Uitwerkingen Scheikunde Chemie Overal VWO voorbeeldproefwerk hoofdstuk 6 Rekenen in de chemie 3 www.uitwerkingensite.nl Keuzeopdrachten hoofdstuk 6 Rekenen in de chemie 3 Chemie Overal vwo deel 1 Uitwerking voorbeeldproefwerk Hoofdstuk 6 Rekenen in de chemie 3 1 a 12,01 g C = 1,000 mol 8,05 g = 0,670 mol C 12,01g mol 1 23 23 0,670 mol C 0,670 × 6,022 10 = 4,04 · 10 atomen C. 8,05 g C = b 2 a Er waren 0,670 C-atomen dus er zijn ook 0,670 mol O2 moleculen. 0,670 mol O2 = 0,670 × 32,00 = 21,4 g O2 Massaverhouding P : O = 43,69 : 56,31 Atoomverhouding P : O = b 3 a b c 43,69 56,31 : = 1 : 2,5 = 2 : 5 30,97 16,00 De verhoudingsformule is : (P2O5)n De relatieve molecuulmassa is dan n × 141,9 u. De molecuulmassa van de stof blijkt 284 u te zijn, dat is dus tweemaal zoveel. n = 2, dus de molecuulformule is P4O10. 2 C8H18 (g) + 25 O2 (g) → 16 CO2 (g) + 18 H2O (l) 2H2 + O2 → 2 H2O Bij de verbranding van waterstofgas ontstaat geen koolstofdioxide. 3 2,00 kg = 2,00 x 10 g 2,00 103 g 2 9,90 · 10 mol H2 2,02 g mol 1 2,00 103 g 3 1 2,00 · 10 g C8H18 1,75 · 10 mol C8H18 1 114,22 g mol 3 2,00 · 10 g H2 d e f 3 -1 Binas tabel 7: Vm = 24,5 dm · mol 2 2 3 -1 4 3 9,90 · 10 mol H2 = 9,90 · 10 mol × 24,5 dm mol = 2,43 · 10 dm 1 1 3 -1 2 3 1,75 · 10 mol g C8H18 = 1,75 · 10 × 24,5 dm mol = 4,29 · 10 dm De molverhouding H2 : H2O = 1 : 1 2 Dus bij de verbranding van waterstof ontstaat ook 9,90 · 10 mol H2O 2 2 -1 4 9,90 · 10 mol H2O 9,90 · 10 mol × 18,02 g · mol = 1,78 · 10 g water. De molverhouding C8H18 : H2O = 2 : 18 = 1 : 9 1 Dus bij de verbranding van benzine 9 × 1,75 x 10 mol= 157,5 mol H2O -1 3 157,5 mol H2O 157,5 mol × 18,02 g · mol = 2,84 · 10 g water. De molverhouding C8H18 : CO2 = 2: 16 = 1: 8 1 Dus bij de verbranding van benzine 8 × 1,75 · 10 mol= 140 mol CO2 -1 3 140 mol CO2 140 mol × 44,01 g · mol = 6,16 · 10 g koolstofdioxide. 3 -1 g onderdeel d. Vm = 24,5 dm · mol 3 1 mol koolstofdioxide neemt een volume in van 24,5 dm 3 24,5 dm 44,01 gram 3 In onderdeel f ontstaat 6,16 · 10 g CO2 6,16 103 24,5 44,01 3 3 3,43 · 10 dm CO2 h i Bij de verbranding van waterstof ontstaat geen koolstofdioxide. Waterstof is brandbaar en explosief. Waterstof is lastig op een ‘schone’ manier te maken. 4 a 1,76 gram CO2 heeft een volume van 1,00 dm . 3 Chemie Overal deel 1 Keuzeopdrachten hoofdstuk 6 Rekenen in de chemie 3 1 mol CO2 dus: 1, 00 44, 01 3 = 25,0 dm = Vm 1, 76 b 2 KClO3 (s) → 2 KCl (s) + 3 O2 (g) c 612,5 g KClO3 Er ontstaat d 5 a b 612,5 g 122,5 g mol S (s) + O2(g) → SO2(g) Uit de reactievergelijking volgt de molverhouding O2 : SO2 = 1: 1 Er ontstaat dus ook 7,500 mol zwaveldioxide. Beide gassen hebben bij deze omstandigheden hetzelfde volume. 2 3 7,500 mol zwaveldioxide neemt ook een volume in van 7,500 x 25,0 = 1,88 · 10 dm C3H8 (g) + 5 O2 (g) → 3 CO2 (g) + 4 H2O (l) -3 -3 De dichtheid van propaan is 2,02 kg ∙ m = 2,02 g ∙ dm 12,0 3 = 5,94 dm C3H8 2,02 -3 De dichtheid van koolstofdioxide is 1,986 kg ∙ m = 1,986 g ∙ dm -3 35,05 3 = 17,65 dm CO2 1,986 35,05 g CO2 d 5,000 mol KClO3 3 5, 000 mol O2 = 7,500 mol O2. Dit is 7,500 × 25,0 dm3 = 1,88 · 102 dm3 2 12,0 g C3H8 c 1 f De molverhouding C3H8 : CO2 = 1 : 3 De volumeverhouding C3H8 : CO2 = 5,94 : 17,65 = 1 : 2,97 ≈ 1 : 3. De molverhouding C3H8 : CO2 = 1 : 3 3 3 Uitgaande van 5,94 cm C3H8 zou dus maximaal 3 × 5,94 g = 17,8 cm CO2 kunnen ontstaan. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat propaan voor een gedeelte onvolledig verbrand is. 6 a b c Mether = (4 × 12,01) + (10 × 1,008) + (1 × 16,00) = 74,12 g · mol 308 K = 35 ºC 3 -1 Binas tabel 7: Vm = 22,4 dm · mol e -1 3 1, 00 dm ether d e 1,00 -2 = 4,46 · 10 mol ether 22,4 C2H5OC2H5 (l) + 6 O2 (g) → 4 CO2 (g) + 5 H2O (l) De molverhouding C2H5OC2H5 : CO2 = 1 : 4 Uit 0,50 mol ether ontstaat 4 × 0,50 mol CO2 = 2,00 mol CO2 3 -1 Vm = 22,4 dm · mol 3 -1 1 3 Dus 2,00 mol CO2 = 2,00 mol × 22,4 dm · mol = 4,48 · 10 dm CO2 De molverhouding C2H5OC2H5 : H2O = 1 : 5 Uit 0,50 mol ether ontstaat 5 × 0,50 mol H2O = 2,50 mol H2O -1 Mwater = (2 × 1,008) + (1 × 16,00) = 18,02 g · mol 1 -1 1 Dus 2,50 · 10 mol H2O = 2,50 mol × 18,02 g · mol = 4,51 · 10 g H2O 7 a 2 H2O2(aq) → 2 H2O (l) + O2(g) b Nodig 4,60 dm O2(g) = 3 4,60 = 0,192 mol O2 24,0 Er moet ontleed worden : 2 × 0,192 = 0,383 mol H2O2 0,383 mol H2O2 -1 0,383 mol × 34,02 g · mol = 13,0 g H2O2 Chemie Overal deel 1 Keuzeopdrachten hoofdstuk 6 Rekenen in de chemie 3 Die hoeveelheid bevindt zich in Dat is : 47,1g 1,10 g mL 1 13,0 = 47,1 g oplossing 0,277 42,8 mL H2O2 – oplossing. 8 Vinylchloride noemen we in deze opgave vc. a vc- gehalte = massa vc/ massa lucht × 10 = 6 1,2 g 106 3 1,2 10 g 3 1,0 · 10 massa-ppm. Om het volume-ppm te bepalen, moeten we eerst het volume uitrekenen dat 1,2 g vc inneemt. 3 -1 Eerst rekenen we het aantal mol v.c. uit en vervolgens met Vm = 24,0 dm · mol het volume. -1 Mvc = (2 × 12,01) + (3 × 1,008) + 35,45 = 62,49 g · mol 1,2 g 62,49 g mol 1,2 g vc 0,46 dm -2 1 1,92 · 10 mol vc -2 3 -1 1,92 · 10 mol × 24,0 dm · mol = 3 0,46dm3 6 2 vc- gehalte = volume vc/ volume lucht × 10 = × 10 = 4,6 · 10 volume-ppm 3 3 1,0 10 dm 6 b c 3 2 1,0 · 10 massa-ppm/2,0 massa-ppm = 5,0 · 10 . -6 Per gram lucht mag aanwezig zijn : 2,0 · 10 g vc 3 3 6,0 · 10 m lucht heeft een massa van: 3 3 3 -3 6 6,0 · 10 m × 1,2 · 10 g · m = 7, 2 · 10 g 6 -6 -1 Hierin mag dan voorkomen 7,2 · 10 g lucht × 2,0 · 10 g vc g lucht = 14 g vc. Chemie Overal deel 1
© Copyright 2024 ExpyDoc