De zangbreker

De zangbreker
Carolina Trujillo
De zangbreker
Amsterdam · Antwerpen
Em. Querido’s Uitgeverij bv
2014
De auteur ontving voor dit boek een werkbeurs van
het Nederlands Letterenfonds.
Copyright © 2014 Carolina Trujillo
Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv,
Singel 262, 1016 ac Amsterdam.
Omslag Marjan Landman
Omslagbeeld Trevillion Images
Foto auteur Lona Aalders
isbn 978 90 214 4599 1 / nur 301
www.querido.nl
Voor T.
1
Mijn vrienden noemden mij Tony.
Antonio Bartoc, voluit.
Man.
Vrijgezel.
Huidig gewicht onbekend.
Geen kinderen.
Beroep zangbreker, zou ik nu zeggen, maar wij noemden ons
werk niet zo. Wij hielpen onze klanten dalen of stijgen. Niemand
had het ooit over breken.
Over zo’n beetje alles wat wij deden moesten wij schriftelijke
verklaringen afleggen. De eerste bladzijde zag er zoals hierboven
uit, met onder elkaar korte antwoorden op simpele vragen. In de
pagina’s die volgden schreef je in maximaal tweeduizend woorden wat je had gedaan.
Ik zat in dalers. Zo noemen wij mensen die het niet kunnen laten om alles wat ze opbouwen uiteindelijk kapot te maken. Iedereen kent er wel een. Net zoals iedereen altijd wel een paar stijgers
kent. Van die mensen die wat er ook gebeurt aan de weg blijven
timmeren.
Het woord vrienden was net niet helemaal juist. Ik had maar
één vriend. Enkelvoud. We kenden elkaar uit de tijd dat het niet
in je hoofd opkomt dat vriendschap kan eindigen, de tijd dat ze
je op kamp kunnen sturen en je niks kunt doen om dat te vermijden. Jeugd, de niveaus stresshormonen in je bloed zijn in je slaap
al hoger dan je ooit als volwassene zult bereiken. Op de introductiekampen van de academie moeten de hoogste waardes van de
wereld worden gemeten. Je komt daar allemaal jong binnen, kent
niemand en moet zo snel mogelijk vrienden zien te maken en vijanden zien te herkennen.
7
Ik zag een keer een documentaire over wolven. Als die samen
een omheind veld op worden gejaagd, komt binnen twee dagen al
vast te staan wie de leider van een groep wordt, wie het voetvolk
en wie de pispaal. Bij ons was dat niet anders. Ik heb een oog dat
duidelijk groter is dan het andere. In de dagen dat rangordes werden bepaald, moest ik het vooral hebben van wegkijken.
Er is een misverstand ontstaan. Mijn vriend heette niet Enkelvoud. Hij heette Floyd. De eerste keer dat ik hem zag, was hij zo
ver verwijderd van de barakken van ons kamp dat hij alleen hetzelfde aan het doen kon zijn als ik: uit handen van de begeleiders
blijven, overenthousiaste vrijwilligers die de hele dag door probeerden je aan groepsactiviteiten te laten deelnemen.
‘Pssst!’ hoorde ik ergens boven mij. Ik keek op en zag Floyds
achterste door het bladerdak schijnen. ‘Kom!’ Hij kon het groepje
dat vlak achter mij zat waarschijnlijk zien, ik kon ze alleen maar
horen.
Ik twijfelde. De boom in klimmen was makkelijk. Het moeilijke was berekenen hoe groot de kans was dat hij naar beneden
zou gaan pissen als ik halverwege was. Dat soort dingen deden ze
op introductiekamp. Erger ook. Ik koos de veiligste kant van de
stam en hield de hele klim lang mijn kop omlaag en voor de zekerheid mijn mond stijf dicht. Intussen probeerde ik positief te blijven. Daarboven kon een vriend zitten, een waarmee ik me door de
academie heen kon vechten. Pas toen ik bij hem was, keek ik op.
Hij had een kop vol sproeten. We zouden kansloos zijn. Een schele
en een sproetenkop: slachtvee.
‘Heb je vuur?’ vroeg hij.
Hij kan zich daar niets van herinneren. Van de hele boom niet.
Ook niet dat ik vuur had. We zullen elkaar het gebruikelijke verteld hebben, je naam, je leeftijd, waar je vandaan kwam. Korte gegevens.
‘Waarom kijk je zo?’ vroeg hij.
‘Hoe?’ vroeg ik en ik probeerde zo normaal mogelijk te kijken.
Hij blies rook uit, zweeg en tuurde naar beneden. Een groepje
spoorzoekers ging onder onze boom langs.
Wij mochten niet roken. We mochten ook niet drinken en
8
niet naar muziek luisteren. Daar zouden we raar van worden. We
mochten veel niet. Wij deden het allemaal, Floyd en ik. Niet in
die boom. Daar klommen we uit toen het signaal voor het schaften klonk. We waren het toen al over een paar zaken eens: muziek
was de beste kunstvorm, bouwkunst had nooit een kunstvorm genoemd mogen worden en meesterwerken maakte je in je eentje.
De meeste strafbare dingen hadden wij voor het eerste jaar om
was al gedaan. Vechten, drinken, joyriden en aan meisjes zitten.
Floyd bedacht dingen als dat we ons vol konden vreten met alfalfa
om tijdens ik weet niet welke ceremonie zachte stinkende scheten
te laten. Er is een leeftijd waarop je je met dat soort dingen populair maakt.
Ergens halverwege de academie gingen we voor het eerst de bergen in. Het waren de Alpen en het was rond kerst. We hielden van
kou en verlaten gebieden en Floyd begreep niet waarom we er
nooit eerder op waren gekomen om de bergen in te gaan. Boven
de tweeduizend meter was de kans niet groot dat ze ons in de gaten hielden en als we nog hoger gingen, voorbij de boomgrens,
waren we helemaal vogelvrij. Je ziet alles van ver aankomen. We
konden daar doen wat we wilden.
Voor we afzwaaiden hadden we alle bekende pieken van de wereld wel gehad. Zaten we daar in de sneeuw wijs te doen, de wereld
en de tijd door te nemen met de arrogantie die alleen jonge mannen hebben, of het nu wolven zijn of veulens. De aarde was ons
koninkrijk en boven de vierduizend meter was ze perfect. Alles
was er schoon en krachtig en wij koningen zouden onvoorstelbare
werken maken.
We zijn trouwens nooit naar boven geklommen. Wij lieten ons
met een helikopter brengen. De eerste keer bevroor ons bier en
keerden we nog voor middernacht terug. Daarna zorgden we dat
we genoeg hout meenamen om de nacht lang een vuurtje te laten
branden. Het lastige was nog de flesjes op de juiste afstand te houden. Het werd onze traditie om in december vaak de bergen in te
gaan. Met kerst. Met Nieuwjaar. Floyds verjaardag, de mijne.
Het duurde niet lang voor we de bergbeklimmers op het spoor
9
kwamen. Het begon bij de touwen en haken en synthetische verpakkingen die ze achterlieten. Het ergste waren de uitwerpselen
die ze rondstrooiden alsof zij Klein Duimpje waren en hun stront
kruimels. Bij twintig graden onder nul gaan veel dingen langer
mee dan je zou willen.
Het was op een nacht dat ik weet niet welke komeet overkwam
toen we de bergbeklimmers voor het eerst in de ogen keken. Wij
hadden ons zo’n beetje een verlamming gegeten en lagen naar de
hemel te kijken en over grootsheden na te denken toen we een
tenor hoorden zingen. ‘Rags to Riches’, Tony Bennett, Floyd was
daar gek op.
Het waren niet eens echte alpinisten, maar in die tijd konden
wij de dagjesmensen niet onderscheiden van de echte klimmers.
Echte klimmers zongen niet. Die spaarden hun adem. De verzen
kaatsten tussen de rotsen weg, de hemel in. Van verderop zong iemand mee. Even later hingen we over de rand te kijken naar een
groep bergbeklimmers die langs een steile wand omhoogkwam.
Het was liefde op het eerste gezicht. Vier man stond beneden op
een richeltje, een was halverwege de wand en de tenor zat vlak boven ons.
Ze zongen met twee of drie stemmen. ‘My clothes may still be
torn and tattered, but in my heart I’d be a king.’
Floyd zei iets over idioten die dachten dat je door een top te halen een berg kon bedwingen en liet zich langzaam afglijden naar
de rand waar een haak uitstak.
Ik ging achter hem aan zoals je dat doet als een vriend de fout
in gaat.
Uit die haak hingen felgekleurde touwen. Twee naar beneden.
Een naar boven.
Floyd zong mee. ‘...open your arms... open the door... the trea­sure
that I’m living for.’ Intussen probeerde hij de haak uit de rots te
trekken. Toen dat niet lukte, pakte hij een klip van een van de lijnen en kneep die in. Klik, deed die. Heel simpel. Het zwaarste was
de klip uit de haak te tillen.
Het ventje dat eraan hing had een blauwe jas aan. Ik zie hem
nog wentelend naar beneden vallen, net origami. De tenor trok
10
hij mee. Die schreeuwde helemaal uit de toon terwijl hij met zwierende lijnen achter zich aan in een boog naar beneden ging. Toen
een van de lijnen strak werd, smakte hij tegen de rotswand.
Er werd niet meer gezongen.
We bleven een tijdje kijken terwijl de mensjes beneden hun
spullen bij elkaar probeerden te sprokkelen en de afdaling inzetten. Het was de eerste keer dat we iemand cashten zonder dat daar
opdracht toe was. Toen we terug waren bij het vuur, waren al onze
flessen geëxplodeerd.
Uiteindelijk werd de taakverdeling zo dat ik zorgde dat het bier op
temperatuur bleef en Floyd de bergbeklimmers spotte. Ik heb ik
weet niet hoeveel bierflesjes kapot zien springen. Een tijdje probeerden we het met wodka, die bevroor niet, maar als we gedestilleerd dronken haalden we de ochtend niet en voor bergbeklimmers was dat het beste tijdstip.
Met de jaren werd het steeds erger op de bergen: touwen, haken, mutsen, batterijen, radio’s. Alles lieten ze liggen. Soms complete klimmers bevroren in hun tent of een reddingshelikopter,
met piloot. Om een plekje te vinden waar de aarde nog schoon en
oud was, moest je geluk hebben en vooral stil blijven zitten. Als
je je voortbewoog kon je zomaar weer in hun rommel terechtkomen, maar het was niet daarom dat wij ze naar beneden gooiden
alsof ze muntjes waren in een fontein, wij pakten ze vooral vanwege hun gedachtegoed.
Ik ben geloof ik afgedwaald. Het was de bedoeling dat ik alles vanaf het begin zou vertellen. Ik weet niet hoe ik bij Floyd beland ben.
Misschien door het gebrek aan vakjes en gerichte vragen. Schrijf
alles neutraal op, zoals jij het hebt gezien. Dat is wat mijn nieuwe chef zei. Ik hoef me niet aan een maximum van tweeduizend
woorden te houden, geen richtlijnen, niks. Schrijf alles neutraal
op. Het klinkt nogal als een bevel tot het geven van een verklaring,
al zegt de nieuwe chef dat dat niet zo is.
11
Nu zegt ze ook dat het niet de bedoeling is dat ik het over haar
heb. Dat ik gewoon moet beginnen bij het begin, bij waar het verkeerd ging. Het enige wat ik heb is een pak blanco papier en een
veel te dunne pen. Pennen zijn hier moeilijk te krijgen, zoals de
meeste dingen.
Ik denk dat ik maar opnieuw begin.
12
2
Ik heb een keer in mijn leven een roadkill gedaan, niet eens zo lang
geleden. Misschien dat vanaf dat moment alles verkeerd begon te
gaan, toen ik tegen wat ik geloofde in ging omwille van de quota.
Je had toen al overal hifistereogeluid en er waren megaconcerten
en spotlichten. Ik zat in Montevideo.
Bij een roadkill koos je een mens in het wilde weg zonder je er
ook maar even in verdiept te hebben. Je nam ze omdat ze er suïcidaal uitzagen of antidepressiva slikten of om de muziek die ze
draaiden. Je hoefde ze niet eens van tevoren te claimen. Op goed
geluk maaide je er een van de weg. Ka-tsjing. Het enige wat het
opbracht was een angstmoment bij de klant, misschien wat spijt,
en dan wat leed van vrienden of familieleden: restjes. Los daarvan
was er het gevaar dat je iemand pakte die al door een ander was
geclaimd. Er waren lui die roadkills wilden verbieden. Ik was het
daarmee eens. Alleen ziektes geven was nog net erger.
Ik had mijn quota voor de zoveelste keer niet gehaald en als je
geen bijdrage levert, hoef je bij ons niet in het hoofdgebouw te
komen. Er lunchen en dineren kun je dan ook vergeten. Een jaar
op groenten en deegwaren is voor niemand goed, maar bij ons
leidde het ertoe dat we alleen nog lethargisch in een hoek wilden
liggen. Ik lag het liefst met mijn ogen dicht naar de radio te luisteren en van buikkrampen te genieten, zo noemde Floyd dat. Shakira stond ik weet niet hoelang in alle hitlijsten met ‘Whenever,
Wherever’. Als ik dat nummer hoor, krijg ik nog steeds honger.
Floyd kwam me halen om naar de Termas te gaan, de warmwaterbronnen in het noorden van het land. Je kon daar tussen
de rotsen in bassins liggen in water dat rijk was aan ijzer en mineralen. Hij was ervan overtuigd dat dat goed voor mij was. Ik
13
zat niet graag bij hem in de auto. Hij was een slechte chauffeur.
Wij allemaal. Het is niet voor niks dat ze ons niet laten rijden. In
mijn geval is dat helemaal toe te juichen, want door die verschillende ogen zie ik zo weinig diepte dat ik een bord soep niet tot
een goed eind kan brengen, laat staan een rotonde.
Hij had het steeds over mijn quota. Het scheelde niet veel, maar
ik moest nog iets bijschrijven, anders kon ik nog een jaar thuisblijven.
‘Hoe willen ze dat je je score haalt als je in deze staat verkeert?’
zei ik. Ik sliep de hele dag en een goed deel van de nacht en in de
weinige uren dat ik mijn ogen open had was ik bezig met mijn organisme in leven te houden.
‘Dat heet uitselecteren,’ zei Floyd en hij drukte het gaspedaal
nog verder in.
Als je sterk genoeg was om uit zo’n positie van achterstand terug te komen, was je misschien de moeite waard en anders kon
het ze bij de assemblee geen ruk schelen of je thuis voer voor de
pieren lag te worden.
‘Eén roadkill en je bent er.’
Ik keek naar de heuvels aan de horizon en deed of ik het niet
had gehoord.
Dat mijn ene oog klein en blind is, komt door een vasculair accidentje in mijn jeugd. Dat zeiden ze tenminste. Een kleine hersenbloeding. Ik kan me uit mijn jonge jaren niks herinneren. Geen
van ons kan dat echt. Floyd reed of hij eropuit was vasculaire accidentjes te veroorzaken.
Hij wees naar een billboard langs de kant en raakte bijna de
controle over het stuur kwijt. Rock in Montevideo werd erop aangekondigd. De hoofdact: Blacky Boo. Over de rode achtergrond
waren de namen geschilderd van de rest van de artiesten. Eronder: Auspicia Coca-Cola.
‘Doe er een daarvan,’ zei hij.
‘Een muzikant?’
‘Waarom niet?’
Rock in Montevideo was gratis. Dat betekende dat er hordes
14
mensen op af zouden komen. ‘Veel metal,’ zei Floyd. ‘Goed volk.
Als je er geen van het podium durft te halen, heb je ze in het publiek waarschijnlijk alsnog voor het graaien. Het is maaien bij
daglicht.’
‘Durven?’
We waren ergens bij Río Negro, nog niet halverwege. De rest
van de rit hebben we over het woord ‘durven’ gediscussieerd. Als
je er geen van het podium kunt halen, had hij kunnen zeggen, of
wilt halen. Durven. Ik bedenk nu pas dat hij het misschien expres
deed, mij kwaad maken zodat ik die roadkill zou doen. Het werd
niet ons leukste verblijf in de Termas, wel het kortste.
Een paar dagen later liet ik me naar Rock in Montevideo brengen. De taxi ging over de boulevard tot het torentje van het Maritiem museum. Daar moesten we eraf omdat er aan de weg werd
gewerkt.
Overal liepen jongeren in hun hipste kleding dezelfde kant
op, naar Parque Rodó. Gescheurde broeken, punkkapsels. Korte
rokjes en mouwloze levens. Iedereen door de zon gebrand op de
gothics na. Vanuit het park werd snoeiharde metal ingezet. Floyd
had gelijk, bij zo’n concert was het maaien bij daglicht. Je moest
alleen wel de menigte in durven. In principe lopen mensen intuï­
tief om ons heen, maar als ze dronken zijn of drugs hebben gebruikt, kunnen ze onoplettend zijn.
Ik liet de taxi omrijden en werkte me naar het deel waar de artiestentrailers stonden, daar waren minder mensen. Op het podium was het helemaal veilig. Ik zocht een plekje in de coulissen
waar ik zowel de show als de menigte kon zien. De muziek was zo
ontzettend hard en zo ontzettend live dat ik soms alleen nog flitsen zag. Ik dronk uit bekers die ik tegenkwam. Drummers drinken altijd het minst. Bassisten het meest.
De ene na de andere band kwam op. Er werd vuurwerk afgestoken. Ik ben daar niet gek op. Daarna werden Blacky Boo en de
Spinnen aangekondigd.
Blacky Boo was een piepklein vrouwtje met een heel lage stem.
Ze rende over het podium heen en weer. Ik herkende de muziek.
15
Ik had klanten die het draaiden. Dalers leiden naar dalers, zeiden
wij. Blacky Boo’s hartslag was boven de 180. Ik weet niet of het onder invloed van de muziek was dat ik mijn keuze maakte.
Vanbinnen zag haar trailer eruit of er een kledingwinkel was geëxplodeerd. Op het aanrecht een make-upfabriek. Soms dacht ik
dat ik van zulke dingen zou kunnen leven: foto’s maken van beroemdheden en ze verkopen aan de roddelpers. Dan zou ik me terugtrekken, boeken lezen, naar muziek luisteren, alleen nog doen
wat ik wilde doen op het moment dat ik dat wilde.
Ik ging door haar spullen. Dure kleren, dure make-up, dure
champagne, goede coke. Als een mens met zijn miljoenen er nog
niet in slaagde de duisternis de baas te kunnen, moest die wel authentiek zijn. Ik noteerde dingen die ik later voor in mijn rapport
kon gebruiken. Soms in een notitieblok, meestal in mijn hoofd.
Blacky Boo kwam bezweet de trailer in. Het eerste wat ze deed
was een lijn poeder wegsnuiven, het tweede een glas water nemen.
Ze belde iemand die niet opnam. Ze snoof weer, dronk water en
belde een limousine van de organisator. Een paar lijntjes later
reed die voor. In de tussentijd had zij vooral gebeld.
Ik zette haar koptelefoon op en luisterde naar de muziek die
zij het laatst gekozen had. Een soort gospel. In de limo kroop ik
naast haar op de achterbank. Zij belde aan één stuk door. Allemaal
vrienden kennelijk, die ze steeds hetzelfde verhaal vertelde. Ze had
niet alleen de feestdagen in haar eentje doorgebracht, nu zou ze
ook haar verjaardag alleen zijn, en dan nog wel in dit rotgat. Ze
was eenzaam, haar leven was niet zo makkelijk als men dacht.
Als je een gezegende stem had, mocht je er wat zuiniger mee
zijn, dacht ik. Haar zweet rook fijn, maar zo denken zou me niet
helpen te doen wat gedaan moest worden.
Ze had een suite in een duur hotel in het centrum. Uitzicht op
de Plaza Independencia en de poort die de kolonisten gebouwd
hadden toen ze het land claimden.
Ze kleedde zich uit, schoot in een kamerjas en ging door met
snuiven. Ik liet het bad vollopen en zij liet een fles champagne
brengen. Zij ijsbeerde door de suite. Van haar coke naar de mini16
bar, van haar coke naar het balkon. En maar bellen. Ik lag in bad
en luisterde. Dat ze zo eenzaam was, dat ze hier geen zin meer in
had.
Toen ik uit bad kwam, lag ze op de bank. Bellen deed ze niet
meer, daarvoor stond de muziek te hard. Weer dat gospelachtige.
Als je zo ver stond van wat je hart je ingaf, moest je wel een daler
zijn.
Normaal probeer je niet op te vallen als je bij mensen thuis
bent. Je laat geen dingen door de kamer zweven en je zet alles terug op zijn plek. Het is niet alleen omdat dat het verstandigst is,
je doet het ook uit een soort respect. Ik tenminste. Ook als ze laveloos zijn of hallucineren, drink ik uit hun glas mee en wis ik
de sporen van mijn aanwezigheid. Er zijn er van ons die dat niet
doen. Vooral als mensen high zijn vinden ze het een vrijbrief om
slordig te zijn.
Blacky en ik dronken en zongen en we snoven ons dapper. Ik
vertelde haar dat de eenzaamheid nooit weg zou gaan, dat ontsnappen niet mogelijk was, dat het allemaal nutteloos was. Allemaal dingen die ze al wist en of ze ze wel of niet weggestopt had, ik
stofte de gedachten af en haalde ze naar boven.
Om tien uur ’s ochtends stapten we in de auto die ze voor privégebruik had. Een jeepachtig ding met veel motor en weinig chassis. Ze hadden haar net zo goed een geladen pistool kunnen geven.
We draaiden de boulevard op, haar zweet rook scherper.
Ze gaf gas toen het torentje van het Maritiem museum in zicht
kwam. Even later ging ze met 120 km per uur door de gele afzetlinten heen, over een hele rij kunststof pionnen die de lucht in
vlogen. Ik haalde mijn portier van de vergrendeling. De pionnen
stuiterden om ons heen op het asfalt, één sloeg een deuk in de motorkap. Blacky Boo gaf een ruk aan het stuur om een wegwerker
te ontwijken, de rest maakte dat ze haar ontweken. Ik hield mijn
portier open en wachtte het juiste moment af. De stofwolk achter
ons werd steeds groter. Ze trapte de rem in en de auto begon zijwaarts over de weg te gaan. Ik wachtte tot we nog iets meer vaart
verloren en dook eruit.
Het juiste moment was altijd voor het tollen begon. De angst,
17
de pijn, de wanhoop, ze zouden niet hoger komen dan dat. Als
mensen eenmaal weten dat ze doodgaan is er alleen nog tijd om
het hele leven voorbij te zien flitsen. Angst en wanhoop ruimen
dan baan.
De afzetlinten zwierden met de auto mee toen hij over de kop
ging. Eén, twee, drie keer. Bij de vierde wenteling schoot Blacky
Boo zelf uit de gesprongen ruit. Net een cheerleader die zwaaide.
De wagen ging nog een keer om en smakte tegen het boulevardmuurtje. Blacky Boo zat er half tussen. Het was een bende.
Floyd was in zijn nopjes. Bekende mensen leveren nu eenmaal wat
meer op. Naast het verdriet van hen zelf en hun omgeving is er
ook dat van alle fans, de paar volgelingen die ze meenemen in hun
val en de families daarvan. Bekende mensen tikken aan, ook al
maak je er maar een roadkill van.
18
3
Voor het eerste jaar om was, zaten Floyd en ik al tegenover een
mentor. Die kreeg je toegewezen als je je niet gedroeg naar de
standaards van de academie en die waren vrij hoog. De nieuwe
chef zegt dat dat op de universiteiten bij mensen niet anders is,
maar dat is flauwekul. Op een universiteit kom je ook wel als je
niets kunt, je moet daar dan wel voldoende geld voor hebben. Bij
ons word je getest, gemeten en op grond daarvan gekozen.
Onze mentor was groot en rood en moest ons uit de neerwaartse spiraal halen waarin we terechtgekomen waren. Drinken, spijbelen, rotstreken verzinnen en ten uitvoer brengen. Wat je doet in
de puberteit als je je competitiedrift niet onder controle hebt.
‘Doe wat leuks met z’n tweeën,’ zei ze. ‘Iets constructiefs.’
Wij deden genoeg leuks, maar wat dat betreft is het bij ons niet
anders dan bij jullie, wat leuk is mag niet of alleen maar met mate
of onder toezicht.
‘Neem een hobby,’ zei ze.
Alsof samen een bal in een gaatje proberen te krijgen ook maar
in de buurt komt van wat je overhoudt na een avond zoveel zuipen dat je de volgende ochtend je hersens in je pis kunt zien drijven.
Wij bleven kattenkwaad uithalen tot we daar kwamen waar de
lol niet meer opwoog tegen de straffen. Dan moet je je wel aanpassen. Serieus worden noemden ze het, opgroeien, jezelf in de ogen
kijken.
Wij noemden dat het ene cliché op het andere stapelen, maar
uiteindelijk werden we serieus en gingen we onszelf in de ogen
kijken, al was dat voor mij iets moeilijker dan voor Floyd.
Hij werd veel sneller volwassen dan ik, dat dacht ik tenminste. Vooral in de laatste jaren op de academie kostte het mij steeds
19
meer moeite om hem bij te houden. Bij Floyd zat tussen het claimen van een klant en het cashen steeds minder tijd. De keren dat
ik hem voorbijging, haalde hij mij zo weer in, al zei hij dat het andersom was. Dat hij degene was die hard moest zwoegen om mij
bij te houden.
De nieuwe chef zegt dat ik de termen niet goed gebruik. ‘Een
klant is iemand die jou in dienst neemt om iets voor hem te doen,’
zei ze. ‘Niet andersom. En bovendien is de dienst die jullie leveren
dat je mensen naar de kloten helpt.’ Ze wil het maar niet begrijpen. ‘Dat zijn geen klanten maar prooien,’ schreeuwde ze laatst.
Wij helpen mensen niet naar de kloten. Mensen doen dat in
principe zelf. Wat wij doen is opschrijven en wegzetten. Waarschijnlijk is er ook iets mis met die termen.
Het moet ergens in de tijd zijn geweest dat Floyd zijn buidel kreeg
dat hij ook in de liefde ging geloven. Geloven in de zin dat er niet
alleen voor iedereen een ware moet zijn, maar dat je ook het recht
hebt die te vinden. Alsof het niet mogelijk was dat er geen ware bestond of dat je er nooit achter kwam wie het was of nooit
dichtbij genoeg zou komen om haar aan te raken. De partnerkeuze werd bij ons meestal bepaald door praktische overwegingen,
dezelfde status, dezelfde ideologische neigingen, geografische nabijheid of de mogelijkheid die te verkrijgen. Floyd noemde dat de
concessie. Hij zou daar nooit genoegen mee nemen, alleen met de
echte zou hij settelen en er was maar één manier om haar te vinden en dat was er zoveel mogelijk te testen. Voor hem was dat geen
probleem, want Floyd hield van vrouwen en vrouwen hielden van
hem. Het vervelende was dat hij zo’n gelovige was die de rest van
de wereld wilde redden, of in ieder geval mij, dus als hij weer eens
een ware aan zijn zijde had, ging hij proberen mij er ook aan een
te helpen.
Ik geloofde niet in de liefde, ook niet toen ik eindelijk mijn buidel kreeg. Dat twee wezens zich tot elkaar aangetrokken konden
voelen, geloofde ik wel. Dat ze daarom de rest van hun levens met
elkaar zouden willen delen, geloofde ik ook. Wat ik niet geloofde,
was dat je dat moest zoeken, in plaats van het te vermijden.
20
Soms nam Floyd een meisje mee als we de bergen in gingen. Soms
twee. Dat werden dan dubbeldateachtige constructies die ik alleen
met heel veel drank in goede banen kon leiden, of dat maakte ik
mezelf wijs.
Dat hij steeds meer vrienden en kennissen uitnodigde, werd eigenlijk een verademing. Onze avonden op de berg groeiden uit tot
hele feesten. Een gezellig samenkomen noemde hij het. Ik had me
nog niet van het ene gezellige samenkomen hersteld of hij zat alweer aan het volgende te denken. Mijn verjaardag, Valentijnsdag,
volle maan. In december was het altijd aan de lopende band raak.
Dubbele feestmaand voor onze vriendschap.
Op een gegeven moment kwam echt iedereen. Mensen uit het
eerste jaar, uit het laatste, uit alle opleidingen.
‘Niet iedereen,’ zei Floyd. Alleen de getalenteerde. Lui die niet
voor salarisjes en puntjes werkten, maar voor het maken van de
meesterwerken.
Carmen was er in het begin vaak bij. Ze was iets jonger dan wij,
het was zo’n meisje dat moeilijk viel in te delen. Floyd zei dat ze bij
de brave vlindertjes hoorde. Zo noemde hij de meisjes die altijd
vooraan zaten, al dekt die omschrijving de lading bijlange na niet.
Brave vlinders konden je kop eraf trekken als ze daarvoor een extra puntje konden krijgen.
Het rare aan Carmen was dat ze kon drinken als een vent en
dat zag je bij brave vlinders niet veel. Ze kon ook lang stil zijn. Op
Floyds verjaardag deed ze het met hem. Meisjes deden dat wel vaker als je jarig was. Het was op de Mont Blanc. We zaten ergens op
drieduizend meter hoogte, bij twintig graden onder nul. De heli
bleef aan‑ en afvliegen met drank en drugs en gasten en allerlei
hapjes, salades met name.
Ik hield het vuur gaande en de flesjes bier op de juiste afstand.
Als de heli kwam, hielp ik met uitladen, als niemand op de muziek
lette, deed ik daar ook wat aan. De rest lachte en danste en neukte
met elkaar. De praatjes die ze met mij maakten waren kort en gingen nergens over.
De nacht was al minder donker toen Carmen en Floyd tevoor21
schijn kwamen. Zij liet zich naast mij in de sneeuw zakken. Haar
flank tegen de mijne. Floyd pakte een biertje en kroop tegen haar
aan, de geur van seks hing om hen heen. Ze zei dat de hemel mooi
was, dat de sterren glommen, dat de lucht ijl was. Ik zei op alles ja
en wisselde het af met de vraag of ze een biertje wilde.
Floyd streelde haar heupen. Ik weet niet of hij zag dat ze haar
gezicht in mijn borst begroef en mij in mijn nek kuste. Haar achterste kwam omhoog zodat hij er beter bij kon. Ik probeerde nog
oogcontact met hem te maken, maar als hij al keek was het alleen
naar haar. ‘Ontspan,’ fluisterde ze.
Ik liet me achterover in de sneeuw zakken. Ze gleed met me
mee, haar bovenlichaam dwars over het mijne. Floyd kreunde
haar naam. Ik draaide me op mijn zij, en nog een keer. Haar gezicht wel zien, haar gezicht niet zien, haar verbaasde gezicht zien.
‘Hé!’ riep ze, maar ik bleef heuvelafwaarts rollen en vaart maken tot ik een emmer aardappelsalade tegenkwam. De rand daarvan bleef nog dagen als een blauwe glimlach in mijn maagstreek
zichtbaar.
Dat feestje eindigde zoals alle bergfeestjes, toen al het hout op
was en het vuur gedoofd, en ik tussen het afval en de lichamen
rondscharrelde op zoek naar bier dat niet bevroren was. Ik vond
net een flesje toen ik lichtjes langs de bergflank zag. Klimmers.
Dichtbij. Normaal zou ik Floyd hebben geroepen, zeker op zijn
verjaardag, zelfs als hij met een vrouw was, maar die keer deed ik
dat niet.
Het was een groep van vijf man. De rotswand waar ze op afgingen, zou ze in een lijn dwingen. Iedereen aan elkaar vast, samen
naar boven, een feestslinger. Het maakte niet uit of je de voorloper
nam of de hekkensluiter, als er één ging, gingen ze allemaal.
Toen ik weer terug was bij ons kamp, als je dat rampgebied tenminste zo kon noemen, kwam de zon al over de pieken heen. Carmen stond me op te wachten, ze had een vuilniszak vast en keek
naar de verte.
Aan de rotswand hing een klein rood mannetje, even daaronder een gele. De rest lag een heel eind lager op de stenen. Ik was
22
buiten adem, zij stond iets hoger dan ik. Ze was dronken. ‘Waarom wil je mij niet?’
Ik wilde zeggen dat dat niet waar was, dat ik haar heel graag wilde, maar dat leek me ook overdreven. Haar blik was afgedwaald
naar de bungelende mannetjes in de verte.
‘Waarom doe je dat?’ vroeg ze. ‘Dat zijn geen klanten van je, of
wel?’
Ik zei niks. Ik merkte dat mijn mond open stond en deed hem
weer dicht.
Haar ogen fonkelden. ‘Loser,’ zei ze en ze keerde zich om en zette een vrij stevige tred naar boven in.
‘Hé! Wacht,’ probeerde ik nog, maar ze hoorde me niet of deed
alsof. Ik hobbelde achter haar aan. Steeds als ze afval zag, bukte ze
om het op te pakken. Ik wilde meehelpen, maar ik was er steeds
net te laat bij en een keer of twee ging ik onderuit. Toen ik haar
inhaalde, waren we al bij de anderen. Wie het kon opbrengen was
aan het opruimen, de zwakke broeders, zoals Floyd ze noemde,
sliepen of werden net wakker.
In de jaren daarna zag ik Carmen alleen nog op het hoofdkantoor,
elke laatste vrijdag van de maand, omdat we dan allemaal moesten komen opdagen. Soms zag ik haar op feesten, daar kwam je alleen als je genoeg status had om uitgenodigd te worden. Een keer
had ik wat te veel gedronken en kwam naast haar te staan bij het
buffet. Zij dronk iets met vitamines, ik iets met wodka. Ik boog
naar haar toe en zei dat ik het jammer vond dat ze weg was.
‘Ik ben niet weg,’ zei ze.
Ik legde uit dat ik bedoelde dat ik haar nooit buiten de campus
zag en dat ze niet bij ons langskwam.
‘Ik heb een keuze gemaakt,’ zei ze. En dat iedereen moest kiezen. Kiezen of je serieus werd of niet, of je er iets van ging maken
of niet.
Dalers kunnen als een veertje gaan, of als een zak zout, als Marilyn Monroe of als Greta Dos Lados. Van die laatste heeft niemand
gehoord, dat was er een van mij. De dwaalkei noemde Floyd haar,
23
omdat ik haar alle kanten liet raken. Voor ons was het zaak de
mooiste eruit te pikken. Voor lui als Floyd en ik, bedoel ik. We
claimden ze en bleven in de buurt om er te zijn als ze klappen
maakten. Die gaven wij dan door aan het hoofdkantoor. Emoties
blijven lang hangen. Pijn, euforie, verdriet, alles. Dan komen er
weer anderen van ons langs om die op te halen. Er zijn er die hun
klanten een handje helpen. Dat kan variëren van ze een paar sleutels laten verliezen tot ze de verkeerde vrouw laten kiezen.
Wij vonden dat niet kunnen, Floyd en ik en iedereen die in die
school meeging. Een mooie daler gaat vanzelf. Net als een mooie
stijger. Wij hoeven er dan alleen op het juiste moment bij te zijn
om dat aan te geven. Als je je mensen niet op hun aard kon kiezen,
moest je maar iets anders gaan doen.
24