IK Z IE IK Z IE WAT JIJ N IET Z IET!

IK Z IE IIK ZIE
WAT JIJ N IE
IET ZIET!
IE
Eén deelnemer neemt, uit de ruimte waar iedereen zich bevindt,
een voorwerp in gedachten. Die persoon zegt: “Ik zie ik zie wat
jij niet ziet en de kleur is…” De kleur van het gekozen voorwerp
wordt dan als aanwijzing genoemd. Bijvoorbeeld de kleur blauw. De
andere deelnemers (raders) gaan dan op zoek naar voorwerpen die
blauw zijn. Ze zeggen hardop wat ze zien en diegene die het goed
heeft geraden, is de winnaar. Deze persoon mag dan iets in zijn
gedachten nemen en zo begint het spelletje opnieuw.
rader de ruimte even verlaat. Dan kiest de groep een voorwerp
uit. Vervolgens mag de rader de ruimte weer binnen treden en
probeert het goede voorwerp te raden.
worden. Als de rader het betreffende voorwerp aanraakt, wordt er
door de overige spelers ‘BOEM’ geroepen.
Voorwerpen moeten goed
zichtbaar zijn. Ze mogen niet
verstopt zijn en/of te hoog
staan.
Het moet niet nodig zijn dat
de rader(s) moet klimmen om
het voorwerp te zien of aan te
raken.