Preek - gkvhetbaken.nl

Mal 3, 10
Votum/groet; Ps 24: 1, 2; gebed; wet – uit Lev 19; L 473: 1-4 (kicl); lezen Mal 3, 6-12 / 2Kor 8,
1-15; preek; Gez 110: 1-3; bijdr fin + gebed; Ps 36: 2 (kicl); bev form; bev; Gez 64; aanspr +
gebed; collecte; Gez 141; zegen
Bergschenhoek 11.05.2014
Je geld of je leven dia
Er zijn zorgen over de financiën van onze gemeente. Vooral aan de inkomsten-kant. Er komt
steeds minder binnen. Je hebt het kunnen lezen in de jaarstukken. In een kerkdienst zou er
op worden ingegaan. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Misschien heb je je al wel
schrap gezet. Er komt een preek met een hoog ‘je geld of je leven’ gehalte. Met de Bijbel als
een soort pistool op je borst gericht. Durf dan nog maar eens de hand op de knip te
houden…
Dia Misschien verwacht je nu dat ik zeg: rustig maar, zo’n preek zal het niet worden. Het is
namelijk nog erger. Alsof je een keus hebt: je geld of je leven. Dat zouden we misschien
graag willen. En soms gedragen we ons ook zo. God mag mijn leven hebben, maar mijn geld
is voor mijzelf. Hoe je met geld omgaat staat dan los van hoe je met God leeft. De boodschap
van de Bijbel is veel radicaler: geef je geld én je leven. Je geld staat niet los van je leven.
Sterker nog: in hoe je met je geld omgaat wordt duidelijk hoe je leeft. Leef je voor jezelf of
leef je met God?
In de Bijbel staat veel over hoe je omgaat met geld en bezit. Veel meer dan bijvoorbeeld
over twee keer naar de kerk gaan of de vrouw in het ambt… En wat er staat is vaak nog
duidelijker ook. Vandaar dus: God laat je niet een keus – geef Mij je geld of je leven. Hij
vraagt allebei: geef Mij je geld en je leven. Maar toch zet Hij je geen pistool op de borst. Zo
brengt God zijn boodschap namelijk nooit. Wat Hij doet is voor jou zijn hart bloot geven. Hij
zoekt jouw hart. Als dat niet helpt, dan zal niks helpen. Je ziet God zo bezig in Maleachi 3, 612.
Gods klacht: jullie bestelen Mij dia
Maleachi, moet je weten, is profetie in gespreksvorm. God gaat in gesprek met de mensen
van Israël. Maleachi was profeet ongeveer vijftig jaar na de ballingschap. Er woonden weer
mensen in Jeruzalem, er stond een tempel. Maar toch viel alles vies tegen. Er waren
misoogsten, het was hard werken, het was niet bepaald die stralend nieuwe tijd waarop de
mensen hadden gehoopt dat die zou aanbreken na de ballingschap. En God had het toch
beloofd? De mensen van Israël worden cynisch. Aan God heb je ook niks. Waar doen we het
allemaal voor?
God gaat het gesprek aan. Hij ‘kaatst’ de bal terug, als ik dat even zo mag zeggen. Kijk even
naar jezelf. Keer terug naar Mij. Jullie gaan je eigen gang, trekken je van Mijn wetten en
regels niks aan. Ik ben niet veranderd hoor, zegt God aan het begin van het gesprek in
Maleachi 3, 6-12. Ik ben nog steeds Dezelfde. En jullie jammer genoeg ook. Waren jullie
maar veranderd. Je bent vervloekt en vervloekt, maar je gedraagt je nog steeds als echte
Jacobskinderen. Liegen en bedriegen. En kijk, jullie bestelen Mij zelfs. Hoe dan, vragen de
Israëlieten zogenaamd onschuldig. Doordat je geen tienden en heffingen meer betaalt. Die
tienden, moet je weten, dat was zeg maar de vvb van het Oude Testament. Tien procent van
alles wat de Israëlieten oogsten of verdienden, gaven ze terug aan God. Bedoeld om hun
dankbaarheid te laten zien. Waarmee je als Israëliet zei: God, ik geef aan U terug wat ik eerst
van U heb gekregen.
Dia Dat besef zit diep in de hele Bijbel. Alles wat je hebt, heb je gekregen. Bezit kun je het
eigenlijk niet noemen. Je mag het van God gebruiken. Om Hem te eren, anderen te dienen.
Eer de Heer met al je rijkdom, staat in Spreuken 3, 9. Want – zongen we met Psalm 24 – van
de Heer is de aarde en alles wat er leeft. Het land is van Mij, zegt God in Leviticus 25, 23. En
David zegt in 1Kronieken 29, 14 als hij en het hele volk op alle mogelijke manieren materiaal
en kostbaarheden afstaan voor de tempelbouw: ‘Alles is van u afkomstig en wat wij u
schenken komt uit uw hand’.
Maar nu komen er geen tienden meer. Jullie bestelen Mij, zegt God. Het is van Mij. En je
houdt het voor jezelf. Dat zijn scherpe woorden. Jullie bestelen Mij. Waar wij mensen
zeggen: het is van mij, mijn geld, mijn bezit, ik doe ermee wat ik wil, ik hou het voor mezelf.
Of zoals de Israëlieten toen: ik betaal die tienden niet meer. Jullie bestelen Mij. Wat zou God
zeggen als Hij ons mensen vandaag bezig zou zien met ons geld, onze spullen, hoe jij en ik
daarmee omgaan? Van mij, van ons? Je besteelt Mij…
Gods hartenkreet: hoe diep zit jullie liefde voor Mij? dia
Het zit God diep. Het krenkt Hem. Jullie bestelen Mij, zegt Hij tegen de Israëlieten. Je proeft
zijn verontwaardiging. Mag een mens God bestelen? Een mens – sterfelijk wezen, gemaakt
uit het stof van de aarde – en dan God bestelen, de Schepper van alles wat er is, de Koning
van het universum? De brutaliteit – wie denk je dat je bent door te zeggen: mijn geld is van
mij, ik hou het voor mezelf…
Tegelijk proef ik hier vooral iets anders. God opent voor jou zijn hart en zoekt jouw hart. Zien
jullie wel hoe Ik jullie alles wil geven? Stel Mij maar op de proef, zegt God, kom maar hier
met die tienden, en je zult zien hoe Ik voor jullie de hemel open zet, van je land een heerlijk
land maak om in te wonen. Je merkt aan God dat Hij dat het liefste wil. De sluizen van de
hemel open zetten voor zijn mensen. Alles geven voor het geluk en welzijn van zijn mensen.
God vraagt tien procent, waar Hij zelf met alle liefde en plezier honderd procent van zichzelf
geeft.
Mooi om te zien hoe dat helemaal in lijn is met wat Paulus schrijft in 2Korintiërs 8. Hij vraagt
de christenen in het rijke Korinte om bij te dragen aan een collecte voor hun in armoede
levende medechristenen in Jeruzalem. Kijk naar Jezus, zegt Paulus. Hij werd arm om jullie rijk
te maken. Al jullie rijkdom – door Jezus met zijn bloed, zweet en tranen voor jullie verdiend
aan het kruis. Er is niks van jezelf bij. Dat is het hart van God. Alles geven van zichzelf om jou
rijk te maken.
Dia In de tijd van Maleachi was dat besef helemaal weg. De mensen zeiden: laat God ons
eerst maar es zegenen, dan kijken we wel of er wat voor Hem overschiet. God als sluitpost
van de begroting. Hij krijgt wat overschiet. Hoe vaak gaat het niet zo? Ik doe het zelf ook zo.
Wie niet? Je berekent wat je zelf nodig hebt: wat komt er in, wat gaat er uit – en ja, van wat
overblijft kan een deel naar God, naar de kerk. Hoe diep zit dan mijn liefde voor God? Paulus
zegt tegen de Korintiërs: ik wil nagaan of uw liefde oprecht is. Meen je het nou echt, dat je
van God houdt, op Hem vertrouwt? Zie ik, zie jij, zien wij samen wel genoeg hoe Hij eerst
honderd procent geeft voordat Hij die paar procenten vraagt die jij en ik kunnen geven? Ik
kwam bij Tim Keller een mooie zin tegen: ‘Don’t sit down with a calculator to give your
money away, sit down with a cross’. Pak er geen rekenmachine bij om uit te rekenen
hoeveel geld je wil geven, pak er een kruis bij…
Gods belofte: Ik laat het zegen regenen dia
Zet God jou en mij een pistool op de borst? En nou geven die tienden! Tien procent eis Ik van
jullie, en geen cent minder! Op dat niveau gaat God nooit het gesprek aan. In ieder geval niet
hier in Maleachi. Hij zoekt het hart van zijn mensen. Keer nou terug naar Mij. Ik wil voor jullie
zorgen. De sluizen van de hemel voor jullie open zetten. God nodigt uit. Toe maar. Breng ze
naar mijn voorraadkamer in de tempel, jullie tienden. Sterker nog: God daagt uit. Stel me
maar op de proef. Breng die tienden maar naar de tempel. Je zult zien dat ik het dan zegen
laat regenen voor jullie!
In Maleachi’s tijd zeiden de mensen: wat er overschiet is voor God. Laat Hij eerst maar es
laten zien dat Hem vertrouwen kunnen. Wij geven pas als Hij ons zegent. Daarom daagt God
uit. Durf het eens om te draaien. Waag het er eens op. Stel mij maar op de proef. Begin eens
zelf te geven. Tien procent van alles wat er binnenkomt. Of het nou veel of weinig is.
Gewoon doen. Je zult zien hoe Ik jullie dan zal zegenen. De sluizen van de hemel zet Ik voor
jullie open. De sprinkhaan krijgt geen kans meer om het land kaal te vreten. Geen droogte
zal jullie druiventrossen doen verdorren. Alle volken zullen jullie gelukkig prijzen. Want jullie
wonen in een heerlijk land!
Zou jij deze uitdaging durven op te pakken? Doen wat God hier zegt? Je voelt wel aan: dat is
leven in vertrouwen. Niet met de rekenmachine, al calculerend en berekenend: wat er
overblijft is voor God… Nee, ik begin met geven. Het loon dat binnenkomt, mijn salaris,
toeslagen, bijbaan, krantenwijk – het eerste dat ik doe is een deel ervan bestemmen voor
God, voor de kerk, voor vvb, voor goede doelen, niet voor mezelf in ieder geval. Eerst giften
overmaken, dan lasten berekenen, spaargeld opzij zetten. Wat denk je: zul je dan op termijn
tekort komen? Gaat het fout? Als ik Maleachi hier goed begrijp: nee. God zal je rijkelijk
voorzien van wat je nodig hebt.
Zie je? Geen harde wet, pistool op je borst. Een uitnodiging, een uitdaging. Stel me maar op
de proef. Begin te geven en Ik zal je zegenen als nooit tevoren. Je ziet het ook bij Paulus.
Geen harde wet. Een uitnodiging. Kijk naar Jezus. Moet het per se tien procent zijn? Nee
hoor, zegt Paulus, laat ieder geven naar vermogen. Wat kun je missen? ‘Er wordt niet
verwacht dat u geeft van wat u niet heeft, maar van wat u heeft’. Of dat je zelf in de
problemen komt. Laat er evenwicht zijn. Heel nuchter, niks opgeklopts, geen pistool op de
borst. Maar een warme uitnodiging. Een welgemeende uitdaging. Begin maar met geven,
zegt God, en je zult zien: Ik laat het zegen regenen!
Amen