Beste kaderlid,

Jurynieuwsbrief 72
- 3 april 2014 Laan vs. Baan
Lange tijd na invoering van het woord ‘laan’ heeft er
een discussie gewoed in Nederland of een
atletiekbaan bestaat uit lanen of uit banen. Een laan
is tenslotte een weg met bomen…
Met het wedstrijdreglement 2014/2015 is de term
baan weer volledig terug. Het woord laan zal in de
Nederlandse atletiek niet meer gebruikt worden. Dus
elke atleet loopt weer in zijn of haar eigen baan.
Let wel: nummer worden nog steeds alleen gebruikt
bij startnummers, broeknummers en baannummers.
Hoogspringen, 100m, kogelstoten enz. zijn dus nog
steeds onderdelen!
Instructievideo’s
In de vorige editie van de nieuwsbrief was een link
geplaatst van een instructiefilmpje van de
Amerikaanse bond. Zoals gezegd was dit een
volledig andere methode dan in Nederland wordt
gebruikt, maar toch heeft deze video veel positieve
reacties opgeleverd. Hierdoor hebben wij het initiatief
opgepakt om zelf soortelijk Nederlandstalige
instructievideo’s te ontwikkelen.
Er komen 3 soorten video’s:
1. Uitslagen bepaling zoals de Amerikaanse video;
2. Jureren bij diverse onderdelen, de belangrijkste
aandachtspunten in beeld;
3. Cases ter ondersteuning van de cursussen.
De eerste twee worden vrij toegankelijk en zullen
gepubliceerd worden op de website van de
Atletiekunie. Elk filmpje duurt maximaal 5 minuten en
kan gebruikt worden als ‘naslagwerk’ vlak voor een
wedstrijd.
Zodra de eerste beschikbaar zijn wordt dit uiteraard
vermeld op de website en in de nieuwsbrief.
Land der fabelen
Er zijn in Nederland veel “regels” in omloop die niet in
het wedstrijdreglement worden genoemd. Deze
fabelen zullen in de nieuwsbrieven aan bod komen,
uiteraard met ondersteuning van de echte
wedstrijdregels.
Fabel: Als bij een wedstrijd alleen gebruik wordt
gemaakt van handtijden dan mag je deze met een
factor van +0,24 sec omrekenen naar elektronische
tijden. Deze omgerekende tijd wordt vervolgens
opgenomen in de uitslag.
Wedstrijdregel: Toen Elektronische Tijdwaarneming
(ET) net werd geïntroduceerd leken de handtijden
veel gunstiger van de elektronische tijden. Als er ET
was dan liep je altijd ‘langzamer’: reactievermogen
vs. apparatuur. Om handtijden bij sprintonderdelen te
kunnen vergelijken met elektronische kon je bij
handtijden 0.24 sec optellen. Dit is ongeveer de tijd
die een persoon nodig heeft tussen zien van de
rookwolk en het indruk van de chronometer
(stopwatch)
Deze omrekenfactor is niet meer dan een hulp- of
vergelijkmiddel en zeker niet een methode om
elektronische tijden te genereren voor de uitslag.
Een voorbeeld (zoals daadwerkelijk is toegepast):
Atleet A loopt op de 60 m: 9.48s. Dit is met een
chronometer gemeten. Dit zou volgens het reglement
een tijd van 9.5s worden, welke in de uitslag vermeldt
moet worden. (art. 165.10a)
Echter bij deze wedstrijd is hier 0,24s bij opgeteld
(9,72s). Deze werd vervolgens weer afgerond naar
9,8s.
Ter illustratie is het handig om deze tijden eens naast
een puntentelling te leggen, waarbij duidelijk de
verschillen te zien zijn:
Tijden
Punten
9,48s (handtijd)
geen officiële notatie
9,5s (handtijd) /
419 pnt
9,74s (ET)
9,72s (ET)
9,8 (ET)
422 pnt
409 pnt
Moet er een afdruk in de plasticine te zien
zijn bij ver- of hinkstapspringen of niet?
Omdat er nog steeds veel onduidelijkheid over is hieronder
nogmaals het antwoord uit een eerdere nieuwsbrief
Uit de wedstrijdpraktijk blijkt dat er nog steeds veel
juryleden worstelen met de vraag of bij het
verspringen en hink-stapspringen een poging
ongeldig verklaard mag worden als er een duidelijke
overschrijding
van
de
afzetlijn
wordt
WAARGENOMEN. Of kan dat alleen als er een
afdruk in de plasticine zichtbaar is?
In lid 1 (a) van artikel 185 (verspringen) is bepaald
dat een poging als mislukt wordt beschouwd als de
atleet met enig deel van zijn lichaam de grond raakt
voorbij de afzetlijn, etc.
Nu is de afzetlijn precies de lijn waar de afzetbalk
overgaat naar de plasticinehouder. Als de atleet met
enig deel van zijn lichaam DE GROND RAAKT
VOORBIJ DE AFZETLIJN, moet hij dus ook de
plasticine geraakt hebben. Daarbij ontstaat er in de
plasticine een afdruk van spike of zool. Dit betekent
dus, dat om bij het verspringen en hink-stapspringen
een poging ongeldig te kunnen verklaren, er een
zichtbare afdruk in de plasticine moet zijn.
Hierbij hebben we het natuurlijk niet over de situatie
waarbij de atleet met zijn hele voet voorbij de
plasticinehouder afzet.
Stand van zaken wedstrijdofficials
Al in eerdere nieuwsbrieven is aangekondigd dat er
diverse veranderingen op stapel staan op het gebied
van wedstrijdofficials.
Enkele stappen zijn al gemaakt, denk hierbij aan het
centraal
aanwijzen
van
officials
voor
competitiewedstrijden, de toekomstige CWO. Maar
ook het volgen van de internationale lijn door
microfonisten niet meer als official te benoemen.
De volgende stap is het invoeren van de benamingen
BWO, CWO en NWO en alle criteria die daaraan
vastzitten. Op de website van de Atletiekunie zijn
deze vervolgstappen volledig uitgewerkt en
omschreven.
Hier is ook te vinden wat een official moet doen om
deel te kunnen nemen aan het selectieweekend.
Maar ook welke kleding officials moeten dragen en
op welke wijze.
De gehele omslag (dit geldt overigens ook voor
jurycursussen) is gebaseerd op competenties. Er is
per functie een profiel ontwikkeld waaraan officials en
ook juryleden moeten voldoen. Bij cursussen wordt je
hier direct voor opgeleid, bij officials kun je je verder
bekwamen door middel van bijscholingen, coaching
en ervaring. Ook deze profielen zijn te vinden op de
website.
Hierbij nodigen we iedereen uit om dit deel van de
website te bekijken. Uiteraard horen we graag als er
nog vragen zijn of als er zaken ontbreken.
Stand van zaken jurycursussen
1. De serie-indeling moet gebaseerd zijn op de stand
in de wedstrijd op dat moment: dit is een service van
de organisatie / wedstrijdleider, maar staat nergens
op papier. Het is eigenlijk zelfs zo dat estafette één
van de looponderdelen is en daarom ook zo
behandeld moet worden. Dus series ingedeeld op
basis van de opgegeven tijd, wat natuurlijk bij dit
onderdeel erg lastig kan zijn i.v.m. wisselende
ploegopstellingen.
2. Er moet gewacht worden met de start van de
estafettes totdat alle andere onderdelen afgerond
zijn: wederom een service van de wedstrijdleider. Als
blijkt dat in het chronoloog een overlap zitten tussen
twee onderdelen dan is het aan de ploegleider om de
ploeg hier aan aan te passen. Bij overige onderdelen
wordt ook niet gewacht als een atleet (of meerdere)
elders bezig zijn.
3. Anderhalf uur voor aanvang van de estafettes
moet de volgorde van de atleten worden
doorgegeven: deze regel heeft inderdaad ook
bestaan, maar belangrijker is juist dat de opgegeven
atleten lopen. In het reglement (art. 170.11) staat dat
uiterlijk 1 uur voor het onderdeel bekend moet zijn
wat de definitieve ploegopstelling is. Bij de competitie
is dit uiteraard al de avond voor de wedstrijd.
Vraag en antwoord
Welke bewering is juist?
A. Bij hoogspringen mag de zool niet meer dan 12
13, de hiel niet meer dan 19 mm zijn (art. 143.5)
B. Bij speerwerpen op een kunststofbaan mogen de
spikespunten maximaal 13 12 mm zijn (art.
143.4)
C. Bij het verspringen telt de inlegzool mee voor het
bepalen van de dikte van de hak
D. Meer dan 14 11 spikespunten zijn onder geen
enkele voorwaarde toegestaan (art. 143.3)
In april gaan we met 4 pilots van start voor de cursus
juylid algemeen. Deze worden gegeven door een
verenigingsdocent. Bij alle cursussen zal een lid van
de werkgroep aansluiten om te observeren. De
betrokken verenigingen zijn hiervoor reeds benaderd.
In september (na de zomervakantie) zullen we
helemaal overstappen naar de nieuwe opzet van
deze cursus. Hierover zullen de jurycoördinatoren
nog een apart schrijven krijgen.
Momenteel is ook gestart met het schrijven van de
cursussen scheidsrechter en starter. In september
starten we met pilots en uiterlijk januari wordt ook
hier de overstap naar de nieuwe cursus gemaakt.
Antwoord: C, de antwoorden zijn allemaal terug te
vinden onder het kopje ‘kleding, schoenen en
startnummers’. Om precies te zijn in artikelen 143.3
t/m 143.5. De antwoorden van A, B en D zijn
hierboven gecorrigeerd. Antwoord C staat één op
één omschreven in art. 143.5.
Estafette bij competitiewedstrijden
Antwoord tref je in de volgende jurynieuwsbrief aan
Er blijken diverse interpretaties te zijn over de regels
rondom de estafettes die bij de competitie op het
programma staan. Met het competitieseizoen voor de
boeg is het misschien handig om deze even door te
lopen:
Vraag
De lengte van een polsstok mag maximaal…..m zijn
en een diameter van maximaal….cm hebben.
A. lengte 5 meter en de diameter 5 cm
B. de lengte en diameter zijn niet bepaald
C. lengte 5,5 meter en de diameter 4 cm
D. lengte 6 meter en de diameter 3 cm
De volgende jurynieuwsbrief verschijnt op 22 mei
2014.