Gewasbeschermingsmiddelen a ankoop van tot Z orgzaam gebruik preventie van puntvervuiling 2 Deze brochure werd opgesteld in het kader van het Interreg IV grensregio VlaanderenNederland project Interactief Waterbeheer, deelprojecten ‘Afspoeling van spuitmachines’ en ‘Preventie van puntlozingen’. Dit project werd gefinancierd door de Europese Unie, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Werkten mee aan deze brochure: Nico Hendrickx - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling Ecologie Tessa De Baets - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling Diensten aan Telers Griet Janssen - Innovatiesteunpunt Boerenbond - Cel Energie & Water Inge Mestdagh - inagro vzw - Kenniscentrum Gewasbescherming René Rijken - Waterschap Brabantse Delta Coördinatie en Eindredatie: Nico Hendrickx - Proefcentrum Fruitteelt vzw - Afdeling Ecologie Niets uit deze uitgave mag worden gepubliceerd zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de auteurs. Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inhoudsopgave.......................................................................................................................3 Wat is puntvervuiling.............................................................................................................. 4 Gevolgen van puntvervuiling.................................................................................................. 5 Voorkomen van puntvervuiling............................................................................................... 6 Opslag van gewasbeschermingsmiddelen.......................................................................... 6 Het productenlokaal....................................................................................................... 6 Inrichting.........................................................................................................................7 Persoonlijke beschermingsmiddelen............................................................................... 8 Voorbereiding van de spuitoplossing en transport.............................................................10 Spuittoesel vullen............................................................................................................10 Schoonmaak van het spuittoestel......................................................................................11 Intern reinigen...............................................................................................................11 Extern reinigen...............................................................................................................12 De wasplaats.....................................................................................................................12 Constructie....................................................................................................................12 Wat met hemelwater?....................................................................................................14 Buffervat of opvangcisterne...........................................................................................14 Vulsyteem......................................................................................................................15 Zuiveren van restfracties.......................................................................................................16 Bioremediatie: de biofilter.................................................................................................16 Filterwerking..................................................................................................................16 Verdamping...................................................................................................................16 Opbouw filterunits......................................................................................................... 17 Opbouw plantenunits.....................................................................................................19 Plaatsing....................................................................................................................... 20 Dimensionering.............................................................................................................21 Onderhoud....................................................................................................................22 Bioremediatie: de fytobak.................................................................................................22 Opbouw fytobak............................................................................................................22 Dimensionering.............................................................................................................23 Plaatsing....................................................................................................................... 24 Onderhoud................................................................................................................... 24 Chemische zuivering: de Sentinel..................................................................................... 24 Werking........................................................................................................................ 24 Gebruik..........................................................................................................................25 Besluit.................................................................................................................................. 26 Nuttige informatie................................................................................................................27 3 Wat is puntvervuiling 4 Wat is puntvervuiling In de land- en tuinbouwsector worden gewasbeschermingsmiddelen (GBM) aangewend ter bescherming van de teelten tegen allerlei ziekten en plagen die de opbrengst en de kwaliteit van het product in gevaar brengen. Het gebruik van GBM in de land- en tuinbouwsector is echter strikt gereglementeerd en vastgelegd in een erkenningsdossier, specifiek voor elk product dat op de markt wordt gebracht. Dit dossier bevat gegevens over de identiteit van het product, de fysische en chemische eigenschappen, risico-evaluaties en toxiciteitsgegevens, maar ook gegevens over de toepassingswijze en voorzorgsmaatregelen. Elk middel is dan ook beperkt tot gebruik zoals beschreven in de erkenning en enkel voor doeleinden waarvoor het middel erkend is. Bij het gebruik van GBM is het echter de realiteit dat middelen toch terechtkomen op plaatsen in de omgeving waar ze niet thuishoren zoals oppervlaktewater en grondwater. Men dient bijgevolg voorzorgsmaatregelen te treffen om de verliezen naar de omgeving zo sterk mogelijk te beperken. De verliezen naar oppervlaktewater kan men opdelen volgens twee types: de diffuse verliezen en de directe of Figuur 1 Verliezen van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater. De diffuse verliezen (zwarte tekst) onder vorm van drift, afspoeling en uitspoeling, en de directe verliezen (blauwe tekst) via afvoer en afspoeling worden weergegeven. puntverliezen. De belangrijkste diffuse verliezen zijn afspoeling van het behandelde oppervlak door regen of erosie, uitspoeling via de bodem en drift (Figuur 1). De bron van deze verliezen is verspreid en de manier waarop de GBM in het water terechtkomen, is onrechtstreeks verbonden met het toepassingsproces (via wind, regen of andere factoren). Directe verliezen of puntverliezen daarentegen zijn het gevolg van een rechtstreekse handeling van de gebruiker en de bron is duidelijk bepaald, vandaar dat men spreekt van een puntbron. De belangrijkste voorbeelden hier zijn de directe afspoeling van spuitresten, spoelwater of gemorste spuitoplossing van een verhard oppervlak naar oppervlaktewater of de afvoer via de riolering (Figuur 1). Studies hebben aangetoond dat 40 tot 90 % van de GBM in het oppervlaktewater afkomstig kunnen zijn van puntbronnen. Gevolgen van puntvervuiling 5 Gevolgen van puntvervuiling In Vlaanderen is de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM) ondermeer belast met het monitoren van de waterkwaliteit in de waterlopen. In het oppervlaktewatermeetnet worden onder andere GBM gemeten om de aanwezige concentraties op te volgen en te toetsen aan de wettelijke normen. Voor Europa betekent dit dat de gevonden concentraties aan werkzame stoffen niet giftig mogen zijn voor het waterleven. Daarom worden deze getoetst aan de drempelwaarden voor chronische (PNEC) en acute (MAC) giftigheid, waarden die volgens Europese normen worden vastgelegd. In Vlaanderen worden deze beide normen op verschillende meetplaatsen, voor verschillende stoffen en op regelmatige tijdstippen overschreden. Dit betekent dat de oppervlaktewaters op verschillende plaatsen giftig zijn voor zowel planten als dieren die afhankelijk zijn van het oppervlaktewater. Daarnaast wordt steeds meer drinkwater, dat moet voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen, gewonnen uit oppervlaktewater. Indien de concentraties aan GBM te hoog zijn moeten dure zuiveringstechnieken worden aangewend wat de prijs van het drinkwater onvermijdelijk de hoogte doet ingaan. Het is daarom dus niet ondenkbaar en zelf zeer waarschijnlijk dat in de toekomst de erkenningen van GBM die aan te hoge concentraties in het oppervlaktewater blijven terug gevonden worden, in gevaar dreigen te komen. Producten zullen van de markt verdwijnen wat onder andere problemen kan geven bij de bestrijding van bepaalde ziektes of plagen (geen producten meer), antiresistentie strategieën en MRL overschrijdingen (niet voldoende afwisseling mogelijk). PNEC:‘Predicted No-Effect Concentration’, of de concentratie onder welke het product verwacht wordt geen enkel nadelig effect te hebben op het waterleven. Dit is een drempelwaarde die als maat dient voor de chronische toxiciteitdrempel voor de jaargemiddelde concentratie. MAC:‘Maximum Allowable Concentration’, of de maximaal toegelaten concentratie. Bij overschrijding van deze drempel worden acute schadelijke effecten verwacht. Voorkomen van puntvervuiling 6 Voorkomen van puntvervuiling Daar tot 90 % van de GBM in oppervlaktewater afkomstig kunnen zijn van puntvervuiling, is het belangrijk het risico op verliezen afkomstig van deze bronnen in te dijken. De belangrijkste bronnen zijn de producten en hun verpakkingen zelf, de geconcentreerde spuitoplossing en het spoelwater afkomstig van zowel interne en externe reiniging van de spuitmachine. Om het risico op puntvervuiling afkomstig van deze drie bronnen zoveel mogelijk te beperken kan men gebruik maken van een ingerichte vul- en wasplaats. Hoe deze plaats eruit ziet wordt in de volgende punten besproken. Opslag van gewasbeschermingsmiddelen Het productenlokaal De opslag van GBM is niet de meest kritische factor naar puntvervuiling toe maar ongevallen kunnen grote gevolgen hebben omdat het hier gaat over onverdunde producten. Het bewaren van deze middelen is dan ook gebonden aan een wettelijke reglementering (KB van 28/02/1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik). GBM moeten worden bewaard in een productenlokaal (fytolokaal, spuitlokaal,...) of een speciaal daarvoor uitgeruste kast. De kast of het lokaal moet afgesloten kunnen worden zodat ze niet toegankelijk is voor kinderen en onbevoegden. Op de deur, die bij niet-gebruik van het fytolokaal altijd op slot dient te zijn, moeten de verplichte pictogrammen worden aangebracht zoals weergegeven in Figuur 2. Ideaal maakt het spuitlokaal deel uit van de ingerichte vul- en wasplaats. Bij de inplanting houdt men hier best rekening mee zodat al de activiteiten met betrekking tot vullen en spoelen gecentrali- Figuur 2 Toegangsdeur tot het fytolokaal met daarop de verplicht aan te brengen pictogrammen 'Toegang verboden voor onbevoegden', 'Vergif' en een rookverbod. Voorkomen van puntvervuiling Figuur 3 Grondplan van een ingerichte vul- en wasplaats waar het productenlokaal, een lokaal met persoonlijke beschermingsmiddelen, de eigenlijke wasplaats en een plaats voor opslag en zuivering van de restfractie, rond één plaats gecentraliseerd zijn. 7 seerd worden rond 1 plaats (Figuur 3). Om de producten goed te kunnen bewaren moet het lokaal voldoen aan volgende eisen. De vloer moet bestaan uit een ondoordringbaar verhard materiaal en lekkage vanuit het productenlokaal moet verhinderd worden. Dit kan men oplossen door een drempel te plaatsen ter hoogte van de deur, door opvangbakken onder de productenrekken te plaatsen, de producten in opvangbakken te plaatsen of het lokaal te voorzien van een afvoer die leidt naar de opvangciterne voor restwater van de vul- en wasplaats. Verder moet een goede verluchting aanwezig zijn en een goede verlichting helpt om de etiketten goed te kunnen lezen zodat vergissingen vermeden worden. Inrichting De producten moeten dan ook in hun originele verpakking bewaard blijven en worden best ordelijk gerangschikt (Figuur 4), herbiciden bij elkaar, fungiciden bij elkaar en insecticiden bij elkaar. Vervallen middelen of middelen waarvan de erkenning ingetrokken werd (NBGM = niet bruikbare gewasbeschermingsmiddelen), plaatst men apart, om later mee te geven met Figuur 4 Rangschikking van producten in het fytolokaal. Rangschik de producten ordelijk, bijvoorbeeld per type. Vloeibare producten staan onderaan, poeders bovenaan, altijd in hun originele verpakking. Voorzie een apart rek voor vervallen en niet-erkende producten. Voorkomen van puntvervuiling 8 Phytofar Recover . De producten worden bewaard op rekken (of in een kast) die gemaakt zijn uit een niet absorberend materiaal zodat eventueel gemorste vloeistoffen niet kunnen indringen. De vloeibare producten dienen onderaan geplaatst te worden en de poeders en granulaten bovenaan om te vermijden dat de vloeibare producten over de poeders heen lekken. Verder dient het lokaal uitgerust te zijn met een goede weeginrichting zodat de dosissen correct kunnen afgewogen worden, zowel voor poeders als vloeistoffen. Een weegschaal en maatbekers behoren bijgevolg tot de basisuitrusting (Figuur 5). Omdat men hier werkt met sterk geconcentreerde producten is het risico op puntvervuiling bij accidentele verliezen zeer groot wanneer men niet correct handelt. Daarom moet steeds absorberend materiaal zoals zand, zaagmeel of kattenbakvulling en een borstel en blik binnen handbereik zijn zodat de verliezen onmiddellijk opgeruimd kunnen worden. Het vervuild absorberend materiaal kan dan meegegeven worden met Phytofar Recover. Daarnaast kunnen we in België ook voor de lege verpakkingen rekenen op de ophaling door Phytofar Recover. De lege verpakkingen dienen grondig gespoeld te worden en deze spoeloplossing voegt men best bij de spuitoplossing. De bussen kunnen dan uitlekken boven een daarvoor voorziene opvang die aangesloten is op de opvang van de wasplaats (Figuur 6) zodat alles verzameld wordt in de opvangciterne voor latere verwerking. De lege verpakking kunnen daarna in Phytofar Recover zakken worden gedaan. Persoonlijke beschermingsmiddelen De persoonlijke beschermingsmiddelen voor de gebruiker mogen echter niet worden bewaard in het spuitlokaal. Bij de inrichting voorziet men daarvoor best een apart lokaal Figuur 6 Afdruiprek voor het uitlekken van gespoelde verpakkingen met opvang en afvalcontainer voorzien van Phytofar Recover zak voor het verwijderen van lege verpakkingen. Voorkomen van puntvervuiling 9 Figuur 5 Weeginrichting bestaande uit een weegschaal en maatbeker. Voor het opruimen van verliezen is steeds absorberend materiaal, een blik en een borstel aanwezig. Checklist spuitlokaal • Afsluitbare kast of ruimte, altijd op slot. • Niet toegankelijk voor onbevoegden. • Pictogrammen "vergif" en "geen toegang voor onbevoegden". • Droog en vorstvrij. • Goed verlucht en verlicht. • Verhinder lekkage vanuit het spuitlokaal. • Producten in oorspronkelijke verpakking. (Figuur 3). In deze ruimte worden de overall, handschoenen, masker en andere persoonlijke beschermingsmiddelen bewaard en kan ook stromend water voorzien worden om handen te wassen of bij ongevallen de ogen te spoelen (Figuur 7). • Ordelijke en nette productenrangschikking op niet-absorberende rekken of leggers. • Vloeibare producten onderaan, poeders en korrels bovenaan. • Apart rek voor producten die vervallen zijn of waarvan de erkenning verlopen is. • Goede weeginrichting. • Blik, borstel en absorberend materiaal voor het opkuisen van gemorste producten. • Phytofar Recover zak voor het verwijderen van lege, gespoelde verpakkingen. Figuur 7 Lokaal voorzien van stromend water en met de persoonlijke beschermingsmiddelen zoals een overall, masker, handschoenen,... Voorkomen van puntvervuiling 10 Voorbereiding van de spuitoplossing en transport Aan het klaarmaken van de spuitoplossing en het transport met het spuittoestel van het bedrijf naar het veld, zijn grote risico's op puntvervuiling gebonden. De voornaamste oorzaken hier zijn het morsen bij de bereiding van de spuitoplossing, het aanmaken van teveel spuitoplossing zodat men achteraf met overschotten blijft zitten en lekkende doppen op het spuittoestel. Het is daarom belangrijk altijd goed te berekenen hoeveel spuitoplossing men nodig heeft om overschotten te beperken. Een regelmatige kalibratie van het toestel zorgt voor een optimale afstelling en beperkt zodoende de hoeveelheid restoplossing. Het spuittoestel dient regelmatig gecontroleerd te worden op lekkende of versleten doppen. Spuittoestel vullen Een groter risico op puntvervuilingen ligt bij het vullen van het spuittoestel. Het best verplaatst men deze activiteit naar het veld, maar dit is niet altijd mogelijk daar men niet altijd beschikt over water. Wanneer water wordt aangezogen uit een trekpoel, oppervlaktewater of andere, is het zeer belangrijk op de leidingen een terugloopbeveiliging te voorzien. Contact tussen de spuitoplossing in de tank en de aanvoerleiding van het water moet vermeden worden zodat het terugvloeien van spuitoplossing uit de tank naar de aanzuigbron onmogelijk is. Houd ook steeds voldoende afstand tussen het spuittoestel en de waterbron en vermijd ten allen tijde het overlopen van de tank. Voor het vullen van het spuittoestel met GBM kan men gebruik maken van een vultrechter die op de meeste landbouwspuiten voorzien is (Figuur 8). Het is aangeraden om een opvangbakje onder de vultrechter te plaatsen om verliezen op te vangen. Meestal gebeurt het vullen van het toestel op het bedrijf. Om puntvervuiling te voorkomen doet men dit best op een daarvoor ingerichte vulplaats. Deze plaats kan zodanig worden ingericht dat verliezen zoveel mogelijk beperkt worden en dat de verliezen die toch optreden worden opgevangen. De Figuur 8 Vultrechter met fustenreiniger en vulkorf. (Bron: Hardi, TOPPS) Voorkomen van puntvervuiling vulplaats ligt grenzend aan het spuitlokaal zodat de afstand tussen de verschillende plaatsen die te maken hebben met de voorbereiding van het spuiten zo klein mogelijk is (Figuur 3). De verpakkingen en de zegels van verpakkingen, die een belangrijke bron van puntvervuiling vormen, kunnen op die manier ook snel opgeruimd worden (Phytofar Recover). Op de vulplaats is het ook mogelijk om de spuit te vullen met GBM met behulp van een mobiele vultrechter (indien de spuit niet is uitgerust met een vaste vultrechter). Deze systemen bevatten ook een fustenreiniger (Figuur 8) die toelaat de verpakkingen te reinigen en deze spoeling komt eveneens in de spuittank terecht. Schoonmaak van het spuittoestel Na de bespuiting kunnen restvolumes en reinigingswater van het intern en extern spoelen nog een belangrijke bron van puntvervuiling vormen. Bij aankoop van een toestel kiest men best voor een toestel waarbij een minimale hoeveelheid spuitrest in de leidingen blijft. Het vooraf juist berekenen van de hoeveelheid spuitoplossing die men nodig heeft, vermijdt of beperkt de restvolumes. Indien men toch restvolumes heeft, spuit men deze best op het reeds behandelde perceel uit aan een hoge rijsnelheid. In geen enkel geval mag 11 Figuur 9 Intern spoelen in 3 stappen. (Bron: TOPPS) men deze resten lozen in de riool of het oppervlaktewater. Het is eveneens aangeraden het spuittoestel (en tractor) zo snel mogelijk na de bespuiting zowel intern als extern te reinigen. Hoe langer de middelen kunnen aandrogen, hoe moeilijker men de tank schoon krijgt. Intern reinigen De meest doeltreffende manier om de tank intern te reinigen is het spoelen in het veld met water uit de schoonwatertank en ver- OPGEPAST: GBM die in de riolering terechtkomen worden in waterzuiveringstations nauwelijks uit het water verwijderd en komen uiteindelijk in het oppervlaktewater terecht. Voorkomen van puntvervuiling 12 rechtkomt. Soms is het mogelijk dat de externe (of interne) reiniging niet kan plaatsvinden in het veld (bijvoorbeeld wanneer in een overgangsperiode het toestel nog niet voorzien is met een lans). In dat geval kan het toestel gereinigd worden op het bedrijf op een daarvoor voorziene plaats, de wasplaats. Deze plaats dient, net zoals de vulplaats, voorzien te zijn voor opvang van het schoonmaakwater. Zo'n wasplaats wordt hier verder besproken. Figuur 10 Toestel uitgerust met lans voor externe reiniging in het veld (Bron: TOPPS). sneld uitrijden over het behandelde gewas. Efficiënt spoelen gebeurt door het water in drie stappen toe te voegen aan de spuittank en tussen elke stap uit te rijden (Figuur 9), of door gebruik te maken van een continu spoelsysteem. Op die manier verdunt men de concentratie aan restoplossing in de tank het sterkst en bekomt men de beste reiniging. Extern reinigen Net zoals de interne reiniging is het aanbevolen het toestel extern te reinigen in het veld. Op die manier rijdt men met een schone spuit over de weg van het veld naar het bedrijf en komen de resten die nog op de buitenkant van de spuit hangen, bijvoorbeeld bij een plotse regenbui, niet in de riolering terecht. Voor een externe reiniging in het veld moet het toestel wel uitgerust zijn met een lans (Figuur 10). Als belangrijke voorzorgsmaatregel bij extern reiniging in het veld dient men de afstand tussen de plaats van reiniging en het nabijgelegen oppervlaktewater voldoende groot te houden om te vermijden dat het reinigingswater in het oppervlaktewater te- De wasplaats Constructie De wasplaats is een afgescheiden oppervlak uitgevoerd uit een materiaal dat ondoorlaatbaar is voor vloeistoffen en oliën, zoals beton, waarop het spuittoestel kan staan om schoon te maken. Het is van belang dat het schoonmaakwater op het oppervlak opgevangen wordt en gecontroleerd wordt afgevoerd naar een cisterne voor opslag (Figuur 11). Dit kan op verscheidene manieren gebeuren door bijvoorbeeld een lichte helling te geven aan het oppervlak zodat al het water afvloeit naar een goot of rechtstreeks naar een verzamelputje. Door het oppervlak te voorzien van een opkant kan het water niet van de wasplaats afstromen. Enkele praktijkuitvoeringen worden getoond in Figuur 12. De dimensies van de wasplaats moeten van die grootte zijn zodat het water van het schoonmaken van de spuitmachine en de tractor kunnen opgevangen worden. Voor het doorspuiten van de doppen bij interne reiniging van een veldspuit kan een afdakje worden voorzien met afvoer naar de opvangcisterne (Figuur 13). Na gebruik dient het afdakje wel schoongespoeld te worden Voorkomen van puntvervuiling 13 Figuur 11 Overdekte wasplaats. Het restwater wordt opgevangen en via de rooster onder de spuitmachine afgevoerd via een slib- en olieafscheider naar de opvangcisterne. Figuur 12 Voorbeelden van praktische uitvoeringen van een wasplaats. Figuur 13 Wasplaats met afdakje voorzien van opvanggoot voor het schoonmaken van veldspuiten. Voorkomen van puntvervuiling 14 opdat geen resten van het waswater met het regenwater worden meegespoeld. Wat met hemelwater? Het spreekt ook voor zich dat het water dat niet gecontamineerd is met GBM ook niet dient opgevangen te worden om de zuiveringsinstallatie niet onnodig te belasten, of om de verwerkingskosten te beperken. Het is dus noodzakelijk het hemelwater gescheiden te houden van het restwater. Het overdekken van de wasplaats is een eenvoudige oplossing maar indien dit niet mogelijk is moet men een kraansysteem voorzien dat aparte opvang van gecontamineerd water verzekerd. In het geval van een overdekking kan het water rechtstreeks naar de buffertank afgevoerd worden, hoewel men best een slibafscheider voorziet tussen afvoer en opvangcisterne. Bij een niet-overdekte wasplaats wordt een kraansysteem voorzien waarbij het gecontamineerd water, al dan niet via een slibafscheider, wordt afgevoerd naar de opslagcisterne, en het hemelwater rechtsreeks naar oppervlaktewater of via een slib- en vetafscheider naar de riolering, of naar een opvangput voor regenwater. Dergelijke kraansystemen kunnen eenvoudige systemen zijn, bijvoorbeeld het verleggen van de flexibele afvoerbuis in de betreffende opvangput (schoonmaakwater of hemelwater), tot innovatief doordachte systemen zoals elektrisch gestuurde kranen die ervoor zorgen dat vergissingen worden uitgesloten. Bij een niet overdekte wasplaats moet men extra aandacht schenken aan het omzetten van de kranen, zodat gecontamineerd water niet verkeerd wordt afgevoerd en hemelwater niet in de opvangcisterne voor waswater terecht komt. Buffervat of opvangcisterne De opvangcisterne kan zowel ondergronds als bovengronds geplaatst worden (Figuur 14). Hij moet vervaardigd zijn uit een materiaal dat ondoorlaatbaar is voor vloeistoffen zodat lekkage uitgesloten wordt. Bij een ondergronds tank kan de afvoer van de wasplaats eenvoudig op de tank worden aangesloten. In geval van een bovengrondse tank zal de afvoer van de wasplaats terecht komen Figuur 14 Voorbeelden van buffervaten of opvangciternes. Links en midden toont een bovengrondse kunstof tank van verschillende capaciteiten. Rechts toont een ondergrondse opslagtank. Voorkomen van puntvervuiling in een pompputje vanwaar het met een dompelpomp wordt overgepompt in de opvangtank. Een bovengrondse tank dient eveneens vorstbestendig te zijn of vorstvrij opgesteld te worden. De grootte van de tank is sterk bedrijfsafhankelijk. Teelten, spuithectares, spoelen in het veld, en type spuitmachines zijn bepalend voor de hoeveelheid restwater die er op jaarbasis moet opgevangen kunnen worden. Als richtlijn neemt men de buffertank best van die grootte zodat het jaarlijks volume restwater kan opgevangen worden. Vulsysteem Voor het vullen van het spuittoestel met water is het op de vulplaats belangrijk dat er geen contact is tussen het spuittoestel en de waterbron. Een interessant systeem hiervoor is het galgsysteem zoals te zien in Figuur 15. Om overlopen van de tank te verhinderen bij het vullen kan deze leiding voorzien worden van een automatische volumeteller die afslaat wanneer een bepaald volume bereikt is. Figuur 15 Voorstelling van een galgsysteem voor het vullen van het spuittoestel en een automatische volumeteller. 15 BELANGRIJKE PUNTBRONNEN Lekkende doppen: geconcentreerde spuitoplossing komt bij transport in de riolering terecht Zegels van verpakkingen Spoelwater van interne en externe reiniging: rechtstreekse afspoeling naar oppervlaktewater of via de riolering wanneer ze op een verhard oppervlak terechtkomen Restvolumes: rechtstreekse lozing of via een verhard oppervlak naar naburige oppervlaktewater of riolering Niet-gereinigd spuittoestel: spuitresten kunnen bij regenbuien afspoelen naar oppervlaktewater of riolering Zuiveren van restfracties 16 Zuiveren van restfracties Het schoonmaakwater dat niet weggewerkt is door het te verspuiten op het veld wordt opgevangen op het bedrijf in een opvangcisterne voor restwater (zie Voorkomen van puntvervuiling). Deze resten dienen nadien gezuiverd te worden. Men kan deze resten laten ophalen voor vernietiging door een erkend ophaler-verwerker van gevaarlijk afval. Om de verwerkingskosten te drukken werden verschillende systemen ontworpen, onderzocht en uitgetest voor de biologische zuivering van spuitresten op het bedrijf, de bioremediatiesystemen. Een in België ontwikkeld systeem, de biofilter, zal hier verder besproken worden. Daarnaast werd binnen het project Interactief Waterbeheer ook de Sentinel ingezet, een mobiel apparaat voor de fysicochemische zuivering van spuitresten. Bioremediatie: de biofilter Filterwerking In een bioremediatiesysteem wordt het water gezuiverd van GBM door middel van twee processen, de fysische aanhechting van deeltjes aan de filtermatrix (filterwerking), en de microbiologische afbraak van GBM door een populatie van micro-organismen. Een filterunit van een biofilter bestaat uit een bak met een inhoud van 1 m³ (cubitainer) die gevuld is met filtermateriaal dat een zeer hoog percentage aan organisch materiaal bevat en een kleine hoeveelheid perceelsgrond, de filtermatrix genoemd. Deze hoge concentratie aan organisch materiaal zorgt ervoor dat de GBM blijven plakken aan de matrix. Zodoende oefent de filtermatrix een filterende wer- king uit en gaan GBM naargelang hun mobiliteitseigenschappen in de filter weerhouden worden. Daarnaast wordt in de matrix ook een zekere populatie van micro-organismen opgebouwd door er perceelsgrond aan toe te voegen. Deze grond bevat bepaalde microorganismen die gewend zijn aan de bedrijfseigen GBM en zijn in staat bepaalde GBM af te breken en te gebruiken als koolstofbron. Op die manier kunnen GBM worden afgebroken en is sommige gevallen volledig worden omgezet tot koolstofdioxide (CO2) en water. De biofilter bestaat uit drie op elkaar gestapelde filterunits waar het restwater aan een optimaal debiet doorsijpelt en gezuiverd wordt. Onderzoek toont aan dat voor GBM een gemiddelde retentie van 99,5 % bekomen wordt, wat betekent dat voor elke gram (of 1000 mg) GBM in het restwater die op de filter terechtkomt er 995 mg in de filter verwerkt wordt. Verdamping De 3 filters van een biofilter vormen echter een open systeem, dit wil zeggen dat er nog een effluent is. Een gedeelte van het water dat op het systeem gebracht wordt, verdampt wel, maar bij een aanbevolen debiet van 20-30 liter per dag is er nog een aanzienlijke hoeveelheid effluent. Om de verdampingscapaciteit van het systeem te verhogen, werd na de filterstap nog een verdampingsstap toegevoegd door middel van 2 extra cubitainers met vegetatie. De planten die gebruikt worden, werden geselecteerd na onderzoek op basis van verdampingscapaciteit en weerstand tegen GBM. Door de vegetatie te koppelen aan de filter bekomt men een gedimen- Zuiveren van restfracties 17 Figuur 16 Opbouw van een bioremediatiesysteem met de opvangcisterne voor restwater, de gestapelde filterunits, het vegetatief systeem en een opvang voor het effluent. sioneerd open systeem. Dit is een systeem dat netto op jaarbasis bij een aanbevolen debiet geen effluent meer heeft. In een dergelijk bioremediatiesysteem worden de GBM op de filtermatrix vastgehouden, verteerd door de micro-organismen en verdwijnt het water door verdamping (Figuur 16). Opbouw filterunits Een biofilter is eenvoudig zelf op te bouwen en kost dan om en bij A D B C E F Figuur 17 Opbouw van een filterunit. (A) Opengesneden IBC, (B) drainagedarm aangesloten op uitgang IBC, (C) drainagedarm aangesloten op tankdoorvoer, bedekt met kokoschips, (D) substraatmix met kokoschips voor bovenste filterunit, (E) substraatmix met stro en (F) naar boven lussen van de uitloopdarm die aangesloten is op IBC uitgang. Zuiveren van restfracties 18 Figuur 18 Opbouw van de verschillende units met samenstelling van de substraatmix. de € 2000. Voor de filterunits kan men gebruik maken van cubitainers of IBC's (Intermediate Bulk Container) die men aan de bovenzijde openmaakt (Figuur 17 A). Onderaan de IBC wordt een drainagedarm aangesloten op de uitgang, of beter nog op een tankdoorvoer, om het afvloeien van het water te verzekeren (Figuur 17 B en C). Een drainagedarm met kokosmantel wordt aanbevolen zodat het percolaat kan wegvloeien naar de volgende unit en de partikels afkomstig van de substraatmix tegengehouden worden. Wanneer men werkt met een tankdoorvoer plaats men deze ongeveer 20 cm boven de bodem van IBC zodat de drainagedarm altijd verzadigd is met water (Figuur 17 C). Om de waterhuishouding in de unit en het uitfilteren van matrixpartikels nog te verbeteren, wordt de drainagedarm bedekt met een laag kokoschips (Figuur 17 C). Hierop wordt vervolgens de substraatmatrix aangebracht. De substraatmix be- staat uit 45 % potgrond, 5 % perceelsgrond en 50 % organisch materiaal (Figuur 18). De perceelsgrond, nodig voor het opkweken van de microbiële populatie, komt van een representatief perceel waar de meest gebruikte GBM worden toegepast. Het kan ook een mengeling zijn van verschillende percelen indien men bijvoorbeeld uiteenlopende teelten in bedrijf heeft. Als organisch materiaal heeft men een ruime keuze. Meestal wordt gehakseld stro gebruikt omdat dit goedkoop A B Zuiveren van restfracties 19 en overal voorhanden is (Figuur 17 E). Maar in de bovenste van de drie filterunits wordt geopteerd om kokoschips te gebruiken omdat deze minder snel verteerd en voor een betere waterhuishouding zorgt (Figuur 17 D). De substraatmatrix kan worden aangemaakt met behulp van een shredder of een betonmixer. Indien een shredder wordt gebruikt is het op voorhand hakselen van het stro niet nodig. Bij het vullen van de IBC's moet het geheel regelmatig worden aangeduwd zodat een homogene compacte structuur gevormd wordt, en vult men de IBC met substraatmix tot ongeveer 5 centimeter onder de rand. Op de uitlaat of tankdoorvoer wordt, aan de buitenzijde van de IBC een koppelstuk geplaatst waarop een kunststof darm kan worden gekoppeld die de overloop naar de volgende unit voorziet. Voor de twee bovenste filterunits is dit een darm van ongeveer 10 mm doormeter. Wanneer deze darm wordt aangesloten op de uitgang van de IBC, wordt deze nog ongeveer 20 cm naar boven gelust om ervoor te zorgen dat de drainagedarm altijd verzadigd is met water (Figuur 17 F). De darm loopt vervolgens uit op een circulaire darm met kleine gaatjes die op het oppervlak van de onderliggende filterunit ligt en ervoor zorgt dat de bevloeiing mooi verspreid is over het oppervlak (Figuur 19 A). Eventueel kan voor het koppelstuk nog een kraantje voorzien worden dat het af- C sluiten van de filter mogelijk maakt. Om het systeem te kunnen voeden met restwater vanuit de opvangcisterne wordt gebruik gemaakt van een pulserende pomp die geschikt is om bij een laag debiet te pompen (Figuur 19 B). De pomp wordt eveneens via een slang aangesloten op een circulair bevloeiingssysteem dat op het oppervlak van de bovenste filterunit ligt. Op de uitgang van de onderste filter wordt een koppelstuk voorzien voor een slang van 2,5-3 cm doormeter die wordt aangesloten op het plantsysteem. Opbouw plantenunits De plantenunits verschillen op enkele punten van de filterunits. De IBC's worden eveneens langs boven opengesneden en aan de uitloop of een tankdoorvoer wordt een drainagedarm gekoppeld die bedekt wordt met kokoschips. Aan de buitenzijde van deze doorvoer wordt een koppelstuk voorzien waar de slang van de onderste filterunit op aangesloten wordt. Het water vloeit dus langs deze drainagedarm in de unit. De overloop van de plantenunit wordt voorzien op een bepaalde hoogte (70 cm van de bodem voor zeggegras en 50 cm van de bodem voor wilg) door op die plaats een tankdoorvoer te plaatsen (Figuur 20 A, B). De IBC wordt dan tot aan deze overloop gevuld met substraatmix die is samengesteld uit 95 % potgrond en 5 % perceelsgrond (Figuur 18), en deze mix wordt goed aangeduwd. Op deze overloop wordt een tweede drainagedarm gekoppeld die op de matrix rust (Figuur 20 E). Vervolgens Figuur 19 Het voeden van de filter gebeurt door middel van een pulspomp (B) en de vloeistof wordt over de filter verspreid met behulp van een circulaire darm met gaatjes (A). (C) toont hoe een filterunit eenvoudig kan worden afgedekt tegen hemelwater. Zuiveren van restfracties 20 wordt de IBC verder aangevuld met dezelfde substraatmix tot ongeveer 5 cm onder de rand en goed aangeduwd. Hier worden dan een zestal planten in geplant, Carex acutiformis (moeraszegge) in de eerste unit en Salix triandra (amandelwilg) in de tweede unit (Figuur 18, Figuur 20 C, D). De overloop van de eerste plantenunit kan dan gekoppeld worden aan de ingang van de tweede plantenunit, onderaan de IBC. Aan deze tankdoorvoer voorziet met best een T-stuk met een ontluchting naar boven om een vlotte overloop te verzekeren. De overloop van de tweede plantenunit wordt dan nog gekoppeld aan een lege IBC die dient als opvangtank voor het percolaat (Figuur 18 en Figuur 20 E). A E B C WETGEVING Momenteel, bij het maken van deze brochure, is de wetgeving die een bioremediatiesysteem als zuiveringssmethode voor restwater beschrijft in Vlaanderen, nog niet rond. In de VLAREM wetgeving zal dit systeem opgenomen worden en een milieuvergunning klasse II zal nodig zijn bij het plaatsen van een systeem. Plaatsing Het bioremediatiesysteem wordt zo kort mogelijk bij de opvangcisterne geplaatst (Figuur 3 en Figuur 16). Om hemelwater uit het systeem te houden en de verdampingscapaciteit D F Figuur 20 Opbouw van een plantenunit. (A-B) Tankdoorvoer, (C) Carex acutiformis (moeraszegge), (D) Salix triandra (amandelwilg), (E) drainagedarm voor overloop, (F) koppeling van de verschillende units. 21 Zuiveren van restfracties te optimaliseren, staat het systeem ideaal onder een doorschijnend afdak. Indien plaatsing onder een afdak niet mogelijk is, monteert men best een bescherming tegen regenval op de bovenste unit. Dit kan door bijvoorbeeld een doorschijnende golfplaat op de bovenste unit te bevestigen (Figuur 19 C). Dimensionering De hoeveelheid restwater die een systeem kan verwerken is afhankelijk van het debiet waarmee het water op het systeem wordt gepompt. Om een goede filtratie en afbraak te verzekeren moeten de GBM de kans krijgen goed op de matrix te hechten. Daarom mag het debiet niet te hoog zijn. Het ideale debiet voor het voeden van het systeem ligt tussen 20 en 30 liter per 24 uur. Door gebruik te maken van een pulserende pomp kan het volume water verspreid over 24 uur worden toegevoegd, dit wil zeggen 13 tot 20 milliliter per minuut. Op die manier kan men op jaar- ONDERDELEN BIOFILTER • 6 IBC's (cubitainers) van 1 m³ • 14 m drainage darm • 8 tankdoorvoer stukken • 2 koppelstukken tankdoorvoer naar slang van 10 mm • 6 koppelstukken tankdoorvoer naar slang van 25 mm • 2 T-stukken van 25 mm • 1 m PVC buis van 25 mm • 10 m slang 10 mm doormeter • 6 m slang 25 mm doormeter • pulspomp • aanzuigfilter • 3,5 m³ potgrond • 1 m³ gehakseld stro • 1,5 m³ kokoschips • 0,25 m³ perceelsgrond Figuur 21 Biofilters in de praktijk. Rechts, een dubbel systeem voor een dubbele capaciteit van ongeveer 10 m³ op jaarbasis. Zuiveren van restfracties 22 basis 4000 tot 6000 liter restwater verwerken per systeem (5 m³ substraat). De biofilter zoals hij hier werd beschreven, kan aan dit debiet netto al het restwater verdampen. In het voorjaar, wanneer de verdamping door de planten nog eerder laag is, zal effluent in de opvangtank terechtkomen dat later in het seizoen, wanneer de verdamping zeer hoog ligt, kan gebuikt worden om te voorkomen dat het plantsysteem droog komt te staan. In een warme, droge periode kan het plantsysteem immers tot 40 liter water per dag verdampen. Indien meer dan 6000 liter op jaarbasis moet verwerkt worden, kan men het systeem uitbreiden door parallel een tweede biofilter te plaatsen om zo de capaciteit te verdubbelen (Figuur 21). Onderhoud Een biofilter vraagt weinig onderhoud. Gedurende de winterperiode wanneer er vorst mogelijk is, legt men het systeem stil en laat men de filter- en plantenbakken leeglopen op de spoelplaats zodat het water wordt opgevangen in de buffertank. De pulspomp wordt vorstvrij opgeslagen om vorstschade te vermijden. Aan het begin van elk seizoen wordt het debiet van de pomp gecontroleerd door de afgifte per minuut te meten (met chrono en maatcilinder) om het systeem optimaal te belasten. Indien bij opstart van een nieuw seizoen het organisch materiaal volledig verteerd is, kan men opnieuw stro in de matrix bijmengen. En tot slot dienen de leidingen, de kranen en het circulaire verdeelsysteem regelmatig gecontroleerd te worden op eventuele verstoppingen of lekken. Figuur 22 Constructie van een fytobak in beton. Onderaan de bak ligt een drainagebuis met kokosmantel, bedekt met keitjes om het effluentwater af te voeren naar de opvangbuffer (Bron: inagro vzw). Bioremediatie: de fytobak Een variatie op de biofilter is de fytobak. Oorspronkelijk werd de fytobak in Frankrijk ontworpen door Bayer Cropscience. Het werkingsprincipe is hetzelfde als bij de biofilter. De matirx heeft zowel een filtrerende werking als een microbiologische afbraak capaciteit voor GBM. De fytobak verschilt van de bioliter in zijn dimensies en het feit dat de fytobak een gesloten systeem is doordat het effluent recirculeert naar de buffertank. Daarnaast vereist de plaatsing van een fytobak ook een stedebouwkundige vergunning. Opbouw fytobak De fytobak is eigenlijk een bak die volledig of gedeeltelijk bovengronds zit. De bak wordt opgebouwd uit een ondoorlaatbaar materiaal, meestal beton. Andere goedkopere duurzame materialen, zoals houtsoorten, zijn ook mogelijk, maar er moet op gelet worden dat er geen lekken kunnen optreden (bijvoorbeeld door het inbrengen van vijverfolie). Onderaan in de bak wordt een drainagebuis met kokosmantel voorzien die gekoppeld wordt aan de buffertank (Figuur 22). Op die Zuiveren van restfracties manier kan het overtollige water dat door de matrix migreert, terugvloeien naar de buffertank. Bovenop de drainagebuis wordt een laag keitjes voorzien om vervuiling tegen te gaan. Daarbovenop komt dan het filtermateriaal, de substraatmix, met een minimale hoogte van 80 cm (Figuur 23). Deze mix heeft dezelfde samenstelling als bij de biofilter, 50 % gehakseld stro, 45 % potgrond en 5 % perceelsgrond. Om de filter te beschermen tegen het indringen van hemelwater, wordt op de bak een dak voorzien uit lichtdoorlatende kunststof golfplaten. Op die manier creëert men tevens een serre-effect waardoor de verdamping gestimuleerd wordt. Aan het dak wordt een afvoergoot voorzien zodat het dak kan dienen om het schoonmaakwater van het uitspuiten van de doppen op te vangen en af te voeren naar de opvangbuffer (zie ook figuur 13). Op die manier kan men de fytobak integreren op de wasplaats. Bij de bouw van het dak moet ervoor gezorgd worden dat dit scharnierend bevestigd wordt. Op die manier kan het dak omhoog geklapt worden en kan de fytobak indien nodig worden aangevuld. Onderaan het dak wordt een leiding bevestigd die aangesloten wordt op een pomp om het water uit de opslagcisterne over de substraatmatrix te verdelen. Op die leiding worden spuitdoppen voorzien voor een zo gelijkmatige verspreiding van het water te bekomen (Figuur 24). Men moet erop letten dat de doppen geen al te kleine opening bevatten om verstoppingen en een te fijne driftgevoelige nevel te vermijden. Het water wordt dagelijks vanuit de buffertank op het substraat gepompt met een doseringspomp of een pomp met timer. Figuur 24 Verspreiding van het water met spuitdoppen (Bron: inagro vzw). 23 Figuur 23 De fytobak opgevuld met substraatmix (Bron: inagro vzw) Dimensionering In de regel kan een fytobak 500 liter water per m³ substraat verdampen op jaarbasis. De grote van de fytobak wordt bijgevolg bepaald door de hoeveelheid schoonmaakwater die men op jaarbasis op het bedrijf verwacht. Een fytobak van 20 meter bij 1,2 m met een substraatdikte van 1 meter kan bijgevolg op jaarbasis ongeveer 12 m³ water zuiveren. Een fytobak van die grote wordt dan gevoed met Zuiveren van restfracties 24 Figuur 25 Fytobak geïntegreerd op de wasplaats (Bron: inagro vzw). water aan een debiet van 60 liter per dag. Plaatsing De inplanting van een fytobak op het bedrijf hangt af van bedrijf tot bedrijf en wordt bekeken in relatie tot de bestaande infrastructuur (Figuur 25). Voor de grootte houdt men enerzijds rekening met de hoeveelheid schoonmaakwater die men op het bedrijf verwacht en daarnaast kan men de lengte laten afhangen van de spuitboombreedte van de te wassen spuit. De fytobak wordt standaard 1 m 20 hoog gemaakt voor een minimale substraathoogte van 80 cm. Het is aangewezen de fytobak te plaatsen aan de zuidzijde van het gebouw om zoveel mogelijk zoninval te hebben en bijgevolg een hogere verdamping. Onderhoud Net zoals bij de biofilter is er niet veel onderhoud aan een fytobak. Om een goede werking te garanderen moet men de matrix indien nodig terug opmengen met nieuw organische materiaal. Dit doet men best in het voorjaar voordat het systeem weer wordt opgestart na de winterperiode. In de winter tijdens de vorstperiode wordt het systeem stilgelegd om het stukvriezen van onderdelen zoals de pomp te vermijden. Chemische zuivering: de Sentinel Naast biologische technieken, bestaan er ook chemische zuiveringstechnieken om restwater te behandelen. Een interessant toestel dat nog redelijk compact is en bijgevolg mobiel kan gemaakt worden, is de Sentinel (WMEC, Verenigd Koninkrijk) (Figuur 26). Werking De Sentinel is een systeem dat volledig automatisch werkt. Het restwater wordt opgezogen in het reactievat van het toestel. Daar wordt het onder voortdurend mixen eerst aangezuurd met een zure ijzersulfaat oplossing waardoor de bindingen in de gewasbeschermingsmoleculen gaan breken. Vervolgens wordt het geheel terug naar een basische pH gebracht door toevoeging van Zuiveren van restfracties 25 Figuur 26 De Sentinel (WMEC, Verenigd Koninkrijk) voor de chemische zuivering van restwater. bijtende soda (NaOH) en wordt er nog een polyelectroliet aan toegevoegd. Hierdoor gaan de gebroken moleculen vlokken vormen (floculatie). In de volgende stap die ongeveer anderhalf uur duurt, stopt de roering zodat de vlokken kunnen bezinken. Het bovenstaande water wordt afgetapt en het bezinksel (slib) wordt gefilterd (Figuur 27). Het afgetapte water gaat dan over twee actieve koolfilters om de laatste restjes uit het water te zuiveren. Het gezuiverde water dient dan opgevangen te worden in een opvangtank en kan hergebruikt worden voor het toepassen van een totale onkruidbestrijding of als reinigingswater voor het reinigen van de spuittank. Gebruik Het gebruik van een Sentinel is echter niet geschikt voor individuele landbouwbedrijven met en beperkt volume aan restwater. Een Sentinel verwerkt ongeveer 1 m³ restwater per cyclus die 5 tot 6 uur duurt. Het is bijgevolg eerder een oplossing voor loonsproeibedrijven of coöperatieven die grote hoeveelheden restwater te verwerken hebben. Een voordeel is dat in het gezuiverde water geen meetbare resten van GBM worden teruggevonden en het water dus hergebruikt kan worden voor het spoelen of bij een totale onkruidbestrijding. Het nadeel is echter het kostenplaatje. Het toestel kost in aankoop ongeveer € 30000. In Vlaanderen zijn twee toestellen beschikbaar (pcfruit vzw, Phytofar) die regelmatig in projecten meedraaien. Figuur 27 Zuiveringsstappen in het Sentinel proces. De eerste erlenmeyer toont het ongezuiverde restwater, de tweede het gefloculeerde slib met bovenstaand gezuiverd water en de derde het water na de actieve koolfilter. Besluit 26 Besluit Deze brochure werd opgesteld om telers te helpen bij het voorkomen van puntvervuiling. De belangrijkste oorzaken van puntvervuiling kunnen immers worden aangepakt door een wijziging in enkele gewoontes. Het spoelen in het veld voorkomt al in belangrijke mate dat rest- en spoelwater terechtkomt in het oppervlaktewater. Daarnaast is het gebruik van een ingerichte plaats voor vullen en schoonmaken op het bedrijf een grote stap in de goede richting van verantwoord omgaan met GBM. Vandaag, en zeker in de toekomst, zullen niet alleen de kwaliteitseisen van de consument hoog liggen, maar eveneens de milieueisen en in het bijzonder de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Om kwaliteitsproducten in toekomst te blijven produceren is het noodzakelijk dat we over een geschikt gamma aan GBM kunnen beschikken. Het is dus in ieders belang GBM toe te passen daar waar ze nodig zijn en zoveel mogelijk uit de omgeving te houden. 27 Nuttige Informatie Brochure ‘Code Goede Landbouwpraktijken, Gewasbescherming’ www2.vlaanderen.be/landbouw/downloads/dula/code_glp_gewasbescherming.pdf Folders ‘Correct gebruik van gewasbeschermingsmiddelen’ www.pcfruit.be/ADLO_Ijzer_en_Demer/23728/pcfruit Interactief Waterbeheer www.interactiefwaterbeheer.eu Phytofar www.phytofar.be Phytofar Recover www.phytofarrecover.eu TOPPS www.topps-life.org Vlaamse Milieumaatschappij www.vmm.be Waterloket www.waterloketvlaanderen.be/landbouw Referenties Eindrapport IWT Landbouwkunig Onderzoeksproject ‘BIOREM’ Topps brochure ‘Biozuiveringssystemen voor het behandelen van restfracties op het bedrijf’ ‘Praktische Gids Bioremediatiesystemen’, Provincie West-Vlaanderen Proefcentrum Fruitteelt vzw Fruittuinweg 1, B-3800 Sint-Truiden België Tel.: 0032 11 69 70 80 E-mail: [email protected] Waterschap Brabantse Delta Bouvignelaan 5, 4836 AA Breda Nederland Tel.: 0031 76 564 10 00 Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw Postbus 40, B-3000 Leuven België Tel.: 0032 16 28 61 20 E-mail: [email protected] Interreg IV programma Grensregio Vlaanderen-Nederland Interactief Waterbeheer Deelprojecten 'Afspoeling van spuitmachines' en 'Preventie van puntlozingen'
© Copyright 2024 ExpyDoc