven
raadsheren.
Van de raden (-plaastvervanger) verbonden aan de Ondernemingskamer nam één raad in 2013 afscheid,
wegens het bereiken van de leeftijd van 70 jaar. Er traden drie nieuwe raden(plaatsvervanger) toe, zodat
het aantal raden (-plaastvervanger) eind 2013 is gestegen naar 14. De bezetting is daarmede niet alleen
meer divers geworden, maar kent ook meer raden (-plaatsvervanger) die nog actief zijn in het
bedrijfsleven. Raden (-plaatsvervanger) nemen gemiddeld aan zes zittingsdagen per jaar deel.
In de cijfers is wel een toename te zien van organisatorische beschikldngen, maar die hebben geen betrekking op zaken die
voortkomen uit de wetswijziging.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
6
Sinds de tweede helft van 2009 houdt de Ondernemingskamer zitting onder wisselend voorzitterschap.
Hierdoor en door de toename van het aantal raadsheren en raden (-plaatsvervanger) vergeleken met de
periode voor 2009 is het aantal mogelijke raadkamersamenstellingen toegenomen. Daarmee is het
waarborgen van de rechtseenheid sindsdien voor de Ondernemingskamer een belangrijk aandachtspunt
geworden.
6. Vooruitblik
Ten tijde van het schrijven van dit jaarverslag lijkt het aantal aangebrachte zaken voor 2014 niet
significant te wijzigen ten opzichte van2ol3.
De Ondernemingskamer blijft ook streven naar een vlotte afhandeling van aangebrachte zaken. In
beginsel volgt de uitspraak in verzoekschriften, binnen zes tot acht weken na de mondelinge
behandeling.
Tot slot is het vermeldenswaard dat de Ondernemingskamer voornemens is om het aantal raden (plaatsvervanger) in 2014 verder uit breiden. Nu in tegenstelling tot het verleden meer van hen nog actief
in hun professie of in het bedrijfsleven zijn, is een (mogelijk) belangenconflict van een raad (plaatsvervanger) op een aangebrachte zaak een toenemend aandachtspunt.
Jaan’erslag Ondernemingskamer 2013
7
III. JAARCIJFERS
1.
Algemeen
De jaarcijfers betreffen de gebeurtenissen die vallen binnen hetjaar 2013. Een verzoekschrift dat in 2012
is ingediend en in 2013 ter zitting is behandeld telt voor dit jaar derhalve niet mee bij de ingediende
maar wel bij de ter zitting behandelde verzoekschriften. De intrekking van het desbetreffende
verzoekschrift of de uitspraak wordt eveneens meegeteld, indien zich dat nog in 2013 heeft voorgedaan.
Door onder meer deze wijze van tellen kan het aantal uitspraken in een jaar hoger of lager liggen dan
het aantal ingekomen zaken. Verder ontstaan verschillen tussen het aantal ingekomen verzoeken of
vorderingen en het aantal uitspraken, doordat in één zaak meer dan één uitspraak kan worden gedaan,
maar ook doordat op samenhangende verzoeken of vorderingen één gezamenlijke uitspraak kan volgen
en ook als zodanig in ditjaarverslag wordt geteld. Een minneljke regeling die ter zitting wordt getroffen,
omvat meestal ook de afspraak dat het verzoek of de vordering (op enig moment) wordt ingetrokken en
wordt als zodanig in de jaarcijfers meegeteld. De getroffen minneljke regelingen ter zitting die in een
proces-verbaal zijn vastgelegd, zijn in deze paragraaf opgenomen als specificatie van het onderdeel
intrekkingen/doorhalingen2. Voor het eerst zijn dit jaar de bevolen comparities meegeteld, zowel bij
uitspraak (het bevel) als bij behandeling ter zitting. Het betreft vier comparities.
Totaal overzicht zaken
2013
tabel i
Ingekomen zaken
Behandeling ter zitting
Minneljke regeling ter zitting
Intrekkingen/doorhalingen
Uitspraken
ZQI3
165
993
73
2012
161
i6
87
91
196
165
Verzoekschrift of dagvaarding
Bij de Ondernemingskamer worden sommige zaken bij verzoekschrift en andere bij dagvaarding
(rolprocedures) aangebracht. In 2013 was de verdeling tussen beide typen zaken als volgt:
tabel
2
Ingekomen zaken
Behandeling ter zitting
Minnelijke regeling ter zitting
Intrekkingen/doorhalingen
Uitspraken
Verzoekschrift
152
13
95
68
Dagvaarding
4
15
173
1
23
Eerste aanleg en hoger beroep
De Ondernemingskamer maakt als bijzondere kamer deel uit van het Gerechtshof Amsterdam. Zij heeft
specifieke, landelijke bevoegdheden. In het overgrote deel van de zaken fungeert zij als eerste en enig
feitelijke rechter. Voor 2013 is de verdeling tussen eerste aanleg en hoger beroep zaken als volgt:
tabel 3
Ingekomen zaken
Behandeling ter zitting
Minneljike regeling ter zitting
Intrekkingen/doorhalingen
Uitspraken
Eerste aanleg
163
97
70
193
Hoger beroep
2
2
15
1
3
3
2 Schikking
op slechts een enkel onderdeel van het geschil (bijv. kosten) worden hier niet geteld. Het merendeel van de schikkingen
leidt direct tot een intrekking of doorhaling. De overige schikldngen nemen tot uitgangspunt dat na afwikkeling van de schikking,
de zaak wordt ingetrokken of doorgehaald. Minneljke regelingen ter zitting getroffen die niet worden vastgelegd in een procesverbaal zijn niet geteld.
Inclusief bevolen comparities, in 2013 waren dat er 4. In 2012 en eerdere jaren zijn deze niet meegeteld.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
8
Cassatie
De Hoge Raad heeft in 2013 drie keer (tegen zeven keer in 2012) beslist op een cassatieberoep tegen een
uitspraak van de Ondernemingskamer. Het cassatieberoep in een eerste fase enquêteprocedure en het
cassatieberoep in een tweede fase enquêteprocedure werden verworpen. Het cassatieberoep in een
artikel 26 WOR-procedure leidde tot vernietiging van de beschikking van de Ondernemingskamer.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
2.
9
Verzoekschriftprocedures
Enquêteprocedure, artikel 2:344 BW e.v.
De enquêteprocedure is de meest voorkomende procedure bij de Ondernemingskamer. In 2013 hadden
105 verzoekschriften betrekking op het enquêterecht, 69,1% van alle ingekomen verzoekschriften
(63,6% van het totaal aantal nieuwe zaken).
Binnen de enquêteprocedure wordt gewoonlijk onderscheid gemaakt tussen de zogeheten eerste fase en
de tweede fase. Ten behoeve van dit jaarverslag worden de verzoeken en beslissingen op de voet van
artikel 2:345 tot en met 2:353 BW gerekend tot de eerste fase. De verzoeken en beslissingen op de voet
van artikel 2:354 tot en met 2:356 BW worden gerekend tot de tweede fase. Een uitzondering op deze
verdeling vormt een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen (artikel 2:349a lid 2 BW)
in de tweede fase. In 2013 is er géén verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen binnen de
tiveede fase gedaan. Het aantal eerste fase verzoekschriften overtreft het aantal in de tweede fase verre:
85,7% tegenover 14,3 %. Dat geldt ook voor de beschikkingen: 88,9 % tegenover 11,1 %.4
tahel4
Ingekomen verzoeken
Eerstefase5
Tweede fase
Beschikkingen
Eerstefase
Tweede fase
2012
84
105
90
15
144
82
2
104
128
98
6
DoorÏooptijden
Bij de enquêteprocedure is met betrekking tot de eerste fase een onderscheid tussen de verschillende
soorten verzoeken gemaakt. Voor de tweede fase is dit onderscheid gelet op het zeer geringe aantal zaken
niet gemaakt. De hier weergegeven doorlooptijd betreft het aantal kalenderdagen tussen de mondelinge
behandeling van een verzoek en de eerste uitspraak op het verzoek (de beslisperiode).6
tabel : Gemiddelde doorlooptijd in dagen
Eerste fase
37
Enquête
Enquête met onmiddellijke voorzieningen
Alleen onmiddellijke voorzieningen
Tweede fase
25
73
37
245
28
37
9
232
Enquête, eerste fase
Tot en met 2009 werden de ingekomen verzoeken tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen
separaat geteld, ongeacht of zij gelijktijdig met het enquêteverzoek werden ingediend. Sinds het
jaarverslag 2010 is er voor gekozen het aantal ingediende verzoekschriften te tellen en dit vervolgens uit
te splitsen naar hetgeen verzocht werd.
tabel 6
Ingekomen verzoeken totaal
Alleen enquête
Enquête en onmiddellijke
voorzieningen
Alleen onmiddellijke voorzieningen
Intrekkingen
Voor zitting
Ter of na zitting
Behandeling ter zitting
4
2012
84
8i
5
5
7’
71
8
5
2$
17
43
11
Qi3
67
31
12
6o
Beschikkingen waarmee een verslag wordt gedeponeerd en ter inzage gelegd, zijn in deze vergelijking niet meegeteld.
Inclusief overige verzoeken in de eerste fase (84 plus 6 voor 2013 en 8; plus; voor 2012)
Zie voor een toelichting op de hier gekozen berekeningswijze, alsmede op andere wijze berekende doorlooptijden pagina
13.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
10
Qi3
Beschikkingen totaal
Geheel of gedeeltelijk toegewezen
Enquête toegewezen
Enquête en onmiddellijke
voorzieningen toegewezen
Enquête toe-, onmiddellijke
voorzieningen afgewezen
Onmiddellijke voorzieningen
toegewezen
Afivijzingen
Enquête afgewezen
Enquête en onmiddellijke
voorzieningen afgewezen
Onmiddellijke voorzieningen
afgewezen
53
41
28
20
25
8
25
3
1
1
5
12
Minneljke regeling ter zitting getroffen
3
0
ZQI3
Deponering en terinzagelegging
onderzoeksverslag
33
1
Qi3
10
11
Overige enquêtebeschikkingen
Naast de voormelde (enquête en onmiddellijke voorzieningen) beschikldngen, komt er in de eerste fase
nog een aantal
meer diverse beschikkingen voor, zoals op verzoeken tot verhoging van de
onderzoekskosten (artikel 2:350 lid 3 BW), bevel tot medewerking aan het onderzoek (artikel 2:352
BW), machtiging tot mededeling uit het verslag (artikel 2:353 lid 3 BW), en beschikkingen waarmee de
procedure wordt beëindigd nadat onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen en/of een onderzoek is
gelast, of waarmee een benoemde onderzoeker of bestuurder wordt aangewezen, ontheven of vervangen.
Veel van deze verzoeken worden op informele wijze gedaan. In zes gevallen had een dergelijk verzoek
een (meer) formeel karakter. Die werden in onderstaande tabel als verzoekschrift venverkt.
-
-
tabel 7
Ingekomen verzoekschriften
Beschikkingen totaal
Separate aanwijzing onderzoekerz
Inzage onderzoeksverslag
Machtiging mededeling uit verslag
Kostenverhoging onderzoek
Beëindiging na bereiken minneljke
regeling
Beëindiging overig
Overige
6
75
2012
1
13
57
15
1
0
3
6
0
14
9
8
8
6
309
19
Bij een beschikking waarmee een onderzoek wordt bevolen, wordt soms “een nader aan te wijzen persoon benoemd ten einde
het onderzoek te verrichten”. De aanwijzing van de onderzoeker gebeurd dan later bij separate beschikking.
8 Procedures worden bij beschikking beëindigd indien onmiddellijke voorzieningen zijn getroffen en/of een onderzoek
is gelast,
maar voortzetting van de procedure geen doel meer dient (bijvoorbeeld door een minneljke regeling tussen partijen of door gebrek
aan baten bij de vennootschap waardoor het onderzoek niet aan kan vangen).
Inclusief zeven extrajudiciële beschikkingen waarbij een functionaris werd aangewezen op verzoek van partijen.
7
Jaarverslag Ondernemingskamer
2013
11
Enquête, tweede fase
tabel8
Ingekomen verzoeken
Wanbeleid
Onmiddellijke voorzieningen
KostenverÏlaaÏ2:354 BW
Behandeling ter zitting
Minneljke regeling ter zitting
Intrekking
Voor de zitting
Na de zitting
Beschikkingen
Verzoek tvanbeteid toegewezen
Verzoek wanbeleid afgewezen
Separate beslissing (onmiddellijke)
voorzieningen
Kostenverhaal 2:354 BW
Overige beschikkingen
2
15
1
12
1
8
8
i6
3
3
3
5
1
0
2
0
2
5
4
o
4
o
1
1
2
9
1
Adviesrecht van de ondernemingsraad, artikel 26 WOR
Na de verzoekschriften in de enquêteprocedure, vormen de verzoekschriften op de voet van artikel 26
WOR het grootste percentage (28,9%) ingediende verzoekschriften. Een ruime meerderheid pleegt
echter voor de zitting weer te worden ingetrokken. In 2013 zijn 30 verzoeken (68,2% van 44 verzoeken)
vôér de behandeling ter zitting ingetrokken.
De gemiddelde doorlooptijd tussen de mondelinge behandeling van een verzoek op basis van artikel 26
WOR en de uitspraako bedraagt in 2013 43 dagen (tegen 26 dagen in 2012).
tabel9
Ingekomen verzoeken
Behandeling ter zitting
Intrekkingen
Voor zitting
Na zitting
Beschikkingen
Verzoek toegewezen
Verzoek afgewezen
Comparitie gelast
Minneljke regeling ter zitting
getroffen
10
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4.
2012
44
54
17
22
30
40
34
6
27
3
15
15
6
1
9
6
8
0
1
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
12
Overige verzoekschriftprocedures
Hierna volgt een overzicht van een aantal andere verzoekschriftprocedures bij de Ondernemingskamer.
Procedures die noch in 2012, noch in 2013 zijn voorgekomen, worden niet genoemd.
In 2013 is in de overige verzoekschriftprocedures slechts één inhoudelijke uitspraak gedaanlt. De
doorlooptijd tussen de mondelinge behandeling van die zaak en de daarop volgende uitspraakl2 bedroeg
79 dagen (2012: 28)
Jaarrekeningprocedure, artikel
tabel
2:447
BW
10
Ingekomen verzoeken
Behandeling ter zitting
Beschikkingen
Intrekkingen
Intrekking rolprocedure 999 Rv’
1
1
1
1
0
1
o
1
0
1
Verzoek aan de voorzitter van de Ondernemingskamer tot goedkeuring van de
aanwijzing van een accountant, artikel 2:328 (fusie) of 334 (splitsing) BW
tabel
ii
Ingekomen verzoeken
Fusie
Splitsing
Beschikkingen
Fusie
Splitsing
2012
0
1
1
0
2
o
1
1
Hoger beroep verzet fusie-voorstel, artikel
juncto artikel 997 lid 5 Rv
tabel
2
o
2:316
lid 2 BW
12
Ingekomen verzoeken
Intrekkingen
0
1
1
0
Vaststelling schadeloosstelling Artikel 6:rr Wft (Interventiewet)
tabel
2012’4
13
Ingekomen verzoeken
Behandeling ter zitting
Beschikkingen
1
0
1
0
1
0
De twee overige uitspraken zijn een comparitiearrest in een WMS zaak en een herstelbeschikldng ex art. 31 Rv.
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4.
13 Artikel
Rv (dagvaardingsprocedure) is nog van toepassing op jaarrekeningen die betrekkingen hebben op boekjaren die
aanvangen voor 1januari 2006.
De interventiewet is op 13 juni 2012 in werking getreden.
11
12
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
13
Adviesrecht deelnemersraad pensioenfonds, artikel
tabel
14
Ingekomen verzoeken
Behandeling ter zitting
Beschikkingen
Intrekkingen
Minneljke regeling ter zitting
getroffen
217
Pw
2012
1
2
1
1
0
2
1
1
0
1
Onderbewindstelling van pensioenfonds, artikel i68 Wet verplichte
beroepspensioenregeling
tabel
15
Ingekomen verzoeken
Behandeling ter zitting
Beschikkingen
Intrekkingen
2012
0
0
0
0
0
1
0
0
Procedures op de voet van de WMS
Artikel 36 lid 3 van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) biedt de mogelijkheid hij de
Ondernemingskamer beroep in te stellen tegen een beslissing van de landelijke commissie geschillen
WMS. Daarnaast kent deze wet de mogelijkheid om bij dagvaarding een vordering tot naleving van de
verplichtingen jegens de medezeggenschapsraad aan de Ondernemingskamer voor te leggen (artikelen
36 leden 1 en 2 WMS).
tabel 16
Ingekomen beroepschriften
Ingekomen dagvaardingen
Behandeling ter zitting
Intrekkingen/Doorhalingen
Uitspraken
Comparitie bevolen
2U2
0
1
0
2
1
2
0
0
1
1
1
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
14
3. Rolprocedures
De twee belangrijkste rolprocedures betreffen die van de uitkoop van minderheidsaandeelhouders door
de grootaandeelhouder die 95% of meer van de aandelen in een NV of BVhoudt, en de geschillenregeling
tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap. De geschillenregeling wordt in eerste aanleg
door de rechtbank behandeld. Het hoger beroep wordt ingesteld bij de Ondernemingskamer. Die
procedure komt relatief weinig voor. In 2013 zijn er twee van dergelijke appellen (tegen 3 in 2012) hij
de Ondernemingskamer aanhangig gemaakt.
De uitkoopprocedure wordt in eerste aanleg door de Ondernemingskamer behandeld. Het betrof in 2013
6,7% (6,8 % in 2012) van alle ingekomen zaken. Het aantal uitspraken in de uitkoopprocedure maakt
9,7% (in 2012 17%) uit van het totaal aantal uitspraken van de Ondernemingskamer in 2013. De
gemiddelde doorlooptijd in de uitkoopprocedure tussen het vragen van arrest en de daaropvolgende
uitspraak’5 bedraagt 10316 dagen (in 2012 was dat 108 dagen). In de geschillenregeling is slechts éénmaal
inhoudelijk arrest gewezen. De doorlooptijd tussen het vragen van arrest en uitspraak in die
geschillenregeling bedraagt 84 dagen’7.
Uitkoop minderheidsaandeelhouders, artikel
tahcl
17
Ingekomen zaken
Vordering
Vordering
Vordering
Vordering
ex2:92aBW
ex2:201QBW
ex 2:359c BW
ex 2:359d BW
2:92a, 201a, 359C of
ZQ13
2Q2
11
11
4
5
5
4
3
Behandeling ter zitting
Doorhalingen
Arresten
1
o
1
Compuritie bevolen
Tussenarrest
Eindarrest
359d BW
2
1
19
28
1
6
21
12
7
Geschillenregeling, artikel 2:336 e.v. BW
tabel i8
212
Ingekomen zaken
Behandeling ter zitting
Doorhalingen
Arresten
Comparitie bevolen
Tussenarrest
Eindarrest
2
3
2
0
3
3
2
2
2
1
3
Herstetarrest
Minneljke regeling ter zitting
1
o
o
Overige
Hersteluitspraak, artikel
tabel
31
Rv
19
Uitspraken
212
1
1
De beslisperiode, zie dit hoofdstuk, paragraaf 4.
Hierbij zijn de arresten waarbij alleen deskundigen zijn aangewezen, de kosten van het deskundigenonderzoek zijn verhoogd of
een comparitie is gelast niet meegerekend.
t7Arresten tvaarbij een comparitie werd bevolen zijn niet meegeteld.
15
16
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
15
4. Enkele doorloopcijfers
Bij het bepalen van doorlooptijden kunnen verschillende perioden worden onderscheiden:
de behandeïperiode: de periode tussen het tijdstip waarop de zaak bij de Ondernemingskamer
aanhangig wordt gemaakt en het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen te
-
beslissenl8,
-
-
-
de bestisperiode: de periode vanaf het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen te
beslissen en het tijdstip waarop de uitspraak wordt gedaan en
totale doorlooptijd per beslissing: de som van deze periodes: de totale doorlooptijd vanaf
aanbrengen tot de beslissing;
de totale doorlooptzjdperzaak: de periode vanaf aanbrengen tot de uitspraak waarmee een einde
aan de procedure komt ofwel de som van alle behandel- en beslisperiodes in één zaak.
NB: Indien meer dan één beslissing wordt gegeven (een of meer tussenbeslissingen en een
eindbeslissing), kunnen telkens opnieuw behandelperiode en beslisperiode worden berekend; na een
tussenbeslissing begint de volgende behandelperiode op het tijdstip van de tussenbeslissing.19
Zijn er geen tussenbeslisssingen dan vallen uiteraard de totale doorlooptijd van de beslissing en van
de zaak samen.
Bij enqueteprocedures, le fase (meer dan 50% van het aantal zaken), blijft de procedure in geval van
toewijzing formeel doorlopen ook nâ de eindbeslissing: het bevolen onderzoek vindt immers plaats
na die eindbeslissing, terwijl eventueel getroffen onmiddellijke voorzieningen doorgaans ook
doorlopen. De periode na de eindbeslissing in dele fase wordtvoor het bepalen van de doorlooptijden
niet meegerekend. Voorts geldt dat e en 2 fase als twee verschillende zaken worden gezien: de totale
doorlooptijd per zaak betreft dus steeds de onderscheiden fasen afzonderlijk.
De hiervoor in het verslag op diverse plaatsen vermelde doorlooptijden betreffen de beslisperiode,
gemeten in kalenderdagen.
Hieronder geven wij achtereenvolgens
de behandelperiode in zaken die zijn aangebracht in 2013;
de beslisperiode in zaken die in 2013 zijn uitgesproken;
de totale doorlooptijd per belissing voor belissingen in 2013;
de totale doorlooptijd per zaak voor zaken die geëindigd zijn in 2013.
Telkens ligt het meetpunt in 2013, waardoor het niet steeds over dezelfde zaken gaat. De
geschillenregelingen zijn niet opgenomen in het overzicht van de behandelperiode omdat deze zaken,
voor zover ze in 2013 zijn aangebracht, alle zijn geëindigd zonder dat arrest is gevraagd.
-
-
-
-
Behandelperiode: dagen tussen (i) aanbrengenlo en (ii) het tijdstip in
Ondernemingskamer vragen uitspraak te doen2l
tabel
20
Enquête eerste fase
Enquête tweede fase
WOR
Overige verzoekschriften
Uitkoop
2013
waarop partijen de
2012
44
125
59
-
7222
46
128
53
42
71
18 In verzoekschriftprocedures is dit tijdstip het slot van de mondelinge behandeling en in rolprocedures het tijdstip waarop door
partijen arrest wordt gevraagd.
19
Beslissingen op informeel gedane verzoeken, zoals om kostenverhoging van een onderzoek (ook bij deskundigenberichten),
worden niet meegeteld.
20
Ook indien aangebracht voor 2013.
21 Voor
de geschillenregelingen zijn in 2012 en 2013 en voor de overige verzoekschriftprocedures zijn in 2013 geen relevante
getallen te geven.
22 Periode
tussen aanbrengen of tussenarrest en (opnieuw) arrest vragen in 2013 door partijen. In twee zaken zit ook het bevolen
deskundigenbericht in deze periode (in 2012 betrof dat één zaak). Zonder deze twee zaken bedraagt de behandelperiode
gemiddeld 55 dagen
in 2012).
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
i6
Beslisperiode: dagen tussen (i) het tijdstip waarop partijen de Ondernemingskamer vragen
uitspraak te doen en (ii) het tijdstip waarop de uitspraak wordt gedaan in 201323
tabel
21
2012
Enquête eerste fase
Enquête tweede fase
WOR
Overige verzoekschriften
Uitkoop
Geschillenregeling
37
245
43
8o
103
84
25
232
26
28
io8
125
Totale doorlooptijd per beslissing, de som van behandel- en beslisperiode: dagen tussen het
aanbrengen van de zaak en de
tabel
22
Enquête eerste fase
Enquête tweede fase
WOR
Overige verzoekschriften
Uitkoop
eerste24
daarop volgende beslissing in
aQi3
89
409
102
-
344
201325
83
363
89
74
208
Een vertekend beeld: de totale doorlooptijd per zaak, dagen tussen aanbrengen van de zaak en de
uitspraak waarmee de procedure in 2013 tot een einde komt.cc
tabel
23
Enquête eerste fase
Enquête tweede fase
WOR
Overige verzoekschriften
Uitkoop
Geschillenregeling
2012
399
278
104
-
307
503
79
49
265
346
-
741
Toelichting op de gekozen doorlooptijd, enquêteprocedures
Binnen de rechtspraak worden doorlooptijden gewoonlijk berekend over de periode tussen het
aanbrengen van de zaak tot de einduitspraak; hiervoor de totale doorlooptijd per zaak genoemd. Een
zaak stroomt meestal uit op het moment van de juridische eindbeslissing in die zaak. Een dergelijke
doorlooptijd van aanbreng tot uitstroom van de zaak, komt de doorlooptijd bij de
Ondernemingskamer van aanbrengen tot uitstroom van de zaak op gemiddeld 338 dagen. Dit getal
geeft echter een vertekend beeld. Wij lichten dit toe.
Hoewel een beschikking waarbij een enquêteverzoek wordt toegewezen moet worden aangemerkt
als een eindbeschikking waartegen cassatie openstaat, komt er met die beschikking wel een eind aan
de procedure maar niet aan de zaak. Daarna volgt immers de zogeheten onderzoeksfase. Dan blijven
de voorzieningen getroffen “voor de duur van het geding” voortduren, kunnen nieuwe voorzieningen
worden getroffen en kan de onderzoeker verzoeken doen. Per 1 januari 2013 is voorts bij wet de
raadsheer-commissaris ingevoerd die ten aanzien van het onderzoek bepaalde beslissingen kan
nemen. De onderzoeksfase kan lang duren, soms jaren. Dat kan liggen aan de complexiteit van het
onderzoek, problemen met de financiering van het onderzoek, maar ook aan (het gebrek aan)
medewerking van partijen. Bovendien wordt een onderzoek regelmatig aangehouden voor
schikkingsonderhandelingen, vaak begeleid door een door de Ondernemingskamer aangestelde
Meetpunt is de uitspraak in 2013 en dit kan een tussen- of een einduitspraak zijn.
Om administratieve reden zijn de vervoigbeslissingen niet meegeteld.
25
Meetpunt is de uitspraak in 2013 en dit kan een tussen- of een einduitspraak zijn.
26 Let op: het gaat hier dus niet om een eenvoudige optelling van behandelperiode en beslisperiode, maar de totale doorlooptijd
tussen aanbrengen en beëindiging van de procedure door een einduitspraak. De lengte van deze doorlooptijd wordt door diverse
factoren beïnvloed. Wij lichten het hierdoor vertekende beeld hierna toe. Zaken aangebracht voor 2010 kunnen wegens
administratieve redenen niet worden meegerekend. Voor de geschillenregeling en de overige verzoekschriftprocedures zijn in 2013
geen relevante getallen te geven.
23
24
Jaarverslag Ondernemingskamer
2013
17
functionaris. De enquêteprocedure in de eerste fase kan vervolgens eindigen door deponering van
het verslag en ommekomst van de twee maands-termijn voor indiening van het verzoekschrift in de
tweede faser dan wel zonder verslag door het bereiken van een schikking of het ontbreken van
financiële middelen voor de kosten van het onderzoek. Zijn onmiddellijke voorzieningen getroffen,
dan dienen deze doorgaans ook bij beschikking beëindigd te worden.
—
—
In sommige gevallen is buiten het zicht van de Ondernemingskamer een onderzoek tot stilstand
gekomen, soms terwijl onmiddellijke voorzieningen (althans formeel) doorlopen. Dat komt
bijvoorbeeld voor, indien een schikking is getroffen en voortzetting van onderzoek en onmiddellijke
voorzieningen geen belang meer dienen. Het komt dan regelmatig voor dat partijen pas na navragen
door de Ondernemingskamer om beëindiging verzoeken of zelfs dat achterwege laten. De
Ondernemingskamer gaat op enig moment ambtshalve over tot beëindiging. De zaak komt dan pas
(soms na enkele jaren) tot een einde. Ook na de tweede fase procedure kunnen getroffen
voorzieningen van kracht blijven en de zaak dus doorlopen totdat de voorzieningen bij beschikking
worden opgeheven dan wel eindigen door ommekomst van de daarvoor vastgestelde termijn. Die
termijn is gewoonlijk twee jaar. Bij een bevolen ontbinding loopt de zaak gewoonlijk door tot het
einde van de vereffening. Ook dergelijke vereffeningen kunnen enkele jaren in beslag nemen.
—
—
De hiervoor geschetste ontwikkelingen na de uitspraak in de 1e fase respectievelijk 2e fase, in het
bijzonder dus het onderzoek en het voortduren van de (onmiddellijke) voorzieningen, maken geen
deel uit van de enquêteprocedure in processuele zin. Zij vallen ook grotendeels buiten de invloedsfeer
van de Ondernemingskamer. Zij tellen niettemin mee bij de berekening van de totale doorlooptijden
per zaak in dit jaarverslag. Dat brengt mee dat die totale doorlooptijd per zaak geen geschikte
maatstaf is voor beoordeling van de doorlooptijden. Het is beter om de behandel- en beslisperiode of
de som daarvan, de totale doorlooptijd per beslissing als maatstaf aan te houden.
27
wordt een dergelijk verzoekschrift ingediend, dan loopt de procedure verder.
100%
100%
100%
100%
Ingekomen zaken
Intrekkingen/doorhalingen
Behandelingen ter zitting
Uitspraken
79,6%
75,8%
49,3%
63,6%
7,7%
17,2%
41,1%
26,7%
WOR
15
17
30
44
De beslisperiode, zie paragraaf 4.
Enquête eerste fase
Enquête tweede fase
WOR
Uitkoop
Geschillenregeling
125
103
43
245
37
1,5%
2,0%
4,1%
1,2%
Geschillenregeling
3
2
3
2
Geschiltenregeling
Onderzoekers
Bestuurders*
Commissarissen
Bindend adviseurs
Deskundigen29
Overige externe
personen, onder wie
beheerders van aandelen
Totaal
(12)
()
(‘)
(6)
(io)
8
7
3
()
(21)
2
(23)
19
(2012)
18
2013
1,5%
3,0%
2,7%
1,2%
Overige
3
3
2
2
Overige
18
Indien de bestuurder ook beheerder van aandelen wordt, wordt de benoeming alleen bij de bestuurders
meegeteld
29
Indien meer deskundigen worden benoemd, wordt dit als één benoeming gerekend.
*
9,7%
1,0%
2,7%
6,7%
Uitkoop
19
1
2
11
Uitkoop
Benoemingen van functionarissen:
0,0%
1,0%
0,0%
0,6%
Jaarrekening
0
1
0
1
Jaarrekening
katenderdagen tussen (i) mondelinge behandeling of vragen arrest enerzijds en (ii)
uitspraak anderzijds29
2013
Enquête
Totaal
Procenten
Doorlooptijden
156
196
Uitspraken
75
99
36
105
Enquête
Behandelingen ter zitting
165
Totaal
73
2013
2013
Intrekkingen/doorhalingen
Ingekomen zaken
Totalen
Verzameltabel zaken
5. Verzameltabellen
Jaarverslag Ondernemingskamer
WOR
• Geschillenregeling
• Uitkoop
• Enquête tweede fase
• Enquête eerste fase
30
60
90
120
150
180
210
240
270
‘Overige
‘Uitkoop
Jaarrekening
•WOR
Enquête
Overige
Doorlooptijden
Instroom
2013
2013
• Geschillenregeling
0
2013
Geschifien regeling
• Uitkoop
Jaarrekening
•WOR
• Enquête
Jaarverslag Ondernemingskamer
2013
Uitspraken
19
0
150
200
250
2003
Totaal
Rekest
Rot
28
2005
2007
24
197
192
21
171
103
44
164
2009
2010
2012
196
26
170
96
54
179
19
i6o
2008
2013
—
192
14
178
90
52
151
4
147
2009
—Uitspraken:
2011
197
19
178
82
45
154
20
134
2007
—Zittingen
200$
15
149
2006
2003-2013
221
—Intr./doorh.
2006
t%%%%_______
Kerncijfers
148
120
101
8o
92
20
6i
69
69
i6i
170
12
15$
193
20
2005
177
173
1$
2004
159
182
Nieuwc zaken
2004
Totaal
Intrekkingen/
doorhalingen
Ziffingen
Uitspraken:
Rot
2003
2003-2013
Nieuwe zaken:
Rekest
6. Kerncijfers
Jaarverslag Ondememingskamer 2013
165
21
144
84
63
145
10
135
2010
i66
11
155
79
93
153
10
143
2011
165
32
132
87
91
16;
16
145
2012
22
196
174
99
13
165
73
152
2013
20
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
21
IV. JAARVERSLAG
1.
Bezetting
In 2013 was de bezetting van raadsheren in de Ondernemingskamer 4,4fte. In 2013 vonden er geen
personele wijzigingen bij de raadsheren plaats en werd de bezetting net als in 2012 verdeeld over zeven
raadsheren, waaronder twee raadsheerplaatsvervangers.
Sinds de tweede helft van 2009 houdt de Ondernemingskamer zitting onder wisselend voorzitterschap.
Hierdoor en door de toename van het aantal raadsheren vergeleken met de periode voor 2009 is het
aantal mogelijke raadkamersamenstellingen toegenomen. Daarmee is het waarborgen van de
rechtseenheid sinds 2010 voor de Ondernemingskamer een zwaarder aandachtspunt geworden.
2.
Over de cijfers
Sinds het jaarverslag 2010 hanteert de Ondernemingskamer een meer gedetailleerde wijze van tellen.
De Ondernemingskamer beoogt daarmee meer inzicht in de vermelde cijfers te bieden. Sinds de
jaarcijfers 2011 is op een enkel onderdeel nog een verdere detaillering aangebracht.
Bij het vergelijken van de cijfers van 2013 met die van 2012 moet bedacht worden dat het hier steeds
gaat om (relatief) kleine getallen. Dat maakt het niet goed mogelijk om, zonder nader onderzoek, aan de
verschillen tussen de jaarcijfers conclusies te verbinden. Wel kunnen enkele observaties worden
gemaakt.
Algemeen
Het aantal ingekomen zaken (165) is licht gestegen ten opzichte van 2012 (i61) Sinds 2010 is ieder jaar
sprake van een lichte stijging, zie hiervoor ook de verzameltabel “Kerncijfers” op pagina 13 met de nieuw
toegevoegde grafiek. Het aantal zittingen (99) is gestegen ten opzicht van 2012 (87), en vertoont sinds
2011 een stijgende lijn. Het aantal uitspraken laat een iets sterkere stijging zien ten opzichte van 2012
(+ 31), terwijl het aantal intrekkingen daalde (-i8) ten opzichte van 2012. Mogelijk zijn intrekldngen
enerzijds en zittingen en uitspraken anderzijds met elkaar communicerende vaten. Het aantal
minneljke regelingen ter zitting is nagenoeg gelijk gebleven (+1).
Enquêteprocedure
In 2013 is het totaal aantal ingekomen zaken in de eerste fase van de enquêteprocedure (84) licht
gestegen ten opzichte van 2012 (8i). Dat komt overeen met de toename van de separate verzoeken tot
het treffen van onmiddellijke voorzieningen (+3). In 2012 was er in gelijke mate sprake van een stijging
van deze verzoeken. Het aantal enquêteverzoeken dat gepaard gaan met een verzoek tot het treffen van
onmiddellijke voorzieningen blijft gelijk (71). Het aantal beschikkingen op een eerste fase-verzoek (5330)
is gestegen ten opzicht van 2012 (41), maar het aantal toewijzingen daalt daarentegen weer (-s). Dit
verklaart ook mogelijk een deel van de daling van het aantal benoemde functionarissen (-18). Het
aantal intrekkingen voor de zitting is opvallend gedaald (17 tegen 31).
In 2013 werden 12 onderzoeksverslagen gedeponeerd (2012: 5; 2011: 9; 2010: 6). Daarbij dient altijd in
aanmerking te worden genomen dat een onderzoek geruime tijd kan duren.
Het aantal ingekomen verzoeken in de tweede fase van de enquêteprocedure laat een flinke stijging zien
(+13: van 2 naar 15), terwijl in 2012 juist sprake was van een daling (-j. Daar staat tegenover dat in
2012 ook weinig zaken werden ingetrokken (2) tegen 8 zaken in 2013. Het aantal toegewezen verzoeken
tot vaststellen van wanbeleid () is wellicht: dan ook gelijk gebleven met 2012 en 2011. Het aantal
overige beschikldngen is gestegen (van 1 naar 9).
-
-
-
-
WOR
Het aantal ingediende WOR-zaken is in 2013 gedaald (-io), terwijl in 2012 sprake was van een stijging
(+12). Het aantal intrekkingen is daarbij in gelijke mate gedaald (-;o). Dit betekent dat in 2013
percentueel minder zaken werden ingetrokken (74,1% van de zaken in 2012 ingetrokken tegen 68,2% in
2013).
Dit betreft de beschikkingen uit tabel 6 op verzoeken tot het gelasten van een onderzoek en/of tot het treffen
van onmiddellijke voorzieningen. De “overige enquêtebeschikkingen” uit tabel 7 zijn hier niet in meegeteld.
30
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
22
Uitkoop
Het aantal ingekomen uitkoopvorderingen is in 2013 gelijk gebleven aan 2012 (ii). De uitstroom van
zaken door middel van een eindarrest is daarbij gestegen (+5). De doorlooptijd van uitkoopprocedures
blijft aandacht vragen. De doorlooptijd is in dit jaarverslag weergegeven in dagen vanaf het vragen van
arrest tot aan de daarop volgende uitspraak (de beslisperiode): 103 dagen voor 2013 (10$ in 2012).
Indien dit een tussenarrest betreft waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld een (bewijs)stuk
in het geding te brengen of waarbij een deskundigenonderzoek is gelast, wordt een nieuwe doorlooptijd
berekend vanaf het moment dat partijen opnieuw arrest vragen.
GeschiÏÏenregeÏing
In 2013 werden twee nieuwe geschillenregelingprocedures bij de Ondernemingskamer aanhangig
gemaakt, tegen drie in 2012.
3. Publicatie
Alle uitspraken van de Ondernemingskamer en de uitspraken van de Hoge Raad in cassatie op
beslissingen van de Ondernemingskamer worden gepubliceerd in het tijdschrift Actuele Rechtspraak
Ondernemingspraktijk (ARO), uitgegeven door Kluwer. De meeste uitspraken worden voorts op
rechtspraak.nl geplaatst.
Daarnaast verschijnt een selectie van de uitspraken van de Ondernemingskamer in onder meer de
juridische vakbladen Jurisprudentie Onderneming en Recht (JOR) en Jurisprudentie Arbeidsrecht
(JAR) (beide uitgegeven door SDU) en Ondernemingsrecht (uitgegeven door Kluwer). Van de
uitspraken in 2013 van de Ondernemingskamer werden er in totaal 35 in deze vakbladen gepubliceerd,
waarvan 26 voorzien van een annotatie.
4. Zittingsdag
De Ondernemingskamer heeft haar vaste zittingsdag op donderdag. Indien een verzoek met (bijzondere)
spoed moet worden behandeld kan van deze vaste zittingsdag worden afgeweken. De praktijk leert dat
ook een dergelijk verzoek meestal op de vaste zittingsdag kan worden behandeld. In 2013 is viermaal
uitgeweken naar een andere zittingsdag, in 2012 was dat eenmaal.
Jaarverslag Ondernemingskamer
2O3
23
5. Enkele opvallende zaken en kwesties
Recht van enquête
Enquête, eerste fase
Bevoegdheid van de Ondernemingskamer in geval van een arbitragebeding tussen partijen
staat Holding B.V. c.s., 24 oktober 2O15, ARO 201, 162
In deze zaak werd aangevoerd dat de Ondernemingskamer niet bevoegd was om van het geschil kennis
te nemen nu tussen partijen een arbitragebeding gold. Dit venveer werd venvorpen. De door de
wettelijke regeling aan de Ondernemingskamer toegekende bevoegdheden kunnen door de
rechtspersoon en degenen die deel uitmaken van haar organen niet worden opgedragen aan een arbiter
omdat de artikelen 2:344 tot en met 359 BWvoorzien in een bijzondere rechtsgang (met een in beginsel
ruime kring belanghebbenden) en die rechtsgang kan leiden tot rechtstreeks ingrijpen in de
vennootschappeljke orde. Op grond daarvan behoort de enquêteprocedure tot het exclusieve domein
van de overheidsrechter.
Bevoegdheid van verzoekers tot het indienen van een enquêteverzoek.
Stichting Collectieve Actie
Agrico Coöueratieve handelsvereniging voor Akkerbouwgewassen U.A., 5 april 2013, ARD 2013, 72
In deze zaak werd het enquêteverzoek ingediend door een stichting die voldeed aan de vereisten als
bedoeld in art. 3:3o5a BW. De stichting vertegenwoordigde ten minste 10% van de leden van coöperatie
en was daarmee ontvankelijk in haar verzoek. Het verzoek werd uiteindelijk afgewezen.
Enquftebevoegdheid beperkt in tijd?
Logopak B.V., 10 oktober 2013, ARD 2013, 157
De Ondernemingskamer verwierp de stelling dat het enqufteverzoek niet ontvankelijk zou zijn omdat
enquête werd verzocht naar een periode waarin verzoekster nog geen aandeelhouder was. Het stond
verzoekster vrij om feiten en omstandigheden naar voren te brengen die zich voordeden in de periode
voordat verzoekster aandeelhoudster was en die volgens haar het enquêteverzoek konden schragen. Het
is aan de Ondernemingskamer om die feiten en omstandigheden te beoordelen met betrekking tot de
vraag of er gegronde redenen waren om aan een juist beleid te twijfelen en, in het geval dat het onderzoek
wordt toegewezen, een onderzoeksperiode te bepalen. In deze zaak waren er gegronde redenen om aan
een juist beleid te twijfelen en werd een onderzoek bevolen over de verzochte periode.
Bevoegdheid van de vennootschap
Cryo-Save Group N.V., 6 september 2013, ARD 2013, 145
Met de wijziging van het enquêterecht per 1januari 2013 deed ook de vennootschap als verzoekster tot
een onderzoek haar intrede in het strijdperk bij de Dndernemingskamer. In deze zaak gebruikte voor
het eerst het bestuur van het beursgenoteerde Cryo-Save Group N.V. deze mogelijkheid en met succes.
De Ondernemingskamer heeft eerst met spoed de verzochte onmiddellijke voorziening behandeld.
Ciyo-Save werd geconfronteerd met een (nieuwe) grootaandeelhouder en zij maakte hierop gebruik van
de door de Corporate Governance Code geopende mogelijkheid een “responstijd” in te roepen. Deze
responstijd (van 180 dagen) biedt de vennootschap de gelegenheid voor nader beraad en constructief
overleg met de nieuwe grootaandeelhouder voeren en om alternatieven voor de door de
grootaandeelhouder gewenste voornemens en voorstellen te onderzoeken. De nieuwe
grootaandeelhouder riep vervolgens een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen waarop hij
zijn eigen bestuurder wilde benoemen als bestuurder van Cryo-Save. Dit druiste volgens Ciyo-Save in
tegen de responstijd en zij verzocht de Dndernemingskamer in te grijpen. De Dndernemingskamer wees
de verzochte onmiddellijke voorziening toe en verdaagde de algemene vergadering van aandeelhouders
tot na afloop of beëindiging van de responstijd.
Positie van de door de Ondernemingskamer benoemde functionaris
Auragenix N.V., l4jufli 2013, ARD 2013, 104 en Novero Holdings B.V., 30 oktober 2013, ARD 2013, 164
In Auragenix oordeelde de Dndernemingskamer dat de bestuurder zijn taak als bestuurder zelfstandig
verricht, ook ten opzichte van de Ondernemingskamer. In Novero overwoog de Dndernemingskamer
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
24
uitdrukkelijk dat het gevolg van de zelfstandigheid van de tijdelijk benoemde bestuurders is dat de
Ondernemingskamer geen concrete instructies tot het verrichten van bepaalde handelingen geeft, noch
aan dergelijke handelingen haar goedkeuring hecht. Bezwaren tegen de wijze waarop de bestuurder zijn
taak uitoefent, kunnen slechts leiden tot ontheffing van de bestuurder uit zijn functie door de
Ondernemingskamer indien de bestuurder kennelijk onredelijk heeft gehandeld of zal handelen. De
overwegingen van de Ondernemingskamer in de derde Slotervaartziekenhuis-beschikldng (zie
hieronder) waren in lijn met haar beschikkingen in Auragenix en Novero.
Slotervaartziekenhuis B.V. c.s., 4 juli 2013, AR0 2013, 120, i8 oktober 2013, ARO 2013, i6o en ii
december 2013, ARO 2014, 5
In de eerste beschikking kwam onder meer de onwankeljkheid van verzoekers aan de orde. Ten
aanzien van een aantal (Hein)dochtervennootschappen, waaronder Slotervaartziekenhuis B.V.,
oordeelde de Ondernemingskamer dat verzoekers met geen woord hadden toegelicht dat deze
vennootschappen een economische en organisatorische eenheid vormden (met de vennootschappen
waarin verzoekers aandelen hielden) en dat daarom een concernenquête geïndiceerd zou zijn.
Verzoekers werden ten aanzien van deze vennootschappen niet-ontvankelijk verMaard.
-
-
In de tweede beschikking werd het enquêteverzoek inhoudelijk beoordeeld. Eind december 2012
overleed de bestuurder, tevens indirect meerderheidsaandeelhouder, van Slotervaartziekenhuis en van
haar (destijds) enig aandeelhouder Meromi Holding B.V. Een aan hem gelieerde vennootschap was
voorts een van de grootste leningverstrekicers van Slotervaartziekenhuis. De erven van deze
bestuurder/meerderheidsaandeelhouder volgden hem als aandeelhouder op en één van hen werd enig
bestuurder van Slotervaartziekenhuis en Meromi Holding. Deze erfgenaam was reeds bestuurder van
voormelde leningverstrekker; diens broer volgde hem later als bestuurder van de leningverstrekker op.
Door een uitgifte van aandelen werd de hiervoor bedoelde lening aan Slotervaartziekenhuis
(gedeeltelijk) omgezet in kapitaal. Daarmee venvaterde het belang van Meromi Holding van ioo% naar
0,36%, en verwierf de leningverstrekker 99,64% van de aandelen. De 0K overwoog dat zeker bij een
vennootschap als Meromi Holding waarin een beperkte kring van aandeelhouders deelnam, het gewicht
van een dergelijk, voor die vennootschap ingrijpend besluit tot overdracht van de indirect aan haar
verbonden onderneming meebracht dat haar bestuur ten minste vooraf en uit zichzelf openheid van
zaken diende te geven aan de niet in het bestuur van die vennootschap vertegenwoordigde
minderheidsaandeelhouder. Deze is ten onrechte niet in de gelegenheid geweest zijn bezwaren naar
voren te brengen en mogelijke alternatieven voor de omzetting aan te dragen. De erven en in het
bijzonder de twee broers hadden in hun uiteenlopende hoedanigheden steeds belang bij het besluit tot
statutenwijziging en emissie. Dit besluit had tot gevolg dat de erven indirect een vrijwel ioo%
aandelenbelang in Slotervaartziekenhuis verwierven en dat het indirecte aandelenbelang van verzoekers
((indirecte) aandeelhouders in Meromi Holding) in die vennootschap tot vrijwel nul werd gereduceerd.
Niet is gebleken dat de broers oog hebben gehad voor de belangentegenstellingen en de mogelijkheid
van belangenvermenging en dat zij voldoende rekening hebben gehouden met de belangen van de
minderheidsaandeelhouders. De nakoming van de aanbiedingsverplichtingen op grond van de statuten
van Slotervaartziekenhuis en Meromi Holding, die mogelijk had geleid tot verkrjging van een
meerderheidsbelang van (een of meer) verzoekers in die vennootschappen (en daarmee, althans ten tijde
van het ontstaan van de aanbiedingsverplichtingen, van een meerderheidsbelang in
Slotervaartziekenhuis), werd niet voldoende voortvarend uitgevoerd. De aanbieders stelden weliswaar
steeds ‘bereid te zijn’ hun aandelen aan te bieden doch deden dat in feite gedurende bijna drie maanden
niettemin niet ondanks dat verzoekers daar op aandrongen. De aandelen in beide vennootschappen
werden pas na de emissie aan de overige aandeelhouders aangeboden. Een en ander leverde gegronde
redenen op om aan een juist beleid en een juiste gang van zaken te twijfelen van Meromi Holding en
Jeemer B.V., een tussenholding via welke vennootschap een deel van verzoekers en de erven aandelen
in Meromi Holding hielden. Een onderzoek werd bevolen. Bij wijze van onmiddellijke voorzieningen
werd de bestuurder van Meromi Holding en Jeemer geschorst en werd in zijn plaats een onafhankelijke
bestuurder benoemd.
In de derde beschikking werd de positie van de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder aan
de orde gesteld. In deze procedure werd de Ondernemingskamer (onder meer) verzocht om de door haar
benoemde bestuurder op te dragen, althans uitdrukkelijk toe te staan, de reeds gesloten
koopovereenkomst (waarbij het Slotervaartziekenhuis was verkocht) te ontbinden. De
Ondernemingskamer wees dit verzoek van de hand met de ovenveging dat de zij niet zelf bestuurt, doch
dat dit uitdrukkelijk de zelfstandige taak van de door haar benoemde bestuurder is. Dat betekende in
deze zaak dat de Ondernemingskamer ook geen concrete instructie tot het verrichten van bepaalde
bestuurshandelingen gaf.
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
25
Enquête, tweede fase
De positie van de onderzoekers
Van der Moolen Holding N.V., 15 februari 2013, ARO 2013, 55
In de tweede fase van de Van der Moolen Holding N.V. procedure werd aangevoerd dat de onderzoekers
niet (voldoende) onafhankelijk waren. De Ondernemingskamer stelde voorop dat het weliswaar
wenselijk is dat op de voet van artikel 2:345 BW benoemde onderzoekers onafhankelijk zijn, maar aan
hen kunnen niet dezelfde eisen van onafhankelijkheid worden gesteld als aan rechters. Daarbij nam de
Ondernemingskamer in aanmerking dat de vereiste deskundigheid en beschikbaarheid in voorkomende
gevallen de keuze voor het benoemen van onderzoekers kunnen beperken. De Ondernemingskamer
stelde vervolgens vast dat zich bij de beursgenoteerde onderneming Van der Moolen Holding wanbeleid
had voor gedaan, zowel met betrekking tot bepaalde bedrijfsonderdelen, als ook in de structuur en
uitvoering van de corporate governance. Voorts stelde de Ondernemingskamer vast dat bepaalde
bestuurders en commissarissen persoonlijk verantwoordelijk voor het wanbeleid kunnen worden
gehouden. De voormalige voorzitter van het bestuur en een persoon die geacht werd als bestuurder te
zijn opgetreden werden tot betaling van de onderzoekskosten veroordeeld.
Wet op de Ondernemingsraden
Nederlands Christelijke Radiovereniging (NCRV1, i april 2012, ARO 2012, S
De ondernemingsraad van de NCRV (de ondernemer) stelde het besluit van NCRV tot fusie met KRO hij
de Ondernemingskamer aan de orde. De Ondernemingskamer oordeelde dat het besluit op onderdelen
niet van een deugdelijke motivering was voorzien. De ondernemingsraad was aldus niet in de
gelegenheid gesteld deze onderdelen in zijn advisering te betrekken, terwijl het besluit onmiskenbaar
gevolgen voor het personeel had. Daarmee handelde NCRV in strijd met het voorschrift van artikel 25
lid 3 WOR waarin de ondernemer wordt opgedragen een overzicht te verstrekken van de gevolgen die
het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben en van de
naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. Ook schoot het besluit te kort ten aanzien van de
vereiste duidelijkheid over de wijze waarop de medezeggenschap gelet op de fasering van de fusie tot
haar recht kon komen. De door NCRV beoogde fasering en de daarmee samenhangende besluitvorming
deden
wezenlijk afbreuk aan het goede verloop en de effectiviteit van de
alles overziend
medezeggenschap. Het besluit was daarmee kennelijk onredelijk. NCRV vroeg de door de
ondernemingsraad verzochte voorzieningen af te wijzen omdat toewijzing van deze voorzieningen een
tijdige afronding van het fusieproces ernstig in gevaar zou brengen, hetgeen tot onaanvaardbare
gevolgen zou leiden. Het zwaarwegende belang van tijdige afronding van het fusieproces stond echter
niet in de weg aan toewijzing van de gevraagde voorzieningen, omdat aangenomen moest worden dat de
ondernemingsraad dit belang voor ogen zou houden en zich zou inspannen om in redelijk overleg met
NCRV de vertraging als gevolg van deze beslissing tot een minimum te beperken.
—
—
Vaststelling Schadeloosstelling artikel
6:11
Wft
SNS Reaal N.V. c.s., ii juli 2012, ARO 2012, 114
Een opvallende zaak uit 2013 was uiteraard het verzoek van de Minister van Financiën tot vaststelling
van de schadeloosstelling voor de onteigende effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V.
en SNS Bank N.V. Voor de mondelinge behandeling van het verzoek werden meer dan 700
oproepingsbrieven door de griffie van de Ondernemingskamer verzonden. Ter zitting verschenen 36
partijen en de zitting werd door de Ondernemingskamer bovendien voor het eerst in het nieuwe Paleis
van Justitie aan het IJ gehouden.
De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State had zich eerder gebogen over de rechtmatigheid
van de onteigening. In haar beschikking stelde de Ondernemingskamer vast dat haar taak bij de
schadeloosstelling een zelfstandige was in die zin, dat zij ten minste diende te onderzoeken of zij het
aannemelijk achtte dat het aanbod geen volledige vergoeding van de door de betrokkenen geleden
schade vormde, ongeacht of wel of niet verweer is gevoerd. Aan het onteigeningsbesluit kwam voor
zover het beroep tegen het onteigeningsbesluit was verworpen
formele rechtskracht toe: voor de
Ondernemingskamer was de onteigening in zoverre een gegeven, dat zij deze niet opnieuw toetste.
—
—
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
26
De Ondernemingskamer oordeelde voorts dat de door de minister aangeboden schadeloosstelling van
€ 0,00 onvoldoende was toegelicht. Het was aannemelijk dat het aanbod geen volledige vergoeding van
de door de rechthebbenden geleden schade vormde, zoals de wet voorschrijft. De Ondernemingskamer
diende dan ook een hogere schadeloosstelling vast te stellen. Daartoe had de Ondernemingskamer
behoefte aan deskundige voorlichting. Partijen werden in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uitlaten
over de benoeming van deskundigen en over de vraagstelling aan de deskundigen. Overeenkomstig een
daartoe strekkend verzoek stelde de Ondernemingskamer tevens tussentijdse cassatieberoep open.
Cassatie is inmiddels ingesteld. De procedure wordt aangehouden in afwachting van de uitspraak van
de Hoge Raad.
Uitkoop
Grensoverschrijdende aspecten
Retif Holland B.V., 12 maart 2013, ARO 2013, 62
Veel uitkoopprocedures hebben grensoverschrijdende aspecten. Zo kunnen er in het buitenland
verblijvende gerechtigden op aandelen zijn, die hun aandelen houden via constructies naar buitenlands
recht (zie bijvoorbeeld Fairstar Heay Transport N.V., 12 februari 2013, ARO 2013, 43). Ook komt het
voor dat Nederlandse vennootschappen in het buitenland beursgenoteerd zijn en wordt ook de prijs in
(courante) vreemde valuta vastgesteld (zie bijvoorbeeld Brit Insurance, 15januari 2013, ARO 2013, 31
en de voormelde uitspraak in Fairstar Heavy Transport N.V.). In de zaak Retif Holland B.V. paste de
Ondernemingskamer Belgisch recht toe. Eiseres was een Belgische vennootschap. Zij had de andere
onbekende aandeelhouders gedagvaard. Eerder in de procedure bleek dat de, eveneens Belgische,
dochtervennootschap van eiseres de hier gevorderde aandelen hield, maar dat deze dochter inmiddels
was ontbonden en vereffend. Op de iaag of deze oorspronkelijke andere aandeelhouder na haar
vereffening was blijven bestaan alsmede op de vraag welke de gevolgen van wijzigingen in dat bestaan
waren, was naar het oordeel van de Ondernemingskamer Belgisch recht van toepassing. Naar Belgisch
recht hield deze aandeelhouder als gevolg van de afsluiting van de vereffening en in ieder geval na afloop
van vijf jaar nadien, op te bestaan en gingen het vereffeningssaldo alsmede de bekende goederen van
rechtswege over op de aandeelhouder van de vereffende vennootschap, derhalve op eiseres. Het
rechtsgevolg van de vereffening te beoordelen naar Belgisch recht was dat ook de beide in het
vermogen van de vereffende vennootschap/aandeelhouder vallende hij haar vereffening vergeten
aandelen in Retif Holland (de vennootschap waarvan de uitkoop van aandelen wordt gevorderd) waren
overgegaan op eiseres en dat die overgang naar Belgisch recht moest worden aangemerkt als een
verkrjging onder algemene titel. Die verkrjging was ook naar Nederlands recht geldig zonder dat
daartoe een tot overdracht bestemde notariële akte als bedoeld in artikel 2:196 BW vereist was. De
Ondernemingskamer concludeerde dat de beide aandelen in Retif Holland (reeds) op eiseres waren
overgegaan en dat zij derhalve reeds op die grond niet in haar vordering kon worden ontvangen.
—
—
—
—
Geschullenregeling
Toepassing nieuwe geschillenregeting
Expertisebureau Jonker/Wesdorp B.V., 10 september 2012, ARO 2012, 1F;1
In deze zaak vond de nieuwe geschillenregeling voor het eerst toepassing doordat de dagvaarding in
hoger beroep na invoering van de nieuwe regeling was uitgebracht. In deze zaak werd aangevoerd dat
de statutaire geschillenregeling van toepassing was. Echter, deze regeling was bedoeld indien de
stemmen in de vergadering van aandeelhouders staakten. Een dergelijke regeling kon noch worden
aangemerkt als een regeling “voor de oplossing van geschillen tussen aandeelhouders” (oud recht), noch
als een regeling “voor de oplossing van geschillen als in deze afdeling bedoeld” (nieuw recht). De
vordering tot uitstoting was toewijsbaar. Omdat ontwikkelingen sedert het verbreken van de
samenwerking tussen de aandeelhouders van invloed konden zijn op de waarde en de te betalen prijs
kon, zonder nadere gegevens over de periode sedertdien anders dan de Rechtbank oordeelde niet
van worden uitgegaan dat de waarde onveranderd was gebleven. Er werd een deskundigenbericht over
de waarde van de aandelen bevolen.
—
—
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
27
V. ORGANISATIE
De Ondernemingskamer houdt zitting met telkens drie raadsheren, waarvan één als voorzitter, twee
raden (deskundigen uit de praktijk die geen lid zijn van de rechterlijke macht) en een griffier.
De voorzitter, de secretarissen en de administratief-juridisch medewerkers van de Ondernemingskamer
vormen samen het bureau van de Ondernemingskamer. Het bureau is onder meer belast met de
coördinatie van de lopende procedures, het onderhouden van de contacten met door de
Ondernemingskamer benoemde externe personen (onderzoekers, bestuurders en anderen) en de
externe representatie van de Ondernemingskamer.
De bezetting van de Ondernemingskamer was in het jaar
Leden van de Rechterlijke Macht
Voorzitter:
mr. P. Ingelse
Raadsheren:
mr. E.F. Faase
A.C. Faber
mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar
mr. E.A.G. van der Ouderaa
mr. G.C. Makkink
Raadsheren-plaatsvervanger:
prof. mr. M.P. Nieuwe Weme
prof. mr. J.H.M. Willems
Raden(-plaatsvervanger)
prof. dr. M.A. van Hoepen RA
prof. dr. J. Klaassen RA (tot 1juni 2013)
E.R. Bunt
drs. P.R. Baart
prof. dr. R.A.H. van der Meer RA
G.A. Cremers
prof. dr. mr. F. van der Wel RA
prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA
H. de Munnik
drs. J. van den Belt
dr. P.M. Verboom
drs. M.A. Scheltema
mr. drs. B.M. Prins RA (per 3januari 2013)
drs. P.G. Boumeester (per 7januari 2013)
prof. drs. E. Eeftink RA (per 17 september 2013)
Secretarissen van de Ondernemingskainer
mr. A.J. van Wees
mr. drs. R. Verheggen
mr. B.M. Meerdink-Schenau
mr. H.H.J. Zevenhuijzen
Juridisch medewerker
mr. T. Salemink (tot ijuli 2013)
Administratief-juridisch medewerkers
C.C. Wessendorp (tot ijuli 2013)
C.M.M. van Vlaanderen
D. Sleebos (vanaf 1januari 2013)
2013
als volgt:
Jaarverslag Ondernemingskamer 2013
28
VI. CONTACTGEGEVENS (sinds april
2013)
Bezoekadres en Griffie
Paleis van Justitie
IJdok 20
1013 MM Amsterdam
Telefoon- en faxnummer
telefoon:
fax:
(+31) (o)88
(+31)
36
(0)88 36
-
-
11317
10040
Postadres
Postbus 1312
1000 BH AMSTERDAM
Terechtzittingen
Paleis van Justitie
IJdok 20
1013 MM Amsterdam
E-mailadres
[email protected]
Website
www.rechtspraak.nl
Webpagina
http: //www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Amsterdam/OverHetGerechtshof/
Organisatie/Pages/Ondernemingskamer.aspx