Pedagogisch beleid versie 7

Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN
KINDERCENTRUM PANTA RHEI
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
1/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Voorblad
Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1 De organisatie
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
De ambitie van Panta Rhei
1.1.1 De invulling van de opvoedende taak
De groepen van Panta Rhei
1.2.1 Het peuterdomein
1.2.2 Ruilen of extra opvang
“Vierogenprincipe”
1.3.1 Inzet medewerkers
1.3.2 Uitstapjes en vervoer
1.3.3 De vormgeving van locaties
De 4 competenties uit de wet kinderopvang
Welbevinden en veiligheid
Persoonlijke en sociale ontwikkeling
Participatie in de eigen sociale omgeving
Groepssamenstelling
Open-deuren beleid
BHV, GGD, RI&E en KHB
Hoofdstuk 2 Pedagogische visie en uitgangspunten
2.1
2.2
2.3
2.4
Achtergrond van de antroposofie
2.1.1 De komst van een kind op aarde
2.1.2 De eigenheid van het kind
Waarneming en nabootsing bij het jonge kind
2.2.1 De invloed van de zintuiglijke waarneming
op het lichaam van het jonge kind
2.2.2 Nabootsing bij jonge kinderen
2.2.3 Een nabootsingswaardige houding
Emotionele veiligheid, aandachtspunten voor het creëren van een gunstige
omgeving van het jonge kind
2.3.1 De ontwikkeling van de zintuigen
2.3.2 Houding opvoeders
2.3.3 Teveel of te weinig zintuigindrukken
Randvoorwaarden voor een gezonde ontwikkeling
2.4.1 Verzorging en gezondheid van:
Baby’s
Peuters
Kleuters
Schoolkinderen
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
2/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
2.4.2
2.5
Rust, ritme en regelmaat
Ritme
Het dagritme
Het weekritme
Het maandritme
Het jaarritme
2.4.3 Regelmaat, herhaling en gewoontevorming
De natuurlijke omgeving: de vier elementen
2.5.1 De fysieke omgeving zoals die is vormgegeven door de mens
2.5.2 Kleurgebruik
2.5.3 Inrichting van de ruimte
Hoofdstuk 3
Spelen en leren
Inleiding
3.1
Hoe komen kinderen tot spel en wat zijn daarvoor de juiste randvoorwaarden?
3.2
Spel, speelgoed, activiteiten: achtergronden
3.3
Het belang van buitenspel
3.4
Sociaal-emotionele ontwikkeling m.b.t. spel, en houding van de groepsleiding
3.4.1 Fantasie en creativiteit
3.4.2 Waar komt alles vandaan?
3.4.3 Taal en muzikale ontwikkeling
3.4.4 Sociaal-emotionele, verstandelijke en creatieve ontwikkeling
3.5
Spel van baby’s (0 tot 2 jaar)
3.5.1 Identiteit en zelfredzaamheid
3.5.2 Lichamelijke ontwikkeling
3.6
Spel van de peuters (2 tot 4 jaar)
3.6.1 Identiteit en zelfredzaamheid
3.6.2 Lichamelijke ontwikkeling
3.6.3 Sociaal-emotionele ontwikkeling
3.6.4 Verstandelijke en creatieve ontwikkeling
3.7 Spel van het schoolkind ( NSO, 4 tot 12 jaar)
3.7.1 Vrije tijd
3.7.2 De relatie kind - spel voor kinderen van vier en vijf jaar
3.7.3 Het kind van zes en zeven jaar
3.7.4 Kinderen vanaf acht jaar
3.7.5 Het kind vanaf elf jaar
3.7.6 Vriendjes en vriendinnetjes
3.7.7 Zelfstandig van, naar en op Panta Rhei
Hoofdstuk 4
Het overbrengen van waarden en normen
Inleiding
4.1
Het overbrengen van waarden en normen
Respect voor de omgeving
Respect voor voedsel
Respect voor elkaar
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
3/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
4.2
Respect voor jezelf
De seksuele ontwikkeling van kinderen
4.2.1 De ontwikkeling van seksualiteit
4.2.2 Hoe gaan we met deze ontwikkeling om?
Hoofdstuk 5
Omgaan met bijzondere gebeurtenissen die het kind betreffen
Inleiding
5.1
Eén op één begeleiding
5.2
Kinderen met een chronische handicap of ontwikkelingsstoornis
5.3
Ziekte en ongevallen
5.4
Pesten
5.5
Overlijden
5.6
Kindermishandeling
5.7
Seksueel misbruik
Hoofdstuk 6
Samenwerking tussen ouders en Panta Rhei in het belang van de
kinderen
Inleiding
6.1
Informele en formele gesprekken
6.2
Ouderavonden
6.3
De oudercommissie
6.4
De jaarfeesten
6.5
Relatie met de omgeving
Literatuurlijst
Bijlagen
Bijlage 1
Bijlage 2
Bijlage 3
Bijlage 4
Bijlage 5
Bijlage 6
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
Beroepskracht/Kind-Ratio (BKR)
Rituelen, jaarfeesten
De twaalf zintuigen
Opleiding en scholing.
Voorwaarden en inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling
(PMIO)
Gebruik van de voorgeschreven voertaal
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
4/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Inleiding
Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van kindercentrum Panta Rhei BV (verder te noemen als
Panta Rhei). Panta Rhei biedt opvang aan kinderen van 0-12 jaar, vanuit de visie dat opvang als
een “tweede huis” mag voelen. De opvang die we bieden is voor een belangrijk deel geïnspireerd
door de antroposofie. De naam Panta Rhei komt van de stelling van de Griekse wijsgeer
Heraclitus, welke letterlijk betekent: “alles stroomt”. Er is gekozen voor deze naam omdat
kinderen voortdurend in verandering en in beweging zijn. “Alles stroomt” bij de ontwikkeling en
groei van kinderen. Kinderen krijgen op Panta Rhei de mogelijkheid en de ruimte zich
spelenderwijs te ontwikkelen. Spelend en werkend leren ze zichzelf en hun omgeving kennen en
hoe hiermee om te gaan. Kinderen leren van elkaar en van hen die ze verzorgen, die ze tot hun
voorbeeld nemen. Hun lichaam rijpt en hun vaardigheden ontwikkelen zich op een natuurlijke
manier. Wij bieden kinderen op Panta Rhei ons inziens de meest gunstige voorwaarden om zich te
ontwikkelen tot wie ze zijn, door in een natuurlijke omgeving te spelen en samen te werken met
andere kinderen en zo de waarde van relaties te leren kennen.
Het pedagogisch beleidsplan van Panta Rhei vertelt de visie achter ons pedagogisch handelen en
het door ons gecreëerde leefklimaat met betrekking tot de dagelijkse verzorging en opvoeding
van de kinderen die u aan ons toevertrouwd.
Het pedagogisch beleidsplan van Panta Rhei dient twee doeleinden:
 In de eerste plaats is het de richtlijn voor het pedagogisch handelen van ons. Zo hebben
wij omschreven wat belangrijk wordt gevonden in het kindercentrum.
 Ten tweede biedt het ouders duidelijkheid waar Panta Rhei voor staat.
Hoe wij onze pedagogische visie vertalen naar onze manier van werken kunt u lezen in de
afzonderlijke werkplannen van de groepen, waarin onze dagelijkse werkwijze beschreven staat.
De werkplannen liggen op kantoor ter inzage.
In het eerste hoofdstuk van dit beleidsplan wordt ingegaan op de organisatie van Panta Rhei. In
hoofdstuk 2 wordt een beknopte achtergrond gegeven van de belangrijkste inspiratiebron van
waaruit wij werken: de antroposofie. Dit voor zover zij betrekking heeft op de groei en
ontwikkeling van (jonge) kinderen. Ook het pedagogisch beleid met betrekking tot de dagelijkse
verzorging, de gezondheid en veiligheid van de kinderen en de inrichting van de groepsruimtes
wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt. In hoofdstuk drie wordt de pedagogische visie van Panta Rhei
op kinderspel beschreven, en op welke wijze op Panta Rhei een zo gezond en prettig mogelijke
omgeving voor het jonge kind wordt gecreëerd om in te spelen. Steeds wordt verteld vanuit de
leeftijdsgroepen: baby, peuter, kleuter en schoolkind. Hoofdstuk vier is gewijd aan onze visie
aangaande het overbrengen van waarden en normen. In hoofdstuk vijf wordt ingegaan op de
wijze waarop Panta Rhei omgaat met bijzondere gebeurtenissen die een kind kunnen treffen, en
de wijze waarop omgegaan wordt met kinderen met ontwikkelingsvragen. In de visie van Panta
Rhei is de ontwikkeling van kinderen een gezamenlijk belang van ouders en groepsleiding. In
hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op welke manieren deze samenwerking gestalte krijgt. Het
pedagogisch beleid wordt afgesloten met een literatuurlijst1 en een aantal bijlagen.
1
Op Panta Rhei is een boekencollectie over o.a. pedagogie, opvoeden, spel en spelen aanwezig. Zowel ouders als medewerkers
hebben de mogelijkheid om hieruit boeken te lenen.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
5/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Hoofdstuk 1 De organisatie
1.1 De ambitie van Panta Rhei
Wij willen opvang en verzorging bieden aan kinderen van wie de ouders werken en/of studeren.
Panta Rhei wil, geïnspireerd door de antroposofie, kinderen een plek geven waar ze rust en
ontspanning vinden zodat ze zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen tot evenwichtige mensen.
We zien het kind als uniek wezen dat onder onze hoede is geplaatst en dat we met alles wat we in
ons hebben aan liefde, passie, kennis en levensvreugde helpen zijn eigen levenspad te vinden.
Panta Rhei wil dit op een drietal manieren bereiken.
 Ten eerste is vrij kunnen spelen een kernwaarde van Panta Rhei. In het werken met de
kinderen is het vrije spel een belangrijk onderdeel van de dag, omdat ze in het vrije spel
zichzelf, de ander en hun omgeving kunnen ontdekken. Bovendien toont zich in het vrije
spel waar kinderen affiniteit mee hebben en ook waar ze niet goed in mee kunnen komen
en een helpende hand nodig hebben.
 Op de tweede plaats geven de steeds terugkerende ritmes van de dag kinderen rust en
herkenning, het meeleven met de seizoenen maakt ze vertrouwd met het ritme van de
natuur.
 Als derde heeft Panta Rhei een vast team van pedagogisch medewerkers, dat de kinderen
stabiele begeleiding biedt.
1.1.1
Invulling van de opvoedende taak.
We dragen zorg voor een gezonde afwisseling tussen actieve momenten en momenten van rust,
binnen en buiten, samen en alleen. In dit terugkerende ritme geeft de herhaling van het
vertrouwde de kinderen een gevoel van zekerheid. Het welzijn van de kinderen wordt erin
geborgd. We zijn ons ervan bewust dat alles indruk maakt op een kind. Het kind wordt gevoed en
opgevoed door onze eigen stemming en taalgebruik, de kwaliteit van aandacht en de manier
waarop we hen verzorgen. Zo ook door de omgeving waarin de kinderen bewegen en de manier
waarop voeding bereid en aangeboden wordt. Vanuit dit bewustzijn is op Panta Rhei alles zoveel
mogelijk biologisch geteeld en van natuurlijke materialen gemaakt. De pedagogisch medewerkers
werken vanuit een ‘nabootsingswaardige’ houding, waarover later meer, en geven bewust vorm
aan de dag waarin telkens weer de randvoorwaarden neergelegd worden. De pedagogisch
medewerkers werken kindvolgend en sluiten aan bij het tempo van het kind, d.w.z. zonder aan te
dringen en vertrouwend op de eigen natuurlijke ontwikkeling van een kind, maar wel binnen de
grenzen van een ‘gezonde’ ontwikkeling.
1.2 De groepen van Panta Rhei
Panta Rhei biedt opvang aan kinderen van nul tot einde basisschoolleeftijd, op een tweetal
locaties in Amersfoort. Eén locatie is kindercentrum Panta Rhei BV, gevestigd in het klooster
‘Lieve Vrouwe ter Eem’ aan de Daam Fockemalaan. Op de andere locatie, Panta Paideia
(kinderopvang in alle opzichten), wordt samengewerkt met de Vrije School Amersfoort, in het
schoolgebouw van de VSA aan de Romeostraat. Alle kinderen worden in een eigen groep
geplaatst. Dit kan per locatie een horizontale of een verticale groep zijn. Horizontaal wil zeggen
per leeftijdscategorie (bijv. 2 – 4 jaar) samengevoegd, terwijl bij verticale groepen de leeftijd min
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
6/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
of meer losgelaten wordt en kinderen van bijv. 0 tot 4 jaar bij elkaar in een groep zitten. Twee
groepen vormen samen een zogeheten “eenheid’’. Het kan incidenteel voorkomen dat een kind,
als ouders dit wensen, tijdelijk in twee groepen van een eenheid wordt geplaatst tot er op alle
gewenste opvangdagen plek is op de eigen groep. De groepen van elke eenheid werken sterk
samen. Het aantal aanwezige kinderen en hun leeftijden bepaalt het aantal pedagogisch werkers
per eenheid. Afhankelijk van het aantal kinderen bestaat het team van de eenheid uit een
wisselend aantal vaste pedagogisch medewerkers. Elk kind heeft met niet meer dan drie vaste
pedagogisch medewerkers voor zijn/haar groep te maken. Door de samenwerking zijn ook de
andere pedagogisch werkers van de eenheid bekende gezichten voor kinderen en ouders.
Ook voor de NSO van Panta Rhei geldt het uitgangspunt van de wet kinderopvang: kinderen
worden op een vaste groep opgevangen: de basisgroep. De regelgeving biedt in bepaalde situaties
echter wel mogelijkheden om hier van af te wijken.
 Twee of meer basisgroepen kunnen incidenteel worden samengevoegd (bijvoorbeeld in
vakantieperiodes).
 Twee of meer basisgroepen kunnen structureel samengevoegd worden (bijvoorbeeld
het gehele jaar elke woensdag en/of vrijdag). Omdat groepen dan langdurig worden
samengevoegd, zit het kind in feite op één dag in een andere basisgroep dan de
oorspronkelijke basisgroep. Het kind zit in dat geval dus in twee basisgroepen.
 Individuele kinderen kunnen incidenteel of structureel in één andere basisgroep
geplaatst worden dan de oorspronkelijke basisgroep. In dit geval worden groepen niet
samengevoegd, maar opgedeeld of gesplitst.
1.2.1 Het Peuterdomein
Sommige peuters hebben behoefte aan spel dat voor de andere kinderen op de eigen groepen
niet passend is, en waarvoor ook de groepsruimtes zich niet voldoende lenen. Op een aantal
momenten in de week bestaat er dan de mogelijkheid om met deze kinderen naar het
Peuterdomein te gaan, waarin een groepje peuters een deel van de dag een eigen plan volgt.
Hierdoor kunnen we deze peuters een uitdagend programma bieden waarin er meer tijd is voor
buiten zijn, kringspelen e.d. Het Peuterdomein wordt altijd geleid door een van de pedagogisch
medewerkers van de peutergroepen. Het Peuterdomein is zoveel mogelijk buiten of in de ruimte
die gedeeld wordt met de NSO, waarin ander speelgoed aanwezig is en waarbij andere zintuigen
aangesproken worden. De peuters die (vanuit het kinderdagverblijf) naar het Peuterdomein gaan,
worden door hun ouders naar de eigen groep gebracht. Samen met een pedagogisch werker van
het kinderdagverblijf gaan zij rond 8.30 uur naar het Peuterdomein. Om 13.00 uur gaan zij weer
naar hun eigen groep of worden opgehaald door hun vader of moeder.
1.2.2 Ruilen of extra opvang
Indien ouders incidenteel een extra dagdeel voor hun kinderen wensen, vragen zij dit schriftelijk,
bij voorkeur per mail, aan bij de afdeling planning. De afdeling planning kijkt wat mogelijk is
binnen de eigen groep, rekening houdend met de zogeheten ‘Beroepskracht/Kind-Ratio’ (afgekort
BKR) voor die groep. Deze BKR heeft te maken met de wettelijke bepaalde verhouding van het
aantal kinderen per pedagogisch medewerker, waaraan Panta Rhei gebonden is. In Bijlage 1 kunt
u lezen wat de BKR inhoudt en hoe deze wordt toegepast. De afdeling planning stemt met de
ouder de mogelijkheden af en bevestigt dit schriftelijk (per mail). Met vooraf gegeven schriftelijke
toestemming van de ouder kan een kind gedurende een tussen de afdeling planning en ouder
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
7/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
overeengekomen periode worden opgevangen in een andere groep dan de eigen groep, rekening
houdend met de BKR van de andere groep.
1.3
‘Vierogenprincipe’
Om de veiligheid van de kinderen te waarborgen zijn er wettelijke afspraken gemaakt over het
toezicht op de kinderen, de inzet van de medewerkers (de eerder genoemde BKR) en de inrichting
van het gebouw. Dit wordt het ‘vierogenprincipe’ genoemd: ‘de opvang wordt op zodanige wijze
georganiseerd, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden
uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene’.
Het vierogenprincipe beschermt kinderen tegen ontoelaatbaar gedrag van medewerkers, en het
maakt tegelijkertijd het handelen van medewerkers transparanter en, maakt medewerkers
weerbaarder bij vragen omtrent eventueel ontoelaatbaar gedrag. Een pedagogisch medewerker
mag wel gedurende een bepaalde periode per dag alleen op de groep staan, zolang er maar een
andere volwassene in het gebouw aanwezig is die elk moment de mogelijkheid heeft om mee te
kijken of te luisteren. Binnen Panta Rhei hebben we dit mogelijk gemaakt door een aantal
aanpassingen in werkwijze en inrichting van de ruimtes.
1.3.1 Inzet medewerkers
Als er in verband met het aantal kinderen slechts één pedagogisch werker wordt ingezet (aan het
begin of einde van de dag, of op de NSO bijv. in de vakanties), is er altijd een tweede volwassene
in het gebouw aanwezig, die de mogelijkheid heeft de kinderen te zien of te horen. Soms
(bijvoorbeeld tijdens pauzes) worden groepen van een eenheid samengevoegd zodat
medewerkers niet alleen op de groep staan. Wij zijn allemaal in het bezit van een geldige VOG
(Verklaring Omtrent Gedrag). Deze worden continu gescreend door Dienst Justis, hetgeen wil
zeggen dat het bestand van medewerkers met een VOG gekoppeld is aan bestanden waarin
contacten met justitie verzameld worden.
1.3.2 Uitstapjes en vervoer
We gaan altijd met twee medewerkers op stap of een medewerker en een andere volwassene
(bv. een stagiair). Als kinderen over een kort, vast traject vervoerd worden naar een locatie waar
andere volwassenen aanwezig zijn (bv. naar een andere locatie van Panta Rhei, een activiteit in de
buurt of van school naar Panta Rhei) mag een medewerker alleen met kinderen op pad.
1.3.3 De vormgeving van locaties
De locaties hebben een open en transparant karakter door het gebruik van glas in wanden en
deuren. Twee groepen vormen samen een eenheid waardoor wij en de kinderen makkelijk bij
elkaar naar binnen kunnen lopen. De slaapkamers grenzen aan de groepsruimte of er kan vanuit
de groepsruimte meegeluisterd worden via babyfoons.
1.4
De 4 competenties uit de wet kinderopvang
Panta Rhei draagt zorg voor: 1) het waarborgen van emotionele en sociale veiligheid; 2) de
mogelijkheden voor kinderen om zowel tot ontwikkeling van persoonlijke als; 3) sociale
competenties te komen, en; 4) de overdracht van normen en waarden. Deze 4 competenties zult
u in dit beleidsplan terugvinden. In de dagelijkse werkwijze van de groepen staat beschreven hoe
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
8/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
dit er in de praktijk uit ziet. Wij vinden dat de 4 competenties voortkomen uit een drietal
aandachtsgebieden waar we hier in het kort iets over zullen zeggen.
 welbevinden en veiligheid
Het welbevinden van kinderen staat bij ons centraal. Kinderen hebben een gevoel van veiligheid,
welkom-zijn en geborgenheid nodig om zich goed te kunnen ontwikkelen. Wij dragen zorg voor de
randvoorwaarden waarmee emotionele veiligheid gewaarborgd kan worden. We werken vanuit
de zogeheten ‘3 R-en’: rust, ritme en regelmaat. We zijn bovendien ‘nabootsingswaardig’. Dat wil
zeggen dat we oprecht zijn, met respect voor anderen en hun omgeving leven en werken,
duidelijk en consequent zijn. De dag heeft een vaste structuur en daarbinnen kunnen de kinderen
hun eigen plan volgen dat hun ontwikkeling ondersteunt.
 persoonlijke en sociale ontwikkeling
Wanneer aan de randvoorwaarden van veiligheid en vertrouwen voldaan wordt, kunnen kinderen
zich op een persoonlijk en sociaal gebied bewegen. Wij werken zoveel mogelijk ‘kindvolgend’. Dat
wil zeggen, we volgen de ontwikkeling van de kinderen en bespreken met elkaar wat de groep
nodig heeft en wat kinderen individueel nodig hebben. Er wordt door de eenheden overlegd en
samengewerkt om aan de individuele behoeftes van kinderen tegemoet te komen. De kinderen
krijgen op Panta Rhei de ruimte om hun eigen ontwikkeltijd te nemen. We scheppen alle
voorwaarden die het mogelijk maken voor kinderen om zich gezond te ontwikkelen en
vertrouwen erop dat kinderen op hun eigen moment hun volgende stap zetten. Tegelijkertijd
dagen we de kinderen ook uit om nieuwe dingen uit te proberen, hun grenzen te verleggen en
nieuwe gebieden te verwerven. We geven de kinderen ruimte om te verkennen en tot hun eigen
spel te komen.
Om kinderen in hun ontwikkeling te volgen wordt op het KDV gebruik gemaakt van het
‘Kindbeeldformulier’. Dit is een waarnemingsformulier dat 1 keer per jaar door de mentor van het
kind wordt ingevuld en besproken binnen het team. Het kindbeeld wordt, op aanvraag, ook in een
individueel gesprek met de ouder(s) besproken. Indien nodig wordt het kindbeeld ingezet om als
team tot handelingssuggesties te komen, bijv. wanneer een kind ontwikkelingsvragen heeft.
 participatie in de eigen sociale omgeving
Participatie binnen Panta Rhei gaat over leren samenleven, rekening houden met anderen en hun
meningen, en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen gedrag, de sfeer in de groep, maar ook
letterlijk voor je fysieke omgeving. De kinderen krijgen hierin hun eigen verantwoordelijkheid,
passend bij hun leeftijd.
1.5 Groepssamenstelling
Op Panta Rhei gaan de kinderen deel uitmaken van een eigen groep, waarin de kinderen
aansluiting en houvast vinden. De grootte van de groepen is erop afgestemd dat kinderen
individuele aandacht krijgen en persoonlijk begeleid kunnen worden. Ze krijgen de ruimte binnen
hun groep om met zichzelf en elkaar bezig te zijn.
1.6 Open-deuren beleid
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
9/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Initiatieven waarin kinderen op een andere dan hun eigen groep spelen en werken, geven een
toegevoegde waarde aan de dag van de betrokken kinderen. Het geeft hun ontwikkeling een
impuls. Om dit mogelijk te maken is op Panta Rhei een open-deuren beleid ontwikkeld. Deuren
gaan alleen open in overleg, dat wil zeggen wanneer het ondersteunend is voor de betrokken
kinderen. Ook hier werken we dus kindvolgend en kijken naar de ontwikkelvragen van kinderen.
Het ene kind is sneller in zijn ontwikkeling dan het andere kind en heeft al eerder behoefte om
zijn horizon te verbreden. Het open- deuren beleid binnen Panta Rhei biedt deze kinderen op een
georganiseerde manier de gelegenheid om buiten de eigen groep spelenderwijs te exploreren. De
centrale vraag die wij ons bij ieder kind stellen is: “wat sluit aan bij dit specifieke kind?”. Het
antwoord op deze vraag in de context van de groep waar het deel van uitmaakt, vormt het
uitgangspunt in het begeleiden van de kinderen die ons kindercentrum bezoeken. De pedagogisch
medewerkers van Panta Rhei werken met het competente kind vanuit een open houding en
brengen vakmanschap en creativiteit zodanig samen dat zowel het individuele kind als de groep
gedijen. Hiervoor is samenwerking van collega’s vanuit verschillende groepen cruciaal. Binnen
Panta Rhei kunnen de deuren van de groepen met beleid opengezet worden vanuit een
pedagogische invalshoek om kinderen de ruimte te geven de eigen ontwikkeling vorm te geven.
Er zijn verschillende vormen mogelijk:
 het Peuterdomein
Omdat de peutergroepen een eenheid vormen, zijn de kinderen vertrouwd met de pedagogisch
medewerkers van beide peutergroepen. Hierdoor wordt de emotionele veiligheid voor de
kinderen gewaarborgd, ook wanneer ze met de pedagogisch medewerker van de andere groep op
pad gaan.
 NSO - groepen
Op de NSO is het verlaten van de groep op andere manieren vorm gegeven. Enerzijds is er voor de
oudste groepen (6 en 7 jarigen en 8+) een wisselend activiteitenprogramma, waarvoor kinderen
zich kunnen opgeven. Een aantal activiteiten is voor kinderen van beide groepen toegankelijk,
waardoor een aantal kinderen van ruimte wisselen. We kijken altijd of dit voor het individuele
kind meerwaarde heeft, en zorgen dat er, indien nodig, een pedagogisch medewerker van de
groep mee gaat naar de activiteit.
Anderzijds kunnen kinderen met een vriendje of vriendinnetje (of broertje of zusje) op de andere
groep spelen als de pedagogisch medewerkers denken dat het kind dit aan kan. Hierbij wordt
gelet op leeftijd, vooral als het gaat om jongste kinderen van een groep, maar met name op het
samenspel, of dit voor beide kinderen fijn is. Ook de grootte van de groep wordt in de beslissing
meegenomen. Afgesproken kan worden dat het spelen voor bijv. een uur zal zijn, of dat juist het
oudere kind op een jongere groep gaat spelen. Een andere mogelijkheid is om buiten op het plein
of veld elkaar te ontmoeten en daar te spelen.
1.7 BHV, GGD, RI&E en KHB
Op Panta Rhei zijn dagelijks bedrijfshulpverleners aanwezig. Zij gaan jaarlijks op een erkende
herhalingscursus voor zowel EHBO als brandbestrijding en ontruimingsoefening. Ook is er een
ontruimingsplan dat per groep minimaal 1 maal per jaar wordt geoefend. Panta Rhei wordt
daarnaast jaarlijks door de GGD bezocht voor een inspectie t.a.v. wettelijke voorschriften voor
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
10/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
onder meer hygiëne, de al eerder genoemde kindratio, en kennis van personeel m.b.t. bijv.
protocollen. In de inspectie van de GGD wordt ook de zogeheten RI&E (risico inventarisatie en
evaluatie) Veiligheid en Gezondheid meegenomen. Deze wordt jaarlijks door een medewerker van
Panta Rhei up to date gehouden. Hierin staan onder meer de risico’s op ongevallen beschreven,
die specifiek zijn voor het gebouw waarin Panta Rhei gevestigd is. In dit stuk wordt beschreven
hoe we met deze risico’s omgaan en welke aanpassingen we evt. doen om risico’s uit te sluiten of
te minimaliseren. Panta Rhei werkt daarnaast met een kwaliteitshandboek (KHB), waarin alle
procedures, documenten en formulieren staan die binnen de bedrijfsvoering een rol spelen.
Vernieuwingen in de werkwijze worden door de kwaliteitscoördinator aangepast in het
kwaliteitshandboek. Anderzijds wordt in de praktijk getoetst of de werkwijze zoals beschreven
overeenkomt met de dagelijkse praktijk.
Hoofdstuk 2 Pedagogische visie en uitgangspunten
2.1
Achtergrond van de antroposofie
De grondlegger van de antroposofie is Rudolf Steiner (1861-1925): filosoof, socioloog,
onderwijskundige en ‘geesteswetenschapper’. Hij omschreef de antroposofie als ‘een weg tot
inzicht, die het geestelijke in de mens met het geestelijke in de kosmos wil verbinden’. ‘Antropos’:
mens, en ‘sophia’: wijsheid. Toch wordt over het algemeen antroposofie niet met zoiets als
wijsheid van de mensheid vertaald, maar als ‘bewustzijn van het menszijn’. Wat zijn nu de
denkbeelden van de antroposofie over de komst en de ontwikkeling van een kind op aarde?
2.1.1 De komst van een kind op aarde
Komende vanuit de hogere, geestelijke wereld, komt een kind op aarde. Het kind komt naar de
aarde om er te leren én om te geven, om zelf te groeien en om de wereld te helpen groeien. Hij
kiest daarbij een omgeving uit, die hem het beste kan helpen zijn eigen specifieke pad te gaan.
Dat wil niet zeggen dat het altijd het meest comfortabele lichaam of omgeving uitkiest. Het gaat
om de ontwikkelingsmogelijkheden die dat lichaam of die omgeving hem kunnen bieden. Het kind
komt bij ouders in het vertrouwen dat ze het goed zullen doen. Voor ons, opvoeders, geen
geringe verantwoordelijkheid, maar wel een grote eer. Als je je dit realiseert terwijl je een kindje
verwacht, komen er waarschijnlijk heel wat–vaak wisselende–gevoelens omhoog. Vreugde en
warmte, omdat er een kind komt, maar ook twijfel, of het wel goed zal gaan met het kind. Wat
voor gevoelens het ook zijn, je komt er innerlijk van in beweging. En vanuit deze sfeer bereid je
jezelf voor op de komende mens.
2.1.2 De eigenheid van het kind
In de antroposofie gaat men ervan uit dat het kind een op zichzelf staand en vrij individu is, dat
vanuit het geestelijk leven vóór de geboorte impulsen en voornemens heeft voor het leven op
aarde. De houding van de opvoeder is dan niet: “ik kan en weet meer dan jij, dus ik zal het je
vertellen”, maar eerder: “wie ben jij en wat wil jij en wat kan ik voor je doen om je daarbij te
helpen?”. Met deze open houding kan het wezen, de individualiteit, van het kind zich tonen en is
het vrij om zichzelf en zijn talenten te ontplooien. De taak van de opvoeder is om de voorwaarden
te scheppen en stimulansen te bieden voor een goede lichamelijke en emotionele ontwikkeling.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
11/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Het vertrouwen waarmee kinderen bij ons gebracht worden is een groot goed en daar gaan we op
Panta Rhei zorgvuldig mee om.
2.2
Waarneming en nabootsing bij het jonge kind2
In de baarmoeder is het ongeboren kind nog volledig verbonden met zijn moeder; zowel fysiek
(via de navelstreng) als emotioneel - het leeft en voelt als het ware mee met haar stemmingen. Na
de geboorte is een baby nog heel open naar zijn omgeving. Hij heeft zijn fysieke en
emotionele/geestelijke grenzen nog niet ontwikkeld. Dat betekent dat zintuigindrukken zoals
licht, geluid, maar ook de gevoelsstemmingen van de mensen in hun buurt, heel direct
binnenkomen bij kleine kinderen.
2.2.1 De invloed van de zintuiglijke waarneming op het lichaam van het jonge kind.
Rudolf Steiner heeft beschreven hoe zintuigindrukken de fysiologische processen in het lichaam
beïnvloeden.3 Bijvoorbeeld: een schrikreactie werkt totaal anders door op de ademhaling, de
bloedcirculatie en de spieren, dan een liefdevolle aanraking. Het fysieke lichaam van een kind is
zich nog aan het vormen. Daarbij werken, met name tijdens de eerste zeven jaren, veel
voorkomende zintuigindrukken door tot in de fijnere structuren van de organen, de spieren, de
stofwisseling, de ademhaling en de bloedcirculatie.
Zo kan een rustige, respectvolle aanraking van de volwassenen rondom het kind de geestelijke en
lichamelijke ontspanning en daarmee een gezonde groei bevorderen. Als een kind daarentegen
opgroeit met herhaaldelijke schrik of angst kan dit een bepaalde spanning in het lichaam van het
kind veroorzaken.4 Hierdoor is het mogelijk dat het kind later als volwassene aanleg krijgt voor
specifieke gezondheidsproblemen.
Ook voor de geestelijke gezondheid leggen de zintuigindrukken in de eerste levensjaren de basis.
Wanneer lichaam en geest zijn uitgevormd onder invloed van bepaalde indrukken, heeft dit tot
gevolg dat iemand zijn hele verdere leven sterker georiënteerd zal zijn op dergelijke indrukken.
Een simpel voorbeeld: een kind groeit op bij rustige volwassenen die vertrouwen uitstralen. Dit zal
een gevoel van rust en veiligheid in het kind bevorderen. Een veilig gevoel bevordert het
vermogen zich lichamelijk te kunnen ontspannen en dus de gezondheid, enzovoort. Evenzo zal
een natuurlijke omgeving die veel fysieke uitdaging biedt, bijvoorbeeld rennen, (boompje)
klimmen, slootje springen, een sterk en behendig lichaam bevorderen, en daarmee het
zelfvertrouwen van het kind bevorderen.
2.2.2 Nabootsing bij jonge kinderen
Hoe jonger een kind is, des te meer is het nog één met zijn omgeving. De waarneming van het
kind is daardoor omvattender dan die van de volwassene. Niet zozeer de buitenkant van
voorwerpen, mensen, dieren, planten e.d. wordt waargenomen, maar veeleer hun innerlijke
kwaliteit, zoals hun stemmingen, gevoelens en gedachten.
2
Tekst gebaseerd op hoofdstuk 1 Waarneming en nabootsing, geschreven door Hanne Looij namens de Bond van Vrije Scholen, voor
het project Landelijk Pedagogisch Beleid Kinderopvang en Peutergroepen.
3
Hoe zintuigindrukken in de eerste zeven levensjaren hun invloed hebben tot in de fysiologische processen en de opbouw van het
fysieke lichaam, wordt o.a. in de volgende voordrachten beschreven: R. Steiner, 22-4-1920: GA 30;, 13-8-1924: GA 311; 20-11-1922:
GA 218.
4
R. Steiner, 13-4-1924 : GA 309
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
12/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Vanuit de inleving in een ander mens beweegt het kind mee met de impulsen die van een ander
mens uitgaan. De beweging wordt innerlijk overgenomen en van binnenuit ontstaat dan het
uiterlijke gebaar van het kind, voor zover de beheersing over zijn bewegingsinstrument dit
toelaat. Zo ontstaat de ‘nabootsing’ bij het jonge kind. Dit nabootsen is dus niet een passief
kopiëren! Vol overgave wil het kind leren wat volwassenen ook kunnen.
De wil van het kind wordt daardoor gevormd en het kind zal later als volwassene in staat zijn van
binnenuit in beweging te komen, en daarmee tot vrije handelingen komen.5 Kinderen maken zich
vaardigheden, taal, liedjes, bewegingen, enzovoort eigen door nabootsing. Hierbij is het van
belang dat het kind de kans krijgt om veel te herhalen. Kinderen vragen zelf ook vaak om “nog een
keer” een liedje te zingen, een verhaaltje te vertellen, of een spelletje te doen. Wij zijn ons
bewust van het belang van herhaling voor de kinderen, en dit komt dan ook terug in het
programma van de dag.
2.2.3 Een nabootsingswaardige houding
Wij zijn ons ervan bewust dat de kinderen innerlijk met ons ‘meebewegen’, ons dus nabootsen.
Nabootsen is bewogen worden. Een kind beweegt mee met wat het ziet en hoort, voelt en proeft.
Het kind resoneert met dat waartoe zijn instrument gestemd is. Nabootsen is met andere
woorden de leerweg van het kind. We helpen het om de wereld en zichzelf te leren kennen, we
leven hem als het ware vóór. In ons gedrag en houding zijn we een voorbeeld voor het kind. Een
kind zal veel aanvoelen waarvan wij ons niet (of maar gedeeltelijk) bewust zijn. Voor ons is het
daarom een uitdaging om ons bewust te worden van ons héle gedrag; niet alleen de doelbewuste
handelingen, maar ook wat daarachter en ‘omheen’ is. Denk aan hoe we bewegen, onze gebaren,
intenties, gedachten en gevoelens, en ons taal-en stemgebruik. Alles wordt immers innerlijk
meebeleefd en nagebootst door het jonge kind.
We beseffen dat het belangrijk is om in het werken met (kleine) kinderen handelingen met rust en
volle aandacht te doen. Al is de tijd die aan het kind besteed wordt nog zo kort, we doen dit in
volledige aanwezigheid. Het kind zal zo het gevoel krijgen op dat moment helemaal gezien te zijn.
Daarnaast brengt ook het vermijden van onverwachte bewegingen of hard stemgebruik rust en
veiligheid.
We leven ons in de kinderen in, zien wat er nodig is en kunnen dat geven. We werken met
oprecht respect voor anderen en hun omgeving. Door onze welkome houding en stemgebruik
vormen we de bedding waar de kinderen invallen en zijn we een levend voorbeeld voor de
kinderen, waarin waarden en normen kunnen worden overgebracht. Rust en duidelijkheid
worden gecreëerd doordat we duidelijk en consequent in de omgang zijn.
In ieder kind is dankbaarheid en eerbied als kiemvorm aanwezig. We kunnen helpen deze kiem te
laten groeien. Door zelf dankbaarheid en eerbied te voelen bij het beleven van de natuur, bij het
zingen van liedjes, het doen van spelletjes enzovoort, zijn we als opvoeders een voorbeeld.
Dankbaarheid is een belangrijke kracht in het leven. Het helpt ons om verbonden te blijven voelen
met de wereld waar we vandaan komen, en onze taak in de wereld.
2.3
5
Emotionele veiligheid, aandachtspunten voor het creëren van een gunstige
omgeving voor het jonge kind
R. Steiner, 9-8-1919: GA 296
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
13/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Een jong kind kan nog geen afstand nemen en keuzes maken welke indrukken het al dan niet
ontvangen wil, of heeft daar fysiek de mogelijkheid nog niet toe. Wij moeten dus, voor zover
mogelijk, die keuze maken voor het kind.
2.3.1 De ontwikkeling van de zintuigen
Het is gangbaar om te spreken van de vijf zintuigen zoals die in de medische wetenschap worden
gehanteerd (horen, zien, spreken, voelen, ruiken). Naast de vijf bovenstaande, onderscheidde
Rudolf Steiner echter nog zeven andere zintuigen, en in het antroposofische gedachtegoed wordt
dan ook uitgegaan van 12 zintuigen waarmee de mens de wereld waarneemt. We kennen wel het
gezegde dat iemand ‘een zesde zintuig lijkt te hebben’. Daarmee wordt niet zozeer een fysiek
orgaan bedoelt maar wel een gave. De twaalf zintuigen waar Steiner het over heeft zijn ook niet
allen fysieke zintuigen. Het betekent niet dat de mens er opeens zeven fysieke zintuigen bij heeft
gekregen. Hij geeft aan de bestaande vijf een bredere betekenis en komt tot een twaalftal, in drie
groepen van vier te onderscheiden zintuigen. Deze ontwikkelen zich achtereenvolgens in drie
perioden van zeven jaar (0-7 jaar, 7-14 jaar en 14-21 jaar). Elke periode staat de mens voor
nieuwe ontwikkelingstaken en de zintuigen spelen hierin een belangrijke rol. Hij noemt het de
twaalf poorten van de ziel, helpers om de wereld te ontmoeten en om met de buitenwereld een
relatie te krijgen.
Tastzin
Levenszin
Bewegingszin
Evenwichtszin
Geur
Smaak
Gezicht
Warmtezin
“Lichaamsgerichte zintuigen”
“Omgevingsgerichte zintuigen”
Gehoor
Taal-, spraak - of gestaltezin
Gedachten - of betekeniszin
Ik – zin
“Geestgerichte zintuigen”
De eerste vier worden de ‘onderste’ vier zintuigen genoemd, de fysieke zintuigen. Ze zijn gericht
op de eigen lichamelijkheid. Het zijn de helpers om op aarde te komen en bezit te nemen van het
lichaam (‘incarneren’). De tweede reeks worden ook wel de ‘zielezintuigen’ genoemd. Deze zijn
bedoeld om een verhouding als mens met de wereld te krijgen. Ze zijn dus meer
omgevingsgericht. Het derde kwartet worden de ‘geestelijke’ of ‘sociale’ zintuigen genoemd. Deze
zijn bedoeld om dat wat innerlijk verborgen is te kunnen openbaren. Er is een groot verband
tussen de drie kwartetten. Men kan ze daarom niet los van elkaar zien. Een beschrijving van de
functies van de twaalf zintuigen is te vinden in Bijlage 3: De zintuigen.
2.3.2 Houding opvoeders
Wat betreft de zintuiglijke ontwikkeling is het van groot belang dat wij respect hebben voor het
tempo waarin het kind zich de diverse lichaamsfuncties eigen maakt en de manier waarop het dit
doet. We kunnen uitnodigen en voorwaarden scheppen, maar het is belangrijk dat het kind zelf
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
14/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
initiatief neemt, bijvoorbeeld om tot een bepaalde beweging te komen. Als wij het kind dingen
willen aanleren waar het nog niet aan toe is ontwikkelt het kind niet zijn eigen wil, innerlijke
kracht en zelfvertrouwen. We kunnen het kind zelfs fysiek schaden wanneer het lichaam nog niet
aan een bepaalde beweging toe is. Het gaat er vooral om dat we ons ervan bewust zijn hoe
belangrijk het is dat we met plezier lichamelijke en zintuiglijke functies gebruiken, en daarbij
innerlijk in evenwicht zijn, zodat we het plezier bij het nabootsende kind overbrengen.
2.3.3 Teveel of te weinig zintuigindrukken
Een tekort aan zintuigindrukken kan een belemmering vormen voor een volledige ontwikkeling
van de zintuigen. Oppervlakkigheid, gebrek aan sociaal gevoel en gebrek aan zelfvertrouwen zijn
mogelijke gevolgen. Een overvloed aan zintuigindrukken is net zo goed schadelijk. Door onrust en
gejaagdheid kan een kind zich innerlijk namelijk niet goed verbinden met de verschillende
indrukken. Dit heeft concentratiestoornissen en een vluchtige, oppervlakkige waarneming tot
gevolg.
Het zal duidelijk zijn dat in onze maatschappij zowel een ‘te weinig’ als een ‘te veel’ aanwezig is.
Enerzijds zijn er teveel indrukken om te verwerken, waardoor de ziel zich uit zelfbescherming
terugtrekt (apathie) of geen grenzen kent (‘over-activiteit’). Anderzijds is er te weinig mogelijkheid
tot beweging, intensief beleven van de natuur, en een gebrek aan ‘echte’ zintuigindrukken omdat
veel namaak is. Het lijkt bijv. bij het horen van een menselijke stem over de radio of op TV of er
een echt mens aanwezig is. Er kan echter geen werkelijke ontmoeting plaatsvinden. Bovendien
wordt de natuurlijke drang tot nabootsen tijdens het kijken en luisteren onderdrukt. Dit moet
daarna, dikwijls met grote onrust, bij het spelen gecompenseerd worden. Een ander voorbeeld is
de rol die natuurlijke materialen en biologische voeding spelen bij de ontwikkeling van de
zintuigen. Kunststof en plastic materialen evenals voedsel met synthetische toevoegingen,
‘bedriegen’ de tastzin, de reuk, de smaak, enz. Het kind wil de echte wereld leren kennen; aan ons
de taak om te zorgen dat de dingen om kinderen heen echt zijn.
Wij streven er naar om de kinderen geen overmaat aan zintuigindrukken te bieden. Dit geldt voor
de kinderen van de naschoolse opvang na een dag op school, maar ook voor de kleintjes is het
spelen met zoveel andere kinderen al leuk en inspannend genoeg. De zintuigindrukken die we wel
aanbieden zijn zoveel mogelijk ‘echt’: we hebben bijv. geen radio en TV maar maken zelf muziek,
zingen of vertellen verhaaltjes.
2.4
Randvoorwaarden voor een gezonde ontwikkeling
Wij verzorgen ieder kind vanuit rust en met persoonlijke aandacht. Hierdoor zal het kind zich
veilig en geborgen voelen. Hieronder beschrijven we het belang van rust, ritme en regelmaat, de
eerder genoemde ‘3 R-en’. We voeden en verzorgen de kinderen zoveel mogelijk met producten
die gemaakt zijn van natuurlijke grondstoffen. Biologische voeding en natuurlijke
verzorgingsproducten zijn gezond voor het kind op vele niveaus.
2.4.1 Verzorging en gezondheid van:
 Baby’s
Voor een goede gezondheid is een rustige, diepe slaap van essentieel belang. We gaan uit van de
individuele behoefte van iedere baby. We kijken hoe hij het beste kan inslapen en wanneer.
Kinderen die moeilijk inslapen of snel wakker worden kunnen geholpen worden door ze in te
bakeren. Dit is een methode waarbij het kind in doeken gewikkeld wordt. Het krijgt hierdoor
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
15/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
minder bewegingsruimte, ervaart duidelijk zijn grenzen en de rust om zich over te geven aan het
slapen. Bij het intakegesprek worden de ouders geïnformeerd over het inbakeren en wordt met
hen overlegd of zij van deze methode gebruik willen maken. Ouders geven d.m.v. een formulier al
dan niet toestemming om hier gebruik van te maken. Wij blijven altijd kritisch kijken of deze
methode nog steeds passend is.
De maaltijden vormen op de babygroepen momenten van rust en gezelligheid. Op vaste
tijdstippen gaan de kinderen die kunnen zitten aan tafel. Ritme geeft de kinderen herkenning en
daardoor een gevoel van veiligheid. Elke maaltijd wordt begonnen en beëindigd met een liedje en
de bijbehorende bewegingen, als dank voor het voedsel. De pedagogisch medewerkers zingen het
lied terwijl de kinderen kijken en luisteren. De kinderen worden spelenderwijs tijdens de
maaltijden gestimuleerd tot zelfredzaamheid: ze leren eten met een lepel, en drinken uit een
beker zonder tuit.
 Peuters
Het contact met de ouders is belangrijk in het zorgen voor en het verzorgen van de peuter.
Bijvoorbeeld over hoeveel slaap het kind nodig heeft om de dag op een goede manier door te
komen en ‘s avond thuis weer in slaap te komen. De pedagogisch medewerkers streven ernaar de
peuters op vaste tijdstippen rustig en ongestoord te laten slapen. Om de kinderen meer rust te
bieden zijn gordijntjes voor de bedjes gehangen. Om het half uur wordt gecheckt bij de slapende
kinderen. Soms, indien dat nodig is – bijvoorbeeld omdat kinderen op één kamer elkaar wakker
houden – gaat een pedagogisch medewerker even bij de kinderen op de kamer zitten tot ze in
slaap vallen.
In de verzorging van de peuter kijken we zowel naar het geheel van de groep als het individuele
kind. We delen de dag zo in dat er momenten zijn van inademing 'beweging en activiteit', en
uitademing, ‘rust en verwerking'. Sommige kinderen hebben iets meer van het een en andere iets
meer van het andere nodig. Het ene kind heeft aan één uur slaap tussen de middag voldoende, de
ander heeft wat meer nodig en weer een ander heeft voldoende aan even rustig een boekje lezen
tussen de middag.
Bij de lichaamsverzorging van de kinderen, zoals bijv. de luier verschonen of een zalfje smeren,
neemt de pedagogisch medewerker helemaal aandacht voor het kind. Daarnaast is vooral het
aan- en uitkleden bij de oudere kinderen ook een oefenmoment om de zelfstandigheid van het
kind te vergroten; de pedagogisch medewerker stimuleert, helpt en leert het kind om dit deels al
zelf te gaan doen.
De peuter begint zich steeds bewuster te worden van zijn eigen lijf en wil de dingen graag zelf
doen. In deze eerste stappen van zelfstandigheid begeleiden wij het kind door een vertrouwde en
veilig sfeer te scheppen waarin het deze stappen kan en wil nemen. Een belangrijke stap daarin is
de zindelijkheid. Zindelijkheidstraining is in de visie van Panta Rhei op de eerste plaats de taak van
de ouders. De ouders kunnen de pedagogisch medewerkers van de groep inlichten en om
ondersteuning vragen wanneer zij beginnen met de zindelijkheidstraining van hun kind. Het kind
mag dan met de anderen mee naar de wc, of het nu wel of niet al echt wat op het toilet doet. De
luier gaat uit en het kind wordt, als het de wc nog te eng vindt, eerst gestimuleerd om op het
potje te gaan, en daarna om op het toilet te gaan. Het kind krijgt op een gegeven moment vaak in
plaats van een luier met romper of onderbroek, vaak een luierbroekje aan. Dit lijkt al wat meer op
een onderbroek, het kan als een onderbroek omhoog en omlaag. Het kind kan op de
peutergroepen zonder luier wanneer het begint aan te geven wanneer het naar de wc moet. Wij
proberen een sfeer te scheppen van vertrouwen en rust zodat ieder kind hier op zijn eigen tijd de
stap naar zindelijkheid kan maken.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
16/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
 Kleuters
De meeste kinderen die op de NSO beginnen hebben al een aantal stappen naar zelfstandigheid
gemaakt. Ze gaan zelf naar het toilet, wassen zelf hun handen, hangen zelf hun jas op, smeren zelf
hun brood, doen zelf de schoenen uit en sloffen aan etc. In het begin hebben pedagogisch
medewerkers hier nog een zeer actieve rol in. Een gewoonte ontstaat niet zomaar, daarvoor moet
hard gewerkt worden. Zodra de gewoonte is opgepikt weten de kinderen waar ze aan toe zijn en
wat er van hun wordt verwacht. De pedagogisch medewerker vangt de kinderen bij aankomst op
en helpt ze om na een drukke, lange dag op school aan te komen, en hun weg te vinden op Panta
Rhei. De groep is opgesplitst in tafelgroepen tijdens de rustmomenten: lunch, yoghurt en appel
met sap. Er wordt gezamenlijk gedronken en gegeten onder leiding van de pedagogisch
medewerkers. Hierbij wordt een verhaal verteld, een lied gezongen, een klein spelletje gespeeld
of vertellen de kinderen elkaar bijv. wat ze meegemaakt hebben.
 Schoolkinderen
Deze leeftijdsfase begint ongeveer rond het 6e levensjaar, we spreken dan van het schoolrijpe
kind. De lichamelijke verzorging bestaat voor ons uit het voorbereiden van de gezamenlijke
eetmomenten aan een mooi gedekte tafel. Het tafelmoment is een moment van rust maar ook
van sociale interactie en ontmoeting. Het kind verbindt zich met de groep waardoor het zich
prettig kan gaan voelen. Op de groep van 6 tot en met 7 jarigen eten wij het eerste deel van de
maaltijd met elkaar in stilte, dit omdat we het belangrijk vinden om de kinderen een rustmoment
te geven. Als pedagogisch medewerker structureren we de dag door vaste speel- en
rustmomenten aan te geven. Tijdens het toiletteren van de kinderen, maar ook tijdens de eet- en
drinkmomenten zien we er op toe dat alles hygiënisch verloopt.
2.4.2 Rust, ritme en regelmaat
Elke dag kent hetzelfde ritme en er worden vaste regels gehanteerd, waardoor de kinderen
precies weten waar ze aan toe zijn. Dit is belangrijk aangezien kinderen een andere beleving van
tijd hebben dan volwassenen. Rust, ritme en regelmaat bieden overzicht waardoor kinderen zich
veilig kunnen voelen. Door onze houding, de vaste dagindeling, gewoontes en rituelen wordt de
bedding gevormd waarin voor kinderen de grenzen duidelijk zijn. Het is van groot belang dat een
kind de gelegenheid krijgt ongestoord in het tijdloze te zijn, zonder afgeleid of opgeschrikt te
worden, en zo volledig kan opgaan in het ontdekken en verkennen van de wereld om zich heen.
Zonder dat dit spelenderwijs leren gestuurd of beïnvloed wordt van buitenaf.
Hiervoor moeten er niet te veel indrukken zijn en is het goed de hoeveelheid speelgoed te
beperken. Zo kan een kind zich er werkelijk mee verbinden. Een rustige, overzichtelijke indeling
van de ruimte helpt daarbij, evenals zachte kleuren. Elektronische geluiden worden zoveel
mogelijk vermeden aangezien ze storend werken. Ze ‘vullen’ de wereld van het kind, d.w.z. ze
geven een kind geen ruimte om zijn eigen beelden te vormen. Zonder deze invloeden kan het kind
een eigen binnenwereld naar zijn eigen waarheid vormen.
Wat een kind wel ondersteunt bij het vormen van zijn eigen wereld, zijn het vertellen van
verhalen, liedjes, veel herhalingen daarbij, en het levende voorbeeld van ons. Het is daarbij van
belang dat wij zelf handelen vanuit een innerlijke rust, waarbij we met volle aandacht in de
handeling ‘aanwezig’ zijn. Het ongestoord spelen (‘niets – hoeven’), wordt op Panta Rhei
afgewisseld met momenten van ‘iets – mogen’. Het helpt het kind als de overgangen hier niet te
abrupt zijn maar geleidelijk. Een voorbeeld is het ritueel van de overgang van het vrije spelen naar
het fruit eten op de peutergroepen, dat ook op de jongste NSO-groep nog wordt gebruikt.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
17/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
 Ritme
Ritme geeft vorm en orde in het beweeglijke leven om het kind heen. De eerste vorm van ritme
begint bij de geboorte: de ademhaling. In een gezonde ritmische stroom kan het kind zichzelf
vinden en dit helpt hem eveneens om zich lichamelijk gezond te ontwikkelen. Bij een zuigeling
verlopen alle stofwisselingsprocessen zoals lichaamstemperatuur, bloedsuikerspiegel en
hormoonhuishouding nog niet zo ritmisch als bij een volwassene. Uiterlijk ritme is daarom voor
een klein kind een enorme steun om dit lichamelijk ritme te vinden en zo een evenwichtige
fysieke en psychische gezondheid op te bouwen.
 Het dagritme.
Het vinden van een evenwichtig slaap - en waakritme is één van de eerste dingen die een
pasgeboren baby moet leren. Het krijgen van voeding op vaste tijden ondersteunt daarnaast de
spijsverteringsorganen om hun eigen ritme te vinden. Ook in het spel wordt op Panta Rhei
regelmaat en afwisseling gebracht. Op vaste momenten wordt de geborgenheid van het
binnenspelen afgewisseld met het buitenspelen, het op zichzelf zijn met het spelen met andere
kinderen, inspanning met ontspanning. Omstreeks het derde jaar komt er bij het kind een besef
van een ‘niet – nu’. Dat kan hij aanvankelijk nog niet scheiden in verleden en toekomst: ‘morgen’
kan dan nog gisteren of over een uur betekenen. Door het werken vanuit de 3 R’en blijft de groep
een veilige haven waarin de kinderen kunnen zijn, op onderzoek uit kunnen gaan en op vaste
momenten kunnen rusten of slapen.
Het schoolkind begint zijn dag wanneer het ontwaakt uit zijn nachtrust. De schooldag is
gestructureerd door het ritme van de lesmomenten en activiteiten die zich in de dag voor doen.
Inspanning en ontspanning wisselen zich op een gezond makende manier af. Het schoolkind heeft
dan met veel afwisselende interactie te maken. Hans: De dagen die de kinderen doorbrengen op
Panta Rhei zijn ingedeeld middels ritmes, die aansluiten op de schooldag. Zoals bij de ademhaling
het in- en uitademen elkaar opvolgen, is bij de kleuters het ritme dat van rust en activiteit, van
tafelmomenten en vrij spel. Dit om het kind houvast (ritme) en veiligheid (regelmaat) te bieden.
Op deze wijze weet een kind wanneer wat gebeurt en van daaruit kunnen er gewoonten
ontstaan. Regelmaat geeft herkenning en veiligheid, door ritme ontstaat er rust en kan het kind
de overgang naar de avond als een dag afsluiting afronden.
De oudste kinderen ervaren hun tijd na school heel sterk als ‘vrije tijd’. Soms zijn kinderen echter
te moe of te energiek om gelijk uit school aan hun vrije tijd richting te geven. Dit veroorzaakt
zowel onrust voor het kind zelf als voor anderen, en kan leiden tot grensloos spelen. Als de
grenzen niet duidelijk zijn voor een kind kan het zichzelf in een spel verliezen, en daarom worden
door de pedagogisch medewerkers grenzen geboden. Enerzijds worden de tafelmomenten
gebruikt om ritme te scheppen in de dag, anderzijds wordt voor de kinderen meestal een activiteit
voorbereid. Verder wordt zoveel mogelijk geprobeerd een omgeving te creëren waarin kinderen
hun vrije tijd zo kunnen indelen zoals ze dat zelf het liefst doen.
 Het weekritme.
Voor kinderen die naar een kinderdagverblijf of naschoolse opvang gaan, is de week verdeeld in
dagen dat ze bij de opvang zijn en dagen dat ze thuis zijn. De dagen van de week hebben ieder
hun eigen “kleur” en dit kan ook zichtbaar worden in het dagritme en de activiteiten van die dag.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
18/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Voor de NSO-kinderen is er ook nog verschil in lange en korte middagen, waarin andere
activiteiten gedaan kunnen worden.
 Het maandritme.
Het maandritme staat in het teken van de seizoenen en de jaarfeesten. Om de sfeer van een
seizoen of jaarfeest te beleven is het zinvol een maandlang met voorbereidingen en activiteiten
rondom het thema van het jaarfeest bezig te zijn.
 Het jaarritme
Het jaarritme wordt beleefd aan de verschillende seizoenen. Op Panta Rhei zijn er spelletjes,
liedjes en activiteiten die hierdoor geïnspireerd zijn. Zoals het volgen van de groei van een bol tot
een tulp in het voorjaar, het maken van gras - en bloemenkransen in de zomer, en slingers van
herfstblaadjes en kastanjes in de herfst.
De beleving van de seizoenen wordt versterkt door het vieren van de jaarfeesten. Zoals het spelen
en dansen in de buitenlucht met St. Jan bij midzomer, of de meer naar binnen gekeerde beleving
bij het aansteken van kaarsen en daarbij zingen, in de kersttijd. Door het vieren van de jaarfeesten
ervaren de kinderen het leven op aarde, en leren ze het natuurlijke ritme kennen van onze
planeet. Het helpt de kiem van dankbaarheid en eerbied in de kinderen te laten groeien. De
jaarfeesten die op Panta Rhei worden gevierd kunt u vinden in Bijlage 2: De Jaarfeesten.
2.4.3 Regelmaat, herhaling en gewoontevorming
Het kind kan voor het derde jaar met een aanknopingspunt zoals een voorwerp, een plaats of een
ritme herinneren. Bijvoorbeeld als de pedagogisch medewerker naar de kast loopt om een slab te
pakken, ‘weet’ het kind dat de fruithap eraan komt. Daarom houden we zeker bij de jongste
kinderen, de omgeving van het kind en de handelingen rondom, continu, herkenbaar en
voorspelbaar. Door herhaling ontstaat herkenning bij het kind. Het geeft hem houvast, zekerheid,
vertrouwen en emotionele veiligheid. Het kind weet waar het aan toe is. Herhaling is ook nodig
om bepaalde vaardigheden te leren. Door herhaling van dagelijkse handelingen ontstaan
gewoontes. Dit is een hulpmiddel voor het kind, niet alleen bij het jongste kind maar ook bij de
oudere kinderen. Het is natuurlijk wel van belang ons steeds af te vragen of, en zo ja, welke
gewoontes nog passend en zinvol zijn. Met rituelen willen we een accent leggen en de aandacht
richten op iets wat boven het alledaagse uitstijgt. Hierbij hoort o.a. het vieren van de verjaardag
van het kind, en het afscheid bij de overgang naar de volgende groep.
2.5
De natuurlijke omgeving: de vier elementen
Het is van groot belang in welke natuurlijke omgeving een kind opgroeit, en welke elementen—
aarde, water, vuur, lucht en ether (en de bijbehorende elementenwezens6)―daar werkzaam zijn.
De processen die zich buiten het kind afspelen hebben invloed op de corresponderende
processen in het eigen lichaam.7 Het is daarom belangrijk om de omgeving zo schoon, natuurlijk
en gezellig mogelijk te houden.
6
7
Literatuur hierover: Natuurwezens - Rudof Steiner
Een beknopte, maar zeer heldere beschrijving van de vier elementen, de vier ethersoorten en hun werking in de menselijke fysiologie is
te vinden in: E. Schoorel, De eerste zeven jaar, kinderfysiologie. Zeist, 1998, p. 46-50 en p. 81-83.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
19/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Wij kiezen dan ook zoveel mogelijk voor het gebruik van natuurlijke materialen, biologische
voedingsmiddelen en schoonmaakproducten waarvan de grondstoffen hun levenskwaliteit
behouden hebben doordat ze op natuurlijke wijze bewerkt zijn. Daarnaast krijgen de gelegenheid
contact te maken met de natuur en de elementen door veel buiten te spelen.
2.5.1 De fysieke omgeving zoals die is vormgegeven door de mens
Ook de vormgeving van gebruiksvoorwerpen, speelgoed en interieur werkt door op de vorming
van het lichaam en daarmee het welzijn van het kind. Kleuren, vormen en verhoudingen spelen
een belangrijke rol. Bij het zien van hoekige vormen moeten we innerlijk abrupt van richting
veranderen als we de hoek waarnemen. Het werkt met andere woorden wekkend. Voor jonge
kinderen die nog in een dromerige sfeer vertoeven, zijn vloeiende, ronde vormen daardoor
geschikter. De kleuren zijn bij voorkeur zacht, hetgeen goed terug te vinden is in de ruimtes.
2.5.2 Kleurgebruik
Op het kinderdagverblijf wordt het geheel van de groep rustig gehouden door kalme kleuren en
afbeeldingen e.d. te gebruiken. De popjes en materialen die als versiering worden gebruikt,
komen vooral uit de wereld van natuur- en elementwezens zoals elven en kabouters, de natuur
(seizoensgebonden) of de dierenwereld. De afbeeldingen zijn herkenbaar: een poes, beer, kindje
o.i.d., en er is ook altijd een kleine seizoenstafel. De ruimte wordt verlicht met gedempt licht
zodat de sfeer warm, veilig en zacht is.
Op de naschoolse opvang worden zachte kleuren afgewisseld met meer sprekende kleuren, met
name het warme, levendige donkerrood. Vooral deze rode kleur stimuleert de creativiteit van een
kind.
In de groepsruimte voor de schoolkinderen zoeken we naar afbeeldingen die de kinderen
nieuwsgierig maken of die iets vertellen over het seizoen. We streven naar afbeeldingen die over
het algemeen een rustige uitstraling hebben. Geen harde of knallende kleuren of zwart omlijnde
graffiti maar een ‘echte’ tekening. De stemming van de afbeelding mag de beleving van binnen
prikkelen, een afbeelding die levendigheid en echtheid uitstraalt is rijker dan een afbeelding die
dichtheid en onechtheid uitstraalt. De jaartafel of seizoenstafel is bij de groepen voor
schoolkinderen wat meer op de achtergrond in de groepsruimte. De afbeelding of de oogst uit de
natuur wordt vaak zelf aangevuld door de kinderen.
2.5.3 Inrichting van de ruimte
Bij de inrichting van de groepsruimtes, slaapkamers en buitenspeelruimtes is zoveel mogelijk
gebruik gemaakt van meubilair van natuurlijk materiaal zoals hout, wol en katoen. De
groepsruimtes zijn zo huiselijk mogelijk ingericht, naar het idee van een woonkamer. Zo zijn er
gezellige zit-en voorleesbanken, en tafels op volwassen hoogte. Er zijn verschillende hoeken
ingericht voor verschillende doeleinden: spelen, eten, verschonen, etc. Op de peutergroepen is
een huishoek ingericht waarin vrij gespeeld kan worden.
De slaapkamers zijn uitgerust met stapelbedjes van hout. Er zijn zo min mogelijk prikkels, de
stoffen van gordijnen en lakens zijn van gebroken wit. De kinderen slapen onder wollen dekentjes
en katoenen lakentjes. Voor een aantal jonge kinderen tussen 0-2 jaar zijn er buitenbedjes. De
bedjes staan in een binnentuin, waar de ramen van de groep op uitkijken.
Voor de kleuters op de NSO proberen we onder andere rust te creëren door de ruimte rustig aan
te kleden, zonder veel impulsen en prikkels. Er zijn verschillende hoeken gecreëerd voor
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
20/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
verschillende activiteiten. Zo is er een poppenhoek, een blokkenhoek, een zitzak-/rusthoek, en
aan de tafels kan getekend worden of een spelletje gedaan. In de keuken kan gebakken en
gekookt worden. De huidige inrichting biedt ruimte tot geborgenheid en is overzichtelijk voor de
pedagogisch medewerkers. Dit is vooral belangrijk voor de veiligheid van de jongere kinderen. Ze
kunnen zich terugtrekken maar weten dat ze altijd op de pedagogisch medewerkers kunnen
terugvallen. Naarmate de kinderen ouder worden, zijn er meer plekken voor kinderen om
zelfstandig te spelen.
De buitenspeelruimte bestaat uit omheinde, groene speelplaatsen die bij Panta Rhei horen. Er is
een ruimte voor de baby’s en peuters en een ruimte voor de NSO. De speelplaatsen zijn groen en
zo ingericht dat kinderen kunnen struinen. Er zijn zandbakken, schommels, een waterbaan en
struiken om in te verstoppen. De ruimte daarbuiten wordt gedeeld met andere gebruikers. Deze
niet-omheinde ruimte bestaat o.a. uit een groot grasveld, en, op de Daam Fockemalaan, een
groot stuk bos.
Hoofdstuk 3 Spelen en leren
Inleiding
In de antroposofie zien we spel als een scheppende activiteit van het kind. Jonge kinderen pakken
iets op, bekijken het, herscheppen het en kijken opnieuw. Ze verzamelen spulletjes, bouwen een
speelplek, geven vorm aan wat in en om hen leeft en beweegt. Zo leren ze zichzelf en de wereld
kennen. Bij het bouwen hoort niet alleen opbouwen. De kinderen laten het opgebouwde ook
weer in duigen vallen. Spel is als een ademhaling: al spelend verwerven kinderen langzaam maar
zeker, stukje bij beetje, de wereld.
3.1
Hoe komen kinderen tot spel en wat zijn daarvoor de juiste randvoorwaarden?
Kinderen moeten de ruimte krijgen om ongehinderd te spelen en in hun spel tot eigen beelden te
komen. Beelden zijn de taal van de ziel. Ze vormen de verbindingsweg tussen de geestelijke
wereld waar ze vandaan komen en de aarde. De speelruimte voor jonge kinderen heeft bij Panta
Rhei een open karakter en is zodanig ingericht dat er veel mag en kan zonder dat kinderen fysiek
gevaar lopen. Om de veelzijdigheid van het spel te stimuleren hebben de verschillende plekken
ieder een eigen stemming en zijn er leeftijdgerichte materialen om het eigen spel mee op te
bouwen. We kunnen aan het spel van de kinderen zien wat ze verworven hebben door
nabootsing, wat ze uit hun omgeving opgepikt, meegemaakt en eigen gemaakt hebben. Al deze
elementen krijgen als vanzelf een eigen plek in hun spel. Jonge kinderen spelen graag in de buurt
van ons, als we aan het werk zijn. Ze willen graag meehelpen. We geven kinderen de gelegenheid
om spelenderwijs mee te helpen in het huishouden. Samen met de kinderen worden de plantjes
verzorgd, de afwas gedaan, de tafel gedekt, de was gevouwen, het plein geveegd en de bladeren
geharkt. In het tempo waarin we deze handelingen doen is er ruimte voor het kind om mee te
bewegen, onze bewegingen in zich op te nemen en die na te bootsen. Zo ontwikkelen hersenen,
lichaam en ziel zich gezond. We leven zoveel mogelijk buiten met de kinderen, eten en spelen
buiten en verzorgen de tuin.
Voor een klein kind zijn zintuigprikkels al gauw teveel. Dat zie je niet meteen. Daar heeft het met
name ’s nachts last van. We houden daar rekening mee. Het is terug te vinden in het ritme van de
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
21/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
dag en in de inrichting van de ruimte en de speelmaterialen die worden aangeboden. Er is een
gezonde afwisseling tussen actief bezig zijn en rusten, tussen spelen en opruimen, tussen binnen
en buiten. Door de vloeiende overgangen waarbij versjes en liedjes gebruikt worden kunnen de
kinderen soepel meebewegen. Te veel mogelijkheden kunnen leiden tot overprikkeling waardoor
het spel stagneert. Dan laten de kinderen alles ongemoeid liggen en willen ze bijvoorbeeld aan
tafel zitten (keren ze hun spel de rug toe en willen ze erboven zitten). Jonge kinderen moeten
vooral niet overvraagd en, met name oudere kinderen, mogen daarentegen niet ondervraagd
worden. We zien het als onze taak om vanuit het aanvoelende vermogen keuzes te maken,
begrenzing aan te bieden en te leiden.
3.2 Spel, speelgoed, activiteiten: achtergronden
De ruimtes binnen Panta Rhei zijn opgeruimd en overzichtelijk ingedeeld. We dragen zorgvuldig
zorg voor de hoeveelheid speelgoed die beschikbaar is. Teveel speelgoed kan bij het jonge kind
leiden tot overprikkeling waardoor een kind onrustig wordt en niet tot spel kan komen. Om deze
redenen wordt het speelgoed regelmatig en met zorg samen met de kinderen opgeruimd. Zo
ontstaat rust, en wordt het kind opnieuw uitgenodigd om tot spel te komen. Op de babygroep
wordt elke ochtend een aantal mandjes met speelgoed of andere speelobjecten (bijvoorbeeld een
loopwagentje of een poppenbedje met popjes klaargezet e.d.) klaargezet. Het kind kan hier zelf
naar toe kruipen of lopen en pakken wat hij interessant vindt. Zo maakt het kind zelf een keuze uit
het beschikbare materiaal. Wij zorgen voor variatie en keuzemogelijkheden.
Het speelgoed is zo min mogelijk gedetailleerd, wat eveneens bedoeld is om de eigen fantasie en
creativiteit van een kind te stimuleren. Het pint het kind niet vast op één waarneming. Het
speelgoed is zoveel mogelijk van natuurlijke materialen gemaakt en organisch van vorm. Dit geeft
een ‘echte’ ervaring bij de aanraking en stimuleert de tastzin. Bij prentenboeken letten we erop
dat ze de kinderen de ruimte geven voor de eigen verbeelding. Tekeningen waarop de figuren met
scherpe, vaste contouren neergezet zijn, maken de waarneming onbeweeglijk. Prenten waarvan
de vormen en vlakken levendig, bewegend neergezet zijn stimuleren de fantasie; je kunt er
eindeloos naar kijken. Speelgoed is bij voorkeur zó vormgegeven dat het kind er niet op één, maar
op talloze manieren mee kan spelen.
Er is ruimte en er zijn materialen om een eigen speelplek in te richten en het eigen spel op te
bouwen. We werken kindvolgend en ondersteunen de eigen bewegingen van de kinderen door de
manier waarop ze de ruimte inrichten en aankleden en de vormen die ze aanbieden. Deze
voorwaarden zorgen ervoor dat het kind zich welkom voelt en zich uitgenodigd weet om te spelen
en zelf te onderzoeken, om werkelijk een verbinding aan te gaan met zichzelf, het speelgoed en
de ruimte.
Voor oudere kinderen geldt dat ook zij begeleid worden in hun spel, maar dat ze wel uitdagender
materiaal en spelvormen zelf kunnen uitproberen. Daarbij wordt ook gelet op het sportieve,
competitieve element dat voor een aantal kinderen een rol gaat spelen en in spel uitgeprobeerd
kan worden. Zij worden immers steeds vaardiger in bijv. balspelen en willen zich met elkaar
meten. Daarnaast worden voor oudere kinderen gericht activiteiten aangeboden waar ze zich
voor langere tijd aan verbinden.
3.3
Het belang van buitenspel8
8
Vanaf pag. 14 uit “Vrijbuiten, werkboek voor N.S.O” van E. Hoekstar, I. van Liempd, F. de Vos
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
22/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Kinderen spelen over het algemeen niet meer zoveel buiten als vroeger, terwijl dat juist goed voor
hen is. In onze ogen is de wereld een stuk onveiliger geworden dan vroeger. De maatschappelijke
tendens is om kinderen gecontroleerd binnen te laten spelen i.p.v. ze buiten uit het zicht te laten
zijn, terwijl juist daar het avontuur lonkt. Daarnaast hebben kinderen het druk, en ook dat
verkleint de speelmogelijkheden. Buiten spelen betekent ruimte om energie kwijt te raken en
moe en vuil terug te komen. Moe worden geeft een voldaan gevoel, waarna iets rustigs doen op
zijn plek is. Buitenspelen verlegt grenzen en vuil worden is leuk en kweekt weerstand.
Kortom buiten spelen is leerzaam en goed voor kinderen. Ze verzinnen er eigen spelletjes, maken
samen eigen spelregels, leren incasseren en gedijen in de gezonde buitenlucht. De natuur werkt
als een spiegel: het is wat het is. Leven met de natuur activeert de zintuigen, en de zintuigen als
poorten van de ziel vormen het fundament van een gezond, evenwichtig psychisch en geestelijk
leven.
Buiten zoeken kinderen elkaar op, onderzoeken en spelen samen. Ze verkennen samen de wereld
en horen elkaars mening over allerlei zaken. Ze leren hun eigen standpunten benoemen, leren
hun eigen standpunt te houden terwijl de ander er anders tegenaan kijkt, leren zich te
verplaatsen in de schoenen van een ander. Ze vormen een groep, spelen en werken samen, leren
vertrouwen op elkaar. Daarnaast leren kinderen omgaan met weerstand en tegenslag, met
onverwachte dingen, leren compromissen sluiten, afspraken maken en nakomen.
Binnen is er minder fysieke ruimte en zijn er meer regels van ons. Kinderen reageren daar anders
op. Ze zoeken binnen vaker plekjes op om op zichzelf te zijn. Het spel binnen met elkaar is
gebonden aan regels die het mogelijk maken om met een grote groep op zo’n manier bij elkaar te
zijn dat iedereen het goed heeft.
De zintuiglijke ontwikkeling wordt buiten op een andere manier ontwikkeld dan binnen. Buiten
voelt een kind de wind, regen, zon, wisseling van temperatuur; het kind kan er schaduwen
waarnemen als het in de zon loopt, kan de geur ruiken van de verschillende natuurelementen in
de verschillende seizoenen etc. De zintuigen worden op een manier geprikkeld die wel degelijk
nodig is voor de ontwikkeling van een kind.
Ook speelt het buitenspelen een rol in de motorische ontwikkeling (bewegingszin, evenwichtszin,
tastzin en levenszin) doordat het de mogelijkheid tot bewegen stimuleert, b.v. rennen, fietsen,
klimmen, springen etc. We betrekken de kinderen zoveel mogelijk bij het werken in de tuin, gras
maaien, vegen, onkruid wieden etc. Dit draagt bij aan het gevoel deel uit te maken van de groep.
Je hebt met elkaar een mooie plek en draagt daar gezamenlijk zorg voor. De buitenruimte van
Panta Rhei biedt ook de mogelijkheid om op een veilige manier vuur te maken en je eigen
maaltijd te bereiden.
Buiten spelen heeft ook invloed op de sociale ontwikkeling van een kind; een gevarieerd
buitenspeelterrein zoals Panta Rhei biedt, nodigt uit tot ontmoeting. Bijvoorbeeld: samenwerken
in de tuin, samen spelen in de zandbak, en voor de oudere kinderen: balspelen, touwtje springen,
tikkertje, verstoppertje, voetballen, etc. De cognitieve ontwikkeling wordt eveneens door buiten
spelen gestimuleerd, door bijvoorbeeld kinderen te betrekken bij het werken in de moestuin, en
de omgeving en de natuur te leren kennen. Op deze manier krijgen kinderen kennis van en
respect voor de eigenschappen van planten, dieren en natuurlijke materialen die alleen buiten te
vinden zijn. Kinderen worden zich bewust van de veranderingen in de natuur rond de
seizoenswisseling.
3.4
Sociaal-emotionele ontwikkeling m.b.t. spel, en houding van de groepsleiding
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
23/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Wij bieden een huiselijke plek, die veilig is, waarin de kinderen zich emotioneel veilig kunnen
voelen. De ruimtes zijn huiselijk ingericht: er zijn plekjes om jezelf terug te trekken en te lezen,
speelplekken en ruime tafels om elkaar te ontmoeten, een maaltijd te genieten en te knutselen.
We bakken samen met de kinderen, de plantjes worden verzorgd en de tafels worden gezellig
gedekt. Deze huiselijke activiteiten die we samen met de kinderen doen dragen bij aan het warme
huiselijke gevoel. Wij zijn, net als de ouder, een veilig baken van waaruit het kind de ruimte durft
te verkennen en zich sociaal kan gaan ontplooien.
We houden toezicht op het gedrag van de kinderen onderling. Hierbij grijpen we niet té snel in,
zodat de kinderen ook zelf naar oplossingen leren zoeken. We bewaken, indien nodig, de grenzen
en spreken de kinderen vanuit een positieve bevestiging en stimulering aan. Als we bemiddelen
bij conflicten, proberen we het kind zich in de ander in te laten leven. Daar waar een kind
aandacht nodig heeft om weer in zijn natuurlijke stroom te komen en te spelen, wordt hij
geholpen.
3.4.1 Fantasie en creativiteit
We kiezen om wel gevarieerd, maar niet teveel speelgoed tegelijk aan te bieden. Gebleken is dat
een kind heel lang met weinig speelgoed kan spelen. Het kan er zich dan werkelijk mee verbinden,
en zijn eigen creativiteit en fantasie erin gebruiken.
Tekenen is van belang voor de ontwikkeling van het kind. Vanuit lijnen, cirkels, spiralen, kruizen
en stippen, ontwikkelt de kindertekening zich naar het maken van beelden. Het kind kan zijn
binnenwereld uitdrukken door beelden te tekenen, die vaak overeenkomen met de beelden die
we tegenkomen in sprookjes en ook dromen. Om de kinderen de gelegenheid te geven zich uit te
drukken worden er meerdere soorten materialen aangeboden om mee te werken, zoals bijenwas,
klei (voor oudere kinderen), verf, verschillende papiersoorten, gevonden materialen, enzovoort.
Er kan geknipt, geplakt, gevouwen en gebouwd worden.
3.4.2 Waar komt alles vandaan?
We proberen de kinderen zoveel mogelijk mee te geven waar alles vandaan komt, hoe iets tot
stand komt, hoe iets gemaakt wordt. In de eerste plaats door het aan de kinderen te laten zien:
de klusjesman/vrouw schuurt de planken waar de kinderen bij zijn, we schillen het fruit aan tafel,
vegen samen het plein etc. In de versjes en liedjes voor en na het eten, wordt onder andere
gezongen wat er nodig is om koren te laten groeien (zon, regen, aarde), voordat het uiteindelijk
als brood op ons bord komt. Tenslotte worden aan de kinderen activiteiten aangeboden die hen
laten ervaren hoe de dingen tot stand komen.
Een voorbeeld hiervan is het brood bakken. We doen meel, gist en water in een kom en kneden
het deeg met de kinderen. De kinderen mogen zelf helpen de broodjes te vormen. Ze zien hoe het
deeg rijst en hoe de broodjes in de oven gaan. Ze ruiken de geuren van het bakkende brood, en
eten het uiteindelijk zelf, nog warm uit de oven, op.
3.4.3 Taal en muzikale ontwikkeling
Het begint met het spel tussen ons en kind, bijvoorbeeld bij het verschonen, het geluidjes maken
en lachen naar elkaar. Al gauw gaan kinderen meer geluid ontdekken: de rammelaar, de klap die
het geeft als je een speelgoed hard op de grond gooit, het maken van allerlei klanken, zoals
dierengeluiden. Het wijzen naar voorwerpen en ze proberen te benoemen. Muziek en zang
kunnen bijdragen tot de harmonie in de groep. We zingen ritmische rijmpjes, en liedjes met
bijbehorende gebaren. Om de passieve taalontwikkeling te stimuleren letten we erop dat we
‘mooi’, ofwel ‘verzorgd’ spreken; in volledige zinnen en niet in ‘kindertaal’ (dus niet: “Pietje moe?
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
24/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Pietje bedje toe?” maar bijvoorbeeld “Ben je moe Pietje? Ga je dan lekker slapen?”). Door middel
van liedjes, en daarnaast schootspelletjes, gebarenspelletjes, voorleesboekjes en ritmische
rijmpjes, dragen we op een speelse, natuurlijke manier bij aan de taal- muziekontwikkeling van de
kinderen.
We gebruiken muziek ook om overgangen te maken tussen verschillende momenten.
Bijvoorbeeld, na het spelen wordt een liedje gezongen over het opruimen van het speelgoed,
waarna er daadwerkelijk samen met de kinderen wordt opgeruimd. Hiermee is het voor de
kinderen duidelijk dat de speeltijd voorbij is. Er wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van
digitale muziek zoals radio en cd-speler. De muziek is met ander woorden ‘levend’. Sommige
liedjes worden meerstemmig gezongen en ondersteund door een instrument, zoals tafelharp,
blokfluit of gitaar. Een kind is ontvankelijk voor ieder ritme en het kan eigenlijk pas goed gedijen
als er ook in zijn omgeving, in dagverloop en jaarverloop, in zingen en spelen, een sterk ritme
gehandhaafd wordt.
Kwintenstemmings-muziek kan beleefd worden als een zwevende, open klank, een
natuurverbondenheid en een tijdloos doorgaan van de melodiestroom. Dit karakter komt overeen
met de sfeer waarin het jonge kind leeft. Bij de jonge kinderen klinken liedjes in deze stemming.
Daarnaast worden er ook pentatonische liedjes gezongen; in deze liedjes klinken slechts vijf
verschillende tonen. Zeker op de NSO worden er ook wel liedjes in muziek in majeur en mineur
gezongen. Majeur is muziek waar meer grondtonen in voorkomen. In tegenstelling tot het
dromerige van kwintenstemmingsmuziek, heeft muziek in majeur een opgewekt, ‘wakker
makend’, werelds karakter. Muziek in mineur is weer wat weemoediger.
3.4.4 Sociaal-emotionele, verstandelijke en creatieve ontwikkeling
Rudolf Steiner sprak over de 7 levensprocessen die van nature in het menselijk organisme
werkzaam zijn. Hoe zich dat ontwikkelt kunnen we waarnemen in de sociaal emotionele,
verstandelijke en creatieve ontwikkeling van kinderen. De levensprocessen transformeren zich
naar de 7 leerprocessen9. Zoals het bij de 7 levensprocessen gaat om de opname, verwerking en
integratie van substanties uit de buitenwereld, zo gaat het bij de leerprocessen om het opnemen,
verwerken en integreren van de leerinhouden vanuit het natuurlijke ontwikkelingsritme van ieder
kind. Het kleine kind leert tot zijn 7de jaar vanuit de nabootsing. Het gegeven voorbeeld wordt
opgenomen, geïntegreerd, en omgewerkt tot een eigen nieuw vermogen. Dit gebeurt nog niet
vanuit het bewustzijn. Vanaf het 7de jaar kan een kind pas meekomen in een manier van leren die
bij het bewustzijn en het zelfstandige geheugen aansluit.
Deze zeven leerprocessen zijn:
1. opnemen
2. verbinden, herkennen
3. analyseren
4. individualiseren
5. oefenen,hernieuwen
6. uitbreiden, invoegen
7. scheppend toepassen
Het proces uitgelegd aan de hand van een liedje leren:
 Je hoort een nieuw liedje
9
Zie: “Het etherlichaam als pedagogisch instrument”, Cornelis Boogerd
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
25/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
 Je interesseert je voor het liedje en verbindt je ermee
 Je gaat de verschillende delen van het liedje leren kennen: de melodie, het ritme, het
gevoel, de woordjes
 Je neemt je eigen standpunt in ten opzichte van het liedje: wil ik het bij me laten horen of
leg ik het naast me neer. Het tweede deel van het leren wordt aangesproken, waarin de
wil meer wordt aangesproken.
 Je oefent het liedje net zolang totdat het helemaal eigen is
 Het wordt een van de liedjes die je kent, het gaat onderdeel uitmaken van je muzikale
capaciteit
 Je kan met het liedje spelen, anders maken, een eigen identiteit geven.
Dit proces gebeurt telkens weer opnieuw in het verwerven van nieuwe vaardigheden, in het
proces van leren en ‘eigen-maken’. Hier dragen wij door onze manier van werken
voorwaardenscheppend aan bij.
3.5
Spel van baby’s (0 tot 2 jaar)
3.5.1 Identiteit en zelfredzaamheid
Een kind komt op aarde met een enorme wil om te leven en de wereld en het leven te leren
kennen. Het is nog volkomen open naar zijn omgeving en vol vertrouwen in de mensen om zich
heen. In het begin ontwikkelen zich met name de vier onderste zintuigen : levenszin (vreugde),
bewegingszin (beweging), evenwichtszin (gaan staan, lopen, enz), tastzin (tasten, grenzen van het
lichaam leren kennen). In het begin trappelt het kindje nog ongecontroleerd met de ledematen,
vanuit de liggende positie. Vervolgens komen het oprichten en alle bewegingen die vooraf gaan
aan het leren lopen.
Het bewegen en het spelen dat zich langzaam maar zeker ontwikkelt, helpen het kind om zich te
verbinden met de wereld om zich heen, en om zichzelf te ervaren. Het denken moet nog niet
teveel aangesproken worden; kinderen hebben nog al hun kracht nodig om hun lichaam te
ontwikkelen en kunnen bovendien nog niet logisch denken.
Het kind leert aanvankelijk vanuit de nabootsing. Zodra het kind met 1 à 1½jaar gaat staan, krijgen
ze meer besef van hun omgeving en hun eigen plaats daarin. Dan komt het ‘ik’ van een kind, zijn
karakter, meer naar boven. Aan de ene kant gaat het nabootsen van ons een rol spelen. Het
nabootsings-fantasiespel begint. Kinderen willen ook vegen, schoonmaken, scheppen, de pop
naar bed brengen. Aan de andere kant beginnen ze met anderhalf jaar hun eigen wil te tonen. Ze
krijgen meer besef van wat ze zelf kunnen en hun invloed op de omgeving en ons. Om dat uit te
proberen gaan ze wel eens ‘dwarsliggen’. Een welbekend voorbeeld is een kind dat de schoenen
absoluut niet aan wil doen.
Ze gaan bijvoorbeeld speelgoed verzamelen: “Dit is van mij!”. Ook wordt speelgoed verplaatst, in
de kar en uit de kar, opstapelen, achter de kar lopen. De ruimte en de grenzen ervan worden
ontdekt; zo kunnen ze eindeloos heen en weer rennen van de ene kant naar de andere kant.
Het ervaren van andere kinderen bestaat aanvankelijk alleen uit het kijken of lachen naar elkaar,
en het elkaar aanraken. Als het kind meer bewegingsmogelijkheden krijgt gaat het andere
kinderen meer ontmoeten. Elkaar nadoen, tegen elkaar opbotsen, speelgoed geven of afpakken,
elkaar aaien of knuffelen, of bijten (ook dit laatste kan een poging tot contact maken zijn). Eerst is
het nog een spelen náást elkaar. Ze hebben steun aan elkaar en zijn elkaars voorbeeld. Pas tegen
twee jaar komt het samenspel voorzichtig op gang en wordt het belangrijker.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
26/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
3.5.2 Lichamelijke ontwikkeling
Kinderen kunnen op het kinderdagverblijf komen vanaf drie maanden oud. Ze krijgen dan nog
veel gelegenheid om te slapen, wat ook nodig is voor de groei van de organen. Tussendoor ligt het
kind in de box of op een kleed op de grond. We zorgen voor een gemoedelijke sfeer waarin alle
handelingen aandachtig en rustig verricht worden. De kinderen gedijen erin en ontdekken zichzelf
met trappelende handjes en voetjes, die ze leren grijpen en pakken. Al spelend met de handjes
oefent het kind de oog-handcoördinatie. Jonge kinderen brengen aanvankelijk alles naar de mond
waar het onderzocht wordt. De tastzin wordt ontwikkeld. Het speelgoed voor de baby’s is hierop
toegespitst. Eerst wordt zacht en licht speelgoed aangeboden, later ook groter, zwaarder, steviger
materiaal.
De motorische ontwikkeling gaat samen met de spelontwikkeling. Bewegingen zijn
toekomstgericht. Dat zit in hun aard. Een beweging is er al voordat hij uitgevoerd wordt en het is
aan het kind om zover te komen. Het kind wil naar een stukje speelgoed toe, en mobiliseert
zichzelf. Het hoofdje gaat omhoog, het kind rolt op de buik en weer terug, begint zich af te duwen
met de armpjes, “tijgert”, gaat kruipen, zitten, staan en lopen. Met vallen en opstaan verwerft hij
allerlei bewegingsvaardigheden. Een beetje frustratie, als het nog niet wil lukken, hoort hierbij.
Alles draait om het ervaren van het eigen lijfje.
We zorgen steeds voor veiligheid, maar laten kinderen zelf zoveel mogelijk hun eigen
ontdekkingen doen; alles ontwikkelt zich op zijn eigen tijd. Het is van groot belang het tempo
waarin een zich ontwikkelt te respecteren, binnen de grenzen van het toelaatbare. We zullen een
baby niet stimuleren om al te gaan zitten of staan wanneer de natuurlijke impuls er nog niet is. Zo
kan een kind vanuit de eigen wil en kracht in beweging komen.
De baby’s worden zoveel mogelijk meegenomen naar buiten: de kleinsten alleen om te slapen en
de natuur te ervaren. Grotere kinderen worden door het buitenzijn aangezet om in beweging te
komen, hun lichaam te ontwikkelen. De kinderen worden meegenomen naar het veld en het bos
en ook kunnen ze spelen op de speelplaats. Hier kunnen de kinderen hun motorische
vaardigheden ontwikkelen met onder andere bromfietsen, fietsen en kruiwagens. Ze kunnen in en
om de zandbak spelen, klimmen en springen en hun evenwicht beproeven. Er zijn allerlei
mogelijkheden om tot samenspel te komen.
3.6
Spel van de peuters (2 tot 4 jaar)
3.6.1 Identiteit en zelfredzaamheid
De peuter begint zo rond drie jaar voor het eerst “ik” te zeggen. Dit is het enige woord dat niet
door nabootsing geleerd kan worden. Het wordt gebruikt bij het eerste IK-bewustzijn. Wat we dan
zien is een kind dat een soort ondeugend behagen schept in het afpakken van speelgoed
bijvoorbeeld. In het kind is een spanningsveld tussen de beweging van het nabootsen, waarin er
geen eigenbelang is en een tegenovergestelde beweging van het zich ontwikkelende Ikbewustzijn, waarin het kind zichzelf tegenover de ander/de wereld zet. De nee-fase begint, het
verkennen van grenzen. Het kind gaat zijn eigen ruimte voelen en verkennen, en de ruimte om
hem heen ontdekken, waarbij het steeds meer anderen tegenkomt, en hun grenzen uitprobeert.
Dit betekent ook ontdekken: de ander wil dit en ik wil dat.
Juist dan is het van essentieel belang dat het kind ons om zich heen heeft. Wij kunnen immers de
weerbarstigheid afleiden met creatieve beelden waarin het kind meegenomen kan worden naar
een andere sfeer. Ook hebben we het vermogen de andere kwaliteiten en diepe levensvragen van
de peuter te zien: wie ben ik? En waar kom ik vandaan? de onschuld, de lach uit louter
geluksgevoel, de fantasie, de vergevingsgezindheid vanuit een vlinderachtige vergeetachtigheid,
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
27/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
het gevoel van goedheid die in alle dingen aanwezig is. Dit vraagt van ons het vermogen om in
contact te staan met hun ziel en de beeldenwereld.
Omstreeks het derde jaar wordt een kind ook, met vallen en opstaan, zindelijk. Het kind krijgt
controle over de eigen ontlasting en heeft geen luier meer nodig. Dat betekent dat er een grens
verlegd is en het kind een stukje zelfstandiger en groter is geworden. Het kind wil dan ook vaak
persé zelf gaan bepalen wanneer het naar het toilet gaat; maar kan het nog niet altijd! Tenslotte
begint zoals gezegd het tijdsbesef zich te ontwikkelen. Wat is gisteren, wat is vandaag, wat is
morgen. Door vertellen en herhaling komt de herinnering op gang.
3.6.2 Lichamelijke ontwikkeling
Zoals eerder aangegeven ontwikkelen in de eerste jaren de vier onderste zintuigen zich: levenszin
(vreugde), bewegingszin (beweging), evenwichtszin (gaan staan, lopen, enz), tastzin (tasten,
grenzen van het lichaam leren kennen). Voor peuters is speelgoed aanwezig zowel voor de
ontwikkeling van de grove als de fijne motoriek van het kind. Voor de grove motoriek zijn er de
schommelboten, karren, materiaal om op te klimmen en materiaal om lekker mee te sjouwen. En
niet te vergeten het buitenspeelmateriaal: zoals fietsen, scheppen en harken in de zandbak, en
spelen op het veld en in het bos. Voor de fijne motoriek is er o.a. tekenmateriaal,
knutselmateriaal, puzzels en bouwmateriaal.
3.6.3 Sociaal - emotionele ontwikkeling
Er is gedurende de dag mogelijkheid voor individueel spel, spelen met andere kinderen en er zijn
gezamenlijke activiteiten. Tijdens het individuele vrije spel kan het kind zijn eigen binnenwereld
vormen, verkennen en ontdekken. In het vrije spel is er de gelegenheid voor het kind om alleen of
samen met andere kinderen, beginnend vanuit nabootsing, eigen initiatief te kunnen ontplooien
en eigen spel te ontwikkelen.
Iedere dag zijn er momenten waarop gezamenlijke activiteiten worden geleid door ons;
bijvoorbeeld een tafelspel waarin wordt gezongen, een verhaal dat wordt verteld bij plaatjes,
voorlezen of een kringspel. Herhaling is belangrijk zodat kinderen zich dingen eigen kunnen
maken, dit vormt de kiem voor het nabootsingsspel en de fantasieontwikkeling. Er wordt ook
regelmatig geknutseld en brood of koekjes gebakken met de kinderen. Er is spelruimte en materiaal dat uitnodigt voor groepsspel (poppenhoek, boot e.d). Zo wordt het spel tussen de
kinderen onderling gestimuleerd zonder rechtstreekse bemoeienis /begeleiding van ons. Kinderen
willen zich soms onttrekken aan de groep. Hiervoor is er spelmateriaal en gelegenheid waarbij het
kind individueel kan spelen en zich zo even kan terugtrekken. Kinderen gaan dan bijvoorbeeld aan
tafel een puzzel maken of tekenen, alleen in het snoezelhoekje spelen, aan het aanrecht spelen
met water.
3.6.4 Verstandelijke en creatieve ontwikkeling
Voor de late peuter en kleuter is fantasiespel van groot belang. Om zijn fantasie de ruimte te
geven, heeft het kind slechts simpele dingen nodig om mee te spelen. Speelgoed dat al te perfect
en ‘af’ is, is zelfs niet wenselijk: de creativiteit van het kind kan daar onder lijden, omdat het geen
ruimte laat voor de verbeelding. Als voorbeeld van speelgoed noemen we de schommelboot. Dit
kan een huis, schommel, glijbaan of bijv. winkel zijn. Een ander voorbeeld zijn de blokken: hier
kun je een kasteel van bouwen, of een trein, maar ze kunnen ook dienst doen als broodjes of
boodschappen in je mandje.
Het fantasiespel bestaat voor een groot deel uit nabootsingsspel: het nabootsen van de
volwassenwereld en het oefenen van vaardigheden. Hiervoor is onder andere de poppenhoek
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
28/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
geschikt; ingericht met keukentje, poppenbedjes, en materiaal als pannetjes, bezems e.d.. Zowel
door het nabootsen als het fantasiespel ontwikkelt het kind het eigen ‘ik’: al spelend ontdekt het
wat goed en ‘waarachtig’ voelt, en wat niet. Voor de verstandelijke ontwikkeling zijn er puzzels,
voor het ontwikkelen van ruimtelijk inzicht is er bouw- en constructiemateriaal aanwezig.
Belangrijk voor de fantasie-ontwikkeling, en het scheppen en uiten van de eigen binnenwereld, is
ook het tekenen. Als tekenmateriaal zijn er verf, dikke kleurpotloden, wasco en bijenwaskrijtjes.
Bijenwaskrijtjes geven de mogelijkheid tot experimenteren met dunne lijnen, brede strepen en
vlakken maken.
3.7 Spel van het schoolkind ( NSO, 4 tot 12 jaar)
3.7.1 Vrije tijd
Vanaf vier jaar gaan de kinderen naar school. Wij vinden vrije tijd na schooltijd van groot belang.
Het is belangrijk voor de ritme van de dag, voor ontspanning na gedane arbeid, voor verwerking
van de dag en om bij te kunnen tanken voor de volgende dag. Kinderen krijgen hierdoor de ruimte
om zelf te spelen, te ontdekken, te ervaren en creatief te zijn.
Op de NSO is er voor de kinderen vanaf 6 jaar een wisselend activiteitenprogramma. Daarnaast is
er ruimte voor vrij spel, of de mogelijkheid om met of zonder een pedagogisch medewerker een
andere activiteit te doen. In de zomervakantie wordt er een activiteitenprogramma aan de hand
van een thema aangeboden, dat weliswaar op vrijwillige basis is, maar waar ook uitstapjes deel
van uitmaken waarbij iedereen meegaat.
3.7.2 De relatie kind - spel voor kinderen van vier en vijf jaar
Wij vinden het belangrijk dat kinderen met lichaam en ziel een spel spelen. Wij hebben geen TV,
video, of mechanisch speelgoed. Het kind zal zo meer bewegen, en krijgt ook de gelegenheid om
vanuit de eigen fantasie en binnenwereld, spel te creëren. Het belang van spelen ligt niet
uitsluitend in de lichaamsbeweging, maar het gaat vooral om het meebewegen van de ziel bij het
spel. Het kind moet zowel lichamelijk als in zijn ziel worden aangesproken.
Waar voorheen de toevalligheid nog een grote rol speelde bij het spelen, is er nu sprake van een
grotere doelgerichtheid. De materialen die voorhanden zijn worden ingezet om de werkelijkheid
te vormen naar de fantasie. Het kind speelt niet alleen huisje onder de tafel met een kleed erover,
het ís een huis. Er kan ongebreideld gespeeld worden en van ‘niets’ wordt ‘iets’ gemaakt; allerlei
materialen dienen vele doeleinden en het is aan ons om dit gade te slaan, maar ook te leiden en
begeleiden.
Het kind van vier tot zeven jaar neemt de wereld met zijn zintuigen waar. De kleuter ontwikkelt
zich door middel van nabootsing en imitatie. Het kind kenmerkt zich door een grote openheid
naar de buitenwereld. Hij heeft nog niet zijn lijf eigen gemaakt en doet dat door in de wereld te
tasten, bewegen en door ervaren.
3.7.3 Het kind van zes en zeven jaar
Zoals hierboven beschreven, passen sprookjes en kringspelletjes goed bij de leeftijd beneden
zeven jaar. Het kind van zeven gaat zich losmaken uit deze ontwikkelingsfase: het wordt gewekt
uit zijn droomwereld en wordt zich meer bewust van zichzelf. Het kind gaat dualiteit waarnemen:
mooi en lelijk, waar en onwaar, interessant en vervelend, etcetera. Het kind heeft nog wel steun
aan de door nabootsing geleerde bewegingen en vaardigheden, maar wil er nu zelf iets aan
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
29/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
toevoegen. Het volgt ons na. Op Panta Rhei betekent dit wat meer zelfstandigheid bij het buiten
spelen, en daarnaast wat uitdagender activiteiten.
In het spelen komt nu ook langzaamaan een doelstelling binnen geslopen: de bouwwerken
moeten stevig genoeg zijn om een last te dragen, en breed genoeg om er iets door te laten rijden,
en, morgen moet er verder aan gewerkt worden. Mandala’s moeten nu het liefst binnen de
lijntjes gekleurd worden. De volwassenen worden te hulp geroepen bij het verwezenlijken van de
in het spel voorgenomen doelen en worden op hun vaardigheden beoordeeld. De nabootsing
maakt plaats voor eerbied en volwassenen worden in zekere zin een autoriteit, als het kind het
aanvaard.
3.7.4 Kinderen vanaf acht jaar
De jongere kinderen hebben duidelijk een andere behoefte dan de kinderen vanaf acht en negen.
Kinderen vanaf acht jaar krijgen dan ook andere regels. Ze krijgen de mogelijkheid om tot ‘spel’ te
komen dat past bij hun ontwikkelingsfase: namelijk meer vrijheid om zelf te zoeken, vinden en
ontdekken wat ze leuk vinden. De groepsruimte is ingericht met kinderboeken en
gezelschapsspelen aangepast op leeftijd. Er zijn mogelijkheden om nieuwe vaardigheden aan te
leren of aangeleerde te verfijnen. Nieuwe technieken in handvaardigheid worden aangeboden,
fijnere motoriek kan nu toegepast worden in bijvoorbeeld handwerk, ook de werkbank wordt
intensief gebruikt. Het knutselmateriaal biedt meer mogelijkheden om zelfstandig mee aan de
slag te gaan. Ook in deze leeftijdsfase streven we er naar om zoveel mogelijk natuurlijke
materialen aan te bieden zoals wol, hout, papier en steen. Daarnaast is er de gelegenheid om in
de moestuin te werken, te koken of bakken en bieden we activiteiten aan als theater, yoga, sport
en buitenspel. De horizon wordt verbreed doordat er veel naschoolse activiteiten worden
aangeboden, zodat het kind enthousiast wordt en voelt waar het door aangetrokken wordt. Ook
wordt er individueler ingespeeld op het eigen initiatief en inbreng van de kinderen.
Negenjarige kinderen worden kritisch naar de buitenwereld; ze zien wat de mensen in hun
omgeving doen en hoe ze het doen. Het kind van negen ontwaakt en ziet de wereld om hem heen
bewuster en anders dan vroeger. Ook zijn binnenwereld wordt anders. Hij beleeft zijn IK dieper en
onderkent de achterliggende gedachte van een handeling. Dit ontwaken kan een stille
verwondering met zich mee brengen, maar ook tot kritiek leiden. Het kind gaat zich afvragen of
wij echt wel alles weten. We staan nu niet meer onaantastbaar boven een kind. Voor ons is het
van belang hier zorgvuldig mee om te gaan, en vooral waarachtig en rechtvaardig te zijn in onze
eigen houding. Participatie van kinderen in wat ze willen doen gaat nu een grotere rol spelen.
Kinderen van negen krijgen steeds meer plezier in hun eigen denk-en voorstellingswereld.
Daarnaast wordt nu het intellect ontwikkeld. Het kind van negen is dol op verhalen, maar niet op
sprookjes: deze fase is het kind al voorbij. Hij maakt dus een periode door waarin hij zich bewust
wordt van zichzelf en zijn omgeving. Dat betekent ook dat hij zelf wil ontdekken en met
leeftijdsgenoten zijn tijd indelen. Daarom heeft het onze voorkeur de groepen naar leeftijd in te
delen.
Vanaf 10 jaar is er ‘hang’-gelegenheid (10+ hoek) om met hun leeftijdsgenoten door te brengen,
zijn er mogelijkheden om zich te kunnen onttrekken aan de groep, meer zelfstandigheid te
verwerven, etc.
3.7.5 Het kind vanaf elf jaar
Vanaf het elfde levensjaar begint het analytisch denken. Het kind gaat nu de ruimte van de wereld
om hem heen verkennen en bewust innemen. Dit komt tot uiting in een voorliefde voor
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
30/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
ruimtelijke spelen zoals voetbal, trefbal, slagbal, waarbij de lichamelijke kundigheid belangrijk is.
De spelvormen van de twaalfjarigen staan helemaal in het teken van behendigheid. Het kind wil
zich intensief met de ruimtelijke dingen bezighouden. De veelheid aan spelsituaties, de
bewegingen, de vechtlust, het zuivere kunnen, dat het kind bij dit soort spelen ontwikkelt,
bevordert het zelfvertrouwen en bouwt op niet te onderschatten wijze mee aan de jonge
persoonlijkheid, die een bewustzijn van z’n eigen waarde krijgt als hij vaststelt, dat hij met zijn
ledematen uit de voeten kan.
3.7.6 Vriendjes en vriendinnetjes
Kinderen die naar school gaan hebben de behoefte om af en toe met een vriendje of
vriendinnetje te spelen dat niet op Panta Rhei zit. Wij vinden het belangrijk om aan deze behoefte
te kunnen voldoen. Zo kan het mogelijk zijn dat in overleg met ons en ouder(s), als de situatie dat
toelaat, de vriend(in) bij Panta Rhei komt spelen. Dit onderwerp is verder uitgewerkt in het
werkplan van de Naschoolse Opvang.
3.7.7 Zelfstandig van, naar en op Panta Rhei
Kinderen vanaf 9 jaar mogen, met toestemming van Panta Rhei en de ouders, zelfstandig van en
naar Panta Rhei. Dit kan zijn vanuit school naar Panta Rhei, van Panta Rhei naar huis, van Panta
Rhei naar een (sport-)activiteit, van een (sport-)activiteit naar Panta Rhei. Dit wordt individueel
bekeken; ouders bepalen of hun kind dit wel of niet aan kan. Hiervoor is een ‘Formulier
zelfstandig reizen’ opgesteld, waarmee ouders schriftelijk hun toestemming kunnen geven.
Daarnaast is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden zelfstandig in het bos te spelen, mits
er goede afspraken zijn gemaakt die in een ‘zelfstandigheidscontract’ zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 4 Het overbrengen van waarden en normen
Inleiding
Waarden en normen spelen een belangrijke rol bij de opvoeding van kinderen. Deze worden voor
een belangrijk deel overgebracht door nabootsing. Wij creëren een omgeving waar dankbaarheid,
respect en zorg voor elkaar en de omgeving worden gewaarborgd. Dit staat of valt met een
nabootsingswaardige houding van ons. Wat wij doen en uitstralen wordt immers rechtstreeks
overgenomen, nagebootst door de kinderen.
Bij de oudere kinderen begint daarnaast taal en uitleg steeds meer een rol te spelen. Mocht een
situatie zich voordoen waarin een kind gecorrigeerd moet worden, dan wordt het kind
aangesproken op zijn gedrag en niet op zijn persoon. We proberen het motief achter het gedrag
te zien, vanuit een zo compleet mogelijk beeld van het kind.
4.1
Het overbrengen van waarden en normen
Wij hebben een aantal regels gesteld waarin in ieder geval de volgende waarden en normen van
alledag worden gewaarborgd:

Respect voor de omgeving;
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
31/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Kinderen leren zorgdragen voor de ruimte die we gebruiken, zowel binnen als buiten: zo
wordt het belangrijk gevonden dat kinderen hun eigen speelgoed en spullen zelf weer
opruimen. Hierdoor blijft de ruimte overzichtelijk en ordelijk. De ruimte nodigt weer uit om
tot ander spel te komen. Daarnaast willen we liefde en respect voor de natuur aan de
kinderen meegeven. De kinderen worden op speelse wijze betrokken bij het zorgdragen voor
de ruimte, de huishouding en de omgeving buiten, zoals de tuin.
 Respect voor voedsel;
De maaltijd is een gezamenlijk moment, waarin kinderen samen met ons rusten en in
dankbaarheid genieten van de maaltijd. De tafelmomenten zijn rust- en
ontmoetingsmomenten in het ritme van de dag. Voor de schoolkinderen die op Panta Rhei
middageten vormt het een overgang van school naar een middag op Panta Rhei. De maaltijd
wordt geopend en gesloten met een liedje of spreuk. Tijdens het eten worden de gangbare
tafelmanieren in acht genomen.
 Respect voor elkaar;
Respect voor elkaar begint met respect voor jezelf. Vanuit het respect voor jezelf ontstaat de
ruimte om respectvol met de ander en de omgeving om te gaan. De basis is dat wij zowel
elkaar als de kinderen met respect benaderen.
In groepsverband is het nodig om vanuit regels en afspraken te werken. De regels die we
hanteren zijn:
 Iedere groep heeft eigen regels, die zowel door ons als door de kinderen nageleefd
worden.
 In een groep zijn geeft de gelegenheid de grenzen te leren kennen van jezelf en van
anderen. Dit gebeurt mede doordat de ruimte in verschillende hoeken is verdeeld,
dus begrensd is. Zodat kinderen de ruimte hebben om gericht en in kleine groepjes of
alleen te spelen. Daarnaast houden we de grenzen van de kinderen in de gaten.
Hierin worden kinderen begeleid.
 Kinderen leren in de groepssamenstelling te delen. Hiermee wordt niet bedoeld dat
kinderen alles moeten delen, maar dat ze bijvoorbeeld leren dat speelgoed om de
beurt gebruikt kan worden.
 Pestgedrag is een duidelijk signaal en hier wordt direct op ingegrepen.
 Woorden zijn sfeerbepalend, en er wordt gelet op woordkeuze.
 Respect voor jezelf.
De aandacht van ons is erop gericht kinderen te ondersteunen in het ontwikkelen van
zelfvertrouwen en respectvolle omgang met zichzelf en hun omgeving. Dit betreft respect
voor zichzelf, hun eigenheid en hun eigen lichaam. Dit is het vanzelfsprekende uitgangspunt
van onze pedagogische aanpak en is talig in alle hoofdstukken verweven.
De seksuele ontwikkeling maakt deel uit van de natuurlijke ontwikkeling van het kind. Toch roept
het vaak vragen en ongemak op bij zowel ouders als pedagogisch medewerkers. Om deze te
beantwoorden, en onze visie hieromtrent te verduidelijken wijden we de onderstaande paragraaf
aan dit onderwerp.
4.2
De seksuele ontwikkeling van kinderen.
De ontwikkeling van seksualiteit betekent de ontwikkeling van het bewust worden van je lichaam
en de daarbij behorende gevoelens. Het is belangrijk dat kinderen de gelegenheid krijgen om deze
ontwikkeling zo goed mogelijk te kunnen doorlopen.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
32/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
4.2.1
De ontwikkeling van seksualiteit.
De ontwikkelingslijn loopt globaal als volgt:
 0 – 4 jaar
De seksuele ontwikkeling hoort erbij vanaf de geboorte. Het bestaat uit verkennen en ontdekken
van het hele lichaam, dus ook van het geslachtsorgaan. Ieder kind doet zijn onderzoek in zijn
eigen tempo en op zijn eigen manier. De seksuele ontdekkingstocht is natuurlijk/vanzelfsprekend
en ieder kind heeft de ruimte nodig om te kunnen ontdekken. De intimiteit in de ontwikkeling van
kinderen is belangrijk: aangeraakt worden, liefdevol verzorgd en gekoesterd worden. Het fijne
gevoel dat dit geeft is belangrijk voor hun ontwikkeling. Op een gegeven moment gaan peuters de
verschillen ontdekken en benoemen. Als een kind met een vraag komt op dit gebied wordt deze in
openheid en neutraliteit beantwoord, zodat kinderen de boodschap krijgen dat het onderwerp
bespreekbaar is. De antwoorden sluiten aan op de beleving van het kind en zijn kort en
eenvoudig. Kinderen hebben ons inziens tot op zekere hoogte recht op informatie, en we noemen
bijv. de geslachtsdelen bij de naam. Belangrijk om ons hierbij te realiseren is dat kinderen het
natuurlijke vermogen hebben om informatie te filteren. Wanneer een kind nog niet toe is aan
bepaalde informatie, vergeet het deze.

4 – 6 jaar.
Kinderen van 4 jaar zijn in staat samen te spelen met andere kinderen. Vooral het fantasiespel kan
in deze fase tot ontwikkeling komen. ‘Vader en moedertje’ spelen in de poppenhoek is voor veel
kleuters enorm leuk om te doen. Het rollenspel kan een seksueel getint spel zijn. Dit spel wordt
gespeeld om meer bewustzijn van het eigen lichaam en de daarbij behorende gevoelens te
krijgen, maar ook om het lichaam van de ander te verkennen. Tijdens het spel kunnen gevoelens
van opwinding ontstaan. Kleuters ontdekken al spelend. Ze ontdekken ook doordat ze enorm
nieuwsgierig zijn en steeds meer vragen gaan stellen. Volwassenen zijn niet altijd even blij met
hun interesse voor seksualiteit, waardoor kinderen hun ontdekkingstocht meer in privé verder
gaan beleven. Ze worden zich meer bewust van het taboe, de grenzen en de privacy rondom
seksualiteit.
 6 – 8 jaar
Oudere kleuters (6 jaar) kunnen gevoelens van verliefdheid (warme gevoelens) krijgen voor b.v.
leeftijdsgenoten of een belangrijke volwassene in hun leven. Kinderen vanaf 6 jaar spelen vaker
met leeftijdsgenoten van dezelfde sekse. Het onderscheid tussen jongens en meisjes neemt toe.
De kinderen zijn meer introvert, preutser en de morele ontwikkeling neemt toe. In deze fase is
seksualiteit sluimerend aanwezig, en gevoelens van verlegenheid ontstaan.
Toch zijn kinderen enorm geïnteresseerd in en aangetrokken tot de andere sekse. Spelletjes als
‘meidenpakkertje’ worden op het schoolplein gespeeld. Er worden mopjes of seksueel getinte
opmerkingen gemaakt. De kinderen worden zich steeds meer bewust van bepaalde gevoelens. In
deze leeftijdsfase kunnen kinderen de grenzen en opvattingen op het gebied van seksualiteit van
opvoeder/ouder verkennen.
 8 – 10 jaar
We zien dat het contact van kinderen van 8 jaar en ouder met leeftijdsgenoten steeds belangrijker
wordt. De invloed van die vrienden is van groot belang. Er wordt een duidelijk onderscheid
gemaakt tussen vriendschap en verliefdheid.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
33/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
De interesse in seksualiteit neemt steeds meer toe. Het is iets voor in de persoonlijke sfeer. Op
t.v, de computer of via vriendjes en vriendinnetjes wordt informatie over seksualiteit binnen
gehaald. Ze bespreken b.v. hoe je kunt masturberen of leren het elkaar door het te doen in
elkaars bijzijn.
Jongens kunnen vanaf hun 9e jaar hun eerste zaadlozing krijgen. Meisjes kunnen op hun negende
ongesteld worden, hoewel de gemiddelde leeftijd rond de 13 jaar ligt.
 10 – 12 jaar
Vanaf 10 jaar begint de prepuberteit. Kinderen maken lichamelijke en hormonale veranderingen
door. Kinderen worden sneller onzeker over hun identiteit of hun lichaam. Kinderen tussen de
acht en dertien jaar spelen seksueel getinte spelletjes. Meisjes zijn minder actief in dit soort
spelletjes dan jongens. Het aantal jongens dat masturbeert, ligt dan ook hoger dan bij meisjes.
4.2.2 Hoe gaan we met deze ontwikkeling om?
We willen dat kinderen van :
Het KDV
- openheid voelen. Kinderen hoeven niet geconfronteerd te worden met de volwassen
taboes. Een open basishouding van ons is van groot belang;
de NSO:
- de mogelijkheid krijgen om in openheid over seksualiteit te praten;
- leren hun eigen gevoelens/grenzen en die van anderen te respecteren, dat betekent
elkaar niet uitlachen, anderen niet dwingen, manipuleren of elkaar opzettelijk pijn doen;
- de namen van geslachtdelen mogen benoemen;
- openheid voelen. Ook hier geldt dat kinderen niet geconfronteerd hoeven te worden met
de volwassen taboes. Een open basishouding van de pedagogisch medewerkers is van
groot belang;
- leren wat wel en niet gepast is in bepaalde situaties.
Werkwijze
We willen kinderen een fysiek, sociaal/emotionele en psychologisch veilige omgeving bieden voor
een optimale seksuele ontwikkeling.
Dit bieden we door:
- te zorgen voor omgangsregels voor kinderen en volwassenen;
o bloot is voor thuis
o we doen elkaar geen pijn
o we hebben respect voor elkaar
o nee is nee, stop is stop
o openheid over normen en waarden
- het kind in zijn ontwikkeling aanvaarden met respect voor diens autonomie.
We dragen een positief beeld uit over seksualiteit:
Dit betekent dat wij kinderen zo eerlijk en open mogelijk begeleiden door:
- aandacht te hebben voor lichamelijkheid;
- het lichamelijk contact tussen kinderen begeleiden, wanneer de aandacht van de
kinderen erop gericht is, door te benoemen wat je allemaal kunt voelen in neutraliteit.
Kinderen erop te wijzen dat ze altijd kunnen kiezen om te stoppen als het niet meer goed
voelt. En dat het goed is om te benoemen wat ze voelen en wat het met ze doet;
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
34/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
-
-
benoemen dat een respectvolle houding nodig is in het aanraken, aangezien je in elke
aanraking de intentie voelt;
respectvol omgaan met seksueel getint gedrag en vragen over seksualiteit. Onze intentie
is om bewustzijn te brengen en te vergroten, maar wel vanuit neutraliteit. We kunnen
feitelijke antwoorden geven op vragen, en geen ontwijkende antwoorden, en bijv. niet
alleen maar afwijzend reageren op gedrag of woorden;
kinderen in de gelegenheid stellen om met vragen c.q. problemen bij ons te komen.
aandacht te besteden aan onderwerpen die spelen binnen de seksuele ontwikkeling van
kinderen. d.m.v. het voorlezen van boekjes, het vertellen van verhalen etc.
We vinden het belangrijk dat kinderen op een respectvolle manier leren omgaan met zichzelf en
met elkaar.
Dit proberen we te bewerkstelligen door:
- kinderen simpele omgangsregels bij te brengen (geen dwang, pijn, gevaar, en nee zeggen
mag, d.w.z. nee zeggen wordt gehoord);
- te stimuleren dat kinderen met vragen/problemen onze hulp inroepen;
- kinderen te leren dat er zowel verschillen als overeenkomsten tussen mensen zijn;
- kinderen zichzelf en elkaar leren respecteren;
- kinderen te stimuleren in hun zelfvertrouwen, mondigheid, weerbaarheid, door hen
positief te bevestigen en te begeleiden waar nodig;
- het vanzelfsprekend te vinden dat kinderen met vragen/problemen bij ons komen en dit
ook stimuleren. Dit kan onder andere door over een bepaald onderwerp te praten tijdens
de tafelmomenten, door de leesboekjes en door de open houding van de pedagogisch
medewerker;
- kinderen te leren hoe je lichaamsdelen noemt, dus ook de geslachtorganen;
- informatie in de vorm van boeken, prentenboeken, brochures etc. ter inzage neer te
leggen voor ouders en evt. voor kinderen.
Hoofdstuk 5 Omgaan met bijzondere gebeurtenissen die het kind
betreffen.
Inleiding
In een kinderleven kunnen gebeurtenissen voorkomen die het kind dusdanig beïnvloeden dat er
bijzondere aandacht naar het kind en de ouders toe zal gaan. Te denken valt aan ontwikkelingsen/of gedragsproblemen, ziekte en ongevallen, pesten, overlijden van een dierbare,
kindermishandeling en seksueel misbruik.
5.1
Eén op één begeleiding
Bij ons komt een diverse groep aan kinderen, met ieder een eigen persoonlijkheid. Dit brengt
levendigheid. Het kan echter voorkomen dat er kinderen zijn die gedrag vertonen dat vragen
oproept. Onze visie is dat dit mag niet ten koste mag gaan van het welzijn van het kind zelf en/of
de andere kinderen. Mocht het kind baat hebben bij structurele één op één begeleiding dan
worden de volgende stappen ondernomen:
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
35/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
-
5.2
we kijken wat feitelijk aan de hand is;
we spreken met de ouders;
we kijken welke zorg wij kunnen bieden en welke zorg buiten onze mogelijkheden ligt;
eventueel wordt de directeur geïnformeerd;
er is een gesprek met de ouders, waarin de aanpak wordt besproken;
na een proefperiode van 4 weken wordt gekeken of de zorg en opvang die wij bieden
een positief effect heeft;
wanneer de handvatten geen positief resultaat bieden volgt er een oudergesprek met
de directeur. Tijdens dit gesprek zal gekeken worden naar eventuele andere
oplossingen, die wij kunnen bieden of in het uiterste geval buiten Panta Rhei gezocht
moeten worden.
Kinderen met een
ontwikkelingsstoornis
chronische
lichamelijke
of
geestelijke
beperking
of
Bij ons is een kind in principe altijd welkom, we houden ons aan onze anti-discriminatiecode. Er
wordt bij elke aanname van een kind door middel van een gesprek en een bepaalde
wenprocedure gekeken of een kind geplaatst kan worden. Dit geldt ook voor een kind met een
beperking of ontwikkelingsstoornis. In het eerste gesprek tussen ouders en ons wordt gesproken
over wat de mogelijkheden zijn van het kind en wat ouders verwachten van de kinderopvang.
Tevens wordt duidelijk wat wij te bieden hebben. Naar aanleiding van het gesprek kan in overleg
met ons besloten worden om de wenprocedure van start te laten gaan. Belangrijk is of het kind
daadwerkelijk een kans lijkt te hebben zich veilig en gelukkig te voelen op de groep en een plek te
krijgen tussen zijn leeftijdsgenootjes. Na de wenprocedure wordt in overleg met ouders,
groepsleiding en directie een beslissing genomen.
5.3
Ziekte en ongevallen
Bij (acute) ziekte en ongevallen proberen we het kind zo goed mogelijk binnen de groep op te
vangen. Zo snel mogelijk wordt een BHV’er ingeschakeld en worden de ouders ingelicht. Indien
nodig wordt de huisarts geraadpleegd. Als ouders niet snel op Panta Rhei kunnen zijn terwijl het
kind naar de EHBO moet, gaat een van de pedagogisch medewerkers met het kind mee.
Daarnaast wordt er bij niet-besmettelijke ziekten waarmee kinderen wel op Panta Rhei mogen
komen en/of waarbij medicatie toegediend moet worden, gehandeld volgens het ‘Protocol
opvang kinderen met een medische indicatie en Procedure 2032 van het kwaliteitshandboek:
Omgaan met Richtlijnen, Formulier 2032.1: Medicijnverstrekking en Instructie 2032.1: Instructies
medicijn verstrekking.
5.4
Pesten
Wij hechten veel waarde en geven aandacht aan het overbrengen van waarden en normen.
Daarom heeft pesten onze bijzondere aandacht. We hebben een nabootsingswaardige houding
en respect voor collega’s en kinderen. Dit is de basishouding waarin pesten niet als gewoon wordt
gezien.
Wat verstaan wij onder pesten?
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
36/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Pesten is systematisch, psychisch of fysiek mishandelen van één of meerdere
groepsgenoten, die niet in staat zijn zich te verdedigen. Het gebeurt systematisch en er is
sprake van een tegenstelling macht versus onmacht (Overgenomen uit ‘Opvoeden in de
twintigste eeuw’)
Dit in tegenstelling tot plagen dat weliswaar incidenteel van karakter is, maar desalniettemin ook
onze aandacht heeft.
Wat doen wij om pesten te voorkomen?
In de eerste plaats moet onze houding nabootsingwaardig en dus correct zijn, waardoor kinderen
goede waarden en normen mee krijgen. In de tweede plaats creëren we een sfeer waarin ieder
kind tot zijn recht komt en waarbij veiligheid, respect en geborgenheid voorop staan, zodat
kinderen zich vertrouwd voelen om direct naar ons toe te gaan met eventuele klachten. In de
derde plaats houden we het groepsproces scherp in de gaten. De eerste tekenen van plagen,
uitsluiten en dergelijke worden daardoor snel gesignaleerd en direct besproken met de betrokken
kinderen. Indien nodig worden de betrokken kinderen wekelijks individueel apart genomen om
kort te evalueren hoe het die dag of week gegaan is.
Wat doen wij als pesten geconstateerd wordt?
Als werkelijk pesten wordt gesignaleerd, overleggen we welke actie we ondernemen. Welke
stappen genomen moeten worden staan beschreven in de ‘richtlijnen bij pesten’.
5.5 Overlijden
Ook kinderen kunnen te maken krijgen met sterfgevallen in hun omgeving. We geven daar naar
gelang de situatie en in overleg met ouders/verzorgers en het kind aandacht aan. Bijvoorbeeld
met een verhaal, een prentenboek, persoonlijke aandacht en aandacht voor het groepsproces.
Wanneer we begeleiding nodig hebben bij een overlijdenssituatie m.b.t. kinderen/ouders of
collega’s van Panta Rhei kunnen we advies inwinnen bij het interne ‘sleuteltrio’ van Panta Rhei.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het zogeheten ‘Draaiboek overlijden’.
5.6
Kindermishandeling
Wij werken met de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van de Brancheorganisatie
Kinderopvang. We hebben een aandachtsfunctionaris die medewerkers ondersteunt in het geval
dat er bij een kind mishandeling vermoed wordt. Daarnaast zijn we allemaal geschoold over dit
onderwerp middels een cursus van het NJI (Nederlands Jeugdinstituut).
Wat wordt verstaan onder kindermishandeling?
Kindermishandeling is elke vorm van, voor de minderjarige, bedreigende of gewelddadige
interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten
opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat,
actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden
berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (Wet op de
jeugdzorg, 2005).
Daarnaast geldt dat de combinatie van kinderen en huiselijk geweld altijd
kindermishandeling betekent.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
37/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het
slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging,
belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging
van goederen in en om het huis).
(Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, ter inzage op kantoor)
5.7
Seksueel misbruik
Wat wordt verstaan onder seksueel misbruik?
‘Het is seksueel misbruik als een persoon zijn machtspositie of de onwetendheid, het
vertrouwen of de afhankelijkheid van een meisje of jongen benut voor de bevrediging van
zijn eigen seksuele behoeften. Daarbij hoort bijvoorbeeld, als de betreffende persoon:
een kind aanraakt of zich door een kind laat aanraken, met als doel de eigen seksuele
opwinding;
een kind dwingt of overreedt om naar hem te kijken als hij naakt is, of om seksuele
activiteiten aan te zien;
kinderen gebruikt voor pornografische doeleinden of kinderen pornografie laat zien;
de intieme delen van een meisje of jongen aanraakt, of hen tot oraal, anaal of
vaginaal geslachtsverkeer dwingt - dus verkracht.
(Citaat: “Ouders en hun kinderen”, pagina 129/130)
Bij ons zouden kinderen kunnen komen die slachtoffer van seksueel misbruik zijn. Er zijn tal van
tekenen van seksueel misbruik die kinderen naar buiten tonen. We trachten zo goed mogelijk om
te gaan met dit onderwerp. Ook hiervoor wordt gebruik gemaakt van de meldcode Huiselijk
Geweld en Kindermishandeling. We streven naar een zo open mogelijk klimaat wat betreft het
bespreekbaar maken van evt. signalen of zorgen rondom een kind.
In de door ons gehanteerde meldcode zijn aparte routes opgenomen voor het vermoeden van
(seksuele) mishandeling door een beroepskracht en grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen
onderling.
Hoofdstuk 6 Samenwerking tussen ouders en Panta Rhei in het belang van
de kinderen.
Inleiding
We vinden de samenwerking met de ouders zeer belangrijk. Vooral het jonge kind is nog zo sterk
één met zijn omgeving, dat je het er nauwelijks los van kunt zien. Daarbij spelen ouders en
gezinssituatie de belangrijkste rol. Wanneer een kind een aantal dagen of dagdelen per week bij
ons doorbrengt, gaan wij deel uitmaken van de omgeving van het kind. Wij willen dat de
volwassenen onderling een open en eerlijk contact aangaan. Zo ervaart het kind dat de ouders
hem met vertrouwen aan ons overdragen, en zal het zich sneller veilig voelen. We hebben
informele en formele gesprekken en ouderavonden. Daarnaast is er een centrale oudercommissie
en voor elke locatie een oudercommissie. Door een goede, duidelijke en open communicatie met
ouders kunnen we ons ondersteund voelen in onze werkzaamheden.
6.1
Informele en formele gesprekken
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
38/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Informele gesprekken zijn voor ons een belangrijke vorm van communicatie met de ouders.
Hiervoor is gelegenheid aan het begin en aan het einde van de dag. De belangrijkste voorvallen en
informatie over het verloop van de dag en het welbevinden van het kind, worden dan
uitgewisseld. Op de babygroepen is er naast de haal-en brengcontacten ook het zogeheten heenen weer schriftje. Op de peutergroepen is er het logboek dat ter inzage ligt. Daarnaast houdt
Panta Rhei contact met ouders via facebook en de website. Formele gesprekken worden bij de
volgende gelegenheden gehouden: het intakegesprek, voor baby’s en peuters n.a.v het jaarlijkse
kindbeeldformulier een gesprek op aanvraag, en het exitgesprek. Voor de Toverfluit is er het
derdejaarsgesprek. Zowel ouders als pedagogisch medewerkers kunnen te allen tijde, indien
nodig, een extra gesprek aanvragen. Naarmate het kind ouder wordt en zelfstandiger, is er sprake
van een afnemende intensiteit aan oudercontacten.
6.2
Ouderavonden
Elk jaar worden ouderavonden georganiseerd. Hier worden actuele onderwerpen met betrekking
tot de opvang van de kinderen op Panta Rhei besproken. Daarnaast is er gelegenheid voor het
stellen van vragen aan en het uitwisselen van informatie en visie met ons, en is er gelegenheid tot
informeel contact tussen de ouders onderling.
6.3 De oudercommissie
De oudercommissie is een orgaan voor overleg en advies en bestaat uit een vrijwillige participatie
van ouders. De oudercommissieleden vertegenwoordigen alle ouders die kinderen op Panta Rhei
hebben. Zij zorgen er tevens voor dat ouders op de hoogte zijn wie de leden van de
oudercommissie zijn. Er is een apart mailadres waar vragen en suggesties neergelegd kunnen
worden. Indien nodig organiseert de oudercommissie een ouder-of inspraakavond als daar
aanleiding toe is. Samen met Panta Rhei verzorgt de oudercommissie enkele malen per jaar een
nieuwsbrief met wetenswaardigheden van Panta Rhei en de oudercommissie.
6.4
De jaarfeesten
De jaarfeesten: St. Maarten, Kerstmis, Pasen en St. Jan worden op Panta Rhei met kinderen, de
ouders en ons gezamenlijk gevierd. Hier kunnen we op een plezierige en ontspannen wijze samen
zijn en elkaar op informele wijze beter te leren kennen.
Daarnaast
6.5
Relatie met de omgeving
We willen als antroposofische organisatie een relatie hebben met onze omgeving; niet als kunstje
maar als een logisch en organisch ontwikkelingsmodel. Wij zijn onderdeel van de Amersfoortse
Bredeschool Combinatie (ABC). ABC Berg Noord en Zuid is een basisvoorziening, die zich richt op
de verrijking van de ontwikkeling van het kind in brede zin en het stimuleren van talenten
Dit willen we realiseren door in en buiten schooltijd activiteiten te organiseren voor de kinderen.
Ontmoeting, verrijking en samenwerking tussen de organisaties in de wijk en de bewoners staan
hierbij centraal.
Literatuurlijst
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
39/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Boogerd, C.
“Het etherlichaam als pedagogisch instrument”, Nearchus C.V., Assen,
2010
Glöckler, Michaela
“Ouders en hun kinderen - Opvoeding en ontwikkeling: een
ontdekkingsreis”, Christofoor, Zeist 1992.
Gradenwitz, B.
“De Gouden Poort - liedjes in kwintenstemming en pentatoniek voor
kinderen t/m 8 jaar”, Christofoor, Zeist 1990.
Haren, van, W.
“Het grote Spelenboek - kring, zang- en bewegingsspelen voor Rudolf
Krischnick kinderen van 4 t/m 8 jaar”, Christofoor, Zeist 1987.
Hoekstar, E.;
I. van Liempd;
F. de Vos
“Vrijbuiten”, werkboek voor N.S.O.
Jung, C. G.
“Oerbeelden, structuur van de ziel - kindarchetype geest en archetype in
het sprookje”, Lemniscaat, Rotterdam 1982.
Meer, van der, B.
“Handleiding Vertrouwensgroep
(eindredactie)
Misbruik”, Segers, Schiedam 1990.
Steiner, R.
“Natuurwezens”, Christofoor, Zeist 1990
Zwiep, C.S.
Kindermishandeling
en
Seksueel
“Kinderen en seksualiteit, pedagogische begeleiding in de kinderopvang”, SWP,
Amsterdam, 2005
Voor Hoofdstuk 1 is gebruik gemaakt van de stukken, geschreven door Hanne Looij namens de
Bond van Vrije Scholen, voor het project Landelijk Pedagogisch Beleid Kinderopvang en
Peutergroepen.
Bijlagen
Bijlage 1 Pedagogisch medewerker – kindratio.
Voor pedagogisch medewerkers (halve) dagopvang gelden de volgende regels:
één pedagogisch medewerker per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar
één pedagogisch medewerker per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar
één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar
één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt een gemiddelde
berekend.
Voor de flexibiliteit in de organisatie is het mogelijk dat in de dagopvang ten hoogste
drie uur per dag (niet aaneengesloten) minder beroepskrachten worden ingezet, maar
nooit minder dan de helft van het afgesproken aantal pedagogisch medewerkers. Is er
zo’n situatie slechts één pedagogisch medewerker voor de dagopvang, dan is er ter
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
40/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
-
ondersteuning ten minste één andere volwassene als ‘achterwacht’ in Panta Rhei
aanwezig.
Bovendien werkt Panta Rhei zoals gezegd met het 4-ogenprincipe.
Met betrekking tot de groep gelden de volgende regels:
de groep bestaat maximaal uit twaalf kinderen bij 0 tot 1 jaar en maximaal zestien
kinderen bij 0-4 jaar (waarvan maximaal acht kinderen tot 1 jaar)
-
de kinderen kunnen voor een extra activiteit de groepen verlaten (zie het open
deuren beleid). Dan wordt de maximale omvang van de groep tijdelijk losgelaten. Wel
blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het
totale aantal aanwezige kinderen op de locatie. De op de locatie aanwezige
pedagogisch medewerker houdt zich bezig met taken die direct met de kinderen te
maken hebben.
Bij de buitenschoolse opvang voor kinderen in de basisschoolleeftijd gelden de volgende regels:
één pedagogisch medewerker per tien (aanwezige) kinderen
het is toegestaan bij groepen van 8 tot 12 jarige kinderen met twee pedagogisch
medewerkers en een extra volwassene maximaal dertig kinderen op te vangen.
Voor de NSO kunnen ten hoogste een half uur per dag minder pedagogisch
medewerkers worden ingezet, maar nooit minder dan de helft van het aantal
afgesproken pedagogisch medewerkers. Is er in zo’n situatie slechts één pedagogisch
medewerkers op de NSO, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere
volwassene als ‘achterwacht’ in Panta Rhei aanwezig. Beslaat de opvang van de
kinderen de gehele dag, bijv. in vakanties of op studiedagen, dan geldt hetzelfde als
bij de dagopvang.
De NSO van Panta Rhei bestaat uit drie groepen waarbij, vanuit pedagogische
overwegingen, aangepaste opvang gekozen is voor leeftijdsgedifferentieerde
groepen. Op deze manier kunnen wij de kinderen opvang en begeleiding aanbieden
die past bij de ontwikkeling en de vraag van de kinderen.
Bijlage 2 Rituelen en jaarfeesten.
Jaarfeesten
Wij leven mee met de seizoenen en jaarfeesten, door middel van verhalen, liedjes, spelletjes en
knutselactiviteiten. We houden een jaartafel bij, waarop voorwerpen uit de natuur en mythische
figuren mooi uitgestald zijn. Hierdoor leren de kinderen al vroeg veel over de seizoenen en
jaarfeesten. De feesten hebben hun oorsprong in zowel christelijk als voorchristelijke gebruiken.
Sint Michaël: 29 september
Sint Michaël helpt ons de kracht en moed te verzamelen om de donkere wintertijd te doorstaan.
Het is een oogstfeest. Alles wordt in orde gemaakt voor de winter.
Sint Maarten: 11 november
Dit feest ontleent zijn naam aan de legende van Sint Maarten, die als volgt verteld wordt. Bij de
stadspoort van Amiëns zat een bedelaar die om een aalmoes vroeg. Omdat Sint Maarten zelf niets
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
41/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
meer had, nam hij zijn zwaard en sneed zijn mantel in twee stukken. De ene helft gaf hij aan de
bedelaar, de andere hield hij zelf. Een oud boerengebruik is dat men omstreeks Sint Maarten een
lantaarntje gemaakt van knolraap buiten aan de dakgoot hing. Dit was het teken dat de oogst
binnen was. De kinderen mogen met Sint Maarten met hun eigen gemaakte lantaarn in een
optocht lopen.
Advent
De Adventtijd begint vier zondagen voor de Kerst. Het is de tijd van de verwachting, we staan
open voor wat vanuit de hemel naar ons toekomt. Dit word beleefd met het aansteken van de
kaarsen in de adventskrans.
Sint Nicolaas: 5 december
Het huidige Sinterklaasfeest is een samensmelting van verschillende volksgebruiken. Sinterklaas is
de weldoener voor mensen en vooral voor de kinderen. Hij wil vooral goede gewoonten in de
mens benadrukken, en een cadeautje kan daarvoor een stimulans zijn.
Kerstmis: 25 en 26 december
Het kerstkind en dus het licht wordt geboren in de donkerste dagen van het jaar. De kaarsen in de
kerstboom zijn symbool voor het licht.
De drie koningen komen 6 januari, om het kerstkind verwelkomen.
Maria Lichtmis: 2 februari
Met Maria Lichtmis sluiten wij de kersttijd af. De naam van deze viering ontlenen wij aan
het verhaal dat Maria veertig dagen na de geboorte van Jezus naar de tempel ging om een
reinigingsoffer te brengen. Na Maria Lichtmis gaat de aarde weer langzaam ontwaken en bereid
zich voor op de lente.
Palm Pasen
Het feest van Palm Pasen brengt ons de intocht van Christus in Jeruzalem in herinnering. Een
week voor Pasen wordt dit feest gevierd. De feestelijk versierde palmpasenstokken zijn ook een
symbool voor de naderende lente.
Pasen
Pasen is het feest van opstanding van Christus, en tevens vieren we dat de natuur weer tot leven
komt. Het ei is het symbool van de vruchtbaarheid, gebracht door de paasbode, de haas.
Pinksteren
Pinksteren is naast een christelijk feest, een feest dat sterk met de bloei en ontwikkeling van de
natuur verbonden is. Het is de viering van vrijheid, liefde en voortplanting, licht, lucht en
bloemen. De duif is belangrijk als een bode uit de hemel.
Sint Jan: 24 juni
Op deze dag gedenken we Johannes de Doper, die op deze datum werd geboren. Tevens is het
Midzomerfeest. De natuur staat in volle pracht te bloeien en de zon staat op haar hoogste punt.
Dit wordt gevierd met dansen en spelletjes in de buitenlucht, gras- en bloemenkransen, het vuur
dat staat voor moed, en lekker eten.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
42/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Verjaardagen
We besteden veel aandacht aan de geboortedag van een kind. Elke groep geeft hier een
soortgelijke invulling aan (dit staat beschreven in de werkplannen van de groepen). Tijdens de
viering van het feest wordt in de peutergroepen het volgende verhaal verteld:
Voordat ...(naam van het kind)...geboren werd, woonde ze bij de sterren. De zon en de maan en
de regenboog waren haar beste vriendjes.
Overdag overstraalde de zon met zijn licht alle hoeken van de hemel, en het kindje danste vrolijk
op de zonnestralen.
‘s Avonds kwam de glanzende maan haar begroeten. ‘s Nachts, als ze sliep hielden de sterren en
de maan de wacht over haar. Soms keek ze naar beneden, naar de aarde en zag andere kindjes
glimlachen naar hun moeder; en vaak verlangde ze ernaar ook een eigen vader en (of) moeder te
hebben.
Ze vertelde het aan haar vrienden. “Wij zullen je helpen (een) heel bijzondere ouder(s) te vinden,
helemaal voor jou alleen”, zeiden die. “Maar je moet wel iedere nacht terug komen om ons op te
zoeken”. “O, maar dat doe ik ook”, zei het kindje blij. Toen gaven haar vrienden haar prachtige
geschenken. De zon schonk zijn gouden warmte, de sterren gaven hun heldere licht; de
regenboog kleedde het kindje in glanzende kleuren; en de maan weefde een zilveren draad zodat
ze altijd de weg terug zouden vinden.
Terwijl dit alles gebeurde, hoorde(n) de ouder(s) een fluisterend geluidje uit de hemel. Toen
wisten ze dat hun kleintje eraan kwam....
Bijlage 3 De twaalf zintuigen.
De tastzin
De tastzin is het sterkst aanwezig in de vingertoppen, lippen, tong en binnenkant dijbenen.
Hiermee nemen wij de oppervlakte van een voorwerp waar; of deze ruw, zacht, of glad is, en
nemen we tevens onze eigen begrenzing waar. Daarom is de tastzin voor het kind van groot
belang, om thuis te raken in het eigen lichaam, de grenzen ervan te leren kennen, en tot de
beleving te kunnen komen dat het in dit lichaam “woont”.
Bij de opvoeding wordt de tastzin o.a. ontwikkeld door een liefdevolle en respectvolle aanraking,
massage, kietel - en aanraakspelletjes, speelgoed van natuurlijk materiaal variërend in
oppervlakte, en zachte, warme kleding die genoeg bewegingsvrijheid biedt. Ook inbakeren (zie
§3.1.3) spreekt de tastzin aan.
De levenszin
Levenszin stelt ons in staat om waar te nemen hoe we in ons vel zitten, of we ons bijvoorbeeld
moe of fit voelen, honger hebben, knellende of prettige kleding aanhebben, enzovoort. Een goed
functionerende levenszin zorgt ervoor dat we ons thuis en behaaglijk kunnen voelen in ons
lichaam. Dit legt de basis om later ook in psychische zin tevreden en ontspannen te kunnen zijn,
en (dis-)harmonie te kunnen herkennen bij anderen, maar ook bijvoorbeeld in de kunst.
Bij de opvoeding zijn van belang: het goed doormaken van de kinderziektes, en alles wat bijdraagt
tot een behaaglijk gevoel en een algemene gezondheid.
De bewegingszin
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
43/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
De bewegingszin gaat gelijk op met de motorische ontwikkeling, en stelt ons in staat om onze
eigen bewegingen waar te nemen aan de hand van de verschillen in spanning van onze spieren.
Het vormt daarmee de basis voor de ontwikkeling van de woord-of spraakzin. De bewegingszin
stelt ons in staat ons in te leven in de gebaren, bewegingen en mimiek van andere mensen, en
vormt daarmee een belangrijk instrument voor de non-verbale communicatie. Het leren
beheersen van de motoriek brengt een gevoel van vrijheid en ook vreugde en lichtheid met zich
mee.
Bij de opvoeding is het van belang dat een kind zijn bewegingsdrang mag uitleven, bewegingen
mag ontdekken afgewisseld met momenten van rust. Ritmische bewegingen op versjes en
rijmpjes zijn bevorderend.
De evenwichtszin
De evenwichtszin stelt ons in staat om de positie van ons lichaam te bepalen in de ruimte, t.o.v.
voor - achter, onder - boven, links - rechts. Dit biedt een referentiekader voor het herkennen of
iets buiten ons al dan niet in evenwicht is, en legt de basis voor het vinden van innerlijk
evenwicht. Dit laatste is tevens voorwaarde om goed te kunnen luisteren (de gehoorszin).
Bij de opvoeding is de mogelijkheid tot bewegen van belang, aangezien de ontwikkeling van de
evenwichtszin parallel loopt aan de motorische ontwikkeling.
De reuk
De reuk stelt ons in staat geuren waar te nemen, of voeding vers of bedorven is. Tevens leren we
de innerlijke kwaliteit van iets of iemand waar te nemen, we ontwikkelen een ‘neus’ of er ergens
een ‘luchtje’ aan zit.
Bij de opvoeding is van belang dat de geur past bij het betreffende voorwerp. Synthetisch
toegevoegde geuren houden onze neus voor de gek. Voor het jonge kind zijn sterke geuren vaak
te krachtig.
De smaak
De smaak stelt ons in staat om zout, zoet, zuur en bitter te onderscheiden. Door de smaakprikkel
worden de spijsverteringsorganen geactiveerd. Door te proeven leren we door de buitenkant
heen te kijken, en de binnenkant naar waarde te schatten. Zo leren we ook in overdrachtelijke zin
ergens aan te proeven en een goede smaak te ontwikkelen. Bij de opvoeding geldt weer dat de
smaak overeenkomt met het betreffende voedingsmiddel: dat de smaak ‘eigen’ is en niet een
synthetisch smaakje of een sterke smaakmaker bevat.
De gezichtszin
De gezichtszin stelt ons in staat om licht en donker te onderscheiden en om kleuren waar te
nemen. Dit leert ons dan tevens innerlijk licht en duister, en kleuren te herkennen.
Bij de opvoeding is het een hulp als kleuren overeenkomen met de betreffende stemming.
Bijvoorbeeld de slaapkamer in kleuren schilderen waarbij je jezelf kunt ontspannen. Baby’s nemen
in het begin nog voornamelijk licht en donker waar. Men kan echter aannemen dat ze de werking
van kleuren in hun omgeving direct ondergaan.
De warmtezin
De warmtezin stelt ons in staat waar te nemen of iets warmer of kouder is dan wijzelf. Daardoor
leren wij tevens uitingen van warme genegenheid of van kille distantie te onderscheiden. We
leren in te zien wat “ons koud laat” of waar we “warm voor lopen”.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
44/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Bij de opvoeding is warme kleding van belang, wat onnodig energieverlies voorkomt. In
tegenstelling tot natuurlijke stoffen zoals hout en glas, zijn plastic, nylon e.d. nooit koud of warm,
en spreken onze warmtezin dus niet aan.
Het gehoor
De gehoorszin stelt ons in staat om de hoogte, duur, en sterkte van een toon waar te nemen. Het
geeft het innerlijk vermogen om in de menselijke stem of in de klank van een materiaal te horen
wat de drager van deze klank wezenlijk uitdrukt.
Zang en eenvoudige muziek is zelfs al voor de zwangerschap een geschikte manier om contact te
leggen met het jonge kind. Zelf spelen met levende klanken, van de stem en van verschillende
materialen en muziekinstrumentjes stimuleren de gehoorszin. Te harde geluiden en het
onafgebroken horen van de radio stompen de gehoorszin af.
De woord -, spraak - of gestaltezin
Deze stelt ons in staat om innerlijke beweging in een reeks klanken of in een ruimtelijke vorm te
herkennen. Zoals het herkennen van een woord in een reeks klanken, het timbre van een bepaald
muziekinstrument herkennen, in een beweging een gebaar zien, de compositie van een schilderij
doorzien. Het geeft het vermogen tot innerlijke beweeglijkheid, en het vermogen om innerlijke
beelden waar te nemen, bijvoorbeeld die sprookjes in ons oproepen.
Bij de opvoeding is de ontwikkeling van de bewegingszin van belang, en het duidelijk uitspreken
van woorden en klanken.
De denk -, gedachten - of betekeniszin
Deze stelt ons in staat om uit een reeks woorden de gedachtegang van de spreker of schrijver te
kunnen volgen, de zin van een handeling in te zien en om de betekenis van een afbeelding te
kunnen doorzien. Het legt de basis voor het verstaan van een begrip, een manier van denken die
niet lichaamsgebonden is.
Bij de opvoeding helpt het o.a. als de mensen om het kind heen spreken en denken met een goed
taalgebruik w.b. zinsbouw en grammatica. Ook het verrichten van zinvolle handelingen waarbij
oorzaak en gevolg duidelijk worden (zoals bij oude ambachten), is behulpzaam.
De Ik - zin
Hierdoor kunnen wij het ik, de individualiteit van de andere mens waarnemen (bijv. bij
oogcontact). We kunnen hierdoor een wezenlijke ontmoeting met een ander mens hebben. Bij
jonge kinderen is dit nog sterk gekoppeld aan de tastzin. Daarnaast is het voorbeeld van
volwassenen die met vertrouwen en respect met elkaar omgaan van groot belang.
Bijlage 4 Opleiding en scholing.
Opleidingsplan
Voor het uitvoeren van de functie pedagogisch medewerker geeft o.a. het diploma MBO-SPW (3)
bevoegdheid. Alle pedagogisch medewerkers beschikken over de voor de werkzaamheden
passende beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen. Ons beleid ten aanzien
van het volgen van opleidingen en cursussen is het verhogen van de inhoudelijke kennis en
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
45/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
vakbekwaamheid van de pedagogisch medewerkers en de verdieping van de antroposofische
visie. Daarnaast vergroot het de motivatie. Er is een duidelijke relatie tussen
deskundigheidsbevordering en het pedagogisch beleid. Veel cursussen en opleidingen zijn gericht
op het bevorderen van kennis en inzicht in de antroposofische zienswijze en de consequentie voor
het pedagogisch handelen. De directeur bepaalt jaarlijks aan welke deskundigheidbevordering de
organisatie behoefte heeft. Deze behoefte wordt vastgelegd in een opleidingsplan. Door de
locatiemanager wordt tijdens aanname of functioneringsgesprek de opleidingsbehoefte van de
medewerker vastgesteld en afgestemd op de in het opleidingsplan beschreven behoefte. Dit leidt
tot een individueel opleidingsplan voor de medewerker. De voortgang hiervan wordt tijdens de
functioneringsgesprekken geëvalueerd.
Vakinhoudelijke en algemene cursussen
Medewerkers van Panta Rhei kunnen vakinhoudelijke of algemene opleidingen of cursussen
onder bepaalde voorwaarden volgen. Over de vergoeding en te investeren tijd worden met de
locatiemanager afspraken gemaakt.
Diploma’s van de volgende beroepsopleidingen kwalificeren voor de functie van pedagogisch
medewerker:
a)
MBO
Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW-3);
Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW4);
Pedagogisch Werker niveau 3;
Pedagogisch Werker 3 Kinderopvang;
Pedagogisch Werker niveau 4;
Pedagogisch Werker 4 Kinderopvang;
Pedagogisch Medewerker 3 Kinderopvang;
Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker 4 kinderopvang;
Onderwijsassistent;
Onderwijsassistent PO/SO (primair onderwijs/speciaal onderwijs);
Sociaal-cultureel Werker (SCW).
HBO
Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool, PABO of IPABO);
Pedagogiek (HBO-bachelor);
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH);
Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV);
indien dit diploma bij een onderwijsinstelling is behaald met inachtneming van de eisen die de
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs
(WHW) aan deze opleiding stelt.
b) Indien de functie van pedagogisch medewerker alleen wordt uitgeoefend in de buitenschoolse
of naschoolse opvang (BSO/NSO) kwalificeren naast de diploma’s onder a) en c) ook de volgende
diploma’s:
MBO
Sport- en bewegingsleider (niveau 3);
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
46/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Sport- en bewegingscoördinator (niveau 4);
Sport en Bewegen (niveau 3 en 4).
HBO
Leraar lichamelijke oefening (ALO);
Sport en Bewegen;
Kunstzinnig vormende opleiding op HBO-niveau (docentenrichting binnen kunstonderwijs of
kunstzinnige richting binnen lerarenopleiding), indien dit diploma bij een onderwijsinstelling is
behaald met inachtneming van de eisen die de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) of de
Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) aan deze opleiding stelt.
c) Hieronder worden de beroepsopleidingen vermeld waarvan door partijen bij de CAO
Kinderopvang is bepaald dat een reeds behaald diploma ook kwalificeert voor de functie van
pedagogisch medewerker:
MBO
Beroepsopleidingen binnen MBO/MDGO/MHNO/MSPO/Leerlingwezen/inservice of
brancheopleiding:
A-Verpleegkundige;
Activiteitenbegeleider (AB);
Activiteitenbegeleiding (AB);
Agogisch Werk (AW);
akte hoofdleidster kleuteronderwijs;
akte Kleuterleidster A;
akte Kleuterleidster B;
Arbeidstherapie (AT);
B-Verpleegkundige;
Brancheopleiding Ervaren Peuterspeelzaalleidster (BEP);
Cultureel Werk (CW);
Extramurale Gezondheidszorg (EMGZ);
Inrichtingswerk (IW);
Kinderbescherming A;
Kinderbescherming B;
Kinderverzorging en Opvoeding;
Kinderverzorging/Jeugdverzorging (KV/JV);
Kinderverzorgster (KV);
Kinderverzorgster van de centraleraad voor de kinderuitzending;
Kultureel Werk (KW);
Leidster Kindercentra (LKC; van OVDB of onder WEB);
Residentieel Werk (RW);
Sociale Arbeid (SA , SAII of SA2 );
Sociaal Cultureel Werk;
Sociaal Dienstverlener (SD);
Sociaal Pedagogisch Werker (SPW; lang of onder WEB);
Sociale Dienstverlening (SD , SA , SAI of SA1 );
Vakopleiding Leidster kindercentra (conform de WEB);
Verdere Scholing in Dienstverband (VSID) richting kinderdagverblijven;
Verpleegkunde;
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
47/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
Verpleegkunde A;
Verpleegkunde B;
Verpleegkunde Z;
Verpleegkundige;
Verplegende (VP);
Verpleging (VP);
Verzorgende (VZ niveau 3 of VZ lang);
Verzorgende beroepen (VZ);
Verzorgende Individuele Gezondheidszorg (VIG);
Verzorging (VZ);
Z-Verpleegkundige.
HBO
Akte Lager onderwijs zonder hoofdakte (oude kweekschoolopleiding);
Akte van bekwaamheid als leidster of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs;
Akte van bekwaamheid als onderwijzer(es);
Akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer(es);
Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer(es);
Applicatiecursus leraar basisonderwijs (als vervolg op en in combinatie met kleuterakte A/B);
Creatieve therapie (waaronder Mikojel);
Cultureel Werk (CW);
Docent Dans;
Docent Drama;
Educatieve therapie (Mikojel);
Extramurale gezondheidszorg (EMGZ);
Inrichtingswerk (IW);
Jeugdwelzijnswerk;
Kinderverzorging en Opvoeding;
Kreatief Edukatief Werk;
Kunstzinnige Therapie;
Lerarenopleiding Omgangskunde;
Lerarenopleiding Verzorging/Gezondheidskunde;
Lerarenopleidng Verzorging/Huishoudkunde;
Maatschappelijk Werk (MW);
Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD);
NXX (volgens de Wet op het voortgezet onderwijs);
Pedagogiek MO-A of kandidaatsexamen Pedagogiek;
Pedagogische Academie;
Verpleegkunde.
d) Een nog niet afgeronde beroepsopleiding kwalificeert voor de functie van pedagogisch
medewerker indien sprake is van:
Een overgangsbewijs naar vierde leerjaar van Leraar basisonderwijs (aan Hogeschool,
Pedagogische Academie, PABO of IPABO).
Het volgen van een deeltijd HBO-bachelor mits:
- het een opleiding betreft zoals genoemd onder a) of b) en;
- minimaal 50% van de studiepunten van de totale opleiding zijn behaald en;
- minimaal 1 jaar relevante stage- en of werkervaring.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
48/49
Panta Rhei BV
Pedagogisch beleid
e) Een buitenlands diploma kwalificeert voor de functie van pedagogisch medewerker als in een
gewaarmerkte brief van het IDW (Internationale Diploma Waardering: www.idw.nl) staat dat het
diploma gelijkwaardig is aan dat van een onder a, b, c of d kwalificerende opleiding.
Bijlage 5 Voorwaarden en inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling (PMIO).
Alle PMIO’ers beschikken over een diploma op minimaal MBO-3 niveau;of een HAVO of VWO
diploma;of een voor de kinderopvang relevant, maar nog niet gelijkgesteld buitenlands diploma
en relevante werkervaring. Voor alle PMIO’ers is binnen 2 maanden na aanvang van de
arbeidsovereenkomst een persoonlijk ontwikkelplan door de praktijkopleider samen met de
PMIO’er opgesteld. Alle PMIO’ers worden ingezet conform een actueel persoonlijk ontwikkelplan.
Een onderdeel van het ontwikkelplan is de formatieve inzet van de PMIO’er. Gedurende de
periode dat een medewerker nog PMIO’er is, dus voordat een kwalificerend diploma is behaald
(via een EVC-procedure of een opleiding), kan hij oplopend formatief ingezet worden. Deze inzet
is afhankelijk van hoe ver de PMIO’er in zijn ontwikkeling is.
Bijlage 6 Gebruik van de voorgeschreven voertaal.
De Nederlandse taal is op Panta Rhei de voertaal.
Datum actuele versie:
Datum vorige versie:
10-12-2013
25-09-2013
Autorisatie:
directeur
Pagina:
49/49