5 Samen - De Boeck

5 Samen
lezen
spreken
Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken.
Je ontwerpt een eenvoudig logo of visitekaartje.
Je schrijft goedgebouwde mededelende en bevelende zinnen.
1
bro
n
5 1+3 Lees het fragment Samen in je bronnenboek.
5.1 Na het lezen
Opdracht 1
1
In het fragment over Rosa kom je nog meer namen tegen. Wie zijn Neuz, Enrico, Esther?
Neuz is Rosa’s vriendje. Enrico is mama’s vriend. Esther is een vriendin van Rosa.
2
3
4
Heeft Rosa een goede band met haar moeder? Persoonlijk antwoord
Rosa heeft het over ‘krokodillen’. Wat bedoelt ze daarmee?
In het verhaal is de krokodil iets of iemand waar je bang van bent.
Welke survivaltip voor vriendschap vind jij heel waardevol?
Persoonlijk antwoord
5.2 Logo of visitekaartje
Rosa’s moeder vraagt haar of ze samen met Neuz een huisstijl voor de winkel willen bedenken.
Met een huisstijl presenteer je je bedrijf of instelling aan de buitenwereld.
Omdat een eerste kennismaking heel belangrijk is, moet er goed nagedacht worden over de naam, het
logo (= herkenningsteken), het lettertype, de opmaak. Natuurlijk wil je indruk maken!
Opdracht 2
Herken je deze logo’s? Schrijf de naam van de instelling of organisatie eronder.
42
Deel 1 Samen
Ferrari
De Lijn
Vlaanderen
Unicef
Vredeseilanden
Telenet
WWF
Mobistar
Jouw school heeft ook een logo. Hoe ziet het eruit?
Opdracht 3
Ben je even creatief als Rosa? Vast wel.
Creëer een eigen ‘huisstijl’ voor je klas, de school of je gezin. Ontwerp een logo of een visitekaartje.
Een logo/visitekaartje ontwerpen
VOOR het schrijven
TIJDENS het schrijven
NA het schrijven
Oriënteren
Uitvoeren
Reflecteren
Wat moet je doen?
Tijdens het schrijven
Denk hierover na
Een logo ontwerpen voor je
klas, de school of je gezin.
Controleer de spelling
(hoofdletters, interpunctie*)
als je kiest voor een visitekaartje.
Heb je de opdracht uitgevoerd
zoals gevraagd?
Een visitekaartje ontwerpen
voor je klas, de school of je
gezin.
Voorbereiden
Hoe pak je het aan?
Denk na over de inhoud.
Wat mag niet ontbreken?
Denk na over een originele
vorm of lay-out.
Hoe werk je alles af?
Teken je logo op een
takenblad.
Noteer in enkele zinnen wat
het voorstelt en waarvoor je
het ontworpen hebt.
Hecht je visitekaartje vast
aan een takenblad, maar zo
dat de leerkracht het nog kan
bekijken.
Heb je op de spelling gelet?
Hoe vond je het zelf?
Waar let je de volgende keer op?
De leerkracht zal je Evaluatieformulier Schrijven (p. 47) invullen.
Schrijfkader Een visitekaartje
Inhoud
Lay-out
Naam
Formaat: < 10 / 8 cm
Gsm-nummer
Creatieve schikking inhoud
E-mailadres
(Afbeelding)
Adres
43
* de interpunctie: leestekens
5 Samen
5.3 FOCUS op ... werkwoorden
Opdracht 4
1
Vul de ontbrekende eindletter(s) in.
In de envelop vind je een vriendschapsbandje Ezziebezzie, omdat je mijn liefste, beste vriendin
bent
Laa t
en dat hopelijk altijd zult
blijven.
iemand het om je pols knopen, met drie knopen erin.
Als je het bandje omhoudt tot het vanzelf afvalt , zullen je wensen uitkomen.
2
3
De onderstreepte woorden zijn allemaal (soort woord) werkwoorden (pv)
In welke tijd staan de woorden? tegenwoordige tijd
Het gaat telkens om de pv in de zin.
4
Wat valt op als je kijkt naar de eindletter(s) van de pv?
niet altijd dezelfde eindletter(s): d / t / dt
We frissen de schrijfwijze van werkwoorden in de tegenwoordige tijd nog eens op.
Meer oefeningen over het werkwoord kun je vinden op p. 118.
5.4 FOCUS op ... soorten zinnen
Opdracht 5
Echte vriendschap gaat altijd door.
Deel lief en leed, gedachten en geheimen ...
Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden.
Probeer niet jaloers te zijn.
Ruziemaken is niet erg, als je het maar uitpraat.
Vergeef elkaars fouten.
Wees duidelijk en eerlijk.
Vertrouw de ander.
1
De meeste survivaltips beginnen allemaal op dezelfde manier.
Markeer de zinnen die sterk op elkaar lijken wat zinsbouw betreft.
2
Met welk soort woord beginnen die zinnen? Een werkwoord (pv)
3
4
5
6
44
Deel 1 Samen
Met welk soort zinnen hebben we hier te maken? Bevelende zinnen
Hebben die zinnen een onderwerp? Nee
Lijken de zinnen die je niet markeerde op elkaar qua zinsbouw? Ja: eerst onderwerp, dan pv
Tot welke soort behoren die zinnen? Het zijn mededelende zinnen.
7
Maak van een van die zinnen een uitroepende zin.
8
Echte vriendschap gaat altijd door! / Ruziemaken is niet erg, als je het maar uitpraat!
Schrijf een van die zinnen opnieuw, maar begin nu met de pv.
9
Gaat echte vriendschap altijd door? / Is ruziemaken niet erg, als je het maar uitpraat?
Wat stel je vast? Welk soort zin heb je nu?
Een ja-neevraag
Er is nog een ander soort vragende zin.
Als je vragende zin met een vraagwoord begint, heb je een vraagwoordvraag.
Bv. Wanneer is ruziemaken niet erg?
Meer oefeningen over de verschillende soorten zinnen kun je vinden op p. 103.
1
bro
n
5 2+3
5.5 Survivaltips
Rosa is sterk in het bedenken van survivaltips. In het fragment in je bronnenboek las je hoe ze
‘vriendschap’ zou aanpakken.
Via focus.deboeck.com kun je nog veel meer tips vinden. Rosa heeft er ook speciaal voor ‘brugpiepers’
(= leerlingen uit het eerste jaar secundair onderwijs).
Opdracht 6
Ben jij ook zo vindingrijk? Wat zou jij doen als je een pesthumeur hebt?
Bedenk ook enkele survivaltips!
Survivaltips
VOOR het schrijven
TIJDENS het schrijven
NA het schrijven
Oriënteren
Uitvoeren
Reflecteren
Wat moet je doen?
Tijdens het schrijven
Denk hierover na
Bedenk 5 survivaltips om met
een pesthumeur om te gaan.
Noteer de titel op een takenblad: Survivaltips om met
een driftkikker om te gaan.
Heb je de opdracht uitgevoerd
zoals gevraagd?
Voorbereiden
Hoe pak je het aan?
Nummer je tips, schrijf
verzorgd.
Denk na over de inhoud.
Wat mag niet ontbreken?
Controleer je spelling en
zinsbouw.
Denk na over de vorm.
Je mag het werkje ook typen.
Vergeet het briefhoofd niet.
Heb je op de spelling gelet?
Hoe vond je het zelf?
Waar let je de volgende keer op?
De leerkracht zal je Evaluatieformulier Schrijven (p. 48) invullen.
45
5 Samen
Survivaltips om
1
Is iemand in je buurt verschrikkelijk humeurig, probeer dan
2
Ben je zelf chagrijnig*? Je kunt dat vervelende gevoel snel ombuigen door
3
Blijf uit de buurt van
4
5
bro
3
n
5
kun je best ook vermijden, omdat
Deze tip werkt altijd:
Voorbeeld: zie focus.deboeck.com.
ICT
1
5.6 Taaloefeningen bij de teksten
Een auteur let op een beeldrijke en frisse taal.
Ken je de woorden uit de kenniskoffer, maar vooral: kun je ze ook gebruiken?
Je kunt de woorden inoefenen op p. 85.
46
, want
* chagrijnig: slechtgehumeurd
Deel 1 Samen
Ontbreken er elementen?
Voldoende of te veel?
Begrijpelijke taal?
Kan iedereen volgen?
Gericht op het doelpubliek?
Creatief aangepakt?
volledigheid
duidelijkheid
gepastheid
aantrekkelijkheid
Een tip uit een vorige opdracht was:
gebruik van leestekens (interpunctie)
* het taalregister: aangepast taalgebruik naar gelang de situatie, bv. AN, dialect
5 Samen
Beoordeling leerkracht
Hield je rekening met een vorige tip?
JA = +1
Nee = –1
a bhf a bhf
Beoordeling leerling
Klas:
Je leerkracht bepaalt welke onderdelen geëvalueerd worden en kan onder de icoontjes de te verdienen punten plaatsen (bv. 2 – 1,5 – 1 – 0).
Is het de bedoeling dat je elkaar beoordeelt? Je leerkracht bepaalt vooraf wat je kunt beoordelen.
TIP
TOP
EINDBEOORDELING
bonus
lay-out (verzorgd – creatief)
vorm
kanaal
spelling
Taalzuiver? Passend taalregister*?
(zinsbouw, woordkeuze)
Is de zinsbouw duidelijk?
Is de tekstopbouw duidelijk?
(inl., midden, slot / alinea’s / signaalwoorden)
Volgens de opdracht?
correctheid
taalgebruik
code
structuur
inhoud
boodschap
zender
ontvanger
Datum:
Schrijfopdracht:
Naam:
Opmerkingen
Nr:
/
EVALUATIEFORMULIER SCHRIJVEN:
SURVIVALTIPS
47
48
Deel 1 Samen
Ontbreken er elementen?
Voldoende of te veel?
Begrijpelijke taal?
Kan iedereen volgen?
Gericht op het doelpubliek?
Creatief aangepakt?
volledigheid
duidelijkheid
gepastheid
aantrekkelijkheid
* het taalregister: aangepast taalgebruik naar gelang de situatie, bv. AN, dialect
Een tip uit een vorige opdracht was:
gebruik van leestekens (interpunctie)
Beoordeling leerkracht
Hield je rekening met een vorige tip?
JA = +1
Nee = –1
a bhf a bhf
Beoordeling leerling
Klas:
Je leerkracht bepaalt welke onderdelen geëvalueerd worden en kan onder de icoontjes de te verdienen punten plaatsen (bv. 2 – 1,5 – 1 – 0).
Is het de bedoeling dat je elkaar beoordeelt? Je leerkracht bepaalt vooraf wat je kunt beoordelen.
TIP
TOP
EINDBEOORDELING
bonus
lay-out (verzorgd – creatief)
vorm
kanaal
spelling
Taalzuiver? Passend taalregister*?
(zinsbouw, woordkeuze)
Is de zinsbouw duidelijk?
Is de tekstopbouw duidelijk?
(inl., midden, slot / alinea’s / signaalwoorden)
Volgens de opdracht?
correctheid
taalgebruik
code
structuur
inhoud
boodschap
zender
ontvanger
Datum:
Schrijfopdracht:
Naam:
Opmerkingen
Nr:
/
EVALUATIEFORMULIER SCHRIJVEN:
LOGO/VISITEKAARTJE
6 Vriendschap in de ‘grote’ school
lezen
spreken
Je kiest een passende leesstrategie en je past die toe op een tekst.
Je duidt de inleiding, het midden en het slot van een tekst aan.
Je vult een schema van een informatieve tekst aan.
Je beantwoordt vragen over een tekst correct.
6.1 Hoe is een informatieve tekst opgebouwd?
Er is een verschil tussen verhalende of fictionele teksten en informatieve of non-fictionele teksten. Over
fictie en non-fictie leerde je vroeger al. We maken ook een onderscheid tussen tekstsoorten en teksttypes.
Naargelang het doel dat een schrijver wil bereiken, kunnen we diverse soorten teksten onderscheiden:
informerend, ontspannend, overtuigend, teksten die gevoelens oproepen of die aanzetten om iets al dan
niet te doen. In deel 2 leer je daar meer over.
Binnen elke tekstsoort zijn er verschillende teksttypes: een krantenbericht, een tijdschriftartikel, een
recept, een handleiding bij een gsm … zijn allemaal teksten die de lezer informatie bieden.
In elk deel van je bronnenboek zul je een aantal verhalende en informatieve teksten aantreffen. Telkens
gaan we na welke elementen belangrijk zijn om een tekst goed in elkaar te knutselen.
Opdracht 1
In de basisschool leerde je al over teksttypes en enkele delen daarvan.
Wat herinner je je daar nog van? Vul de woordspin aan.
teksten
Voor je in een huis ramen en deuren aanbrengt, moet je ervoor zorgen dat je huis een stevige structuur heeft.
In een goed opgebouwde tekst is er ook zo’n stevige structuur terug te vinden. Ken jij de drie grote delen
waaruit een tekst is opgebouwd?
Inleiding – Midden – Slot
Als je goed begrijpt hoe een tekst in elkaar zit, wordt het iets makkelijker om zelf een tekst te lezen of te
schrijven. Daarom bereiden we ons goed voor.
Voor je een tekst leest, ‘bekijk’ je die, net alsof je vanuit een helikopter naar beneden kijkt. Je observeert:
je bekijkt de foto’s als die er zijn en je gaat na wie of wat de zender, de ontvanger of het lezerspubliek, de
boodschap, het kanaal en het tekstdoel zijn.
Vervolgens lees je de tekst en achteraf denk je na over wat je las en hoe je dat deed. Die manier van
lezen, dus hoe je leest, wordt ook wel eens een leesstrategie genoemd. (Denk aan het spelletje Stratego,
waarbij je ‘strategisch’ te werk moet gaan om de vlag te veroveren.)
49
6 Vriendschap in de
‘grote’ school
bro Opdracht 2
6 1+2 Lees de tekst over vriendschap in je bronnenboek en vul het kader aan.
1
n
Vrienden, die verdien je
VOOR het lezen
TIJDENS het lezen
NA het lezen
Oriënteren
Uitvoeren
Reflecteren
Ga in de tekst op zoek naar:
• titels
• tussenkopjes
• foto’s
• grafieken, tabellen
• onderschriften.
Wie is het lezerspubliek?
Globaal* lezen
= de tekst een eerste keer
volledig lezen
Moeilijke woorden
Noteer hier enkele moeilijke
woorden uit de tekst.
jongeren
Wat is het vermoedelijke
tekstdoel?
Voorbereiden
vriendschap
Wat weet je er al over?
Wat wil je erover bijleren ?
Wie is de zender?
Koen Soenens
Grondig lezen (opdr. 3)
= op zoek gaan naar de
delen: inleiding, midden, slot
= zoeken naar sleutelzinnen
en signaalwoorden
= een schema maken
= nagaan of er objectieve*
of subjectieve* taal wordt
gebruikt (feiten, meningen,
argumenten)
Zoekend lezen (opdr. 4)
= gedetailleerd lezen op zoek
naar antwoorden op vragen,
details …
Wat is het kanaal?
tijdschrift voor jongeren
Wat is de code?
taal
50
* globaal: in grote lijnen, niet in detail
objectieve taal: neutrale taal, zonder eigen mening of gevoelens
subjectieve taal: taal waarin de eigen mening of gevoelens aan bod komen
Deel 1 Samen
Waarom wel/niet?
Weet je nu wat je wilde weten over
het onderwerp?
informeren
Wat is het onderwerp?
Verliep het lezen vlot?
Opdracht 3
1
2
In hoeveel grote delen is deze tekst verdeeld? Vijf (voor de eerste tussentitel en na elke tussentitel)
Waar beginnen en eindigen volgens jou de inleiding, het midden en het slot in deze tekst?
1
• Inleiding: regel
• Midden: regel
• Slot: regel
3
81
9
8
tot regel
tot regel
tot regel
84
80
Vul het schema van de tekst aan: schrijf van de inleiding en het slot de eerste en de laatste
woorden op en plaats de passende tussenkopjes bij het waaierschema.
Titel: Vrienden moet je verdienen!
Inleiding
van Je zette dit schooljaar …
tot ... dat je elkaar nodig hebt.
Midden
 Kenmerken van vriendschap
 Kameraad, maat of vriend?
 Vriendschap is een werkwoord
 Voor jong en oud
Slot
van Samenvattend kunnen we stellen:
tot … om een toffe vriend(in) te zijn!
Vind jij dat deze tekst een duidelijke structuur heeft?
ja
omdat
nee
omdat
Opdracht 4
Vijf stellingen: waar of niet waar?
Bewijs je antwoord telkens met een gegeven* uit de tekst.
1
Een vriend is iemand die vooral een leeftijdgenoot is.
2
r. 16: Een vriend of vriendin is meestal een leeftijdsgenoot, mar echt noodzakelijk is dat niet.
3
r. 41-43: ... één of twee beste vrienden of vriendinnen: (...). Ze kunnen jouw geheimpjes bewaren (...)
4
r. 62-63: Echte vrienden (...) Zelfs al zien ze elkaar een hele tijd niet, dan nog blijft hun vriendschap heel sterk.
5
r. 50-51: Ongetwijfeld tel je dan heel wat kameraden, veel meer dan dat je vrienden hebt.
Ook voor een beste vriend heb je geheimen.
Niet waar
Niet waar
Als je een vriend lange tijd niet meer ziet, vervaagt de vriendschap, wordt die iets minder sterk. Niet waar
Meestal heb je meer vrienden dan kameraden.
Niet waar
Zelfs je vrienden uit de lagere school kunnen vrienden voor het leven zijn.
Waar
r. 20: Je hoeft niet om de zoveel tijd met elkaar af te spreken om vrienden te blijven.
r. 46: ... dan blijft die band dikwijls voor de rest van je leven bestaan.
* het gegeven: woorden, woordgroepen, zinnen waaruit je iets kunt afleiden of besluiten
51
6 Vriendschap in de
‘grote’ school
1
bro
n
6 3+4
6.2 Naar de grote school
Neem de tekst Naar de grote school in je bronnenboek erbij.
Opdracht 5
Vul het kader aan.
Naar de grote school
VOOR het lezen
TIJDENS het lezen
NA het lezen
Oriënteren
Uitvoeren
Reflecteren
Observeer de tekst op zoek
naar:
• titels
• tussenkopjes
• foto’s
• grafieken, tabellen
• onderschriften.
Globaal lezen
= de tekst een eerste keer
volledig lezen
Moeilijke woorden
Noteer hier enkele moeilijke
woorden uit de tekst.
Verliep het lezen vlot?
Waarom wel/niet?
Wie is het lezerspubliek?
volwassenen
Weet je nu wat je wilde weten over
het onderwerp?
Wat is het vermoedelijke
tekstdoel?
informeren
Voorbereiden
Wat is het onderwerp?
Wat weet je er al over?
Wat wil je erover bijleren?
Wie is de zender?
Jan Jagers (journalist bij Knack)
Wat is het kanaal?
het tijdschrift Knack
Wat is de code?
taal
52
Deel 1 Samen
Grondig lezen (opdr. 6)
= op zoek gaan naar de
delen: inleiding, midden, slot
= zoeken naar sleutelzinnen
en signaalwoorden
= een schema maken
= nagaan of er objectieve
of subjectieve taal wordt
gebruikt (feiten, meningen,
argumenten)
Zoekend lezen (opdr. 7)
= gedetailleerd lezen op zoek
naar antwoorden op vragen,
details …
Opdracht 6
We gaan een stapje verder: beschrijf waarover elk deeltje gaat.
Je kunt hiervoor woorden of zinnen uit de tekst gebruiken. Je mag die ook onderstrepen in de tekst.
Inleiding
De jongeren van het eerste jaar hebben zich aangepast in het secundair, maar ze hadden toch wat
aanpassingsproblemen.
Midden
•
leren plannen:
Verschillende leraren en verschillende vakken zorgen ervoor dat je meer moet plannen.
•
•
Slot
over de drempel:
De school helpt leerlingen over de drempel met een onthaaldag en een rondleiding, kennismakingsactiviteiten, het aanstellen van peters en meters, een planningsrooster.
op eigen benen:
Leerlingen zijn nu mondiger en durven meer (zijn assertiever) dan vroeger.
Dat wil niet zeggen dat ze vlugger zelfstandig zijn. Ze hebben nog begeleiding nodig.
Er is geen echt slot.
Opdracht 7
Geef twee voorbeelden van ‘nieuwe’ dingen die de leerlingen in de secundaire school ervaren.
Verschillende leerkrachten / Zeven lesuren / Meer huiswerk (anderhalf tot twee uur)
Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst.
In de lagere school leren de leerlingen al heel goed plannen.
Niet waar.
Niet elke school bereidt haar leerlingen even goed voor op het plannen.
Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst.
De vijf eerstejaars over wie gesproken wordt, kunnen nu veel minder hobby’s uitoefenen. Niet waar.
De vijf eerstejaars hoefden niet te snoeien in hun hobby’s.
Enkel Christophe gaat nu ’s maandags niet meer trainen.
Waarvoor werden in het Sint-Michielscollege ‘peters en meters’ aangesteld?
Dat zijn vertrouwenspersonen voor de eerstejaars.
Bij hen kunnen de leerlingen terecht met hun vragen en problemen.
Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst.
Doordat de eerstejaars nu meer durven dan vroeger, staan ze veel sneller op eigen benen. Niet waar.
Het is niet omdat ze meer durven dat ze daardoor zelfstandiger zijn.
1
bro
5
n
6
Misschien wel integendeel.
Alles wat je moet kennen over de structuur van een informatieve tekst kun je vinden in de kenniskoffer in
je bronnenboek.
53
6 Vriendschap in de
‘grote’ school
6.3 FOCUS op ... de vormen van het werkwoord
In bijna elke zin staat ten minste één werkwoord.
Elk werkwoord heeft een infinitief.
Die vorm van het werkwoord vind je terug in het woordenboek.
Voorbeelden: zijn, hebben, spelen, vragen ...
1
bro
3
n
6
Opdracht 8
Ilse De Meulenaere is leerkracht Latijn en coördinator van de eerste graad. Ze somt enkele initiatieven
op waarmee de school haar eerstejaars over de drempel probeert te helpen. ‘Om de stress van de eerste
schooldag weg te nemen, organiseren we al in augustus een onthaaldag en een rondleiding, zodat de leerlingen op voorhand kunnen kennismaken met hun klasgenoten en hun klassenleraar.
Op 2 september besteden we een halve dag aan kennismakingsactiviteiten. Daar zijn ook de peters en
meters van de klas aanwezig. Sinds vijf jaar heeft elke klas drie à vier peters of meters – leerlingen uit de
derde graad die fungeren* als vertrouwenspersoon. De eerstejaars kunnen bij hen terecht als ze vragen
hebben over hoe ze moeten studeren, of als ze bijvoorbeeld zouden worden gepest. Die oudere leerlingen
zijn vaak actief in de jeugdbeweging, en weten en leren hoe ze moeten omgaan met twaal�jarigen. Soms
spelen ze informatie door aan de antipestleraar.’
1
Noteer vijf voorbeelden van infinitieven uit de tekst in het kadertje.
Persoonlijk antwoord
Een werkwoord wordt vervoegd. Daarvoor heb je de stam nodig.
De stam is de ik-vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
2
Schrijf nu de stam van de vijf infinitieven die je hierboven noteerde.
Persoonlijk antwoord
Over de werkwoorden leer je meer op p. 116.
54
* fungeren: dienstdoen
Deel 1 Samen
6.4 FOCUS op ... onderwerp en persoonsvorm
In de basischool leerde je al het onderwerp (o) en de persoonsvorm (pv) kennen. We frissen dat even op!
•
Het o (= onderwerp
) is het zinsdeel dat meestal bij de pv staat.
Het o doet iets of maakt iets mee.
•
Weet je nog hoe je makkelijk de pv (= persoonsvorm
) in een zin terugvindt?
Door een ja-neevraag te stellen; daarin staat de pv vooraan.
Opdracht 9
Duid in het tekstje hieronder in elke zin het o en de pv aan, elk in een andere kleur.
‘Wanneer een leraar eens slechtgezind is, weet je dat er na vijftig minuten een andere leraar de klas binnenkomt. Als de onderwijzer op de lagere school een kwade bui had, zat je daar de hele dag mee.’ Bovendien appreciëren de leerlingen de afwisseling tussen de vakken en de korte pauzes tussen de lessen.
Gemiddeld maken ze elke dag anderhalf tot twee uur huiswerk. Voor sommigen was dat een grote verandering. Oleg
Oleg,, die in de Latijnse zit, kreeg vroeger bijvoorbeeld maar één tot twee keer huiswerk per week.
De eerstejaars moesten er vooral aan wennen dat ze elke dag dienden te studeren voor de vakken van de
volgende dag.
Een zin bestaat uit een aantal zinsdelen.
Je kunt een zinsdeel altijd voor de pv zetten.
Je kunt zinsdelen ook vinden door vragen te stellen.
•
Francine Oomen schreef een paar jaar geleden een prachtig boek.
Wanneer schreef Francine Oomen een prachtig boek?
•
Antwoord: Een paar jaar geleden
schreef Francine Oomen een prachtig boek.
•
Antwoord: Een prachtig boek
schreef Francine Oomen een paar jaar geleden.
Wat schreef Francine Oomen een paar jaar geleden?
Verzin zelf nog een vraag.
Vraag:
Antwoord:
schreef
We gaan daar dieper op in op p. 97.
55
6 Vriendschap in de
‘grote’ school
7 Luf joe megamutsiefluts!
lezen
spreken
Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken.
Je wisselt ervaringen over taal uit.
1
bro
n
7 1+2 Lees het fragment uit Hoe overleef ik (zonder) liefde? in je bronnenboek.
7.1 Na het lezen
Opdracht 1
1
Voor wie heeft Rosa de survivaltips voor een driftkikker bedacht?
2
Ze schrijft die eigenlijk voor zichzelf omdat ze een pesthumeur heeft.
3
Persoonlijk antwoord
4
Persoonlijk antwoord
Welke survivaltip van Rosa vind je de beste?
Welk sms’je zou Rosa Neuz nog kunnen sturen na dit fragment?
Wat zou Neuz Rosa nog in een sms willen zeggen?
Persoonlijk antwoord
Opdracht 2
Rosa ondertekent haar brief met ‘je Vlammende Vulkaantje’.
Valt het je op dat het tweede en derde woord met dezelfde medeklinker beginnen?
Bedenk zelf iets gelijkaardigs voor jouw naam, bv. Treuzelende Tina, Hippe Hendrik, Slaperige Sammy ...
Persoonlijk antwoord
7.2 Thuis in sms- en chattaal?
In mails en sms-berichten duiken soms vreemde dingen op.
Rosa gebruikt:
:P en :)
Maar je kunt nog veel verder gaan.
56
Deel 1 Samen
Opdracht 3
ICT
Ga via de link op focus.deboeck.com naar de site over sms-taal.
Volg de aanwijzingen hieronder om de site te verkennen. Telkens als je iets moet aanklikken, lees je: .
Geef de juiste woorden voor:
 Nederlands
 sms
•
alleen
•
kan niet meer zonder je
AL1
•
knuffel en kus
•
prettig weekend
•
succes
KNMZJ
KNISSEL / KNUS
PW
SUC-6 / SU6
 sms
 Nederlands
•
IXJE
•
M-@
ik zie je
•
EIGLIJK
•
KLPJ8
•
WBJZ
Opdracht 4
mailtje
eigenlijk
klopjacht
wil bij jou (jullie) zijn
Met welke emoticon geef je dit weer?
•
hartverscheurend bericht
•
beugel
•
heel boos
•
fluiten
•
duizelig
Opdracht 5
:-(
:-# of :-$
>=<
:-9 of :-”
<(@_@)>
Overleg met je buur en schrijf een passend antwoord op deze vragen.
1
Weet je waarvoor de afkorting ‘sms’ staat?
2
short message service
Maak je zelf gebruik van sms-taal? Met wie en wanneer?
3
Persoonlijk antwoord
Wanneer gebruiken je ouders sms-taal?
4
Persoonlijk antwoord
Geef twee voordelen van sms-taal.
5
Het is makkelijker, sneller en goedkoper als je woorden a�kort.
Geef één nadeel.
Soms is sms-taal moeilijk te ontcijferen. Je moet er vaardig in zijn.
57
7 Luf joe
megamutsiefluts!
ICT
Opdracht 6
Gebruik jij ook chattaal? Raadpleeg via de link op focus.deboeck.com het chatwoordenboek.
Ken je deze afkortingen, tekeningen en emoticons? Wat betekenen ze?
 Afkortingen
•
brb
•
bwvs
•
ff
•
kwUm
•
Y
 Tekeningetjes
•
#@*%&!@%) !!!
•
<\_/
 Emoticons
•
;-)
•
8-)
•
(-:
Opdracht 7
1
Be Right Back (Ben zo terug)
Bij Wijze Van Spreken
Effe (even)
Know What You Mean (Ik begrijp wat je bedoelt)
Why? (Waarom?)
een hartsgrondig gevloek
kopje kof�ie
knipogend gezichtje
De chatter heeft een zonnebril op.
De chatter is linkshandig.
Waarin lijken chattaal en sms-taal op elkaar?
De chattaal maakt ook gebruik van a�kortingen, initiaalwoorden, symbolen, maar ze gebruikt meer
Engelse woorden.
2
Doorstreep de teksttypes waarin chattaal niet kan.
een opstel // een officiële brief // het antwoord op een vraag in een toets //
de opgave van een proefwerk // een kattebelletje* // een dictee // een bericht aan de directeur
58
* het kattebelletje: kort berichtje, enkele woorden als mededeling op een klein blaadje
Deel 1 Samen
BZL //
8 Wij 2
spreken
lezen
Je verwerkt gedichten op een creatieve manier.
Je leert van de gedichten genieten.
Je noemt kenmerken van een gedicht op.
Opdracht
Wat is je opdracht? Wat wordt er van jou verwacht? Lees aandachtig.
In dit pakket maak je kennis met gedichten. Je gaat er zelf mee aan de slag en
je ontdekt wat een gedicht tot een gedicht maakt.
Materiaal
Wat heb je nodig tijdens deze les? Leg je materiaal klaar.
• bronnenboek
• schrijfgerei
• stiften of kleurpotloden
• p. 59 tot 66
Timing
Hoelang kun je aan de opdrachten werken? Houd de klok in de gaten!
Je mag 2 lesuren aan de taken werken.
Ben je niet klaar, dan kun je de taken thuis afwerken.
Aantal leerlingen
Werk je alleen of in groep?
Groepswerk: 3, 4 of 5 leerlingen.
Controle
Wie controleert het werk?
Neem een correctiesleutel om je taak te corrigeren.
Vraag je leerkracht je taak na te zien.
Wat zal de leerkracht beoordelen?
Lever het ingevulde Evaluatieformulier BZL op p. 65-66 in op het einde van de
les.
8 Wij 2
59
BZL //
Opdracht A
Droom even weg bij het thema ‘Wij 2’.
Ik + Jij = Wij.
Waaraan denk je bij het woord ‘jij’?
Noteer wat/wie ‘jij’ is in de spiegel.
Opdracht B
Je krijgt een enveloppe van de
leerkracht met daarin een verknipt
gedicht.
Vind je de goede volgorde?
Opdracht C
Een dichter gebruikt heel weinig woorden om
de lezer iets te vertellen.
Bovendien schrijft hij zijn verhaal niet in
zinnen, maar in verzen.
Welk verhaal schuilt er achter ‘Burchtje’?
Waarover gaat het?
Vermoedelijk hebben twee mensen ruzie.
Ze praten niet meer met elkaar.
Opdracht D
1
1
n
8
bro
Lees het gedicht Wij 2 in je bronnenboek.
Hoe merk je dat de dichter ook hier geen gewone zinnen gebruikt?
De verzen hebben geen hoofdletters, punten, komma’s ...
De dichter gebruikt onvolledige zinnen.
Bovendien schrijft hij niet letterlijk wat hij bedoelt. Je moet met je fantasie achterhalen wat het zou
kunnen betekenen.
Opdracht E
‘Klein’ en ‘groot’ zijn tegengestelde woorden.
Als je denkt aan ‘klein’ of ‘groot’, kun je je daar heel wat zaken bij voorstellen. Bv.:
KLEIN
baby – kabouter –
driewieler –speldenknop
60
Deel 1 Samen
↔
GROOT
reus – dinosaurus –
wolkenkrabber – heelal
BZL //
Ga in dit gedicht op zoek naar andere tegengestelde woorden.
WIJ I
Vogels
roerloze spatten
in de sneeuw.
Bomen
schrale pentekeningen
op de horizon.
Huizen
bevroren blokken
onder de lucht.
Alleen
wij tweeën
warm.
Uit: Ed Franck, Met armen te hoekig
voor sierlijke vleugels, Altiora, 1999
sneeuw, bevroren
↔
warm
Kleur de woorden die in verband staan met het ene woord van je tegenstelling in een passende
kleur. Kies ook een typerende kleur voor de woorden die in verband staan met het andere
woord.
Opdracht F
Ben je zelf een beetje dichter? Vul het gedicht Portret I aan.
Portret I
Aan tafel
in ochtendlicht als honing
(waarmee kun je het ochtendlicht vergelijken? = 1 woord)
een meisje
het blonde
tot op de spitse
haar (bijvoeglijk naamwoord bv. mooie, zwarte ...)
schouders (bijvoeglijk naamwoord)
in de ogen
de gevluchte
mijn zusje
mooi
is een ongeschreven
sterren: (een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord
bv. geplukte, verzamelde ...)
(wie is dat meisje? = 1 woord)
(hoe is ze? = 1 woord)
gedicht (bijvoeglijk naamwoord)
Uit: Ed Franck, Met armen te hoekig voor sierlijke vleugels, Altiora, 1999
61
8 Wij 2
BZL //
Opdracht G
Lees het gedicht aandachtig.
Laatst nog zag ik Stilte
Ze zat op een krukje
in de gang.
Was erg verlegen,
zei geen woord.
Ze was breekbaar
en omringd
door stofjes in het licht.
Ze was heel stil.
Ik sprak haar aan
en ze brak …
Geert De Kockere
Er ontbreekt in het gedicht maar één woord. Wie ontmoette de dichter ?
Persoonlijk antwoord
Opdracht H
Deze woorden horen thuis in het gedicht hieronder: verbaasd // verwacht // verzonnen // bedacht.
Waar passen ze volgens jou?
Heel lang geleden heb ik jou
bedacht
zo had ik altijd iets
waar ik naartoe kon leven
en toen jij zei
hier ben ik
was ik niet verbaasd
je was precies zoals ik had verwacht
maar nu pas weet ik
dat ik je niet verzonnen
heb
Johanna Kruit
Uit: Jan Van Coillie, Een zucht en een zoen, Altiora, 1999
Welke titel zou de dichter aan dit gedicht gegeven kunnen hebben?
Persoonlijk antwoord
62
Deel 1 Samen
BZL //
Opdracht I
Welk gedicht sprak je het meest aan? Kun je uitleggen waarom?
Persoonlijk antwoord
Reden:
Opdracht J
Een gedicht is een bijzonder teksttype.
De schrijver van een gedicht heet een dichter. Hij schrijft geen zinnen, maar verzen.
De regels van de tekst, de versregels, zijn bovendien anders geschikt dan in een gewone tekst.
1
Wat kan niet in een gewone tekst, maar wel in een gedicht?
verrassende lay-out
hoofdletters/leestekens wel of niet gebruiken ...
2
Waaraan kun je een gedicht nog herkennen?
• taalgebruik: verrassende woordcombinaties, spel met taal en klanken, soms rijm (maar hoeft
niet), beelden om iets uit te drukken, soms onvolledige zinnen of woordgroepen
• Vooral het gevoel is belangrijk. Je kunt meer lezen dan wat er staat.
3
Wat is de bedoeling van gedichten of poëzie?
gevoelens opwekken
63
8 Wij 2