5 Samen lezen spreken Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken. Je ontwerpt een eenvoudig logo of visitekaartje. Je schrijft goedgebouwde mededelende en bevelende zinnen. 1 bro n 5 1+3 Lees het fragment Samen in je bronnenboek. 5.1 Na het lezen Opdracht 1 1 In het fragment over Rosa kom je nog meer namen tegen. Wie zijn Neuz, Enrico, Esther? Neuz is Rosa’s vriendje. Enrico is mama’s vriend. Esther is een vriendin van Rosa. 2 3 4 Heeft Rosa een goede band met haar moeder? Persoonlijk antwoord Rosa heeft het over ‘krokodillen’. Wat bedoelt ze daarmee? In het verhaal is de krokodil iets of iemand waar je bang van bent. Welke survivaltip voor vriendschap vind jij heel waardevol? Persoonlijk antwoord 5.2 Logo of visitekaartje Rosa’s moeder vraagt haar of ze samen met Neuz een huisstijl voor de winkel willen bedenken. Met een huisstijl presenteer je je bedrijf of instelling aan de buitenwereld. Omdat een eerste kennismaking heel belangrijk is, moet er goed nagedacht worden over de naam, het logo (= herkenningsteken), het lettertype, de opmaak. Natuurlijk wil je indruk maken! Opdracht 2 Herken je deze logo’s? Schrijf de naam van de instelling of organisatie eronder. 42 Deel 1 Samen Ferrari De Lijn Vlaanderen Unicef Vredeseilanden Telenet WWF Mobistar Jouw school heeft ook een logo. Hoe ziet het eruit? Opdracht 3 Ben je even creatief als Rosa? Vast wel. Creëer een eigen ‘huisstijl’ voor je klas, de school of je gezin. Ontwerp een logo of een visitekaartje. Een logo/visitekaartje ontwerpen VOOR het schrijven TIJDENS het schrijven NA het schrijven Oriënteren Uitvoeren Reflecteren Wat moet je doen? Tijdens het schrijven Denk hierover na Een logo ontwerpen voor je klas, de school of je gezin. Controleer de spelling (hoofdletters, interpunctie*) als je kiest voor een visitekaartje. Heb je de opdracht uitgevoerd zoals gevraagd? Een visitekaartje ontwerpen voor je klas, de school of je gezin. Voorbereiden Hoe pak je het aan? Denk na over de inhoud. Wat mag niet ontbreken? Denk na over een originele vorm of lay-out. Hoe werk je alles af? Teken je logo op een takenblad. Noteer in enkele zinnen wat het voorstelt en waarvoor je het ontworpen hebt. Hecht je visitekaartje vast aan een takenblad, maar zo dat de leerkracht het nog kan bekijken. Heb je op de spelling gelet? Hoe vond je het zelf? Waar let je de volgende keer op? De leerkracht zal je Evaluatieformulier Schrijven (p. 47) invullen. Schrijfkader Een visitekaartje Inhoud Lay-out Naam Formaat: < 10 / 8 cm Gsm-nummer Creatieve schikking inhoud E-mailadres (Afbeelding) Adres 43 * de interpunctie: leestekens 5 Samen 5.3 FOCUS op ... werkwoorden Opdracht 4 1 Vul de ontbrekende eindletter(s) in. In de envelop vind je een vriendschapsbandje Ezziebezzie, omdat je mijn liefste, beste vriendin bent Laa t en dat hopelijk altijd zult blijven. iemand het om je pols knopen, met drie knopen erin. Als je het bandje omhoudt tot het vanzelf afvalt , zullen je wensen uitkomen. 2 3 De onderstreepte woorden zijn allemaal (soort woord) werkwoorden (pv) In welke tijd staan de woorden? tegenwoordige tijd Het gaat telkens om de pv in de zin. 4 Wat valt op als je kijkt naar de eindletter(s) van de pv? niet altijd dezelfde eindletter(s): d / t / dt We frissen de schrijfwijze van werkwoorden in de tegenwoordige tijd nog eens op. Meer oefeningen over het werkwoord kun je vinden op p. 118. 5.4 FOCUS op ... soorten zinnen Opdracht 5 Echte vriendschap gaat altijd door. Deel lief en leed, gedachten en geheimen ... Behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Probeer niet jaloers te zijn. Ruziemaken is niet erg, als je het maar uitpraat. Vergeef elkaars fouten. Wees duidelijk en eerlijk. Vertrouw de ander. 1 De meeste survivaltips beginnen allemaal op dezelfde manier. Markeer de zinnen die sterk op elkaar lijken wat zinsbouw betreft. 2 Met welk soort woord beginnen die zinnen? Een werkwoord (pv) 3 4 5 6 44 Deel 1 Samen Met welk soort zinnen hebben we hier te maken? Bevelende zinnen Hebben die zinnen een onderwerp? Nee Lijken de zinnen die je niet markeerde op elkaar qua zinsbouw? Ja: eerst onderwerp, dan pv Tot welke soort behoren die zinnen? Het zijn mededelende zinnen. 7 Maak van een van die zinnen een uitroepende zin. 8 Echte vriendschap gaat altijd door! / Ruziemaken is niet erg, als je het maar uitpraat! Schrijf een van die zinnen opnieuw, maar begin nu met de pv. 9 Gaat echte vriendschap altijd door? / Is ruziemaken niet erg, als je het maar uitpraat? Wat stel je vast? Welk soort zin heb je nu? Een ja-neevraag Er is nog een ander soort vragende zin. Als je vragende zin met een vraagwoord begint, heb je een vraagwoordvraag. Bv. Wanneer is ruziemaken niet erg? Meer oefeningen over de verschillende soorten zinnen kun je vinden op p. 103. 1 bro n 5 2+3 5.5 Survivaltips Rosa is sterk in het bedenken van survivaltips. In het fragment in je bronnenboek las je hoe ze ‘vriendschap’ zou aanpakken. Via focus.deboeck.com kun je nog veel meer tips vinden. Rosa heeft er ook speciaal voor ‘brugpiepers’ (= leerlingen uit het eerste jaar secundair onderwijs). Opdracht 6 Ben jij ook zo vindingrijk? Wat zou jij doen als je een pesthumeur hebt? Bedenk ook enkele survivaltips! Survivaltips VOOR het schrijven TIJDENS het schrijven NA het schrijven Oriënteren Uitvoeren Reflecteren Wat moet je doen? Tijdens het schrijven Denk hierover na Bedenk 5 survivaltips om met een pesthumeur om te gaan. Noteer de titel op een takenblad: Survivaltips om met een driftkikker om te gaan. Heb je de opdracht uitgevoerd zoals gevraagd? Voorbereiden Hoe pak je het aan? Nummer je tips, schrijf verzorgd. Denk na over de inhoud. Wat mag niet ontbreken? Controleer je spelling en zinsbouw. Denk na over de vorm. Je mag het werkje ook typen. Vergeet het briefhoofd niet. Heb je op de spelling gelet? Hoe vond je het zelf? Waar let je de volgende keer op? De leerkracht zal je Evaluatieformulier Schrijven (p. 48) invullen. 45 5 Samen Survivaltips om 1 Is iemand in je buurt verschrikkelijk humeurig, probeer dan 2 Ben je zelf chagrijnig*? Je kunt dat vervelende gevoel snel ombuigen door 3 Blijf uit de buurt van 4 5 bro 3 n 5 kun je best ook vermijden, omdat Deze tip werkt altijd: Voorbeeld: zie focus.deboeck.com. ICT 1 5.6 Taaloefeningen bij de teksten Een auteur let op een beeldrijke en frisse taal. Ken je de woorden uit de kenniskoffer, maar vooral: kun je ze ook gebruiken? Je kunt de woorden inoefenen op p. 85. 46 , want * chagrijnig: slechtgehumeurd Deel 1 Samen Ontbreken er elementen? Voldoende of te veel? Begrijpelijke taal? Kan iedereen volgen? Gericht op het doelpubliek? Creatief aangepakt? volledigheid duidelijkheid gepastheid aantrekkelijkheid Een tip uit een vorige opdracht was: gebruik van leestekens (interpunctie) * het taalregister: aangepast taalgebruik naar gelang de situatie, bv. AN, dialect 5 Samen Beoordeling leerkracht Hield je rekening met een vorige tip? JA = +1 Nee = –1 a bhf a bhf Beoordeling leerling Klas: Je leerkracht bepaalt welke onderdelen geëvalueerd worden en kan onder de icoontjes de te verdienen punten plaatsen (bv. 2 – 1,5 – 1 – 0). Is het de bedoeling dat je elkaar beoordeelt? Je leerkracht bepaalt vooraf wat je kunt beoordelen. TIP TOP EINDBEOORDELING bonus lay-out (verzorgd – creatief) vorm kanaal spelling Taalzuiver? Passend taalregister*? (zinsbouw, woordkeuze) Is de zinsbouw duidelijk? Is de tekstopbouw duidelijk? (inl., midden, slot / alinea’s / signaalwoorden) Volgens de opdracht? correctheid taalgebruik code structuur inhoud boodschap zender ontvanger Datum: Schrijfopdracht: Naam: Opmerkingen Nr: / EVALUATIEFORMULIER SCHRIJVEN: SURVIVALTIPS 47 48 Deel 1 Samen Ontbreken er elementen? Voldoende of te veel? Begrijpelijke taal? Kan iedereen volgen? Gericht op het doelpubliek? Creatief aangepakt? volledigheid duidelijkheid gepastheid aantrekkelijkheid * het taalregister: aangepast taalgebruik naar gelang de situatie, bv. AN, dialect Een tip uit een vorige opdracht was: gebruik van leestekens (interpunctie) Beoordeling leerkracht Hield je rekening met een vorige tip? JA = +1 Nee = –1 a bhf a bhf Beoordeling leerling Klas: Je leerkracht bepaalt welke onderdelen geëvalueerd worden en kan onder de icoontjes de te verdienen punten plaatsen (bv. 2 – 1,5 – 1 – 0). Is het de bedoeling dat je elkaar beoordeelt? Je leerkracht bepaalt vooraf wat je kunt beoordelen. TIP TOP EINDBEOORDELING bonus lay-out (verzorgd – creatief) vorm kanaal spelling Taalzuiver? Passend taalregister*? (zinsbouw, woordkeuze) Is de zinsbouw duidelijk? Is de tekstopbouw duidelijk? (inl., midden, slot / alinea’s / signaalwoorden) Volgens de opdracht? correctheid taalgebruik code structuur inhoud boodschap zender ontvanger Datum: Schrijfopdracht: Naam: Opmerkingen Nr: / EVALUATIEFORMULIER SCHRIJVEN: LOGO/VISITEKAARTJE 6 Vriendschap in de ‘grote’ school lezen spreken Je kiest een passende leesstrategie en je past die toe op een tekst. Je duidt de inleiding, het midden en het slot van een tekst aan. Je vult een schema van een informatieve tekst aan. Je beantwoordt vragen over een tekst correct. 6.1 Hoe is een informatieve tekst opgebouwd? Er is een verschil tussen verhalende of fictionele teksten en informatieve of non-fictionele teksten. Over fictie en non-fictie leerde je vroeger al. We maken ook een onderscheid tussen tekstsoorten en teksttypes. Naargelang het doel dat een schrijver wil bereiken, kunnen we diverse soorten teksten onderscheiden: informerend, ontspannend, overtuigend, teksten die gevoelens oproepen of die aanzetten om iets al dan niet te doen. In deel 2 leer je daar meer over. Binnen elke tekstsoort zijn er verschillende teksttypes: een krantenbericht, een tijdschriftartikel, een recept, een handleiding bij een gsm … zijn allemaal teksten die de lezer informatie bieden. In elk deel van je bronnenboek zul je een aantal verhalende en informatieve teksten aantreffen. Telkens gaan we na welke elementen belangrijk zijn om een tekst goed in elkaar te knutselen. Opdracht 1 In de basisschool leerde je al over teksttypes en enkele delen daarvan. Wat herinner je je daar nog van? Vul de woordspin aan. teksten Voor je in een huis ramen en deuren aanbrengt, moet je ervoor zorgen dat je huis een stevige structuur heeft. In een goed opgebouwde tekst is er ook zo’n stevige structuur terug te vinden. Ken jij de drie grote delen waaruit een tekst is opgebouwd? Inleiding – Midden – Slot Als je goed begrijpt hoe een tekst in elkaar zit, wordt het iets makkelijker om zelf een tekst te lezen of te schrijven. Daarom bereiden we ons goed voor. Voor je een tekst leest, ‘bekijk’ je die, net alsof je vanuit een helikopter naar beneden kijkt. Je observeert: je bekijkt de foto’s als die er zijn en je gaat na wie of wat de zender, de ontvanger of het lezerspubliek, de boodschap, het kanaal en het tekstdoel zijn. Vervolgens lees je de tekst en achteraf denk je na over wat je las en hoe je dat deed. Die manier van lezen, dus hoe je leest, wordt ook wel eens een leesstrategie genoemd. (Denk aan het spelletje Stratego, waarbij je ‘strategisch’ te werk moet gaan om de vlag te veroveren.) 49 6 Vriendschap in de ‘grote’ school bro Opdracht 2 6 1+2 Lees de tekst over vriendschap in je bronnenboek en vul het kader aan. 1 n Vrienden, die verdien je VOOR het lezen TIJDENS het lezen NA het lezen Oriënteren Uitvoeren Reflecteren Ga in de tekst op zoek naar: • titels • tussenkopjes • foto’s • grafieken, tabellen • onderschriften. Wie is het lezerspubliek? Globaal* lezen = de tekst een eerste keer volledig lezen Moeilijke woorden Noteer hier enkele moeilijke woorden uit de tekst. jongeren Wat is het vermoedelijke tekstdoel? Voorbereiden vriendschap Wat weet je er al over? Wat wil je erover bijleren ? Wie is de zender? Koen Soenens Grondig lezen (opdr. 3) = op zoek gaan naar de delen: inleiding, midden, slot = zoeken naar sleutelzinnen en signaalwoorden = een schema maken = nagaan of er objectieve* of subjectieve* taal wordt gebruikt (feiten, meningen, argumenten) Zoekend lezen (opdr. 4) = gedetailleerd lezen op zoek naar antwoorden op vragen, details … Wat is het kanaal? tijdschrift voor jongeren Wat is de code? taal 50 * globaal: in grote lijnen, niet in detail objectieve taal: neutrale taal, zonder eigen mening of gevoelens subjectieve taal: taal waarin de eigen mening of gevoelens aan bod komen Deel 1 Samen Waarom wel/niet? Weet je nu wat je wilde weten over het onderwerp? informeren Wat is het onderwerp? Verliep het lezen vlot? Opdracht 3 1 2 In hoeveel grote delen is deze tekst verdeeld? Vijf (voor de eerste tussentitel en na elke tussentitel) Waar beginnen en eindigen volgens jou de inleiding, het midden en het slot in deze tekst? 1 • Inleiding: regel • Midden: regel • Slot: regel 3 81 9 8 tot regel tot regel tot regel 84 80 Vul het schema van de tekst aan: schrijf van de inleiding en het slot de eerste en de laatste woorden op en plaats de passende tussenkopjes bij het waaierschema. Titel: Vrienden moet je verdienen! Inleiding van Je zette dit schooljaar … tot ... dat je elkaar nodig hebt. Midden Kenmerken van vriendschap Kameraad, maat of vriend? Vriendschap is een werkwoord Voor jong en oud Slot van Samenvattend kunnen we stellen: tot … om een toffe vriend(in) te zijn! Vind jij dat deze tekst een duidelijke structuur heeft? ja omdat nee omdat Opdracht 4 Vijf stellingen: waar of niet waar? Bewijs je antwoord telkens met een gegeven* uit de tekst. 1 Een vriend is iemand die vooral een leeftijdgenoot is. 2 r. 16: Een vriend of vriendin is meestal een leeftijdsgenoot, mar echt noodzakelijk is dat niet. 3 r. 41-43: ... één of twee beste vrienden of vriendinnen: (...). Ze kunnen jouw geheimpjes bewaren (...) 4 r. 62-63: Echte vrienden (...) Zelfs al zien ze elkaar een hele tijd niet, dan nog blijft hun vriendschap heel sterk. 5 r. 50-51: Ongetwijfeld tel je dan heel wat kameraden, veel meer dan dat je vrienden hebt. Ook voor een beste vriend heb je geheimen. Niet waar Niet waar Als je een vriend lange tijd niet meer ziet, vervaagt de vriendschap, wordt die iets minder sterk. Niet waar Meestal heb je meer vrienden dan kameraden. Niet waar Zelfs je vrienden uit de lagere school kunnen vrienden voor het leven zijn. Waar r. 20: Je hoeft niet om de zoveel tijd met elkaar af te spreken om vrienden te blijven. r. 46: ... dan blijft die band dikwijls voor de rest van je leven bestaan. * het gegeven: woorden, woordgroepen, zinnen waaruit je iets kunt afleiden of besluiten 51 6 Vriendschap in de ‘grote’ school 1 bro n 6 3+4 6.2 Naar de grote school Neem de tekst Naar de grote school in je bronnenboek erbij. Opdracht 5 Vul het kader aan. Naar de grote school VOOR het lezen TIJDENS het lezen NA het lezen Oriënteren Uitvoeren Reflecteren Observeer de tekst op zoek naar: • titels • tussenkopjes • foto’s • grafieken, tabellen • onderschriften. Globaal lezen = de tekst een eerste keer volledig lezen Moeilijke woorden Noteer hier enkele moeilijke woorden uit de tekst. Verliep het lezen vlot? Waarom wel/niet? Wie is het lezerspubliek? volwassenen Weet je nu wat je wilde weten over het onderwerp? Wat is het vermoedelijke tekstdoel? informeren Voorbereiden Wat is het onderwerp? Wat weet je er al over? Wat wil je erover bijleren? Wie is de zender? Jan Jagers (journalist bij Knack) Wat is het kanaal? het tijdschrift Knack Wat is de code? taal 52 Deel 1 Samen Grondig lezen (opdr. 6) = op zoek gaan naar de delen: inleiding, midden, slot = zoeken naar sleutelzinnen en signaalwoorden = een schema maken = nagaan of er objectieve of subjectieve taal wordt gebruikt (feiten, meningen, argumenten) Zoekend lezen (opdr. 7) = gedetailleerd lezen op zoek naar antwoorden op vragen, details … Opdracht 6 We gaan een stapje verder: beschrijf waarover elk deeltje gaat. Je kunt hiervoor woorden of zinnen uit de tekst gebruiken. Je mag die ook onderstrepen in de tekst. Inleiding De jongeren van het eerste jaar hebben zich aangepast in het secundair, maar ze hadden toch wat aanpassingsproblemen. Midden • leren plannen: Verschillende leraren en verschillende vakken zorgen ervoor dat je meer moet plannen. • • Slot over de drempel: De school helpt leerlingen over de drempel met een onthaaldag en een rondleiding, kennismakingsactiviteiten, het aanstellen van peters en meters, een planningsrooster. op eigen benen: Leerlingen zijn nu mondiger en durven meer (zijn assertiever) dan vroeger. Dat wil niet zeggen dat ze vlugger zelfstandig zijn. Ze hebben nog begeleiding nodig. Er is geen echt slot. Opdracht 7 Geef twee voorbeelden van ‘nieuwe’ dingen die de leerlingen in de secundaire school ervaren. Verschillende leerkrachten / Zeven lesuren / Meer huiswerk (anderhalf tot twee uur) Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst. In de lagere school leren de leerlingen al heel goed plannen. Niet waar. Niet elke school bereidt haar leerlingen even goed voor op het plannen. Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst. De vijf eerstejaars over wie gesproken wordt, kunnen nu veel minder hobby’s uitoefenen. Niet waar. De vijf eerstejaars hoefden niet te snoeien in hun hobby’s. Enkel Christophe gaat nu ’s maandags niet meer trainen. Waarvoor werden in het Sint-Michielscollege ‘peters en meters’ aangesteld? Dat zijn vertrouwenspersonen voor de eerstejaars. Bij hen kunnen de leerlingen terecht met hun vragen en problemen. Waar of niet waar? Bewijs met een gegeven uit de tekst. Doordat de eerstejaars nu meer durven dan vroeger, staan ze veel sneller op eigen benen. Niet waar. Het is niet omdat ze meer durven dat ze daardoor zelfstandiger zijn. 1 bro 5 n 6 Misschien wel integendeel. Alles wat je moet kennen over de structuur van een informatieve tekst kun je vinden in de kenniskoffer in je bronnenboek. 53 6 Vriendschap in de ‘grote’ school 6.3 FOCUS op ... de vormen van het werkwoord In bijna elke zin staat ten minste één werkwoord. Elk werkwoord heeft een infinitief. Die vorm van het werkwoord vind je terug in het woordenboek. Voorbeelden: zijn, hebben, spelen, vragen ... 1 bro 3 n 6 Opdracht 8 Ilse De Meulenaere is leerkracht Latijn en coördinator van de eerste graad. Ze somt enkele initiatieven op waarmee de school haar eerstejaars over de drempel probeert te helpen. ‘Om de stress van de eerste schooldag weg te nemen, organiseren we al in augustus een onthaaldag en een rondleiding, zodat de leerlingen op voorhand kunnen kennismaken met hun klasgenoten en hun klassenleraar. Op 2 september besteden we een halve dag aan kennismakingsactiviteiten. Daar zijn ook de peters en meters van de klas aanwezig. Sinds vijf jaar heeft elke klas drie à vier peters of meters – leerlingen uit de derde graad die fungeren* als vertrouwenspersoon. De eerstejaars kunnen bij hen terecht als ze vragen hebben over hoe ze moeten studeren, of als ze bijvoorbeeld zouden worden gepest. Die oudere leerlingen zijn vaak actief in de jeugdbeweging, en weten en leren hoe ze moeten omgaan met twaal�jarigen. Soms spelen ze informatie door aan de antipestleraar.’ 1 Noteer vijf voorbeelden van infinitieven uit de tekst in het kadertje. Persoonlijk antwoord Een werkwoord wordt vervoegd. Daarvoor heb je de stam nodig. De stam is de ik-vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd. 2 Schrijf nu de stam van de vijf infinitieven die je hierboven noteerde. Persoonlijk antwoord Over de werkwoorden leer je meer op p. 116. 54 * fungeren: dienstdoen Deel 1 Samen 6.4 FOCUS op ... onderwerp en persoonsvorm In de basischool leerde je al het onderwerp (o) en de persoonsvorm (pv) kennen. We frissen dat even op! • Het o (= onderwerp ) is het zinsdeel dat meestal bij de pv staat. Het o doet iets of maakt iets mee. • Weet je nog hoe je makkelijk de pv (= persoonsvorm ) in een zin terugvindt? Door een ja-neevraag te stellen; daarin staat de pv vooraan. Opdracht 9 Duid in het tekstje hieronder in elke zin het o en de pv aan, elk in een andere kleur. ‘Wanneer een leraar eens slechtgezind is, weet je dat er na vijftig minuten een andere leraar de klas binnenkomt. Als de onderwijzer op de lagere school een kwade bui had, zat je daar de hele dag mee.’ Bovendien appreciëren de leerlingen de afwisseling tussen de vakken en de korte pauzes tussen de lessen. Gemiddeld maken ze elke dag anderhalf tot twee uur huiswerk. Voor sommigen was dat een grote verandering. Oleg Oleg,, die in de Latijnse zit, kreeg vroeger bijvoorbeeld maar één tot twee keer huiswerk per week. De eerstejaars moesten er vooral aan wennen dat ze elke dag dienden te studeren voor de vakken van de volgende dag. Een zin bestaat uit een aantal zinsdelen. Je kunt een zinsdeel altijd voor de pv zetten. Je kunt zinsdelen ook vinden door vragen te stellen. • Francine Oomen schreef een paar jaar geleden een prachtig boek. Wanneer schreef Francine Oomen een prachtig boek? • Antwoord: Een paar jaar geleden schreef Francine Oomen een prachtig boek. • Antwoord: Een prachtig boek schreef Francine Oomen een paar jaar geleden. Wat schreef Francine Oomen een paar jaar geleden? Verzin zelf nog een vraag. Vraag: Antwoord: schreef We gaan daar dieper op in op p. 97. 55 6 Vriendschap in de ‘grote’ school 7 Luf joe megamutsiefluts! lezen spreken Je leert genieten van fragmenten uit verhalende boeken. Je wisselt ervaringen over taal uit. 1 bro n 7 1+2 Lees het fragment uit Hoe overleef ik (zonder) liefde? in je bronnenboek. 7.1 Na het lezen Opdracht 1 1 Voor wie heeft Rosa de survivaltips voor een driftkikker bedacht? 2 Ze schrijft die eigenlijk voor zichzelf omdat ze een pesthumeur heeft. 3 Persoonlijk antwoord 4 Persoonlijk antwoord Welke survivaltip van Rosa vind je de beste? Welk sms’je zou Rosa Neuz nog kunnen sturen na dit fragment? Wat zou Neuz Rosa nog in een sms willen zeggen? Persoonlijk antwoord Opdracht 2 Rosa ondertekent haar brief met ‘je Vlammende Vulkaantje’. Valt het je op dat het tweede en derde woord met dezelfde medeklinker beginnen? Bedenk zelf iets gelijkaardigs voor jouw naam, bv. Treuzelende Tina, Hippe Hendrik, Slaperige Sammy ... Persoonlijk antwoord 7.2 Thuis in sms- en chattaal? In mails en sms-berichten duiken soms vreemde dingen op. Rosa gebruikt: :P en :) Maar je kunt nog veel verder gaan. 56 Deel 1 Samen Opdracht 3 ICT Ga via de link op focus.deboeck.com naar de site over sms-taal. Volg de aanwijzingen hieronder om de site te verkennen. Telkens als je iets moet aanklikken, lees je: . Geef de juiste woorden voor: Nederlands sms • alleen • kan niet meer zonder je AL1 • knuffel en kus • prettig weekend • succes KNMZJ KNISSEL / KNUS PW SUC-6 / SU6 sms Nederlands • IXJE • M-@ ik zie je • EIGLIJK • KLPJ8 • WBJZ Opdracht 4 mailtje eigenlijk klopjacht wil bij jou (jullie) zijn Met welke emoticon geef je dit weer? • hartverscheurend bericht • beugel • heel boos • fluiten • duizelig Opdracht 5 :-( :-# of :-$ >=< :-9 of :-” <(@_@)> Overleg met je buur en schrijf een passend antwoord op deze vragen. 1 Weet je waarvoor de afkorting ‘sms’ staat? 2 short message service Maak je zelf gebruik van sms-taal? Met wie en wanneer? 3 Persoonlijk antwoord Wanneer gebruiken je ouders sms-taal? 4 Persoonlijk antwoord Geef twee voordelen van sms-taal. 5 Het is makkelijker, sneller en goedkoper als je woorden a�kort. Geef één nadeel. Soms is sms-taal moeilijk te ontcijferen. Je moet er vaardig in zijn. 57 7 Luf joe megamutsiefluts! ICT Opdracht 6 Gebruik jij ook chattaal? Raadpleeg via de link op focus.deboeck.com het chatwoordenboek. Ken je deze afkortingen, tekeningen en emoticons? Wat betekenen ze? Afkortingen • brb • bwvs • ff • kwUm • Y Tekeningetjes • #@*%&!@%) !!! • <\_/ Emoticons • ;-) • 8-) • (-: Opdracht 7 1 Be Right Back (Ben zo terug) Bij Wijze Van Spreken Effe (even) Know What You Mean (Ik begrijp wat je bedoelt) Why? (Waarom?) een hartsgrondig gevloek kopje kof�ie knipogend gezichtje De chatter heeft een zonnebril op. De chatter is linkshandig. Waarin lijken chattaal en sms-taal op elkaar? De chattaal maakt ook gebruik van a�kortingen, initiaalwoorden, symbolen, maar ze gebruikt meer Engelse woorden. 2 Doorstreep de teksttypes waarin chattaal niet kan. een opstel // een officiële brief // het antwoord op een vraag in een toets // de opgave van een proefwerk // een kattebelletje* // een dictee // een bericht aan de directeur 58 * het kattebelletje: kort berichtje, enkele woorden als mededeling op een klein blaadje Deel 1 Samen BZL // 8 Wij 2 spreken lezen Je verwerkt gedichten op een creatieve manier. Je leert van de gedichten genieten. Je noemt kenmerken van een gedicht op. Opdracht Wat is je opdracht? Wat wordt er van jou verwacht? Lees aandachtig. In dit pakket maak je kennis met gedichten. Je gaat er zelf mee aan de slag en je ontdekt wat een gedicht tot een gedicht maakt. Materiaal Wat heb je nodig tijdens deze les? Leg je materiaal klaar. • bronnenboek • schrijfgerei • stiften of kleurpotloden • p. 59 tot 66 Timing Hoelang kun je aan de opdrachten werken? Houd de klok in de gaten! Je mag 2 lesuren aan de taken werken. Ben je niet klaar, dan kun je de taken thuis afwerken. Aantal leerlingen Werk je alleen of in groep? Groepswerk: 3, 4 of 5 leerlingen. Controle Wie controleert het werk? Neem een correctiesleutel om je taak te corrigeren. Vraag je leerkracht je taak na te zien. Wat zal de leerkracht beoordelen? Lever het ingevulde Evaluatieformulier BZL op p. 65-66 in op het einde van de les. 8 Wij 2 59 BZL // Opdracht A Droom even weg bij het thema ‘Wij 2’. Ik + Jij = Wij. Waaraan denk je bij het woord ‘jij’? Noteer wat/wie ‘jij’ is in de spiegel. Opdracht B Je krijgt een enveloppe van de leerkracht met daarin een verknipt gedicht. Vind je de goede volgorde? Opdracht C Een dichter gebruikt heel weinig woorden om de lezer iets te vertellen. Bovendien schrijft hij zijn verhaal niet in zinnen, maar in verzen. Welk verhaal schuilt er achter ‘Burchtje’? Waarover gaat het? Vermoedelijk hebben twee mensen ruzie. Ze praten niet meer met elkaar. Opdracht D 1 1 n 8 bro Lees het gedicht Wij 2 in je bronnenboek. Hoe merk je dat de dichter ook hier geen gewone zinnen gebruikt? De verzen hebben geen hoofdletters, punten, komma’s ... De dichter gebruikt onvolledige zinnen. Bovendien schrijft hij niet letterlijk wat hij bedoelt. Je moet met je fantasie achterhalen wat het zou kunnen betekenen. Opdracht E ‘Klein’ en ‘groot’ zijn tegengestelde woorden. Als je denkt aan ‘klein’ of ‘groot’, kun je je daar heel wat zaken bij voorstellen. Bv.: KLEIN baby – kabouter – driewieler –speldenknop 60 Deel 1 Samen ↔ GROOT reus – dinosaurus – wolkenkrabber – heelal BZL // Ga in dit gedicht op zoek naar andere tegengestelde woorden. WIJ I Vogels roerloze spatten in de sneeuw. Bomen schrale pentekeningen op de horizon. Huizen bevroren blokken onder de lucht. Alleen wij tweeën warm. Uit: Ed Franck, Met armen te hoekig voor sierlijke vleugels, Altiora, 1999 sneeuw, bevroren ↔ warm Kleur de woorden die in verband staan met het ene woord van je tegenstelling in een passende kleur. Kies ook een typerende kleur voor de woorden die in verband staan met het andere woord. Opdracht F Ben je zelf een beetje dichter? Vul het gedicht Portret I aan. Portret I Aan tafel in ochtendlicht als honing (waarmee kun je het ochtendlicht vergelijken? = 1 woord) een meisje het blonde tot op de spitse haar (bijvoeglijk naamwoord bv. mooie, zwarte ...) schouders (bijvoeglijk naamwoord) in de ogen de gevluchte mijn zusje mooi is een ongeschreven sterren: (een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord bv. geplukte, verzamelde ...) (wie is dat meisje? = 1 woord) (hoe is ze? = 1 woord) gedicht (bijvoeglijk naamwoord) Uit: Ed Franck, Met armen te hoekig voor sierlijke vleugels, Altiora, 1999 61 8 Wij 2 BZL // Opdracht G Lees het gedicht aandachtig. Laatst nog zag ik Stilte Ze zat op een krukje in de gang. Was erg verlegen, zei geen woord. Ze was breekbaar en omringd door stofjes in het licht. Ze was heel stil. Ik sprak haar aan en ze brak … Geert De Kockere Er ontbreekt in het gedicht maar één woord. Wie ontmoette de dichter ? Persoonlijk antwoord Opdracht H Deze woorden horen thuis in het gedicht hieronder: verbaasd // verwacht // verzonnen // bedacht. Waar passen ze volgens jou? Heel lang geleden heb ik jou bedacht zo had ik altijd iets waar ik naartoe kon leven en toen jij zei hier ben ik was ik niet verbaasd je was precies zoals ik had verwacht maar nu pas weet ik dat ik je niet verzonnen heb Johanna Kruit Uit: Jan Van Coillie, Een zucht en een zoen, Altiora, 1999 Welke titel zou de dichter aan dit gedicht gegeven kunnen hebben? Persoonlijk antwoord 62 Deel 1 Samen BZL // Opdracht I Welk gedicht sprak je het meest aan? Kun je uitleggen waarom? Persoonlijk antwoord Reden: Opdracht J Een gedicht is een bijzonder teksttype. De schrijver van een gedicht heet een dichter. Hij schrijft geen zinnen, maar verzen. De regels van de tekst, de versregels, zijn bovendien anders geschikt dan in een gewone tekst. 1 Wat kan niet in een gewone tekst, maar wel in een gedicht? verrassende lay-out hoofdletters/leestekens wel of niet gebruiken ... 2 Waaraan kun je een gedicht nog herkennen? • taalgebruik: verrassende woordcombinaties, spel met taal en klanken, soms rijm (maar hoeft niet), beelden om iets uit te drukken, soms onvolledige zinnen of woordgroepen • Vooral het gevoel is belangrijk. Je kunt meer lezen dan wat er staat. 3 Wat is de bedoeling van gedichten of poëzie? gevoelens opwekken 63 8 Wij 2
© Copyright 2024 ExpyDoc