Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering SAMENVATTING 105995 - Bezwaar tegen waardering als BPV-begeleider, schaal 9; BVE De werkgever dient de bij de instelling voorkomende functies te beschrijven en te waarderen op basis van fuwa bve. Uit het enkele feit dat lessen meetellen voor de onderwijstijd kan niet worden afgeleid dat de lessen verzorgd zijn op Docentniveau. Daar is meer voor nodig. Het gebruik van de term lessen is evenmin bepalend voor de beoordeling of het onderricht wordt gegeven op Docentniveau. Immers, ook een Hoofdinstructeur (fuwa bve voorbeeldfunctie 20024654) verzorgt lessen maar is volgens de fuwa-systematiek geen Docent. Voor de werkzaamheden van bezwaarde gelden niet de taken en zelfstandige verantwoordelijkheid die wel van toepassing zijn op de functie van Docent LB. Eerder sluiten de werkzaamheden van bezwaarde aan bij een functie waarbij studenten worden geïnstrueerd en begeleid bij hun ontwikkeling in de beroepspraktijk. Thans is niet gebleken dat het zwaartepunt van de werkzaamheden van bezwaarde zich bevindt op een hoger niveau dan schaal 9, zodat het bezwaar ongegrond is. In de functiebeschrijving blijken twee taken die 40% van de werkzaamheden uitmaken, niet te zijn opgenomen. Een dergelijke functiebeschrijving is niet adequaat, zodat alsnog alle werkzaamheden van bezwaarde conform de fuwa-systematiek beschreven en gewaardeerd moeten worden door een externe fuwa-deskundige. UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te C, bezwaarde, hierna te noemen A en het College van Bestuur van het ROC B, gevestigd te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij bezwaarschrift met bijlagen, per e-mail ingediend op 30 september 2013 en aangevuld op 13 en 14 oktober en 5 december 2013, heeft A bezwaar ingediend tegen het besluit van de werkgever van 2 september 2013 tot handhaving voor A van de functie Beroepspraktijkbegeleider (BPV), schaal 9, hoofdgroep IVb. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 4 december 2013. De mondelinge behandeling van het bezwaar vond plaats op 13 december 2013 te Utrecht. A is ter zitting verschenen en werd bijgestaan door de heer D. Namens de werkgever waren ter zitting aanwezig de heer E, afdelingsmanager en direct leidinggevende van A en mevrouw mr. F, bedrijfsjurist. De werknemer heeft een pleitnota overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 2. DE FEITEN 105995/uitspraak d.d. 5 februari 2014 Pagina 1 van 4 Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering A is sinds 1 januari 2009 werkzaam bij ROC B als BPV-begeleider bij de afdeling Sound & Vision in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao bve. Begin 2013 is de werkgever gestart met de invoering van een nieuw functiehuis ter vervanging van het bestaande functiebouwwerk dat dateerde uit 2002. De herstructurering is gebeurd onder begeleiding van de G. In het nieuwe functiebouwwerk is, gebaseerd op vier indelingscriteria, een functieprofiel Docent MBO opgenomen met de docentfuncties LB, LC en LD. Op 15 maart 2013 aan A de functie BPV-begeleider toegekend. Na het doorlopen van een heroverwegingsprocedure heeft A bezwaar ingediend bij de interne bezwarencommissie die op 5 juli 2013 het bezwaar als gegrond heeft beoordeeld. De interne commissie overwoog onder meer dat A in ieder geval structureel werkzaamheden verricht die op een hoger ingeschaald functieniveau liggen, zodat de werkgever gemotiveerd dient aan te geven op welke wijze het toepassingsprincipe en het maatwerkprincipe zoals opgenomen in het implementatieplan functiehuis tot het onderhavige toedelingsbesluit hebben geleid. De werkgever heeft op 22 augustus 2013 een nieuw besluit genomen en is daarbij ingegaan op het verzoek van de interne commissie om te motiveren, onder meer aan de hand van de plannen van inzet (PVI’s) welk percentage van de werkzaamheden van A bestaat uit onderwijstaken. Na een reactie van A op dit besluit van 22 augustus 2013 heeft de werkgever op 2 september 2013 een nieuw besluit genomen en daarbij een correctie aangebracht in de onderbouwing. Daarin stelt de werkgever vast dat 28,4% van de werkzaamheden van A gelden als onderwijstaken waarmee hij onder de zogenoemde 50%-eis blijft, zodat de indeling in de functie BPV-begeleider gehandhaafd blijft. Tegen dit besluit is het bezwaar gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voert aan dat hij over een pedagogisch didactische bevoegdheid beschikt en een hbo-opleiding heeft afgerond, zodat hij bevoegd is om te worden ingezet als docent. Hij voldoet aan de vier indelingscriteria die gelden voor de docent LB. De werkgever heeft erkend dat de werkzaamheden van A zijn aan te merken als onderwijstaken in de zin van de definitie van de cao bve. Voor de IBC heeft de werkgever bovendien verklaard dat de lessen die A verzorgt, zijn aan te merken als begeleidingslessen en onderwijsuren zijn. Daarbij is geen sprake van een achterwacht door een docent, zodat A de lessen zelfstandig verricht. De werkgever heeft de door A verzorgde 432 onderwijsuren als BPV-begeleider, opgenomen in de vereiste 850-urennorm van de studenten, zodat A feitelijk wordt ingezet als docent. Daarnaast is A ingezet bij de beoordeling van zowel BPV als onderwijsprojecten in de summatieve, examengerichte fase van de opleiding. A besteedt 60% van zijn tijd aan actieve BPV-begeleiding waaronder het plaatsen en begeleiden van studenten tijdens de stage. Bijna 30% van zijn tijd besteedt A aan lesbegeleiding van studenten in het productiehuis. Daar is hij klassikaal met de vierdejaars studenten bezig met workshops waar vaardigheden worden geleerd om de toetsopdracht van het examen te kunnen maken. Het examen voor BPV wordt door A afgenomen zonder achterwacht van een docent. A wordt door het team voor dit examen actief ingezet. Het implementatieplan van het nieuwe functiebouwwerk vermeldt op pagina 4 dat voor medewerkers waarbij minder dan 50% van de aanstellingsomvang wordt besteed aan onderwijstaken, niet het functieprofiel Docent wordt toegekend, maar een functieprofiel dat het best past bij het merendeel van de werkzaamheden. De studieloopbaanbegeleiding die A verricht past in de kerntaak 2 van het functieprofiel Docent, en niet in die van de BPV-begeleider. De werkgever voert aan dat de werkzaamheden die A uitvoert grotendeels passen in het functieprofiel BPV-begeleider. Enkele taken passen niet, zoals de taken voor studieloopbaanbegeleiding (SLB) en de begeleiding van studenten in het summatieve, examengerichte gedeelte van de opleiding, die meer passen in het functieprofiel Docent LB. Een klein deel van deze taken is opgedragen door de leidinggevende aan A en een ander, relatief groter gedeelte is ontstaan bij de werkverdeling binnen het 105995/uitspraak d.d. 5 februari 2014 Pagina 2 van 4 Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering team en door de eigen initiatieven van A. De verhouding tussen de werkzaamheden binnen en buiten het nieuwe profiel zal ongeveer 60/40 zijn. A beoordeelt geen praktijkexamens maar is controleur: de externe opdrachtgever beoordeelt of het examen voldoende is gemaakt door de student. Het systeem met een docent-achterwacht tijdens de examens heeft kennelijk niet juist gefunctioneerd. De leidinggevende van A is hierop aangesproken. De docenten Sound & Vision bepalen hoe het onderwijs er inhoudelijk uit ziet en stellen het rooster op. Omdat BPV-begeleiders de praktijk goed kennen, worden zij betrokken bij werkzaamheden in het productiehuis. Het gaat dan wel om onderwijs, maar niet om docenttaken. De leeractiviteiten worden begeleid door expertbegeleiders, opdrachtbegeleiders en praktijkopleiders. Voor begeleiding zijn er onder andere BPV-begeleiders. Voor examineren zijn er onder andere beoordelaars van praktijksituaties, van portfolio en van gesprekken. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het bezwaar is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel D-15 lid 2 cao bve, en binnen de daartoe geldende termijn is ingediend, is de Commissie bevoegd van het bezwaar kennis te nemen en is het bezwaar ontvankelijk. De beoordeling van het bezwaar Om in aanmerking te kunnen komen voor de functie Docent LB dient de werknemer volgens het functieboek van de werkgever (versie 13-9-2012) te voldoen aan vier criteria: 1) onderwijsontwikkeling, 2) inzetbaarheid, 3) samenwerking met beroepsomgeving en 4) projecten en contracten. Deze criteria vinden hun oorsprong kennelijk in de G-systematiek. De interne commissie heeft in haar advies aangegeven dat werkgever en A hebben bevestigd dat A uit alle vier de indelingscriteria werkzaamheden verricht. De Commissie stelt vast dat de indelingscriteria zo globaal zijn getypeerd, dat uit de enkele vaststelling dat A daaruit werkzaamheden verricht niet kan worden afgeleid welke werkzaamheden dit betreft en wat het niveau is van die werkzaamheden. A volgt de redenering, dat zijn werkzaamheden zich op het niveau van de functie Docent LB bevinden omdat hij, bevoegd als docent, zelfstandig lesgeeft en examens afneemt, de lessen meetellen als onderwijstijd en voor hem geen achterwacht geldt. Op grond van artikel D-10 cao bve dient de werkgever de bij de instelling voorkomende functies te beschrijven en te waarderen op basis van fuwa bve. Overeenkomstig die systematiek en het daarbij behorende voorbeeldmateriaal is kenmerkend voor de functie Docent dat deze functiehouder zelfstandig het volledige onderwijsleerproces voorbereidt, verzorgt en examineert en belast is met kennisoverdracht. De docent bepaalt daartoe op basis van het leerplan de oefen- en leerstof, de oefenen leermethode(n), de te gebruiken leermiddelen en materialen en de indeling en fasering van de lessen. Anders dan A stelt, kan naar het oordeel van de Commissie uit het enkele feit dat lessen meetellen voor de onderwijstijd, niet worden afgeleid dat de door hem verzorgde lessen zich bevinden op het niveau van een docent. Daar is meer voor nodig. Een dergelijke inhoudelijke beoordeling van de werkzaamheden staat overigens los van de vraag of artikel D-13 van de cao bve op de functie van toepassing is. Die bepaling verlangt een LB-waardering voor functies waarvan lesgevende taken deel uitmaken en waarvoor de wettelijke benoembaarheidseisen voor docenten gelden, welke laatste beoordeling in beginsel niet aan de Commissie is. De Commissie merkt op dat het gebruik van de term lessen niet bepalend is voor de beoordeling of het onderricht wordt gegeven op Docentniveau. Immers, ook een Hoofdinstructeur (fuwa bve voorbeeldfunctie 20024654) verzorgt lessen maar is volgens de fuwa-systematiek geen Docent. 105995/uitspraak d.d. 5 februari 2014 Pagina 3 van 4 Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de Commissie het aannemelijk dat de beoordeling van praktijkexamens niet geschiedt door A, maar door de opdrachtgevers van het praktijkexamen. A heeft daarbij een meer proces begeleidende rol. In het beleidsdocument van de werkgever 'handboek leren & waarderen' is de onderwijsorganisatiestructuur uiteengezet (versie tot 01-09-2013). De opleidingsteams van de werkgever bestaan uit functionarissen met verschillende rollen, waaronder leer-, examen- en begeleidingsrollen tot welke laatste categorie de werkzaamheden van A kennelijk worden gerekend. Uit hetgeen A heeft aangevoerd over lesgeven en examens, is de Commissie niet gebleken dat voor hem daarbij de zelfstandige verantwoordelijkheid en taken gelden die wel van toepassing zijn op de functie van Docent LB. Eerder sluiten de door A toegelichte onderwijswerkzaamheden aan bij een functie waarbij studenten worden geïnstrueerd en begeleid bij hun ontwikkeling in de beroepspraktijk. Alles overziend is de Commissie daarbij thans niet gebleken dat het zwaartepunt van de werkzaamheden van A zich bevindt op een hoger niveau dan schaal 9, zodat het bezwaar ongegrond is. De werkgever heeft gesteld dat de functiebeschrijving BPV-begeleider dekkend is voor 60% van de werkzaamheden van A. Een functiebeschrijving waarbij een substantieel deel van de werkzaamheden niet is opgenomen acht de Commissie in beginsel niet adequaat. Nu de daarmee samenhangende werkzaamheden van A betrekking hebben op, zo blijkt tenminste voldoende uit de stukken, twee taken, te weten studieloopbaanbegeleiding en onderricht in beroepspraktijkvorming, acht de Commissie het noodzakelijk dat alle werkzaamheden van A conform de fuwa-systematiek worden beschreven en daarna worden gewaardeerd door een externe fuwa-deskundige. De Commissie zal dienovereenkomstig oordelen. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het bezwaar ongegrond. De werkzaamheden van A dienen te worden beschreven en daarna te worden gewaardeerd door een externe fuwa-deskundige. Aldus gedaan te Utrecht op 5 februari 2014 door A.G.W. van den Boorn, voorzitter, F.J. Jansen en W.A.M. de Kok, leden, in aanwezigheid van mr. S.J.F. Schellens, secretaris. A.G.W. van den Boorn voorzitter 105995/uitspraak d.d. 5 februari 2014 Pagina 4 van 4 mr. S.J.F. Schellens secretaris
© Copyright 2024 ExpyDoc