Thema 6 Gaswisseling - uitwerkingensite.nl

Uitwerkingen Biologie voor jou Havo 5 Thema 6 Gaswisseling www.uitwerkingensite.nl
55
Gaswisseling en
uitscheiding
a
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Het ademhalingsstelsel
van de mens
De buitenste laag cellen van het slijmvlies in de
luchtwegen bestaat uit trilhaarepitheel (met slijmproducerende cellen en trilhaarcellen).
Inademen door de neus heeft de volgende voordelen
vergeleken met inademen door de mond:
- het slijm op het neusslijmvlies bevochtigt de binnenstromende lucht;
- het bloed in de bloedvaten in het neusslijmvlies
verwarmt de binnenstromende lucht;
- aan de neusharen en aan het slijm op het neusslijmvlies blijven stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven;
- het reukzintuig keurt de binnenstromende lucht.
Als je iets wilt ruiken, adem je kort maar krachtig in,
omdat de binnenstromende lucht dan langs het
reukzintuig in de bovenste neusschelpen strijkt.
Twee functies van het slijm in de neusholte en in de
luchtpijp:
- de binnenstromende lucht bevochtigen;
- stofdeeltjes en ziekteverwekkers wegvangen uit de
binnenstromende lucht.
De trilhaarcellen in de neusholte en in de luchtpijp
verplaatsen het slijm (met de stofdeeltjes en ziekteverwekkers) naar de keelholte.
Een kaakholte- of voorhoofdsholteontsteking geneest
slechts zeer langzaam, doordat het slijmvlies in deze
holten dan opgezwollen is en de uitgangen afsluit.
Hierdoor kunnen slijm en etter moeilijk uit deze holten
weg.
De functie van de amandelen is het produceren van
stoffen die ziekteverwekkers doden.
Bij angina zijn de amandelen ontstoken.
Je kunt niet tegelijk slikken en ademhalen. Als je slikt,
zijn het strotklepje en de huig gesloten. De lucht kan
dan niet vanuit de neusholte in de luchtpijp komen.
Door de stevige kraakbeenringen in de wand van de
luchtpijp en de bronchiën blijven deze luchtwegen
altijd open staan.
In afbeelding 1 ligt de wervelkolom aan de onderkant
(de slokdarm ligt achter de luchtpijp).
In afbeelding 2 is het 0 2 -gehalte van het bloed op
plaats 4 het hoogst. Het C0 2 -gehalte is op plaats 3 het
hoogst.
13 In afbeelding 2 is de p0 2 in het vocht in het longblaasje
hoog en in het bloedplasma laag; de pC0 2 is in het
bloedplasma hoog en in het vocht in het longblaasje
laag.
14 Er is geen verschil tussen de pN 2 in het vocht in het
longblaasje en de pN 2 in het bloedplasma.
2
2
3
3
In het ademhalingsstelsel van de mens wordt het
diffusieoppervlak gunstig beïnvloed, doordat de
longblaasjes samen een groot oppervlak hebben
(ongeveer 80 m 2 ).
De diffusieafstand wordt er gunstig beinvloed, doordat
de wand van de longblaasjes dun is (één cellaag dik) en
de long haarvaten direct tegen de longblaasjes aan
liggen.
Het verschil in zuurstofdruk en koolstofdioxidedruk
wordt gunstig beïnvloed, doordat de lucht in de
longblaasjes voortdurend wordt ververst en doordat
het bloed in de long haarvaten stroomt.
PRACTICUM
1
Trilhaarepitheel
Bij je tekening moet staan: trilhaarepitheel,
vergroting 400 x.
- In de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: slijm producerende cel tri/haarcel.
De tekening is ter beoordeling aan je docent.
4
2
3
4
5
6
7
8
We noemen hemoglobine verzadigd als het de
maximale hoeveelheid zuurstof heeft gebonden.
In de long haarvaten raakt hemoglobine verzadigd.
Van de in het bloed aanwezige zuurstof wordt
ongeveer 97,5% gebonden aan hemoglobine getransporteerd en ongeveer 2,5% opgelost in het
bloedplasma.
Het bloed in de leverslagader is helder rood en het
bloed in de leverader is donkerrood.
Bij het transport van koolstofdioxide spelen het
bloedplasma en de rode bloedcellen een rol.
De p0 2 van lichaamscellen in rust is 5,3 kPa (kilopascal).
Deze p0 2 daalt als in de lichaamscellen meer dissimilatie plaatsvindt.
Hierdoor zal de diffusiesnelheid van zuurstof in de
weefselvloeistof rondom deze lichaamscellen toenemen.
56
1\
GASWISSELING
EN
UITSCHEIDING
BASISSTOF
9
Als in de cellen in een groot deel van het lichaam de
intensiteit van de dissimilatie toeneemt, zal de p0 2 van
het bloed in de rechterharthelft dalen.
10 Hierdoor zal de diffusiesnelheid van zuurstof van de
longblaasjes naar de long haarvaten toenemen.
11
De inwoners van Morococha hebben geen problemen
met hun zuurstofvoorziening in verband met het
aantal rode bloedcellen in hun bloed. Door het grotere
aantal rode bloedcellen (per mmi bloed) kan hun bloed
meer 0 2 vervoeren.
12 Als je tegelijk zuurstof en koolstofmono-oxide inademt,
zal hemoglobine een binding aangaan met koolstofmono-oxide.
13 In de haarvaten van organen zullen geen moleculen CO
vrijkomen uit het hemoglobine.
14 Als je in een ruimte met 0,05% CO verblijft, zal het
transport van zuurstof door het bloed met bijna de
helft zijn verminderd. Zuurstofgebrek in de hersenen
kan dan bewusteloosheid veroorzaken en korte tijd
later tot de dood leiden.
6
Een diepe uitademing komt tot stand, doordat de
spieren die een inademing hebben veroorzaakt, zich
ontspannen en doordat de binnenste tussenribspieren
en spieren in de buikwand zich samentrekken.
7 Bij hikken beweegt het middenrif zich omlaag.
8 Bij hikken gaat lucht naar binnen.
9 Spieren in de buikwand werken als antagonisten van
de middenrifspieren.
10 Hoogzwangere vrouwen kunnen niet diep inademen,
doordat het middenrifbijna niet naar omlaag kan. De
vergrote baarmoeder met de foetus drukt van onderen
tegen het middenrif aan.
11
Op tijdstip P trekken de middenrifspieren en de tussenribspieren die de ribben omhoog trekken zich samen.
7
2
3
Il
4
Longventilatie
5
5
Bij inademing Bij uitademing
1
2
De buitenste tussemibspieren
trekken zich
ontspannen
samen
zich
De ribben en het borstbeen staan omhoog en
8
trekken zich
2
omlaag
ontspannen
samen
zich
4 Het middenrif gaat
omlaag
omhoog
5 De borstholte wordt
groter
kleiner
6 Het longvolume wordt
groter
kleiner
7 De luchtdruk in de longblaasjes is lager dan de
8 Lucht stroomt de longen
2
hoger dan de
druk van de
druk van de
buitenlucht
buiten lucht
in
uit
6
Door het scheurtje in het borstvlies volgt het longweefsel
de wand van de borstholte niet meer. Bij een inademing
stroomt er dan geen lucht in deze long, maar stroomt er
lucht in de ruimte tussen borstvlies en longvlies.
2
De druk in de ruimte tussen borstvlies en longvlies is
lager dan de druk van de buitenlucht. Dit drukverschil
wordt veroorzaakt, doordat het longweefsel elastisch is
en in 'uitgerekte' toestand verkeert.
3 Bij een rustige inademing trekken de buitenste tussenribspieren en de middenrifspieren zich samen.
4 Bij een diepe inademing trekken de buitenste tussenribspieren, de middenrifspieren en spieren in de hals
zich samen.
5 Een rustige uitademing komt tot stand, doordat de
spieren die een inademing hebben veroorzaakt, zich
ontspannen.
= luchtpijp;
= bronchiën;
3 =long;
4 = ruimte tussen borstvlies en longvlies (ruimte in de
borstholte);
5 = middenrif.
Door het rubber vel omlaag te trekken, wordt het
volume van de klok groter. De luchtdruk in de klok daalt
en wordt lager dan de luchtdruk in de ballonnetjes. Het
volume van de ballonnetjes wordt groter. Hierdoor wordt
de luchtdruk in de ballonnetjes lager dan de luchtdruk
buiten de klok. Er stroomt lucht de ballonnetjes in.
Door het rubber vel omhoog te duwen, wordt het
volume van de klok kleiner. De luchtdruk in de klok
stijgt en wordt hoger dan de luchtdruk in de ballonnetjes. Het volume van de ballonnetjes wordt kleiner.
Hierdoor wordt de luchtdruk in de ballonnetjes hoger
dan de luchtdruk buiten de klok. Er stroomt lucht de
ballonnetjes uit.
1
naar voren
De middemifspieren
Nummer 1 stelt het borstbeen voor en nummer 2 de
wervelkolom.
Een tussenribspier die bij samentrekking een
inademing veroorzaakt, bevindt zich tussen de
aanhechtingsplaatsen Pen R.
Deze tussenribspier trekt zich samen bij rustige
inademing en bij diepe inademing.
Een tussenribspier die bij samentrekking een uitademing veroorzaakt, bevindt zich tussen de aan hechtingsplaatsen Q en S.
Deze tussenribspier trekt zich alleen samen bij diepe
uitademing.
3
57
Ademvolume en ademfrequentie
9
2
10
De lucht neemt waterdamp op in de neusholte, de
mondholte en de luchtpijp.
Het zuurstofgehalte van uitgeademde lucht is hoger en
het koolstofdioxidegehalte is lager dan van lucht in de
longblaasjes. Dit komt, doordat uitgeademde lucht een
mengsel is van lucht uit de long blaasjes en (zuurstofrijkere en koolstofdioxide-armere) lucht in de dode
ruimte (in de luchtwegen).
PRACTICUM
1
Bepalen van de vitale capaciteit
- Het werkplan vermeldt in ieder geval het meten van
de vitale capaciteit van een grote groep jongens en
meisjes van een bepaalde leeftijd (of van een aantal
leeftijden: 14 jaar, 15 jaar, enz.).
11
2
3
4
5
6
7
8
9
P =rustige ademhaling;
Q = diepe uitademing;
R =diepe inademing;
S =rustige ademhaling;
T =diepe inademing.
Bij de overgang van P naar Q zijn de middenrifspieren
niet samengetrokken.
In traject Q hebben de binnenste tussenribspieren
bijgedragen aan de ademhalingsbeweging.
In de trajecten Ren T hebben spieren in de hals
bijgedragen aan de ademhalingsbeweging.
In traject Q hebben spieren in de buikwand bijgedragen aan de ademhalingsbeweging.
A = inspiratoir reservevolume;
B = ademvolume;
C = vitale capaciteit;
D = expiratoir reservevolume;
E = restvolume.
De inspiratoire capaciteit is gemiddeld 0,5 + 3,1 = 3,6
liter.
Het maximale longvolume is gemiddeld 6,o liter (0,5 +
3,i+ 1,2 + 1,2). Het minimale longvolume is gemiddeld 1,2
liter.
De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die in één
ademhaling maximaal kan worden ververst. De lucht
die na een diepe uitademing in de longen achterblijft
(het restvolume), maakt wel deel uit van het totaal
longvolume, maar niet van de vitale capaciteit.
Deze twee factoren zijn niet de enige factoren die je
ademfrequentie bepalen. Je kunt je ademfrequentie
ook bewust versnellen of vertragen. Verder kunnen
sterke emoties je ademfrequentie beïnvloeden.
4 We spreken van een indirecte beïnvloeding van de
ademfrequentie door de p0 2 van het bloed, omdat de
chemoreceptoren niet de pü 2 maar de pC0 2 van het
bloed waarnemen. De chemoreceptoren worden bij een
lage p0 2 gevoeliger voor de pCO, van het bloed.
5 Het is niet mogelijk je adem zo lang in te houden tot de
dood erop volgt. Als je door zuurstofgebrek bewusteloos dreigt te worden, stopt de bewuste beïnvloeding
van de ademfrequentie. Het ademcentrum regelt dan
de ademfrequentie weer buiten het bewustzijn om.
6 Iemand die last heeft van hyperventilatie ademt te snel
en te diep (meestal door sterke emoties). Hierdoor is het
koolstofdioxidegehalte van het bloed lager dan normaal.
7 Als je ademhaalt via een stuk slang is de dode ruimte
groter dan normaal. Na een uitademing bevindt zich in
het stuk slang (koolstofdioxiderijke) lucht die uit de
longblaasjes afkomstig is. Deze lucht stroomt bij de
volgende inademing weer de longblaasjes in. Hierdoor
stijgt het koolstofdioxidegehalte van de lucht in de
longblaasjes en van het bloed.
a
De receptoren voor de regeling van de ademfrequentie
zijn de chemoreceptoren in de wand van de halsslagaders en de aorta. De effectoren zijn de adem halingsspieren (tussenribspieren en middenrifspieren).
Twee factoren die van invloed zijn op de on bewuste
regeling van de ademfrequentie zijn het koolstofdioxidegehalte en het zuurstofgehalte van het bloed.
Gezonde longen en luchtwegen
13
2
3
4
5
6
7
12
2
3
Astma, bronchitis en longemfyseem werden tot voor
kort onder de naam cara samengevat, omdat de
symptomen van deze ziekten erg op elkaar lijken en
omdat vaak niet precies te zeggen is, welke van deze
drie ziekten een patiënt heeft.
Chronische bronchitis en longemfyseem worden
tegenwoordig apart gehouden van astma omdat ze een
andere oorzaak hebben.
Bij een astma-aanval kunnen de luchtwegen nauwer
worden, doordat het spierweefsel in de wand van de
bronchiolen zich samentrekt en doordat het slijmvlies
in de bronchiolen is verdikt.
COPD is een chronische ontsteking van de luchtwegen
(die vooral wordt veroorzaakt door roken).
Roken veroorzaakt COPD doordat roken ontstekingen
van het slijmvlies in de luchtwegen veroorzaakt.
Astmapatiënten en COPD-patiënten kunnen aanvallen
voorkomen door niet in rokerige of stoffige ruimtes te
komen, en door niet in contact te komen met dieren.
Omdat leerlingen die astmapatiënt (of COPD-patiënt)
zijn een aanval kunnen krijgen door het inademen van
huidschilfertjes of haartjes van een dier. (Dit geldt voor
leerlingen die al patiënt zijn. Volgens sommige
wetenschappers is het belangrijk dat jonge kinderen in
aanraking komen met allerlei stoffen die kunnen leiden
tot allergische reacties. Veel kinderen zullen daardoor
een natuurlijke afweer opbouwen.)
58
r
E
GASWISSELING
EN
UITSCHEIDING
BASISSTOF
8
14
2
3
4
5
Tabaksrook bestaat uit een mengsel van verschillende
gassen (o.a. koolstofmono-oxide) en fijne teerdruppeltjes.
Na inademing vormt koolstofmono-oxide een zeer
hechte binding met hemoglobine, waardoor de
hemoglobine geen zuurstof meer kan vervoeren.
Nicotine kan kanker veroorzaken. Nicotine heeft ook
een bloedvatvernauwende werking.
'Rokershoest' wordt veroorzaakt, doordat de bewegingen van de trilharen in het slijmvlies van neusholte,
luchtpijp en bronchiën vertraagd zijn. Het slijm wordt
dan minder goed afgevoerd naar de keelholte. Door te
hoesten wordt het overtollige slijm uit de luchtpijp en
bronchiën verwijderd.
Passief roken is het inademen van de rook, die door
anderen is uitgeblazen.
El
De lever
15
2
3
4
5
6
7
In een leverlobje stroomt het bloed vanuit de buitenkant naar het midden. Gal stroomt vanuit het midden
naar de buiten kant.
Bij de afbraak van dode rode bloedcellen in de lever
ontstaan galkleurstoffen die met de gal worden
uitgescheiden. Er komt ook ijzer vrij dat voor een deel
wordt opgeslagen in de lever.
Wanneer bij een patiënt de galwegen zijn verstopt,
kunnen de galkleurstoffen niet meer met de gal
worden uitgescheiden. De ontlasting wordt dan bleek
van kleur. De galkleurstoffen verlaten de lever via de
leverader en worden uitgescheiden door de nieren.
Hierdoor kleurt de urine donkergeel tot bruin. De
galkleurstoffen kunnen ook in de weefselvloeistof
terechtkomen. Het oogwit wordt dan geel gekleurd.
Twee andere effecten van insuline die tot gevolg
hebben dat het glucosegehalte van het bloed daalt:
- het transport van glucose door celmembranen wordt
versneld;
- de omzetting van glucose in andere organische
stoffen wordt bevorderd.
Doordat bij de mens het bloed dat de alvleesklier
verlaat, direct via de poortader naar de lever stroomt,
komen de hormonen uit de eilandjes van Langerhans
snel in de lever aan. De lever kan zo snel een eventuele
afwijking in het glucosegehalte van het bloed corrigeren, door glucose om te zetten in glycogeen of
omgekeerd.
Na een koolhydraatrijke maaltijd is de concentratie
insuline in het bloed het hoogst. Na een periode van
vasten is de concentratie glucagon het hoogst.
De concentratie insuline in het bloed kan niet worden
verhoogd door dit hormoon via de mond in te nemen,
omdat dan een groot deel van de insuline in de maag
zal worden verteerd. In de maag vindt vertering van
eiwitten plaats.
In de leverader is het ureumgehalte van het bloed het
hoogst, doordat in de lever stikstofhoudende delen van
aminozuren zijn afgebroken. Bij deze afbraak komt
ammoniak vrij, die in de lever wordt omgezet in ureum.
(Ureum wordt aan het bloed afgegeven en door de
nieren uitgescheiden.)
g Het vet dat in je lichaam wordt opgeslagen, kan niet
alleen worden gevormd uit vetten die met het voedsel
worden opgenomen, maar ook uit eiwitten of uit
koolhydraten in het voedsel. Voor de vorming van
vetten zijn o.a. vetzuren nodig. Niet-essentiële vetzuren
kunnen worden gevormd uit andere vetzuren, uit
aminozuren of uit monosachariden.
10 Overmatig alcoholgebruik kan levercirrose tot gevolg
hebben, doordat alcohol een giftige stof is die de
levercellen aantast waardoor ze te gronde gaan. De
functie van de lever gaat hierdoor achteruit.
11 Hepatitis is een ontsteking van de lever.
12 In ontwikkelingslanden is er meestal sprake van een
slechte hygiëne en ontbreekt vaak een goede riolering.
Het virus dat hepatitis A veroorzaakt, kan dan gemakkelijk terechtkomen in het drinkwater of in het voedsel.
13 Een hepatitispatiënt moet een vetarm dieet volgen,
doordat de productie van gal door de lever is afgenomen.
14 De risicogroepen bij hepatitis B en aids zijn hetzelfde,
omdat hepatitis Ben aids beide worden overgebracht
door bloed, sperma en vaginaal vocht.
16
PRACTICUM
1
Leverweefsel
- Bij je tekening moet staan: leverlobje, vergroting
4oox.
- In de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: leverce/ - tak van de ga/gang - tak van
de leverslagader - tak van de poortader - tak van de
leverader.
De tekening is ter beoordeling aan je docent.
59
De nieren en de urinewegen
17
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
De functie van de nierbekkens is het verzamelen van de
urine.
De functie van de urineleiders is het afvoeren van de
urine naar de urineblaas.
De functie van de urineblaas is het tijdelijk opslaan van
de urine.
De functie van de urinebuis is het afvoeren van de
urine naar buiten.
In de nierschors wordt voorurine gevormd, doordat de
nierkapseltjes van de niereenheden zich hierin bevinden.
Vanuit de haarvaten kluwen (glomerulus) wordt voortdurend bloedplasma in de nierkapsels geperst. Het vocht in
de nierkapsels wordt voorurine genoemd.
De kracht die de vorming van voorurine veroorzaakt, is
de bloeddruk.
De energie voor de bloeddruk wordt vrijgemaakt in het
hartspierweefsel.
In het niermerg ontstaat urine uit voorurine, doordat
de nierbuisjes van de niereenheden zich hierin
bevinden. In de nierbuisjes vindt terugresorptie plaats
van water en andere nuttige stoffen uit de voorurine.
Voorurine wordt hier geleidelijk omgezet in urine.
De energie voor de vorming van urine uit voorurine
komt vrij bij de aërobe dissimilatie in de cellen van de
wand van het nierbuisje.
Er wordt per etmaal 180 liter voorurine gevormd; daar
blijft 1,5 liter urine van over. Er wordt 178,5 liter water
teruggeresorbeerd; dit is 178,s: 180 x 100% = 99,2%.
De afwezigheid van eiwitmoleculen in de urine wordt
niet veroorzaakt door terug resorptie. Eiwitmoleculen
komen niet in de voorurine voor, doordat ze niet door
de wand van de nierkapsels heen kunnen.
De afwezigheid van glucose in de urine wordt wel
veroorzaakt door terugresorptie. De voorurine bevat
glucose, maar deze glucose wordt in de nierbuisjes
teruggeresorbeerd. Hierbij wordt een deel van de
glucose gedissimileerd om de energie vrij te maken die
nodig is voor de terugresorptie.
In de nierbuisjes (nierkanaaltjes) vindt terugresorptie
van calciumionen plaats. Ureum wordt vrijwel niet
geresorbeerd: urine bevat ongeveer 70 x zoveel ureum
als voorurine. Urine bevat slechts 3 x zoveel calcium als
voorurine, dus een belangrijk deel wordt teruggeresorbeerd.
18
Als iemand tijdelijk meer voorurine dan normaal
produceert, kan dit worden veroorzaakt door een
vernauwing van het bloedvat bij 3 (het afvoerende
nierslagadertje). Door de vernauwing wordt een hogere
bloeddruk op plaats 2 (de haarvaten kluwen) veroorzaakt.
2 De hoeveelheid bloed in de bloedvaten, van groot naar
klein: 1 - 6 - 3- (Het bloed bij 6 bevat stoffen die uit de
voorurine zijn teruggeresorbeerd.)
3 De dissimilatie van glucose is het grootst op plaats 5.
Hier worden de opgeloste nuttige stoffen uit de
voorurine opgenomen en afgegeven aan het bloed door
middel van actief transport.
4 De ureum concentratie, van hoog naar laag: 7 - 4 - 6. (In
het nierbuisje wordt geen ureum teruggeresorbeerd.
Doordat water aan de (voor)urine wordt onttrokken, is
de ureumconcentratie bij 7 hoger dan bij 4.)
5 De ureumconcentratie in het bloed, van hoog naar laag:
1 - 3 - 2. (In de lever wordt ureum aan het bloed afgegeven. Dit bloed wordt gemengd met ureumarm bloed. In
de nieren wordt ureum met de urine uitgescheiden.)
6 Het gemiddelde glucosegehalte van het bloed, van hoog
naar laag: 1 - 3 2. (Glucose komt via de lever in het
bloed. Dit bloed wordt gemengd met bloed dat minder
glucose bevat. In de nieren wordt glucose verbruikt.)
19
Onder invloed van ADH wordt minder urine geproduceerd, doordat er meer water aan de (voor)urine wordt
onttrokken.
2 Hierdoor wordt de urine donkerder van kleur (de urine
bevat een hogere concentratie aan opgeloste stoffen).
3 Bij iemand die veel water drinkt en daardoor veel moet
plassen, geeft de hypofyse weinig ADH af. Er vindt
weinig terugresorptie van water plaats.
4 Ochtendurine is donkerder van kleur dan urine die
overdag wordt geproduceerd.'s Nachts drink je minder
dan overdag.'s Nachts wordt er dan ook meer water
aan de (voor)urine onttrokken dan overdag. Hierdoor
kan de osmotische waarde van het bloed constant
worden gehouden.
5 's Nachts geeft de hypofyse meer ADH af dan overdag.
60
Longfunctieassistent
21
Techniek, medisch diagnostisch longonderzoek uitvoeren, omgaan met patiënten.
2
Een voorbeeld van een goed antwoord:
- de inhoud van de longen meten;
- gevoeligheid van de luchtwegen onderzoeken;
- onderzoeken voor welke stoffen een patiënt overgevoelig is.
3 Een voorbeeld van een goed antwoord:
- goed zelfstandig kunnen werken, maar ook in
teamverband;
- zorgvuldig en nauwkeurig kunnen werken;
- sociale vaardigheden bezitten.
4 a Oscillometrie.
b Mantoux.
c 6-minuten looptest.
d Mip/Mep.
e Residubepaling.
5 Allergietest huid, Vetvrije massa, Handknijpkracht.
6 Ter beoordeling aan jezelf.
61
Diagnostische toets
Juist.
Onjuist (Aanvallen van hyperventilatie kunnen worden
tegengegaan door in een plastic zak te ademen.)
3 Juist
4 Onjuist. (Bij longemfyseem zijn de uiteinden van de
bronchiolen en de long blaasjes minder elastisch
geworden.)
5 Onjuist.
6 Juist.
2
A (Ook bij mondademhaling wordt de binnenstromende lucht bevochtigd.)
2
B
3
D
4
D
5 B
6 c
Juist.
2
Onjuist. (Koolstofdioxidemoleculen worden vooral in de
haarvaten van de weefsels aan hemoglobine gebonden;
in de long haarvaten laten de aan hemoglobine
gebonden koolstofdioxidemoleculen los.)
3 Juist
4 Onjuist (Er wordt dan weinig zuurstof gebonden aan
hemoglobine)
5 Juist (In de meeste haarvatennetten in het lichaam is
de zuurstofspanning laag waardoor omzetting van
oxyhemoglobine in hemoglobine plaatsvindt.)
2
3
Pijl
D
3
C (De buitenste tussenribspieren trekken de ribben en
het borstbeen omhoog en naar voren; de middenrifspieren platten het middenrif af)
C (Als bij een inademing de borstholte wordt vergroot,
stroomt er buiten lucht de ruimte tussen borstvlies
en longvlies in.)
4
D
5
D (Als de samentrekking van de middenrifspieren
begint, wordt het longvolume groter. De grafiek moet
op tijdstip o beginnen te stijgen.)
C (Door samentrekking van de binnenste tussenribspieren kan uitademing plaatsvinden.)
6
3
2
3
2
3
D
A (Op grote hoogte is de p0 2 van de lucht lager,
doordat de lucht ijler is. Onder deze omstandigheden
worden de chemoreceptoren gevoeliger voor de pC0 2
van het bloed. Hierdoor wordt op grote hoogte de
ademfrequentie verhoogd, ook al is de pC0 2 van de
lucht in de longen even hoog als op zeeniveau.)
D
het bloed afgegeven en uitgescheiden door de nieren.)
Pijl 2. (Bij de afbraak van dode rode bloedcellen
ontstaan galkleurstoffen, die via de galgangen worden
afgevoerd naar de galblaas. Galkleurstoffen geven de
ontlasting een geelbruine kleur.)
Het glucosegehalte kan het sterkst variëren in de tak
van de poortader. Dit bloedvaatje voert bloed aan
vanuit het darmkanaal. In het darmkanaal worden
voedingsstoffen zoals glucose opgenomen.
B
D
3
D (Stof P wordt uitgescheiden, want deze stof komt in
de urine in een hogere concentratie voor dan in de
voorurine of in het bloedplasma. Stof Q wordt niet
uitgescheiden. Met Q kunnen geen eiwitten zijn
weergegeven. De concentratie eiwitten in het
bloedplasma is immers hoger dan die in de
voorurine, doordat eiwitmoleculen de haarvaten niet
kunnen verlaten.)
C (Als het geneesmiddel niet wordt teruggeresorbeerd,
zal het in de urine in een hogere concentratie voorkomen dan in het bloed. Hierdoor kan het geneesmiddel goed werkzaam zijn in de urineleiders.)
A (Als onder invloed van ADH meer water in de nieren
wordt teruggeresorbeerd, bevat het bloed in de
nieradertjes meer water. De osmotische waarde van
dit bloed is dan gedaald.)
4
c
DOFLSHLLI
(Bij de afbraak van overtollige aminozuren in de
2
DOEL'.;HLLll\JG
A (De snorkel vergroot de dode ruimte. Na een
inademing wordt de lucht in de snorkel ongebruikt
weer uitgeademd, net als de lucht in de luchtwegen.)
B (De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht die
maximaal per ademhaling kan worden ververst.)
1.
lever ontstaat ureum. Ureum wordt door de lever aan
2
2
B (Insuline wordt geproduceerd in de eilandjes van
Langerhans in de alvleesklier.)
D (Het afbraakproduct is een galkleurstof)
D (Vetten zijn opgebouwd uit vetzuren en glycerol;
niet-essentiële vetzuren kunnen in de lever worden
gevormd uit aminozuren, uit monosachariden of uit
andere vetzuren.)
5
6
A
10
2
Door bovenmatig alcoholgebruik beschadigt de lever.
Nee, dat kan niet. Hij zal deze conclusie trekken op
grond van de leeftijd van de overleden mensen die hij
heeft onderzocht.
62
Gaswisseling bij vissen
Het gaswisselingsoppervlak in de kieuwen van vissen is
groot door het grote aantal kieuwplaatjes en kieuwlamellen.
2
De diffusieafstand in de kieuwen van vissen is klein,
doordat de kieuwlamellen dun zijn en veel haarvaten
bevatten.
3 Het verschil in p0 2 tussen water en bloed in de
kieuwen van vissen is groot, doordat het water in de
kieuwen voortdurend wordt ververst en het bloed door
de haarvaten in de kieuwlamellen stroomt.
4 De mondbodem beweegt in afbeelding 19.1 omlaag en
in afbeelding 19.2 omhoog.
5 Doordat haaien geen kieuwdeksels hebben, kunnen ze
de waterstroom door de kieuwen alleen in stand
houden door te zwemmen. Een haai zie je dan ook
nooit stilhangen in het water.
6 De bek van een haai is meestal open. Via de bek
stroomt het water naar de kieuwen.
7 Bij een snoek op het droge kleven de kieuwlamellen
aan elkaar. Hierdoor wordt het gaswisselingsoppervlak
sterk verkleind. Het gevolg is dat de hoeveelheid
zuurstof die het bloed in diffundeert te klein is voor de
snoek om in leven te blijven.
2
1
PRACTICUM
1
Kieuwen van een vis
- Bij je eerste tekening moet staan: vissenkop, zijaanzicht.
In de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: bek - lip - oog - neusgat kieuwdeksel
vin.
Bij je tweede tekening moet staan: ligging van de
kieuwen in de kieuwholte.
In de tekening moet je kieuwen hebben aangegeven.
Bij je derde tekening moet staan: losse kieuw.
In de tekening moet je de volgende delen hebben
aangegeven: kieuwboog - kieuwplaatje kieuwlamel.
De tekeningen zijn ter beoordeling aan je docent.
De ontgifting van waterstofperoxide in de lever
1
1
PRACTICUM
1
Waterstofperoxide en katalase
Resultaten
Ter beoordeling aan je docent.
2
1
PRACTICUM
Katalase in lever- en in spierweefsel
Resultaten
Ter beoordeling aan je docent.
Conclusie
- Leverweefsel bevat een hogere concentratie katalase
dan spierweefsel.
Il
Leren en werken
Als voorbeeld de antwoorden voor het beroep ambulanceverpleegkundige.
2
Enkele voorbeelden van goede antwoorden:
- patiënten verzorgen in de ambulance;
- de conditie van de patiënt scherp in de gaten
houden en zo nodig ingrijpen als de conditie van de
patiënt verslechtert;
- een verband aanleggen;
- het hart weer op gang proberen te brengen met
hartmassage of een schokapparaat;
- een infuus aanleggen;
- medicijnen met een injectie geven.
3 De volgende antwoorden zijn mogelijk:
- snel situaties kunnen inschatten;
- besluitvaardig en doortastend kunnen optreden;
- zorgvuldig kunnen werken in stresssituaties (bijvoorbeeld bij het aansluiten van de bewakingsapparatuur);
- gemakkelijk contacten kunnen leggen (contacten
met allerlei mensen in crisissituaties);
- inlevingsvermogen en geduld;
- goed kunnen samenwerken;
- kunnen improviseren in chaotische situaties;
- stressbestendig zijn;
- sterke persoonlijkheid bezitten (bij het beheersen
van crisissituaties).
4 Opleiding tot verpleegkundige (hbo).
5 Havo of vwo met natuurprofielen. Overige profielen
met biologie.
6 De opleiding duurt 4 jaar.
7 Ter beoordeling aan jezelf.