2. Wetten met betrekking tot mensen met een langdurige aandoening 2.1. Introductie In deze rapportage staat de wet- en regelgeving op rijksniveau centraal die er op gericht is om arbeidsgehandicapten te ondersteunen. Arbeidsgehandicapten zijn mensen die aangeven dat zij door een langdurige aandoening, ziekte of handicap belemmerd worden in het verkrijgen of uitvoeren van werk (definitie CBS). In de praktijk is lang niet altijd duidelijk welke wet- en regelgeving specifiek op hen gericht is of bij welke wet- of regelgeving zij eveneens gebaat zouden kunnen zijn. Daarom is er voor gekozen om breed te inventariseren. Ook wetten en regels die niet specifiek op arbeidsgehandicapten gericht zijn en niet specifiek op het verkrijgen of behouden van werk, zijn meegenomen. Voorbeelden zijn de Wet verbetering Poortwachter – die voor elke zieke werknemer geldt – en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen. Daarbinnen is wel steeds geprobeerd om indien van toepassing in te zoomen op trajecten voor arbeidsgehandicapten. In de wetten en statistiek is ook sprake van mensen met een langdurige aandoening – personen die last hebben van één of meer langdurige fysieke of psychische aandoeningen of ziekten – en van arbeidsongeschikten – mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WIA, Wajong enWAZ) ontvangen. Zie de tabel voor de aantallen in de verschillende categorieën. Tabel ontwikkeling aantal arbeidsongeschikten en arbeidsgehandicapten2002-2009 X 1000 langdurige aandoening arbeidsongeschikten WAO WIA Wajong WAZ arbeidsgehandicapten 2002 2.687 993 803 134 56 1.755 2003 2.709 980 786 139 56 1.762 2004 2.698 964 766 143 56 1.786 2005 2.720 904 703 147 53 1.775 2006 2.653 861 639 19 156 47 1.729 2007 844 596 38 167 43 - 2008 2.608 835 558 59 179 39 - 2009 2.709 826 519 81 191 35 1.799 Bron: TNO & CBS, 2010. Alle hens aan dek. Niet-werkenden in beeld gebracht. In 2009 zijn er bijna 1,8 miljoen arbeidsgehandicapten, dat is zo’n 15% van alle 15- tot 65-jarigen. Vier op de tien arbeidsgehandicapten (43%) hadden een betaalde baan van 12 uur of meer. Die arbeidsparticipatie is aanzienlijk lager dan die van niet-arbeidsgehandicapten (72%). (CBS, 2010). Arbeidsgehandicapten met een baan werken veel vaker in deeltijd dan niet- arbeidsgehandicapten. In 2009 had 51 procent van hen een baan van 12 tot 35 uur per week, tegenover 38 procent van de niet-arbeidsgehandicapten. De arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapte mannen is structureel hoger dan die van arbeidsgehandicapte vrouwen. Datzelfde geldt ook voor jongeren t.o.v. ouderen en van hoog- en middelbaar opgeleiden versus lager opgeleiden. Opvallend is de daling van de participatiegraad van hoger opgeleiden op de lange duur (TNO & CBS, 2010). De trend in de arbeidsparticipatie van de drie bovengenoemde groepen is stabiel of licht dalend; die van gezonde mensen licht stijgend. Veel schot zit er dus niet in het aan werk helpen en houden van mensen met een langdurige aandoening, ondanks de vele overheidsinspanningen op dit terrein (TNO & CBS, 2010). Voor een deel zijn die maatregelen gericht op het stimuleren van werkgevers om mensen met een langdurige handicap in dienst te nemen of te houden. Naar een zestal participatieregelingen is onderzoek gedaan(TNO & CBS, 2010): no-riskpolis, zie § 3.8, arbeidsplaatsvoorzieningen (§ 3.1), jobcoach (§ 3.3), proefplaatsing (§ 3.2), loonkostensubsidie (§ 3.9) en premiekorting/-vrijstelling (§ 3.7). De conclusie was dat meer dan de helft van de werkgevers niet op de hoogte was van deze regelingen. Van de werkgevers die ten minste één regeling kenden, heeft slechts 20% gebruik gemaakt van zo’n regeling. In 65% van de gevallen bleek de regeling een belangrijke rol te spelen bij het in dienst nemen van een (gedeeltelijk) arbeidsgeschikte (TNO & CBS, 2010, p 143). 5 Een andere ingang om de weg in relevante wet- en regelgeving te vinden start bij de uitgangssituatie van de arbeidsgehandicapte: werknemer, zelfstandige, uitkeringsgerechtigde enzovoort, zie onderstaand schema. Dit schema is niet uitputtend (uiteindelijk kan iedereen in de Wet Werk en Bijstand belanden), en geeft niet de regelingen aan (uitwerking van de wet) waarop een beroep kan worden gedaan. Deze worden in hoofdstuk 3 behandeld. U bent een U krijgt te maken met Werknemer met een vast contract De Wet verbetering poortwachter(§ 2.2.1)en na twee jaar ziekte met de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, § 2.3)met de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) of de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten(WGA). De ZW(Ziektewet), zie § 2.2.2 en en na twee jaar ziekte met de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, § 2.3)met de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) of de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten(WGA). Vangnetters: mensen die ziek uit dienst zijn gegaan, met een tijdelijke arbeidscontract/uitzendkracht Zelfstandige Jonggehandicapte Arbeidsgehandicapte zonder baan/werk en/of met een uitkering Het BBZ(Besluit bijstandverlening zelfstandigen), zie § 2.10.1 en de IOAZ(Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, § 2.10.2). de Wajong (Wet werk- en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) zie§ 2.4 de WSW (Wet Sociale Werkvoorziening, § 2.5), WWB (Wet Werk en Bijstand, § 2.6) STAP (Wet Stimulering Arbeidsparticipatie, § 2.8) en de TW (Toeslagenwet, § 2.9). Er is voor gekozen om de relevante wetten en regelingen kort en schematisch weer te geven. Daarbij zijn op veel plaatsen vereenvoudigingen en mogelijk ook fouten gemaakt. Zo ontbreekt binnen het projectteam de arbeidsrechtelijke kennis om de relatie tussen de verschillende wetten en regelingen goed te kunnen leggen. Verder is er vaak ook sprake van regelingen op regelingen waardoor ook goed ingevoerden moeite zullen hebben om door de bomen het bos te zien. Elke situatie is verschillend en een algemeen toepasbaar schema van waar aanspraak op gemaakt kan worden bij welke langdurige aandoening, arbeids- of inkomenssituatie valt volgens ons niet te geven. Om die vraag te beantwoorden is overleg met de uitvoeringsinstanties nodig. Om die reden zijn details zoals over de normbedragen voor ondersteuning van vervoer of de inkomenseisen voor een BBZ-uitkering in de beschrijvingen achterwege gelaten. Wel zijn steeds de internetadressen van de uitvoeringsinstantie waarop die informatie te vinden is, genoemd. Tot slot vond het projectteam het lastig om de tweede vraag uit haar opdracht te beantwoorden: welke wetten en regelingen zijn succesvol en welke niet? Daar zijn twee redenen voor: 1. de formele doelen van veel wetten en regelingen hebben betrekking op vermindering van de instroom van mensen met een arbeidshandicap in een uitkering. Om te toetsen of dit gelukt is zou dus daarop gefocust moeten worden. In sommige gevallen is dat ook gebeurt. Zo is vermeld dat de startersregeling van het BBZ mensen aan het werk krijgt en meer oplevert dan ze kost. Maar in het kader van dit project is het interessanter om te weten of de mensen die uit de uitkering zijn gehouden werk doen dat aansluit bij hun ervaringen en expertise en of ze dat werk ook kunnen volhouden, kortom of hun re-integratie is geslaagd. 2. Over de effecten van het re-integratiebeleid is veel minder bekend. Het projectteam heeft verschillende deelstudies gevonden, bijvoorbeeld naar de Wet verbetering Poortwachter of de WIA, maar de manier van evalueren verschilt per studie en is onderling slecht vergelijkbaar. Bovendien zijn veel studies ex ante uitgevoerd, voordat een nieuwe wet of regeling wordt ingevoerd, en gebaseerd op schattingen en prognoses. Een eenduidig antwoord op de vraag naar het succes van bepaalde wetten of het beleid op het gebied van participatie en reintegratie kunnen wij dus niet geven. Dat is verontrustend, omdat er veel geld in dit beleid 6 omgaat (voor re-integratie alleen al 1,3 miljard per jaar) en omdat het onder het kabinet Rutte II fundamenteel wordt gewijzigd (maar op basis waarvan dan). Het projectteam heeft contact met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en met de Algemene Rekenkamer opgenomen, om na te gaan of het iets gemist had. Dat bleek niet het geval te zijn. Ook de Rekenkamer tast min of meer in het duister, heeft zelf recentelijk geen onderzoek gedaan en concludeert: De minister kan nog niet voldoende inzichtelijk maken wat het effect is van de uitgaven voor re-integratieactiviteiten. De minister vermeldt in het jaarverslag hoeveel mensen na re-integratie-ondersteuning weer een baan hebben gevonden, maar uit het jaarverslag blijkt niet of zij deze baan hebben gevonden als gevolg van reintegratieondersteuning (Algemene Rekenkamer, 2012, zie bijlage 2).En het ministerie van SZW laat weten dat het zelfs geen overzicht kan geven van door haar uitgevoerde evaluatiestudies: Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beschikt niet over een compleet overzicht van evaluatierapporten. Evaluaties (van wet – en regelgeving) en effectrapportages worden openbaar gemaakt door ze aan te bieden aan de Tweede Kamer (TK), en zijn derhalve op de website van de TK te vinden en uiteraard ook op Rijksoverheid.nl(mail aan projectteamlid Lia Theodorou). Mogelijk hebben de uitvoerenden (het UWV en de gemeenten) wel meer inzicht in de effecten van hun inspanningen. Veel van onze vragen over de effectiviteit van wetten en regelingen hebben we daarom doorgespeeld naar de projectteams UWV en Gemeenten. De waarde van deze rapportage ligt dan ook vooral in het overzicht dat geboden wordt. Daarmee kunnen de andere projectteams verder werken en kunnen mensen met een langdurige aandoening een eerste schifting maken in de regelingen waar zij mogelijk gebruik van zouden kunnen maken. Het eerder genoemde voorbeeld van werkgevers die onbekend zijn met de stimuleringsmaatregelen om arbeidsongeschikten in dienst te nemen, geeft aan dat het belangrijk is dat mensen met een langdurige aandoening zelf werkgevers en uitvoerenden op de mogelijkheden wijzen. Bronnen: CBS, 2010. Bijna 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten. Webmagazine, maandag 15 november 2010. Algemene Rekenkamer, 2012. Tweede Kamer dossier 28 719 Re-integratiebeleid. TNO & CBS, 2010. Alle hens aan dek. Niet-werkenden in beeld gebracht. 7 2.2 Waar krijgt u mee te maken als u ziek wordt? Vroeger was dat met de Ziektewet. Maar dat is al lang niet altijd meer het geval. Eind jaren negentig is die wet ingrijpend veranderd en geprivatiseerd. De ziekte-uitkering is nu geregeld in de Wet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WUBLZ) en de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte (VLZ). De privatisering houdt in dat werkgevers zelf verantwoordelijk zijn voor loondoorbetaling bij ziekte en voor de re-integratie van hun werknemers. De uitvoering daarvan is geregeld in de Wet verbetering Poortwachter (§ 2.2.1). Wordt u als werknemer ziek, dan krijgt u te maken met de deze wet. De privatisering had als doel om de instroom (na twee jaar ziekte) naar de WIA te verminderen. De loondoorbetaling werd niet langer door de bedrijfsverenigingen betaald, maar kwam voor rekening van de werkgever. Wat de werkgever betaalt (premieafdracht, verzekering) is afhankelijk van het ziekteverzuim en de instroom in de WIA in het verleden. Een snelle re-integratie in het arbeidsproces van een zieke werknemer heeft dus financiële voordelen voor de werkgever en deze prikkels hebben ervoor gezorgd dat de instroom naar de WIA aanzienlijk is verminderd. De Ziektewet is niet helemaal afgeschaft en dient nu als vangnet voor mensen die ziek uit dienst zijn gegaan (uitzendkrachten, flexwerkers, mensen met een tijdelijk contract etc.), de zogenaamde vangnetters (§ 2.2.2). Hun ziekte-uitkering wordt niet direct door de werkgever betaald maar indirect vanuit de sectorpremie en hun re-integratie verloopt via het UWV. Per 1 januari 2013is de Ziektewet ‘gemoderniseerd’ en heet nu Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa, zie § 2.2.2). In de BeZaVa zijn dezelfde financiële prikkels voor werkgevers ingebouwd om de instroom in de WIA te verminderen als in de WUBLZ/VLZ, maar dan nu voor vangnetters. Op de consequenties voor de werkgevers zal in de bespreking van de BeZava verder niet worden ingegaan, wel op die voor de vangnetters, zie (§ 2.2.2. Samengevat komt het dus op het volgende neer: U hebt Vast arbeidscontract Tijdelijk arbeidscontract/uitzendkracht (vangnetter), tot 1/1/2013 Tijdelijk arbeidscontract/uitzendkracht (vangnetter), na 1/1/2013 Bij ziekte krijgt u te maken met Wet verbetering poortwachter Uitvoering door Ziektewet UWV Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters Werkgever en UWV werkgever 8 2.2.1 Wet verbetering poortwachter (Wvp) Doel Doelgroep Uitvoering Oplossing / maatregel terugdringen van het aantal werknemers dat langdurig ziek is door vanaf de eerste ziektedag te beginnen met actieve begeleiding van de werknemer. Het uiteindelijke resultaat moet zijn een snellere terugkeer in het arbeidsproces van de zieke werknemer. a) Werkgevers en werknemers b) De uitvoering van de Wvp-regels ligt bij het bedrijfsleven. In de tijd dat een werknemer arbeidsongeschikt is en onder contract staat van de werkgever is deze verplicht het loon door te betalen en de verplichte acties uit de Wvp uit te voeren. Dit voor een periode van 2 jaar of totdat het arbeidscontract afloopt. Loondoorbetaling: De werkgever moet per jaar minstens 70% van het loon doorbetalen en in het eerste ziektejaar minstens het minimumloon. De totale loondoorbetaling mag over twee jaar niet meer bedragen dan 170% van het loon dat normaal zou zijn verdiend (het moet lonen om eerder aan het werk te gaan). Die 170% is in de meeste CAO’s vastgelegd: in het eerste jaar 100% en het tweede jaar 70%. De werkgever is verantwoordelijk voor de (snelle) integratie van zijn zieke werknemer. Samen met die werknemer doorloopt hij een aantal wettelijk verplichte stappen. Hiervan wordt verslag gedaan in het re-integratiedossier. Na twee jaar als het arbeidscontract wordt ontbonden, beoordeelt het UWV dit dossier. Voldoet het niet dan kan de werkgever sancties worden opgelegd, zoals een jaar langer verplichte doorbetaling van het loon. Als de werknemer niet meewerkt aan de re-integratie kan de loondoorbetaling worden gestopt of uiteindelijk ontslag volgen. De te doorlopen stappen zijn: Uiterlijk in de zesde ziekteweek stelt de bedrijfsarts een probleemanalyse op waarin hij de beperkingen van de werknemer beschrijft en hoe deze zijn werk en mogelijke werkhervatting belemmeren; Na acht weken ziekte moet er een Plan van Aanpak gemaakt zijn door de casemanager (werkgever/iemand anders uit het bedrijf of een ingehuurde extern) samen met de werknemer. In dit plan worden afspraken gemaakt over passende arbeid en of die binnen (1e spoor) of buiten (2e spoor) het huidige bedrijf wordt gezocht. Bij het 1e spoor kan gedacht worden aan activiteiten gericht op aanpassing van de werkplek en/of de functie, aan gedeeltelijke werkhervatting of andere werktijden; bij het 2e spoor aan detachering of direct overgaan naar een andere werkgever; (zie regelingen §3) In de 42e week van zijn arbeidsongeschiktheid wordt de werknemer aangemeld bij het UWV. In week 52 moet een eindejaar evaluatie gemaakt worden, waarin wordt aangegeven of de ingeslagen weg de juiste is om de werknemer zo snel mogelijk aan passende arbeid te helpen; Uiterlijk in de 91e week wordt een WIA-uitkering bij het UWV aangevraagd voor de zieke werknemer. Deze aanvraag gaat vergezeld van het re-integratiedossier. Op basis daarvan beoordeelt het UWV of de werknemer in aanmerking komt voor een uitkering en of de werkgever aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Als al duidelijk is dat de gezondheidstoestand van de werknemer verslechtert en er geen passend werk is (1e noch 2e spoor) kan al eerder een (verkorte) WIA-aanvraag worden ingediend. Kosten Financiering door werkgevers via individuele gedifferentieerde premieafdracht of verzekeringen. 9 Resultaten De instroom van arbeidsongeschikten is afgenomen van ongeveer 100.000 in 2002 naar 22.400 in 2007. Echter na 2007 is de instroom weer fors gestegen. In 2011 bedroeg de instroom bijna 38.000 nieuwe uitkeringen: 70% meer dan in 2007. Bronnen overheid.nl eerstekamer.nl rijksbegroting.nl. rijksoverheid.nl uwv.nl Reijenga, F.A., T.J. Veerman& N.van den Berg, 2006.Onderzoek evaluatie wet verbetering poortwachter nr. 363. AStri. Beoordeling In 2006 is het rapport ‘Onderzoek evaluatie wet verbetering Poortwachter’ gepubliceerd. Conclusies waren: de Wvp heeft ruimschoots aan zijn doel beantwoordt en is effectief. Het ziekteverzuim in het Nederlandse bedrijfsleven is, na een stabiele periode tussen 1999 en 2002, van 2002 naar 2004 aanzienlijk gedaald (van 5,4% naar 4,6%). Ook de WAO-instroom is sinds 2001 sterk gedaald, van ca.100.000 in 2001 naar ca. 60.000 in 2004. de aanpak volgens Wvp kan rekenen op breed maatschappelijk draagvlak. 10 2.2.2 Ziektewet (ZW) en per 1/1/2013: Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) Doel Beperking ziekteverzuim en instroming in de WIA van werknemers met een flexibel dienstverband Doelgroep Mensen die ziek uit dienst gaan/bij ziekte geen werkgever hebben en gebruik kunnen maken van het vangnet van de Ziektewet, de zogenaamde vangnetters: uitzendkrachten oproepkrachten mensen met een fictief dienstverband (thuiswerkers, stagiaires, leerling, freelancer, aannemer van werk niet in eigen bedrijf, provisiewerker) werklozen die langer dan 13 weken ziek zijn vrijwillig verzekerden (zelfstandigen) mensen die binnen 4 weken na uitdiensttreding ziek worden (en nog geen andere baan of uitkering hebben) mensen van wie het tijdelijk contract afloopt tijdens de ziekte. En verder kunnen mensen, die wel een vaste werkgever hebben, gebruik maken van de Ziektewet als ze: ziek zijn geworden door zwagerschap of bevalling ziek zijn geworden/afwezig zijn door het doneren van een orgaan gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en ziek zijn geworden binnen 5 jaar nadat zij zijn aangenomen (no-risk polis, zie § 3.8) Uitvoering ZW door UWV en BeZaVa door UWV. Oplossing/ maatregel Uitkering: ZW: 70 % van het dagloon (100% voor orgaandonoren en zieken door zwangerschap of bevalling); BeZaVa: hetzelfde als bij de ZW of, als de werkgever hier voor kiest, wat in de CAO (van bijvoorbeeld de uitzendbranche) is vermeld; Per 1 januari 2014 wordt de arbeidsverledeneis ingevoerd. Dat betekent dat de duur van de loongerelateerde uitkering afhankelijk is van het arbeidsverleden. Bij weinig arbeidsverleden kan deze korter zijn dan de maximale periode van twee jaar en valt men tussentijds terug op 70% van het minimumloon; Na twee jaar ziekte bekijkt het UWV of aanspraak op een WIA-uitkering kan worden gedaan (zie § 2.3). Overige regelingen voor vangnetters (zie §3): een individuele re-integratie overeenkomst (IRO) voorzieningen en hulpmiddelen (aanpassing werkplek, vervoer, jobcoach) proefplaatsing hulp bij het starten van een eigen bedrijf Kosten De kosten voor de Ziektewet (vangnetters) stijgen: € 1.748.000.000 (in 2010), € 1.848.000.000 (2011, voorlopige cijfers) en € 1.961.000.000 (2012, voorlopige cijfers). De Ziektewet (werknemersverzekering) wordt betaald uit de premies die werkgevers verschuldigd zijn. De premieafdracht is opgebouwd uit die voor het Sectorfonds en het Algemeen Werkloosheidsfonds. Die laatste is voor iedere werkgever gelijk. De sectorpremie is per sector gedifferentieerd. Met de invoering van de BeZaVa wordt de volledige premie voor de Ziektewet gedifferentieerd naar bedrijf op basis van ziekteverzuim en instroom in de WIA in het verleden. Bedrijven kunnen er ook voor kiezen geen premie af te dragen en zelf het risico te dragen. Resultaten In 2011 bestond de instroom in het ZW vangnet uit 273.700 personen. Bronnen Uwv.nl, UWV monitor arbeidsparticipatie 2012. UWV.nl, Kennisverslag 2012-2. Rijksoverheid.nl Ebex.nl 11 Astri.nl, rapport Effecten van nieuwe financiële prikkels in ZW en WGA op risicoselectie. Beoordeling De instroom van zieke werknemers en vangnetters in de WIA is een groot probleem en kostenpost. Dankzij de financiële prikkels van WUBLZ/VLZ en Wvp voor werkgevers, is de instroom in de WIA van zieke werknemers met een vaste werkgever sterk gedaald. De instroom van ‘vangnetters’ stijgt echter nog steeds, zie onderstaande figuur. In dat licht moet de ‘modernisering’ van de Zw worden gezien die is doorgevoerd in de BeZaVa. Figuur instroom in de WIA onderscheiden naar vaste krachten en vangnetters (percentages) Vangnetters vormen een grote en groeiende groep. Deze groei wordt veroorzaakt door het feit dat steeds minder werkgevers hun werknemer een vast contract aanbieden. Ook is er sprake van een stijgend aantal ‘einde dienstverbanders’ van wie het contract niet verlengd wordt door faillissementen of crisismaatregelen als sanering en reorganisatie. Wat betreft re-integratie vormen vangnetters een moeilijke groep. Er is immers, als zij ziek worden, geen baan waarin kan worden teruggekeerd. Naast gezondheidsherstel is ook het vinden van een (nieuwe) baan nodig. En vangnetters (vaak jongeren en starters) vormen een zwakke groep op de arbeidsmarkt. Vooral de WW-ers lopen een hoog risico om in de WIA te belanden. Voor uitzendkrachten is dit risico minder groot maar het ligt nog altijd hoger dan het landelijk gemiddelde. Betrouwbare en recente cijfers voor vangnetters zijn schaars, maar op de lange duur is er bij uitzendkrachten een duidelijke verbetering te zien in werkhervatting en gezondheid na langdurige ziekte en daalt het WIA-instroompercentage. Bij andere vangnetters is deze verbetering (nog) niet te zien. De effecten van de BeZaBa zijn nog niet te beoordelen omdat de invoering nog volop plaats vindt. Op basis van literatuuronderzoek verwacht beleidsonderzoek en adviesbureau Astri dat uitzendbureaus mogelijk strenger gaan selecteren op gezondheid zolang de huidige ruime arbeidsmarkt dat toelaat. De no-riskpolis (§ 3.8) zou dit gezondheidsrisico moeten verminderen als het gaat om loondoorbetaling. De polis vrijwaart het uitzendbureau/de werkgever echter niet van re-integratie inspanningen. 12 2.3 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Doel Gedeeltelijk arbeidsgeschikten aan het werk helpen of houden Doelgroep Werknemers en ‘vangnetters’ die: 1. na 1 januari 2004 zijn ziek geworden; 2. langer dan twee jaar ziek zijn; en 3. meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn (voor de criteria zie uwv.nl) Uitvoering UWV Oplossing / maatregel A. Uitkering De wet bestaat uit twee regelingen: 1. Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA): uitkering voor mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn (80-100%) en waarbij geen herstel is te verwachten. Zij hebben geen re-integratieverplichting. De hoogte van de uitkering is ongeveer 75% van het oude loon. 2. Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten (WGA): uitkering voor mensen die nog wel arbeidsmogelijkheden hebben: volledig arbeidsongeschikten (80-100%) waarbij herstel wordt verwacht en gedeeltelijk arbeidsongeschikten (35-80%). Er zijn twee WGA-uitkeringen: de loongerelateerde: Een werknemer die betaald werk heeft, krijgt de eerste twee maanden bovenop zijn loon een uitkering van 75% en daarna 70% van het bedrag dat hij minder verdient vergeleken met zijn dagloon toen hij nog gezond was. De loonaanvullings- of vervolguitkering: 70% van het verschil tussen het oude dagloon en het dagloon van de verdiencapaciteit, respectievelijk gekoppeld aan het minimumloon. Mensen die ondanks hun ziekte in staat moeten kunnen zijn om minimaal 65% van hun oude inkomen te behouden hebben geen recht op een WIA-uitkering, maar wellicht wel op WW of bijstand. Zij heten ‘WIA 35-minners’. B. Ondersteuning in het vinden van werk 1. Re-integratietrajecten 2. Voorzieningen voor werknemers om werk goed te kunnen doen (vervoer en hulpmiddelen) 3. Voorzieningen voor werkgevers om financiële risico’s te beperken bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking (proefplaatsing, norisk polis, jobcoaching, enzovoort) zie Hoofdstuk 3 Regelingen waar langdurig zieken gebruik van kunnen maken ‘WIA 35-minners’ hebben op recht op ondersteuning bij re-integratie Kosten A. Uitkeringen Aantal WIA Hoogte gemiddelde uitkeringen jaaruitkering 2012 162.000 € 18.698 2013 187.000 € 19.189 2014 211.000 € 19.790 B. Totale programmakosten re-integratie (inclusief ZW-uitkeringen) 2012 € 403 miljoen 2013 € 415 miljoen 2014 € 410 miljoen De WIA is een werknemersverzekering en wordt betaald uit de premies die werkgevers verschuldigd zijn. De WIA-premie bestaat uit een vaste basispremie en een deel dat is gedifferentieerd naar het risico op instroom in de WGA Resultaten Zie hieronder bij beoordeling Bronnen UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2012 UWV Juninota 2013 http://mens-en-samenleving.infonu.nl/regelingen/64686-wga-uitkering-hoogteduur-en-voorwaarden.html 13 Wikipedia.nl Cuelenaere, B. & T.J. Veerman, 2011.Onderzoek evaluatie WIA. Leiden. Astri Beoordeling In 2011 kwam het evaluatierapport van de WIA uit (Astri, 2011). Daarin wordt de bedoeling van de wet als volgt verwoord: “De invoering van de WIA lag in het verlengde van de Wet Verbetering Poortwachter en de Wet verlenging loondoorbetaling bij ziekte, waarbij werkgevers en werknemers in de wachttijd voor de WAO/WIA een sterke verantwoordelijkheid hadden gekregen om het verzuim te beperken en arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Wanneer de poort van de WIA eenmaal is bereikt diende de WIA die stimulans tot activering voort te zetten. Tevens diende de WIA een adequate inkomensbescherming te bieden voor degenen die niet in staat waren te werken.” Enkele conclusies uit het rapport springen in het oog: 1. Bij de invoering van de WIA was het doel dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten (gedeeltelijke WGA-ers) zo geactiveerd zouden worden dat 65% van hen weer aan het werk zou gaan. Voor voormalige werknemers lijkt dat doel gehaald te worden, voor vangnetters(60% van de volledig WGA-ers en de 35-minners; 40% van de gedeeltelijk WGA-ers)(nog) niet, zie tabel. 2. Minder personen dan verwacht maken gebruik van de WIA, maar daarbinnen is een veel groter deel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt. Voor een groot deel van deze groep blijkt de tijdelijkheid van deze volledige arbeidsongeschiktheid lang te duren. Herbeoordelingen van deze groep laten weinig wijziging in status zien. De activerende werking, die met de WGA werd beoogd, is voor deze groep volledig, niet duurzaam arbeidsongeschikten slechts gedeeltelijk van toepassing. 3. Of inkomensbescherming wordt gehaald is sterk afhankelijk van de mate arbeidsongeschiktheid (hoe hoger, hoe beter) en van het hebben van een betaalde baan. In alle gevallen geldt: werken naar vermogen loont! Het beoogde niveau van inkomensbescherming wordt bereikt bij de mensen met een IVA of volledige WGA-uitkering en voor mensen met een gedeeltelijke WGA-uitkering die daarnaast een betaalde baan hebben. Zij kunnen zelfs beter af zijn dan ten tijden van de WAO. Echter, ongeveer 50% van zowel de gedeeltelijk WGA-ers als de 35minners heeft geen betaalde baan en zal dus sterk achteruitgaan in hun inkomen in vergelijking met de WAO. In 2012 krijgt 53% van de mensen in de WIA een volledige WGAuitkering, 21% een gedeeltelijke WGA-uitkering en 26% een IVA-uitkering. Tabel aandeel mensen in de WIA dat werkt onderverdeeld naar voormalige werknemers en vangnetters. 2008 2009 2010 2011 Aandeel werkenden WGA Volledig 19,0% 16,7% 14,7% 13,3% WGA gedeeltelijk 55,6% 53,9% 51,3% 50,3% WIA 35-minners 48,2% 45,3% 43,9% 43,5% Aandeel werkende voormalig werknemers WGA volledig WGA gedeeltelijk WIA 35-minners 27,6% 67,8% 68,5% Aandeel werkende voormalig vangnetters WGA volledig 8,4% WGA gedeeltelijk 28,0% WIA 35-minners 25,9% Bron:UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2012 25,0% 66,5% 63,6% 22,2% 65,7% 62,4% 20,3% 66,1% 61,5% 7,5% 27,3% 25,3% 7,2% 25,0% 25,7% 6,8% 25,3% 27,2% 14 2.4 Wet werk- en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) Doel Doelgroep Uitvoering Oplossing/ maatregel Mensen die op jonge leeftijd een ziekte of handicap hebben gekregen: aan passend werk helpen; ondersteunen tijdens de opleiding; steunen met inkomensaanvulling of met een volledige uitkering als gebleken is dat iemand niet kan werken. c) Jonggehandicapten zonder arbeidsverleden tussen de 18 en 30 jaar die voor minstens 25% arbeidsongeschikt zijn (geraakt), die waarschijnlijk niet binnen en jaar volledig herstellen en die door hun beperking minder dan 75% van het minimum(jeugd)loonkunnen verdienen. UWV arbeidsondersteuning Het UWV biedt hulp bij het vinden en behouden van passend werk. Voorbeelden zijn: een aanbod voor passend werk, begeleiding op het werk door een jobcoach, hulp bij sollicitatie en vergoedingen voor aanpassing van de werkplek en speciaal vervoer. inkomensondersteuning jonggehandicapten Als een jonggehandicapte werkt maar niet genoeg verdient, ontvangt hij een aanvulling op zijn loon: Voor jongeren onder de 27 die minder dan 20% van het minimumloon verdienen wordt het inkomen aangevuld tot 75% van het wettelijk minimumloon (wml); Voor jongeren vanaf 27 jaar die verdienen wat mogelijk is gezien hun situatie wordt het inkomen aangevuld tot 100% wml; verdienen ze minder dan zou kunnen dan is de aanvulling tot 75% wml. Aanvulling tot 120% van het wml is mogelijk als gewerkt wordt met begeleiding van een jobcoach. volledige Wajong-uitkering Een jonggehandicapte die nu en in de toekomst niet kan werken, krijgt een volledige Wajong-uitkering die 75% van het wml bedraagt. studieregeling Jonggehandicapten die studeren kunnen naast de studiefinanciering inkomensondersteuning krijgen van 25% van het wml. Gerelateerde regelingen voor werkgevers Loondispensatie (§ 3.5); Mobiliteitsbonus (§ 3.7). Kosten De totale lasten in 2012 bedroegen 2,732 miljard; schatting 2013: 2,992 miljard. Het Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten financiert de Wajonguitkeringen en re-integratielasten van jonggehandicapten. Dit fonds wordt volledig gevuld met rijksmiddelen. Resultaten Het Wajongbestand is in 2013 ongeveer 240.000 uitkeringsgevallen groot, elk jaar komen daar 10.000 nieuwe gevallen bij. Bronnen uwv.nl/wajong wajonguitkering.org/wajong/wajong-uitkering-geschiedenis/ uvw.nl rijksoverheid.nl 15 Beoordeling De Wajong dateert uit 1998. In 2009 is de wet gewijzigd om de arbeidsparticipatie van jonggehandicapten te bevorderen. Mensen die vanaf 2010 zijn ingestroomd vallen onder de nieuwe Wajong, de rest van het bestand (191.000 gevallen in 2010) onder de oude Wajong. Werkt de nieuwe Wajong? De UWV monitor arbeidsparticipatie 2012 zegt daar het volgende over: Wajongers in de nieuwe Wajong komen sneller na instroom aan het werk dan Wajongers uit de oude Wajong; Voor het eerst in 2011 zijn meer Wajongers bij een reguliere werkgever aan het werk dan in of via de sociale werkvoorziening; Ruim 60% van de Wajongers die bij een reguliere werkgever werken, krijgt ondersteuning, met name in de vorm van begeleiding door een jobcoach, de inzet van loondispensatie, een re-integratietraject of een andere voorziening. Het is moeilijk voor Wajongers om aan het werk te blijven. Van de Wajongers die in 2010 aan het werk zijn gekomen is iets meer dan de helft een jaar later nog (of weer) aan het werk. 72% van de werkende Wajongers verdient minder dan het minimumloon. Hiervoor zijn twee redenen, die ongeveer even vaak voorkomen: een deel van de Wajongers werkt met loondispensatie, en een ander deel werkt wel tegen minimumloon, maar parttime. Het aandeel werkgevers dat een Wajonger in dienst heeft stijgt licht, van 4,2 naar 4,8% (2010-2011). Die stijging vindt vooral plaats bij kleinere werkgevers en is in alle sectoren te zien met uitzondering van die van de overheid die al de meeste Wajongers in dienst heeft. De overall conclusie is dat er nog veel werk te doen is om mensen met een arbeidsbeperking kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Het aantal Wajongers is nog steeds groot en groeit. Er is sprake van toename van het aantal werkende Wajongers, maar er is nog veel winst te behalen als meer werkgevers Wajongers binnen hun bedrijf opnemen. Het kost Wajongers veel moeite om aan het werk te blijven. Ontwikkelingen Om de betaalbaarheid van de wetgeving m.b.t. mensen met een handicap te kunnen blijven garanderen wil het kabinet Rutte II per 1 januari 2015 de Participatiewet in werking laten treden. Uitgangspunt is dat alle verschillende regelingen (Wajong, WSW en WWB) voor mensen die kunnen werken, maar zijn aangewezen op ondersteuning, worden opgenomen in één regeling, die door de gemeenten wordt uitgevoerd. De Wajong is dan per 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die vanwege hun beperking nooit zullen kunnen werken. De rest van het bestand (nu ruim 90%) gaat onder de Participatiewet vallen. Of de arbeidsondersteuning, loonondersteuning en studieregeling in de huidige vorm blijven bestaan is op dit moment niet duidelijk, maar in principe nemen de gemeenten de ondersteuning van Wajongers over van het rijk inclusief banenbemiddeling en re-integratie. In het sociaal akkoord van afgelopen zomer (2013) is bovendien afgesproken dat er voor deze mensen (en andere arbeidsgehandicapten) 125.000 gegarandeerde banen komen – 100.000 bij het reguliere bedrijfsleven en 25.000 bij de overheid – waar zij tegen het wettelijk minimumloon aan de slag kunnen. Het kabinet moet de parlementaire steun voor haar afspraken met de sociale partners en haar wetsvoorstellen nog verkrijgen. 16 2.5 Wet Sociale Werkvoorziening(WSW) Doel Mensen met een arbeidshandicap een dienstbetrekking aanbieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. Doelgroep Personen, die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn, en als zodanig door het UWV geïndiceerd zijn. Uitvoering Het rijk bepaalt een landelijke taakstelling die via een sleutel naar de gemeenten wordt doorvertaald en betaalt de gemeenten voor uitvoering van de wet en hun taakstelling. De gemeenten bepalen hun eigen beleid binnen het raamwerk van de WSW, het ‘Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken’ en de ‘Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken 2008’. Langdurig zieken kunnen alleen aanspraak maken op die gemeentelijke regelingen, zoals het persoonsgebonden budget begeleid werken, dat sommige gemeenten aanbieden. Oplossing / maatregel Het besluit noemt twee manieren van aanbieding van een dienstbetrekking onder gepaste omstandigheden: 1. Via de sociale werkvoorziening biedt de gemeente, meestal via een sociaal werkvoorzieningsbedrijf (sociale werkplaats) of regionaal werkvoorzieningsschap een dienstbetrekking aan. Dit sw-bedrijf of schap kan (een deel van) haar werknemers individueel of als groep detacheren bij het reguliere bedrijfsleven; 2. Via begeleid werk biedt een reguliere werkgever een dienstbetrekking aan. Daar is meestal een begeleidingsorganisatie bij betrokken. De gemeente betaalt het werk van deze organisatie en subsidieert de werkgever (tegemoetkoming in de loonkosten en in aanpassing van het werk/de werkplek). Sommige gemeenten kennen mensen met een arbeidshandicap een persoonsgebonden budget begeleid werken (pgb-bw) toe waarmee een eigen gekozen werkgever en begeleidingsorganisatie betaald kunnen worden. Reguliere werkgevers die een arbeidsgehandicapte in dienst nemen kunnen gebruik maken van de regelingen die gelden als een werknemer met een uitkering in dienst wordt genomen zoals: Looncompensatie bij ziekte (no-riskpolis) Vergoeding voorzieningen werkgever Jonggehandicaptenkorting (Wajong) verrekenen Minder loon betalen (Wajong) Loondispensatie via de Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie (in 32 pilotgemeenten) (zie hoofdstuk 3) Kosten In 2013 heeft het rijk 2355 miljoen beschikbaar voor het scheppen van aangepaste arbeid op basis van de landelijke taakstelling van 90804 voltijd WSW-werkplekken. Voor het Stimuleringsbeleid Begeleid Werken is 18 miljoen beschikbaar en voor de WSW-indicatiestelling door het UWV 24,6 miljoen. De WSW wordt hoofdzakelijk bekostigd door het rijk die per voltijds arbeidsplaats een subsidie verstrekt (gemiddeld 27.000 euro per werknemer in 2010) en daarnaast door de opbrengsten van de sw-bedrijven; eventuele tekorten worden door de gemeenten aangevuld. Resultaten In 2012 zijn in totaal 25.823 WSW-indicaties uitgevoerd. Er staan eind 2012 15.655 mensen op de wachtlijst en het totale werknemersbestand bedraagt 102.445, waarvan 26,8% gedetacheerd is en 6,2% aan de slag is via begeleid werk. Bronnen overheid.nl Verslag van de wijzigingen in 2008 van de Wet sociale werkvoorziening (via rijksoverheid.nl) 17 Santen, P. van, M. van Oploo& M. Engelen, 2013. WSW-statistiek 2012, jaarrapport. Zoetermeer. Panteia. rijksbegroting.nl rijksoverheid.nl http://resultaten-wsw.szw.nl wikipedia.org/wiki/Sociale_werkvoorziening Beoordeling De algemene doelstelling van het Sociale werkvoorzieningsbeleid is: “het faciliteren van de arbeidsparticipatie van personen met lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen, die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn”. Het behalen van die doelstelling is onder meer afhankelijk van de mate waarin een beroep wordt gedaan op de WSW en de bereidheid van werkgevers om arbeidsplaatsen ter beschikking te stellen. In recente jaren heeft de rijksoverheid geprobeerd de wachtlijsten te verkorten. Dat is niet gelukt, zie tabel. In 2012 is de wachtlijst wel aanzienlijk korter geworden en dat zal naar verwachting ook in 2013 gebeuren. Dat komt doordat gemeenten anticiperen op het op slot gaan van de WSW voor nieuwe instromers (zie hieronder). Een ander speerpunt was om veel meer WSW-ers in reguliere banen onder te brengen via begeleid werk. Ook dat is niet goed gelukt, zie tabel. Ontwikkelingen Het kabinet Rutte II gooit het nu, om de betaalbaarheid van de wetgeving m.b.t. mensen met een handicap (meer dan alleen de WSW) te kunnen blijven garanderen, over een andere boeg. De verantwoordelijkheid om meer WSW-ers in reguliere banen onder te brengen wordt bij de werkgevers gelegd. In het Sociaal Akkoord van voorjaar 2013 zijn daar afspraken over gemaakt. Werkgevers zijn bereid in totaal 100.000 mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Ook is afgesproken dat de overheid 25.000 mensen extra aan het werk helpt. Worden de jaarlijkse aantallen niet gehaald, dan komt er een quotumregeling. Bedrijven met meer dan 25 werknemers moeten dan 5% werknemers met een beperking in dienst nemen. De sociale werkvoorziening wordt per 1 januari 2014 afgesloten voor nieuwe werknemers. Op termijn wordt het aantal beschutte werkplekken dat gemeenten moeten aanbieden gereduceerd tot 30.000. Voor mensen met een arbeidshandicap (nu zijn dat er nog ruim 100.000) die dan niet bij de gemeentelijke sociale werkvoorziening aan de slag kunnen, komen in de toekomst banen beschikbaar zoals afgesproken in het Sociaal Akkoord. Dit beleidsvoornemen moet nog door de Tweede en Eerste Kamer geloodst worden. Tabel omvang wachtlijst en werknemersbestand Begeleid Werken per 31/12 2008 2009 2010 2011 Personen op de 17673 18635 21582 21100 wachtlijst Van wie langer dan 9223 9156 10497 12800 1 jaar Werknemerbestand 4739 5290 5735 6186 Begeleid Werken Als percentage van 5% 5% 6% 6% het totale aantal dienstbetrekkingen Bron:http://resultaten-wsw.szw.nl 2012 15653 10589 6303 6% 18 2.6 Wet Werk en Bijstand (WWB) Doel Doelgroep Ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand door gemeenten. Werk gaat voor inkomen: oogmerk is om mensen op de kortste weg naar betaald werk te kunnen zetten. d) Een ieder die: rechtmatig in Nederland woont (EU-burgers na drie maanden, niet EUburgers na vijf jaar rechtmatig verblijf en asielzoekers nadat ze officieel zijn toegelaten); weinig of geen ander inkomen of vermogen heeft; en die daardoor niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Arbeidsgehandicapten komen alleen in de WWB als ze voordat ze arbeidsgehandicapt raakten zelfstandig ondernemer waren en niet of onvoldoende verzekerd waren voor arbeidsongeschiktheid. Uitvoering De gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid. Tegenover minder regels van het rijk en meer eigen autonomie staan (sinds 2004) een financiële verantwoordelijkheid voor de gemeenten, daarom is het voor hen van belang de instroom te beperken en de uitstroom te bevorderen. De aanvraag van een bijstandsuitkering verloopt via het UWV of de Sociale Verzekeringsbank (voor personen ouder dan 65 jaar). Oplossing / maatregel De uitkering bedraagt een percentage van het minimumloon, afhankelijk van of men alleen of samenleeft, kinderen heeft of niet. Ook is er een maximum gesteld aan het vermogen, zie tabel. Alles daarboven moet eerst ‘opgegeten’ worden. Samenstelling huishouden Gehuwd of samenwonend Alleenstaande ouder Alleenstaande Jongeren (18-21) Hoogte uitkering (% van minimumloon) 100 (samen) Maximum eigen vermogen (in €) 11.700 70 50 Afgeleid van kinderbijslag 11.700 5850 Als men de uitkering ontvangt heeft men een aantal verplichtingen waaronder ingeschreven staan als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf, de sollicitatieplicht en het accepteren van algemeen geaccepteerde arbeid (niet langer is ‘passend’ een criterium). Dit geld ook voor arbeidsgehandicapten (ex-zelfstandigen), tenzij men volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Sommige gemeenten verwachten nog andere tegenprestaties, de zogenaamde tegenprestatie naar vermogen, het verrichten van onbeloonde maatschappelijk ‘nuttige’ werkzaamheden als het verlenen van zorg of het ruimen van sneeuw. De gemeente kan aan mensen van 65 jaar en ouder en aan chronisch zieken en gehandicapten categoriale bijzondere bijstand geven voor dekking van hoge kosten die niet met de uitkering betaald kunnen worden. Kosten Gemeenten krijgen van de rijksoverheid twee budgetten: een inkomensdeel en een werkdeel. Uit het inkomensdeel moeten de uitkeringen worden betaald. Uit het werkdeel moeten de re-integratie-activiteiten worden betaald. Het werkdeel valt vanaf 2009 onder het zogenoemde participatiebudget. De budgetten worden jaarlijks in september definitief vastgesteld. Gemeenten dienen zelf eventuele tekorten op die budgetten aan te vullen. Daar staat tegenover dat overschotten op het inkomensdeel in de gemeentekas vloeien. Het is dus zaak voor gemeenten om zo weinig mogelijk instroom in de bijstand te hebben, en zo veel mogelijk uitstroom. Het inkomensdeel WWB is begroot op 5,5 (2013) en 6 miljard euro (2014), het werkdeel op 812 (2013) en 636 miljoen euro (2014). 19 Resultaten In 2012 steeg het aantal WWB-uitkeringen met 2,9% naar 324.850. De stijging onder 27-plussers bedroeg 5%; het aantal 27-minners met een WWBuitkering daalde met 15%. In 58% van de gemeenten steeg het aantal WWBuitkeringsgerechtigden. Op landelijk niveau was in 2012 het budget van de gemeenten niet toereikend, 63% had een tekort, 26% zelfs van meer dan 10%. Het re-integratie budget per bijstandsuitkering (werkdeel) is gehalveerd sinds 2010. Dit betekent minder ondersteuning voor mensen op trede 1 en 2 van de participatieladder (de relatief goed bemiddelbaren). Bronnen divosa.nl rijksoverheid.nl wikipedia.org Ontwikkelingen De WWB zal overgaan in de Participatiewet samen met de Wet sociale werkvoorziening (WSW), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en enige andere wetten gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt. Gemeenten krijgen onder deze nieuwe wet (zie § 2.7) één gebundeld re-integratiebudget en mogen zelf bepalen welk deel daarvan aan elke categorie wordt uitgegeven. In het Sociaal Akkoord van 2013 is afgesproken dat er meer banen voor mensen met een arbeidshandicap beschikbaar komen, zie verder § 2.7. Ook zullen zoals het er nu naar uit ziet, gemeenten in staat gesteld worden om mensen met een zorgbehoefte te compenseren voor de kostendelersnorm (verlaging van de bijstandsuitkering naarmate er meer meerderjarige personen in één huis wonen). 20 2.7 Participatiewet Het kabinet wil de bestaande regelingen voor mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op ondersteuning (WSW, Wajong en WWB) opnemen in één regeling: de Participatiewet. Deze wordt samen met werkgevers en werknemers verder ingevuld als uitvloeisel van het Sociaal Akkoord van voorjaar 2013 en zou per 1 januari 2015 moeten ingaan. De Participatiewet zal het wettelijk kader bevatten waarbinnen gemeenten beleid kunnen maken en uitvoeren gericht op participatie. De gevolgen voor mensen die nu in de WSW, Wajong of WWB zitten staan beschreven bij genoemde wetten onder het kopje ‘ontwikkelingen’. Contouren van de Participatiewet 35 arbeidsmarktregio’s en werkbedrijven Het moet voor werkgevers gemakkelijker worden om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Daarom zal de dienstverlening aan werkgevers worden georganiseerd vanuit 35 arbeidsmarktregio’s met één aanspreekpunt voor informatie, advies en expertise: het werkbedrijf. Het werkbedrijf vormt de schakel tussen de werkzoekende met een arbeidsbeperking en de banen die werkgevers voor hen garant stellen. Vacatures en gegevens van werkzoekenden worden in één systeem geregistreerd. Gemeenten hebben de hoofdrol bij de vorming van de werkbedrijven. Zij werken daarbij samen met de sociale partners en het UWV. Banen voor arbeidsgehandicapten Werkgevers stellen zich (oplopend tot 2026) garant voor 100.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het wettelijk minimum loon (WML) kunnen verdienen en voor mensen met een arbeidsbeperking die minimaal het wettelijk minimumloon kunnen verdienen door gebruik te maken van een voorziening gericht op persoonlijke ondersteuning op de werkplek (een jobcoach). Daarnaast stelt de overheid zich garant voor 25.000 extra banen voor deze groep door vanaf 2014 gedurende 10 jaar jaarlijks 2.500 extra banen open te stellen voor mensen met een beperking. Deze afspraken zijn niet vrijblijvend. Het aantal banen dat er daadwerkelijk komt, wordt nauwlettend gemonitord. Als werkgevers onvoldoende banen realiseren, treedt na overleg met sociale partners en gemeenten een wettelijke quotumregeling in werking die per 1 januari 2015 in een wet dient vast te liggen. Loonsubsidie en andere tegemoetkomingen aan bedrijven zoals jobcoaching, no-riskpolis of aanpassing van de werkplek en de mobiliteitsbonus. In het sociaal akkoord staat dat loonkostensubsidie in de plaats komt van loondispensatie. De overheid betaalt het verschil tussen de loonwaarde (afgeleid van de productiviteit van de werknemer) en het wettelijk minimumloon. Deze loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De werkgever betaalt het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon van de werknemer. Regelingen als de no-risk polis en mobiliteitsbonus (zie hoofdstuk 3) blijven van kracht. Het gaat zoals gezegd om voorgenomen beleid dat nog verder moet worden ingevuld. Ook moet het Parlement haar goedkeuring nog aan de wet verlenen. Activeren en besparen De Commissie De Vries (Commissie fundamentele herbezinning Wsw, 2008) constateert dat: “slechts een beperkt deel van de mensen die onvoldoende productief zijn om het minimumloon te verdienen een baan vindt, voornamelijk in het kader van de Wsw. Een grotere en nog groeiende groep komt daarvoor niet in aanmerking en valt tussen wal en schip”. Het huidige stelsel van Wsw, Wajong en WWB is te weinig activerend en op termijn onbetaalbaar, volgens het kabinet. Besparing is dan ook een tweede belangrijk motief voor de invoering van de Participatiewet, zie tabel. 21 Tabel netto-besparingen Participatiewet(–= saldoverbetering) in miljoenen euro’s Maatregelen 2014 2015 2016 2017 structureel Wajong: beperking toegang tot volledig en duurzaam 0 -40 -80 -120 -1180 Wsw: Geen nieuwe instroom + nieuwe voorziening beschutte werkplek -20 -50 -70 -90 -650 Efficiëntiekorting Participatiebudget geleidelijk -40 -90 -140 -190 0 Totaal Participatiewet -60 -180 -290 -400 -1830 Bronnen: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-re-integratie Kamerbrief over Participatiewet en quotum na sociaal akkoord dd 27-06-13 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/12/21/kamerbrief-contouren-participatiewet.html http://www.cedris.nl/web/dossiers/Pages/Participatiewet_65.aspx 22 2.8 Wet Stimulering Arbeidsparticipatie (STAP) Doel Doelgroep Uitkeringsgerechtigden die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn op de arbeidsmarkt door middel van participatieplaatsen en loonkostensubsidies dichter bij die arbeidsmarktbrengen. Mensen met een bijstandsuitkering jonger dan 50 jaar; UWV-cliënten jonger dan 50 jaar: langdurig werklozen met een WWuitkering, arbeidsongeschikten met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en herbeoordeelde arbeidsongeschikten (voor deze categorie geldt geen leeftijdsgrens). Uitvoering Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de participatieplaatsen, scholing en opleiding en de vaststelling en toekenning van premies. Het UWV verstrekt loonkostensubsidies en indiceert haar cliënten voor een participatieplaats. Oplossing / maatregel Participatieplaatsen: tijdelijke, onbeloonde en speciaal gecreëerde functies die met behoud van uitkering kunnen worden verricht. Er moet sprake zijn van re-integratie. Zodra regulier werk of een ander traject meer geschikt is, moet dat worden ingezet. Verlenging na twee jaar mag alleen als de kans op inschakeling in het arbeidsproces daardoor aanmerkelijk verbetert. Scholing en opleiding: mensen zonder startkwalificaties komen na zes maanden op een participatieplaats in aanmerking voor scholing of opleiding (ter beoordeling van de gemeente). Premie: werken moet lonen daarom komen de deelnemers na zes maanden op een participatieplaats en vervolgens iedere zes maanden in aanmerking voor een premie (ter beoordeling van de gemeente). Deze is gekoppeld aan het premie-instrument van de WWB en bedraagt maximaal € 2229 per jaar (bedrag per 1 januari 2010). Loonkostensubsidie: werkgevers kunnen een beroep doen op het instrument loonkostensubsidie van het UWV als zij langdurig werklozen en arbeidsongeschikten jonger dan 50 jaar in dienst nemen. De leeftijdsgrens van 50 jaar geldt niet voor personen die herbeoordeeld zijn voor de WAO, WAZ en Wajong. De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 50% van het wettelijk minimumloon gedurende 1jaar (ca. € 8.000). Kosten Resultaten Bronnen De loonkostensubsidie wordt gefinancierd uit de arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsfondsen (werkgeversverzekeringen); de participatieplaatsen uit de gemeentefondsen en de WWB. Het aantal gemeenten dat gebruik maakt van het instrument participatieplaatsen is tussen 2009 en het eerste halfjaar van 2011 gegroeid van bijna 18% naar ruim 30%. Gezamenlijk (medio 2011) zetten gemeenten bijna 6.000 participatieplaatsen in (medio 2011), 80% daarvan is gerealiseerd in grote gemeenten. Het UWV maakt relatief weinig gebruik van participatieplaatsen. Hoeveel cliënten een scholing of opleiding volgen is niet precies bekend. Vooral grote gemeenten bieden deze ondersteuning aan. Vaak betreft het beroepsgerichte cursussen, waarbij (deel)certificaten behaald kunnen worden, taalcursussen of AKA-opleidingen (Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent). Vanwege de bezuinigingen is de trend dat het aanbod van scholing en opleiding wordt afgebouwd of stopgezet. De maximale hoogte van de premie per jaar verschilt per gemeente. Van het totaal aantal deelnemende gemeenten keert ongeveer een derde minder dan € 500 euro uit, een derde € 500-1000 en een derde € 1000 of meer. eerstekamer.nl rijksoverheid.nl 23 uwv.nl onderwijsarbeidsmarkt.nl Bouma, S., M. Folkeringa, L. de Ruig & S. Vendrig, 2012. Een stap in de goede richting? Evaluatie Wet Participatieplaatsen Eindrapport. Zoetermeer Beoordeling De indruk bestaat dat vooral cliënten op grote afstand tot de arbeidsmarkt gebaat zijn bij een participatieplaats. Gemeenten geven aan dat de deelnemers basale maar relevante werknemersvaardigheden opdoen waardoor ze beter zijn toegerust voor reguliere betaalde arbeid. Ze ontdekken hun talenten en worden meer zelfredzaam. In de periode 2009-2011 is 15%-22% van de deelnemers doorgestroomd naar regulier werk. Gemeenten vinden deze doorstroom moeizaam verlopen. Dat komt ten eerste doordat de overgang van de beschermde omgeving van de participatieplaats (additioneel werk onder begeleiding) naar een reguliere baan voor veel cliënten te groot is. Ten tweede is er een discrepantie tussen de hoge eisen van werkgevers en de beperkte kwaliteiten van sommige cliënten. En ten derde zijn volgens sommige gemeenten de financiële middelen onvoldoende om de overgang naar regulier werk met ondersteunende instrumenten te verzachten. 24 2.9 Toeslagenwet(TW) Doel Er voor zorg dragen dat uitkeringsgerechtigden die ziek, werkloos of arbeidsongeschikt zijn minimaal een inkomen hebben op het sociaal minimum dat voor hen geldt. Doelgroep Mensen met een uitkering op grond van de: Ziektewet (ZW) Werkloosheidswet (WW) Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil) Inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW) Wet arbeid en zorg (WAZO). Op een uitkering in verband met zwangerschap, bevalling en adoptie is een aanvulling mogelijk. Ook als de werkgever in het tweede ziektejaar niet meer dan zeventig procent van het loon betaalt (zie € 2.2.1), kan men in aanmerking komen voor een toeslag. Het totale inkomen mag niet te hoog zijn. Men heeft recht op de toeslag als men: getrouwd is of samenwoont en het gezamenlijke inkomen is lager dan het bruto minimumloon; alleenstaand is en een kind heeft jonger dan achttien jaar en het inkomen is lager dan negentig procent van het bruto minimumloon alleenstaand is en het inkomen lager is dan zeventig procent van het bruto minimumloon Uitvoering UWV Oplossing/ maatregel De toeslag vult de uitkering aan tot het normbedrag. De hoogte van de toeslag is het verschil tussen het normbedrag en het inkomen. De bedragen worden elk half jaar vastgesteld. Voor normbedragen zie: http://www.uwv.nl/particulieren/bedragen/ Als inkomen telt alles mee wat de aanvrager en de partner met werken verdienen en vrijwel alle uitkeringen. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Bij de berekening van het recht op toeslag blijft een gedeelte van het arbeidsinkomen (ten hoogste 15% van het minimumloon) buiten beschouwing gedurende maximaal twee jaar. Kosten In de periode 2008-2012 zijn de kosten van de Toeslagenwet gestegen van € 366 naar 483 miljoen Bronnen uwv.nl eerstekamer.nl st-ab.nl rijksbegroting.nl 25 2.10 Wet- en regelgeving voor zelfstandigen die met langdurige ziekte te maken hebben Een zelfstandige wordt geacht zelf zijn hoofd boven water te houden als het (even) wat minder gaat met zijn bedrijf of bij langdurige ziekte. Lukt dat niet dan kan hij of zij een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (BBZ) en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). De BBZ is bedoeld om zelfstandigen uit de Bijstandswet te houden en voorziet in tijdelijke uitkeringen voor ondernemers in de problemen of starters. Het Besluit is niet specifiek gericht op langdurig zieken of arbeidsgehandicapten. Mensen met bijvoorbeeld een Wajonguitkering die steun willen vragen voor de start van een eigen bedrijf moeten daarvoor bij het UWV zijn. Omdat het Besluit er in bijna alle gevallen vanuit gaat dat slechts tijdelijk hulp nodig is om het bedrijf weer levensvatbaar te maken, is de vraag of chronisch zieken en arbeidsgehandicapten er (veel) gebruik van (kunnen) maken. De IOAZ vult het inkomen van zelfstandigen aan tot bijstandsniveau als zij hun bedrijf gestopt zijn omdat het geen bestaansminimum opleverde. Per 1 augustus 2004 geldt de IOAZ in principe niet meer voor arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Voor (ex) zelfstandigen met een langdurige ziekte of handicap is dus bitter weinig geregeld. 26 2.10.1 Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen (Bbz) Doel Zelfstandigen uit de Bijstandswet houden door het verstrekken van tijdelijke uitkeringen, bijvoorbeeld een renteloze lening of aanvulling op het inkomen Doelgroep 1. 2. 3. 4. Uitvoering Gemeenten Oplossing/ maatregel De bijstand kan worden gegeven in de vorm van bedrijfskapitaal (max. € 9.456 (2013) en afhankelijk van het vermogen als gift of renteloze lening), of als aanvullende uitkering: aanvulling van het inkomen uit het bedrijf tot bijstandsniveau. Na afloop van elk boekjaar wordt de aanvulling definitief vastgesteld. Bij een vermogen minder dan € 127.400 hoeft deze aanvulling niet terugbetaald te worden, daarboven wel. Uitzondering op de tijdelijkheid van Bbzis de ondersteuning die geboden wordt aan de doelgroep onder 3. Voor een aanvullende uitkering (of bedrijfskapitaal) vanaf de datum van aanvraag tot 65 komt de oudere zelfstandige met een niet levensvatbaar bedrijf in aanmerking die: 55 - 65 jaar is 10 jaar of meer onafgebroken een bedrijf heeft uitgeoefend een bedrijf heeft dat niet meer levensvatbaar is maar nog wel een bruto inkomen van € 7.511 (2013) oplevert ten minste 1.225 uur per jaar actief is als ondernemer geen krediet krijgt van de bank. Degene die zijn bedrijf wil beëindigen (4) kan maximaal 2 jaar een aanvullende uitkering krijgen. Wil hij daarna in aanmerking voor een IOAZ-uitkering komen dan moet deze voor de beëindiging van het bedrijf worden aangevraagd. Kosten De bijstand aan zelfstandigen bedraagt ruim 67 miljoen (2013), voor startende ondernemers is daarbovenop 28 miljoen vrijgemaakt, in totaal betreft het 4.000 huishoudens (op duizend afgerond) De Bbz wordt uit de WWB gefinancierd. Resultaten Ecorys(2011)concludeert in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat de Bbz werkt voor starters (doelgroep 1): van de starters is na vier jaar 74% uit de uitkering, tegen 56% in de referentiegroep de besparing op de uitkeringslasten weegt na verdiscontering over 24 jaar ruimschoots op tegen de kosten van het Bbz, het netto resultaat is € 18.900 positief per Bbz-starter. Het aantal Bbz uitkeringen is gestegen van 2160 naar bijna 4000 (2007-2013. Daarmee vormen ze nog steeds een zeer klein deel van het totaal aan uitkeringen (1.498.070 in december 2011). Het is niet bekend hoeveel mensen met een chronische ziekte gebruik maken van de Bbz. Bronnen antwoordvoorbedrijven.nl/subsidie/bbz?gclid=CKOvvrvutrkCFSTKtAodxQUAJg zzp-nederland.nl/artikel/bijstand-zelfstandigen-bbz regelingbbz.nl/doelgroepen st-ab.nl/wetwwbiworbbz04.htm Ecorys, 2011.Bbz 2004: uit het startblok CBS tabel Maatwerk RWI zelfstandigen. CBS, personen met een uitkering, aantal per uitkeringssoort. Zelfstandigen die vanuit de bijstand of WW een eigen bedrijf starten Gevestigde zelfstandigen met een levensvatbaar bedrijf Oudere zelfstandigen (55+) met een niet levensvatbaar bedrijf Zelfstandigen die zijn of haar bedrijf wil beëindigen 27 2.10.2 Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezenZelfstandigen (IOAZ) Doel Het doel van de IOAZ is voorkomen dat ex-zelfstandigen in de bijstand komen, vanwege de vermogenstoets in de WWB. De IOAZ kent een veel ruimere vermogenstoets. Doelgroep Oudere (55+) en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen die gestopt zijn met hun onderneming, van wie het inkomen structureel minder bedraagt dan het sociaal minimumniveau en die als gevolg daarvan hun bedrijf hebben beëindigd. Sinds 2004 geldt de IOAZ in principe niet meer voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Zij kunnen wel in aanmerking komen voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Recht op een IOAZuitkering hebben alleen nog mensen die: minder dan 80% arbeidsongeschikt zijn; op 28 december 2005 al een IOAZ-uitkering ontvingen. De gewezen zelfstandigen moeten aan allerlei voorwaarden voldoen waarvan de belangrijkste de inkomenstoets is. Uitvoering Gemeenten Oplossing/ maatregel De IOAZ vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. Om voor een uitkering in aanmerking te komen moet aan de inkomenstoets worden voldaan: de inkomsten uit het bedrijf moeten, samen met eventuele andere inkomsten, de laatste 3 jaar minder zijn geweest dan € 21.861 bruto gemiddeld per jaar (per 1/1/2014). Voor de toekomst mag geen inkomen van hoger dan € 23.115 bruto per jaar worden verwacht. De hoogte van de IOAZuitkering is afhankelijk van het inkomen. De gemeente kijkt ook naar het inkomen van de partner. Inkomsten uit alimentatie, onderhuur en verhuur worden niet meegerekend. Bij de IOAZ wordt wel rekening gehouden met andere inkomsten en ook met vermogen. De vermogenstoets is minder streng dan bij werknemers omdat zelfstandigen geacht worden meer vermogen te hebben bijvoorbeeld uit de verkoop van hun bedrijf. Zo blijft vermogen tot een bedrag van € 128.547 buiten beschouwing en daarbovenop nog eens een bedrag van 117.058 (beide per 1/1/2014) als er sprake is van een pensioentekort. Over vermogens boven genoemde bedragen wordt met een rendement van 4% gerekend, dat als inkomen van de IOAZ-uitkering wordt afgetrokken. De IOAZ-uitkering moet voor beëindiging van het bedrijf worden aangevraagd en beëindiging dient binnen anderhalf daarna plaats te vinden. Kosten Per december 2011 waren er volgens het CBS 2100 personen met een IOAZuitkering, volgens de rijksbegroting (2013) bedragen de kosten ruim 23 miljoen. Resultaten Het aandeel IOAZ-uitkeringen op het totaal aantal uitkeringen is zeer laag. Hierbij speelt mee dat sinds 2004 de toegang tot de IOAZ gesloten is voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten en nieuwe gevallen verwezen worden naar de Toeslagenwet. Bronnen wetten.overheid.nl rijksoverheid.nl/onderwerpen/uitkering-oudere-werklozen-ioaw-iow-ioaz/ioazvoor-oudere-zelfstandigen pzo-zzp.nl/ioaz rijksbegroting.nl www.cbs.nl 28 3 Regelingen waar langdurig zieken gebruik van kunnen maken 3.1 Subsidie aanpassing werkplek Doel Voorzieningen bieden zodat mensen met ziekte of handicap hun werk beter kunnen doen of meer kans hebben op het vinden van werk. Doelgroep Mensen die vallen onder de WW, WIA, WAO, Wajong, WAZ,WAZO en Ziektewet en voorzieningen nodig hebben voor hun re-integratie. Het gaat om hulpmiddelen die normaal gesproken niet in een bedrijf aanwezig zijn. Uitvoering UWV Inhoud regeling De werknemer vraagt zelf subsidie aan bij het UWV voor meeneembare hulpmiddelen zoals diensten van een doventolk of voorleeshulp, hulpmiddelen voor lezen en schrijven, orthopedische werkschoenen en aangepaste bureaustoel. Voor niet-meeneembare hulpmiddelen vraagt de werkgever subsidie aan bij het UWV, bijvoorbeeld voor een traplift, aangepaste werkplek of toilet. Voorwaarden voor de werkgever Er zijn extra kosten gemaakt voor voorzieningen om de werknemer in dienst te nemen of te houden; De werknemer blijft nog minimaal 6 maanden in dienst; De kosten voor de voorzieningen zijn hoger dan een bepaald bedrag. Dit bedrag hangt af van het loon en van de aard van de beperking; De voorzieningen zijn niet meeneembaar. Voorwaarden voor de werknemer De ziekte of handicap gaat naar verwachting langer dan een jaar duren; de ondersteuning is nodig voor het werk; de ondersteuning kost meer dan €128 (normbedrag 2013). Bronnen uwv.nl antwoordvoorbedrijven.nl/subsidie/aanpassingen-werkplek zuidwestervoorwerk.nl/aanpassing-werkplek 29 3.2 Proefplaatsing Doel Ondersteunen van mensen die moeilijk aan het werk komen Doelgroep Mensen die zonder hulp moeilijk aan een baan komen en die een uitkering van de Wet Werkloosheidsvoorziening hebben: WW (minimaal 3 maanden), WIA, WAO, Wajong, WAZ. Uitvoering UWV Inhoud regeling De werknemer werkt twee maanden op proef met behoud van uitkering bij een werkgever die twijfelt aan de geschiktheid van de betrokkene voor de functie. De werkgever betaalt geen loon en mag geen nieuwe proeftijd afspreken na de proefplaatsing. Voorwaarden voor de werkgever werkgever heeft de bedoeling om de werknemer na de proefplaatsing een dienstverband aan te bieden van minimaal 6 maanden voor hetzelfde aantal uren als de proefplaatsing; werkgever sluit tijdens de proefplaatsing voor de werknemer een aansprakelijkheidsverzekering af. Voorwaarden voor de werknemer werknemer heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering of WWuitkering van tenminste 3 maanden; de verwachting is dat werknemer zonder proefplaatsing moeilijk werk kan vinden. Bronnen uwv.nl uwv.nl/Werkgevers/ik_neem_een_werknemer_met_uitkering_in_dienst /proefplaatsing.aspx zuidwestervoorwerk.nl/proeftijdperiode zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-25702.html 30 3.3 Jobcoach Doel Een jobcoach begeleidt werknemers met een langdurige ziekte of handicap op de werkplek of tijdens een proefplaatsing, met als doel dat de werknemer daarna zelfstandig het werk kan uitvoeren. Doelgroep Mensen met naar het oordeel van het UWV structurele functionele beperkingen die arbeid in dienstbetrekking verrichten of gaan verrichten of arbeid op een proefplaats verrichten of gaan verrichten. Uitvoering UWV Inhoud regeling De jobcoach verzorgt voor de werknemer een persoonlijk trainings- of inwerkprogramma en begeleiding op de werkvloer. De intensiteit daarvan is afhankelijk van het aantal uren dat de werknemer werkt: maximaal 10% van het aantal gewerkte uren in het eerste jaar; maximaal 5% in het tweede jaar; en maximaal 3% in het derde jaar en de jaren daarna. De jobcoachmoet werken bij een jobcoachorganisatie die door UWV wordt erkend. Ieder halfjaar stelt de jobcoachorganisatie een rapportage op van de voortgang. UWV beslist aan de hand hiervan of de hulp nog noodzakelijk is. In 2011 is een tweejarig experiment met de interne jobcoachvoorziening gestart: interne begeleiders treden op als coaches. Voorwaarden voor de werkgever Een werknemer krijgt alleen een jobcoach bij een dienstverband van ten minste 12 uur per week. Daarbij moet de werknemer minimaal 35% van het minimumloon verdienen. Voorwaarden voor de werknemer De werknemer moet de jobcoach bij het UWV aanvragen. Kosten In 2011 is er in het totaal 84,5 miljoen toegekend aan reguliere jobcoachingen € 505.206,- aan interne jobcoaching. (Astri, 2012). Zowel werknemers als werkgevers zijn iets meer tevreden over de interne dan de externe jobcoach. Resultaten Eind 2012 waren er 6.325 mensen begeleid aan het werk (Panteia, 2013). Bronnen uwv.nl wetten.overheid.nl Evaluatie Jobcoaching, SZW, 2008. Panteia, 2013. WSW-statistiek 2012. Jaarrapport. Astri, 2012.Jobcoaching in eigen hand. Evaluatie van de interne jobcoachvoorziening 31 3.4 Vergoedingen voor vervoer naar werk Doel Doelgroep Langdurig zieken en/of gehandicapten ondersteunen bij het vervoer naar het werk. Mensen met een langdurige ziekte of handicap, voor wie het reizen naar het werk lastig is. Uitvoering UWV Inhoud regeling Er zijn verschillende mogelijkheden: een vergoeding voor aanpassing aan auto of fiets; een leenauto; kilometervergoeding; of een vergoeding voor taxivervoer. Aanpassingen aan de besturing en bediening van de auto worden alleen vergoed als deze speciaal voor gehandicapten zijn ontwikkeld. Cruise control; extra verwarmde voorstoel, een kofferbaklift en oprijgoten voor een rolstoel zijn voorbeelden van faciliteiten die vergoed kunnen worden, mits ze noodzakelijk zijn. Het UWV vergoedt de goedkoopste oplossing die geschikt is. Zo kan het UWV oordelen dat het goedkoper is om taxivervoer te vergoeden in plaats van een aanpassing aan de auto. Het UWV kan in sommige gevallen de vergoeding voor woonwerkverkeer uitbreiden met een aantal privékilometers. Voorwaarden voor de werknemer Bronnen De werknemer krijgt alleen een vergoeding voor vervoerskosten als het (gezins-)inkomen lager is dan een drempelbedrag. Voor normbedragen zie bronnen. Voor aanpassingen, die van invloed zijn op de besturing en de bediening van de auto, moet het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aangeven, dat ze nodig zijn. Daarvoor heeft het CBR een medische verklaring nodig van een arts (niet de huisarts) en een zogenoemde Eigen Verklaring. De Eigen Verklaring is te koop bij het CBR, rijscholen en bij de meeste gemeenten. uwv.nl Normbedragen 2013: uwv.nl/particulieren/Images/WB120%2023591%2007-13.pdf 32 3.5 Loondispensatie Wet / regeling Loondispensatie in het kader van (1) de Wet Wajong en (2) Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie Doel Bevordering van de arbeidsparticipatie van personen met een arbeidsbeperking door het voor werkgevers mogelijk te maken om minder dan het wettelijk minimumloon te betalen als een werknemer door een arbeidsbeperking minder productief is. Doelgroep (1) Mensen uit de Wajong die minder aankunnen dan andere werknemers in vergelijkbare functies; (2) Mensen uit de WSW en mensen uit de WWB en WIJ waarvan via een toegangstoets en loonwaardebepaling is vastgesteld dat ze minder productief zijn. Uitvoering (1) UWV (2) 32 pilotgemeenten: Alphen aan den Rijn, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Brummen, Coevorden, Deventer, Diamantgroep (Alphen-Chaam, Tilburg, Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Hilvarenbeek), Doetinchem, Enschede, Gouda, Groningen, Helmond, Heumen, ISD Walcheren (Middelburg, Veere, Vlissingen), Leidschendam-Voorburg, Lelystad, Oldenzaal, Oss, Peel en Maas, Purmerend, Reestmond (De Wolden, Meppel, Staphorst, Westerveld) Rheden, Roosendaal, Rotterdam, Smallingerland, Stadskanaal, Velsen, Venray, Weststellingwerf, WNK (Alkmaar, Heerhugowaard, Bergen, Langedijk, Graft -de Rijp, Schermer, Castricum, Heiloo) en Wijchen. Inhoud regeling De loondispensatie houdt in dat de werkgever zijn werknemer met een arbeidsbeperking (tijdelijk) minder mag betalen dan een werknemer zonder beperking met vergelijkbaar werk (1) of minder dan het minimumloon (2). De werknemer wordt hiervoor gecompenseerd: (1) Het UWV vult het loon van de Wajonger aan tot maximaal het bedrag dat hij ontving voordat hij ging werken met loondispensatie. (2) De gemeente verstrekt de werknemer een aanvullende uitkering tot maximaal het minimumloon. Voorwaarden voor de werkgever (1) Een arbeidsdeskundige van het UWV beoordeelt of een Wajonger inderdaad minder presteert door zijn ziekte of handicap en stelt het loon vast dat de werkgever moet betalen. De loondispensatie kan een half jaar tot 5 jaar duren. Verlenging is mogelijk, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat de werknemer hetzelfde kan verdienen als andere werknemers. (2) Via een loonwaardebepaling uitgevoerd door/via de gemeente wordt bepaald hoeveel minder dan het minimumloon de werkgever mag betalen aan de werknemer onder deze regeling. Deze loondispensatie wordt verleend zolang het dienstverband loopt. Resultaten Wajong-regeling: Het aantal toekenningen loondispensatie is verdubbeld tussen 2008 en 2011. In 2011 werkte 40% van de Wajongers bij reguliere werkgevers met loondispensatie. Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie Van de bijna 5000 deelnemers aan de pilot is ongeveer de helft tijdens het proces, plaatsing of dienstverband uitgevallen; de andere helft zit nog in het proces of proefplaatsing. Voor 351 deelnemers is via loondispensatie daadwerkelijk een dienstverband gevonden. 33 Bronnen uwv.nl/overuwv/Images/UWV_Memo_loondispensatie_def.pdf Memorie van toelichting Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie, via stab.nl/wettwplmvt.htm#3.1 gemeenteloket.minszw.nl rijksoverheid.nl Beoordeling Het participeren op de arbeidsmarkt van Wajongers hangt af van veel factoren, waarvan loondispensatie er één is. Werkgevers worden erdoor geprikkeld om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. Maar daarnaast is de inzet van andere instrumenten nodig. Driekwart van de Wajongers met loondispensatie heeft één of meer andere vormen van ondersteuning gehad zoals een jobcoach. Zo’n zeven van de tien loondispensanten werken één jaar na toekenning loondispensatie nog of weer en zes van de tien doen dat ook na drie jaar nog. Het lijkt erop dat werken na een toekenning loondispensatie duurzaam is. Maar na 3 jaar werkt 91% van de Wajongers met loondispensatie nog steeds onder het wettelijk minimumloon. Wel neemt bij 40% van de loondispensanten die na drie jaar nog bij dezelfde werkgever werken het verdiende loon toe. Afgaande op de cijfers heeft de Tijdelijke Wet Pilot Loondispensatie weinig dienstverbanden opgeleverd voor mensen met een arbeidsbeperking (351). 69% van de deelnemende gemeenten is dan ook niet tevreden over de resultaten van de pilot. Werkgevers zijn vooral tevreden over langdurige karakter van de loondispensatie. De staatssecretaris concludeert: dat het instrument loondispensatie een bruikbaar instrument kan zijn, maar ook dat het een complex instrument is. Ontwikkelingen De regeling loondispensatie zal opgenomen worden in de nieuwe Participatiewet. In het sociaal akkoord staat dat loonkostensubsidie in de plaats komt van loondispensatie. De overheid betaalt het verschil tussen de loonwaarde (afgeleid van de productiviteit van de werknemer) en het wettelijk minimumloon. Deze loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De werkgever betaalt het verschil tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon van de werknemer. 34 3.6 Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap Doel Jongeren met een handicap steunen met voorzieningen die hinder bij het volgen van onderwijs verminderen of wegnemen. Doelgroep Mensen die: een Wajong-uitkering krijgen; regulier onderwijs volgen; jonger dan 30 jaar zijn. Uitvoering UWV Inhoud regeling De volgende onderwijsvoorzieningen worden onderscheiden: intermediaire activiteiten, vervoersvoorzieningen meeneembare voorzieningen. Voor de inhoud en normbedragen, zie bronnen Bronnen uwv.nl Normbedragen 2013: uwv.nl/particulieren/Images/WB120%2023591%2007-13.pdf maxius.nl/uitvoeringsbesluit-onderwijsvoorzieningen-voor-jongerenmet-een-handicap 35 3.7 Mobiliteitsbonus Doel Werkgevers stimuleren om meer oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten aan te nemen. Doelgroep Werkgevers die werknemers in dienst nemen die direct voordat zij in dienst kwamen, recht hadden op één van de volgende uitkeringen: WW, WAO, WAZ, WIA, Wajong, WWB, IOAW, IOAZ, WIK of een uitkering wegens betalingsonmacht Uitvoering Het UWV: bij een oudere uitkeringsrechtigde De belastingdienst: bij een arbeidsgehandicapte Inhoud regeling Werkgevers kunnen een premiekorting of –vrijstelling voor de werknemersverzekeringen krijgen als zij een oudere uitkeringsgerechtigde in dienst nemen of iemand met een ziekte of handicap (ongeacht de leeftijd). De mobiliteitsbonus wordt voor maximaal drie jaar toegekend en bedraagt: € 7.000 per jaar voor een uitkeringsgerechtigde van 50 jaar of ouder; € 7.000 per jaar voor een arbeidsgehandicapte die gaat werken en ten minste het minimumloon verdient; € 3.500 per jaar voor een arbeidsgehandicapte die met loondispensatie gaat werken. Voorwaarden voor de werkgever De werkgever moet kunnen bewijzen dat de werknemer voordat hij in dienst kwam één van bovengenoemde uitkeringen kreeg. Voorwaarden voor de werknemer De werknemer kan een verklaring bij zijn uitkeringsinstantie aanvragen waarin staat dat hij recht had op een uitkering voor hij bij de werkgever in dienst kwam. Kosten Ca 45 miljoen (2013) Resultaten Het aantal nieuwe dienstverbanden arbeidsgehandicapten met toepassing van de premiekorting arbeidsgehandicapten bedroeg eind 2010 13.142. Bronnen eerstekamer.nl/ uwv.nl/ belastingdienst.nl/ SEO Economisch Onderzoek, 2012.Wat maakt oudere werknemers aantrekkelijk? Amsterdam, SEO-rapport 2012-62 36 3.8 Looncompensatie bij ziekte (no-riskpolis)en premiekorting Doel Stimuleren dat werkgevers arbeidsgehandicapte of ziekte werknemers in dienst nemen en daarmee de toestroom in de WIA verkleinen. Doelgroep Werkgevers die iemand met een arbeidshandicap of ziekte in dienst nemen. Uitvoering UWV Inhoud regeling 1. Looncompensatie bij ziekte Met een no-riskpolis hebben werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, recht op een Ziektewetuitkering als zij ziek worden. Het UWV betaalt deze uitkering uit aan de werkgever waarmee die de doorbetalingsverplichting kan compenseren. 2. Besparing premie ziekteverzuimverzekering De werkgever hoeft een werknemer met een no-riskpolis niet op te nemen in de polis voor ziekteverzuim van zijn medewerkers. Voorwaarden voor de werkgever De werkgever vraagt de Ziektewetuitkering aan en verrekent deze met de loondoorbetaling van de zieke werknemer. De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor de re-integratie van de zieke werknemer met een no-riskpolis. Voorwaarden voor de werknemer De no-riskpolis geldt voor de werknemer die bij het begin van zijn dienstverband aan een van de volgende voorwaarden voldoet: Hij krijgt een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering; Hij kreeg ooit een Wajong-uitkering; Hij heeft problemen (gehad) door zijn ziekte of handicap bij het volgen van onderwijs en komt binnen 5 jaar na afloop van het onderwijs bij de werkgever in dienst; Hij heeft een verklaring gekregen van de gemeente of UWV dat hij een arbeidshandicap heeft; Hij heeft een WSW-indicatie; Hij is voor 8 juli 1954 geboren, hij heeft langer dan 52 weken een WW-uitkering en hij is vanuit de WW bij de werkgever in dienst gekomen. Hij krijgt dan na 13 weken ziekte een Ziektewetuitkering. (Ex-)Wajongers en WSW-ers hebben een no-risk polis met onbeperkte duur; in andere gevallen is de polis vijf jaar geldig en kan bij een verhoogd gezondheidsrisico eventueel met vijf jaar verlengd worden. Resultaten Gemiddelde aantal lopende ZW-uitkering via een no-riskpolis: 7.662; gemiddelde ziekteduur: 10,7 weken en gemiddelde daguitkering 54,60 Beoordeling De no-risk polis en premiekorting kunnen pas worden ingezet bij de reintegratie 2e spoor, als iemand een WIA-beoordeling heeft. Een werknemer die tijdens zijn eerste twee jaar van ziekte op zoek gaat naar een nieuwe baan die aansluit bij wat hij kan met zijn nieuwe beperkingen, heeft dus nog geen recht op een no-risk polis en zijn werkgever heeft niet de voordelen van de premiekorting. Een werknemer moet eerst twee jaar verzuimen voor hij gebruik kan maken van deze instrumenten. Bronnen uwv.nl wetten.overheid.nl/BWBR0019296/geldigheidsdatum_08-09-2013 37 3.9 Loon- en inkomenssuppletie Doel Stimuleren dat gedeeltelijk arbeidsongeschikten toch aan het werk gaan al is dat tegen een lager loon. Doelgroep Werknemers die: een WAO- of WAZ-uitkering hebben; een Wajong-uitkering krijgen die vóór 1 januari 2010 is aangevraagd 17 jaar zijn en een ziekte of handicap hebben; na een herbeoordeling nog een gedeeltelijke WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering krijgen. En die bovendien: een baan in loondienst hebben gevonden voor ten minste 6 maanden en die in die baan minder verdienen dan wat volgens de arbeidsdeskundige van het UWV zou kunnen (resterende verdiencapaciteit). Zelfstandige arbeidsongeschikte ondernemers die met een eigen bedrijf minder verdienen dan wat volgens het UWV theoretisch kan. Uitvoering UWV Inhoud regeling Inkomensaanvulling voor mensen met een arbeidshandicap die minder verdienen dat volgens hun verdiencapaciteit mogelijk moet zijn. De loon- en inkomenssuppletie is maximaal 20% van wat iemand volgens het UWV theoretisch kan verdienen. Het precieze percentage is afhankelijk van de overige inkomsten. Het totaal van de loon-/ inkomenssuppletie en overige inkomsten kan nooit méér zijn dan het vaste inkomen dat iemand verdiende voordat hij gedeeltelijk arbeidsongeschikt werd. De loon-/inkomenssuppletie duurt maximaal vier jaar, en daalt elk jaar met 25 procent van het op dat moment geldende suppletiebedrag. Bronnen uwv.nl mijnwetten.nl/wet-werk-en-arbeidsondersteuningjonggehandicapten/artikel3:67 st-ab.nl/wetwaoor2bli.htm 38 3.10 Hulp bij starten eigen bedrijf Doel Arbeidsongeschikten helpen bij het opstarten van een eigen bedrijf met voorzieningen die vergelijkbaar zijn met die voor arbeidsgehandicapte werknemers met een uitkering, zie onder § 3.1, 3.3 en 3.4. De regeling (met iets andere voorwaarden en voorzieningen) geldt overigens ook voor mensen die willen starten vanuit de WW of de bijstand. Doelgroep Mensen met een uitkering van de Ziektewet, WAO, WAZ, Wajong of WIA. Uitvoering UWV Inhoud regeling Ondersteuning door het UWV van arbeidsgehandicapten met: Een starters- en voorbereidingskrediet. Het starterskrediet is bedoeld voor de investeringen in het nieuwe bedrijf. Het UWV staat borg bij een bank of leent zelf kleine bedragen onder de € 10.000. De lening plus rente (8%) wordt in maximaal 10 jaar terugbetaald. Met een voorbereidingskrediet kunnen de voorbereidingskosten van de opstart worden gedeclareerd. Voor de voorwaarden van beide kredieten zie uwv.nl en voor de normbedragen van kredieten en andere voorzieningen: uwv.nl/particulieren/Images/WB120%2023591%2007-13.pdf Vergoeding voor begeleiding bij de start van het bedrijf, bijvoorbeeld bij het schrijven van een ondernemersplan. Het UWV vergoedt de goedkoopste begeleiding die geschikt is, maximaal 32 uur bij de opstart en maximaal 32 uur per jaar als het bedrijf eenmaal gestart is. Zolang de uitkering nog loopt kan aanspraak op deze vergoeding worden gemaakt. De vergoeding wordt niet toegekend als een re-integratietraject of IRO wordt gevolgd Vergoeding voor aanpassingen op de werkplek van het eigen bedrijf, bijvoorbeeld voor aangepast gereedschap, communicatiemiddelen (brailleleesregel) of een aangepast toilet, zie ook § 3.1. Vergoeding voor vervoer: aanpassing van een auto, bruikleenauto of vergoeding voor taxivervoer, zie § 3.4. De vergoeding eindigt een half jaar nadat de uitkering is beëindigd vanwege voldoende inkomsten uit het eigen bedrijf Bovendien kan ook de startende ondernemer een beroep doen op inkomenssuppletie, zie 3.9 Voorwaarden voor UWV Voorwaarden voor de (startende) ondernemer Het UWV vergoedt de goedkoopste voorziening die geschikt is Bronnen uwv.nl De ondernemer: is in bezit van een Burgerservicenummer (BSN); heeft een ziekte of handicap die een belemmering vormt bij het werk (structureel functionele beperking); vraagt een voorziening aan die bedoeld is om ondanks ziekte of handicap het werk goed te kunnen uitvoeren. Voor de kredietaanvragen geldt bovendien: De starter kan als zelfstandige werken en doet werk dat past bij zijn ervaring en vaardigheden; De ziekte of handicap van de starter duurt naar verwachting ten minste een jaar en het starterskrediet is nodig om weer aan het werk te gaan; Er is een ondernemingsplan; De onderneming wordt in Nederland (of de grensregio’s) gevestigd; Er is een recente verklaring van het Bureau Krediet Registratie (BKR). 39 3.11 Beoordeling regelingen ouderen Naar de effecten van een aantal hier beschreven regelingen is onderzoek gedaan specifiek gericht op de positie van ouderen (SEO Economisch Onderzoek, 2012). Omdat een belangrijke drempel voor de aanname van ouderen het hogere risico op ziekte-uitval is, en dit ook en juist speelt voor arbeidsgehandicapten, zijn de resultaten van dit onderzoek mogelijk ook op hen van toepassing. De regelingen die volgens het SEO niet tot meer banen voor ouderen leiden zijn: de no-riskpolis en de premiedifferentiatie van de WGA/WIA, wat wel helpt zijn de proefplaatsing, een verdubbeling van de proefperiode, scholing en de mobiliteitsbonus. De uitkomsten van de (theoretische) doorrekening van de positieve effecten staan in de tabel. Tabel overheidsmaatregelen waardoor 10-20 procent meer 55-plussers een baan vinden (ten koste van jongeren) Literatuur SEO Economisch Onderzoek, 2012.Wat maakt oudere werknemers aantrekkelijk? Amsterdam, SEO-rapport 2012-62 40
© Copyright 2024 ExpyDoc