Uitwerkingen hoofdstuk 3 versie 2014 3. Logaritmische grafieken en exponentiële verbanden. Opgave 3.1 Aflezen van coӧrdinaten in een enkellog-grafiek. De coӧrdinaten van de punten A, B, C, D en E. A: (2; 101,1 ) → (2; 12,6) B: (3; 101,8 ) → (3; 63) C: (5,3; 10 2,1 ) → (5,3; 126) D: (4; 10 2.5 ) → (4; 316) E: (6,9; 10 2, 62 ) → (6,9; 417) Opgave 3.2 Uitzetten van punten in een enkellog-grafiek. Stel de juist schaalverdeling in en via copy en paste krijg de volgende grafiek. 100 1 9 8 7 6 5 4 3 2 10 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 1 9 8 7 6 5 4 3 2 0,1 1 0 1 5 10 15 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.3 Aflezen van coӧrdinaten in een dubbellog-grafiek. De coӧrdinaten van de punten A, B, C, D en E. A: (101, 2 ; 10 −0, 4 ) → (16; 0,4) B: (10 0,55 ; 10 0,1 ) → (3,5; 1,3) C: (10 0, 2 ; 10 0,6 ) → (1,6; 4,0) D: (101,13 ; 10 0, 22 ) → (13; 1,7) E: (101, 65 ;10 0,88 ) → (45; 7,6) Opgave 3.4 Uitzetten van punten in een dubbellog-grafiek. 10 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 1 9 8 7 6 5 4 3 2 0,1 2 1 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 2 10 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 3 4 5 6 7 8 9 1 100 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.5 Grondtal bepalen met enkellog-grafiek. a 2 N = (10 0,3 ) N = 10 0,3 N 1 b helling rood = = 0,48 2,1 exponent = 0,48 ⋅ N c Opgave 3.6 (10 0, 48 ) N = 3 N Groei van je spaarrekening. a K (1) = 1,065 × 1780 = 1896 K (10) = (1,065)10 × 1780 = 1,877 × 1780 = 3341 rente na 10 jaar = K (10) − K (0) = 3341 − 1780 = 1561 zie grafiek hierna (1,065) N = 10 0, 0273⋅ N 0,4 f helling = = 0,028 14 klopt met antwoord g b c d e 3 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken 10000 1 9 8 7 6 5 4 log(5)- log(2) = 0,40 3 2 16- 2 = 14 1000 1 0 Opgave 3.7 10 5 15 Oefenen met alog(b). Bereken en controleer. a voorbeeld: 10 log(8) 2 log(8) = 10 = 3 controle : 2 3 = 8 log(2) 10 b 1, 04 c 3 log(1,6) = 10 10 d 3 log(100) = log(9) = log(1,6) = 12 controle : 1,0412 = 1,60 log(1,04) log(100) = 4,19 controle : 3 4,19 = 99,8 log(3) 10 log(9) =2 log(3) controle : 3 2 = 9 e 3 log(311 ) = 11 want 311 = 311 4 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.8 Bereken de waarde van x. Bereken en controleer. a voorbeeld: 3 log(5) log(5) 5 x = 3 log(5) → x = = = 0,293 5 5 log(3) controle : 5 × 0,293= 3 log(5) klopt b 1200 = 1000 ⋅ (1,06) x → 1,06 x = 1200 → 1,06 x = 1,2 1000 → x =1,06 log(1,2) exact →x= log(1,2) = 3,13 afgerond log(1,06) controle : 1000 ⋅ (1,06) 3,13 = 1200,1 klopt c 2 x = 1000 → x = 2 log(1000) exact →x= log(1000) = 9,97 afgerond log(2) controle : 2 9,97 = 1003 klopt d 500 = 166,7 3 log(166,7) 3,69 → 1,5 x = 4 log(166,7) = = 3,69 → x = = 2,46 log(4) 1,5 3 ⋅ 41,5 x = 500 → 41,5 x = controle : 3 ⋅ 4 3,69 = 499,7 klopt e x 2 = 1000 → x = 1000 1 2 of x = 1000 exact → x = 31,6 afgerond controle : 31,6 2 = 998,6 klopt f x1,5 = 1000 → x = 1000 1 1, 5 = 1000 2 3 = 100 controle : 1001,5 = 1000 klopt g 5 x = 100 → x = 5 log(100) exact log(100) →x= = 2,86 afgerond log(5) controle : 5 2,86 = 99,8 klopt h i 5 x log(1000) = 3 → x 3 = 1000 → x = 10 5 0,1 = 0,587 2 controle : 5 log(2 × 0,587) = 9,97 ⋅ 10 − 2 klopt 5 log(2 x) = 0,1 → 5 0,1 = 2 x → x = Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken j 1 x 3 = 100 → x = 100 3 of → x = 4,64 afgerond x = 3 100 exact controle : 4,64 3 = 99,9 klopt k 5⋅ 2 log( x ) = 10→ 2 log( x) = 2 → x = 2 2 = 4 controle : 5⋅ 2 log(4) = 5 × 2 = 10 l 2 log( x 5 ) = 10 → x 5 = 210 → x = 2 2 = 4 m x = 2,5 −0, 2 → x = 0,833 Opgave 3.9 Groei van je spaarrekening en berekening met logaritme. a K (10) = K (0) ⋅ 1,0410 → K (10) = 1780 × 1,0410 = 2635 b K (n) = K (0) ⋅ 1,04 n → 1,7 ⋅ K (0) = K (0) × 1,04 n log(1,7) → 1,04 n = 1,7 → n =1, 04 log(1,7) = = 13,5 log(1,04) na 13,5 jaar is je kapitaal met 70% gegroeid c K (n) = K (0) ⋅ 1,04 n → 3000 = 1780 × 1,04 n 3000 log(1,685) = 1,685 → n =1, 04 log(1,685) = = 13,3 1780 log(1,04) na 13,3 jaar is het kapitaal 3000 → 1,04 n = d K = 1780 + 300 = 2080 K (n) = K (0) ⋅ 1,04 n → 2080 = 1780 × 1,04 n 2080 log(1,169) → 1,04 n = = 1,169 → n =1, 04 log(1,169) = = 4,0 1780 log(1,04) na 4,0 jaar is de rente 300 6 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.10 Groei van je spaarrekening en Excel. K (0) = 1000 groeifactor = 1,09 → K (n) = 1000 ⋅ (1,09) n Opgave 3.11 Exponent bepalen met dubbellogaritmisch papier. a x = 5 → y = 2 × 5 3 = 250 klopt met grafiek x = 5 → log( x) = log(5) = 0,7 klopt x = 5 → log( y ) = log( 250) = 2,4 klopt b log( x ) = 0,5 → x = 10 0,5 = 3,16 klopt met grafiek log( x ) = 0,5 → x = 3,16 → y = 2 × 3,16 3 = 63 klopt log( x ) = 0,5 → log( y ) = log(63) = 1,8 klopt 7 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.12 Exponent bepalen in de formule voor de uitstroomsnelheid. a log(4,43) - log(0,44) = 1,0 log(100)-log(1) = 2 b v = 4,43 ⋅ h ofwel 10 1 2 1 dan ook log(v) = log(4,43 ⋅ h 2 ) log(v)=10 log( p ) + q 10 log(h) p = 4,43 en q = 0,5 c helling = Opgave 3.13 1 2 klopt met formule Radioactief verval. a T 1 ( 60 Co) = 5 jaar → n = 12 jaar = 2,4 2 5 jaar 1 N = N (0) ⋅ ( ) n → N (12) = 100% × (0,5) 2, 4 = 18,9 % 2 b m(0) = 1200 g → m(12) = 18,9 % van 1200 g → m(12) = 0,189 × 1200 = 227 g c N (3) = 100% × (0,5) 3 = 12,5 % d N = 5% → 5% = 100% × (0,5) n links en rechts delen door 100 log(0,05) → 0,05 = (0,5) n → n = 0 ,5 log(0,05) = = 4,32 log(0,5) → t = 4,32 × T 1 = 4,32 × 5 jaar = 21,6 jaar 2 8 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.14 De leeftijd van een fossiel bepalen met behulp van radioactieve kernen. 1 a N = N (0) ⋅ ( ) n → 5% = 100% × (0,5) n 2 log(0,05) → 0,05 = (0,5) n → n= 0,5 log(0,05) = = 4,32 log(0,5) → t = 4,32 × T 1 (14 C ) → t = 4,32 × 5730 jaar = 24840 jaar 2 afgerond : t = 25000 jaar b t = 1200 jaar → n = 1200 = 0,209 5730 1 n N = N (0) ⋅ ( ) → N = 100% × (0,5) 0, 209 = 86,5 % 2 Het percentage is 87% van het percentage in levende natuur. c t = 10000 jaar → n = 10000 = 1,745 5730 1 N = N (0) ⋅ ( ) n → N = 100% × (0,5)1,745 = 29,8 % 2 Er is nog 29,8 % van de 14 C - atomen over. Opgave 3.15 Herleiden formule voor radioactief verval. a − t N = 100 ⋅ ( 2) t 20 = 100 ⋅ (0,5) 20 t N = 100 ⋅ (0,5) 20 n= t 20 ( N in % en t in dagen) → T 1 = 20 dagen 2 b 2 = 4 0,5 − t N = 100 ⋅ ( 2) − 0,5t 20 = 100 ⋅ ( 4) 20 = 100 ⋅ ( 4) −t 40 c met formule vraag b) : N = 100 ⋅ ( 4) −20 40 = 50 % − 20 met formule vraag a ) : N = 100 ⋅ ( 2) 20 = 50% beide formules geven hetzelfde antwoord +t t − t 40 = 100 ⋅ ( 1 ) 40 = 100 ⋅ (0,25) 40 = 100 ⋅ (0,25) n d N = 100 ⋅ ( 4) 4 met n = t 40 n is het aantal keren dat de beginwaarde 4 × zo klein geworden is. 9 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.16 Berekening aan afkoelproces. a T (omgeving) = 22 0C 90 0C →76 0C in 15 min ∆T (0) = 90 − 22 = 68 0C en ∆T (15 min) = 76 − 22 = 54 0C 54 ∆T = ∆T (0) ⋅ (0,5) n → 54 = 68 ⋅ (0,5) n → (0,5) n = = 0,794 68 log(0,794) → n = 0,5 log(0,794) = = 0,333 log(0,5) 15 min t t n= → T1 = → T1 = = 45 min 2 2 T1 n 0,333 2 b n= 30 min = 0,667 45 min ∆T = ∆T (0) ⋅ (0,5) n → ∆T = 68 ⋅ (0,5) 0, 667 → ∆T = 42,8 0 C → T (bak ) = ∆T + 22 0 C = 64,8 0C afgerond : T = 65 0C temperatuurdaling = 90 − 65 = 25 0C c ∆T = 8 0C ∆T = ∆T (0) ⋅ (0,5) n → 8 = 68 ⋅ (0,5) n → (0,5) n = 8 = 0,118 68 log(0,118) = 3,08 log(0,5) = 3,08 × 45 min = 139 min = 2 u en 19 min → n = 0,5 log(0,118) = → t = n × T1 10 2 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken d De waardes van T en ΔT zijn in een enkellog-diagram uitgezet tegen t. De grafiek van ΔT loopt lineair, Je kunt het Excel-bestand opgave2.41.xlsx downloaden van de site www.vervoortboeken.nl Opgave 3.17 Berekening aan opwarmproces. T (omgeving) = 20,5 0C 6 0C →20,50C in 15 min a ∆T (0) = 14,5 0C volgens grafiek : T 1 = 2,3 min 2 b 3 t = 3 min → n = = 1,30 2,3 ∆T = ∆T (0) ⋅ (0,5) n → ∆T (3 min) = 14,5 ⋅ (0,5)1,3 = 5,9 0 C → T = 20,5 − ∆T → T = 20,5 − 5,9 = 14,6 0C c T = 18 0C → ∆T = 20,5 − 18 = 2,5 0C ∆T = ∆T (0) ⋅ (0,5) n → 2,5 = 14,5 ⋅ (0,5) n → (0,5) n = 2,5 = 0,172 14,5 log(0,172) = 2,54 log(0,5) → t = 2,54 × 2,3 = 5,8 min → n = 0,5 log(0,172) = → t = n × T1 11 2 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken d De waardes van T en ΔT zijn in een enkellog-diagram uitgezet tegen t. De grafiek van ΔT loopt lineair, Je kunt het Excel-bestand opgave2.42.xlsx downloaden van de site www.vervoortboeken.nl 12 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.18 Berekening aan absorptie van rӧntgenstraling. a E d = E i ⋅ (0,5) n → E d = 100% ⋅ (0,5) 3 = 12,5% b d n= =7 d1 2 E d = Ei ⋅ (0,5) n → E d = 100% ⋅ (0,5) 7 = 0,78% c E d = Ei ⋅ (0,5) n → E d = 100% ⋅ (0,5) 4,6 = 4,1% d E d = 0,8 ⋅ E i = 80% van invallende energie e E d = Ei ⋅ (0,5) n → 9,5% = 100% ⋅ (0,5) n → 0,5 n = 0,095 → n = 0,5 log(0,095) = f → d = n × d 1 = 3,4 × d 1 2 Opgave 3.19 log(0,095) = 3,4 log(0,5) 2 Berekeningen aan doordringdiepte van straling. a n= x d1 →n= 6 = 0,667 9 2 I ( x) = I 0 ⋅ (0,5) n → I (6 mm) = 90 ⋅ (0,5) 0, 667 = 57 W b I ( x) = I 0 ⋅ (0,5) n → 30 = 90 ⋅ (0,5) n → (0,5) n = m2 30 = 0,333 90 log(0,333) = 1,586 log(0,5) mm = 1,586 × 9 mm = 14 mm → n = 0,5 log(0,333) = → d = n×d1 2 c I ( x) = I 0 ⋅ (0,5) n → 25% = 100% ⋅ (0,5) n → (0,5) n = 0,25 log(0,25) =2 log(0,5) → d = 2 × 9 mm = 18 mm → n = 0,5 log(0,25) = → d = n×d1 2 d I ( x) = I 0 ⋅ (0,5) n → 20% = 100% ⋅ (0,5) n → (0,5) n = 0,20 log(0,20) = 2,32 log(0,5) d 1 (hout ) = 22,4 cm → n = 0,5 log(0,20) = 2 → d = n × d 1 → d = 2,32 × 22,4 cm = 52 cm 2 13 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.20 Berekeningen aan bacteriegroei 1. a N = N (0) ⋅ 2 n → N = 1 × 210 = 210 1 bacterie is gegroeid tot 210 bacterien b T2 ( Eschericia) = 17 min N = 2 8 → t = 8 × T2 → t = 8 × 17 min = 136 min c N = N (0) ⋅ 2 n → 1000 = 2 n log(1000) = 9,97 log(2) t = 9,97 × 17 = 169 min → n= 2 log(1000) = d In de aanpassingsfase: c = 101 bact mL e In de logfase is c toegenomen van 101 bact mL tot 10 9 bact mL 10 9 Dus c = 1 = 10 8 × zo groot 10 Opgave 3.21 Berekeningen aan bacteriegroei 2. a c = 10 ⋅ 2 20 bact = 1,05 ⋅ 10 7 bact mL mL 5 bact b N = 10.000 × 10 = 10 mL c volgens grafiek is hiervoor 16 – 8 = 8 uur nodig. n 5 1 n n 4 d N = N (0) ⋅ 2 → 10 = 10 ⋅ 2 → 2 = 10 → n = 2 log(10 4 ) = log(10 4 ) = 16,6 log(2) n = 16,6 delingen in 8 uur e 14 T2 = 8 × 60 min = 29 min 16,6 delingen Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken Opgave 3.22 Gebruik van een andere logschaal. T2 is 2× zo groot a 2 log( A600 ) = −3 → A600 = 2 −3 = 0,125 b afstand tussen rode lijnen in grafiek c 2 log( A600 ) = −4,2 → A600 = 2 −4, 2 = 0,054 d De afstand tussen rode lijnen wordt 2 × zo groot. De helling wordt dus 2 × zo klein. 15 Uitwerkingen logaritmische grafieken en exponentiële verbanden 2014©Vervoort Boeken
© Copyright 2024 ExpyDoc