Werkgeversenquête 4 Zorg en WJK 2013 Werkgeversenquête 4 Zorg en WJK 2013 Zoetermeer, 11 maart 2014 Voorwoord Het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en WJK wordt in opdracht van de volgende concerns uitgevoerd door een consortium bestaande uit Panteia, SEOR en E’til: Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport Stichting Arbeidsmarkt- en Opleidingsbeleid Verpleeg- Verzorgingstehuizen en Thuiszorg (A+O VVT) FCB Dienstverlenen in arbeidsvraagstukken Stichting Arbeidsmarkt Gehandicaptenzorg (StAG) Stichting Arbeidsmarkt Ziekenhuizen (StAZ) Stichting O&O Fonds Geestelijke Gezondheidszorg (OOfGGZ) Calibris, kenniscentrum voor leren in de praktijk in Zorg, Welzijn en Sport UWV (tot en met 2012) Voor de aansturing het programma is een stuurgroep samengesteld bestaande uit: Aart Bertijn (VGN, namens StaG) Aloys Kersten (Ministerie van VWS) Anja Cremers (NU'91, namens StAZ) Jaap Scholten (NVZ, namens StAZ) Johan Siegert (FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken) Lars Pothast (Calibris) Louis Rutten (FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken) Machteld Alsbach (GGZ Nederland, namens OOfGGZ) en Paul de Jonge (Actiz, namens A+O VVT). Onderdeel van het onderzoeksprogramma zijn twee enquêtes: onder werkgevers en onder werknemers. De uitvoering van de enquêtes is in handen van Panteia. De stuurgroep heeft een Begeleidingscommissie in het leven geroepen om de uitvoering van de enquêtes en de totstandkoming van dit rapport te begeleiden. Die bestond uit stuurgroepleden Siegert (voorzitter), Bertijn, Cremers en Scholten. Daarnaast nam Maarten Looijestijn vanuit het ministerie van VWS en Peer van den Bouwhuijsen namens Calibris deel aan deze Begeleidingscommissie Enquêtes. De leden van deze commissie worden hierbij hartelijk bedankt voor hun nuttige en constructieve bijdrage. Voor u ligt de rapportage over werkgeversenquête in 2013. Deze enquête was gericht op medewerkers die op concernniveau van concerns in zorg en WJK voor het HR-beleid verantwoordelijk zijn. De enquête van 2013 richtte zich primair op de verwachte arbeidsmarktgevolgen van de voorgenomen beleidsmaatregelen in de zorg en WJK. Dit rapport is een tabellenrapport en geeft een blik op de verzamelde gegevens. Het rapport bevat geen analyses en interpretaties. Die analyses en interpretaties in combinatie met andere bronnen vinden plaats in het kader van de verschillende producten van het programma, zoals het integrerend rapport, de regioportretten en mogelijke specifieke deelonderzoeken. De data van dit deelonderzoek wordt ter beschikking gesteld via de website AZW-info: http://www.azwinfo.nl Douwe Grijpstra Panteia, projectleider enquêtes onderzoeksprogramma AZW 3 4 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1 Inhoud en methode van onderzoek 7 1.1 1.2 1.3 1.4 Inhoud van de werkgeversenquête Populatie en steekproef Telefonische dataverzameling en respons Databewerking 7 8 8 9 2 Samenstelling van het personeel 11 2.1 Dienstverbanden eind 2013 3 Reacties op het totaalpakket aan hervormingen en bezuinigingen 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 Maatregelen van concerns in reactie op regeringsbeleid Invloed op personeel Invloed op opleiding en bijscholing Kosten beperken Overall oordeel over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen 4 Reacties op specifieke beleidsmaatregelen 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 Invloed van de verschillende beleidsmaatregelen Curatieve zorg Kinderopvang Beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg Afschaffen van het nulurencontract 5 Werkdruk 5.1 5.2 Ontwikkeling van de werkdruk Gevolgen werkdruk 11 13 13 15 21 24 25 27 27 28 30 32 37 39 39 40 5 6 1 1.1 Inhoud en methode van onderzoek Inhoud van de werkgeversenquête Het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en WJK is door het Ministerie van VWS, vijf sociale fondsen in zorg en WJK en Calibris ingericht om de arbeidsmarkt in de sector in kaart te brengen. Het programma wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit Panteia, SEOR en E’til. Het programma bestaat uit de volgende onderdelen: Continue dataverzameling Werkgevers- en werknemersenquêtes Prognoses Integrerend rapport Regionaal tabellenboek Website azwinfo.nl Additioneel onderzoek Helpdesk functie De werkgeversenquête is een aanvulling op de continue dataverzameling. Deze vindt grotendeels vanuit bestaande bronnen plaats. Een aantal gegevens is echter niet vanuit bestaande bronnen te halen, maar moet worden verzameld bij enerzijds de werkgevers voor zorg en welzijn en anderzijds de werkenden zelf. Het gaat aan de ene kant om beschrijvende informatie en aan de andere kant om data die kunnen helpen gegevens uit bestaande bronnen verder te duiden. In de WGE 2013 stond de toekomst centraal. Het huidige regeringsbeleid heeft aanzienlijk arbeidsmarkteffecten. Daarom heeft de stuurgroep besloten om in de vragenlijst met name vragen te stellen die betrekking hebben op de manieren waarop instellingen in zorg en WJK omgaan met de regeringsmaatregelen en de gevolgen daarvan voor het HR-beleid. In de vragenlijst is daarom sterk afgeweken van voorafgaande metingen van de WGE. In onderstaand kader wordt een aantal beleidsmaatregelen genoemd die op enigerlei wijze in de WGE 2013 zijn meegenomen. Onderwerpen WGE 2013 Arbeidsmarktgevolgen voor de instellingen van: De onderhandelingsakkoorden curatieve zorg (bijv. minder budget, concentratie van specialistische zorg, verschuiving van 2e lijn naar 1e lijn en van 1e lijn naar zelfzorg, efficiencymaatregelen) De hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning (bijv. extramuralisatie, decentralisatie naar gemeenten, investering in wijkteams -verpleegkundigen). De nieuwe Jeugdwet (decentralisatie, aanpak ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’) De maatregelen kinderopvang (beperkingen kinderopvangtoeslag, kwaliteitsagenda kinderopvang, hervorming en versobering kindregelingen, onderbrengen financiering peuterspeelzaalwerk in de Wet Kinderopvang, plannen landelijke peutervoorziening) Het Sociaal Akkoord (verbetering positie flexwerker, Participatiewet) Maatregelen voor ouderen (langer doorwerken, pensioenmaatregelen) In de voorgaande meting is een telefonische enquête gecombineerd met een internetenquête. Deelnemende concerns werden aan het eind van de telefonische enquête gevraagd hieraan deel te nemen. Gezien het beschikbare budget voor het 7 programma voor 2013 en de relatief lage respons op de internetenquête is dit keer gekozen voor een volledige telefonische enquête. 1.2 Populatie en steekproef Het respondentenbestand voor deze werkgeversenquête 2013 kende drie bronnen: 1. Opbouw bestand van concerns. We hebben een bestand opgebouwd met behulp van ledenlijsten van de verschillende brancheorganisaties in zorg en WJK (NVZ, Actiz, BTN, GGZ Nederland, VGN, FCB). De meeste van deze ledenlijsten zijn openbaar (staan op internet). Door FCB is een eigen bestand opgeleverd. 2. Aanvullen met concerns van voorgaande WGE’s van 2011 en 2012 die hebben aangegeven ook in de toekomst te willen meewerken. In voorgaande WGE’s is steeds gevraagd naar het concern waar de betreffende vestiging onder viel. Van daaruit is een bestand met contacten bij concerns opgebouwd. De respons van voorgaande WGE’s hebben we gebruikt om het bestand van de eerste stap te verrijken. 3. De non-respons bij voorgaande WGE’s. Een klein deel van de concerns waar in de voorgaande WGE’s naar is doorverwezen hebben we destijds uiteindelijk niet bereikt. Ook is er soms vanwege tijdgebrek of afwezigheid van de juiste contactpersoon geen gesprek gerealiseerd. Benadering van deze zelfde concerns heeft in deze meting nog een beperkt aantal extra respondenten opgeleverd. Deze benaderingswijze heeft geleid tot de opbouw van een bestand van concerns , dat wil zeggen zelfstandige organisaties die actief zijn in zorg en WJK; daaronder vallen heel grote concerns met soms meer dan 10.000 medewerkers, maar ook heel kleine met slechts enkele werknemers. Een deel van de concerns kwam, bijvoorbeeld omdat ze bij meer brancheorganisaties zijn aangesloten, dubbel in het bestand voor. Van anderen waren geen bruikbare contactgegevens beschikbaar. Ook liep bij FCB parallel een ander onderzoek waarvoor concerns werden benaderd; besloten is – behalve in de Jeugdzorg – concerns niet voor beide onderzoeken te benaderen; dit geredeneerd vanuit het grote aantal concerns in WMD en Kinderopvang. In totaal hadden we na bewerking (ontdubbelen, verwijderen onvolledige adresgegevens, ontdubbelen met FCB-enquête) 2.271 geschikte adressen voor de uitvoering van het veldwerk. 1.3 Telefonische dataverzameling en respons Het telefonische veldwerk heeft plaatsgevonden in de periode 2 tot 20 december 2013. De vraaggesprekken zijn afgenomen door ervaren en in onderzoek bij (arbeids)organisaties gespecialiseerde interviewers. Zij zijn kort voor aanvang van het veldwerk mondeling geïnstrueerd. Tevens hebben zij een toelichting op schrift ontvangen. Uiteindelijk zijn 1.902 van de 2.271 geschikte adressen telefonisch benaderd voor het onderzoek. Hiervan zijn 976 gesprekken gerealiseerd; dit komt neer op een respons van 51%. 1 Gezien de hoogte van de respons en de relatief kleine wegingsfactor (zie 1 8 Er is veel geïnvesteerd in het bereiken van de juiste persoon. In de drukke decemberperiode leverde paragraaf 1.4) bieden de uit deze enquête afkomstige data een valide basis voor verdere analyse. Het is niet mogelijk de respons weer te geven naar grootteklasse, omdat ledenbestanden van brancheorganisaties geen gegevens bevatten over het aantal werknemers van de instellingen. Ook de exacte responspercentages per branche zijn niet te geven vanwege dubbele lidmaatschappen van brancheorganisaties. Naar schatting bedraagt de respons 6 5% (ziekenhuizen), 47% (VVT), 48% (gehandicaptenzorg), 49% (GGZ), 37% (WMD), 53% (jeugdzorg) en 48% (kinderopvang). 1.4 Databewerking Onderstaande tabel laat de aantallen responderende concerns naar grootteklasse en branche zien. De omvang van de concerns en de deelname aan het onderzoek binnen de verschillende branches is nagenoeg evenredig verdeeld; wij hebben in het onderzoek zowel kleine als grote concerns gesproken. Tabel 1.1 Respons per grootteklasse per branche Grootteklasse Ghz GGZ Zkh VV Tz WMD Jz Ko Totaal 0 3 0 2 11 24 6 117 163 10-99 werknemers 25 18 4 14 75 65 2 181 384 100-499 werknemers 15 18 4 74 31 27 13 28 210 500-4999 werknemers 35 29 22 71 21 5 22 6 211 5000+ werknemers 2 1 1 2 1 0 0 0 7 Weet niet 0 1 0 0 0 0 0 0 1 77 70 31 163 139 121 43 332 976 < 10 werknemers Totaal Bron: Panteia 2014 Om uitspraken te kunnen doen over de totale sector en over de zorg respectievelijk de WJK is het nodig de respons te wegen naar branche. Deze weging is ook nodig om schattingen per branche te kunnen maken voor variabelen die betrekking hebben op aantallen werknemers. In het kader van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn wordt jaarlijks vastgesteld hoeveel werknemers de verschillende branches hebben. Door dit te relateren aan het totaal aantal werknemers van de responderende concerns uit dezelfde branches is het mogelijk per branche een weegfactor te berekenen ( aantal werknemers in de branche/aantal werknemers in de geïnterviewde concerns uit die branche; zie tabel 1.2). In het laatste geval is het dan wel nodig elk concern maar eenmaal mee te tellen. Daarom zijn de concerns alleen gerelateerd aan die branche, waarin ze de meeste activiteiten ontplooien. dat regelmatig problemen op vanwege afwezigheid of volle agenda’s. De gemiddelde gesprekstijd bedroeg 21 minuten en 59 sec, inclusief het benaderen, 23 minuten en 54 sec. 9 Tabel 1.2 Weegfactoren Omvang personeelsbestand in populatie Omvang personeelsbestand steekproef Weegfactor 173.700 67.116 2,58806 82.700 52.926 1,56256 Ziekenhuizen (incl. UMC) 276.800 52.885 5,23400 Verpleging en Verzorging 272.900 125.262 2,17863 Thuiszorg 161.400 45.921 3,32454 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 63.100 18.037 3,49836 Jeugdzorg 32.600 24.638 1,32316 95000 41039 2,47319 Gehandicaptenzorg Geestelijke gezondheidszorg Kinderopvang Bron: Panteia 2014 In dit rapport zijn in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 5 concerns ingedeeld naar de branche waar zij het hoogste aantal werknemers hebben. De resultaten per branche zijn daarom gewogen naar bovenstaande wegingsfactoren. Concerns kunnen onderdelen en werknemers hebben die in andere branches actief zijn. 24% van de concerns is in meerdere branches werkzaam, 15% hiervan is zelfs in meer dan twee branches actief. Tabel 1.3 Branche* Activiteiten per branche In meerdere branches actief? Ja, in 2 Ja, in meer Nee Branches dan 2 branches In welke andere branche(s) actief? Ghz GGZ Zkh VV TZ WMD Jz Ko 5% 1% 6% 3% 0% 4% 0% 1% 0% 0% 1% 6% 0% 10% 3% 3% 3% 0% 71% 4% 1% 0% 3% 1% 1% 2% 2% Ghz 77% 12% 11% GGZ 82% 5% 13% 4% Zkh 76% 12% 12% 0% 0% VV 7% 23% 70% 1% 1% 2% TZ 37% 9% 53% 0% 0% 0% 20% WMD 79% 11% 10% 2% 3% 0% 5% 5% Jz 69% 19% 13% 2% 2% 0% 5% 2% 11% Ko 98% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 1% Totaal 76% 9% 15% 742 83 151 N= Bron: Panteia 2014 *Een concern is aan een branche toegekend o.b.v. waar zij het hoogste aantal werknemers hebben. Voor de meeste tabellen in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 (uitgezonderd de tabellen die cijfermatige gegevens laten zien) zijn voor wat betreft de uitkomsten per branche de resultaten van de concerns meegenomen voor alle branches waarin deze concerns actief zijn. Hierbij is niet gewogen. Dat betekent dat een bepaald percentage in die hoofdstukken representeert hoeveel van de werkgevers in de respons , die in deze branches actief zijn, het betreffende antwoord hebben gegeven; dit ongeacht het aantal werknemers van dat concern dat in de betreffende branche actief is. Hiermee kunnen de uitkomsten afwijken van andere rapporten die deze zelfde gegevens presenteren. Dit is bijvoorbeeld het geval als daarin bij de weging rekening is gehouden met het relatieve aandeel van de activiteiten van een bepaald concern in de branches waarin dit concern actief is. Voor het totaal voor zorg en WJK wordt wel het op de boven omschreven manier gewogen percentage gepresenteerd; dit omdat niet alle branches even groot zijn en dezelfde respons kenden. 10 2% 0% 2 Samenstelling van het personeel Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de samenstelling van het personeelsbestand eind 2013 in de sectoren zorg en WJK: wie werken er in deze sectoren en hoe ziet het personeelsbestand eruit? We geven hierbij allereerst een overzicht van de verschillende categorieën personeel die onder diverse contractvormen in de sector werkzaam zijn. Vervolgens gaan we in op recente en toekomstige ontwikkelingen in het personeelsbestand. 2.1 Dienstverbanden eind 2013 P e rs on ee l w e l en n i et in d i en st Tabel 2.1 geeft een overzicht van het aandeel personeel dat met en zonder dienstverband in de verschillende branches werkzaam is. Tabel 2.1 Personeel wel en niet in dienst* % in dienst % niet in dienst Zorg 96% 4% Gehandicaptenzorg 98% 2% Geestelijke gezondheidszorg 98% 2% Ziekenhuizen (incl. UMC) 98% 2% Verpleging en Verzorging 99% 1% Thuiszorg 84% 16% WJK 97% 3% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 98% 2% Jeugdzorg 96% 4% Kinderopvang 97% 3% 96% 4% Totaal *Gewogen op basis van het aantal werknemers Bron: Panteia 2014 Het overgrote deel (96%)van het in de sector zorg en WJK werkzame personeel is in dienst bij de werkgever. Vooral in de Thuiszorg (16%) maakt men vaker gebruik van arbeidskrachten die niet bij de werkgever in dienst zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om ZZP-ers, uitzendkrachten, gedetacheerden of medewerkers met een Overeenkomst van Opdracht (OVO). 11 V a s t en f l ex i be l p e rs one e l Medewerkers met en zonder dienstverband zijn werkzaam in verschillen de gradaties van flexibiliteit. Tabel 2.2 maakt de verhouding tussen de verschillende categorieën vast en flexibel personeel inzichtelijk. Tabel 2.2 Vast en flexibel personeel* In dienst Niet in dienst Vast personeel Tijdelijk personeel Oproepkrachten ZZP’ers Uitzendkrachten/ gedetacheerd Zorg 75% 13% 7% 3% 1% Gehandicaptenzorg 77% 13% 8% 0% 1% Geestelijke gezondheidszorg 83% 12% 3% 1% 1% Ziekenhuizen (incl. UMC) 83% 10% 5% 1% 1% Verpleging en verzorging 75% 14% 10% 1% 1% Thuiszorg 60% 18% 6% 14% 2% WJK 74% 15% 8% 1% 1% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 73% 15% 10% 1% 1% Jeugdzorg 77% 17% 1% 1% 3% Kinderopvang 73% 14% 11% 2% 0% 75% 14% 7% 3% 1% Totaal *Gewogen op basis van het aantal werknemers Bron: Panteia 2014 Uit de tabel blijkt dat het personeelsbestand in de sectoren zorg en WJK voor ongeveer een kwart bestaat uit een schil van flexibel personeel 2 dat snel en flexibel aangetrokken kan worden, maar waarvan indien nodig ook snel afscheid genomen kan worden. In de Thuiszorg is het aandeel van de flexibele schil met een percentage van 40% een stuk hoger. Deze flexibele schil bestaat voor een belangrijk deel uit werknemers met een tijdelijk contract en - in mindere mate – oproepkrachten. Constructies waarbij het personeel extern wordt ingehuurd, bijvoorbeeld als ZZP -er, alfahulp of uitzendkracht, komen aanzienlijk minder vaak voor. Alleen in de Thuiszorg wordt zeer regelmatig gebruik gemaakt van ZZP’ers. 12 3 Reacties op het totaalpakket aan hervormingen en bezuinigingen In dit hoofdstuk komen de maatregelen aan de orde die concerns inzetten of van plan zijn om in te zetten om in te spelen op de hervormingen en bezuinigingen die het kabinet heeft aangekondigd. Het betreft in dit hoofdstuk het totale pakket aan beleid van het kabinet dat van invloed kan zijn op het arbeidsmarkt- en HR-beleid van instellingen in zorg en WJK. In de vragenlijst is verwezen naar de volgende beleidsmaatregelen: Onderhandelaarsakkoorden curatieve zorg; Hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning (nieuwe kern-AWBZ, Wet LIZ en nieuwe WNO); Nieuwe Jeugdwet; Maatregelen in de kinderopvang; Bezuinigingen op algemene uitkering gemeentefonds; Sociaal Akkoord en Wet Werk en Zekerheid; Participatiewet; Maatregelen oudere werknemers. Het gaat hierbij dus zowel om specifieke op zorg en/of WJK gerichte beleidsmaatregelen als om maatregelen gericht op de financiën van gemeenten of gericht op werknemers en werkzoekenden. Concerns zijn steeds gevraagd naar de gevolgen van dit totale pakket voor hun beleid en activiteiten op HR-gebied. Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt hebben de nodige concerns regelmatig werknemers in meer branches. Voor de meeste tabellen in dit hoofdstuk zijn de antwoorden van deze concerns meegenomen voor alle branches waarin deze concerns actief zijn . Er heeft vervolgens geen weging plaatsgevonden. Percentages representeren hiermee steeds de antwoorden van alle concerns die in de betreffende branche actief zijn. Een klein concern of een concern dat slechts deels in de branche actief is, telt hierbij even zwaar mee als een(groot) concern dat alleen in de betreffende branche actief is. 3 Voor het totaal zorg en WJK wordt wel steeds een gewogen cijfer of percentage gepresenteerd. 3.1 Maatregelen van concerns in reactie op regeringsbeleid Concerns nemen maatregelen om in te spelen op de hervormingen en bezuinigingen van de overheid die hierboven zijn opgesomd. Aan de respondenten is een aantal maatregelen voorgelegd en per maatregel is gevraagd of: men deze maatregel al uitvoert, daar concrete plannen voor heeft, de intentie heeft om deze maatregel toe te gaan passen, of dat deze maatregel nu nog niet aan de orde is. In tabel 3.1 zijn de resultaten weergegeven. 3 Zoals ook in hoofdstuk 1 staat vermeld, kunnen scores hierdoor afwijken van andere rapportage waarin wel rekening gehouden is met de omvang van de activiteiten van het concern in de betreffende branche. 13 Tabel 3.1 Mogelijke maatregelen te nemen door concerns i.v.m. hervormingen en bezuinigingen Bron: Panteia 2014 Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=335) Totaal 47% 59% 53% 48% Aanpassen Ja, gebeurt al 57% 58% 56% 43% 38% omvang Ja, concrete plannen tot 20% 16% 15% 23% 16% 8% 19% 4% 11% personeels- Ja, intentie tot 8% 6% 12% 10% 8% 11% 11% 3% 7% bestand Nee, nog niet aan de orde 14% 19% 18% 23% 38% 33% 11% 40% 34% Ja, gebeurt al 56% 57% 50% 48% 41% 44% 67% 49% 46% Ja, concrete plannen tot 23% 14% 15% 19% 14% 8% 17% 4% 10% Aanpassen omvang 8% 13% 12% 14% 13% 10% 6% 4% 9% Nee, nog niet aan de orde 13% 16% 24% 19% 32% 38% 11% 43% 34% Aanpassen Ja, gebeurt al 38% 38% 35% 39% 35% 32% 41% 29% 33% samen- Ja, concrete plannen tot 21% 18% 18% 20% 19% 10% 17% 3% 11% stelling Ja, intentie tot 15% 14% 21% 14% 11% 13% 9% 3% 10% personeel Nee, nog niet aan de orde 25% 30% 26% 27% 35% 43% 33% 65% 46% Andere Ja, gebeurt al 37% 48% 35% 34% 28% 37% 35% 37% 35% verdeling Ja, concrete plannen tot 19% 19% 18% 19% 13% 12% 20% 2% 10% personeel Ja, intentie tot 12% 10% 12% 14% 9% 8% 9% 2% 7% Nee, nog niet aan de orde 32% 23% 32% 31% 49% 42% 35% 58% 48% Opleiden Ja, gebeurt al 39% 38% 56% 54% 50% 38% 61% 23% 38% van de Ja, concrete plannen tot 15% 10% 18% 20% 16% 9% 9% 3% 9% mede- Ja, intentie tot 12% 19% 3% 7% 7% 11% 7% 6% 8% werkers Nee, nog niet aan de orde 33% 33% 24% 19% 27% 41% 22% 68% 44% Specialisatie Ja, gebeurt al 29% 49% 38% 36% 32% 44% 54% 38% 38% van het Ja, concrete plannen tot 21% 15% 15% 20% 17% 13% 15% 7% 11% product- Ja, intentie tot 17% 8% 21% 13% 14% 10% 9% 5% 11% aanbod Nee, nog niet aan de orde 33% 28% 21% 31% 38% 30% 20% 50% 39% Uitbreiding Ja, gebeurt al 23% 33% 24% 32% 29% 32% 37% 33% 31% van het Ja, concrete plannen tot 24% 14% 9% 16% 15% 15% 13% 10% 12% product- Ja, intentie tot 18% 6% 12% 19% 19% 15% 11% 7% 13% aanbod Nee, nog niet aan de orde 35% 46% 50% 33% 37% 37% 37% 50% 43% Ja, gebeurt al 37% 53% 47% 33% 34% 44% 46% 27% 37% Ja, concrete plannen tot 17% 14% 15% 12% 12% 11% 13% 6% 11% Ja, intentie tot 20% 19% 15% 19% 19% 18% 19% 9% 15% Nee, nog niet aan de orde 25% 13% 21% 36% 33% 26% 22% 58% 36% Ja, gebeurt al 35% 37% 24% 31% 34% 35% 52% 44% 37% Ja, concrete plannen tot 15% 18% 21% 18% 15% 13% 15% 7% 12% Ja, intentie tot 24% 20% 18% 22% 16% 13% 7% 5% 12% Nee, nog niet aan de orde 25% 20% 35% 29% 35% 39% 22% 44% 38% Aanpassingen Ja, gebeurt al 39% 56% 38% 37% 28% 40% 56% 24% 32% in Ja, concrete plannen tot 19% 13% 24% 23% 18% 10% 24% 7% 13% huisvesting/ Ja, intentie tot 7% 9% 3% 13% 9% 11% 0% 5% 8% vastgoed Nee, nog niet aan de orde 35% 23% 32% 27% 45% 38% 20% 64% 47% Ja, gebeurt al 60% 68% 68% 51% 46% 58% 67% 56% 56% Ja, concrete plannen tot 19% 13% 15% 20% 15% 9% 15% 4% 10% 7% 6% 6% 7% 5% 6% 6% 5% 5% 14% 9% 9% 21% 32% 26% 13% 34% 28% flexibele schil over de organisatie Samenwerking andere instellingen Aangepaste marketingstrategie Aanpassingen in financieel beleid Ja, intentie tot Ja, intentie tot Nee, nog niet aan de orde 14 De maatregel ‘Aanpassingen in financieel beleid’ wordt in veel branches toegepast. Alleen in de Thuiszorg ligt het percentage van de concerns dat aanpassingen in financiële zin toepast iets lager; daarin geeft iets minder dan de helft van de concerns aan deze maatregel momenteel toe te passen. In de overige branches geeft 51% tot 68% aan al bezig te zijn met aanpassingen in het financieel beleid. Ook het aanpassen van de personeelsomvang en het aanpassen van de omvang van de flexibele schil worden vrij veel genoemd als maatregelen die men nu reeds toepast. In de Jeugdzorg en de GGZ zien concerns aanpassing in huisvestiging momenteel ook als mogelijkheid om in te spelen op de hervormingen. De Thuiszorg en de Kinderopvang zijn de branches met de meeste concerns die aangeven dat maatregelen (nog) niet aan de orde zijn. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom het nemen van maatregelen (nog) niet aan de orde is. De redenen daarvoor verschillen per branche. In de Kinderopvang geeft een aantal concerns aan dat het momenteel goed loopt en dat men geen (verdere) terugloop in opvanguren ziet en verwacht. In de Verpleging en Verzorging geven enkele werkgevers aan dat er goede afspraken zijn gemaakt met het zorgkantoor en dat men daarom geen maatregelen hoeft te nemen. B ew ust he i d p er so ne e l va n b e l e id sma a tr e ge l en De beleidsmaatregelen van het kabinet hebben gevolgen voor de totale zorg en WJK en binnen de concerns voor vrijwel het voltallige personeel. Aan de geïnterviewde HRverantwoordelijken van concerns is gevraagd of naar hun mening het eigen personeel zich bewust is van de beleidsmaatregelen en de consequenties daarvan. Tabel 3.2 In hoeverre is uw personeel zich bewust van de beleidsmaatregelen van het kabinet? (Zeer) Bewust Neutraal (Zeer) Onbewust Weet niet Gehandicaptenzorg (N=68) 76% 16% 4% 3% Geestelijke gezondheidszorg (N=68) 84% 7% 6% 3% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=25) 52% 40% 8% 0% Verpleging en Verzorging (N=318) 72% 16% 9% 3% Thuiszorg (N=254) 67% 18% 12% 3% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=132) 79% 12% 8% 2% Jeugdzorg (N=43) 81% 10% 5% 5% Kinderopvang (N=335) 67% 18% 14% 2% 70% 17% 11% 2% Totaal Bron: Panteia, 2014 Het overgrote deel van de ondervraagde concerns in de zorg en WJK geeft aan dat het personeel zich bewust is van de beleidsmaatregelen en mogelijke consequenties. In de branches GGZ, Jeugdzorg en WMD liggen de percentages hoger, in de Ziekenhuizen, de Thuiszorg en de Kinderopvang lager. 3.2 Invloed op personeel Het totale pakket aan beleidsmaatregelen van het kabinet kan leiden tot inkrimping maar ook tot uitbreiding van het personeelsbestand voor de sectoren zorg en WJK. Concerns is daarom gevraagd wat ze voor het komende jaar op dit gebied verwachten te doen. I nk r i mp i ng p e rs on ee l sbe s ta n d In tabel 3.3 is te zien voor welk type functie concerns in 2014 krimp verwachten. 15 Tabel 3.3 Verwachte aanpassingen aan personeelsbestand per functie: inkrimping Ghz (N=82) GGZ (N=77) Zkh (N=33) VV (N=366) Tz (N=290) WMD (N=139) Jz (N=54) Ko (N=306) Totaal Direct cliëntgebonden functies 50% 49% 33% 39% 30% 35% 74% 29% 33% Niet direct cliëntgebonden functies 63% 68% 70% 62% 49% 46% 70% 20% 42% Functies op lager niveau 37% 30% 42% 57% 44% 19% 40% 5% 25% MBO functies niveau 1 en 2 40% 25% 33% 49% 36% 13% 36% 8% 21% MBO functies niveau 3 en 4 39% 42% 42% 17% 12% 16% 60% 24% 22% HBO functies 32% 53% 39% 14% 11% 26% 60% 11% 21% WO functies 17% 26% 24% 7% 4% 7% 51% 2% 8% Personeel in loondienst 66% 65% 67% 57% 44% 48% 83% 39% 47% Personeel niet in loondienst 33% 39% 45% 39% 32% 22% 36% 33% 25% Bron: Panteia 2014 Voor alle branches, op de Kinderopvang na, zal inkrimping bij meer concerns in de niet direct cliëntgebonden functies gaan plaatsvinden dan in de direct cliëntgebonden functies. Wanneer er wordt gekeken naar inkrimping per functieniveau is er een divers beeld zichtbaar. In de Jeugdzorg verwachten veel concerns krimp van het WO personeel, maar ook van HBO en MBO niveau 3 en 4 personeel. Bij de Ziekenhuizen, de Gehandicaptenzorg en de WMD wordt de krimp vaak voor medewerkers met verschillende opleidingsniveaus verwacht. In de GGZ ligt de nadruk meer op HBO-ers en MBO niveau 3 en 4. De Verpleging & Verzorging en de Thuiszorg zien de krimp vooral bij de functies voor lager opgeleiden. Wanneer er wordt gekeken naar de verdeling “personeel in loondienst” versus “personeel niet in loondienst” verwacht men in alle branches meer krimp van het personeel in loondienst dan personeel niet in loondienst. Aan concerns die aangeven dat het personeelsbestand zal inkrimpen is gevraagd via welke maatregelen men inkrimpt of zal gaan inkrimpen. Net zoals bij de tabellen aan het begin van dit hoofdstuk is opnieuw a an de betreffende respondenten een aantal maatregelen voorgelegd en is per maatregel is gevraagd of: men deze maatregel al uitvoert, daar concrete plannen voor heeft, de intentie heeft om deze maatregel toe te gaan passen, of dat, deze maatregel nu nog niet aan de orde is. Wanneer de respondent aangeeft deze maatregel uit te voeren, is deze respondent niet meer gevraagd of hij of zij voor de betreffende maatregel concre te plannen tot invoering heeft. Tabel 3.4 geeft de resultaten weer. 16 Tabel 3.4 Mogelijkheden voor inkrimping van het personeelsbestand Ghz GGZ Zkh VV Tz WMD Jz Ko (N=66) (N=65) (N=29) (N=310) (N=212) (N=90) (N=48) (N=143) Ja, gebeurt al 77% 72% 97% 69% 62% 62% 81% 66% 67% Natuurlijk Ja, concrete plannen tot 11% 8% 3% 10% 12% 6% 9% 6% 8% verloop Ja, intentie tot 8% 11% 0% 11% 10% 6% 6% 9% 9% Nee, nog niet aan de orde 5% 9% 0% 10% 17% 26% 4% 18% 16% 11% 8% 21% 12% 12% 22% 21% 32% 18% 2% 11% 10% 11% 8% 6% 15% 8% 8% Ja, intentie tot 32% 23% 3% 11% 9% 11% 28% 7% 11% Nee, nog niet aan de orde 55% 58% 66% 64% 69% 61% 36% 50% 61% Via outplace- Ja, gebeurt al 33% 35% 48% 25% 20% 22% 43% 10% 22% ment e/o Ja, concrete plannen tot 9% 15% 10% 17% 12% 12% 23% 2% 10% Van Werk Ja, intentie tot 20% 11% 10% 19% 14% 16% 15% 6% 13% Nee, nog niet aan de orde 36% 37% 31% 38% 52% 49% 19% 80% 54% Ja, gebeurt al 62% 72% 79% 56% 51% 48% 62% 60% 57% 8% 5% 3% 4% 3% 6% 4% 1% 3% Ja, gebeurt al Via gedwongen ontslag Naar Werk beleid Ja, concrete plannen tot Via een Ja, concrete plannen tot vacaturestop Ja, intentie tot Totaal 5% 5% 3% 6% 6% 1% 6% 2% 4% Nee, nog niet aan de orde 24% 18% 14% 32% 39% 45% 28% 34% 34% Niet Ja, gebeurt al 80% 78% 79% 76% 69% 73% 87% 71% 72% verlengen Ja, concrete plannen tot 8% 11% 10% 8% 8% 5% 4% 5% 7% van tijdelijke Ja, intentie tot 3% 6% 3% 6% 7% 4% 6% 5% 5% contracten Nee, nog niet aan de orde Ja, gebeurt al 9% 5% 7% 9% 14% 19% 2% 17% 15% 55% 52% 48% 46% 34% 25% 53% 44% 38% Overplaatsing Ja, concrete plannen tot 8% 9% 0% 7% 5% 2% 13% 1% 4% van personeel Ja, intentie tot 3% 6% 7% 8% 8% 7% 2% 4% 6% Nee, nog niet aan de orde 35% 32% 41% 38% 53% 66% 32% 49% 51% Verkorten Ja, gebeurt al 32% 32% 21% 22% 22% 27% 36% 38% 28% van de Ja, concrete plannen tot 2% 2% 7% 4% 4% 4% 2% 5% 4% contractuele Ja, intentie tot 8% 11% 10% 9% 7% 9% 11% 10% 9% dienstomvang Nee, nog niet aan de orde 59% 55% 59% 65% 67% 60% 51% 45% 59% Minder Ja, gebeurt al 47% 42% 52% 51% 46% 26% 30% 55% 44% medewerkers Ja, concrete plannen tot 14% 6% 10% 11% 8% 1% 0% 1% 6% met 0-uren Ja, intentie tot 9% 14% 3% 12% 10% 5% 9% 8% 8% 29% 37% 34% 25% 34% 68% 60% 34% 42% contract oproepen Nee, nog niet aan de orde Bron: Panteia 2014 Er zijn twee maatregelen die er duidelijk uitspringen als maatregel die concerns momenteel vaak inzetten wanneer er noodzaak is tot inkrimping van het personeelsbestand . Dat zijn het niet verlengen van tijdelijke contracten en het natuurlijk verloop. Vooral Ziekenhuizen zetten in op natuurlijk verloop. Als derde mogelijkheid tot inkrimp ing van het personeelsbestand hanteren concerns vaak de vacaturestop. Maatregelen die in de meeste concerns nog niet aan de orde zijn, zijn de ‘hardere maatregelen’ als gedwongen ontslag, het verkorten van de contractuele dienstomvang of het inkrimpen via outplacement en/of Van Werk Naar Werk beleid. Overigens is het wel zo, dat in 17 de meeste gevallen al rond een derde van de concerns dit soort maatregelen al neemt of er concrete plannen toe heeft. Buiten de eerder genoemde mogelijkheden tot krimp is aan de concerns gevraagd welke andere mogelijkheden tot afname van het personeelsbestand zij nog zien. Hieronder volgt een opsomming van genoemde mogelijkheden: “Bij verlenging van contract een lagere omvang dienstverband afspreken” “Door collegiale in- en uitleen” “Medewerkers konden eerst wel werken na AOW leeftijd, dat kan nu niet meer” “Slimmer werken” “Door substitutie met vrijwilligers” “Anders inroosteren van vakantie en vrije dagen” “Door zoveel mogelijk personeel de gaten zelf te laten opvullen. Meer taken door/met hetzelfde personeel” A f na m e a a nta l a r be i ds pl a a t s en i n 2 0 13 e n 2 0 14 Aan concerns die aan hebben gegeven dat er de komende tijd inkrimping van het personeelsbestand zal gaan plaats vinden is gevraagd om aan te geven om hoeveel arbeidsplaatsen het zal gaan in 2013 en 2014. In tabel 3.5 is de totale afname van het aantal arbeidsplaatsen opgehoogd naar totalen voor de betreffende branche. Omdat het hier om absolute aantallen gaat, zijn de aantallen voor de concerns alleen tot die branche gerekend, waar het betreffende concern de meeste werknemers werkzaam heeft. Tabel 3.5 Verwachte afname personeelsbestand binnen de voor deze enquête gesproken concerns in 2013 en 2014 2013 2014 Gehandicaptenzorg (N=54) 1.957 Gehandicaptenzorg (N=53) 6.276 Geestelijke gezondheidszorg (N=47) 2.288 Geestelijke gezondheidszorg (N=49) 3.432 Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=24) 2.747 Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=23) Verpleging en Verzorging (N=114) 5.156 Verpleging en Verzorging (N=103) Thuiszorg (N=72) 2.368 Thuiszorg (N=67) 4.395 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=65) 1.941 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=58) 2.812 Jeugdzorg (N=32) 3.214 Kinderopvang (N=111) 5.414 Jeugdzorg (N=32) Kinderopvang (N=123) 857 3.042 Bron: Panteia, 2014 Voor 2013 zullen er volgens deze informatie binnen de totale zorg en WJK in totaal circa 20.400 banen zijn verdwenen. Voor 2014 loopt de totale afname van het personeelsbestand op tot op tot ruim 45.000. De meeste banen zullen verloren gaan in de Verpleging en Verzorging. Van belang is te weten dat de budgetten pas in 2015 het laagst zullen zijn. G e dw on ge n ont s la g en Hoewel concerns gedwongen ontslag als maatregel tot inkrimping van het personeelsbestand niet prefereren, wordt er in sommige gevallen alsnog voor gekozen. Wanneer concerns aan hebben gegeven dat er in 2013 en/of in 2014 inkrimping van het personeelsbestand gaa t plaatsvinden, is gevraagd hoeveel gedwongen ontslagen het betreft. In tabel 3.6 is het totaal (gewogen) aantal gedwongen ontslagen voor de verschillende branches terug te lezen. Het betreft hier dus het totaal aantal gedwongen ontslagen binnen de betreffende branche. Omdat het hier om absolute aantallen gaat, zijn de aantallen voor de concerns steeds weer alleen tot die branche gerekend, waar het betreffende concern de meeste werknemers werkzaam heeft. 18 8.912 10.551 In 2013 ging het om bijna 2.970 gedwongen ontslagen in de zorg en WJK. Over 2014 verwachten de concerns een grote toename van het aantal gedwongen ontslagen: het loopt op tot 15.140. Vooral de Kinderopvang en de Verpleging en verzorging geven aan veel gedwongen ontslagen te verwachten. Tabel 3.6 Aantal gedwongen ontslagen binnen de voor deze enquête gesproken concerns 2013 2014 Gehandicaptenzorg 28 1.043 Geestelijke gezondheidszorg 77 916 Ziekenhuizen (incl. UMC) 183 1.863 Verpleging en Verzorging 264 3.314 Thuiszorg 499 1.001 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening 273 556 159 1.597 1.491 4.850 Jeugdzorg Kinderopvang Bron: Panteia, 2014 G e dw on ge n in te rn e ba a n w is se l in g en Wanneer er op bepaalde onderdelen of vestigingen van het concern een overschot aan personeel of een bepaald type personeel is en op andere onderdelen of vestigingen van het concern juist een tekort aan personeel of een bepaald type personeel kan (gedwongen) interne baanwisseling een oplossing zijn. Zo draagt men zorg voor een passend personeelsbestand. Aan concerns is gevraagd of men veel, beperkt of niet te maken heeft met gedwongen interne baanwisselingen. In tabel 3.7 zijn de antwoorden van de concerns te zien; de percentages zijn ongewogen en de antwoorden zijn meegenomen voor elke branche waarin de organisatie actief is. Tabel 3.7 Gedwongen interne baanwisselingen Gehandicaptenzorg (N=84) Geestelijke gezondheidszorg (N=79) Ja, veel Ja, maar beperkt Niet 6% 43% 51% 10% 37% 53% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=34) 3% 47% 50% Verpleging en Verzorging (N=372) 5% 31% 64% Thuiszorg (N=297) 4% 21% 75% 3% 23% 75% Jeugdzorg (N=55) 6% 46% 48% Kinderopvang (N=335) 3% 15% 81% Totaal 4% 23% 73% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=149) Bron: Panteia, 2014 Over het algemeen vinden er, zoals te zien is in tabel 3.7, niet erg veel gedwongen interne baanwisselingen plaats. Met 10% is de Geestelijke Gezondheidszorg een uitschieter naar boven. Tussen de zorg en de WJK lopen de percentages niet erg uit elkaar. Wanneer het gaat om een beperkt aantal interne baanwisselingen, geven wel meer concerns in de zorg dan in de WJK aan dat deze plaatsvinden. Vooral de Gehandicaptenzorg 19 en de Ziekenhuizen scoren hoog. In de WJK melden vooral concerns in de Jeugdzorg dat er in beperkte mate gedwongen interne baanwisselingen plaatsvinden. U i tb r e id i ng p e rs on ee l sbe s ta n d Tabel 3.8 geeft weer welk deel van deze concerns op het moment van enquêtering (eind 2013) aangeeft in 2014 beleid te gaan voeren tot uitbreiding van het personeelsbestand. Tabel 3.8 Verwachte aanpassingen aan personeelsbestand per categorie functie: uitbreiding Ghz (N=82) GGZ (N=77) Zkh (N=33) VV (N=366) Tz (N=290) WMD (N=139) Jz (N=54) Ko (N=306) Totaal 13% 6% 3% 16% 25% 16% 8% 12% 16% Niet direct cliëntgebonden functies 2% 1% 6% 2% 6% 5% 4% 3% 4% Functies op lager niveau 7% 4% 6% 5% 7% 4% 2% 3% 4% MBO functies niveau 1 en 2 7% 3% 6% 6% 11% 7% 0% 2% 6% MBO functies niveau 3 en 4 10% 9% 9% 35% 38% 13% 2% 11% 18% HBO functies 16% 10% 30% 28% 27% 13% 9% 9% 15% 6% 19% 12% 8% 7% 4% 0% 1% 4% Personeel in loondienst 10% 5% 3% 10% 22% 13% 2% 15% 15% Personeel niet in loondienst 11% 4% 15% 10% 15% 13% 8% 8% 11% Direct cliëntgebonden functies WO functies Bron: Panteia 2014 Wanneer concerns aangeven in 2014 beleid tot uitbreiding van het personeelsbestand te gaan voeren, zal dit vooral voor de direct cliëntgebonden functies gelden. Het aandeel concerns dat aangeeft in 2014 uit te willen breiden met cliëntgebonden functies ligt relatief hoog binnen de Thuiszorg. Op functieniveau verwachten vooral concerns binnen de GGZ en de Ziekenhuizen uitbreiding van de HBO functies en WO functies. In de andere branches zijn er relatief meer concerns die uitbreiding verwachten bij de MBO functies op niveau 3 en 4 en de HBO functies. T oe na m e a a nta l a r b e id sp l a a ts e n in 2 01 3 en 2 01 4 Aan concerns die aan hebben gegeven dat er de komende tijd uitbreiding van het personeelsbestand zal gaan plaats vinden is gevraagd om aan te geven om hoeveel arbeidsplaatsen het precies zal gaan in 2013 en 2014. In tabel 3.9 is de totale toename van het aantal arbeidsplaatsen opgehoogd naar branche totalen. Omdat het hier om absolute aantallen gaat is elk genoemd aantal alleen in de branche geplaatst waar het betreffende concern de meeste werknemers werkzaam heeft. Tabel 3.9 Verwachte toename personeelsbestand binnen de concerns in 2013 en 2014. 2013 2014 Gehandicaptenzorg (N=23) 391 Gehandicaptenzorg (N=19) 763 Geestelijke gezondheidszorg (N=18) 209 Geestelijke gezondheidszorg (N=20) 449 Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=15) 136 Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=15) 487 Verpleging en Verzorging (N=80) 1.150 Verpleging en Verzorging (N=81) 2.247 Thuiszorg (N=69) 1.479 Thuiszorg (N=68) 2.149 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=39) Jeugdzorg (N=10) Kinderopvang (N=71) Totaal Bron: Panteia, 2014 20 338 42 396 4.141 Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=34) Jeugdzorg (N=10) 474 79 Kinderopvang (N=67) 1.862 Totaal 8.510 Over 2013 zullen er binnen de zorg en WJK branches 4.140 banen bijkomen. Voor 2014 geven de werkgevers aan dat het om een toename van 8.510 banen zal gaan. De meeste banen zullen er bij komen in de Verpleging en verzorging, Kinderopvang en de Thuiszorg. Dit zijn, zoals te lezen in tabel 3.9, ook de branches zijn waar men de meeste banen denkt kwijt te raken. Krimp en uitbreiding kunnen naast elkaar voorkomen (bijvoorbeeld het afstoten van lagere functies, maar uitbreiden met hogere functies). I nv lo e d va n b e le i ds ma a t r eg e l en o p h et p e rs one e l sb es ta n d Eerder is duidelijk geworden dat veel concerns al bezig zijn o f concrete plannen hebben om maatregelen te treffen om in te spelen op de door het kabinet aangekondigde hervormingen en bezuinigingen. In dit deel geven we inzicht in de mogelijke gevolgen van de beleidsveranderingen voor de concerns in de zorg en WJK. Voor tabel 3.10 is gevraagd of de veranderingen die concerns verwachten in het personeelsbestand het gevolg zijn van voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet. Hierbij kan het overigens zowel om inkrimping als uitbreiding gaan of om beide tegelijk, op verschillende plaatsen in de organisatie. Tabel 3.10 Veranderingen in personeelsbestand gevolg van de voorgenomen beleidsmaatregelen Ja, uitsluitend Ja, onder andere Nee Weet niet Gehandicaptenzorg (N=74) 59% 34% 7% 0% Geestelijke gezondheidszorg (N=68) 65% 34% 1% 0% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=31) 19% 71% 10% 0% Verpleging en Verzorging (N=344) 44% 47% 9% 0% Thuiszorg (N=265) 34% 43% 22% 0% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=107) 42% 37% 20% 1% Jeugdzorg (N=51) 58% 34% 8% 0% Kinderopvang (N=201) 29% 44% 26% 0% 38% 42% 20% 0% Totaal Bron: Panteia, 2014 Vooral in de Gehandicaptenzorg en de Geestelijke gezondheidszorg zien concerns de voorgenomen beleidsmaatregelen als oorzaak voor veranderingen in het personeelsbestand. In de zorg vertoont de Thuiszorg een iets afwijkend beeld want daar geeft 22% aan de voorgenomen beleidsmaatregelen niet als oorzaak voor veranderingen in het personeelsbestand te zien. In de WJK zijn de Kinderopvang en WMD afwijkend, wellicht omdat daar de veranderingen in het personeelsbestand al eerder zijn ingezet. 3.3 Invloed op opleiding en bijscholing In dit gedeelte belichten we enkele aspecten van het door con cerns gevoerde beleid omtrent opleiding, bijscholing en ontwikkeling. B B L en dua l e o p l e id i nge n In tabel 3.11 is de procentuele verandering in aantal werknemers in een BBL- of duale opleiding te zien die werkgevers voor 2014 verwachten. In de zorg verwachten vooral de Ziekenhuizen en de Verpleging en verzorging dat het aantal werknemers in opleiding BBL of duaal gelijk zal blijven. In de Thuiszorg verwacht een vijfde van de concerns dat het aantal werknemers in opleiding BBL of duaal zal toenemen. In de Gehandicaptenzorg verwacht men daarentegen de grootste afname van het aantal werknemers in opleiding BBL of duaal. 21 Tabel 3.11 Verwachte verandering in aantal werknemers in opleiding (BBL of duaal) ten opzichte van voorgaande jaren (Veel) meer (Ongeveer) evenveel (Veel) minder N.v.t Weet niet 11% 43% 36% 8% 2% Geestelijke gezondheidszorg (N=79) 3% 37% 29% 30% 1% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=34) 3% 56% 29% 9% 3% Verpleging en Verzorging (N=372) 14% 49% 32% 4% 0% Thuiszorg (N=297) 20% 43% 29% 7% 1% WMD (N=149) 5% 36% 10% 48% 1% Jeugdzorg (N=55) 2% 37% 22% 37% 2% Kinderopvang (N=335) 4% 30% 30% 34% 2% Totaal 9% 37% 26% 26% 2% Gehandicaptenzorg (N=84) Bron: Panteia, 2014 In de WJK zijn de verschillen tussen de branches die een gelijkblijvend aantal of een toename van het aantal werknemers in opleiding BBL of duaal verwachten niet zo groot. In de WMD verwacht men een afname van het aantal werknemers in opleiding BBL of duaal. Aan concerns is gevraagd of de verandering van aandacht voor opleidingen het gevolg is van voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet. Tabel 3.12 Meer aandacht voor opleidingen als gevolg van de voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet Ja, uitsluitend Ja, onder andere Nee Weet niet Gehandicaptenzorg (N=60) 23% 47% 30% 0% Geestelijke gezondheidszorg (N=49) 22% 59% 16% 2% 4% 39% 57% 0% Verpleging en Verzorging (N=252) 20% 36% 42% 2% Thuiszorg (N=210) 17% 33% 48% 2% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=81) 18% 51% 30% 1% Jeugdzorg (N=41) 20% 53% 28% 0% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=23) Kinderopvang (N=194) Totaal 18% 37% 44% 2% 17% 40% 42% 1% Bron: Panteia, 2014 In tabel 3.12 is te lezen dat binnen de Thuiszorg een groot deel van de concerns meldt dat de toegenomen aandacht voor opleidingen niet het gevolg is van voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet. Dit is ook het geval in de branches Ziekenhuizen (57%) en Kinderopvang (44%), hoewel ook daar aandacht voor opleidingen voor een deel van de concerns juist wel verbonden is met regeringsbeleid. In de Geestelijke Gezondheidszorg, de Jeugdzorg, de WMD en de Gehandicaptenzorg ziet men juist wel de voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet als (mede)reden voor de (gewijzigde) aandacht voor opleidingen. 22 Tabel 3.13 Voorgenomen beleidsmaatregelen van invloed op de aandacht voor opleidingen binnen de organisatie (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=42) GGZ (N=40) Zkh (N=10) VV (N=141) Tz (N=107) WMD (N=56) Jz (N=30) Ko (N=105) Totaal 2% 8% 10% 4% 2% 2% 0% 1% 2% 55% 28% 20% 43% 47% 36% 17% 3% 28% Nieuwe Jeugdwet 2% 3% 0% 0% 1% 6% 34% 3% 3% Maatregelen in de kinderopvang 0% 0% 0% 0% 0% 2% 3% 50% 14% 0% 0% 10% 5% 4% 9% 0% 2% 4% Sociaal Akkoord/Wet Werk en Zekerheid 5% 3% 0% 3% 3% 6% 0% 0% 3% Participatiewet 0% 3% 0% 5% 2% 13% 0% 0% 4% Maatregelen oudere werknemers 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 60% 62% 100% 54% 49% 42% 59% 44% 52% 5% 12% 0% 10% 12% 9% 7% 13% 11% Onderhandelaarsakkoorden curatieve zorg Hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning Bezuinigingen op algemene uitkering gemeentefonds Overige maatregelen Weet niet Bron: Panteia, 2014 Aan concerns die hebben aangegeven dat de (gewijzigde) aandacht voor opleidingen binnen de organisatie het gevolg is van onder andere tot uitsluitend de voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet, is gevraagd welke beleidsmaatregelen van het kabinet zij precies zien als reden voor (gewijzigde) aandacht voor opleiding. De antwoorden van deze concerns staan in tabel 3.13. Voor de zorg en de WMD zijn dat de hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning. In de Kinderopvang verwacht men de meeste invloed van de maatregelen in de kinderopvang en concerns in de Jeugdzorg verwachten dat de nieuwe Jeugdwet gaat zorgen voor (gewijzigde) aandacht voor opleidingen. Het gaat hier om antwoordpatronen die van tevoren te verwachten waren. Naast de hierboven genoemde beleidsmaatregelen noemt men ook de professionalisering van de branche, een aanscherping van de kwaliteitseisen en de verplichte beroepsregistratie als reden voor toegenomen aandacht voor scholing. In de Kinderopvang wordt het wegvallen van subsidie voor scholing gezien als oorzaak van juist minder aandacht voor scholing. B i js ch ol i ng In tabel 3.14 is de procentuele verandering in de mate van bijscholing van werknemers in cliëntgebonden functies te zien die werkgevers voor 2014 verwachten. Tabel 3.14 Verwachte verandering in mate van bijscholing van medewerkers ten opzichte van voorgaande jaren (Veel) meer (Ongeveer) evenveel (Veel) minder Weet niet Gehandicaptenzorg (N=84) 33% 51% 14% 1% Geestelijke gezondheidszorg (N=79) 32% 49% 16% 3% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=34) 41% 50% 9% 0% Verpleging en Verzorging (N=372) 41% 45% 14% 0% Thuiszorg (N=287) 41% 46% 12% 0% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N-149) 39% 48% 11% 2% Jeugdzorg (N=55) 54% 37% 9% 0% Kinderopvang (N=355) 20% 56% 22% 2% 33% 51% 14% 1% Totaal Bron: Panteia, 2014 23 In de Jeugdzorg verwacht het hoogste percentage concerns een toename van de mate van bijscholing van werknemers in cliëntgebonden functies; namelijk 54%. Het percentage concerns dat verwacht dat de bijscholing van werknemers in cliëntgebonden functies in 2014 zal afnemen is in de Kinderopvang met 22% het hoogst. Tabel 3.15 geeft de belangrijkste (nieuwe) onderwerpen voor bijscholing van medewerkers weer die werkgevers de komende tijd verwachten. Tabel 3.15 Belangrijkste (nieuwe) onderwerpen die in de bijscholing van werknemers centraal staan (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal 19% 15% 0% 19% 15% 13% 17% 3% 10% Technologische vaardigheden 8% 15% 12% 13% 11% 10% 6% 7% 9% Begeleiding mantelzorgers 5% 4% 0% 5% 3% 5% 2% 0% 2% Preventie 10% 9% 3% 4% 7% 6% 11% 7% 7% Signalering/indicering 11% 9% 3% 9% 15% 11% 15% 12% 11% Werken met zwaardere cliëntgroepen Commerciële vaardigheden 6% 4% 0% 4% 3% 7% 4% 7% 5% Zelfsturende teams 10% 4% 0% 8% 8% 5% 6% 2% 5% Veiligheid (incl. EHBO/BHV) 17% 14% 6% 16% 22% 13% 22% 34% 23% (Nog) anders 79% 67% 82% 80% 79% 73% 80% 74% 75% 6% 11% 12% 4% 5% 7% 4% 5% 6% Weet niet Bron: Panteia, 2014 Vooral in de WJK maar ook in de zorg, zal veiligheid een belangrijk nieuw onderwerp voor bijscholing worden. In de zorgsectoren zal ook extra aandacht komen voor bijscholing op het gebied van werken met zwaardere cliëntgroepen en voor technologische vaardigheden. In de WJK voorziet men ook een stijging van bijscholing gericht op signalering en indicering. Concerns is gevraagd of men naast de in tabel 3.15 genoemde onderwerpen nog andere onderwerpen wist die de komende tijd een belangrijke rol in de bijscholing zullen gaan spelen. Binnen alle branches wordt vakinhoudelijke bijscholing veel genoemd en in de Kinderopvang is communicatie en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) een belangrijk (nieuw) onderwerp voor bijscholing. 3.4 Kosten beperken Door de economische crisis en de kabinetsplannen zijn veel concerns momenteel bezig met kostenbesparing. Aan de respondenten is gevraagd op welke wijze zij kostenbesparing realiseren. 24 Tabel 3.16 Kostenbesparing door middel van: (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal 33% 28% 12% 29% 33% 27% 30% 15% 24% Beperken van secundaire arbeidsvoorwaarden 2% 5% 3% 2% 5% 4% 4% 2% 3% Beperken van tertiaire arbeidsvoorwaarden 4% 6% 0% 3% 4% 4% 2% 2% 3% Beperken van overhead Functiedifferentiatie Beperken van inzet personeel in primair proces 5% 5% 3% 3% 2% 1% 4% 1% 1% 20% 19% 32% 18% 13% 15% 28% 21% 18% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 10% 9% 21% 11% 6% 4% 11% 2% 6% Vergroten van inzet van ZZP’ers Beperken van inzet van staf en ondersteuning Afscheid nemen van personeel 8% 8% 6% 7% 5% 6% 6% 5% 6% Beperken huisvestingskosten 17% 32% 12% 13% 13% 36% 44% 23% 23% Beperken inkoopkosten 20% 30% 47% 28% 23% 34% 24% 44% 32% Niet/n.v.t. (Nog) anders 5% 11% 0% 9% 12% 8% 7% 13% 10% 62% 48% 71% 53% 50% 51% 54% 42% 49% 2% 4% 0% 2% 2% 1% 4% 1% 1% Weet niet Bron: Panteia, 2014 Binnen de zorg geeft van de Ziekenhuizen een relatief laag percentage aan in te zetten op beperking van de overhead maar is er juist sprake van meer concerns die inzetten op beperken van de inzet van personeel in het primair proces. In de andere zorgbranches is het juist andersom. In de WJK zien we dat in de Kinderopvang relatief meer concerns kosten willen besparen via beperken van inzet personeel in het primair proces dan via beperking van de overhead. Daarnaast ziet men in vrijwel alle branches de mogelijkheid om via het beperken van de huisvestingskosten en het beperken van de inkoopkosten aan kostenbesparing te werken. Concerns konden ook zelf andere mogelijkheden aan geven waar zij kostenbesparing zien. In alle branches wordt als belangrijkste mogelijkheid om kosten te besparen het efficiënter inzetten van personeel genoemd. 3.5 Overall oordeel over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen In het voorgaande is ingegaan op de effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen voor de sector zorg en WJK en de maatregelen die de branches gaan nemen om in te spelen op de maatregelen. Aan de werkgevers is afsluitend gevraagd een totaaloordeel te geven over de verwachte effecten van de beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK; staat men positief of negatief over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het gebied van arbeidsmarkt/personeelsvoorziening, bedrijfsvoering en kwaliteit van zorg. Zowel in de zorg als in de WJK geeft ongeveer de helft van de concerns aan een negatief effect te verwachten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het gebied van arbeidsmarkt en personeelsvoorziening. Vooral de GGZ is met 71% negatief over de gevolgen voor de arbeidsmarkt en personeelsvoorziening. De Ziekenhuizen zijn met 24% van de concerns die aangeeft positieve effecten te verwachten een stuk optimistischer. 25 Tabel 3.17 Positief of negatief over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK voor de organisatie op het gebied van arbeidsmarkt en personeelsvoorziening Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal (zeer) negatief 56% 71% 38% 55% 53% 51% 74% 46% 50% Neutraal 26% 16% 38% 25% 27% 37% 11% 33% 30% (zeer) positief 15% 10% 24% 19% 17% 11% 11% 18% 17% Bron: Panteia, 2014 Over de gevolgen van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK voor de organisatie op het gebied van bedrijfsvoering lopen de oordelen van de concerns niet veel uiteen. Binnen de meeste branches is ongeveer een kwart van de concerns positief. Ook op deze stelling antwoorden de GGZ concerns het meest negatief. Tabel 3.18 Positief of negatief over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK voor de organisatie op het gebied van bedrijfsvoering Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal (zeer) negatief 43% 53% 50% 45% 43% 41% 52% 40% 42% Neutraal 24% 20% 21% 30% 29% 32% 24% 33% 30% (zeer) positief 26% 24% 29% 22% 24% 25% 20% 24% 25% Bron: Panteia, 2014 Als laatste is het totaal oordeel gevraagd over de effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK voor de organisatie op het gebied van kwaliteit van de zorg. Binnen de branches Ziekenhuizen en Kinderopvang zijn meer concerns (zeer) positief zijn dan (zeer) negatief. In de rest van de branch es is de meerderheid van de concerns meer negatief dan positief over de effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het gebied van kwaliteit van de zorg. Tabel 3.19 Positief of negatief over de verwachte effecten van de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van zorg en WJK voor de organisatie op het gebied van kwaliteit van de zorg Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal (zeer) negatief 48% 46% 29% 44% 42% 38% 43% 27% 37% Neutraal 26% 29% 29% 24% 26% 27% 26% 32% 28% (zeer) positief 23% 22% 35% 30% 30% 28% 28% 39% 32% Bron: Panteia, 2014 26 4 Reacties op specifieke beleidsmaatregelen Binnen het totale pakket aan beleidsmaatregelen dat het kabinet heeft neergelegd zijn er een aantal maatregelen te onderscheiden. Daaronder vallen maatregelen die alleen van invloed zijn op bepaalde branches binnen de zorg en WJK. In dit hoofdstuk komen die specifieke maatregelen aan de orde. Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt hebben de nodige concerns regelmatig werknemers in meer branches. Voor de meeste tabellen in dit hoofdstuk zijn de antwoorden van deze concerns meegenomen voor alle branches waarin deze concerns actief zijn. Er heeft vervolgens geen weging plaatsgevonden. Percentages representeren hiermee het aandeel van alle concerns die in de betreffende branche actief zijn, ongeacht of het om grote of kleine concerns gaat. 4 Voor het totaal zorg en WJK wordt wel steeds een gewogen cijfer of percentage gepresenteerd. 4.1 Invloed van de verschillende beleidsmaatregelen Interessant is het om inzicht te krijgen in welke beleidsmaatregelen van de regering de concerns nu precies van invloed achten op het personeelsbestand. Deze vraag is aan alle concerns (open) gesteld. De percentages voor alle concerns staan in tabel 4.1. Tabel 4.1 Beleidsmaatregelen van het kabinet die van invloed zullen zijn op het personeelsbestand (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=84) GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=335) Totaal 1% 8% 9% 2% 1% 0% 2% 0% 1% Hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning 55% 41% 18% 53% 43% 26% 20% 1% 24% Nieuwe Jeugdwet 10% 9% 0% 1% 0% 8% 46% 1% 3% Maatregelen in de kinderopvang 0% 0% 0% 0% 0% 4% 2% 35% 12% Bezuinigingen op algemene uitkering Gemeentefonds 7% 9% 3% 5% 4% 8% 13% 2% 5% Sociaal Akkoord/Wet Werk en Zekerheid 5% 6% 6% 5% 5% 2% 4% 0% 3% Participatiewet 5% 3% 0% 2% 2% 6% 6% 0% 2% Onderhandelaarsakkoorden curatieve zorg Maatregelen oudere werknemers Overige maatregelen Weet niet 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 52% 53% 53% 54% 42% 31% 52% 18% 34% 4% 1% 6% 2% 3% 0% 2% 1% 1% Bron: Panteia 2014 Per branche zijn de te verwachten antwoordpatronen te zien. In de zorgbranches en de WMD verwacht men vooral dat de hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning van invloed zullen zijn op het werknemersbestand. In de Jeugdzorg verwacht men dat de nieuwe Jeugdwet de meeste impact zal hebben op het werknemersbestand. En voor de Kinderopvang zijn dat de maatregelen in de kinderopvang. Er zijn ook de nodige instellingen die effecten verwachten van de bezuinigingen op de algemene uitkering op het Gemeentefonds. In tabel 4.2 is net als in de voorgaande tabel te zien welke beleidsmaatregelen van de regering de concerns nu precies van invloed achten op het personeelsbestand, maar nu is 4 Ook in dit geval kunnen hierdoor scores weer afwijken van andere rapporten waarin rekening is gehouden met het relatieve aandeel waarin concerns in bepaalde branches actief zijn. 27 dat weergegeven voor een selectie van de concerns, namelijk: de concerns die aan hebben gegeven dat er veranderingen binnen hun werknemersbestand zullen gaan optreden . Tabel 4.2 Voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet die van invloed zullen zijn op het personeelsbestand (meer antwoorden mogelijk) Ghz (N=69) Onderhandelaarsakkoorden curatieve zorg GGZ (N=67) Zkh (N=28) VV (N=173) Tz (N=176) WMD (N=81) Jz (N=46) Ko (N=147) Totaal 1% 9% 11% 3% 1% 0% 2% 0% 2% Hervormingsplannen langdurige zorg en ondersteuning 67% 48% 21% 62% 63% 46% 24% 3% 40% Nieuwe Jeugdwet 12% 10% 0% 1% 1% 15% 54% 2% 6% Maatregelen in de kinderopvang 0% 0% 0% 0% 1% 7% 2% 80% 19% Bezuinigingen op algemene uitkering gemeentefonds 9% 10% 4% 6% 6% 14% 15% 5% 8% Sociaal Akkoord/Wet Werk en Zekerheid 6% 7% 7% 6% 7% 4% 4% 0% 4% Participatiewet 6% 3% 0% 2% 2% 10% 7% 1% 3% Maatregelen oudere werknemers Overige maatregelen Weet niet 0% 0% 0% 1% 1% 0% 0% 0% 0% 64% 63% 64% 64% 61% 54% 61% 41% 56% 4% 1% 7% 2% 4% 0% 2% 1% 2% Bron: Panteia 2014 Wat al duidelijk was in tabel 4.1 wordt hier nog duidelijker weergegeven. Van de concerns in de Kinderopvang, die denken dat er veranderingen zijn in het personeelsbestand legt 80% een relatie met de maatregelen in de Kinderopvang. O ve r i ge za k en di e va n in v lo ed z ij n op h et p e rso n ee l sb es ta n d Wanneer concerns aangegeven hebben in tabel 4.1 dat de aanpassingen in het personeelsbestand geen gevolg zijn of alleen mede een gevolg zijn van voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet, is gevraagd wat dan wel, of daarnaast, achtergronden zijn van de aanpassing van het personeelsbestand. De antwoorden op deze vraag zijn heel divers. Zo wordt de crisis regelmatig genoemd als oorzaak van afname van personeel maar ook fusies, afname van subsidies, automatisering en krimp van de bevolking worden genoemd. Groei van de organisatie wordt als hoofdreden genoemd voor een toename van het personeelsbestand. Hiervoor wordt geen verdere uitleg gegeven. Mogelijk houdt dat ermee verband dat men denkt aanbestedingen te kunnen gaan winnen. 4.2 Curatieve zorg In de onderhandelaarsakkoorden in de curatieve zorg is verdere beperking van de uitgavengroei overeengekomen. Ook voorzien de akkoorden in verschuivingen binnen de curatieve zorg en richten zich op de verhoging van de kostenefficiëntie in de curatieve zorg. Deze maatregelen hebben gevolgen voor de werkgelegenheid binnen de branche maar ook voor het aan medewerkers gevraagde kwalificatieniveau. I nv lo e d va n ma a t r eg e l en o p he t pe r son e e ls be sta nd Aan concerns in de curatieve zorg is gevraagd wat de gevolgen van de verschuivingen in de curatieve zorg en de verhoging van de kostenefficiëntie in de curatieve zorg op het aantal banen zullen zijn. 28 Tabel 4.3 Effect van genoemde maatregelen op het aantal banen binnen concerns in 2013 en 2014 Effect op het aantal banen in 2013 Effect op het aantal banen in 2014 1% 1% Gelijk blijven 52% 31% Afname 35% 52% Weet niet 12% 16% 0% 0% Gelijk blijven 52% 19% Afname 45% 71% 3% 10% Geestelijke gezondheidszorg (N=77) Toename Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=31) Toename Weet niet In de branches Ziekenhuizen en GGZ zien concerns voor 2013 een gelijkblijvend of dalend aantal banen. Voor 2014 verwachten aanzienlijk meer concerns dat de specifieke maatregelen binnen de curatieve zorg voor een afname van het werknemersbestand gaan zorgen. Als werkgevers in tabel 4.3 aangeven dat het aantal banen onder invloed van de genoemde maatregelen zal dalen dan wel stijgen is aan deze werkgevers gevraagd met welk percentage het aantal banen zal dalen of stijgen. In de praktijk blijft het lastig om dit concreet te maken: weinig instellingen hebben de vraag beantwoord. Daarom zijn de antwoorden opdeze vraag hier niet weergegeven. I nv lo e d va n ma a t r eg e l en o p he t v a n me d ew e rk e r s ge v ra a g d e k w a l i f ica t i en i vea u Naast invloed op het aantal banen hebben de verschuivingen in de curatieve zorg en de verhoging van de kostenefficiëntie in de curatieve zorg, naar verwachting, ook gevolgen voor het aan medewerkers in de curatieve zorg gevraagde kwalificatieniveau. Tabel 4.4 Effect op het kwalificatieniveau van het personeel binnen concerns in 2013 en 2014 Kwalificatieniveau Kwalificatieniveau in 2013 zal: in 2014 zal: Geestelijke gezondheidszorg (N=72) (Veel) lager zijn Geestelijke gezondheidszorg (N=70) 8% (Veel) lager zijn 10% Gelijk blijven 61% Gelijk blijven 45% (Veel) hoger zijn 25% (Veel) hoger zijn 35% Weet niet 6% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=31) (Veel) lager zijn Weet niet 9% Ziekenhuizen (incl. UMC) (N=31) 3% (Veel) lager zijn 6% Gelijk blijven 77% Gelijk blijven 65% (Veel) hoger zijn 19% (Veel) hoger zijn 29% Weet niet 0% Weet niet 0% Bron: Panteia, 2014 Tabel 4.4 laat zien dat van de ziekenhuizen meer dan de helft verwacht dat het kwalificatieniveau van de medewerkers in 2013 en 2014 gelijk zal blijven. In de Geestelijke gezondheidszorg verwacht voor 2014 minder dan de helft van de concerns dat het kwalificatieniveau van de medewerkers gelijk zal blijven. 29 4.3 Kinderopvang De komende periode zal de Kinderopvang te maken krijgen met een groot aantal nieuwe beleidsmaatregelen die specifiek zijn voor de kinderopvang. Het gaat om de volgende maatregelen: De diverse maatregelen om de uitgaven van de kinderopvang beheersbaar te houden, zoals maximum uurprijzen, maximum uren, verhoging ouderbijdrage, koppeling aan gewerkte uren minst verdienende partner, geenkinderopvangtoeslag meer voor eerste kind van ouders met een hoog inkomen; De verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang, zoals opgenomen in de kwaliteitsagenda kinderopvang; De huidige 11 kindregelingen worden teruggebracht tot 4 en versoberd, Nieuwe financieringsvormen in het kader van de wet kinderopvang; Flexibeler inzet werknemers door de nieuwe cao kinderopvang. Deze maatregelen hebben gevolgen voor de werkgelegenheid binnen de branche maar ook op het kwalificatieniveau van medewerkers. I nv lo e d va n ma a t r eg e l en o p he t pe r son e e l s be sta nd Hieronder wordt ingegaan op de gevolgen voor het personeelsbestand van de specifiek op de kinderopvang gerichte beleidsmaatregelen. Tabel 4.5 Maatregelen die in de komende jaren van invloed zijn op het personeel in de kinderopvang(N=335) Invloed op personeelsbestand Sterke afname Afname Blijft gelijk Toename Sterke toename Weet niet 9% 37% 37% 10% 1% 6% 1% 4% 76% 15% 1% 3% De huidige elf kind-regelingen worden teruggebracht tot vier en versoberd. 3% 30% 44% 6% 0% 17% Nieuwe financieringsvormen in het kader van de wet kinderopvang. 2% 26% 42% 18% 1% 11% Flexibelere inzet medewerkers door de nieuwe cao kinderopvang. 1% 10% 65% 17% 1% 5% De diverse maatregelen om de uitgaven van de kinderopvangtoeslag beheersbaar te houden. De verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang, zoals opgenomen in de kwaliteitsagenda kinderopvang. Bron: Panteia, 2014 Voor de meeste maatregelen geven de werkgevers aan dat zij verwachten dat de invloed op het personeelsbestand niet erg groot zal zijn. Van de maatregel tot verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang, verwacht 76% van de concerns dat er geen invloed zal zijn op het personeelsbestand; 16% verwacht een toename van personeel. Van de flexibeler inzet van medewerkers door de nieuwe cao kinderopvang, is de ve rwachting ook dat deze eerder zal leiden tot een toename van medewerkers dan tot een afname. Voor de overige maatregelen is dat anders. Zo denkt 46% van de werkgevers dat de diverse maatregelen om de uitgaven van de kinderopvangtoeslag beheersbaar te maken tot een inkrimping van het aantal werknemers zullen leiden. Aan concerns die voor minstens één van de in tabel 4.5 genoemde maatregelen hebben aangegeven dat deze maatregel zal zorgen voor een toe- dan wel afname van het personeel is gevraagd naar het effect per saldo van de eerder genoemde maatregelen op het aantal banen binnen de eigen organisatie. 30 Van alle gesproken concerns die een toe- of afname verwachten van het aantal banen veroorzaakt door één van de in tabel 4.5 genoemde maatregelen, verwacht bijna de helft een afname van het aantal banen. Tabel 4.6 Saldo effect van genoemde maatregelen op het aantal banen binnen concerns in 2013 (N=196) Effect op het aantal banen in 2013 Toename 6% Gelijk blijven 41% Afname 49% Weet niet 4% Bron: Panteia, 2014 I nv lo e d va n ma a t r eg e l en o p he t k wa l if ica t ie n ive a u va n m ed e we rk er s Naast invloed op het aantal banen in de branche hebben de nieuwe specifiek op de kinderopvang gerichte beleidsmaatregelen naar verwachting ook gevolgen voor het kwalificatieniveau van medewerkers in de Kinderopvang. Tabel 4.7 Gevolgen van de diverse beleidsmaatregelen op het kwalificatieniveau van medewerkers in de kinderopvang (N=335) De diverse maatregelen om de uitgaven van de kinderopvangtoeslag beheersbaar te houden. De verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang Terugbrengen van de huidige elf kind-regelingen tot vier Nieuwe financieringsvormen in het kader van de wet kinderopvang. Flexibelere inzet medewerkers door de nieuwe cao kinderopvang Lager Gelijk blijven Hoger Weet niet 7% 78% 9% 6% 3% 51% 42% 4% 10% 69% 9% 12% 7% 74% 11% 8% 10% 71% 12% 6% Bron: Panteia, 2014 Concerns zijn van mening dat de invloed op het kwalificatieniveau van medewerkers van de beleidsmaatregelen niet erg groot is. Als concerns wel denken dat beleidsmaatregelen gevolgen hebben voor het kwalificatieniveau, dan verwachten zij vaker dat er een hoger niveau gevraagd zal gaan worden. Dit geldt met name voor de maatregel verbetering van de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang zoals opgenomen in de kwaliteitsagenda kinderopvang. T oek om st p er sp ec t ie f K in d er o pva n g Momenteel is er door allerlei oorzaken op veel plaatsen in Nederland een krimp zichtbaar in de vraag naar kinderopvang. Aan concerns is gevraagd of zij dit beeld herkennen binnen hun eigen organisatie. Tabel 4.8 Verandering in de vraag naar kinderopvang (N=335) Vraag groeit nog steeds Vraag blijft gelijk Vraag krimpt 25% 20% 55% Werkgevers Kinderopvang Bron: Panteia, 2014 Meer dan de helft van de concerns herkent het beeld van krimp. Daar tegenover staat een toenemende vraag naar kinderopvang bij een kwart van de concerns. En een vijfde van de werkgevers verwacht een stabiele vraag. 31 Om meer inzicht te krijgen in het aantal geleverde opvanguren door de verschillende concerns is gevraagd naar de ontwikkeling van dit aantal uren per leeftijdscategorie over 2013. Tabel 4.9 Ontwikkeling aantal geleverde opvanguren over 2013 per leeftijdscategorie (N=335) Afgenomen Gelijk gebleven Toegenomen Niet van toepassing Weet niet 0 tot 1 jaar 56% 15% 14% 11% 5% 1 tot 2 jaar 51% 22% 12% 10% 5% 2 tot 3 jaar 49% 28% 14% 4% 5% 3 tot 4 jaar 50% 28% 13% 4% 4% 4 jaar of ouder 37% 14% 16% 30% 4% Bron: Panteia, 2014 Duidelijk zichtbaar is dat er het afgelopen jaar een afname van het aantal geleverde opvanguren binnen elke leeftijdscategorie heeft plaatsgevonden. Binnen de bso is deze afname met 37% het minst groot. Omdat de ontwikkelingen die zichtbaar zijn in de dagopvang in de toekomst gevolgen kunnen gaan hebben voor de bso is aan de concerns een aantal stellingen over dit onderwerp voorgelegd. Tabel 4.10 (Helemaal) oneens, neutraal en (helemaal) eens met stelling over ontwikkelingen van de bso (Helemaal) mee oneens neutraal (Helemaal) mee eens Geen mening 56% 8% 24% 11% 21% 6% 67% 7% 19% 7% 67% 8% Omdat de daling in het aantal kinderen in de dagopvang en de bso ongeveer even groot is, verwacht ik geen extra daling in de bso op de langere termijn (N=184) Als kinderen geen gebruik maken van dagopvang dan is de kans zeer klein dat zij later gebruik gaan maken van de bso (N=184) Doordat het aantal kinderen in de dagopvang sterker afneemt dan in de BSO, stromen er straks minder kinderen door naar de bso en zijn er straks minder kinderen op de bso.(N=335) Bron: Panteia, 2014 Uit alle stellingen blijkt dat twee derde van de werkgevers in de kinderopvang verwacht dat de afname van het aantal opvanguren in de dagopvang gevolgen zal gaan hebben voor het aantal opvanguren op de bso. 4.4 Beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg Beleidsmaatregelen specifiek op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg zullen binnen veel branches impact gaan hebben. Uitzondering daarop zijn de Kinderopvang en de Ziekenhuizen, daar spelen deze beleidsmaatregelen geen rol. De hiernavolgende vragen zijn dan ook niet aan concerns in de Kinderopvang en de Ziekenhuizen gesteld. 32 F r ic t iek os te n De voorgenomen specifieke beleidsmaatregelen op het terrein van langdurige zorg en ondersteuning en de jeugdzorg zullen van de verschillende branches verschillende maatregelen vragen. Maatregelen om beleidsveranderingen door te voeren leiden tot frictiekosten. Deze frictiekosten kunnen bestaan uit o.a. huur van huisvesting, wachtgeld en WW en ontslagvergoeding. In tabel 4.11 wordt duidelijk in hoeverre de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van langdurige zorg en ondersteuning en de jeugdzorg momenteel al tot frictiekosten voor de concerns in de zorg en WJK leiden. Tabel 4.11 In hoeverre leiden de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van langdurige zorg en ondersteuning en de jeugdzorg momenteel al tot frictiekosten? Geen tot weinig Noch weinig, noch veel Veel tot heel veel Weet niet/ geen mening Gehandicaptenzorg (N=84) 56% 14% 25% 5% Geestelijke gezondheidszorg (N=77) 38% 13% 35% 14% Verpleging en Verzorging (N=370) 56% 12% 24% 8% Thuiszorg (N=260) 60% 9% 24% 7% Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (N=146) 63% 9% 19% 9% Jeugdzorg (N=53) 60% 12% 25% 4% Bron: Panteia, 2014 De meeste branches hebben momenteel nog niet te maken of slechts beperkt te maken met zogenaamde frictiekosten. Binnen de Geestelijke gezondheidszorg echter geven de werkgevers aan in meer dan een derde van de gevallen veel tot heel veel frictiekosten te m aken. Aan de concerns die aangeven frictiekosten te maken door de voorgenomen beleidsmaatregelen op het terrein van langdurige zorg en ondersteuning en de jeugdzorg is vervolgens gevraagd waaruit de frictiekosten bestaan die momenteel worden gemaakt. Werkgevers in de Jeugdzorg geven aan dat de momenteel gemaakte frictiekosten vooral bestaan uit ontslagvergoedingen. In de andere branches zijn de ontslagvergoedingen ook een belangrijke component van de frictiekosten maar minder bepalend dan in de Jeugdzorg. Ook opleidingen en huur van huisvesting zijn regelmatig onderdelen van de frictiekosten. Investeringskosten voor duurzame inzetbaarheid zijn momenteel in alle branches maar heel beperkt onderdeel van de frictiekosten. Tabel 4.12 Waaruit bestaan deze huidige frictiekosten? Ghz (N=84) GGZ (N=77) VV (N=370) Tz (N=260) WMD (N=146) Jz (N=53) Totaal 12% 10% 13% 11% 6% 10% 19% 2% 8% 10% 9% 4% 14% 12% Ontslagvergoedingen 14% 13% 14% 14% 9% 21% 19% Opleidingen 12% 15% 25% 20% 13% 10% 23% 0% 3% 1% 1% 2% 3% 4% Huur van huisvesting Wachtgeld en WW Investeren duurzame inzetbaarheid Bron: Panteia, 2014 Voor werkgevers in de zorg en WJK zijn ook personeelskosten, buiten de eerder genoemde posten, een belangrijk onderdeel van de frictiekosten. 33 I nvu l l en n i euw ta k en pa k k et in ve r ba n d me t bel e i d sma a tr e ge l en o p h et g e b ie d va n la n g du r ig e zo r g en o nd e rs te un in g en je ug dz o rg In de nieuwe beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg ligt voor de gemeenten de rol weggelegd om zorg dichter bij de burger te brengen. Gemeenten kunnen dit op verschillende manieren gaan insteken. Voor tabel 4.13 is aan de concerns gevraagd hoe zij denken dat gemeenten deze taak gaan oppakken. Tabel 4.13 Verwachting hoe gemeenten in zorggebied van de aanbieder taken zal gaan oppakken om zorg dichtbij de burger te brengen Ghz (N=84) GGZ (N=77) VV (N=370) Tz (N=260) WMD (N=146) Jz (N=53) Totaal Een generalistisch wijk/buurtteam 32% 16% 20% 17% 37% 37% 25% Een meervoudig specialistisch wijk/buurtteam 13% 24% 16% 14% 18% 41% 16% 7% 8% 14% 13% 11% 9% 10% 61% 48% 49% 46% 39% 57% 44% Zonder wijk/buurtteam alleen een centrale loketfunctie Veel gemeenten zijn hier nog niet duidelijk over Bron: Panteia, 2014 In de meeste branches vindt meer dan 46 procent van de werkgevers dat gemeenten nog niet duidelijk aangeven hoe zij de taak op gaan pakken om zorg dichter bij de burger te brengen. In de WMD ligt dit percentage met 39 procent lager. In de WMD en de Jeugdzorg verwacht 37 procent van de werkgevers dat gemeenten inzetten op een generalistisch wijk/buurtteam met beperkte zorgtaken, dat zorgt voor intake en doorverwijzing naar specialistische aanbieders. Wanneer concerns op voorgaande vraag hebben aangegeven da t zij verwachten dat gemeenten via een wijk/buurtteam zullen gaan werken is gevraagd welke rol de concerns in de toekomst zelf verwachten te zullen gaan vervullen met betrekking tot deze wijk/buurtteams. De antwoorden op deze vraag staan in tabel 4.14 Tabel 4.14 Verwachting rol eigen concern met betrekking tot wijk/buurtteam (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=31) GGZ (N=25) VV (N=113) Tz (N=73) WMD (N=68) Jz (N=28) Totaal Wij zullen deel uitmaken van een wijk-/buurtteam 48% 32% 56% 53% 51% 50% 52% Wij zullen alleen specialistische tweedelijnszorg aanbieden 32% 20% 6% 8% 8% 18% 14% 10% 16% 22% 24% 11% 36% 15% 0% 0% 5% 6% 3% 4% 3% 3% 8% 6% 3% 2% 11% 4% Wij zullen zowel deelnemen in wijk-/buurtteams als specialistische tweedelijnszorg aanbieden Wij zullen alleen alle taken van een wijk-/buurtteam op ons nemen Wij zullen alle taken van een wijk-/buurtteam op ons nemen en daarnaast ook tweedelijnszorg aanbieden Geen mening 3% 4% 2% 2% 2% 0% 2% (Nog) anders 16% 16% 8% 11% 25% 11% 15% 3% 8% 12% 11% 5% 7% 8% Weet niet Bron: Panteia, 2014 Ongeveer de helft van de gesproken concerns ziet voor zichzelf een rol weggelegd als deel van een wijk/buurtteam. Binnen de GGZ ligt dit percentage met 32% lager. Binnen de branches Verpleging en Verzorging en Thuiszorg en de Jeugdzorg, ziet meer dan 20% van de concerns de rol van het eigen concern breder. Zij verwachten buiten een rol in het wijk/buurtteam ook een rol te gaan spelen in de specialistische tweedelijnszorg. 34 Bekostiging Gemeenten zullen van het Rijk minder geld krijgen dan er op dit moment aan langdurige zorg wordt besteed. Aan de concerns is gevraagd hoe zij verwachten dat gemeenten met de beschikbare budgetten om zullen gaan. Tabel 4.15 Hoe verwacht men dat gemeenten met de beschikbare budgetten voor langdurige zorg om zullen gaan? (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=84) GGZ (N=77) VV (N=370) Tz (N=260) WMD (N=146) Jz (N=53) Totaal 1% 4% 2% 1% 2% 4% 2% Gemeenten zullen lagere tarieven verlangen van aanbieders 23% 16% 18% 17% 15% 24% 17% Gemeenten zullen minder zorg inkopen 20% 20% 25% 21% 20% 28% 20% Geen mening 17% 11% 10% 9% 13% 7% 11% (Nog) anders 33% 39% 38% 36% 46% 46% 39% Weet niet 23% 23% 23% 16% 15% 13% 19% Ze zullen het budget voor het sociale domein aanvullen vanuit andere domeinen Bron: Panteia, 2014 Concerns die voor deze enquête gesproken zijn, denken niet dat gemeenten aanvullende budgetten voor het sociale domein uit andere domeinen zullen halen. Daarnaast geven veel concerns aan dat het bij gemeenten nog heel onduidelijk is hoe zij om zullen gaan met de beschikbare budgetten. Zoals in bovenstaande tabel is te zien zijn er ook werkgevers die (nog) anders hebben geantwoord. Uit deze (nog) anders antwoorden blijkt dat men binnen veel branches verwacht dat gemeenten meer naar prijs dan naar kwaliteit zullen kijken en voor de goedkoopste aanbieder zullen gaan. Ook verwacht men dat er meer aandacht/budget voor preventie zal komen. Vervolgens is aan concerns gevraagd of zij verwachten dat gemeenten een deel van het budget dat zij gaan krijgen voor het sociale domein zullen gaan gebruiken voor hun eigen interne uitvoeringskosten zoals personeelskosten, opleidingskosten e.d. En als concerns dat verwachten is gevraagd welk deel van het budget dat zal zijn. Tabel 4.16 Zal de gemeenten een deel van het beschikbare budget voor het sociale domein inzetten voor interne uitvoeringskosten en zo ja, hoeveel verwacht men? Ja Nee Weet niet 5% 31% tot 5% 5-10% 10-15% 15-20% meer dan 20% Gehandicaptenzorg (N=84) 11% 26% 14% 6% 7% Geestelijke gezondheidszorg (N=77) 12% 18% 14% 3% 4% 8% 41% Verpleging en Verzorging (N=370) 10% 14% 13% 5% 4% 10% 44% 9% 17% 13% 5% 5% 10% 41% Thuiszorg (N=260) WMD (N=146) Jeugdzorg (N=53) Totaal 8% 14% 10% 4% 5% 17% 42% 21% 23% 12% 0% 2% 15% 27% 10% 18% 11% 5% 5% 12% 39% Bron: Panteia, 2014 Zowel in de zorg als in de WJK verwachten werkgevers dat gemeenten het beschikbare budget voor het sociale domein ook zullen gebruiken voor bekostiging van hun eigen interne uitvoeringskosten. In de zorg ligt dit percentage met 52 procent wel hoger dan in de WJK. Binnen de zorg verwachten concerns dat gemeenten 5 tot 10% van het budget zullen gaan gebruiken voor interne bedrijfsvoering terwijl binnen de WJK aangeeft dat men verwacht dat het tussen de 5% en de 15% van het beschikbare budget zal zijn. 35 Zorginkoop Door de nieuwe beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg zullen gemeenten (meer) zorg gaan inkopen. Aan concerns is gevraagd hoe zij verwachten dat gemeenten deze zorg gaan inkopen. Een overzicht van de antwoorden staat in tabel 4.17. Tabel 4.17 Hoe verwacht men dat gemeenten zorg gaan inkopen? Ghz (N=84) GGZ (N=77) VV (N=370) Tz (N=260) WMD (N=146) Jz (N=53) Totaal Middels open aanbestedingen 26% 25% 31% 30% 25% 28% 27% Middels onderhandse aanbestedingen 23% 25% 21% 24% 23% 31% 24% 5% 5% 5% 5% 9% 22% 6% Middels subsidies aan (vooral) de huidige aanbieders Middels subsidies aan nieuwe aanbieders 2% 4% 1% 1% 2% 7% 2% Geen mening 7% 10% 12% 8% 13% 9% 10% (Nog) anders 33% 27% 16% 16% 17% 20% 21% Weet niet 24% 25% 24% 18% 27% 15% 23% Bron: Panteia, 2014 De verwachting van de concerns in de zorg en WJK is dat gemeenten zorg gaan inkopen via aanbestedingen. Dat kunnen zowel ‘open’ als ‘onderhandse’ aanbestedingen zijn. In de jeugdzorg denkt 23% van de werkgevers dat gemeenten door middel van subsidie aan (vooral) de huidige aanbieders zorg gaan inkopen. Naast de in de tabel genoemde mogelijkheden hebben de werkgevers o.a. ook het Zeeuws model, inkoop via zorgkantoren, via samenwerking met meerdere gemeenten en via raamovereenkomsten met zorgaanbieders genoemd. Samenwerking met gemeenten De nieuwe beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg kunnen leiden tot samenwerking van concerns in de zorg en WJK met de gemeenten. Aan werkgevers is gevraagd of zij (al) samenwerken met gemeenten of daar concrete plannen toe hebben. Tabel 4.18 Werkt u samen met de gemeenten of heeft u daar concrete plannen toe? Nee, ook geen plannen Nee, nog niet maar wel plannen Ja, in gesprek over toekomstige samenwerking Ja, concrete afspraken over toekomstige samenwerking Ja, nu al concrete samenwerking Weet niet/ Geen mening Ghz (N=84) 13% 19% 31% 8% 19% 10% GGZ (N=77) 14% 8% 34% 8% 26% 10% V&V (N=370) 17% 11% 29% 10% 23% 10% Thuiszorg (N=260) 16% 14% 30% 7% 25% 9% WMD (N=146) 23% 6% 17% 6% 40% 9% Jeugdzorg (N=53) Totaal 6% 13% 25% 10% 44% 2% 18% 12% 25% 7% 29% 9% Bron: Panteia, 2014 De meeste concerns binnen de zorg en WJK werken momenteel nog niet samen met gemeenten op het gebied van de van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg maar hebben daar wel plannen voor of zijn in gesprek over toekomstige samenwerking . 36 Wanneer werkgevers aangaven dat zij samenwerken met gemeenten is aansluitend gevraagd wat de samenwerking inhoudt. De antwoorden op deze vraag variëren van vaa g, ‘we zijn bezig informatie uit te wisselen’ tot heel concreet ‘we hebben gezamenlijk in twee wijken een servicepunt ingericht voor zorg en doorverwijzing’. Veel concerns in verschillende branches antwoorden dat ze met gemeenten gezamenlijke werkgroepen hebben gevormd. Samenwerking met andere zorgaanbieders De voorgenomen beleidsmaatregelen op het gebied van langdurige zorg en ondersteuning en jeugdzorg kunnen buiten samenwerking met gemeenten, ook leiden tot verdergaande samenwerking met andere zorgaanbieders. Aan concerns is gevraagd of en, zo ja, hoe concreet deze samenwerking al is. Tabel 4.19 Werkt u samen met de ander zorgaanbieders of heeft u daar concrete plannen toe? Nee, ook geen plannen Nee, nog niet maar wel plannen Ja, in gesprek over toekomstige samenwerking Ja, concrete afspraken over toekomstige samenwerking Ja, nu al concrete samenwerking Weet niet/ Geen mening Ghz (N=84) 19% 21% 18% 10% 27% 5% GGZ (N=77) 12% 12% 14% 19% 35% 8% V&V (N=370) 31% 14% 14% 9% 27% 5% Thuiszorg (N=260) 28% 18% 15% 8% 26% 5% WMD (N=146) 27% 10% 13% 5% 38% 6% Jeugdzorg (N=53) 15% 8% 17% 13% 46% 0% 24% 14% 15% 9% 32% 6% Totaal Bron: Panteia, 2014 In voorgaande tabel is te zien dat een behoorlijk deel (32%) van de concerns momenteel al concreet samenwerkt met andere zorgaanbieders. In de WJK werkt zelfs al 40% van de concerns concreet samen met andere zorgaanbieders. Daarnaast is er nog ongeveer een kwart van de ondernemingen in de zorg en WJK dat niet samenwerkt en daar ook geen plannen toe heeft. Voor een groot aantal concerns bestaat de samenwerking met andere zorgaanbieders uit het gezamenlijk deel nemen aan aanbestedingen. Ook het delen van kennis, het aanvullen van elkaars mogelijkheden en het gezamenlijk gebruik maken van ruimtes en materialen wordt genoemd. Samenwerking die tot een fusie zal leiden is ook in vrijwel alle branches een reden voor samenwerking. 4.5 Afschaffen van het nulurencontract De laatste tijd wordt steeds meer gesproken over het afschaffen van het nulurencontract. Dit type contract zou alleen nog in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan. Aan de respondenten is gevraagd hoe zij het eventueel verdwijnen van het nulurencontract zouden opvangen. 37 Tabel 4.20 Opvangen van het eventueel verdwijnen van het nulurencontract (meerdere antwoorden mogelijk) Ghz (N=84) Meer vast personeel Meer vast personeel met minder uren Meer tijdelijk personeel Meer tijdelijk personeel met minder uren GGZ (N=79) Zkh (N=34) VV (N=372) Tz (N=297) WMD (N=149) Jz (N=55) Ko (N=355) Totaal 4% 3% 3% 4% 2% 2% 0% 2% 3% 13% 10% 9% 16% 13% 4% 2% 7% 9% 4% 0% 3% 6% 5% 5% 0% 5% 4% 12% 15% 15% 20% 15% 11% 7% 11% 13% Meer oproepkrachten 2% 5% 0% 6% 7% 2% 2% 4% 4% Meer ZZP’ers 2% 3% 3% 5% 6% 2% 4% 1% 3% Meer alfahulpen 0% 0% 0% 0% 0% 1% 0% 0% 0% Meer uitzendkrachten/gedetacheerden 8% 11% 9% 4% 4% 5% 7% 7% 6% Niet vervangen 4% 4% 6% 1% 2% 3% 2% 4% 3% 44% 33% 53% 49% 47% 27% 35% 38% 39% 0% 1% 0% 1% 2% 1% 0% 0% 1% (Nog) anders Weet niet Bron: Panteia, 2014 Over alle branches heen geeft men aan dat het wegvallen van personeel met een nulurencontract zou worden opgevangen door het inhuren van tijdelijk personeel met minder uren of het inzetten van meer vast personeel met minder uren. Daarnaast ziet men ook het inzetten van meer uitzendkrachten en/of gedetacheerden als mogelijkheid. Concerns konden ook een antwoord “anders” dan de hierboven genoemde antwoordcategorieën geven als mogelijkheid om het eventueel verdwijnen van het 0urencontract op te vangen. Veelal wordt het 1 of 2 uurscontract of het min max contract als mogelijkheid genoemd. Waarschijnlijk duidt men hier trouwens ook op als men zegt meer oproepkrachten in te schakelen. 38 5 Werkdruk In dit hoofdstuk komen enkele aspecten van het door concerns gevoerde beleid rondom werkdruk aan de orde. Achtereenvolgens worden de ontwikkeling van de werkdruk en de gevolgen van de werkdruk besproken. 5.1 Ontwikkeling van de werkdruk Het tegengaan van een (te) hoge werkdruk binnen de sector zorg en WJK is (nog steeds) een actueel thema in het personeelsbeleid. Aan de respondenten is daarom gevraagd hoe de werkdruk zich het afgelopen jaar ontwikkeld heeft. Tabel 5.1 Verandering van de werkdruk ten opzichte van vorig jaar (Zeer sterk) toegenomen Gelijk gebleven (Zeer sterk) afgenomen Zorg 54% 40% 3% Gehandicaptenzorg 69% 30% 0% Geestelijke gezondheidszorg 71% 29% 0% Ziekenhuizen (incl. UMC) 58% 29% 6% Verpleging en Verzorging 50% 45% 2% Thuiszorg 45% 48% 5% WJK 61% 34% 5% Dienstverlening 72% 26% 1% Jeugdzorg 59% 36% 2% Kinderopvang 54% 38% 8% 57% 37% 4% Welzijn en Maatschappelijke Totaal Bron: Panteia, 2014 In alle sectoren zegt de helft van de respondenten of meer dat de werkdruk het afgelopen jaar is toegenomen. Meer dan een derde laat weten dat de werkdruk gelijk is gebleven. Op totaal niveau is er niet veel verschil tussen de zorg en de WJK. Het aandeel concerns waar de werkdruk is afgenomen is in de WJK met 5% hoger dan in de zorg. Ook is gevraagd naar de verwachting ten aanzien van de werkdruk de komende jaren. Zoals in tabel 5.2 is terug te lezen verwacht een overgrote meerderheid in de zorg dat de werkdruk de komende jaren zal toenemen. In de WJK verwacht ongeveer de helft van de concerns een toename van de werkdruk. Het relatief hoge percentage concerns dat een gelijkblijvende werkdruk verwacht in de Kinderopvang ligt in lijn met de percentages uit tabel 5.1. 39 Tabel 5.1 Verwachte verandering van de werkdruk de komende jaren Zal (zeer sterk) toenemen Zal gelijk blijven Zal (zeer sterk) afnemen Zorg 67% 26% 3% Gehandicaptenzorg 77% 22% 0% Geestelijke gezondheidszorg 66% 29% 1% Ziekenhuizen (incl. UMC) 71% 23% 0% Verpleging en Verzorging 70% 22% 4% Thuiszorg 60% 31% 5% WJK 52% 40% 4% Dienstverlening 68% 27% 3% Jeugdzorg 66% 30% 2% Kinderopvang 42% 48% 5% 59% 33% 4% Welzijn en Maatschappelijke Totaal Bron: Panteia, 2014 5.2 Gevolgen werkdruk Een (te) hoge werkdruk is niet alleen van invloed op het werkplezier van werknemers, maar heeft ook gevolgen voor de organisatie als geheel. Aan concerns is daarom gevraagd of er binnen hun organisatie problemen zijn met de werkdruk. Tabe 5.3 Problemen met de werkdruk Ja Nee Zorg 34% 65% Gehandicaptenzorg 31% 69% Geestelijke gezondheidszorg 57% 43% Ziekenhuizen (incl. UMC) 61% 35% Verpleging en Verzorging 34% 65% Thuiszorg 20% 80% WJK 27% 73% Dienstverlening 43% 57% Jeugdzorg 41% 59% Kinderopvang 17% 83% 30% 69% Welzijn en Maatschappelijke Totaal Bron: Panteia, 2014 Binnen de zorg geeft een derde deel van de concerns aan problemen met de werkdruk te ervaren. Tussen de verschillende branches in de zorg variëren de percentages vrij veel. Ziekenhuizen ervaren in 61% van de gevallen problemen met de werkdruk maar in de Thuiszorg is dat maar 26%. Ook binnen de WJK lopen de percentages uit één. In de Kinderopvang geeft 15% aan dat de werkdruk voor problemen zorgt terwijl dat in de WMD 43% is. Concerns is gevraagd welke consequenties de werkdruk voor hun organisatie met zich meebrengt. 40 Tabel 5.4 Indruk dat werkdruk heeft geleid tot: Ghz GGZ Zkh VV Tz WMD Jz Ko Zorg WJK Totaal Hoger ziekteverzuim 67% 60% 21% 49% 48% 53% 56% 45% 47% 50% 48% Hoger verloop 13% 13% 21% 31% 30% 5% 22% 15% 23% 10% 17% Overwerk 75% 63% 79% 80% 74% 76% 61% 62% 75% 70% 73% Een lagere kwaliteit van zorg 50% 23% 26% 40% 41% 27% 6% 49% 36% 34% 35% Klachten onder het personeel 83% 75% 84% 78% 81% 67% 56% 78% 81% 71% 76% Klachten van cliënten 42% 23% 16% 35% 41% 11% 22% 36% 31% 22% 27% Conflicten/spanningen onder werknemers 50% 40% 53% 62% 56% 56% 33% 62% 54% 57% 55% 4% 0% 11% 15% 4% 7% 0% 7% 8% 7% 7% 29% 23% 11% 25% 41% 20% 11% 33% 25% 24% 25% Inzetten van onder gekwalificeerd personeel Inzetten van overgekwalificeerd personeel Bron: Panteia, 2014 Dat een (te) hoge werkdruk leidt tot klachten van het personeel is zowel binnen de zorg als de WJK heel duidelijk met percentages van 81% en 71%. Daarnaast zorgt een (te) hoge werkdruk bij 75% van de concerns in de zorg en 70% van de concerns in de WJK tot overwerk. 41 Dit rapport is onderdeel van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Meer informatie over dit programma is te vinden op www.azwinfo.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. COLOFON Dit rapport is een uitgave van Panteia Bredewater 26, Postbus 7001, 2701 AA Zoetermeer Dit programma wordt uitgevoerd door: EIM, Research voor Beleid en Stratus
© Copyright 2025 ExpyDoc