kernopgaven arbeidsmarktbeleid zeeland 2014

KERNOPGAVEN
ARBEIDSMARKTBELEID
ZEELAND 2014
KERNOPGAVEN ARBEIDSMARKTBELEID
ZEELAND 2014
De Zeeuwse Arbeidsmarktmonitor
In opdracht van de drie Zeeuwse O’s (ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen)
prof. dr. H. Kasper (Etil)
drs. J. Meuwissen (Etil)
drs. O. Sondermeijer (SBB)
Maastricht, september 2014
VOORWOORD
De drie Zeeuwse O’s (ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen) hebben het
voornemen om een gezamenlijk, gestructureerd Zeeuws arbeidsmarktoverleg op te zetten om
tot een toekomstbestendig arbeidsmarktbeleid te komen. Kennis van de arbeidsmarkt is
hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Daarom is door de 3 O’s het initiatief genomen voor
het ontwikkelen van de Zeeuwse Arbeidsmarktmonitor 2014.
De Zeeuwse Arbeidsmarktmonitor verschaft informatie over de arbeidsmarkt die als
uitgangspunt dient voor de dialoog over de arbeidsmarktvraagstukken in de gehele provincie
Zeeland en de drie deelgebieden. Dit gebeurt aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve
gegevens over de actuele arbeidsmarktsituatie, betrouwbare prognoses en een gedegen
analyse. Als ruimtelijke aggregatieniveaus gebruikt de Zeeuwse Arbeidsmarktmonitor – naast
Nederland als referentiegebied – de provincie Zeeland, de drie deelregio’s Oosterschelde,
Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen en de aangrenzende regio’s Vlaanderen (België), WestBrabant en Rijnmond. De prognoses hebben betrekking op de periode 2013-2018 1;
uitgangspunten daarbij zijn de Decemberraming 2013 van het CPB en de actualisatie van de
UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014. De analyse vindt plaats aan de hand van een beproefd
arbeidsmarktmodel, dat huidige en toekomstige vraag en aanbod op de arbeidsmarkt met
elkaar confronteert en de geconstateerde (kwantitatieve en kwalitatieve) arbeidsmarktdiscrepanties vertaalt naar kernopgaven voor beleid. Dit alles binnen een context van
factoren die hierop van invloed zijn.
In de voorliggende notitie staan met name de kernopgaven voor het Zeeuwse
arbeidsmarktbeleid centraal. Het formuleren van kernopgaven kan natuurlijk niet los gezien
worden van de huidige en toekomstige arbeidsmarktsituatie. In het eerste hoofdstuk starten
we daarom met een diagnose van de Zeeuwse arbeidsmarkt. Op basis van deze diagnose
voeren we vervolgens in hoofdstuk twee een SWOT-analyse uit. Op basis van de diagnose en
de SWOT formuleren we vervolgens relevante kernopgaven voor het arbeidsmarktbeleid.
Daarbij maken we naast meer algemene kernopgaven ook onderscheid naar de specifieke
participanten/partijen/partners op de arbeidsmarkt en de verschillende rollen die zij
vervullen: werkenden, onderwijs, ondernemers en reserves 2.
Voor meer informatie over de structuur en (te verwachten) trends op de Zeeuwse
arbeidsmarkt verwijzen we u naar de nieuwsbrief van de Zeeuwse Arbeidsmarktmonitor en de
website van de Zeeuwse arbeidsmarktmonitor.
1
2
Basisjaar voor de prognoses van de werkgelegenheid is 2013. Voor de prognoses van de
beroepsbevolking en de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is dat 2012.
In de management samenvatting hebben we bij de beschrijving van de kernopgaven voor een iets
anders insteek gekozen dan in hoofdstuk 3, namelijk kernopgaven naar Zeeuwse speerpuntsector.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
1
INHOUDSOPGAVE
Pagina
VOORWOORD
1
MANAGEMENT SAMENVATTING
3
1 DIAGNOSE VAN DE ZEEUWSE ARBEIDSMARKT
1.1 Omgeving van de arbeidsmarkt
1.2 Vraagzijde van de arbeidsmarkt
1.3 Aanbodzijde van de arbeidsmarkt
1.4 Confrontatie van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
9
9
11
12
14
2 SWOT-ANALYSE
15
3 KERNOPGAVEN ARBEIDSMARKTBELEID IN ZEELAND
3.1 Algemene kernopgaven
3.2 Kernopgaven werkenden
3.3 Kernopgaven onderwijs
3.4 Kernopgaven reserves
3.5 Kernopgaven ondernemers
18
18
21
22
24
26
4 CONCLUSIE
29
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
2
MANAGEMENT SAMENVATTING
Zeeuwse arbeidsmarktmonitor: dynamiek en onzekerheid groot
De economische omstandigheden maken dat prognoses over de toekomstige Zeeuwse
arbeidsmarkt met de nodige onzekerheden omkleed zijn. De Zeeuwse arbeidsmarktmonitor
verschaft informatie over de dynamiek op de arbeidsmarkt en geeft verder input voor het
formuleren van kernopgaven voor het Zeeuwse arbeidsmarktbeleid van de 3 O’s
(ondernemers, onderwijs en overheid).
Gevolgen economische crisis groot
• Gedurende de economische crisis, 2009-2013, is het aantal arbeidsplaatsen (171.790 in
2013) in de provincie Zeeland fors afgenomen (-3.100 arbeidsplaatsen). Het banenverlies
bleef beperkt door de toename in de sector zorg en welzijn (2.300 arbeidsplaatsen).
• De afname van het aantal arbeidsplaatsen gedurende de crisis vond vooral plaats bij het
MKB en het grootbedrijf, terwijl het aantal zzp’ers gedurende deze periode is
toegenomen met circa 400 personen. Naar verwachting zet de trend van een toenemende
inzet van zzp’ers de komende jaren door in Zeeland.
• Zeeland heeft vergeleken met Nederland een structureel lage werkloosheid. In eerste
instantie leken de gevolgen van de economische crisis voor de Zeeuwse werkloosheid
beperkt. In 2013 echter is het Zeeuwse werkloosheidspercentage - net als het landelijke
cijfer overigens - sterk toegenomen, van 4,2% in 2012 naar 5,9% in 2013 (een toename van
2.900 werklozen). Aandachtspunten zijn daarbij de (conjuncturele) toename van de
jeugdwerkloosheid en de (structurele) werkloosheid onder ouderen.
Economisch herstel verwacht
• De Nederlandse economie lijkt zich na de crisis enigszins te herstellen. In 2013 bedroeg
de krimp van het bbp in Nederland nog -0,8%, maar groeit de Nederlandse economie in
2014 naar verwachting licht met 0,75%. Op de middellange termijn (2015-2018) blijft de
economische groei met ongeveer 1,25% per jaar naar verwachting beperkt.
• De economische groei in 2014 vertaalt zich niet direct in een verbetering van de huidige
arbeidsmarktsituatie. Werkgevers passen met vertraging hun personeelsbestand aan de
afzetontwikkeling aan. In het jaar 2014 neemt het aantal arbeidsplaatsen daardoor in
Zeeland nog steeds af (-1.100 arbeidsplaatsen. Gedurende de periode 2015-2018 blijft de
Zeeuwse werkgelegenheid vervolgens redelijk stabiel.
• Ondanks de daling van de potentiële beroepsbevolking (het aantal inwoners 15-64-jaar)
blijft de afname van de beroepsbevolking in Zeeland gedurende de periode 2014-2018
beperkt (-1.500 personen). De reden hiervoor is de verwachte toename van de Zeeuwse
arbeidsparticipatie, van 71,1% in 2013 naar 72,3% in 2018.
• De verwachte Zeeuwse ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen en de
beroepsbevolking gedurende de periode 2014-2018 komt redelijk overeen met elkaar.
Voor 2014 wordt in Zeeland nog een beperkte toename van de werkloosheid verwacht
(werkloosheidspercentage 6,8%), waarna de werkloosheid redelijk stabiel blijft. Het
werkloosheidspercentage blijft daardoor hoog. Jeugdwerkloosheid en werkloosheid onder
ouderen blijven ook in de periode 2014-2018 belangrijke aandachtspunten.
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
•
De huidige arbeidsmarkt in Zeeland is ruim, er is momenteel in vrijwel alle
beroepsgroepen voldoende aanbod van personeel om in de personeelsbehoefte van
werkgevers te voorzien. Ook gedurende de periode 2014-2018 is de arbeidsmarktinstroom
(25.780 werkzame personen) op de Zeeuwse arbeidsmarkt groter dan het totaal aantal
baanopeningen (20.730 werkzame personen).
•
Op middellange termijn (tot eind 2018) is het perspectief van gediplomeerde
schoolverlaters op een baan gemiddeld genomen matig. Er bestaan echter verschillen in
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
3
•
het verwachte arbeidsmarktperspectief naar opleiding(srichting). Met name voor
schoolverlaters in de economische, sociaal-culturele en pedagogische richtingen is de
toekomstige arbeidsmarktsituatie ongunstig. Redelijke tot goede kansen zijn er voor
schoolverlaters van de technische en groene opleidingen. Ook schoolverlaters van de
medische en zorgopleidingen hebben relatief goede perspectieven. Hierbij geldt wel dat
de perspectieven in zorg minder goed zijn dan in het verleden als gevolg van de
bezuinigingen binnen de sector.
Het is de verwachting dat de kwalitatieve discrepanties tussen vraag en aanbod als
gevolg van ontwikkelingen aan de vraagzijde van de Zeeuwse arbeidsmarkt
(flexibilisering, technologisering, upgrading kwalificatievereisten en veranderingen in
gevraagde competenties) toenemen. De aandacht voor de kwalitatieve discrepanties
tussen vraag en aanbod is ook binnen de Zeeuwse speerpuntsectoren een belangrijk
aandachtspunt. Het betreft hierbij voor een groot deel een focus op vrij specialistische
werkzaamheden.
Zeeuwse arbeidsmarktmonitor: kernopgaven
De informatie uit de Zeeuwse arbeidsmarktmonitor geeft inzicht in vele aspecten van de
Zeeuwse arbeidsmarkt. Zo ook inzicht in sterkten en zwakten van de huidige Zeeuwse
arbeidsmarktsituatie en de toekomstige kansen en bedreigingen voor Zeeland. Het doel van
het arbeidsmarktbeleid van de 3 O’s is vervolgens om, gelet op de huidige sterkten en
zwakten van de Zeeuwse arbeidsmarkt, de kansen te benutten en de bedreigingen het hoofd
te bieden. Bij het realiseren van deze doelstelling is het van belang een goed overzicht te
hebben van de Zeeuwse kernopgaven.
• Het formuleren van kernopgaven is een vrij breed begrip. Om hierin focus aan te brengen
wordt aangesloten bij de Zeeuwse speerpuntsectoren. Naast de specifieke kernopgaven
per Zeeuwse speerpuntsector zijn er ook meer algemene kernopgaven voor alle sectoren.
• Op de arbeidsmarkt zijn verschillende rollen (werkenden, onderwijs, ondernemers en
reserves) actief. Bij het realiseren van de kernopgaven is samenwerking tussen de
verschillende rollen van belang.
• Op de arbeidsmarkt ontstaan in veel gevallen vanzelf oplossingen voor eventuele
kernopgaven. Het zijn echter niet altijd de meest optimale oplossingen voor
werkzoekenden, schoolverlaters, beleidsmakers of ondernemers. Het is dan ook aan de
Zeeuwse 3 O’s om met elkaar het gesprek aan te gaan en met elkaar samen te werken om
tot betere oplossingen te komen.
Algemene kernopgaven (sectoroverstijgend)
• Door de verwachte structurele daling van de Zeeuwse beroepsbevolking (-3.000 personen,
2013-2020) is het van belang dat het Zeeuwse arbeidspotentieel optimaal ingezet wordt.
Een uitdaging daarbij is dat groene, technische en medische/zorg richtingen betere
kansen op werk bieden dan de richtingen economie, sociaal-cultureel en pedagogiek. De
ambities in de Zeeuwse speerpuntsectoren versterken deze tweedeling op de Zeeuwse
arbeidsmarkt. Kernopgaven zijn daardoor aandacht voor macrodoelmatigheid (in mbo en
hoger onderwijs) en aandacht voor het doorontwikkelen en verbreden van competenties
van werkzoekenden en werkenden (mobiliteitscentra, intersectorale mobiliteit en leven
lang leren).
• Het verlagen van de werkloosheid (9.950 werklozen in Zeeland in 2013) is een belangrijke
kernopgave voor Zeeland. Daarbij is specifieke aandacht voor de werkloosheid onder
jongeren en ouderen van belang. Naarmate jongeren langer aan de kant staan, verloopt
de uiteindelijke overgang naar de arbeidsmarkt lastiger. Bij ouderen krijgt de
werkloosheid steeds vaker een structureel karakter.
• Als gevolg van de Participatiewet, die in 2015 in werking treedt, moeten er ongeveer
2.600 Wajongers aan een baan geholpen worden binnen de Zeeuwse economie. Het
vinden van passend werk voor deze Wajongers is een grote uitdaging.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
4
•
•
•
Het is van belang om de ontwikkeling van de flexibilisering in Zeeland kritisch te blijven
volgen. Voor werkgevers heeft dit momenteel voordelen, maar kan dit op termijn
negatieve gevolgen hebben voor lager (werk- en inkomensonzekerheid) en hoger
opgeleide werknemers (gebrek aan geschikte banen in de regio). De ongelijkheid tussen
laag- en hoogopgeleiden op het gebied van tijdelijke contracten en werkloosheid kan door
de flexibilisering verder toenemen.
Naarmate de technologisering sterker doorzet en de arbeidsproductiviteit verder stijgt,
leidt dit op de lange termijn tot een verdere tweedeling/polarisatie op de Zeeuwse
arbeidsmarkt: meer werk voor hoog- en laagopgeleiden, minder werk voor middelbaar
opgeleiden. Behoud en voldoende werkgelegenheid voor werknemers op mbo-niveau 1 en
2 is een belangrijk aandachtspunt.
Ondanks de verschillen in eilandculturen, tradities en soms negatieve associaties met
(bestuurlijke) schaalvergroting is het van belang dat regio’s (binnen Zeeland en met
grensregio’s) de samenwerking met elkaar aangaan om samen telkens kleine stapjes te
maken naar het meest optimale scenario voor Zeeland. Het is hierbij van belang dat
gemeenten zich niet als geïsoleerde, zelfstandige entiteiten beschouwen maar een
opdracht hebben bij te dragen aan de grotere regio (Scoop, 2014).
Kernopgaven agro & food en landbouw
• Het realiseren van dwarsverbanden met andere speerpuntsectoren, waaronder biobased
economy, logistiek en energie. Vooral op de raakvlakken van deze speerpuntsectoren zijn
er veel mogelijkheden voor agro & food.
• Het aanbieden van opleidingen waarin sprake is van meer overlap tussen de
speerpuntsectoren. Aandacht bij werkenden voor het verder door ontwikkelen of
verbreden van competenties. Een voorbeeld hiervan is een opleiding specifiek gericht op
de voedingsmiddelenindustrie, deze ontbreekt momenteel in Zeeland.
• Bedrijven binnen deze sector zijn op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden om minder
afhankelijk te zijn van seizoensarbeid (combinatie met activiteiten rond recreatie, opslag
en handel).
• De sector is niet populair, hetgeen ook terug te zien is in een afname van het aantal
leerlingen in groene opleidingen. De verwachte knelpunten in de personeelsvoorziening
voor werkgevers in groene beroepen zijn groot. Gezien de ambities is dit een
aandachtspunt. Nu al worden ondernemers in fruitteelt beperkt in hun wens tot
uitbreiding door onvoldoende aanbod van gekwalificeerd personeel (Kenniscentrum
Aequor).
Kernopgaven biobased economy
• Het verwachte arbeidsmarktperspectief voor schoolverlaters mbo procestechniek is in de
provincie Zeeland tot eind 2018 gering. Binnen de indicator van de Zeeuwse
arbeidsmarktmonitor wordt echter geen rekening gehouden met de groeiambities van
Zeeland. De reden hiervoor is dat het onduidelijk is of en in welke mate de groeiambities
gerealiseerd kunnen worden. Uit onderzoek van CE Delft blijkt dat de biobased economy
naar schatting 340-500 banen (lage scenario) en 2.000-3.000 (hoge scenario) in ZuidwestNederland genereert in 2020 afhankelijk van het groeiscenario. In de biobased economy
liggen op termijn dus zeker kansen voor schoolverlaters binnen de procestechniek. Het is
daarbij van belang goed stil te staan bij eventuele verschillen in toekomstige
discrepanties tussen vraag en aanbod op korte, middellange en lange termijn.
• De samenwerking tussen Zeeland, West-Brabant en Zuid-Holland binnen het programma
Biobased Delta en de samenwerking met Vlaanderen vergroot het potentieel van Zeeland
op het gebied van de biobased economy. (Eu)regionale samenwerking kan daardoor een
belangrijke rol spelen in het verwezenlijken van de ambities.
• Binnen de biobased economy speelt de upgrading van de kwalificatie-eisen een
belangrijke rol. Er is vooral vraag naar hoger opgeleiden en werknemers op de mboniveaus 3 en 4. De vraag naar basisoperators blijft daarbij achter.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
5
Kernopgaven logistiek & havens
• De Provincie Zeeland richt zich samen met de NV Economische Impuls Zeeland en Zeeland
Seaports op het verder versterken van de positie van de Zeeuwse havens op de
containermarkt.
• Een aandachtspunt bij de speerpuntsector logistiek is of men voor clustering rond de
Westerschelde kiest of voor verdeling over de gehele provincie Zeeland.
• Voor de hogere transportberoepen worden grote tekorten voorzien in de
personeelsvoorziening voor werkgevers, terwijl op middelbaar niveau enige knelpunten
voor transportberoepen worden voorzien. Het Expertisecentrum Logistiek Zeeland richt
zich nu vooral op hbo-functies. Bij een verdere groei van de Zeeuwse sector logistiek en
havens is het relevant dat het accent van het Expertisecentrum (uiteindelijk) ook meer op
mbo-functies komt te liggen. Het Scalda college heeft specifieke logistieke mboopleidingen, waarbinnen afstemming met het bedrijfsleven plaatsvindt.
• De inzet op meer grootschalige containeroverslag en de overslag van bulk- en stukgoed
zijn kansrijk voor Zeeland (Economische agenda Zeeland, 2013-2015). Het is van belang
om hiervoor voldoende personeel in te kunnen zetten, maar daarbij ook te beschikken
over personeel met de juiste competenties. Dit vraagt om samenwerking tussen onderwijs
en werkgevers.
• Binnen de logistieke sector is de (mogelijke) verdringing van Nederlandse werknemers
door werknemers uit Zuid- of Oost-Europa een politiek beladen onderwerp. Deze
verdringing is geen specifiek Zeeuws probleem, maar speelt ook in de rest van Nederland.
Hiervoor is dus een landelijke oplossing nodig.
Kernopgaven zorg en welzijn
• De decentralisatie van de langdurige zorg naar gemeenten is voor gemeenten een grote
uitdaging. Vooral de onzekerheid omtrent de gevolgen van de ontwikkelingen in de
langdurige zorg, beleidsmatig en over het gedrag van instellingen en verzekeraars, maakt
het voor gemeenten lastig om de decentralisatie in goede banen te leiden.
• De toekomstige schoolverlatersperspectieven voor schoolverlaters op mbo-niveau zijn
uiteenlopend. Voor zorgopleidingen zijn de perspectieven op mbo-niveau 1, 2 en 3 zijn in
vergelijking met de perspectieven op mbo-niveau 4 slecht (Onderzoeksprogramma
Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn, AZW). Daar komt bij dat er in de meeste bedrijfssectoren
weinig vraag is naar schoolverlaters op de lagere mbo-niveaus 1 en 2. De perspectieven
voor agogische opleidingen zijn op alle mbo-niveaus matig tot slecht.
• Binnen de sector zorg en welzijn is sprake van verschuiving in de organisatie van de zorg,
nadruk meer op extramurale zorg in plaats van intramurale zorg. Deze verschuiving heeft
gevolgen voor de benodigde competenties in zorg- en welzijnsberoepen. Het is een
opgave voor werkenden en schoolverlaters om deze nieuwe competenties eigen te maken.
De kwalitatieve vraag naar zorg komt daarbij op een steeds hoger niveau te liggen,
hetgeen een toenemende vraag naar hoger gekwalificeerd personeel heeft met
consequenties voor lagere niveaus.
• Het is de verwachting dat de krimp in zorgberoepen, en dan vooral op mbo-niveau 3,
slechts tijdelijk is en de vraag naar zorgpersoneel op termijn weer toeneemt. Naast een
tijdelijke krimp in de bezetting blijft binnen de strategische personeelsplanning ook
aandacht voor behoud van werknemers op de langere termijn nodig.
Kernopgaven vrijetijdseconomie
• De verwachte arbeidsmarktperspectieven voor mbo toerisme en recreatie zijn in Zeeland
net als in Nederland slecht. Hierbij is het wel van belang dat we hierbij specifiek kijken
naar werkgelegenheid binnen de richting toerisme en recreatie. Het geluid uit de sector is
dat schoolverlaters met deze richting ook in andere segmenten van de arbeidsmarkt werk
vinden.
• Groot knelpunt in de sector is de aard van het werk, het werk is sterk seizoensgebonden.
Daar komt ook nog bij dat de werkzaamheden in de sector niet aantrekkelijk worden
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
6
•
gevonden door het onregelmatige werk, vooral geconcentreerd in avonden en weekenden,
terwijl er nauwelijks carrièremogelijkheden zijn in de sector. Op het gebied van
strategische personeelsplanning loopt de sector achter (Kenniscentrum Kenwerk).
Het blijven investeren in de ontwikkeling van het toeristische product in Zeeland.
Kenwerk geeft aan dat Zeeuwse ondernemers hierin achterlopen ten opzichte van
ondernemers in andere regio’s. Op culinair vlak is aandacht nodig voor diversificatie, het
is nu veel van hetzelfde waardoor de onderlinge concurrentie sterk is (Kenniscentrum
Kenwerk).
Kernopgaven maintenance
• Maintenance speelt binnen de procesindustrie, agro- en foodsector en maritieme
bedrijven een steeds belangrijkere rol. Bij de ambitie van Zeeland om met het
Maintenance Value Park in Terneuzen de onderhoudsspot voor Zuidwest-Nederland te
worden, zijn clustervorming en samenwerking met kennisinstellingen belangrijke
aandachtspunten 3.
• Voor een goede aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt is het van belang dat
onderwijs en werkgevers intensief met elkaar samenwerken. Verbreding van de sector
naar de gehele technische sector en de verwachte personeelstekorten voor technische
opleidingen, zowel op mbo- als hbo-niveau, zijn daarbij belangrijke aandachtspunten.
Verder ook aandacht voor kwalitatieve discrepanties en de
overlap tussen de
speerpuntsectoren (biobased economy, logistiek en agro- en food)
Kernopgaven energie
• Om de drie kernthema’s van de speerpuntsector energie (energiebesparing,
energieopwekking en bewustwording) verder vorm te geven, zijn clustervorming en
samenwerking met kennisinstellingen belangrijke aandachtspunten. Goed inzicht in de
doelen en de wensen qua competenties van schoolverlaters in specifieke
opleidingsrichtingen helpt bij het realiseren van de ambities. Ook samenwerking binnen
de Euregio en met de Nederlandse grensregio’s is hierbij van belang.
Kernopagaven water
• Om de kernthema’s van de speerpuntsector water (maakindustrie in de maritieme sector,
deltatechnologie, energieopwekking en watertechnologie) verder vorm te geven, zijn
clustervorming en samenwerking met kennisinstellingen belangrijke aandachtspunten.
Goed inzicht in de doelen en de wensen qua competenties van schoolverlaters in
specifieke opleidingsrichtingen helpt bij het realiseren van de ambities.
• Naast de regionale en nationale focus biedt een Energy Water Valley ook wereldwijd veel
kansen. Zeeland heeft door haar geografische ligging een unieke positie.
• Het hoger onderwijs heeft binnen de speerpuntsectoren een belangrijke taak in het
stimuleren van kennisontwikkeling en kennisbehoud. Een belangrijk vraagstuk hierbij is
het aantrekkelijk maken van de Zeeuwse arbeidsmarkt voor hoger opgeleiden. Een
concreet antwoord hiervoor is lastig te geven, hoewel focus op waar de regio sterk en
uniek in is hierbinnen een belangrijke rol speelt. De speerpuntsector water is een goed
voorbeeld van een dergelijke sector.
Kernopgaven seafood, visserij en auqacultuur
• De belangrijkste kernopgave in deze sector is om productieomstandigheden te
optimaliseren zodat de bedrijfsvoering binnen deze sector rendabel blijft c.q. wordt. Het
convenant Mosseltransitie, het vissen met behulp van elektrisch vistuig en het onder
gecontroleerde omstandigheden opkweken van vis, schaal- en schelpdieren, algen, wieren
en andere aquatische organismen kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren.
3
PBL en CBS, 2013.De ratio van ruimtelijk economisch topsectorenbeleid.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
7
Overzicht 1
Samenvattend overzicht kernopgaven voor Zeeuws arbeidsmarktbeleid 3 O’s
Kernopgaven
Algemeen (speerpuntsector overstijgend)
- Optimale inzet arbeidspotentieel Zeeland en verschil in
baankansen
- 2.600 Wajongers die aan een baan geholpen moeten worden
Vrijetijdseconomie
- Perspectief mbo recreatie & toerisme slecht,
mensen vinden echter ook werk buiten de branche
- Verlagen werkloosheid: jongerenwerkloosheid (conjunctureel) en - Seizoensgebonden werk
werkloosheid onder ouderen (structureel)
- Investering in toeristische product Zeeland
- Ontwikkeling flexibilisering: balans voordeel werkgevers
- Diversificatie culinaire aanbod,
versus nadelige gevolgen lager en hoger opgeleiden
stevige onderlinge concurrentie
- Behoud en creëren werkgelegenheid banen op mbo-niveau 1 & 2
- Regionale samenwerking en realiseren gezamenlijk doel
Agro & food en landbouw
Maintenance
- Dwarsverbanden leggen met overige speerpuntsectoren biobased
- Dwarsverbanden leggen met biobased economy,
economy, logistiek en energie
agro- en foodsector en maritieme bedrijven
- Onderwijs meer overlap in opleidingsrichtingen en werknemers
bewust van ontwikkeling competenties (verbreden)
- Seizoenswerkloosheid
- Populariteit opleiding en verwachte personeelstekorten
groene beroepen
- Innovatieve MKB-bedrijven in contact brengen met
elkaar
- Clustervorming en samenwerking kennisinstellingen
- Aandacht voor personeelstekorten mbo en hbo
techniek
- Aandacht voor kwalitatieve discrepanties gelet
op dwarsverbanden overige speerpuntsectoren
Biobased economy
- Aandacht voor verschillen in discrepanties tussen vraag en
aanbod
korte, middellange en lange termijn (ambities zijn groot)
Energie
- Verder uitwerken Energy Water Valley
- Goed inzicht in doelen en
- Om ambities te realiseren samenwerking West-Brabant,
wensen competenties schoolverlaters
Zuid-Holland en delen van Vlaanderen van belang.
- Clustervorming en samenwerking kennisinstellingen
Logistiek en havens
Water
- Samenwerking arbeidsmarktbeleid en beleid bedrijventerreinen
- Verder uitwerken Energy Water Valley
- Personeelstekorten verwachten logistieke beroepen, aandacht
- Goed inzicht in doelen en
Zeeuwskenniscentrum logistiek voor hbo ook aandacht voor mbo
wensen competenties schoolverlaters
- Verandering havengebied ook verandering in competenties
- Clustervorming
havenpersoneel
- Niet alleen lokaal en regionaal ook
- Verdringing Nederlandse werknemers logistieke sector door
Zuid- en Oost-Europeanen (zowel Zeeuws als landelijk
aandachtspunt)
internationaal veel kansen
- Organisatie hoger onderwijs in Zeeland
Zorg en welzijn
Seafood, visserij en aquacultuur
- Decentralisatie van de langdurige zorg naar gemeenten
- Optimaliseren productieomstandigheden met als doel
- Perspectieven op mbo-niveau 4 goed, lagere mbo-niveaus slecht
rendabel maken bedrijfsvoering
- Verschuivingen in de organisatie van zorg (intra naar extra),
geeft verandering in de gevraagde competenties van werknemers
- Vraag naar mbo-niveau 3 is vooral tijdelijke krimp,
op termijn weer toename vraag, aandacht binnen
binnen strategische personeelsplanning
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
8
1 DIAGNOSE VAN DE ZEEUWSE ARBEIDSMARKT
Dit hoofdstuk geeft een beschouwing van de belangrijkste trends op de Zeeuwse
arbeidsmarkt. Hierbij kijken we zowel naar de huidige als de toekomstige arbeidsmarktsituatie. Het doel van het hoofdstuk is niet zozeer om een gedetailleerde, cijfermatige
beschrijving te geven van de relevante trends, maar met name het identificeren van de
belangrijkste ontwikkelingen 4. Aan de orde komt eerst de omgeving van de arbeidsmarkt.
Vervolgens staan we stil bij de aanbod- en vraagzijde van de arbeidsmarkt. Tot slot gaan we
in op de confrontatie tussen aanbod en vraag.
1.1 Omgeving van de arbeidsmarkt
De Zeeuwse arbeidsmarkt wordt beïnvloed door haar omgeving. Naast politiek en beleid zijn
vooral de factoren economie en demografie van belang.
Politiek en beleid
• In de prognoseperiode (2013-2018) wordt – naast forse bezuinigingen - een groot aantal
hervormingen doorgevoerd die (in)direct van invloed (zullen) zijn op de Zeeuwse
arbeidsmarkt. Te noemen zijn allereerst de stapsgewijze verhoging van de AOWgerechtigde leeftijd, de invoering van de Wet Werk en Zekerheid, de Participatiewet en
de verdere aanscherping van de WWB.
• Ook bezuinigingen en hervormingen op specifieke beleidsterreinen, zoals openbaar
bestuur, onderwijs en zorg en welzijn, hebben ingrijpende gevolgen voor de arbeidsmarkt
en verschuivingen binnen de arbeidsmarkt. In het verlengde hiervan is te wijzen op de
geplande decentralisatie van taken naar gemeenten. De daadwerkelijke effecten van (de
precieze uitwerking en uitvoering van) deze hervormingen op de Zeeuwse arbeidsmarkt
zijn op voorhand moeilijk in te schatten. Een goede dialoog tussen de drie O’s kan hier
meer (kwalitatief) zicht op brengen.
Economie
• De internationale concurrentiepositie van Zeeland is goed. In de EU Regional
Competitiveness Index (RCI) in 2013 staat Zeeland op plaats 33 van 262 onderscheiden EUregio’s.
• De Nederlandse economie lijkt zich na de crisis van 2008-2013 enigszins te herstellen. In
2013 bedroeg volgens de Decemberraming van het CPB de krimp van het bbp in Nederland
nog -0,8 procent; de Nederlandse economie groeide in het vierde kwartaal met 0,7% - ook
internationaal gezien - onverwacht sterk. In 2014 groeit de economie naar verwachting
licht met 0,75% door groeiende uitvoer, investeringen en overheidsbestedingen. De
consumptie krimpt nog steeds, maar wel minder dan in de afgelopen jaren.
• Het Economisch Onderzoeksbureau van de ING gaat voor de provincie Zeeland in 2013 uit
van een lagere economische groei (-1,9%) dan landelijk (-1%), terwijl de verwachte groei
voor 2014 in Zeeland (+0,6%) vrijwel overeenkomt met de groei die ING voor Nederland
verwacht (+0,5%).
• Op de middellange termijn (2015-2018) blijft de economische groei met ongeveer 1,25%
per jaar naar verwachting beperkt, zowel landelijk als in Zeeland. Hoewel economische
componenten als uitvoer, investeringen en consumentenbestedingen verbeteren, zet het
4
Voor de cijfermatige analyses verwijzen we u door naar de website:
www.zeeuwsearbeidsmarktmonitor.nl.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
9
•
herstel niet echt door. Daarnaast zetten de bezuinigingen van het kabinet Rutte-Asscher
een rem op de economische groei.
De ontwikkelingen bij de aluminiumfabriek Zalco in Vlissingen van enkele jaren geleden
en de recente aankondiging van de sluiting van de fabriek van Phillip Morris in Bergen op
Zoom, geven aan dat plotselinge besluiten van (buitenlandse) eigenaren van – grote –
bedrijven, een belangrijk effect (kunnen) hebben op de Zeeuwse arbeidsmarkt.
Demografie
• De bevolkingsontwikkeling is van invloed op zowel de vraagzijde van de arbeidsmarkt ( de
vraag naar producten en diensten) als de aanbodzijde (de potentiële beroepsbevolking).
De toekomstige bevolkingsontwikkeling van Zeeland wordt bepaald door een combinatie
van de natuurlijke aanwas (geboorten minus sterfte) en het migratiesaldo (immigratie
versus emigratie).
• Het structureel sterfteoverschot in de provincie Zeeland zal in de periode 2013-2025
verder toenemen en dan met name door een sterfte die hoger is dan het aantal
geboorten. Ook het binnenlands migratiesaldo van Zeeland blijft in de periode 2013-2015
naar verwachting negatief. Het buitenlands migratiesaldo zal echter positief blijven. Per
saldo neemt door deze ontwikkelingen de bevolkingsomvang van de provincie Zeeland
met een kleine 4.000 af van 381.000 inwoners in 2013 tot 377.000 inwoners in 2025. De
bevolkingsdaling heeft een afname van het aantal arbeidskrachten tot gevolg. Op een
krappe arbeidsmarkt is dat een probleem, in de huidige arbeidsmarktsituatie echter een
deel van de oplossing. Dat wil overigens niet zeggen dat zich op deelmarkten wel
problemen (blijven) voordoen, ondanks deze bevolkingsdaling.
• Subregionaal loopt de bevolkingsontwikkeling uiteen. Zeeuws-Vlaanderen kent relatief de
sterkste bevolkingsdaling in de periode 2013-2025, terwijl de bevolking in Walcheren ook
afneemt. Het aantal inwoners in de Oosterschelderegio blijft stabiel gedurende deze
periode.
• Niet alleen krimpt de Zeeuwse bevolking, ook ontgroent en vergrijst deze. De grijze druk
- de verhouding van het aantal 65-plussers t.o.v. het aantal 20-65-jarigen - neemt in de
provincie Zeeland toe van 36% in 2013 tot 50% in 2025. Het tempo van de ontgroening
vlakt gedurende de periode 2013-2015 tijdelijk af door een na-ijleffect van de
babyboomgeneratie. De groene druk - de verhouding van de leeftijdsgroep 0-20-jarigen
t.o.v. het aantal 20-65-jarigen - neemt in de provincie Zeeland uiteindelijk gedurende de
periode 2013-2025 wel af: van 39% in 2013 tot 37% in 2025.
Arbeidsmarkt omgeven door onzekerheden
• De verwachte ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn omgeven door onzekerheden. Dit
heeft ook invloed op de ramingen: het economisch herstel kan – door ontwikkelingen in
binnenland en buitenland – minder snel maar ook sneller gaan dan voorspeld. Een goed
voorbeeld in dit verband is bijvoorbeeld de eerder gememoreerde onverwacht sterke
groei van de Nederlandse economie in het laatste kwartaal van 2013, terwijl de recente
ontwikkelingen rondom Phillip Morris weer een negatief effect kunnen hebben op het
verwachte herstel van de Zeeuwse arbeidsmarkt.
• Naast macro-economische onzekerheden zijn er demografische onzekerheden. De
economie heeft gevolgen voor het aantal geboorten en huwelijken dat plaatsvindt,
hetgeen uiteindelijk weer gevolgen heeft voor de omvang van de potentiële
beroepsbevolking. Ook de ontwikkeling van het buitenlandse migratiesaldo is omgeven
door onzekerheden. Het potentieel aanbod van (tijdelijke) arbeidsmarktmigranten, vooral
uit Midden- en Oost-Europa, en de inzet daarvan op de Zeeuwse arbeidsmarkt is lastig te
voorspellen.
• Ten slotte zijn er onzekerheden in politieke en beleidsmatige sfeer. Zoals eerder
vermeld, wordt in de prognoseperiode (2013-2018) een groot aantal hervormingen
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
10
doorgevoerd die (in)direct van invloed zijn op de Nederlandse (en dus ook de Zeeuwse)
arbeidsmarkt, maar waarvan de gewenste en ongewenste effecten op voorhand moeilijk
zijn in te schatten. Ook de continuïteit van het (ingezette) beleid is - door de relatieve
politieke instabiliteit van ons land - een onzekerheid.
1.2 Vraagzijde van de arbeidsmarkt
De vraag naar arbeid in Zeeland bestaat uit twee componenten: de vervulde vraag ofwel de
werkgelegenheid en de onvervulde vraag ofwel de openstaande vacatures. De toekomstige
vraag naar nieuwkomers op de Zeeuwse arbeidsmarkt is uit te drukken in het aantal
baanopeningen.
Structuur van de werkgelegenheid
• De industriële sectoren zijn samen goed voor 15% van de totale werkgelegenheid in
Zeeland. Landelijk is dit aandeel 11%. Drie andere belangrijkste sectoren in Zeeland zijn
zorg (12%), detailhandel (11%) en zakelijke dienstverlening (9%).
• Een sterke vertegenwoordiging in de Zeeuwse werkgelegenheid ten opzichte van
Nederland is te zien in de landbouw, de horeca, de zorg, de chemische industrie en de
detailhandel. In negatieve zin springen de zakelijke dienstverlening en informatie en
communicatie eruit.
• Van de werkenden in Zeeland heeft in 2012 ruim een derde (39,5%) een opleiding op mboniveau. Daarnaast hebben veel werkenden in Zeeland een vmbo- of hbo-opleidingsniveau
(respectievelijk 27,5% en 19,8%). Vergeleken met Nederland (32,0%) zijn hoger opgeleiden
(hbo en wo) in de provincie Zeeland (24,3%) ondervertegenwoordigd.
• Overall is in 2012 in Zeeland 16% van de werkzame personen 55-plusser (tegenover
landelijk 15%). Meest vergrijsd dan landelijk zijn in Zeeland de sectoren onderwijs,
openbaar bestuur en landbouw. Daar komt de komende jaren veel uitstroom, waarvan het
overigens de vraag is of deze banen opnieuw vervuld zullen worden.
Baanopeningen
• De toekomstige vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt is uit te drukken in het
aantal baanopeningen (vrijgekomen banen). De baanopeningen worden bepaald door de
som van uitbreidingsvraag (als gevolg van banengroei) en vervangingsvraag (als gevolg van
pensionering, arbeidsongeschiktheid of het zich (tijdelijk) terugtrekken van de
arbeidsmarkt).
• Het totaal aantal baanopeningen (op mbo-, hbo- en wo-niveau) naar opleidingstype in
Zeeland in de periode 2013-2018 bedraagt 20.730. Dat is ongeveer 19,5% van de totale
werkgelegenheid in het basisjaar 2012. Voor alle opleidingstypen geldt dat de baanopeningen vooral voor rekening komen van de vervangingsvraag.
Trends aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt
• Mede door de minder gunstige demografische ontwikkelingen blijft de werkgelegenheidsgroei in de periode 2013-2018 in Zeeland iets achter ten opzichte van Nederland. De
banenkrimp als gevolg van de economische crisis zet de komende jaren door, maar zwakt
wel af. Sectoraal zijn er flinke verschillen: exportgeoriënteerde sectoren profiteren
eerder van het lichte economische herstel dan consumptiegerichte sectoren: publieke
sectoren hebben te maken met bezuinigingen.
• De afname van de werkgelegenheid in Zeeland gedurende de periode 2009-2013 is in
absolute zin met name zichtbaar geweest bij het midden- en kleinbedrijf (MKB), terwijl
de werkgelegenheid relatief het sterkst is afgenomen bij bedrijven met meer dan 200
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
11
•
•
•
personen. Het aantal zzp’ers is gedurende deze periode toegenomen. Naar verwachting
zet de trend van een toenemende inzet van zzp’ers de komende jaren door.
De afgelopen jaren is de flexibele schil (flexibilisering), in de vorm van uitzendkrachten
en ander tijdelijk personeel, van bedrijven en instellingen in Nederland en Zeeland steeds
groter geworden, hetgeen bedrijven en instellingen mogelijkheden biedt om ‘mee te
bewegen’ met fluctuaties in de personeelsbehoefte.
De arbeidsmarkt internationaliseert (internationalisering) verder. Dat geldt natuurlijk in
de eerste plaats in relatie tot de aangrenzende landen. De trend echter om eenvoudige
werkzaamheden te outsourcen is nog steeds van kracht en in de nabije toekomst zal dat
wellicht ook gelden voor werkzaamheden op een hoger niveau. Er zijn echter ook
omgekeerde bewegingen (backsourcing), aangezien communicatie en sociaal vaardige
medewerkers steeds belangrijker worden.
Naarmate de technologisering sterker doorzet en de arbeidsproductiviteit verder stijgt,
leidt dit waarschijnlijk tot een verdere tweedeling op de arbeidsmarkt: meer werk voor
hoog- en laagopgeleiden, minder werk voor middelbaar opgeleiden. Deze trend is nu al
voor een deel zichtbaar bij een afnemende vraag naar werknemers op mbo-niveau 1 en
voor een deel ook al op mbo-niveau 2.
1.3 Aanbodzijde van de arbeidsmarkt
Bij de beschrijving van de ontwikkelingen aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt komen
achtereenvolgens de (potentiële) beroepsbevolking, de arbeidsmarktreserves en de
arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs aan bod.
(Potentiële) beroepsbevolking
• De potentiële beroepsbevolking (de 15- tot 65-jarigen) in Zeeland bedroeg in 2012
240.800. Van deze groep heeft een (groot) deel betaald werk van twaalf uur of meer per
week. Dit is de werkzame beroepsbevolking en deze bestaat uit 162.400 personen. Een
ander deel heeft geen werk van twaalf uur of meer per week maar is daar wel actief naar
op zoek. Dit is de werkloze beroepsbevolking en bestaat uit 7.000 personen. Samen
vormen de werkzame en werkloze beroepsbevolking de totale beroepsbevolking
(169.400).
• De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking volgt de ontwikkeling van de totale
bevolking. In Zeeland is al sinds 2008 een structurele afname van de potentiële
beroepsbevolking te zien. De verwachting is dat deze daling gedurende de periode 20132018 doorzet.
• De bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de (werkzame en werkloze)
beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. De huidige en toekomstige
ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie wordt vooral door structurele factoren zoals
cohorteffecten, sociaal-culturele trends en institutionele ontwikkelingen bepaald. Over
een langere periode beschouwd (1996-2012) toont de bruto arbeidsparticipatie een
stijgende trend, zowel in Zeeland als in de Zeeuwse deelregio’s. Hoewel de verschillen
kleiner worden, ligt de bruto arbeidsparticipatie in Zeeland structureel onder het
landelijk niveau. Verklaringen hiervoor zijn met name het lagere opleidingsniveau en de
sterkere mate van vergrijzing.
• De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de
potentiële beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie. Volgens de prognoses van CPB en
UWV is de komende jaren (2013-2018) de toename van de arbeidsparticipatie in
Nederland als geheel sterker dan het effect van een krimpende potentiële
beroepsbevolking. Voor Zeeland is echter in dezelfde periode – door de minder gunstige
demografische ontwikkelingen – een afname van de beroepsbevolking te verwachten.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
12
Arbeidsmarktreserves
• De reserves voor de Zeeuwse arbeidsmarkt bestaan globaal uit bekende reserves (bij
uitkeringsinstanties ingeschreven werklozen en arbeidsgehandicapten), stille reserves
(potentiële niet-uitkeringsgerechtigde (her)intreders) en mobile reserves (pendelaars en
arbeidsmigranten).
• In de periode 2013-2018 volgt de ontwikkeling van het aantal uitkeringsgerechtigden in
Zeeland de landelijke trend, dat wil zeggen een sterke toename van het aantal WWuitkeringen, een (vooralsnog) relatief lichte toename van het aantal WWB-uitkeringen en
een verdergaande daling van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
• In 2014 verwacht het UWV een forse nieuwe instroom in de WW, een lichte afname van de
instroom in de Wajong en een stabilisatie van de instroom in de WIA. Op de middellange
termijn (2015-2018) zal naar verwachting de aantrekkende economie een dempend effect
hebben op de toename van het aantal WW- en WWB-uitkeringen. Voorgenomen
wijzigingen in wet- en regelgeving zullen extra leiden tot een afname van het beroep op
een Wajong-, WWB- of arbeidsongeschiktheidsuitkering 5. De verwachting is dat Zeeland
deze landelijke trends zal volgen.
• De mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar die in Zeeland geen twaalf uur of meer per
week werken en ook niet actief op zoek zijn naar dergelijk werk vormen de nietberoepsbevolking (71.400). Van de werkloze en niet-beroepsbevolking wil een deel wel 12
uur of meer per week werken, maar is hier niet actief naar op zoek. Dit is het onbenut
arbeidsaanbod (14.800). Een ander deel wil (64.000 personen), kan of hoeft dat om
uiteenlopende redenen niet. Denk hierbij aan ziekte, opleiding/studie, VUT, andere
inkomsten en zorgtaken.
• De Zeeuwse arbeidsmarkt staat niet op zichzelf. Dagelijks pendelen grote groepen
mensen van en naar hun werk, over kortere of langere afstand. Zeeland kent een negatief
binnenlands pendelsaldo. Een uitgaande pendelstroom van 27.600 personen en een
inkomende pendelstroom van 8.800 personen resulteren in een negatief saldo van 18.800
personen.
• De inkomende pendel van België naar Nederland (2.200 personen) is redelijk stabiel
gedurende de periode 2009-2013, terwijl er sprake is van een toename van de pendel van
Nederland naar België (3.160 personen) in deze periode. Een belangrijke verklaring voor
deze laatste stijging is dat steeds meer Vlamingen zich in Zeeuws-Vlaanderen vestigingen,
vanwege de stijgende huizenprijzen in België en de relatief lage huizenprijzen in ZeeuwsVlaanderen. Zij blijven vervolgens in België werken.
Arbeidsmarktinstroom vanuit onderwijs
• De arbeidsmarktinstroom is het toekomstig aanbod van nieuwe arbeidskrachten op de
arbeidsmarkt, bepaald door de verwachte uitstroom van schoolverlaters (uit het initiële
dagonderwijs, het deeltijdonderwijs, het niet-reguliere voltijdonderwijs en de
beroepsgerichte volwasseneneducatie). De in de komende jaren te verwachten
arbeidsmarktinstroom wordt bepaald op basis van de huidige (instroom van) deelnemers
en (uitstroom van) gediplomeerden in het onderwijs.
• Zeeland is een echte techniekregio. Op basis van een onderzoek van het ROA,
Doelmatigheid mbo in de regio (ROA, 2013) blijkt dat Zeeland de enige regio is waar de
techniek zowel bij de schoolverlaters als de gehele werkzame beroepsbevolking duidelijk
boven het landelijk gemiddelde ligt. Het aandeel van de richting economie is in Zeeland
daarentegen relatief klein.
5
De Wet Werk en Zekerheid, Participatiewet en de verdere aanscherping van de WWB en de afspraken
gemaakt in het Sociaal Akkoord over het aan het werk helpen van in totaal 125.000
arbeidsgehandicapten.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
13
•
In Zeeland bedraagt de totale arbeidsmarktinstroom (op mbo-, hbo-, en wo-niveau) in de
periode 2013-2018 25.780, hetgeen 24,2% is van de werkgelegenheid in het basisjaar
2012. De verdeling hiervan over de verschillende opleidingsniveaus is als volgt: mbo
17.850 (69%); hbo 5.900 (23%), wo 2.030 (8%).
1.4 Confrontatie vraag en aanbod op de arbeidsmarkt
De vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten treffen elkaar op de arbeidsmarkt. Vaak
sluiten in de praktijk vraag en aanbod op (segmenten van) de arbeidsmarkt niet precies op
elkaar aan, waardoor discrepanties ontstaan. Achtereenvolgens gaan we in op de (verwachte)
werkloosheidsontwikkeling en de (kwantitatieve en kwalitatieve) aansluiting tussen onderwijs
en arbeidsmarkt.
Werkloosheid en huidige arbeidsmarktspanning
• In eerste instantie leek de economische crisis weinig invloed te hebben op het aantal
werklozen. Inmiddels is echter duidelijk dat de laagconjunctuur met vertraging heeft
geleid tot een sterk gestegen werkloosheid. Zo was het werkloosheidspercentage in 2012
in Zeeland 4,2%. In 2013 steeg dit tot 5,9%. Niet alleen de crisis, ook het toegenomen
arbeidsaanbod heeft bijgedragen aan de gestegen werkloosheid. Ook de komende jaren
stijgt de werkloosheid nog, al is de mate van toename beperkt.
• De werkloosheid in Zeeland ligt structureel onder het Nederlands gemiddelde. Dit heeft
een aantal oorzaken. Ten eerste zorgt de relatief negatieve bevolkingsontwikkeling
ervoor dat in potentie minder mensen werkloos kunnen raken. Naast de demografische
ontwikkelingen spelen ook de sectorstructuur en de arbeidsparticipatie van Zeeland een
belangrijke rol bij het bepalen van de werkloosheid.
• De huidige arbeidsmarktspanning - de verhouding van het aantal openstaande vacatures
ten opzichte van de bij UWV ingeschreven niet-werkende werkzoekenden die korter dan
een half jaar werkloos zijn - in Zeeland is zeer ruim.
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt eind 2018 (kwantitatief)
• Op middellange termijn (2018) is het perspectief van schoolverlaters op een baan op
mbo-, hbo- en wo-niveau gemiddeld genomen matig. Er zijn op laatstgenoemde
niveaus wel grote verschillen naar opleiding(srichting). Met name voor schoolverlaters
in de economische, sociaal-culturele en pedagogische richtingen is de toekomstige
arbeidsmarktsituatie ongunstig. Redelijke tot goede kansen zijn er voor
schoolverlaters van de technische en groene opleidingen. Voor sommige technische
opleidingen zijn de kansen zelfs (zeer) goed.
• Ook schoolverlaters van de medische en zorgopleidingen hebben relatief goede
perspectieven. Hierbij geldt wel dat de perspectieven in de zorg minder goed zijn dan
in het verleden als gevolg van de bezuinigingen binnen de sector zorg en welzijn.
• Het beeld voor de op middellange termijn te verwachten knelpunten in de
personeelsvoorziening door werkgevers (personeelskrapte) is min of meer
spiegelbeeldig aan dat voor de baanperspectieven van schoolverlaters, al is dat nooit
een één-op-éen-vertaling.
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt eind 2018 (kwalitatief)
• Als gevolg van ontwikkelingen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt (flexibilisering,
technologisering, upgrading kwalificatievereisten) is het de verwachting dat de
kwalitatieve discrepanties tussen vraag en aanbod toenemen.
• Gezien de ambities van Zeeland op het gebied van de Zeeuwse speerpuntsectoren zijn
kwalitatieve discrepanties tussen vraag en aanbod een belangrijk aandachtspunt. Het
betreft hierbij voor een groot deel een focus op vrij specialistische werkzaamheden.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
14
2 SWOT-ANALYSE
Om het inzicht in de Zeeuwse arbeidsmarkt verder te vergroten is een SWOT-analyse
uitgevoerd. De SWOT-analyse is een van oorsprong bedrijfskundig analysemodel dat
gehanteerd wordt bij het ontwikkelen en vaststellen van de toekomstige strategie van een
organisatie. Het model bevat vier elementen:
• Strengths (Sterkten)
• Weaknesses (Zwakten)
• Opportunities (Kansen)
• Threats (Bedreigingen)
De kern van de SWOT is om vanuit een brede analyse van de arbeidsmarkt (top-down) de
sterkten en zwakten en de kansen en bedreigingen voor de Zeeuwse arbeidsmarkt te
benoemen. De resultaten van de SWOT-analyse zijn te gebruiken als input voor het
strategievormingsproces. Een belangrijk aandachtspunt is dat de sterkten en zwakten evenals
de kansen en bedreigingen niet altijd vaststaande feiten zijn: het gaat ook om de subjectieve
interpretatie en beoordeling van deze feiten of verwachte ontwikkelingen. De (nieuwe)
strategie is er vervolgens op gericht om de sterke kanten van de Zeeuwse arbeidsmarkt nog
verder tot bloei te laten komen en de zwakten weg te nemen. Verder zijn er bij de sterkten
en zwakten natuurlijke trends aan te geven en kan de context ervan ook het relatieve belang
van sterkten en zwakten veranderen. Naarmate de Euregionale samenwerking met Vlaanderen
bijvoorbeeld geïntensiveerd wordt, is de perifere ligging van Zeeland binnen Nederland
minder relevant en biedt de ligging van Zeeland juist veel kansen.
De kansen en bedreigingen in de uitgevoerde SWOT bevatten twee soorten thema’s.
• Bedreigingen en in wat mindere mate kansen als gevolg van trends en ontwikkelingen in
de omgeving van de arbeidsmarkt (zie hoofdstuk 1).
• Met name kansen en in wat mindere mate bedreigingen die te maken hebben met de
inzet van arbeidsmarktbeleid (hierover meer in het volgende hoofdstuk).
Tabel 2.1 SWOT-analyse van de Zeeuwse arbeidsmarkt: sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen
Sterkten
Algemeen/Omgeving van de arbeidsmarkt
•
Internationaal gezien sterke
concurrentiepositie (plek 33 van de 262
regio’s in de RCI (Regional competitiveness
index)
•
Buiten grote steden aantrekkelijk woon- en
leefklimaat
•
Veel mogelijkheden voor leisure (retail &
toerisme)
•
Sense of urgency (veel aandacht voor
regionale economie en arbeidsmarkt bij
actief opererende stakeholders)
•
Belangrijke ondersteunende rol van Provincie
in bovenstaande punten
Vraagzijde van de arbeidsmarkt
•
Aanwezigheid in de regio van 6 van de 10
kennisintensieve topsectoren van EZ
•
Aanwezigheid in de regio van belangrijke
logistieke clusters (arbeidsintensieve sector,
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
Zwakten
Algemeen/Omgeving van de arbeidsmarkt
•
Perifere ligging binnen Nederland
•
Minder gunstige demografische ontwikkeling
(bevolkingskrimp, ontgroening, vergrijzing)
•
Structureel negatief binnenlands migratiesaldo
•
Regiobranding Zeeland wordt slechts beperkt
ingezet
•
Vormen van samenwerking op terrein van
regionale economie en arbeidsmarkt binnen
Zeeland en België pas in de beginfase
Vraagzijde van de arbeidsmarkt
•
Naar verhouding groot aandeel
exportgeoriënteerde sectoren
•
Door het belang van landbouw en toerisme is de
arbeidsmarkt in Zeeland relatief sterk
afhankelijk van de seizoenen
•
Zeeland kent een relatief slechte score op het
gebied van innovatiekracht, hetgeen vooral
komt doordat Zeeland een breed draagvlak voor
15
•
•
•
•
•
mogelijkheden voor laagopgeleiden)
Voldoende plek voor creëren van nieuwe
bedrijfsterreinen en minder
verkeerscongestie dan in de Randstad
De langjarige investeringen en ontwikkeling
van de Scaldiahaven en Axelte Vlakte bieden
ruimte voor toekomstige groei
Aantrekkelijke regio voor buitenlandse
investeerders door belastingklimaat,
arbeidskosten (Nederland), ligging en ruimte
voor huisvesting (Zeeland)
Winkeliers zijn in Zeeland minder afhankelijk
van binnenlandse bestedingen door de
bestedingen van toeristen afkomstig uit het
buitenland
Naast Duitsland ook relatief grote afzetmarkt
exportgoederen in België en China
Aanbod van de arbeidsmarkt
•
Breed onderwijsaanbod (vmbo t/m mbo)
•
Arbeidsmigranten (aantal neemt toe) dragen
bij aan regionaal arbeidspotentieel
•
Door geografische ligging (in theorie) veel
mogelijkheden voor grensoverschrijdende
arbeid.
•
Mobiliteit kan toenemen als gevolg
verbetering wegeninfrastructuur Zeeland:
tunnel bij Sluiskil, de Noord-Zuid-route Goes
via de Westerscheldetunnel naar Zelzate en
de Oost-West-verbinding N61 in ZeeuwsVlaanderen
•
•
•
•
innovatie mist
Kleinere regionale markt door bevolkingskrimp
Weinig banen per 1.000 inwoners
Achterblijvende werkgelegenheidsontwikkeling
Slechte financiële uitgangssituatie in het
primaire onderwijs (KPMG, 2011)
Aanbod van de arbeidsmarkt
•
Onderwijsaanbod hbo en wo-niveau
•
Structurele daling potentiële beroepsbevolking
•
Weinig allochtonen (groeiend arbeidsaanbod)
•
Achterblijvende bruto-arbeidsparticipatie
•
Dalende beroepsbevolking
•
Relatief laag opleidingsniveau (werkzame)
beroepsbevolking
•
Hoge leeftijd (werkzame) beroepsbevolking
•
Steeds kleinere stille reserve
•
Versnippering beroepsonderwijs (nog
onvoldoende macrodoelmatig)
•
Voortijdig schoolverlaters (wel dalende
tendens); probleemjongeren
Personeelsoverschotten/-tekorten
•
Structureel hogere werkloosheid onder ouderen
•
Voor bepaalde beroepen (m.n. in
techniek/industrie) structureel moeilijk
vervulbare vraag
•
Door personeelstekorten blijft
bedrijfsuitbreiding uit (sector teelt)
Personeelsoverschotten/-tekorten
•
Zeeland is de provincie met het laagste
werkloosheidspercentage in Nederland
•
Door demografische ontwikkelingen (meer
vervangingsvraag door vergrijzing en minder
arbeidsaanbod door krimp beroepsbevolking),
Kansen
Algemeen/Omgeving van de arbeidsmarkt
•
Zeeuwse speerpuntsectoren, Economische
agenda Zeeland 2013-2015
•
Macrodoelmatigheidsbeleid MBO
•
Decentralisatie van overheidstaken (maar wel
gepaard met bezuinigingen!)
•
Nieuwe wet- en regelgeving sociale zekerheid
(Wet Werk en Zekerheid, Participatiewet,
aanscherping WWB) -> kansen voor participatie
en re-integratie
•
Verdere verbetering van Zeeland als woon-,
werk- en investeringsregio (regiomarketing)
•
Intensivering regionale (Zeeland),
bovenregionale (West-Brabant en Zuid-Holland)
en Euregionale samenwerking
•
Adequate samenwerkingsvormen regionale
stakeholders (intra- en intersectoraal; werkveld
en onderwijsveld; betrekken andere
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
Bedreigingen
Algemeen/Omgeving van de arbeidsmarkt
• Relatieve politieke instabiliteit van het land
(gevaar voor continuïteit in beleid)
• Bezuinigingen (algemeen en specifiek op
openbaar bestuur en zorg en welzijn)
• Duur deel mbo-4-opleidingen terug van 4 naar 3
jaar (problemen met aansluiting op hbo)
• Minder geld voor participatie en re-integratie
• Participatiewet gevaar voor continuïteit SW
• Beperkende maatregelen m.b.t. grenspendel,
arbeidsmigratie, kennismigratie
• Afbrokkeling sociale samenhang in regio
• Toenemende verkeerscongestie en
tekortkomingen in openbaar vervoer
• Veel verouderde bedrijventerreinen
Vraagzijde van de arbeidsmarkt
• Afhankelijkheid van enkele grote bedrijven in en
16
•
•
stakeholders zoals UWV, gemeenten,
regiomarketing; provincie vooral ondersteunend)
Strategische besluiten regionale stakeholders
over inzet financiële middelen (ESF, regionale
sectorplannen etc.)
Mobiliteit kan toenemen als gevolg verbetering
wegeninfrastructuur Zeeland: tunnel bij Sluiskil,
de Noord-Zuid-route Goes via de
Westerscheldetunnel naar Zelzate en de OostWest-verbinding N61 in Zeeuws-Vlaanderen
Vraagzijde van de arbeidsmarkt
•
Economisch herstel betekent op termijn
werkgelegenheidsherstel
•
Profilering en actieve acquisitie door bedrijven
Aanbodzijde van de arbeidsmarkt
•
Stijgende trend bruto arbeidsparticipatie zet
door
•
Mogelijkheden voor verdere vergroting
arbeidspotentieel (binden van – buitenlandse studenten aan de regio; intensiever benutten
alumninetwerken van studenten en
kenniswerkers; intensiever benutten
arbeidspotentieel, arbeidsmigranten,
‘repatrianten’)
•
Verjonging personeel (uitstroom babyboomers
leidt tot instroom van jongeren met andere
houding/skills, waardoor sneller veranderingen
zijn door te voeren)
•
Boeien en binden personeel (diversiteitsbeleid,
duurzaam inzetbaarheidsbeleid, scholings- en
loopbaanmogelijkheden)
•
Optimaliseren opleidingenaanbod (opvullen
gaten in aanbod, aansprekende vormen,
macrodoelmatigheid)
•
Mobiliteit kan toenemen als gevolg verbetering
wegeninfrastructuur Zeeland: tunnel bij Sluiskil,
de Noord-Zuid-route Goes via de
Westerscheldetunnel naar Zelzate en de OostWest-verbinding N61 in Zeeuws-Vlaanderen
•
net buiten de regio (sluiting grote gevolgen voor
directe en (in)directe werkgelegenheid in regio.
Zalco en Phillip Morris zijn hier voorbeelden van);
grote bedrijven bieden echter ook kansen;
Bedrijven steeds meer footloose -> concurrentie
buitenland/outsourcing werkgelegenheid (hoewel
ook weer omgekeerde beweging zichtbaar is)
Aanbodzijde van de arbeidsmarkt
• Uitstroom van babyboomers betekent weglekken
van kennis en ervaring
• Beperkte carrièremogelijkheden voor met name
hoger opgeleiden en te weinig topbanen
• Toenemende onzekerheden door flexibilisering
arbeidsmarkt
• Problemen met bedrijfsopvolging in MKB
• Kwetsbaarheid van zzp’ers
• Sommige sectoren te afhankelijk van
arbeidsmigranten
Personeelsoverschotten/-tekorten
• Stijgende jeugdwerkloosheid (vooral
conjunctureel bepaald, maar betekent wel gevaar
voor ‘verloren generatie’)
• Te veel nadruk op kenniseconomie en topsectoren
in beleid betekent gevaar voor onderkant
arbeidsmarkt
Personeelsoverschotten/-tekorten
•
Demografische ontwikkelingen dempen ook
komende periode werkloosheidsstijging in regio
•
Aandacht voor competenties neemt toe
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
17
3 KERNOPGAVEN ARBEIDSMARKTBELEID IN ZEELAND 6
De diagnose van de arbeidsmarkt en de daaropvolgende SWOT geeft inzicht in vele aspecten
van de Zeeuwse arbeidsmarkt. In dit hoofdstuk staan we stil bij de rol die arbeidsmarktbeleid
kan spelen om de huidige en toekomstige kansen te benutten en de huidige en toekomstige
bedreigingen het hoofd te bieden gelet op de huidige sterkten en zwakten van de Zeeuwse
arbeidsmarkt. We kiezen er bewust voor om in dit hoofdstuk geen concrete oplossingsrichtingen aan te dragen, maar ons te focussen op kernopgaven voor het arbeidsmarktbeleid.
Het is vervolgens aan de 3 O’s om hierover samen met elkaar het gesprek aan te gaan en
concrete oplossingsrichtingen en actiepunten te formuleren.
Het formuleren van kernopgaven voor het arbeidsmarktbeleid is een vrij breed begrip. Om
hierin focus aan te brengen maken we als kapstok gebruik van de Arbeidsmarktcirkel, ook wel
bekend onder de naam Cirkel van Stimulus. De Arbeidsmarktcirkel bestaat uit een vijftal
onderdelen: het midden (‘algemeen’) en vier kwadranten: algemene kernopgaven en
kernopgaven in de sfeer van werkenden, onderwijs, ondernemers en reserves 7 (zie overzicht
3.1). Tussen de verschillende onderdelen bestaan dwarsverbanden, zodat deze niet geheel los
van elkaar gezien kunnen worden. De essentie van de Arbeidsmarktcirkel is een integraal
inzicht in kernopgaven vanuit de vier onderscheiden invalshoeken.
Overzicht 3.1 Arbeidsmarktcirkel
Werkenden
Onderwijs
Algemeen
Ondernemers
Reserves
3.1 Algemene kernopgaven
Het midden van de Arbeidsmarktcirkel is gereserveerd voor bredere, meer algemene
kernopgaven die niet direct in een van de vier kwadranten van de Arbeidsmarktcirkel zijn
onder te brengen of die een overlap zijn van twee of meer kwadranten.
6
7
In de management samenvatting is een overzicht weergegeven van de kernopgaven naar
speerpuntsector.
Bij UWV ingeschreven personen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten, arbeidsmigranten en pendelaars,
niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
18
Structurele vormen van overleg en samenwerking essentieel
Voor effectief en efficiënt arbeidsmarktbeleid is een essentiële voorwaarde dat er sprake is
van structurele en ‘goedlopende’ vormen van overleg en samenwerking op regionaal niveau.
Dit dient binnen de regio zowel intrasectoraal als (en vooral) intersectoraal plaats te hebben
en dat zowel binnen het werkveld, binnen het onderwijsveld als tussen werkveld en
onderwijsveld. Naast sectoren/branches en onderwijs is het ook zaak intermediaire
organisaties (zoals uitzend- en outplacementbureaus), kennisinstellingen (SCOOP), UWV,
Woningcorporaties, en de centrumgemeenten (als trekker van regionaal arbeidsmarktbeleid)
erbij te betrekken. Van belang is eveneens te praten met organisaties in de sfeer van
regiomarketing (zoals de VVV), dit met het oog op ‘boeien en binden’ van bedrijven en
instellingen die voor nieuwe werkgelegenheid in de provincie kunnen zorgen. Voor de
provincie is bij dit overleg en deze samenwerking een belangrijke, zij het vooral
ondersteunende/faciliterende, rol weggelegd.
•
•
In een notitie van het Planbureau voor de leefomgeving worden relevante trends in de
regionale economie beschreven. Een van de belangrijke trends daarbij is de veerkracht
van economieën (SCOOP, 2014). Zeeuwse gemeenten hebben hierbij een bijzonder grote
opgave als gevolg van vergrijzing, dalende beroepsbevolking, beperkte schaalvoordelen
ten opzichte van meer stedelijke gebieden en afhankelijkheid van grote bedrijven.
Volgens het PBL is het gezien deze trend van belang dat gemeenten zich niet als
geïsoleerde, zelfstandige entiteiten beschouwen en een opdracht hebben om bij te
dragen aan de grotere regio. De kracht van de stedelijke economie is er niet een van een
individuele gemeente, maar van een samenhangend geheel van nabijgelegen gemeenten
(SCOOP, 2014).
In een rapport van KPMG over het primair onderwijs (De Zeeuwse Uitdaging, 2011) worden
aanbevelingen gedaan over de wijze waarop het onderwijs binnen Zeeland het beste
georganiseerd kan worden. In het rapport wordt onderscheid gemaakt in een drietal
scenario’s: lokaal, regionaal en bovenregionaal. De aanbeveling hierbij is dat het
bovenregionale scenario de voorkeur geniet boven de alternatieve scenario’s. KPMG geeft
hierbij aan dat de keuze voor het bovenregionale scenario een rationele keuze is, maar
dat er uiteindelijk meer bij komt kijken dan de ratio alleen. Zo moet er ruimte zijn voor
gevoel en besef van historie: denk hierbij aan de soms negatieve associaties die met
bestuurlijke schaalvergroting in verband worden gebracht, de verschillen in
eilandculturen en tradities en de denominatieve grondslagen van een deel van de
Zeeuwse instellingen. Ondanks deze aspecten geeft KPMG aan dat het van belang is de
samenwerking met elkaar aan te gaan met als doel om samen telkens te proberen kleine
stapjes te maken richting het meest optimale scenario voor de regio Zeeland.
Arbeidsmarktbeleid staat niet op zichzelf
Een goed functionerende arbeidsmarkt is niet alleen afhankelijk van arbeidsmarktbeleid. Het
is het samenspel tussen het beleid op de arbeidsmarkt enerzijds met het beleid op andere
terreinen anderzijds (zoals economische structuur, vestigingsklimaat, woon-, werk- en
leefklimaat). Het is zaak om ook de ontwikkelingen binnen de overige beleidsterreinen te
volgen en waar mogelijk bruggen te slaan tussen deze terreinen, zodat deze elkaar kunnen
versterken.
•
De Provincie Zeeland heeft al vanaf het jaar 2006 een negatief binnenlands migratiesaldo,
hetgeen jaarlijks een verlies aan potentiële arbeidskrachten voor de Zeeuwse
arbeidsmarkt tot gevolg heeft. Voor het verminderen van de uitstroom en het vergroten
van de instroom van inwoners is samenwerking nodig tussen verschillende beleidsterreinen waaronder arbeidsmarkt, economie, wonen en toerisme en recreatie.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
19
•
•
Bij het realiseren van de economische agenda van Zeeland is samenwerking tussen
arbeidsmarktbeleid en het beleidsterrein economie van belang. Hierbij is ook een goede
wisselwerking met andere beleidsterreinen essentieel.
Met de ambitieuze plannen van de provincie op het gebied van logistiek wordt het
aantrekkelijker voor grote logistieke dienstverleners om zich te vestigen in Zeeland.
Hiervoor is samenwerking tussen arbeidsmarktbeleid en het beleidsterrein bedrijventerreinen van belang om distributieparken en geschikte vestigingsplaatsen in te richten,
zodat deze logistieke dienstverleners zich hier ook kunnen vestigingen.
(Eu)regionale samenwerking vergroot potentieel
Voor de Provincie Zeeland ligt een grote kans bij het intensiveren van de samenwerking met
West- en Oost-Vlaanderen. Door de Provincie Zeeland vanuit een breder perspectief te
bekijken, ontstaan nieuwe inzichten met betrekking tot kansen en mogelijkheden om
bedreigingen te weerstaan. Voorbeelden hiervan zijn uitwisseling van werknemers binnen
tekort- en overschotsectoren en vanuit het oogpunt van regiobranding. Momenteel ligt de
focus hierbij vooral op het vergroten van bestaande regionale netwerken en het contact
tussen de regio’s op microniveau. Het ideaalbeeld is dat de Euregionale samenwerking als iets
natuurlijks gaat werken. Naast de Euregionale samenwerking geldt hetzelfde voor de
samenwerking met de Nederlandse grensregio’s West-Brabant en Zuid-Holland.
•
Strategic Board Delta Region, een koepel van kennisinstellingen, overheden en bedrijven
uit Zuidwest-Nederland en delen van Vlaanderen, heeft begin 2014 een plan gelanceerd
dat geënt is op Brainport Regio Eindhoven. Doel is de Delta Regio sterk en slim door te
ontwikkelen naar een wereldwijd toonaangevende innovatie- en kennisregio. De Delta
Regio hoopt hiermee één miljard aan innovaties van de grond te krijgen, die een extra
banengroei van 0,5% mogelijk moet maken.
Decentralisatie overheidstaken naar gemeenten
Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan
langdurig zieken en ouderen. Het idee hierbij is dat vanuit gemeenten in het vervolg één
persoon ondersteuning en begeleiding biedt aan mensen die dat nodig hebben. Deze persoon
doet dat op basis van één plan voor het hele huishouden. Gemeenten zitten het dichtst bij de
inwoners en kunnen deze zorg effectiever, met minder bureaucratie en goedkoper leveren. In
de praktijk vormt de decentralisatie van de overheidstaken een enorme uitdaging voor
gemeenten. Niet alleen komen er nieuwe taken op gemeenten af, de gemeenten moeten dit
gaan doen met minder geld en de eigen kracht van burgers aanspreken. Over de haalbaarheid
van de plannen en de gewenste ingangsdatum van de decentralisatie is momenteel veel
discussie. Het is hierbij vooral van belang dat gemeenten op regionaal niveau met elkaar
(blijven) samenwerken en voldoende (landelijke en provinciale) ondersteuning krijgen bij het
implementeren van de decentralisaties.
•
•
Als gevolg van de Participatiewet, die in 2015 in werking treedt, moeten er ongeveer
2.600 Wajongers aan een baan geholpen worden binnen de Zeeuwse economie. Het
vinden van passend werk voor deze Wajongers is een grote uitdaging.
Door de overheveling van middelen naar het sociale domein van gemeenten gaan
mogelijke nieuwe vormen van zorgverlening ontstaan waarbij zorgfuncties worden
geïntegreerd. Mensen blijven langer thuis wonen met ondersteuning van hun omgeving en
professionele zorgverleners. De verschuiving van intra- naar extramurale zorg betekent
ook een verschuiving in de benodigde competenties. Vooral de onzekerheid omtrent de
gevolgen van deze ontwikkelingen maakt het voor gemeenten lastig om deze
decentralisatie in goede banen te leiden.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
20
Monitoring, evaluatie en open communicatie van belang
Gedegen regionaal(-sectoraal) arbeidsmarktonderzoek ter onderbouwing van gezamenlijke
regionale( en/of sectorale) arbeidsmarktagenda’s en goede evaluatie van arbeidsmarktmaatregelen dragen bij aan de kwaliteit (doeltreffendheid en doelmatigheid) van die
programma’s. De open communicatie (disseminatie en mainstreaming) van succesvol gebleken
oplossingen voor arbeidsmarktproblemen (en van lessen getrokken uit minder succesvolle
exercities) is ook erg belangrijk.
3.2 Kernopgaven werkenden
De kernopgaven voor de werkenden richten zich enerzijds op het optimaliseren van de inzet
van de werkenden en anderzijds op het voorkomen van ongewenste uitstroom.
Upgrading kwalificatievereisten
Werkgevers stellen de afgelopen jaren steeds hogere eisen aan het gewenste opleidingsniveau
van werknemers: upgrading van de kwalificatievereisten. De behoefte aan een hoger
opleidingsniveau betekent dat voor werkgevers een belangrijke rol is weggelegd in het
stimuleren van werknemers om scholingstrajecten te volgen. Met behulp van dergelijke
(interne en externe) scholingstrajecten zijn zittende werknemers op een hoger niveau te
brengen, waardoor zij indien nodig intern kunnen doorstromen. Werknemers hebben hierin
ook een eigen verantwoordelijkheid om zichzelf niet uit de arbeidsmarkt te prijzen.
•
•
De indicator kans op werk van de SBB geeft inzicht in verschillen in het verwachte
arbeidsmarktperspectief tussen mbo-niveaus binnen een beroepsgroep. De upgrading van
de kwalificatievereisten is binnen de Provincie Zeeland duidelijk terug te zien in de
beroepsgroepen ict, zorg, voedingsindustrie en veiligheid. Binnen deze beroepsgroepen
zijn de arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters op de hogere mbo-niveaus (3 en
4) aanzienlijk beter dan op de lagere mbo-niveaus (1 en 2).
Het werkgelegenheidaandeel van personen werkzaam in een beroep op hbo-niveau of
hoger ten opzichte van de totale economie is in de Provincie Zeeland toegenomen van
21% in 2001 naar 25% in 2012. Het is de verwachting dat deze trend de komende jaren
doorzet. De focus van de Zeeuwse speerpuntsectoren op innovatie, waarbij hoger
opgeleiden relatief sterk betrokken zijn, versterkt deze trend verder.
Aandacht voor verschuivingen in vereiste competenties
Naast de upgrading van de kwalificatievereisten, zien we beroepen ook steeds vaker qua
competentieprofiel veranderen. Het kan daardoor zijn dat er qua kwantitatieve aantallen
geen probleem is in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, maar door een
kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod sprake is van knelpunten in de
personeelsvoorziening voor werkgevers. Naast een verantwoordelijkheid van werkgevers op
dit gebied hebben werknemers ook een eigen verantwoordelijkheid in het blijven ontwikkelen
van hun competenties om te kunnen anticiperen op dergelijke verschuivingen. Het is hierbij
goed om te wijzen op de mogelijkheden van de O&O-fondsen.
•
•
Een voorbeeld van verschuivingen in vereiste competenties is de sector zorg waarbij de
nadruk meer op extramurale zorg in plaats van intramurale zorg komt te liggen. Deze
verschuiving heeft ook gevolgen voor de benodigde competenties in zorgberoepen.
Een ander voorbeeld is de toename van de e-commerce en internethandel binnen de
detailhandel, hetgeen ook gevolgen heeft voor het aantal winkels en het gevraagde
competentieprofiel van medewerkers in de detailhandel.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
21
Bevorderen intersectorale mobiliteit
Naast interne doorstroom is het bevorderen van intersectorale mobiliteit een belangrijk
aandachtspunt voor het Zeeuws arbeidsmarktbeleid. De zij-instroom vanuit overschotsectoren
in tekortsectoren is een waardevolle optie bij het verminderen van werkloosheid,
tegelijkertijd is het van belang om te voorkomen dat mensen werkloos worden. Voorwaarde
voor succesvolle zij-instroom is dat werknemers affiniteit hebben met de sector en/of het
vak dat zij moeten gaan uitvoeren. Belangrijke randvoorwaarden zijn het bevorderen van de
bewustwording van het belang van mobiliteit bij werknemers en ondersteuning door middel
van mobiliteitscentra/vacaturebanken en (intra- en intersectorale) mobiliteitsnetwerken.
•
•
Binnen de verwachte arbeidsmarktperspectieven naar opleidingstype voor de provincie
Zeeland is een duidelijk verschil te zien tussen de opleidingen binnen de richtingen groen,
techniek en zorg (een beter perspectief) en de meer sociaal-culturele en economische
opleidingsrichtingen (een slechter perspectief).
Ook binnen opleidingsrichtingen (zorg, techniek, economie, groen en sociaal-cultureel)
bestaan er verschillen in de arbeidsmarktperspectieven van de onderliggende opleidingen.
Zo is het verwachte arbeidsmarktperspectief van schoolverlaters voor mbo grafische
techniek matig, terwijl het perspectief voor mbo werktuigbouw en mechanische techniek
goed is. Dergelijke verschillen in arbeidsmarktperspectieven komen ook op de andere
opleidingsniveaus (hoger en wetenschappelijk opgeleiden) voor. Bij het bevorderen van
intersectorale mobiliteit zijn deze verschillen tussen opleidingen binnen eenzelfde
richting vooral interessant, aangezien de affiniteit van werknemers in deze gevallen
minder sterk van elkaar verschillen.
3.3 Kernopgaven onderwijs
De kernopgaven voor onderwijs hebben ten eerste betrekking op het bevorderen van de
instroom in en ten tweede op de gediplomeerde uitstroom uit het initiële beroepsonderwijs,
en het verbeteren van de (inhoudelijke) aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Voorkomen ‘verloren generatie’ uit onderwijs
Als gevolg van de economische slechte situatie is de jeugdwerkloosheid de afgelopen jaren
toegenomen. Naarmate jongeren te lang langs de kant blijven staan, hebben ze meer moeite
om zich in de toekomst in te passen in het arbeidsproces. Dit geldt zeker voor jongeren die
laagopgeleid of ongediplomeerd zijn. In deze context is het van belang dat naast
begeleiding/ondersteuning van studenten tijdens de studie en stage ook een goede
overdracht plaatsvindt van gediplomeerden door onderwijsinstellingen aan partners op het
gebied van arbeidsmarktbeleid (UWV en gemeenten). Het gaat hierbij met name om
overbruggingsmaatregelen voor gediplomeerden van minder kansrijke opleidingen. Met name
voor schoolverlaters in de economische, sociaal-culturele en pedagogische richtingen is de
toekomstige arbeidsmarktsituatie in Zeeland ongunstig. Voorkomen moet worden dat er een
‘verloren generatie’ ontstaat. Dit zeker met het oog op de middellange termijn waar de
behoefte aan personeel toeneemt.
Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
In de kern gaat het hierbij om het beperken van de instroom in/doorstroom naar minder
kansrijke opleidingsrichtingen en het bevorderen van de instroom in/doorstroom naar
kansrijke richtingen. Een uitdaging daarbij is dat groene, technische en medische/zorg
richtingen in Zeeland betere kansen op werk bieden dan de richtingen economie, sociaalcultureel en pedagogiek. De ambities binnen de Zeeuwse speerpuntsectoren versterken deze
tweedeling op de Zeeuwse arbeidsmarkt verder.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
22
Centraal staat het verhogen van de macrodoelmatigheid door:
• regionale afstemming van het opleidingenaanbod (tussen onderwijs en werkgevers én
tussen onderwijsinstellingen onderling);
• objectieve informatievoorziening van onderwijsinstellingen aan studenten over het
regionaal (kwantitatieve en kwalitatieve) arbeidsmarktperspectief van de opleidingen.
Hierbij dient niet alleen naar prognoses gekeken te worden, maar ook naar gerealiseerde
ontwikkelingen en de huidige structuur van de onderwijsmarkt.
Macrodoelmatigheid is momenteel vooral een belangrijk thema binnen het mbo, maar speelt
net zo goed een belangrijke rol binnen het hoger en wetenschappelijk onderwijs. In Zeeland
zijn er binnen het hoger onderwijs twee instellingen actief. Hogeschool Zeeland biedt hbostudies aan, terwijl studenten op universitair niveau terecht kunnen bij de Roosevelt
Academy in Middelburg. Het hoger onderwijs heeft een belangrijke taak in het stimuleren van
kennisontwikkeling en kennisbehoud. De samenwerking met het Zeeuwse bedrijfsleven is
daarbij van essentieel belang. Een belangrijk vraagstuk hierbij is hoe voorkom je dat de
uiteindelijke schoolverlaters Zeeland verlaten en de kennis verloren gaat. Een concreet
antwoord hiervoor is lastig te geven, hoewel focus op waar de regio sterk en uniek in is
hierbinnen een belangrijke rol speelt. Ook de samenwerking met Belgische hoge scholen en
universiteiten biedt kansen voor het behouden en bevorderen van de kwaliteit van het hoger
onderwijs in Zeeland.
Human Capital Agenda’s speerpuntsectoren Zeeland
In de economische agenda van de Provincie Zeeland 2013-2015 wordt ingezet op een negental
speerpuntsectoren: Agro en food, Biobased economy, Logistiek, Maintenance, Water, Zorg,
Energie, Vrijetijdseconomie en Seafood, visserij en aquacultuur. Het onderwijs heeft een
belangrijke rol in het mogelijk maken van de ambities binnen de Zeeuwse speerpuntsectoren
(zie ook vorige punt met betrekking tot het hoger onderwijs). Het is daardoor van belang dat
hierover vroegtijdig en regelmatig afstemming plaatsvindt tussen het onderwijs en het
bedrijfsleven binnen de speerpuntsectoren. Bijvoorbeeld door het verzorgen van
gastdocentschappen, het bijdragen van het bedrijfsleven aan het onderwijsprogramma en het
bevorderen van praktijkplekken bij de speerpuntsectoren.
•
•
•
•
Bij de beschrijving van ontwikkelingen en activiteiten rond het Expertisecentrum
Logistiek Zeeland mist het kenniscentrum VTL het mbo-segment. Voor een verdere
doorontwikkeling van de havens zijn naast de hogere opleidingen ook opleidingsmogelijkheden voor havenlogistiek (niveau 3) en havenoperaties (niveau 2) essentieel.
Deze opleidingen ontbreken nu in Zeeland.
Afhankelijk van het groeiscenario genereert de biobased economy naar schatting 340-500
banen (lage scenario) en 2.000-3.000 (hoge scenario) in Zuidwest-Nederland in 2020. Het
gaat hierbij om extra arbeidsplaatsen bovenop de huidige arbeidsplaatsen. Belangrijke
voorwaarde voor deze groei is dat overheden en bedrijven van lokaal tot internationaal
zich inzetten voor: beschikbaarheid van betaalbare grondstoffen, stimuleren van
innovatie en nadruk op implementatie van nieuwe technologie en marktontwikkeling.
De Foodsector bevindt zich verspreid over de gehele provincie. De sector is niet populair
onder jongeren, hetgeen vooral met de onbekendheid met de sector te maken heeft. De
meeste bedrijven in de fruitteelt zijn op zoek naar wegen om uit te breiden. Binnen de
akkerbouw dient zich een nieuwe generatie aan, hetgeen gepaard gaat met
schaalvergroting. Bedrijven zijn verder op zoek naar uitbreidingsmogelijkheden om
minder afhankelijk te zijn van seizoensarbeid. Mogelijkheden hiervoor zijn recreatie,
maar ook in opslag en handel.
Binnen de vrijetijdseconomie vormt het seizoenseffect een groot knelpunt. Het seizoen
start in het voorjaar rond Pasen en eindigt in de herfst na de herfstvakanties. Regelmatig
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
23
•
denken betrokkenen na over de werkbare oplossingen voor dit knelpunt: het teveel aan
werkuren in het hoogseizoen compenseren in de winter, of zomerpieken combineren met
winterpieken. Het doel is om medewerkers te binden, zodat niet elk seizoen nieuwe
medewerkers gevonden moeten worden.
Roc Scalda overweegt een basisjaar voor de opleidingen in de zorg te starten. Door
leerlingen kennis te laten maken met meerdere disciplines in het eerste jaar van de
opleidingen hoopt het ROC meer leerlingen op te leiden voor ouderenzorg. De hogeschool
Zeeland heeft een numerus fixus aangekondigd voor de opleiding Verpleegkunde (hbo-V)
voor het studiejaar 2014-2015.
3.4 Kernopgaven reserves
De kernopgaven voor de reserves hebben betrekking op het inschakelen van bekende reserves
(bij UWV ingeschreven werkzoekenden en gedeeltelijk arbeidsongeschikten), het aantrekken
van mobiele personen (arbeidsmigranten en pendelaars) en het mobiliseren van stille reserves
(niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod).
Verlagen werkloosheid door creëren werkgelegenheid
Een van de grootste uitdagingen van de huidige Zeeuwse arbeidsmarkt is het relatief grote
aantal werkzoekenden in te laten stromen op de arbeidsmarkt. Zeeland kent over het
algemeen een relatief lage werkloosheid in vergelijking met Nederland, maar in de afgelopen
jaren is deze in Zeeland ook fors toegenomen. Met het oog op de toekomst is het van belang
dat de participatie van de beroepsbevolking omhoog gaat. Zorgen voor extra banen op de
korte termijn is dan ook van groot belang voor zowel de nieuwe instroom, het behoud van
huidig personeel en voor mensen die nu aan de kant staan.
Optimale benutting banen die er zijn
Naast het creëren van nieuwe banen is het essentieel dat de banen die er zijn zo goed
mogelijk worden benut voor het verlagen van de werkloosheid. Re-integratietrajecten spelen
hierbij een belangrijke rol. In een groot aantal gevallen zal (om)scholing hiervan deel moeten
uitmaken. De mogelijkheden voor omscholing voor hoger-middelbaar en hoger opgeleiden zijn
groter dan voor lager-middelbaar en lager opgeleiden. Een goed alternatief voor de laatste
groep zijn EVC-trajecten en de inzet van E-portfolio’s. Van belang in algemene zin is goede
ondersteuning van werkzoekenden, door bijvoorbeeld de inzet van werkcoaches.
• Bij het realiseren van een optimale benutting van de banen die er momenteel zijn, is het
van belang om de competenties van werkzoekenden, werklozen en mensen die hun baan
dreigen te verliezen, centraal te stellen. Door de competenties van werkzoekenden
inzichtelijk te maken (e-portfolio’s), is het beter mogelijk om werkzoekenden te matchen
aan beroepen binnen en buiten de sector waarin ze momenteel werkzaam zijn.
Mobiliteitscentra (MC), bijvoorbeeld MC Zalco, spelen bij deze matching en de
uiteindelijke optimale benutting van de banen die er zijn, ook een belangrijke rol.
• Door de steeds groter wordende mogelijkheden op het gebied van technologie en social
media ontstaan er steeds meer initiatieven om het matchingsproces tussen vraag en
aanbod eenvoudiger en toegankelijker te maken via online matchingssystemen. Zo
hebben Let’s Connect en Brainport Development bijvoorbeeld het afgelopen jaar een
proof of concept ontwikkeld van een dergelijk systeem voor de provincies Noord-Brabant
en Limburg. Het is voor Zeeland van belang om dergelijke ontwikkelingen te volgen en
waar mogelijk aan te sluiten.
Werkloosheid onder jongeren
De werkloosheid onder jongeren (1.400 niet-werkende werkzoekenden jongeren tot 27 jaar,
januari 2014) is net als in Zeeland ook een landelijk probleem. Gezien de sterk opgelopen
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
24
jeugdwerkloosheid in de provincie Zeeland is regionaal besloten dat het tijd voor actie is. In
het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014 zijn een aantal concrete acties verwoord
ter preventie en bestrijding van de werkloosheid onder Zeeuwse jongeren. Doelstelling van
het actieplan is het aantal jeugdwerklozen (niet-werkende werkzoekende jongeren tot 27
jaar) per 1 januari 2015 terug te brengen tot maximaal 1.000 niet-werkende werkzoekenden.
• Het vooral benutten van de beschikbare gelden door inzet op extra begeleiding van
jongeren in de vorm van jobhunting/jobcoaching.
• Het
inzetten
van
budget
op
kwetsbare
jongeren,
werkschool/ZSM
en
sectorarrangementen.
• Het afstemmen van plannen en actiepunten met UWV, SBB en Scalda.
Ouderen een specifieke aandachtsgroep binnen de reserves
Ouderen verliezen in het algemeen minder snel hun baan, maar eenmaal werkloos komen ze
nog maar moeilijk aan de slag. Waar werkloosheid onder jongeren een sterker conjunctureel
karakter heeft, is werkloosheid bij ouderen een meer structureel probleem. De reden
hiervoor is dat werkgevers in het algemeen de voorkeur geven aan jongere werknemers. Een
belangrijk aandachtspunt hierbij is dat dit met name komt door de beeldvorming die
werkgevers hebben van ouderen. Het imagoprobleem van ouderen is niet iets wat snel is op te
lossen en vergt een meerjarige en krachtige alliantie van partijen op de arbeidsmarkt.
De werkloosheid onder ouderen is net als bij de jeugdwerkloosheid niet alleen een Zeeuws
probleem. Ook in Nederland vormt de werkloosheid onder ouderen een belangrijk
aandachtspunt. Het UWV is eind oktober samen met het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelenheid en enkele private partijen met een actieplan gekomen om de werkloosheid
onder 55-plussers aan te pakken. Het plan richt zich op drie aspecten.
• Intermediairs die een werkzoekende 55-plusser naar werk bemiddelen, kunnen onder
voorwaarden een plaatsingsfee aanvragen. Ook zijn er scholingsvouchers beschikbaar
waarmee werkzoekenden of werkgevers zelf trainingen of opleidingen kunnen
(mee)financieren. De vouchers worden afgegeven onder voorwaarde dat de scholing de
kans op een nieuwe baan vergroot of als er een getekende arbeidsovereenkomst is.
• Alle 55-plussers met een ww-uitkering krijgen een training Succesvol naar werk
aangeboden. In de training leren werkzoekenden hun netwerk optimaal te benutten en is
er aandacht voor sollicitatie- en presentatievaardigheden.
• Het UWV organiseert regionale bijeenkomsten om 55-plussers te inspireren bij hun
zoektocht naar werk en werkgevers te stimuleren oudere werkzoekenden een kans te
bieden. Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan succesvolle initiatieven in overige
regio’s.
Uitgaande en inkomende (grens)pendel
Het bevorderen van uitgaande (grens)pendel van ‘mobiele reserves’ vanuit Zeeland naar
regio’s met (in bepaalde) sectoren tekorten aan personeel staat of valt bij de reisbereidheid
van werknemers. Een aandachtspunt hierbij is wel dat er op termijn binnen Zeeuwse
knelpuntenberoepen ook sprake is van een inkomende (grens)pendel om de arbeidsmarktspanning binnen deze beroepen niet verder te vergroten. Op het gebied van grenspendel kan
de aansluiting van verkeers- en openbaar vervoersinfrastructuur een probleem vormen.
Daarnaast zijn er verder ook juridische, sociale en culturele grensbarrières die het werken
over de grens niet altijd vergemakkelijken.
•
De uitwisselbaarheid van ‘mobiele reserves’ is niet statisch en verandert over tijd. Het is
daardoor van belang dit goed te monitoren. Momenteel liggen er kansen voor mensen met
een pedagogische achtergrond in de Nederlandse grensregio’s Zuid-Holland en WestBrabant. Het verwachte arbeidsmarktperspectief voor de opleiding hbo pedagogiek is in
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
25
•
deze regio’s beter dan in Zeeland. De reden hiervoor is dat de ontgroening in deze regio’s
minder sterk is, en de financiële uitgangspositie van de onderwijsinstellingen beter is.
Bij het inzichtelijk maken van de kansen binnen de Euregio is het van belang dat er
netwerken op microniveau ontstaan waarbij inzicht in eventuele verschillen tussen de
subregio’s in de huidige en verwachte arbeidsmarktspanning naar opleidingstype snel
zichtbaar worden. Gezien de verschillen in afbakeningen van beroepen en opleidingen
tussen Nederland en België is het lastiger om deze verschillen op basis van kwantitatief
onderzoek inzichtelijk te maken. Hierbij speelt de kwalitatieve mismatch tussen vraag en
aanbod ook nog een rol.
Tweedeling en polarisatie op de arbeidsmarkt
Een deel van de oplossing voor de verwachte personeelstekorten op de lange termijn (als
gevolg van de toenemende vergrijzing) ligt in een verhoging van de arbeidsproductiviteit
middels verdere technologisering van werkprocessen (automatisering en digitalisering).
Naarmate deze technologisering sterker doorzet en de arbeidsproductiviteit verder stijgt,
leidt dit waarschijnlijk tot een verdere tweedeling/polarisatie op de arbeidsmarkt: meer
werk voor hoog- en laagopgeleiden, minder werk voor middelbaar opgeleiden 8. De polarisatie
op de arbeidsmarkt is vooral een trend voor de lange termijn, maar de afnemende vraag naar
werknemers op mbo-niveau 1 en voor een deel ook al op niveau 2 is hiervan al een klein
voorteken. De kernopgave wordt versterkt doordat momenteel voor de werkzaamheden van
laagopgeleiden (vanuit het oogpunt van kosten) in meerdere sectoren (bijvoorbeeld
landbouw, detailhandel en transport) steeds vaker gebruik wordt gemaakt van werknemers
uit Oost- en Zuid-Europa.
•
•
De polarisatie van de arbeidsmarkt is een (structurele) langetermijnontwikkeling waarvan
de ontwikkeling geleidelijk is. In hoeverre deze ontwikkeling doorzet is nog onzeker,
zodat het lastig is om de omvang van de gevolgen voor de Zeeuwse arbeidsmarkt
inzichtelijk te maken. Deze ontwikkeling doet zich vanaf de jaren negentig al voor in de
Verenigde staten (Autor, 2006). Ook in 16 Europese landen is empirisch bewijs gevonden
voor het verschijnsel van polarisatie van de arbeidsmarkt gedurende de periode 19932006 (Goos et al., 2009).
Binnen de Provincie Zeeland worden voor de uitvoerende werkzaamheden op niveau 1 en
2 binnen de glastuinbouw en fruitteelt vooral Oost-Europeanen ingezet. De werkgevers
binnen deze sectoren hebben behoefte aan flexibiliteit, een werkdag loopt in het
hoogseizoen niet van negen tot vijf, terwijl het arbeidsintensief werk is. De OostEuropeanen voldoen aan deze wensen van de werkgevers.
3.5 Kernopgaven ondernemers
De kernopgaven voor ondernemers hebben betrekking op het gebied van arbeidsproductiviteit, innovaties en het verbeteren van de (inhoudelijke) aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt.
Creëren en behouden werkgelegenheid
Het creëren van nieuwe werkgelegenheid en het behouden van de bestaande
werkgelegenheid zijn belangrijke kernopgaven. Ondanks het feit dat dit voor de hand
liggende kernopgaven zijn, is het gezien het belang van deze kernopgaven relevant om deze
telkens te blijven benoemen. Door middel van regiomarketing en bedrijvenacquisitie is het
mogelijk om nieuwe bedrijven en instellingen aan te trekken. Verder is het met behulp van
8
Brynjolfsson E. en McAfee A. (2014), ‘The second Machine Age’.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
26
profilering en gerichte acquisitie mogelijk om extra vraag naar producten en diensten van
bestaande bedrijven en instellingen te creëren. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het
optimaliseren van de voorzieningen voor de maakindustrie. Het aantrekken van de economie
biedt kansen voor het creëren van nieuwe werkgelegenheid.
De ambities binnen de negen Zeeuwse speerpuntsectoren bieden ook volop gerichte kansen
voor het Zeeuwse bedrijfsleven. Door de samenwerking van partijen uit het bedrijfsleven,
onderwijs en overheid is het mogelijk een aantrekkelijk vestigingsklimaat te realiseren voor
bedrijven van buitenaf en voor Zeeuwse bedrijven om in Zeeland te blijven en de
bedrijfsomvang uiteindelijk verder te vergroten. Aandachtspunten hierbij zijn:
• het is van belang om dwarsverbanden te leggen tussen de verschillende Zeeuwse
speerpuntsectoren. Het zijn namelijk vooral de raakvlakken tussen de sectoren die de
meeste kansen bieden;
• de samenwerking tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven is binnen de Zeeuwse
speerpuntsectoren een belangrijk aandachtspunt. Het is daarbij een mogelijkheid om te
werken met campussen, waarin de samenwerking tussen de verschillende partijen verder
geïntensiveerd kan worden. Ook in de profilering naar de buitenwereld werkt dit goed.
Aandacht voor strategische personeelsplanning
Het optimaliseren van de inzet van werknemers begint bij ondernemers en instellingen met
een bewust, professioneel personeels- en arbeidsmarktbeleid (HR-beleid). Voor een dergelijk
strategisch personeelsbeleid bestaat geen blauwdruk. Succesvolle arbeidsorganisaties
hanteren een strategische personeelsplanning gebaseerd op regionale en sectorale
ontwikkelingen in vraag en aanbod en toegespitst op de eigen organisatie. Deze vormen
vervolgens de basis voor doelgroep- en competentiegericht werven, opleiden en het
duurzaam inzetten van werknemers. Naast de optimale inzet van zittend personeel, is deze
informatie ook van belang om duidelijk aan te kunnen geven richting het onderwijs, UWV en
mobiliteitscentra welke concrete (huidige en toekomstige) behoeften ze op personeelsgebied
hebben. Goed inzicht in de behoeften van werkgevers is een belangrijke vereiste voor het
verbeteren van de (inhoudelijke) aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
Het doel van strategische personeelsplanning is inzicht te krijgen in de vraag welk personeel
de organisatie op korte en lange termijn nodig heeft, rekening houdend met ontwikkelingen
op de arbeidsmarkt. Binnen de strategische persoonsplanning staat momenteel vooral de
overgang van een ruime naar een op lange termijn krappere arbeidsmarkt centraal. Op de
middellange termijn en na 2018 wordt weer een behoorlijk vraag naar personeel verwacht,
dus naast een tijdelijke krimp in de bezetting is ook aandacht voor behoud van medewerkers
op langere termijn nodig.
• Binnen de sector zorg en welzijn is als gevolg van de overheidsbezuinigingen momenteel
sprake van een beperkte groei en zelfs afname van de werkgelegenheid. De zorgvraag
neemt daarentegen nog jaarlijks toe, zodat het de verwachting is dat krapte binnen deze
sector op termijn weer terugkomt. ViaZorg speelt een actieve rol bij het ondersteunen
van zorg- en welzijnsorganisaties op het gebied van strategische personeelsplanning.
• Binnen de sectoren waar momenteel relatief veel ouderen actief zijn, zoals openbaar
bestuur en onderwijs, is de samenstelling van het personeelsbestand naar leeftijd een
aandachtspunt. Deze uitdaging in deze specifieke sectoren is extra groot als gevolg van de
bezuinigingen binnen deze sectoren en de daardoor beperkte instroommogelijkheden..
Flexibilisering
De afgelopen jaren is de flexibele schil (uitzendkrachten, zzp’ers en tijdelijke contracten)
van bedrijven en instellingen in Nederland en Zeeland steeds groter geworden, hetgeen
bedrijven en instellingen mogelijkheden biedt om ‘mee te ademen’ met fluctuaties in de
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
27
personeelsbehoefte. De behoefte van werkgevers aan flexibiliteit staat haaks op de huidige
wens van werknemers om vastigheid. Flexibilisering is niet per definitie goed of slecht, het is
vooral de wijze waarop de flexibilisering de komende jaren vormgegeven wordt die de
richting bepaalt. Het is van belang om de groei van flexwerk in Zeeland kritisch te blijven
volgen en te proberen deze bij te sturen in de richting die zowel werkenden als het
bedrijfsleven meer toekomstperspectief bieden 9.
•
•
Gevaren zijn er voor de groep (laagopgeleide) werkenden die langdurig op precaire banen
zijn aangewezen en daardoor zowel werk- als inkomenszekerheid ontberen. Werkgevers
worden verleid om voor een strategie voor de korte termijn te kiezen voor flexibele
arbeidsinzet en lage loonkosten, die op de langere termijn het innovatievermogen en de
concurrentiekracht van de economie verzwakt.
De flexibilisering heeft ook gevolgen voor de aantrekkelijkheid van een regio voor hoger
opgeleiden. Naarmate het aantal baanwisselingen gedurende iemand zijn carrière
toeneemt, moeten hiervoor ook voldoende mogelijkheden zijn in een regio. In de meer
stedelijke gebieden zijn hiervoor meer mogelijkheden dan in de meer landelijke
gebieden. Dit effect wordt versterkt naarmate beide partners een hoger opleidingsniveau
hebben.
Creatie werkgelegenheid voor minst kansrijke groepen (jobcarving)
Bedrijven en instellingen hebben ook een verantwoordelijkheid op het gebied van het creëren
van additionele werkgelegenheid voor de minst kansrijke groepen. Naast een eigen
verantwoordelijkheid van bedrijven worden hierover ook afspraken gemaakt tussen het
(Zeeuwse) bedrijfsleven, sociale partners en de rijksoverheid. Bij het realiseren van deze
werkgelegenheid gaat het onder meer om vormen van sociale innovatie zoals jobcarving en
jobcrafting. Jobcarving wordt vaak gecombineerd met jobcrafting.
•
•
9
10
Jobcarving gaat uit van de persoonlijke mogelijkheden van mensen met een fysieke,
psychische of mentale beperking. Binnen het totaal aan werkzaamheden op een afdeling
of in een organisatie zoekt men naar activiteiten die binnen het bereik vallen van deze
personen. Vervolgens worden met het oog hierop de werkprocessen herontworpen. Voor
bedrijven om aan de slag te gaan met jobcarving is het van belang de volgende stappen te
volgen: maak een analyse van bestaande taken, bekijk welke taken geschikt zijn, stel
functie-eisen op, ga op zoek naar kandidaten en zorg voor begeleiding.
Jobcrafting gaat nog een stapje verder. Hierbij staat niet het werk maar de (toekomstig)
werknemer centraal. Jobcrafting bestaat uit acties die (toekomstige) werknemers zelf
nemen om hun werk te (her)definiëren en vorm te geven, rekening houdend met hun
wensen en (fysieke en cognitieve) mogelijkheden 10.
De Beer P., Dekker R., Olsthoorn M. (2011), ‘Flexibilisering de balans opgemaakt’.
A. Wrzesnieuwski en J. Dutton (2001), ‘Turn the job you have into the job you want’; M. Tims en
A.B. Bakker (2010), ‘Job crafting: Towards a new model of individual job redesign’, in:. SA Journal
of Industrial Psychology, 26, 9.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
28
4 CONCLUSIE
Dynamiek en onzekerheid
De Zeeuwse arbeidsmarkt staat niet stil, maar is volop in beweging. Het is de verwachting dat
de dynamiek op de arbeidsmarkt alsmaar toeneemt. De internationale, economische en
politieke situatie blijft namelijk verre van stabiel. Zo maakt de overgang van economische
crisis (en gerelateerde overheidsbezuinigingen) naar een periode met economisch herstel dat
prognoses van de werkgelegenheid, beroepsbevolking, werkloosheid, perspectieven voor
schoolverlaters en personeelskrapte met de nodige onzekerheden omkleed zijn.
Naast macro-economische onzekerheden zijn er ook demografische onzekerheden die de
dynamiek op de arbeidsmarkt beïnvloeden. Zo is er nog weinig zicht op de omvang en
samenstelling van de instroom van arbeidsmigranten op de Zeeuwse arbeidsmarkt. Voor
Zeeland kan dit compenserend werken op de dalende potentiële beroepsbevolking. De vraag
is welke rol deze groep, ook in de toekomst, gaat spelen op de Zeeuwse arbeidsmarkt.
Ten slotte zijn er onzekerheden in politieke en beleidsmatige sfeer. In de prognoseperiode
(2013-2018) wordt een groot aantal hervormingen doorgevoerd die (in)direct van invloed zijn
op de Zeeuwse arbeidsmarkt, maar waarvan de effecten op voorhand moeilijk zijn in te
schatten. Ook de continuïteit van het (ingezette) beleid is - door de relatieve politieke
instabiliteit van ons land - een onzekerheid.
Kernopgaven
In de management samenvatting is een overzicht weergegeven van de kernopgaven naar
speerpuntsector. We beperken ons hier tot een meer algemener overzicht van de
kernopgaven. De kernopgaven voor de Zeeuwse arbeidsmarkt kunnen (op hoofdlijnen) als
volgt worden samengevat:
• Anticiperen op onzekerheid. Met het oog op alle dynamiek en onzekerheid wordt de
centrale vraag voor partijen hoe zij (vroegtijdig) kunnen inspelen op veranderingen en
snel kunnen reageren wanneer zaken toch anders uitpakken. Verder is baanonzekerheid
de toekomst. De arbeidsmarkt wordt steeds flexibeler en de uitdaging is hier wel
werkzekerheid bij te organiseren.
• Het bevorderen van mobiliteit, zowel inter- als intrasectoraal. Bewustwording van het
belang van mobiliteit bij werknemers en ondersteuning door middel van
mobiliteitscentra/vacaturebanken, (intra– en intersectorale) mobiliteitsnetwerken en het
organiseren van Levenslang Leren/scholing van werkenden.
• Hogere versus lagere niveaus. De vraag naar hoger gekwalificeerd personeel neemt toe,
terwijl de kans op werk voor de lagere niveaus beduidend minder wordt. Er ligt dus een
uitdaging om de kansen op de arbeidsmarkt van mensen met een opleidingsniveau lager
dan mbo-niveau 3 te vergroten.
• Verbetering aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. In de kern gaat het hierbij om het
beperken van de instroom in/doorstroom naar minder kansrijke opleidingsrichtingen (en
het bevorderen van de instroom in/doorstroom naar kansrijke richtingen). Centraal staat
het verhogen van de macrodoelmatigheid door: 1) regionale afstemming van het
opleidingenaanbod (tussen onderwijs en werkgevers én tussen onderwijsinstellingen
onderling); 2) objectieve informatievoorziening van onderwijsinstellingen aan studenten
over het (regionaal) arbeidsmarktperspectief van de opleidingen
• Terugdringen van (langdurige) werkloosheid. Met name de stijgende jeugdwerkloosheid,
ook al is dit vooral conjunctureel bepaald, betekent wel het gevaar voor een ‘verloren
generatie’. Verder is er de structurele werkloosheid onder ouderen en de verminderde
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
29
•
•
•
•
kansen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Al deze ontwikkelingen vragen om
aandacht en regionale samenwerking.
Tijdelijkheid, maar ook behoud voor de toekomst. Na 2018 wordt weer een behoorlijke
vraag naar personeel verwacht, dus naast een tijdelijke krimp in de bezetting is ook
aandacht voor behoud van medewerkers op langere termijn nodig.
Regierol gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid. Gemeenten krijgen een steeds
grotere rol in het bepalen van regionaal arbeidsmarktbeleid, als gevolg van
decentralisatie van overheidstaken. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Participatiewet. Gemeenten worden hierbij onder andere verantwoordelijk voor de arbeidsintegratie
van Wajongers. Omdat de focus ligt op werken en participeren, zullen gemeenten
intensief het gesprek moeten aangaan met werkgevers. Mede daardoor wordt intra- en
intergemeentelijke samenwerking steeds belangrijker, maar ook de samenwerking van
het regionale bedrijfsleven zelf. Belangrijk is ook dat gemeenten over
arbeidsmarktinformatie beschikken die in de behoeften voorziet.
Zeeuwse speerpuntsectoren. De ambities binnen de negen Zeeuwse speerpuntsectoren
bieden volop kansen voor het Zeeuwse bedrijfsleven. Het onderwijs heeft een belangrijke
rol in het mogelijk maken van de ambities binnen de Zeeuwse. Het is daardoor van belang
dat hierover vroegtijdig en regelmatig afstemming plaatsvindt tussen het onderwijs en
het bedrijfsleven.
(Eu)regio-overstijgende beleidsfocus. Momenteel wordt de arbeidsmarkt getypeerd door
een overschotsituatie: het aanbod overstijgt de vraag. Op langere termijn kan dit door
een stijgende vraag naar arbeidskrachten omslaan in tekorten. Voor beide situaties biedt
samenwerking met omliggende grensregio’s een oplossing. Het bevorderen van mobiliteit,
in dit geval grensoverschrijdende mobiliteit, is ook hier van belang. Verder spelen dan
zaken als juridische, sociale en culturele grensbarrières.
Op de arbeidsmarkt ontstaan in veel gevallen vanzelf oplossingen voor eventuele
discrepanties. Het zijn echter niet altijd de meest optimale oplossingen voor werkzoekenden,
schoolverlaters, beleidsmakers of ondernemers. Het is dan ook aan de Zeeuwse 3 O’s om met
elkaar het gesprek aan te gaan en met elkaar samen te werken om tot betere oplossingen te
komen waarvan idealiter meerdere partijen tegelijkertijd profiteren. De Zeeuwse
Arbeidsmarktmonitor hoopt zowel bij het op gang brengen van het gesprek en de concrete
uitwerking de komende jaren een belangrijke ondersteunende rol te spelen.
Kernopgaven arbeidsmarktbeleid Zeeland 2014 – september 2014
30