Pedagogisch Beleid 2014

 Pedagogisch beleid
INHOUDSOPGAVE
Inleiding .................................................................................................................................... 3
1.
Visie op Kinderopvang ....................................................................................................... 4
1.1
Uitgangspunten .............................................................................................................. 4
1.2
Vier ogen beleid ............................................................................................................. 5
2.
Pedagogisch Beleid ........................................................................................................... 8
2.1
Veiligheid ...................................................................................................................... 8
2.2
Ontwikkelingsgebieden ................................................................................................. 8
2.3
Persoonlijke ontwikkeling.............................................................................................. 9
2.3.1
Cognitieve ontwikkeling............................................................................................ 9
2.3.2
Lichamelijke ontwikkeling ........................................................................................ 9
2.3.3
Creatieve ontwikkeling ............................................................................................10
2.3.4 Communicatieve ontwikkeling....................................................................................10
2.4
Sociaal-emotionele ontwikkeling ..................................................................................10
2.5
Morele ontwikkeling .................................................................................................... 11
3.
Pedagogisch Werkplan .....................................................................................................12
3.1
Algemeen ......................................................................................................................12
3.2
Verzorging ....................................................................................................................14
3.2.1
Wennen ...................................................................................................................14
3.2.2
Eten en drinken ........................................................................................................14
3.2.3
Verschonen en zindelijkheid.....................................................................................14
3.2.4
Aan- en uitkleden .....................................................................................................15
3.2.5
Slapen......................................................................................................................15
3.2.6
Begroeten en afscheid nemen ...................................................................................16
3.3
4.
Spelen ..........................................................................................................................16
3.3.1
Samen spelen ...........................................................................................................16
3.3.2
Motorisch en zintuiglijk............................................................................................17
3.3.3
Muziek, liedjes en Dans ............................................................................................18
3.3.4
Natuur en omgeving .................................................................................................18
3.3.5
Fantasiespel ............................................................................................................19
3.3.6
Taal ontwikkeling ....................................................................................................19
3.3.7
Activiteiten…………………………………………………………………………………………………..……..19
3.3.8
Babygebaren ........................................................................................................... 20
Slot woord .......................................................................................................................21
2 Pedagogisch beleid – Januari 2014 I NLEIDING
Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van kinderdagverblijf KiKeBOO. In dit pedagogisch beleid
willen wij laten zien welke uitgangspunten en doelen ten grondslag liggen aan het pedagogisch
handelen van onze medewerkers. We verwoorden onze werkwijze zo concreet mogelijk en richten
onze visie op de praktijk.
Dit pedagogisch beleid is opgesteld door Anjuli Stellwag, eigenaar van KiKeBOO en
ontwikkelingspsychologe, en Eline Grooten-Bom, assistent leidinggevende en orthopedagoge.
Aangezien de pedagogisch medewerkers in de praktijk werken, is dit beleid ook met hun
besproken. Door hun inzichten vanuit de praktijk hebben zij hun steentje bijgedragen aan het tot
stand komen van dit pedagogisch beleid.
Samen met onze pedagogisch medewerkers willen wij de kinderen, die bij ons naar het
kinderdagverblijf komen, in een vroeg stadium van hun leven verschillende vaardigheden
meegeven. Wij zorgen er bovendien voor dat kinderen op ons kinderdagverblijf de mogelijkheid
krijgen om zich te ontwikkelen in een optimale en stimulerende omgeving. Een omgeving waarin
kinderen zich veilig en vertrouwd voelen.
In ons beleid wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende ontwikkelingsgebieden waarin
bepaalde vaardigheden kunnen worden verworven. Het doel van dit pedagogisch beleid is om de
kinderen op de juiste wijze te stimuleren en om alle vaardigheden, van de betreffende
ontwikkelingsgebieden, eigen te maken.
Drs. Anjuli Stellwag
Directeur KiKeBOO
Utrecht, januari 2014 3 Pedagogisch beleid – Januari 2014 1. V ISIE OP K INDEROPVANG
1.1
U IT G A N G S P U N T E N
KiKeBOO is niet bedoeld als ‘parkeerplaats’ voor baby's en peuters van werkende ouders, maar als
een partner in de opvoeding. Het kinderdagverblijf deelt de verantwoordelijkheid in de opvoeding
en de ontwikkeling van de kinderen. Dat zie je bij ons niet alleen terug op het kinderdagverblijf
zelf, maar ook door het Bureau Opvoed-Ondersteuning, hiermee bieden wij ouders laagdrempelige
en deskundige ondersteuning bij de opvoeding.
De eerste levensjaren van kinderen zijn van groot belang voor hun verdere ontwikkeling. In deze
jaren wordt de basis gelegd voor de rest van hun leven. Daarom vinden wij het van groot belang
om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling en ze de vrijheid te geven om te spelen, te
ontdekken en te beleven. Goede kinderopvang biedt kinderen de mogelijkheid om vaardigheden te
leren,
zoals
cognitieve,
motorische,
emotionele
en
sociale
vaardigheden.
Kinderen verkeren op een kinderdagverblijf in een groep en hebben hierdoor vanzelfsprekend de
gelegenheid om van elkaar te leren, samen te spelen, op hun beurt te wachten, ruzie te maken,
zich in te leven in de ander en om vriendjes te maken. Ook prikkelt de aanwezigheid van andere,
eventueel oudere, kinderen het imiteren van elkaar. Kinderen leren dit alles niet alleen door het
spel met andere kinderen, maar ook door het daadwerkelijke samenzijn in een groep. Ze werken
samen met andere kinderen, ze leren verantwoordelijkheid te nemen, ze zien wat de consequenties
van bepaalde gedragingen zijn voor anderen en ze leren andere kinderen te troosten.
Door alle bovenstaande redenen draagt een goed kinderdagverblijf hierdoor iets extra’s bij aan de
ontwikkeling van kinderen.
KiKeBOO heeft gekozen voor horizontale groepen, dat wil zeggen groepen waar kinderen van
dezelfde leeftijdsgroep bij elkaar zitten. Op horizontale groepen heerst een evenwichtig dagritme,
hebben kinderen de mogelijkheid om te spelen met verschillende leeftijdsgenootjes, is er meer
individuele aandacht voor de kinderen, meer rust en kunnen er meer leeftijdsgerichte activiteiten
worden aangeboden. Tevens is er meer aandacht voor de eigen ontwikkeling van kinderen, ze
kunnen zich op hun eigen wijze en in hun eigen tempo te ontwikkelen. Op horizontale groepen is
ook de signalerende functie van pedagogisch medewerkers optimaal te benutten.
Wij zien echter ook de voordelen van verticale groepen en proberen deze voordelen te benutten.
Een voordeel van verticale groepen is uiteraard het contact met alle leeftijden. Wij brengen daarom
de groepen regelmatig met elkaar in contact, zodat kinderen ook kunnen spelen met nietleeftijdsgenootjes. Daarnaast hebben onze horizontale groepen een ruime leeftijdsopbouw,
namelijk babygroepen van 2 tot ca. 22 maanden en peutergroepen van ca. 22 maanden tot 4 jaar.
De baby’s krijgen bij ons zo de rust en aandacht die ze nodig hebben in de eerste maanden van
hun leventje, maar kunnen ze zich, als ze wat ouder worden, toch optrekken aan de dreumesen op
de groep. Dit geldt uiteraard ook voor de dreumesen op de peutergroep, zij kunnen zich optrekken
aan de oudere peuters en deze kunnen zich op hun beurt ontfermen over de jongere kinderen op
de groep.
We hebben er bewust voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen dreumesen en peuters
en hebben dus geen aparte dreumesgroep, zodat kinderen maar één keer door hoeven te schuiven
naar een nieuwe groep. Kinderen schuiven rond 22 maanden door naar één van de peutergroepen.
Wij kijken hierbij naar de individuele ontwikkeling van elk kind en naar de groepssamenstelling op
de peutergroepen. We beslissen in overleg met groepsleiding en ouders of een kind er aan toe is
om door te schuiven. Het ene kind is er nu eenmaal eerder aan toe dan het andere kind om door te
schuiven naar de volgende groep.
4 Pedagogisch beleid – Januari 2014 De contacten tussen de ouders en de pedagogisch medewerkers zijn voor ons van groot belang.
Om kinderen op de juiste manier te verzorgen en te stimuleren in hun ontwikkeling is het
noodzakelijk dat er informatie over het kind wordt uitgewisseld. Op deze manier kunnen zowel de
ouders als de groepsleiding het kind optimaal begeleiden en verzorgen. Verder is het van belang
dat ouders vertrouwen in ons hebben. Op het moment dat ouders vertrouwen hebben in het
kinderdagverblijf en de medewerkers, zal het kind hetzelfde gevoel ervaren. Dit gevoel van
veiligheid en geborgenheid is natuurlijk van groot belang voor kinderen en hun ontwikkeling.
Zelfvertrouwen en veiligheid is voor kinderen zeer belangrijk om zich optimaal te kunnen
ontwikkelen. Wij willen kinderen zelfvertrouwen geven door ze de mogelijkheid te bieden om
fouten te maken en om daarvan te leren. Dit doen we door ze hulp en ondersteuning aan te bieden
bij moeilijke opgaven en door ze steeds meer zelfstandig te laten doen, bijvoorbeeld aan- en
uitkleden of brood smeren, maar ook conflicten en problemen oplossen. Kinderen krijgen hierdoor
inzicht in wat ze wel en niet zelfstandig kunnen. Bij wat ze niet zelfstandig kunnen, bieden de
pedagogisch medewerkers de kinderen ondersteuning.
Er zijn verschillende ontwikkelingsgebieden waarin bepaalde vaardigheden kunnen worden
verworven. Wij stimuleren kinderen op de juiste wijze om ze alle vaardigheden, van de betreffende
ontwikkelingsgebieden, eigen te laten maken. We stellen geen einddoelen vast die kinderen bereikt
moeten hebben op een bepaalde leeftijd of op het moment dat ze naar de kleuterschool gaan. Ons
streven is juist om ieder kind zo goed mogelijk voor te bereiden op de schoolperiode en ieder kind
de mogelijkheid te hebben gegeven om zich optimaal bij ons te kunnen ontwikkelen. De
ontwikkeling van kinderen is uiteraard per kind verschillend, elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen
tempo en op zijn eigen manier en elk kind moet hier ook de ruimte voor krijgen. We vinden het
echter wel belangrijk dat kinderen geobserveerd worden, actief gestimuleerd worden en waar nodig
eventueel geïntervenieerd kan worden door pedagogisch medewerkers.
1.2 V IE R
O G E N B E L E ID
De commissie Gunning onderzocht ‘de Amsterdamse zedenzaak’ en heeft een rapport opgesteld
waarin zij aanbevelingen heeft gedaan om in de toekomst de veiligheid van kinderen op
kinderdagverblijven beter te waarborgen. Kinderdagverblijf KiKeBOO heeft intensief stil gestaan bij
deze aanbevelingen, aangezien wij de veiligheid van de kinderen uiteraard hoog in het vaandel
hebben staan.
Altijd vier ogen is praktisch onmogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een kind wat naar bed wordt
gebracht door één van de pedagogisch medewerkers, waardoor beide medewerkers even alleen
zijn in een verschillende ruimte. Ondanks deze onmogelijkheid in de praktijk zullen de
aanbevelingen zo consequent mogelijk worden toegepast en zoveel mogelijk worden uitgevoerd op
ons kinderdagverblijf.
Naast een verscherpt beleid vinden wij het van belang dat onze medewerkers goed opgeleid zijn,
toegerust zijn om signalen te herkennen, problemen bespreekbaar kunnen maken en met elkaar
open communiceren over wat ze doen. We waken ervoor dat onze medewerkers niet te
terughoudend worden in het contact met de kinderen, omdat ze bang zijn dat knuffelen verkeerd
uitgelegd kan worden. Kinderen van 0 tot 4 jaar hebben juist veel lichamelijk contact nodig.
We hebben met de medewerkers en onze oudercommissie besproken aan welke maatregelen we
al voldoen en wat opnieuw aandacht verdient. De conclusie was dat we op veel punten al voldoen
aan het vierogen principe, maar dat ook wij uiteraard nog aanscherpingen aan ons beleid konden
doen. We hebben de aanbevelingen vertaald als 'meer ogen en meer oren op de groep' en
'transparantie van de ruimtes'. Hieronder volgen de maatregelen die wij als kinderdagverblijf
hebben getroffen om op een verantwoorde manier uitvoering te geven aan het vier-ogen beleid.
5 Pedagogisch beleid – Januari 2014 Personeel
•
KiKeBOO zal met nog meer zorg personeel aannemen dan voorheen. Medewerkers dienden
altijd al een verklaring omtrent het gedrag te overleggen, voordat zij konden starten met
werken. Medewerkers die al in dienst zijn, vragen dit jaar een nieuwe VOG aan, om te voldoen
aan de eis van continue screening. Referenties worden nu nog uitgebreider nagetrokken en
vormen voortaan een vast onderdeel van het personeelsdossier.
•
Ook gespreksverslagen, klachten, incidenten en signalen worden altijd opgenomen in het
personeelsdossier van de betreffende medewerker, ook als het gaat om invalkrachten.
•
Pedagogische kwaliteit wordt geborgd al bij de aanname van personeel. We stellen hoge eisen
aan de kwaliteit van nieuw personeel. We vinden het van belang om altijd een mix van MBO en
HBO-niveau geschoold op de groepen te hebben. Daarnaast zijn leidinggevenden bij ons altijd
minimaal HBO-niveau geschoold. Pedagogiek is een belangrijk onderwerp van gesprek in de
functionerings- en beoordelingsgesprekken.
•
Er zijn reeds goede afspraken en procedures voor
beoordelingsgesprekken. Ook voor onze invalkrachten
evaluatiegesprekken gevoerd.
periodieke functionerings- en
worden op structurele basis
•
KiKeBOO werkt zeer incidenteel samen met één uitzendbureau. Zij dienen aan te tonen dat ze
daadwerkelijk onderzoeken of uitzendkrachten een verklaring van goed gedrag en de juiste
diploma’s hebben.
•
Op KiKeBOO werken in principe dagelijks twee medewerkers op elke groep. Omdat er tijdens
de start, de pauzes en de afsluiting vaak maar één medewerker per groep aanwezig is, worden
groepen samengevoegd of blijven de deuren tussen twee groepsruimtes open. Zo zorgen we
ervoor dat er altijd minimaal twee medewerkers aanwezig zijn.
•
Bij een halve groep (bijvoorbeeld in de zomerperiode) waarbij een medewerker alleen mag
staan, is er extra aandacht voor de zichtbaarheid van die medewerker. Doordat alle groepen
vlak naast elkaar liggen en de berging, de pauzeruimte en het washok op verschillende plekken
zijn, lopen medewerkers regelmatig onverwachts door of langs elkaars groep en kunnen ze
door het glas bij elkaar naar binnen kijken. Iedereen is er van op de hoogte als een
medewerker alleen op een groep staat en de afspraak is dan ook dat we diegene zoveel
mogelijk bijstaan. Regelmatig komt er dus een collega of een leidinggevende kijken en/of hulp
aanbieden.
•
Pedagogisch medewerkers lopen regelmatig elkaars groepsruimtes binnen. Bovendien kunnen
ze in elkaars groepsruimte naar binnen kijken door het glas in de ramen.
•
De leidinggevende lopen ook regelmatig binnen in de groepsruimtes.
•
Wat betreft invallers hanteren wij altijd de regel dat er een vaste kracht naast de invaller
werkt, ook als deze (tijdelijk) uit een andere groep moet komen. Invallers kunnen nooit,
zonder vaste medewerker, de locatie openen of sluiten.
•
Om ouders een beter beeld te geven van de invalmedewerkers die voor hun kindje zorgen, zal
er op de deur van de groepsruimte een foto hangen van de invaller die werkt. Daarnaast
brengen wij jaarlijks voor de zomerperiode een nieuwsbrief over alle werkzame invallers uit.
•
Waar mogelijk worden er stagiaires ingezet om het vier ogen principe nog extra na te leven.
6 Pedagogisch beleid – Januari 2014 Locatie
•
Het kinderdagverblijf heeft in de basis al veel ramen en in alle groepsdeuren zit glas, waardoor
er altijd goed zicht is op alle groepen, kinderen en medewerkers. Afgelopen jaar is er op twee
plekken zelfs nog extra glas geplaatst. Uiteraard mag het glas van de deuren niet worden
beplakt.
•
Pedagogisch medewerkers en leidinggevenden lopen regelmatig elkaars groepsruimtes binnen.
Bovendien kunnen ze in elkaars groepsruimte naar binnen kijken door het glas in de ramen.
•
Vanuit de centrale hal is zicht op drie van de vier groepen door het glas in de deuren. De vierde
groep is zichtbaar vanuit de pauzeruimte, de berging en vanuit de ramen aan de buitenruimte.
•
In zowel de slaapruimte van de baby- als de peutergroep staat een babyfoon aan.
•
KiKeBOO heeft geen aparte of afgesloten verschoonruimtes.
Cultuur binnen KiKeBOO
•
We hebben een open cultuur. Dit betekent concreet: elkaar (durven) aanspreken op gedrag,
feedback geven als een collega, ouder of anderszins betrokkene afwijkend gedrag vertoont,
gevoelens of twijfels kenbaar durven maken bij leidinggevenden.
•
Tijdens groepsbesprekingen geven pedagogisch medewerkers feedback (vast agendapunt) aan
elkaar, zowel feedback over dingen die goed gaan maar ook dingen die minder goed gaan. Dit
maakt dat we kritisch blijven naar elkaar.
•
KiKeBOO kent een schriftelijke klachten- en signalenprocedure voor ouders én medewerkers.
De directie behandelt alle klachten persoonlijk. Signalen omtrent medewerkers worden
opgenomen in hun dossier en uiteraard besproken met de betreffende medewerker. Ofwel
individueel in het halfjaarlijkse functioneringsgesprek ofwel in een groepsbespreking.
Daarnaast is KiKeBOO aangesloten bij de SKK (Stichting Klachten Kamer) een onafhankelijke
klachtencommissie waar ouders hun klachten ten gehore kunnen brengen.
Uitstapjes & Fotomateriaal
•
Het vier-ogen principe geldt ook voor uitstapjes. Uitstapjes kunnen alleen plaatsvinden
wanneer er minimaal twee volwassen begeleiders meegaan, waaronder in ieder geval één
pedagogisch medewerker.
•
Het beleid ten aanzien van het gebruik van (digitale) foto- en filmapparatuur en het
verspreiden en gebruiken van beeld materiaal is opnieuw en scherper vastgelegd. Op KiKeBOO
mogen alleen de vaste medewerkers foto- of filmopnamen maken. Ze mogen daarbij alleen
camera’s gebruiken die eigendom zijn van KiKeBOO. Privécamera’s en mobiele telefoons van
medewerkers zijn niet toegestaan. Ouders mogen alleen op verzoek foto’s maken met eigen
apparatuur en hierbij mogen ze alleen hun eigen kindje fotograferen. Het materiaal van de
eigen KiKeBOO camera’s mag alleen via de computers van KiKeBOO worden gebruikt door de
medewerkers.
•
Ouders dienen actief akkoord te geven voor het gebruik van fotomateriaal op het
kinderdagverblijf en op de website.
7 Pedagogisch beleid – Januari 2014 2. P EDAGOGISCH B ELEID
2.1 V E IL IG H E ID
Kinderen behoren zich veilig en vertrouwd te voelen in hun dagelijkse omgeving, hiertoe behoort
uiteraard ook het kinderdagverblijf. Alleen als ze zich veilig voelen kunnen ze zich op de juiste
wijze ontwikkelen en kunnen ze de aangereikte stimulering optimaal benutten. Kinderen laten zich
snel remmen als ze zich niet veilig voelen, ze kunnen bijvoorbeeld bang worden om fouten te
maken, zichzelf niet volledig durven uiten of zich terugtrekken van sociale gebeurtenissen. Op de
groepen is het daarom belangrijk dat er vertrouwen, rust en veiligheid wordt uitgestraald. In eerste
instantie is het van belang om ouders het vertrouwen te geven dat er goed voor hun kindje zal
worden gezorgd. Op het moment dat ouders namelijk vertrouwen hebben in de pedagogisch
medewerkers zullen kinderen dit gevoel overnemen. Tevens is het van belang dat de kinderen zich
kunnen hechten aan de pedagogisch medewerkers die ze een aantal dagen in de week zien.
Stabiliteit in personeel is daarom belangrijk, maar pedagogisch medewerkers zullen ook tijd en
aandacht aan de hechting besteden om de kinderen op deze wijze een veilig gevoel te geven.
Hiernaast bestaat ook nog de daadwerkelijke letterlijke veiligheid van het gebouw en de groepen.
Het materiaal, meubilair en de inrichting voldoen aan strenge veiligheidsnormen en dit wordt
regelmatig gecontroleerd. Bij de inrichting is het overzicht op de groepen van belang, zowel voor
de pedagogisch medewerker als voor de kinderen. De groepsruimten spreken kinderen aan, onder
andere door kleur, materiaal en speelgoed dat is aangepast op het ontwikkelingsniveau van de
kinderen. De groepsruimten moeten de kinderen uitnodigen om te spelen. Er wordt dagelijks
gezorgd voor en nagedacht over de veiligheid van de kinderen. Op elke groep is een
calamiteitenplan aanwezig en alle vaste pedagogisch medewerkers beschikken over een kinderEHBO diploma, ook zijn er minimaal drie teamleden met een Diploma Bedrijfshulpverlening. Verder
is het kinderdagverblijf volledig ingericht en uitgerust conform de eisen van de brandweer en de
GGD. Deze laatste verwacht dat elk kinderdagverblijf ieder jaar een risico-inventarisatie uitvoert,
wat betreft de risico’s van de veiligheid en de gezondheid op de groep. Na deze inventarisatie
stellen wij elk jaar hieraan gerelateerde huisregels op.
2.2 O N T W IK K E L IN G S G E B IE D E N
KiKeBOO richt zich op de ontwikkeling van kinderen, waarbij het van belang is dat kinderen op de
juiste wijze worden gestimuleerd in hun ontwikkeling en dat ze de ruimte krijgen om zichzelf te
ontwikkelen. De verschillende activiteiten, die op de groepen worden aangeboden door de
pedagogisch medewerkers, zijn gericht op de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden. Het
is de bedoeling dat onderstaande beschrijving van vaardigheden en ontwikkelingsgebieden ons
inspireert in het werken met de kinderen en dat we de aandacht vestigen op het grote scala aan
vaardigheden dat door jonge kinderen al verworven kan worden.
Wij maken voor ons pedagogisch beleid onderscheid tussen de volgende ontwikkelingsgebieden:
•
De persoonlijke ontwikkeling:
o De cognitieve ontwikkeling
o De lichamelijke ontwikkeling
o De creatieve ontwikkeling
o De communicatieve ontwikkeling
8 Pedagogisch beleid – Januari 2014 •
De sociaal-emotionele ontwikkeling
•
De morele ontwikkeling
Deze ontwikkelingsgebieden zijn uiteraard niet strikt gescheiden, maar overlappen elkaar in veel
gevallen. Maar voor de duidelijkheid en de toepasbaarheid in de praktijk zijn ze hieronder
afzonderlijk uitgewerkt.
2.3 P E R S O O N L IJ K E
O N T W IK K E L IN G
Dit gedeelte van de ontwikkeling bestaat uit een breed spectrum. Verschillende gebieden vormen
namelijk samen de persoonlijke ontwikkeling, deze gebieden zijn de cognitieve, de lichamelijke, de
creatieve en de communicatieve ontwikkeling. Al deze ontwikkelingsgebieden overlappen elkaar
onderling. Tevens zal elk kind zijn eigen unieke ontwikkelingspad, in zijn eigen tempo doorlopen.
De sociaal-emotionele en de morele ontwikkeling hebben uiteraard ook invloed op de persoonlijke
ontwikkeling, maar zullen in ons pedagogisch beleid apart worden behandeld.
2.3.1 C O G N I T I E V E
ONTWIKKELING
Dit is de ontwikkeling van het verstandelijke vermogen. Zoals de ontwikkeling van taal, zowel op
begripsniveau, als op spraak- en leesniveau, het opdoen van kennis over de fysieke wereld en
wetmatigheden (zoals de zwaartekracht), de ontwikkeling van het geheugen, het leren oplossen
van problemen, het leren benoemen en begrijpen van bedoelingen, de ontwikkeling van het logisch
denken en het leren van hoeveelheden en verhoudingen.
Deze vaardigheden worden op het kinderdagverblijf gestimuleerd door veel tegen, en met, de
kinderen te praten, door liedjes te zingen, door boekjes voor te lezen, maar ook door dagelijkse
gebeurtenissen te bespreken met elkaar, door kinderen steeds meer zelf oplossingen te laten
bedenken voor problemen, door spelmateriaal aan te bieden waaruit kinderen, woorden, kleuren,
getallen, vormen, maar ook seizoenen leren. Het allerbelangrijkste vinden wij om kinderen veel
zelfstandig te laten doen, te laten oefenen en op te lossen.
2.3.2 L I C H A M E L I J K E
ONTWIKKELING
De lichamelijke ontwikkeling heeft te maken met de motorische en zintuiglijke vaardigheden van
kinderen. De motorische ontwikkeling is verder te specificeren in de grove motoriek en de fijne
motoriek.
De grove motoriek bestaat onder andere uit het hoofdje kunnen optillen, omrollen, kruipen, lopen,
rennen, klimmen, springen en bijvoorbeeld huppelen. Maar de grove motorische ontwikkeling heeft
ook te maken met ritmisch bewegen op muziek en het zelf aan en uit kunnen kleden.
Al deze vaardigheden kunnen op verschillende wijze gestimuleerd worden door de pedagogisch
medewerker, bijvoorbeeld door bij de allerkleinste het speelgoed zo te plaatsen, dat ze worden
uitgedaagd om zich om te rollen of om te beginnen met kruipen. Voor de oudere kinderen kan er
gebruik worden gemaakt van speeltoestellen om op te klimmen en te klauteren en fietsjes in de
buitenruimte, maar ook het dansen op muziek of het zingen van liedjes met specifieke bewegingen
erin verwerkt.
De fijne motoriek bestaat uit bijvoorbeeld het vastpakken van klein speelgoed, het in de mond
stoppen van speelgoed, maar ook kralen rijgen, knippen, tekenen en schrijven. Deze vaardigheden
worden op het kinderdagverblijf gestimuleerd door de baby’s bijvoorbeeld te laten spelen met een
baby-gym, met rammelaars en door motorische spelletjes samen met ze te doen. Voor de wat
9 Pedagogisch beleid – Januari 2014 grotere kinderen kan de fijne motoriek worden gestimuleerd door onder andere kralen rijgen,
knutselen en het zelf leren openmaken van knopen en ritsen.
De zintuiglijke vaardigheden hebben te maken met het ontwikkelen van de zintuigen. Kinderen
leren in korte tijd voelen, ruiken, horen, zien en proeven. De zintuigen kunnen verder ontwikkeld
worden door het ontdekken van verschillende materialen (zacht of hard speelgoed, glad speelgoed
of speelgoed met structuren), tastspelletjes, spelletjes met een blinddoek, maar natuurlijk ook
simpelweg de maaltijden aan tafel.
2.3.3 C R E A T I E V E
ONTWIKKELING
De creatieve ontwikkeling is de ontwikkeling van competenties die te maken hebben met het
uitdrukken van gevoelens en gedachten op een andere manier dan door middel van taal. De
creatieve ontwikkeling heeft te maken met allerlei uitingsvormen, zoals dansen, zingen, het maken
van muziek, tekenen, verven, bouwen, knutselen en fantasiespel. Op het kinderdagverblijf kunnen
dergelijke activiteiten eenvoudig aangeboden worden; luisteren naar muziek, dansen op muziek,
liedjes zingen (eventueel met bewegingen erin verwerkt), het spelen met muziekinstrumenten,
allerlei knutselactiviteiten, tekenen, schilderen en het fantasiespel.
Vaak zullen deze spelvormen in groepsverband worden aangeboden aan de kinderen, zodat een
groepsactiviteit ontstaat, maar individueel is er ook voldoende aandacht voor de creatieve
ontwikkeling. Dit is belangrijk aangezien de creatieve ontwikkeling meer individueel is dan de
andere ontwikkelingsgebieden, het ene kind houdt nu eenmaal meer van dansen en zingen dan het
andere kind en het ene kind kan de hele dag door knutselen en tekenen, terwijl het andere kind
liever fysiek bezig is met bijvoorbeeld fietsen of klimmen. Daarom is het, bij het stimuleren van
creatieve vaardigheden, van extra groot belang om kinderen de ruimte te geven en hun voorkeur
te respecteren.
2.3.4 C O M M U N I C A T I E V E
ONTWIKKELING
De communicatieve ontwikkeling heeft te maken met het contact met anderen en uitdrukking
geven aan eigen gedachten en gevoelens zowel verbaal als non-verbaal. De vaardigheden die
hierbij horen, zijn het begrijpen en het gebruiken van taal in de communicatie met anderen, het
begrijpen van non-verbale communicatie en het ook zelf kunnen toepassen, de motivatie om jezelf
begrijpelijk te maken, het kunnen luisteren naar verhalen en het begrijpen van plaatjes of foto’s
eventueel in de context van een verhaal.
Al deze vaardigheden worden gestimuleerd door bekende dingen vaak te benoemen, zodat het
begrip van taal vergroot wordt en kinderen deze woorden kunnen overnemen, maar ook door naar
kinderen te luisteren en dit te verwoorden in grammaticaal correcte zinnen, door liedjes te zingen,
door boekjes voorlezen en door dagelijkse gebeurtenissen te bespreken met elkaar.
2.4 S O C IA A L - E M O T IO N E L E
O N T W IK K E L IN G
Dit gebied bestaat overduidelijk uit twee delen, een sociaal gedeelte en een emotioneel gedeelte,
deze beide delen zijn echter zeer nauw met elkaar verbonden, vandaar dat ze hier als één
ontwikkelingsgebied worden besproken.
De sociale ontwikkeling heeft te maken met de sociale omgang met anderen, zoals het begrip en
het besef van met elkaar verbonden zijn of van elkaar afhankelijk zijn, de bewustwording van de
eigen identiteit, het aanvoelen en begrijpen van anderen, het imiteren van anderen, initiatief
nemen, maar ook volgen, samen spelen, samen delen, problemen met elkaar oplossen, het
10 Pedagogisch beleid – Januari 2014 aanbieden van hulp, maar ook het accepteren van hulp als die wordt aangeboden.
Het kinderdagverblijf is een zeer geschikte plek om deze vaardigheden aan te leren, aangezien
kinderen op een kinderdagverblijf in groepen verkeren waarin rekening met elkaar moet worden
gehouden, ze zullen conflicten met elkaar moeten oplossen en enerzijds initiatief kunnen nemen en
anderzijds ook kunnen leren volgen. Bovendien zullen kinderen vaak te maken krijgen met de
gevoelens van anderen. Het is de taak van de pedagogisch medewerkers om deze sociale
interacties op een goede manier te begeleiden. De pedagogisch medewerkers zorgen voor een
goede sfeer op de groep en bevorderen kinderen in het samen spelen. Ze zorgen ervoor dat de
aandacht afwisselend op alle kinderen wordt gericht, door begroetingen en afscheid, door kinderen
verhalen te laten vertellen of door het laten zien van hun spel. Daarnaast kunnen ze ook met
kinderen meespelen om zo het spel te begeleiden. Door de omgang met andere kinderen, zowel
oudere als jongere, en door de omgang met de groepsleiding leren kinderen wat voor effect hun
gedrag heeft op anderen. Op deze jonge leeftijd zullen ze ook al vriendschappen kunnen maken.
De emotionele ontwikkeling heeft juist meer te maken met de kinderen zelf. Hoe ervaren kinderen
zichzelf en hoe uiten en reguleren ze hun eigen gevoelens? Vaardigheden die verworven kunnen
worden op het emotionele vlak zijn bijvoorbeeld zelfvertrouwen, controle hebben over de eigen
impulsen en frustraties, de bewustwording van zichzelf, het leren en begrijpen van de verschillende
soorten gevoelens en het vermogen om deze gevoelens te reguleren en op een sociale en gezonde
manier te uiten. De pedagogisch medewerkers kunnen kinderen stimuleren en begeleiden in hun
emotionele ontwikkeling. Dit doen ze bijvoorbeeld door de gevoelens van kinderen serieus te
nemen en te benoemen. Maar ook door het aan bod te laten komen van verschillende emoties,
bijvoorbeeld in spelvorm, zoals boos, verdrietig, bang, teleurgesteld, blij en gelukkig zijn. Tevens
ondersteunen ze kinderen ook in hun emotionele ontwikkeling door het stimuleren van rollenspelen
en fantasiespel en door alle kinderen te respecteren en te accepteren zoals ze zijn, waardoor ze
vertrouwen in zichzelf krijgen.
2.5 M O R E L E
O N T W IK K E L IN G
De morele ontwikkeling is de bewustwording van normen en waarden. Waarden geven uitdrukking
aan de betekenis die men hecht aan bepaalde gedragingen of gebeurtenissen, waarden zijn
cultuurgebonden en zullen van tijd tot tijd variëren. Normen vertalen de waarden in regels hoe
men zich hoort te gedragen. Voorbeelden van normen en waarden in de praktijk zijn bijvoorbeeld
het leren van goede manieren, het leren van sociale regels en omgangsvormen, het kunnen
gehoorzamen, het voor zichzelf op kunnen en durven komen, het bewust zijn van eigen gevoelens
en inzicht in de gevolgen van eigen handelingen en gedragingen.
Dit zijn competenties waarbij het kinderdagverblijf wederom een geschikte plek is om kinderen in
te stimuleren. De pedagogisch medewerkers helpen kinderen bij het omgaan met andere kinderen,
ze leren kinderen om iedereen in zijn waarde te laten. Ze laten kinderen zien wat het gevolg is van
hun handelen voor anderen en voor zichzelf. Ze leren kinderen ‘sorry’ te zeggen, of om op een nette manier iets te vragen en om iedereen te begroeten en om afscheid te nemen. Normen en
waarden worden gedeeltelijk ook onbewust uitgewisseld door de omgang met elkaar en de regels
op de groep.
11 Pedagogisch beleid – Januari 2014 3. P EDAGOGISCH W ERKPLAN
3.1 A L G E M E E N
Wij vinden het belangrijk om kinderen te begeleiden en ze uit te dagen en te prikkelen in hun
ontwikkeling. Ieder kind krijgt bij ons de ruimte om zich op zijn eigen manier en in zijn eigen
tempo te ontwikkelen. Dat wil echter niet zeggen dat we achterover leunen en kinderen alleen
maar volgen in hun ontwikkeling. We willen kinderen naast de ruimte die we ze geven, juist
stimuleren in hun ontwikkeling en ze prikkelen om nieuwe dingen te leren. De pedagogisch
medewerkers kennen de kinderen goed en kunnen met deze kennis goed inspelen op het
ontwikkelingsniveau en de belangstelling van ieder kind. Naast de medewerkers stimuleren ook de
ruimtes, de inrichting en het aanwezige speelgoed de ontwikkeling van de kinderen. Jonge
kinderen zijn voornamelijk bezig met het ontdekken van de wereld om zich heen. Wij willen
voorzien in hiervoor geschikte ruimtes en de bijbehorende materialen. De inrichting van de
groepsruimte verdient extra aandacht. De ruimte moet namelijk voldoen aan de verschillende
behoeften van de kinderen. Kinderen willen onder andere bewegen, geconcentreerd met een
werkje bezig zijn, maar zich ook kunnen terugtrekken en de rust vinden. Voor baby’s is het
belangrijk dat ze oogcontact met elkaar en met de pedagogisch medewerkers kunnen hebben. De
ruimte van de babygroepen is daarom overzichtelijk ingericht en kruipende kinderen krijgen de
ruimte om zich te verplaatsen en op onderzoek uit te gaan. Op de peutergroep is het creëren van
verschillende hoekjes van belang, een bouwhoek, een poppenhoek en een leeshoekje, zodat ze
ongestoord in kleinere groepjes kunnen spelen. Daarnaast moet er een plekje zijn waar kinderen
zich terug kunnen trekken uit de groep als ze hier behoefte aan hebben.
We accepteren en respecteren alle kinderen en realiseren ons dat elk kind uniek is. Wij zullen elk
kind onvoorwaardelijk steunen en de hulp bieden die het nodig heeft. Daarnaast nemen wij de
kinderen serieus, hun angsten en hun gevoelens, maar ook hun gedachten en hun belevingswereld.
We luisteren en kijken goed naar kinderen. Jaarlijks observeren we de kinderen en op dergelijke
momenten letten we niet alleen op de verbale, maar juist ook de non-verbale communicatie.
We proberen kinderen zoveel mogelijk zelf te laten ervaren, omdat wij denken dat kinderen hier
het meeste van zullen leren. We laten kinderen ervaren wat ze wel en niet zelf kunnen en geven ze
hierdoor vertrouwen in hun eigen kunnen en helpen ze waar dat nog nodig is. We zien ook in dat
kinderen veel van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen helpen. We zullen daarom kinderen veel
samen laten doen en samen laten oplossen, voordat wij ze daarbij zullen helpen.
Wat betreft het pedagogisch handelen, gaan wij als kinderdagverblijf uit van de groep als geheel.
Dit betekent voor de pedagogisch medewerkers dat ze niet alleen aandacht besteden aan het
individuele kind, maar ook aan de groepsprocessen en de interactie tussen de kinderen. Het is een
voortdurende wisselwerking tussen groepsgerichte en individuele aandacht. Het is van belang dat
pedagogisch medewerkers de interactie tussen kinderen in goede banen leiden, zodat de sfeer in
de groep positief is.
Doordat de pedagogisch medewerkers de kinderen goed kennen, weten ze wat elk kind nodig heeft
en prettig vindt. Als een aantal kinderen rustig aan het spelen is en een aantal kinderen is juist
onrustig en verstoren hierdoor de rust op de groep, dan vinden wij het van belang om op dat
moment aandacht te schenken aan de onrustige kinderen en ze apart te nemen om iets anders met
ze te doen, dit kan een nieuwe activiteit zijn, maar ook het begeleiden van hun spel met elkaar.
Het is niet wenselijk om de gehele dag alles met de volledige groep kinderen te doen. Wij vinden
het juist belangrijk om regelmatig in kleinere groepjes te werken om de rust en de goede sfeer op
12 Pedagogisch beleid – Januari 2014 de groep te stimuleren. Door de groep, op verschillende momenten van de dag, in kleinere
groepjes op te splitsen is er meer mogelijkheid tot positief contact tussen de kinderen, komen
kinderen meer tot hun recht, en krijgt iedereen meer individuele aandacht. Zo kan er bijvoorbeeld
één pedagogisch medewerker met een aantal kinderen rustig een boekje lezen of met een groepje
naar buiten gaan, terwijl de ander met de overige kinderen gaat knutselen of toezicht houdt op het
vrij spel van de kinderen en ze begeleidt als dat nodig mocht zijn.
Wat voor het pedagogisch handelen van de groepsleiding van belang is, is dat ze te allen tijde het
goede voorbeeld geven aan de kinderen. Dit betreft sociale relaties, omgangsnormen, taalgebruik,
non-verbale communicatie, het tonen van respect en het accepteren van verschillen. Een ander
belangrijk punt is het creëren van een vertrouwde omgeving waarin kinderen zich veilig voelen om
zich vrij te kunnen ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers zijn zich bovendien bewust van
eventuele vooroordelen van zichzelf, maar ook van anderen, ze proberen hier kritisch tegenover te
staan en bij de kinderen proberen zij actief te voorkomen dat vooroordelen ontstaan. Dit is
mogelijk door het aanbieden van roldoorbrekend speelgoed en door het praten over verschillen met
de bedoeling dat kinderen meer weten, meer begrip zullen krijgen en daardoor minder geneigd
zullen zijn om iets ‘gek’ te vinden.
Een groot gedeelte van de dagen op het kinderdagverblijf bestaat uit momenten waarop kinderen
spelen: met elkaar, alleen of in groepsverband. Tijdens deze speelmomenten zijn er natuurlijk
volop leermomenten en activiteiten gericht op het spelenderwijs leren. Maar elke dag zijn er ook
momenten waarop de kinderen verzorgd worden of zich zelfstandig verzorgen, ook dit zijn
momenten waarop kinderen, naast de aandacht en de verzorging, gestimuleerd kunnen worden
door de pedagogisch medewerkers in hun ontwikkeling. Om deze reden hebben we voor het
werkplan hieronder de verdeling gemaakt tussen verzorging en spelen.
13 Pedagogisch beleid – Januari 2014 3.2 V E R Z O R G IN G
3.2.1 W E N N E N
We nemen de tijd voor het wennen, zodat zowel kinderen als ouders zich prettig voelen en
langzaam vertrouwd raken met de medewerkers en de andere kinderen. Door langzaam te
wennen, zullen kinderen langzaam de nieuwe omgeving gaan onderzoeken. We respecteren en
volgen het tempo dat het kind zelf aangeeft. We benoemen de gevoelens van kinderen en proberen
erover te praten als de leeftijd dit toelaat.
In de praktijk bestaat het wennen uit drie dagen. De eerste dag nemen we de tijd voor een
uitgebreide kennismaking met de ouders, waarna het kindje 2 uur zal blijven om te wennen. De
tweede dag komt het kind vier uurtjes wennen en de derde dag blijft het kindje zes uur bij ons.
De vaste structuur en het dagritme op het kinderdagverblijf dragen bij aan het vertrouwd raken op
de groep. Voor kinderen is het overzichtelijk en geeft het een gevoel van veiligheid als ze weten
hoe de dag eruitziet, wat ze allemaal gaan doen en wanneer papa of mama terugkomt.
3.2.2 E T E N
EN DRINKEN
Eten en drinken zijn noodzakelijke rituelen op het kinderdagverblijf, maar wij vinden het
tegelijkertijd vaak hele gezellige momenten. Baby’s krijgen volop de aandacht van een
pedagogisch medewerker als de fles of een fruithap wordt gegeven. Voor de peuters is het niet
alleen een sociaal moment met de groepsleiding maar ook met de andere kinderen. Ze maken vaak
grapjes en vertellen verhalen aan elkaar tijdens het eten. De groepsleiding stimuleert dit rust
moment om vragen te stellen en kinderen een verhaal te laten vertellen. Zo leren kinderen ook al
om naar elkaar te luisteren. Ze ontwikkelen hun taalvaardigheid door de verhalen, maar ook door
de liedjes die aan tafel voor het eten worden gezongen.
Onze pedagogische medewerkers eten mee tijdens tafelmomenten, op deze manier stimuleren wij
de kinderen tot eten. Bovendien wordt het eetmoment zo een gezellig samenzijn. Wij benadrukken
bij onze pedagogische medewerkers dat zij een voorbeeldfunctie hebben, ook wat betreft het eten.
Ze houden hier rekening mee, door zelf ook geen ongezonde dingen aan tafel te eten.
De kinderen leren aan tafel om keuzes te maken, want ze kunnen zowel op de babygroep als op de
peutergroep zelf kiezen wat voor stukje fruit ze pakken. Op de peutergroep kunnen ze ook zelf
kiezen wat ze op hun broodje willen. Wij hanteren daarbij wel de regel dat kinderen op hun eerste
boterham iets hartigs kiezen en op de tweede boterham mogen ze iets zoets kiezen. Kinderen leren
aan tafel op hun beurt te wachten, zowel met het vertellen van verhalen als het moment waarop ze
hun beleg mogen kiezen. Op de peutergroep wordt de zelfstandigheid vergroot door zelf de boter
op de broodjes te smeren met een kindermesje.
Aangezien kleine kinderen in Nederland vaak te veel zuivel eten en drinken, hebben wij ervoor
gekozen onze kinderen zo min mogelijk zuivel aan te bieden. Wij bieden melk aan tijdens de lunch,
maar de kinderen mogen dan ook water drinken. Yoghurt bieden wij slechts incidenteel aan.
Mochten ouders het anders willen, kunnen zij dit altijd bij ons aangeven.
3.2.3 V E R S C H O N E N
EN ZINDELIJKHEID
Tijdens het verschonen van een luier is er individuele zorg en aandacht voor het kind. Dit zijn
momenten waarop een band wordt geschept tussen de pedagogisch medewerker en het kind. Het
kind wordt uitgebreid verzorgd, op de commode of voor de wat grotere kinderen bij de wc’s. Het
kind krijgt aandacht en voelt zich gerespecteerd.
14 Pedagogisch beleid – Januari 2014 Zindelijkheid is een grote stap op weg naar zelfstandigheid, daarom wordt de zindelijkheid bij de
peuters gestimuleerd en geoefend. We starten hiermee vanaf het moment dat ze in de peutergroep
komen, dat wil zeggen vanaf ca. 22 maanden. Zo wordt plassen op het toilet een steeds
terugkerend gezamenlijk gebeuren waarbij de grotere kinderen een voorbeeld zijn voor de
kleintjes. Wij gaan ervan uit dat het kind zindelijk wordt als het daar zelf aan toe is. Vanaf het
moment dat de medewerker merkt dat het kind hier bewuster mee omgaat, speelt zij hierop in.
Vaak beginnen we met een potje, als de wc nog te eng is, en daarna op de speciale kleine
kinderwc’tjes. Als medewerkers opmerken dat een kindje bang is voor de wc’tjes laten we deze
kinderen bijvoorbeeld af en toe doortrekken. Juist omdat dit een aspect is wat kindjes spannend
vinden, al dat lawaai en water. Door ze te laten doortrekken, leren ze dat al dat water en lawaai
pas begint als je op het knopje drukt en bijvoorbeeld niet als je zelf op de wc zit. Als ze er aan toe
zijn, mogen ze zelf op de wc zitten en worden ze geprezen voor hun poging. De plasmomenten
worden altijd na het drinken gepland, zodat de kans het grootst is dat er een plasje komt. Als dit
het geval is dan krijgen ze complimentjes van de pedagogisch medewerkers en worden ze
toegejuicht voor het plassen op de wc én mogen ze op hun eigen beloningsvel een stickertje
plakken.
De basisschool stelt de eis dat het kind zindelijk moet zijn om te worden toegelaten. Mocht een
kind van 3,5 jaar nog niet bewust bezig zijn met zindelijk worden, dan zullen de pedagogisch
medewerkers hier, na overleg met de ouders, meer aandacht aan besteden. De nadruk zal altijd
liggen op het prijzen van het gewenste gedrag. Het kind zonder luier laten oefenen op het
kinderdagverblijf gebeurt ook altijd in overleg met de ouders.
3.2.4 A A N -
EN UITKLEDEN
Het aan- en uitkleden is, net als het verschonen, een moment van individuele aandacht voor het
kind. Zodra kinderen wat groter worden, wordt het aan- en uitkleden ook een uitdaging. Kinderen
worden bij ons al jong gestimuleerd om mee te helpen met het aan- en uitkleden. We beginnen
met de makkelijke dingen zoals de jas of de sokken leren uit trekken, en zodra dat goed gaat
komen er steeds meer kledingstukken bij, zoals schoenen, broeken en rokken. We helpen kinderen
in het begin door bijvoorbeeld de sokken al halverwege de voet te trekken, of door de knopen en
ritsen al te openen, hierdoor ervaren kinderen successen en krijgen ze steeds meer zelfvertrouwen
in hun eigen kunnen. Soms helpen kinderen elkaar ook met aan- en uitkleden, hierdoor leren ze
hulp accepteren, maar het ook zelf leren aanbieden, bovendien stimuleren ze elkaar hierdoor.
3.2.5 S L A P E N
De babygroepen maken bij ons gebruik van een aparte slaapruimte met stapelbedjes en een
hangwieg op de groep. Voor het ene kindje is het slapen een rust moment en ligt het tevreden in
bed voordat het in slaap valt. De ander vindt het niet leuk om op de slaapkamer te liggen, die wil
graag alles meemaken en valt beter in slaap tussen de bedrijvigheid door. Wij spelen hierop in
door rekening te houden met de behoefte van het kind en sommige kinderen op de groep te laten
slapen, in de hangwieg of in de box. Langzaam laten we kinderen er vervolgens aan wennen om op
de slaapkamer te slapen.
Voor de peuters is het slaapmoment gezamenlijk. Ze slapen allemaal tegelijk op de groep, waar het
speelgoed is opgeruimd, de gordijnen worden gesloten en de lampen worden uitgedaan. Er wordt
een verhaaltje voorgelezen of een CD met slaapliedjes of rustgevende muziek aangezet om tot rust
te komen. De peuters leren op deze manier ook om zichzelf tot rust te brengen om in te slaap te
kunnen vallen, daarnaast leren ze rekening met elkaar te houden door zachtjes te doen als andere
kinderen al slapen.
15 Pedagogisch beleid – Januari 2014 3.2.6 B E G R O E T E N
EN AFSCHEID NEMEN
Als de kinderen binnen komen worden ze begroet door de pedagogisch medewerker en vaak ook
door andere kinderen. Ze worden bij hun naam genoemd, zodat ze duidelijk merken dat ze gezien
zijn en dat we het leuk vinden dat het kind er weer is. De kleintjes krijgen aandacht of worden
liefdevol overgenomen van de ouders. De oudere kindjes krijgen de gelegenheid om hun eigen
verhaal te vertellen. Er wordt aandacht besteed aan het afscheid van de ouder, elk kind doet dit op
zijn eigen manier en dit wordt gerespecteerd door de groepsleiding. Er wordt gezwaaid naar de
ouder en uitgelegd, als dat nodig is, dat papa of mama gaat werken en dat ze eind van de dag
weer terug zullen komen om het kindje op te halen. Kleine kinderen worden afgeleid na het
afscheid met bijvoorbeeld favoriet speelgoed of ze blijven nog even veilig op schoot zitten bij de
pedagogisch medewerker. Met grotere kinderen wordt er gepraat over het afscheid en de
bijbehorende gevoelens om het vervolgens af te sluiten en te gaan spelen. Tijdens het spel wordt
er met de oudere kindjes eventueel ook nog aandacht aan het afscheid besteed door bijvoorbeeld
met een speeltelefoon papa of mama te bellen of kinderen zelf een pop naar het kinderdagverblijf
laten brengen en na het werken de pop weer op te laten halen.
Als alle kinderen er zijn en afscheid hebben genomen van papa of mama, beginnen we de dag aan
tafel. Kinderen die er behoefte aan hebben, mogen nogmaals hun verhaal vertellen aan de andere
kinderen. Vervolgens worden alle kinderen begroet door middel van een ‘goedemorgen’ liedje. Als
kinderen worden opgehaald, wordt er uitgebreid verteld hoe de dag is gegaan en besteedt de
pedagogisch medewerker aandacht aan de ouder en het kind. Bij de oudere kindjes helpt ze te
vertellen wat hij/zij die dag allemaal heeft meegemaakt op het kinderdagverblijf. Als een kindje
naar huis gaat, wordt het uitgezwaaid door de pedagogisch medewerker en door de andere
kinderen.
3.3 S P E L E N
3.3.1 S A M E N
SPELEN
Kinderen komen op verschillende dagen, waardoor de groepsamenstelling elke dag verandert. Ze
zullen hierdoor veel verschillende kinderen leren kennen en zullen onderling voorkeuren voor
elkaar gaan ontwikkelen. Zo ontstaan er op een kinderdagverblijf veel vriendschappen. De
pedagogisch medewerkers stimuleren de contacten tussen de kinderen. Dit doen we onder andere
door kinderen die verlegen zijn te helpen om met andere kinderen in contact te komen. We vragen
aan kinderen met wie ze graag zouden willen spelen en stimuleren vervolgens dat deze kinderen zo
veel mogelijk met elkaar kunnen doen, door ze bijvoorbeeld naast elkaar te zetten aan tafel, door
ze samen te laten spelen of door bijvoorbeeld mee te spelen met de kinderen.
Vriendschap is een positieve relatie tussen kinderen en dergelijke positieve contacten verhogen het
zelfvertrouwen, maar natuurlijk ook het vertrouwen in anderen. Om deze redenen nemen wij
gevormde vriendschappen serieus en proberen we rekening te houden met vriendschappen van
kinderen onderling, bij het doorschuiven naar één van de peutergroepen. Vriendschappen worden
door de kinderen namelijk vaak weer hervat als ze wederom bij elkaar op de groep komen.
Op een kinderdagverblijf kan bewust gebruik worden gemaakt en worden ingespeeld op sociale
contacten van kinderen onderling. De pedagogisch medewerkers zullen kinderen leren om rekening
te houden met elkaar, door bijvoorbeeld speelgoed te delen met andere kinderen, en om beurten
te spelen, maar ook door samen het speelgoed weer op te ruimen. We leren kinderen om naar
elkaar te luisteren, zodat elk kind de ruimte krijgt om zijn verhaal te vertellen. We willen kinderen
leren dat het iets terugkrijgt als het aardig is voor anderen. We leren kinderen om initiatief te
16 Pedagogisch beleid – Januari 2014 nemen tijdens het spelen met anderen, maar ook om anderen te volgen in het spel.
Tevens vinden wij het belangrijk om kinderen te leren wat sociaal gewenst gedrag is en wat niet.
Op het moment dat een kind een ander kind pijn doet, mag dit kind voor zichzelf opkomen en voelt
zich daarin gesteund door de pedagogisch medewerker. We leren kinderen te zeggen dat ze iets
niet leuk vinden, of dat iets pijn doet en dat dit dus niet mag. We complimenteren kinderen die
voor zichzelf op komen en ondersteunen kinderen die het nog niet durven. Door kinderen zelf te
laten zeggen dat ze iets niet fijn vinden of dat iets niet mag, willen we ze ook leren om onderling
conflicten op te lossen. De pedagogisch medewerkers zullen pas ingrijpen of zich ermee bemoeien
op het moment dat kinderen zelf het conflict niet op kunnen lossen.
Onze horizontale groepen hebben een ruime leeftijdsopbouw, zodat kinderen binnen hun eigen
groep toch nog kunnen leren van oudere kinderen, en de wat oudere kinderen kunnen zorgen voor
de kleintjes. Daarnaast brengen we de groepen onderling regelmatig met elkaar in contact. Een
groepje peuters kan even langs gaan op de babygroepen om zich te ontfermen over de kleintjes en
pedagogisch medewerkers te helpen met bijvoorbeeld het geven van flesjes. De dreumesen van de
babygroep kunnen af en toe alvast een kijkje nemen tussen de peuters om nieuwe dingen te leren
en weer een extra impuls te krijgen. Ook spelen de dreumesen, als ze dat leuk vinden, af en toe
met de peuters buiten. Hier vinden ze nieuwe uitdagingen en bovendien wennen ze zo alvast aan
de peutergroep tot het moment dat ze zullen doorschuiven. Kortom, de pedagogisch medewerkers
begeleiden de kinderen in de omgang met elkaar en leren de kinderen op sociale wijze met elkaar
om te gaan en om het belang hiervan in te zien. Tevens leren ze kinderen om met kinderen van
verschillende leeftijden om te gaan.
3.3.2 M O T O R I S C H
EN ZINTUIGLIJK
Wij vinden het belangrijk dat kinderen ook op motorisch gebied vertrouwen krijgen in hun eigen
kunnen. Op het kinderdagverblijf bieden we kinderen daarom regelmatig motorische activiteiten
aan. We houden bij het aanbieden van deze activiteiten wel rekening met het eigen
ontwikkelingstempo van het kind. We proberen aan te sluiten bij de natuurlijke bewegingen van
het kind, maar tegelijkertijd proberen we het kind uit te dagen om nieuwe bewegingen te leren.
Motorische activiteiten worden in spelvorm aangeboden maar komen ook aan bod in de dagelijkse
bezigheden. Baby’s leren we om zelf de fles of tuitbeker te gaan pakken, om te gaan omrollen en
te gaan kruipen. Dit stimuleren we onder andere door de kinderen op de grond of in de box te
leggen, waar ze vrij kunnen bewegen, met verschillende speeltjes om zich heen zodat ze
uitgedaagd worden om te bewegen. We spelen ook spelletjes met de kleinere kinderen waarbij ze
hun motoriek kunnen ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld kindjes zichzelf omhoog laten trekken aan de
handen van de pedagogisch medewerker of door ze stapjes te laten zetten aan de hand als ze hier
aan toe zijn.
De wat grotere kinderen leren we om zelf met het trapje op de commode te klimmen, om zelf aan
tafel te klimmen, om zichzelf aan- en uitkleden, uit een grote beker drinken en bijvoorbeeld zelf
broodjes te smeren.
In spelvorm worden er aan de peuters ook verschillende activiteiten
aangeboden om zowel de grove als de fijne motoriek te ontwikkelen, zoals onder andere fietsen,
klimmen, dansen, kleien, kralen rijgen, knutselen. Tevens spelen we veel buiten omdat kinderen
daar, meer dan binnen, de vrijheid hebben om zich te uiten en te bewegen. Bij slecht weer
stimuleren we de motorische ontwikkeling door bijvoorbeeld baby- of peutergym op de groepen te
doen.
Naast de motoriek is ook de zintuiglijke ontwikkeling zeer belangrijk voor kinderen. Door het
ontwikkelen van de zintuigen leren kinderen mensen herkennen en worden ze zich bewust van het
onderscheiden van verschillen. Door te zien, te voelen, te horen, te ruiken en te proeven leert een
kind zijn eigen lichaam kennen, maar ook de wereld om zich heen. Bij baby’s speelt de mond een
grote rol in de zintuiglijke ontwikkeling. Kinderen kunnen hierbij gestimuleerd worden door
17 Pedagogisch beleid – Januari 2014 verschillende materialen speelgoed, zoals harde en zachte materialen en bijvoorbeeld gladde of
ruwe oppervlakten. Naarmate kinderen ouder worden gaan ze ook steeds meer met hun handen
ontdekken, door bijvoorbeeld vingerverf, klei, zand, water e.d. aan te bieden, kunnen de
pedagogisch medewerkers de zintuiglijke ontwikkeling prikkelen.
Daarnaast kunnen kinderen door lichamelijk contact rustig worden. Door het ruiken, voelen of
horen van een vertrouwd iemand, zoals een pedagogisch medewerker, voelt een kind zich veilig in
zijn omgeving en kan het zich ontspannen en opladen om nieuwe dingen te leren. De pedagogisch
medewerkers zullen de kinderen veel knuffelen gedurende de dag. Wij complimenteren kinderen
niet alleen door het te zeggen, maar ook door het kinderen te laten voelen dat ze iets goeds
hebben gedaan, door ze bijvoorbeeld een aai over hun bol te geven.
We stimuleren de kinderen ook om met elkaar in aanraking te komen, door spelletjes zoals het
wassen van elkaars handen, dit kan met zeep aan tafel (zonder water), maar natuurlijk ook bij de
wastafel voor het eten. Het kan ook bijvoorbeeld door een kriebelspelletje met een versje of liedje
erbij waarbij kinderen elkaar kriebelen, zoals bijvoorbeeld eerst op elkaars rug trippelen als
muisjes, en erna stampen als olifanten of het laten regen met hun vingers.
De pedagogisch medewerkers letten er steeds op dat het er zachtzinnig aan toe gaat en zullen
kinderen uiteraard niet dwingen om hieraan mee te doen.
3.3.3 M U Z I E K ,
LIEDJES EN
DANS
Wij vinden dat muziek, liedjes en dans een substantiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van
kinderen. Geluid maakt een onlosmakelijk deel uit van de ontwikkeling. Door geluid leren ze onder
andere hun eigen stemgeluid te ontwikkelen, klanken van de taal te herkennen en leren ze
omgevingsgeluiden herkennen. Door liedjes te zingen, leer je kinderen muzikaliteit, maar bevorder je ook de spraakontwikkeling
en het begrip van de taal. Op het kinderdagverblijf worden er tijdens de tafelmomenten altijd
liedjes gezongen met de kinderen. De kinderen mogen allemaal, om de beurt, een liedje uitkiezen,
dat vervolgens met zijn allen wordt gezongen.
Vaak worden op het kinderdagverblijf ook momenten voor muziek en dans uitgekozen. Kinderen
mogen dan dansen en bewegen op muziek of bijvoorbeeld zelf muziek maken met
muziekinstrumenten. We proberen de kinderen in aanraking te laten komen met zoveel mogelijk
verschillende muziekstijlen, zoals klassieke muziek, muziek uit andere landen, maar ook oude en
nieuwe kinderliedjes. Kinderen moeten zich vrij voelen om te springen, wild te bewegen of juist
rustig te dansen, zodat ze zich er prettig bij voelen. Door met elkaar te bewegen op muziek kunnen
kinderen van elkaar leren en worden ze geprikkeld om andere dingen uit te proberen.
3.3.4 N A T U U R
EN OMGEVING
Natuur is alles in de buitenwereld, zoals planten, dieren, maar ook grond en water, zon en regen,
de verschillende seizoenen en kleuren en geuren. We willen kinderen in aanraking laten komen met
de natuur door veel met ze naar buiten te gaan. Als het geregend heeft kunnen de kinderen in de
plassen spelen met regenlaarsjes aan, als het gesneeuwd heeft, kunnen de kinderen de sneeuw
ontdekken. We leren kinderen respect te hebben voor de natuur en dus geen rommel buiten achter
te laten of takken van bomen te trekken, maar bijvoorbeeld juist zaadjes te planten en de plantjes
te verzorgen en water te geven tot de zaadjes uitkomen en om lief te zijn voor dieren.
Binnen worden ook activiteiten georganiseerd die te maken hebben met de natuur en de
seizoenen. Er worden verhaaltjes voorgelezen of liedjes gezongen die hiermee te maken, er
worden buiten bijvoorbeeld bladeren, bloemen of kastanjes verzameld om binnen verder mee te
knutselen.
18 Pedagogisch beleid – Januari 2014 3.3.5 F A N T A S I E S P E L
Het fantasiespel is een manier voor kinderen om de wereld om zich heen te begrijpen en te
verwerken en om deze reden van belang voor de algehele ontwikkeling van kinderen. We
stimuleren het eigen fantasiespel van kinderen door ze de gelegenheid te geven om vrij te spelen
gedurende de dag en door in het spel van de kinderen mee te gaan. De angsten en gevoelens van
kinderen kunnen benoemd worden in het spel en er kunnen zo oplossingen voor worden gezocht.
Bijvoorbeeld kinderen die met zindelijkheidstraining bezig zijn, kunnen hun pop op een potje laten
plassen en uitleggen aan de pop dat het niet eng is en dat het heel goed is van de pop dat ze het
probeert. Of met kinderen die bang zijn voor monsters kunnen we bijvoorbeeld samen de monsters
met een toverstaf weg toveren of met een vliegenmepper weg jagen uit het kinderdagverblijf.
Kinderen beschikken van nature over een grote verbeeldingskracht, wij zien het als onze taak om
mee te gaan in deze niet-rationele belevingswereld om kinderen volledig te kunnen begrijpen en te
begeleiden in de vaak rationele wereld om hen heen.
3.3.6 T A A L
ONTWIKKELING
In de periode dat kinderen naar een kinderdagverblijf gaan is de ontwikkeling van taal één van de
belangrijkste ontwikkelingen. Taal geeft kinderen houvast om de wereld te ontdekken en te gaan
begrijpen, kinderen leren door taal betekenis te geven aan alles om zich heen, maar ook aan hun
gevoelens en gedachten.
Voor de pedagogisch medewerker is de taak weggelegd om kinderen de wereld te laten ontdekken
en daarbij is taal een uitermate belangrijk hulpmiddel. De pedagogisch medewerkers gebruiken
uiteraard ‘vanzelf’ taal in de omgang met de kinderen. Ze praten tegen de baby’s, ze verklaren
dingen tijdens bijvoorbeeld het knutselen of het vrij spel binnen en buiten, ze benoemen emoties
bij het helpen met het oplossen van conflicten of bij het afscheid nemen.
Naast deze vanzelfsprekendheid waarmee kinderen in contact komen met taal, is het ook van
belang dat er op het kinderdagverblijf aandacht wordt besteed aan de bewuste begeleiding van de
taalontwikkeling. De pedagogisch medewerkers zullen de kinderen prikkelen in hun
taalontwikkeling door het interactief voorlezen van verhaaltjes, het zingen van liedjes, het luisteren
naar kinderen en dit te verwoorden in grammaticaal correcte zinnen en het spelen van taal- en
klankspelletjes.
3.3.7 A C T I V I T E I T E N
Naast bovengenoemde terugkerende activiteiten, maken wij ook gebruik van losse activiteiten die
worden aangeboden door externe partijen. Zo hebben wij in het verleden gebruik gemaakt van
stichting MEMO. Een organisatie die studenten van het conservatorium wekelijks langs liet komen
met hun instrument. Op deze manier werden alle kinderen van zowel de baby- als de peutergroep
in contact gebracht met een breed scala aan muziekinstrumenten en muziek.
Het afgelopen jaar is er op de babygroepen één keer per maand een lerares babymassage langs
gekomen. Zij gaf uitleg aan onze medewerkers en masseerde uiteraard de kindjes. Op de
peutergroepen kwam één keer per maand een lerares peuteryoga langs. De lessen waren zeer
interactief en de kindjes werden uiteraard vrijgelaten in hun participatie.
Door middel van een dergelijk aanbod doen ook onze medewerkers weer nieuwe ideeën op voor
verschillende activiteiten met de kinderen.
19 Pedagogisch beleid – Januari 2014 3.3.8 B A B Y G E B A R E N
Op de babygroepen maken de pedagogisch medewerkers, naast taal, ook gebruik van babygebaren
om met de kinderen te communiceren. Hoewel een baby pas rond zijn eerste jaar begint met
praten is hij of zij cognitief al eerder klaar om te communiceren. Onderzoek heeft uitgewezen dat
kinderen die zowel met taal als met gebaren in aanraking komen op latere leeftijd een voorsprong
behalen op niet gebarende kinderen op het gebied van lezen, schrijven en spreken.
Tussen 6 en 9 maanden zijn de hersenfuncties al voldoende ontwikkeld zodat het kind de omgeving
om zich heen kan opnemen en observeren. Denk bijvoorbeeld aan een vliegtuig in de lucht of een
eendje dat in de vijver zwemt. Een kind wil dan al graag aangeven wat hij of zij meemaakt. Door
babygebaren te gebruiken op de groepen kunnen wij ontdekken waar het kind zich mee
bezighoudt. De pedagogisch medewerkers zullen de babygebaren gebruiken om te vragen naar de
basisbehoeften van het kind, zoals honger hebben of moe zijn. Daarnaast zullen zij het natuurlijk
gebruiken om de interesses van het kind te achterhalen door zowel verbaal als gebarend te vragen
waar de auto of de bal is of voorwerpen in een boekje te benoemen en het gebaar erbij te
gebruiken. Wij zien het gebruik van babygebaren als een extra mogelijkheid om jonge kinderen
beter te leren kennen en om kinderen die dat willen de gelegenheid te geven om met gebaren al te
beginnen met communiceren met onze medewerkers.
20 Pedagogisch beleid – Januari 2014 4. S LOT WOORD
Wij hopen met dit beleid een duidelijk beeld te hebben geschetst van de pedagogische visie en het
pedagogisch handelen op kinderdagverblijf KiKeBOO. Wij dragen graag iets extra’s bij aan de
opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen die bij ons verblijven.
Het pedagogisch beleid zal jaarlijks worden geëvalueerd door alle medewerkers van KiKeBOO. Aan
de hand van deze evaluaties kunnen onze inzichten worden aangepast en kan ons pedagogisch
beleid waar nodig worden aangepast en verbeterd. Door regelmatig met elkaar over ons beleid te
praten, blijven we elkaar inspireren en blijven we ons bewust van de bijdrage die wij leveren aan
de opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen die aan ons zijn toevertrouwd.
Tijdens groepsbesprekingen en teamvergaderingen zal aandacht worden besteed aan het geven
van feedback aan elkaar omtrent het pedagogisch handelen. Tijdens de halfjaarlijkse
functioneringsgesprekken zal ook aandacht worden besteed aan het pedagogisch handelen van
elke individuele pedagogisch medewerker. Op deze wijze willen wij ervoor zorgen dat er in de
praktijk naar het pedagogisch beleid zal worden gehandeld.
Het welzijn van elk individueel kind op de groep zullen de pedagogisch medewerkers met behulp
van observatielijsten elk jaar beoordelen. De observaties worden door de pedagogisch
medewerkers naderhand met de ouders van het kind besproken. Aan de hand hiervan kunnen
zowel de ouders als de pedagogisch medewerkers het kind optimaal begeleiden en verzorgen.
Daarnaast zal ook het pedagogisch handelen van de groepsleiding en het functioneren van de
groep in zijn geheel jaarlijks worden geobserveerd. Tijdens deze observatie staat de interactie
tussen kinderen onderling, maar ook tussen kinderen en de pedagogisch medewerkers, centraal.
Deze observaties zullen worden geëvalueerd met de leidinggevenden en waar nodig zullen we met
elkaar naar oplossingen zoeken om het functioneren van de groepen te verbeteren.
Op deze wijzen willen wij met elkaar zorg dragen voor kwalitatief hoogwaardig kinderopvang.
21 Pedagogisch beleid – Januari 2014