Chris Dubois - Gents Orgelcentrum

ORGELRECITAL
door
Chris Dubois (Brugge)
DONDERDAG 3 JULI 2014 om 20uur
___________________________________
Levensbeschrijving
------------------------Geboren in 1934 in Oudenaarde, deed Chris Dubois studies aan het Lemmensinstituut waar hij les kreeg van
Marinus de Jong en Staf Nees. Hij volgde Flor Peeters naar het conservatorium te Antwerpen en behaalde
daar de eerste prijzen voor orgel, muziekgeschiedenis, contrapunt en fuga. Aan de Gentse universiteit
vervolmaakte hij zich voor psycho-acoustica en elektronische muziek bij Louis de Meester en Henk Badings.
Hierna slaagde hij voor het examen van musicusmodulator bij de toenmalige BRT.
Op pedagogisch vlak was Chris Dubois actief als leraar orgel aan de muziekacademie te Roeselare en het
stedelijk conservatorium te Brugge; van 1967 tot 1999 was hij docent orgel aan het Leuvense
Lemmensinstituut. Hij legt zich toe op de compositie en werd laureaat van de compositiewedstrijd “De
Vleeshouwer”. Naast werken voor piano, cello, beiaard en koor, schrijft hij vooral voor orgel: zowel liturgische
gebruiksmuziek als grote symfonische werken. Zijn stijl leunt aan bij de Frans-symfonische school met
bijzondere aandacht voor ritme en kleur.
Chris ijvert steeds voor de verspreiding van de Vlaamse orgelmuziek; zo realiseerde hij voor Radio 3 werk van
Lemmens, Peeters, Schroyens, Tinel, Swerts , Roelstraete en eigen composities. Zelf staat hij in rechtstreekse
lijn met Lemmens: zijn leraar Flor Peeters was een leerling van Depuydt die zelf bij Lemmens en Tilborghs had
gestudeerd. Hij ontplooide een drukke concertactiviteit in binnen- en buitenland (o.a. de VS en Canada) en
ste
was eregast op het Vaticaan bij de 150 verjaardag van het Pauselijk Belgisch College.
Thans is Chris Dubois organist van het Monasterium van de Karmelieten te Brugge.
P R O G R A M M A
1. Allegro in D
(bew. Flor Peeters)
John Stanley
(1713-1786)
Stanley, tijdgenoot van Georg Friedrich Haendel, schreef veel Voluntary’s voor orgel en kleine bezettingen.
de
Flor Peeters bewerkte de Allegro-Finale uit het 6 Voluntary met toevoeging van een zelfstandig pedaal en
aanvullende harmonisaties. Het werk straalt een feestelijk karakter uit.
2. Preludium in D
Dietrich Buxtehude
(1637-1707)
We kunnen Buxtehude bestempelen als een weergaloze fantast op het orgel, die fantasierijk en fris de
onstuitbare inspiratie van zijn barokke geest neerschreef in o.m. sprankelende toccata’s en fuga’s en veelal
met de luchtigheid en speelsheid van een geniale improvisatie. Het Preludium in D heeft dergelijk karakter, is
zeer feestelijk en ongewoon blij van muzikaal humeur.
3. Koraalvoorspel “Nun komm’ der Heiden Heiland”
BWV 659
Johann Sebastian Bach
(1685-1705)
De koraalvoorspelen vormen een afzonderlijk geheel in het oeuvre van Bach. Het is een wereld van dichterlijk
symbolisme en mystieke afzondering. In “Nun komm’ der Heiden Heiland” (BWV 659) zingt de sopraan, met
een soloregister, in geornamenteerde stijl en gedragen door een polyfoon vlechtwerk van pedaal en
middenstemmen, deze koraalmelodie over de blijde komst van Christus.
4. Preludium in c BWV 546
Johann Sebastian Bach
In het majestatische Preludium in c zijn meerdere tussenzinnen in fugavorm ingeschakeld. Hierom wordt het
een gefugeerd preludium genoemd. Het is een stuk vol constante spanning en beweging, sereen en ernstig
van karakter. Twee thema’s, het ene massief van ritme en harmonie, het andere meer melodisch, vormen de
elementen van tegenstelling.
5. Andante in e
Jozef-Hector Fiocco
(1703-1741)
Fiocco stamt uit een Belgisch-Italiaans muzikale familie. Hij kreeg zijn eerste lessen van zijn vader en later van
zijn oudere broers. Eén van deze laatste was kapelmeester aan het Hof te Brussel en de jonge Jozef-Hector
verving hem daar regelmatig. Later werd hijzelf kapelmeester aan de kathedraal te Antwerpen.
Aanvankelijk beïnvloed door zijn Italiaanse tijdgenoten, kwam Jozef-Hector Fiocco méér en méér in de ban
van Couperins stijl. Hij componeerde missen, litanies en allerlei stukken voor klavier. Het Andante in e getuigt
van een melodische bekoorlijkheid en geraffineerde gratie.
6. Twee werken:
Jaak-Nikolaas Lemmens
(1823-1881)
a. Marche Pontificale
b. Prière
De naam Lemmens blijft verbonden, zowel met het ‘revival’ van de orgelcultuur in West-Europa als met de
geschiedenis van de kerkmuziek, in het bijzonder met het herstel van het Gregoriaans. Nadat hij zich bij Hesse
in Breslau de traditie van de uitvoering van Bachs orgelwerken had eigen gemaankt, vormde Lemmens in
Brussel een internationale orgelschool. Zijn Ecole d’Orgue diende tot grondslag van de meeste moderne
orgelmethodes. Met de stichting van het Lemmensinstituut bestendigde hij de principes en de traditie van zijn
spel en pedagogische ondervindingen.
De Marche Pontificale (derde deel uit de Sonate Pontificale) is een zeer plechtig stuk met rijk gestoffeerde
akkoorden.
De Prière (afkomstig uit de Suite pour Orgue) is een lieflijk werk: heldere eenvoud en klassieke harmonie
worden gekoppeld aan een harmonisch-contrapuntische schrijfwijze.
7. Toccata, Fuga en Hymne op “Ave Maris Stella” op. 28 Flor Peeters
(1903-1986)
De Toccata, Fuga en Hymne op “Ave Maris Stella” op.28 is een kapitaal werk van Flor Peeters en getuigt van
klassieke grootheid. Deze triptiek rust op sterke pijlers en imponeert door logische uitbouw, dynamische
ontplooïng en ideale verhoudingen waarvan elke noot een onmisbaar bestanddeel uitmaakt. Men heeft deze
muziek met Widors composities vergeleken; de vergelijking kan onvolledig zijn wanneer men luistert naar de
uiterlijke schittering, de ideale inhoud en substantie. Dit veel gespeelde werk wordt aanzien als Peeters’
voornaamste orgelcompositie. Hij droeg het op aan Charles Tournemire.
8. Litanie
Peter Pieters
(1957)
Peter Pieters, organist van de Mechelse kathedraal en oud-leerling van Chris Dubois, schreef deze Litanie als
muzikale bijlage bij het tijdschrift “Het Orgel in Vlaanderen”. Door het gebruik van wisselende maatsoorten
vertoont het stuk geen vaste ritmische cadans en is daarom op dat punt vergelijkbaar met het gelijknamige
werk van Jehan Alain. Het vertoont een ABA-structuur met een middengedeelte dat sterk in contrast staat
met de beide hoekdelen.
Deze laatste hebben een onrustig en opgejaagd karakter, zijn melodisch en harmonisch zeer beweeglijk en vrij
sterk geregistreerd. Vanuit de laagste regionen van het orgel klimt de melodie gestaag in aangesloten
beweging naar boven om in dalende akkoordenblokken uit te monden op een liggend dissonant akkoord
waarop het pedaal met grote sprongen zijn intrede doet. Het manuaal herneemt dit muzikaal materiaal in
gevarieerde vormen. Hiervoor wordt hoofdzakelijk de octotonische modus op re gebruikt. Het contrasterende
B-deel is eerder reciterend en meditatief van karakter. Het linkerhand bouwt een compact cluster-akkoord op,
ondersteund door de lage cis in het pedaal. Rechts weerklinkt een klagende melodie in een grillig gewijzigde
monodie. Tot slot wordt een stuk uit het A-gedeelte hernomen waarbij dalende akkoorden uitmonden in een
niet-opgelost akkoord op de grondnoot D.
9. Fantasia op C en D
Chris Dubois
(1934)
Gecomponeerd in 2004 als plichtwerk voor de nationale wedstrijd ‘Axion Classics’, heeft deze krachtige
compositie de notennamen C en D, tevens de initialen van de componist, als uitgangspunt. Deze
secundeafstand vormt een elementaire bouwsteen en is zowel melodisch als harmonisch in gans het werk
aanwezig. Op een natuurljike manier komen, zoals in een wedstrijdstuk mag verwacht worden, verscheidene
technische en muzikale elementen aan bod: statige akkoorden, lyrische passages, toccatafiguren, een fugato
en een pedaalsolo.
CD+PP+EDG
* * * * * * * * *