de-spectrofotometrische-bepaling-van-fosfaat

De spectrofotometrische bepaling van fosfaat in citroenzuur0
extracten van grond volgens de
molybdeenblaauwkleuring met
verschillende reductiemiddelen
door
W. F. Keijzer
15
riiksdienst voor de iisselmeeruolders
BIBLIOTHEEK
RlJKSDlENST VOOR OE
USSECMEEHPOLDERS
I
RIJKSDIENST VOOR DE
IJSSELMEERPOLDERS
L E L Y S T A D
Smedinghuis
R.1J.P.-rapport
1976-12 Bbw
De spectrofotometrische bepaling van fosfaat in
citroenzuurextracten van grond volgens de
molybdeenblaauwkleuring met verschillende
reductiemiddelen
door
W.F. Keijzer
Inleiding
Fosfaat is een belangrijke voedingsstof voor de plant.
.
.
Om een iqdruk te hebben van de hoeveelheid fosfaat die voor de plant
6eschikbaar is, wordt aan de Subafdeling Laboratoria van de R.1J.P.
de grond geextraheerd met 0.a. citroenzuur 1%. In de extracten wordt
het fosfaat spectrofotometrisch bepaald. Zijn naast deze gegevens bovendien proefveldresultaten op vergelijkbare grond beschikbaar, dan kan
een vrij betrouwbaar beeld van de fosfaattoestand worden verkregen.
Bij de spectrofotometrische bepaling van fosfaat volgens
de molybdeen.
~
blauwkleuring wordt van drie reductiemiddelen (amidol, met01 en ascorbinezuur) gebruik gemaakt (Hofstee en Fien, 1971). Momenteel worden voor
de bepaling van fosfaat in citroenzuurextracten van grond
amidol en
met01 gebruikt. De.activiteit van ~,amidol is minder groot dan die van
.. ..,
metol. De intensiteit van de met fosfaat gevormde blauwgekleurde verbinding is in beide gevallen afhankelijk van de tijd gedurende welke
de vloeistof in contact is met de reagentia. Bovendien is de tempera0
tuur als meetconditie aan nanwe grenzen gebonden (20 C + of - .)~'1
In tegenstelling met met01 werkt bij gebruik van amidol citroenzuur
niet storend. Het kan worden gebruikt voor een directe kleuring van
citroenzuurextracten, mits de extracten niet te sterk door uit de grond
opgeloste organisch@'stoffen zijn gekleurd. Is dit we1 het geval, dan
moeten deze stoffen eerst met H SO en KMN04 worden geoxydeerd. Hier2 4
bij wordt tevens het citroenzuur geoxydeerd, zodat daarna we1 met01
kan worden gebruikt.
Bij met01 beinvloeden ijzer-111-ionen de intensiteit van de blauwkleuring en kunnen, in grote hoeveelheden aanwezig, oorzaak zijn van blauwgroene, geelgroene of geelbruine verkleuringen. Deze storing kan worden
opgeheven door reductie tot ijzer-11-ionen.
Ten o~zichtevan amidol en metol is de molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel een veel gevoeliger methode (John, 1968).
De kleur is na 30 min. o~tirnaalen blijft daarna gedurende 24 uur constant. Temperatuurschommelingen tussen 100 en
~ O O Cbeinvloeden
de kleur-
ontwikkeling niet. Door de grotere gevoeligheid kan een kleine hoeveelheid extract in gebruik worden genomen. Het voordeel hiervan is, dat
in de meetoplossing minder storende componenten aanwezig zijn. De kans
dat de kleuring wordt behvloed door b.v. ijzer-111-ionen, is dan gering.
Om tot een uniforme werkwijze te komen en om kleine hoeveelheden fosfaat nauwkeuriger te kunnen bepalen is, als vervolg op eerder verricht
onderzoek betreffende de fosfaatbepaling (Hofstee, 1951; Keijzer, 1975),
nagegaan of ook voor de bepaling van fosfaat in citroenzuurextracten
de gevoelige molybdeenblauwkleuring met reductie door ascorbinezuur
kan worden toegepast.
Werkwijze
De bepalingen zijn verricht volgens Hofstee en Fien, 1971. Deze voorschriften zijn als bijlagen I en I1 aan dit verslag toegevoegd. De gevolgde werkwijzen luiden in het kort:
Bereiden van het citroenzuurextract.
5 g luchtdroge grond gedurende 48 uur extraheren met 50 ml citroenzuur
(Voor het in de grond aanwezige CaCO een equivalente hoeveelheid
3
citroenzuur toevoegen). Filtreren. In het filtraat fosfaat bepalen vol1%.
gens de molybdeenblauwkleuring met als reductiemiddelen amidol, met01
en ascorbinezuur.
Amidol
------
5 ml filtraat pipetteren in maatkolf 100 ml. Toevoegen 50 m1.H 20 ged.
I0 ml ammoniummolybdaat (oplossir~~
I) en daarna 10 ml amidol (oplossing
11). Aanvullen tot 100 ml. EGn uur na het toevoegen van oplossing I1
meten bij 720 nm.
Metol
----10 ml filtraat pipetteren in bekerglas. Oxyderen met H SO - ~ N O ~ .
2 4
Overbrengen in maatkolf I00 ml. Toevoegen 10 ml met01 (oplossing I),
daarna 10 ml amoniumolybdaat (oplossing 11) en na 15 minuten 20 ml
natriumacetaat (oplossing 111). Aanvullen tot 100 ml. Na 30 minuten
staan meten bij 720 nm.
Ascorbinezuu~
1 mlfiltraat pipetteren in maatkolf 100 ml. Toevoegen 20 ml ascorbine-
zuurmengsel. Aanvullen tot 100 ml. Na minstens 30 minuten staan meten
bij 882 nm.
Uitvoering en resultaten
DPspectrofotometrie is geb--eerd op de wet van Lambert-Beer:
T = transmissie
I = intensiteit van het opvallende licht
0
It= intensiteit.vanhet doorgelaten licht
a
=
extinctiecoefficient
b
=
optischeweglengte van de cuvet
c = concentratie van de absorberende
. ..
stof.
~
Het tegengestelde, exponentizle verband tussen de transmissie en de
concentratie is voor de kwantitatieve analyse ongemakkelijk. Daarom is
de grootheid extinctie (E) ingevoerd: E
=
-
log T = abc. Uit deze be-
trekking kan worden afgeleid dat de relatieve fout in de concentratie
in het extinctiebereik tussen 0,100 en 1,'500 weinig verandert, maar
sterk toeneemt bij hogere en lagere extincties (De Galan, 1972). Bij
voorkeur moet dus in dit optimale gebied worden gewerkt waar de nauwkeurigheid van de spectrofotometrische absorptiebepaling ongeveer 1%
is.
. .
..,
Vodr kleuringsmethoden kunnen ijklijnen worden opgesteld met behulp
van een reeks standaarden, waarna de onbekende gehalten aan de hand
van deze ijklijnen worden bepaald. Aangezien het bereiden van een standaardreeks tijdrovend is, wordt slechts gemeten in het gebied waar het
verband tussen concentratie en extinctie lineair is, d.w.z. het gebied
dat voldoet aan de wet van Lambert-Beer. Voor de Bausch en Lomb Spectronic 70 spectrofotometer, die bij dit onderzoek is gebruikt, eindigt
dit meetgebied voor het molybdeenblauw (720 nm) met amidol als reductiemiddel bij E = 0,250, met met01 bij E = 0,270 en met ascorbinezuur
(882 nm) bij E = 0,520.
Naast dit veel grotere meetgebied met ascorbinezuur, is ook de extinctiecoefficient van de hiermee 'gevormde verbinding veel groter dan van die
welke met amidol en metol worden gevormd. Met ascorbinezuur kunnen
hierdoor lage fosfaatgehalten met een grotere nauwkeurigheid worden
bepaald dan met amidol en metol.
In tabel 1 staan enkele gegevens betreffende de voor dit onderzoek gebruikte gronden. Bij vergelijking van de verschillende methoden is zoveel mogelijk uitgegaan van dezelfde extracten. In een gedeelte van
deze extracten ontwikkelden zich bij de molybdeenblauwkleuring met amido1 afwijkende kleuren, ondanks de in het voorschrift beschreven maatregelen ter voorkoming.hiervan. Door echter de juiste golflengte (720 nm)
te kiezen en doordat de monochromator van de spectrofotometer in staat
is een zeer klein golflengtegebied te selecteren, is de storende invloed van deze afwijkende kleuren gering. Hierdoor heeft ook de "eigen"
kleur van het extract nagenoeg geen invloed. Bij de bepalingen met met01
en ascorbinezuur traden geen kleurafwijkingen op. Met01 kan evenwel
slechts als reductiemiddel worden toegepast, indien het citroenzuur
,
-
dat vertragend werkt op de kleurontwikkeling
-
is afgebroken. Bij het
afbreken, ofwel oxyderen, van dit citroenzuur worden tevens de opgeloste
verbindingen afgebroken, waardoor organisch gebonden fosfaat kan vrijkomen. Dit verklaart waarom met metol hogere fosfaatgehalten zijn gevonden (gemiddeld 45,,9 tegen 4 3 , 6 , tabel 2) dan met amidol. De oxydatie
van citroenzuur is tijdrovend. Daarom wordt slechts in door organische
verbindingen sterk gekleurde extracten fosfaat bepaald met metol.
Bij gebruik van ascorbine'zuur stoort citroenzuur niet (tabel 3 ) . Het
niveau van de fosfaatgehalten met ascorbinezuur als reductiemiddel is
vrijwel hetzelfde als dat met metol. Bovendien blijkt ascorbinezuur het
organisch gebonden f o s f a a t z ~ n d e r v o o r a f g a a n d edestructie van de opgeloste organische verbindingen te kunnen reduceren (tabel 4). Meer dan 2 ml
extract kan niet in gebruik worden genomen, aangezien dan de storende
invloed van bepaalde componenten (arsenaten, nitraten en ferri-ionen)
merkbaar wordt (tabel 5). Door de grote gevoeligheid van ascorbinezuur
is echter 1 ml extract a1 voldoende voor een optimale extinctie. Het
maskeren van storende componenten is daardoor overbodig. Uit een onder-.
zoek aan 40 monsters, waarin het fosfaat oplosbaar in citroenzuur werd
bepaald via de molybdeenblauwkleuring met amidol en met ascorbinezuur
als reductiemiddelen, bleek dat de kleuring met ascorbinezuur een grotere nauwkeurigheid heeft dan die met amidol: de standaardafwijking
was respectievelijk 1 , O en 2,l. Het niveau van de gehalten met ascorbinezuur lag echter 5% hoger dan dat met amidol. Om na te gaan welke
gehalten de meest juiste zijn, zouden deze relatieve bepalingsmethoden
moeten worden vergeleken met een methode, waarbij de onbekende gehalten
niet aan de hand van een reeks standaarden worden bepaald. Een dergelijke absolute referentiemethode voor fosfaat ontbreekt echter. We1
zijn ter orientatie in I 1 monsters (gehalten varigrend van 9 tot 81 mg
P205 per 100 g) de toegepaste spectrofotometrische methoden vergeleken
met de gravimetrische methode volgens Lorenz (tabel 2).
Daaruit is berekend met de teken-toets dat de spectrofotometrisch bepaalde gehalten met met01
en die met ascorbinezuur (gemiddelde in-mg
P205 perl0O.g grond van zowel met01 als van ascorbinezuur: 40,2),evenals de spectrofotometrisch bepaalde gehalten met amidol en de gravimetrisch bepaalde gehalten (gemiddelde in mg P 0 per 100 g grond van
2 5
amidol: 38,2 en gravimetrisch: 37,8) niet significant verschillen. Het
systematische verschil tussen enerzijds de gehalten via de spectrofotoketrische methode met amidol en die via de gravimetrische methode en
anderzijds die via de ~~ectrofotometrische
methoden met met01 en met
ascorbinezuur is echter we1 significant. De verklaring hiervoor kan
zijn dat zowel spectrofotometrisch met amidol als langs gravimetrische
weg geen en via beide andere genoemde methoden w5l organisch fosfaat
wordt bepaald.
Van het in citroenzuur oplosbare fosfaat zal naast het anorganisch, ook
het organisch gebonden deel voor de plant opneembaar zijn. De spectrofotometrische bepalingsmethode met met01 of met ascorbinezuur geeft
dan dus de meest juiste informatie omtrent de hoeveelheid voor de plant
beschikbaar fosfaat in de grond.
Samenvatting
Fosfaat in grond is na extractie met citroenzuur 1% spectrofotometrisch
bepaald volgens de molybdeenblauwkleuring met verschillende reductiemiddelen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de kleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel door zijn grotere gevoeligheid een grotere nauwkeurigheid bezit dan die met amidol (standaardafwijking respectievelijk
1 , O en 2 , l ) .
Het niveau van de gehalten volgens de molybdeenmethode met
ascorbinezuur als reductiemiddel is gelijk aan datmet met01 en hoger
dan dat met amidol en dat via de gravimetrische methode volgens Lorenz.
Met ascorbinezuur kan maskeren van storende componenten achterwege blijven. Door deze vereenvoudiging en door zijn grotere nauwkeurigheid heeft
de molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel de voorkeur boven die met amidol en metol.
Daarnaast geven de gehalten via de ascorbinezuur-methode waarschijnlijk
een meer juiste informatie omtrent de fosfaattoestand van de grond dan
de iets lagere gehalten die via de amidol- en via de gravimetrische methode worden gevonden.
Het desbetreffende voorschrift is als bijlage 111 aan dit verslag toegevoegd.
.+.
Lelystad, januari 1976
Galan, L. de
1972
Analytische spectrornetrie
Kofstee, J.
195 1
Vergelijkend onderzoek "Meto1"-, "Amidol"en I , Lorenz"-methode ter bepaling van het
in citroenzuur oplosbare fosfaat in
CaCO -houdende grondmonsters.
3
R.1J.P. R 2572.
Mofstee, J. en
1971
H.J. Fien
Analysemethoden voor grond, gewas en bodemvocht, R.IJ.P., Lelystad
1971
Toelichting op de analysemethoden voor
grond, gewas, water en bodemvocht.
R.IJ.P.,
John, M.K.
1968
Lelystad.
Colorimetric determination of phosphorus
in soil and plant materials with ascorbic
acid.
Soil Science, april 1970.
Keijzer, W.F.
1975
De spectrofotometrische bepaling van totaal fosfaat in grond volgens verschillende kleuringsmethoden
1975
De spectrofotometrische bepaling van totaal
fosfaat in gewas volgens verschillende
kleuringsmethoden.
Tabel 1. Enkele gegevens van de gebruikte monsters.
. .
monster
nr. .
173759
.
. . .
.
laag in plek
nr.
cm
0-14,6
15
60 14,6-30/44
61 301'44-46,9
6246,9-63,6
"
"
"
63 63,6-80,6
173764 80,6-102,3 15
0-13124
8
67 13/24-33,6
"
173766
68 33,6-49
69 49-65
"
65-83
II
70
. .
11
173771 83-106
8
174366
0-35
9
174368
0-40
10
174370
45-55
11
0-12127 42
175274
175275 12127-33,O "
"
175276 33,O-47/61
77 47/61-68.1
7868,l-85,9
"
"
175279 85,9-104,2 42
28666
'
. .
. .
. .
.
....
.
. .
.
.
.
.
. .
.
.
de stoofdroge grond
bevat in %
CaCO humus-E lutum
3
30
11,3 3,l
Omschrijving
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
kavel NZ23; Ym/zu
rijpingsterreinen Z. Flevoland; zu 10,8
3,4
38
28
rijpingsterreinen Z. Flevoland; ala 7,3
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
7,6
alal/ala2
rijpingsterreinen Z. Flevoland;ala2 9,6
4,O
5,5
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
7,11
2+3
13,6
rijpingsterreinen Z. Flevoland
kavel OZ60; zu
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
7,3
alal/ala2
rijpingsterreinen Z. Flevoland;ala2 8,4
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
6,6
ala2+3
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
5,0
ala2+3
rijpingsterreinen Z. Flevoland;
4,6
ala
2+3
bosgebieden langs Dronter- en Velu- 2,l
wemeer
bosgebieden langs Dronter- en Velu- 0,6
wemeer
bosgebieden langs Dronter- en Velu- 3,2
meer
rijpingsterreinen Z. Flevoland
9,l
29
26
3,l
31
4,4
28
7,4
10,8
30
12,9
33
15,l
33
16,3
I1
32,9~
16
11,O
7
50,6
-
'
7,l
30
31
9,l
4,2
6,0,
3,4
25,9
26,3
33,O
4,4
5,6
27,7
rijpingsterreinen Z. Flevoland
7,7
8,4
N.O.P.; kavel S 57 Zu I1
8,5
3,l
II
11
8,
19
(1
II
rt
11
8,2
10,4
3O,4
33,8
Tabel 2. Fosfaat in grond, oplosbaar in citroenzuur I % , bepaald via
verschillende methoden.
mg P 0 per 100 g stoofdroge grond.
2 5
monsternr.
gravimetrisch
volgens Lorenz
spectrbfotometrisch via
molybdeenblauwkleuring
amidol
met01
173759
36,l
37,l
37,6
60
35,8
37,2
37,6
-
61
21,8
22,7
22,6
21,8
62
35,5
36,s
37,8
36,l
63
66,2
69,4
70,l
-
173764
52,3
54,8
55,3
173766
38,l
40,7
40,7
67
18,8
19,3
19,8
68
34,3
35,2
36,4
69
74,8
78,8
79,6
70
83,3
87,4
88,5
-
173771
81,3
86,5
85,7
80,6 :
174366
8,s
11,6
935
368
18,2
19,l
18,6
-
174370
12,6
13,l
12,7
12,3
175274
16,7
17,7
17,3
75
48,2
51,2
51,2
76
63,l
66,6
67,O
-
77
37,3
38,9
39,3
-
78
39,2
39,8
41,l
175279
72,5
75,8
75,7
28666
65,6
69,O
68,6
43,6
45,9
46,O.
gemiddeld
i'!,
ascorbinezuur
34,5
51,8
18,O
.
-
9,O
47,9
39,O
64,3
-
Tabel 3. Invloed van citroenzuur bij de spectrofotometrische bepaling
van fosfaat in grond, oplosbaar in citroenzuur 1 % .
r
monsternr.
I! mg
:
0 per 100 g stoofdroge grond via molyb2 5
deenblauwkleuring met ascorbinezuur
I
1 ml extract
2 ml extract
2 ml extract + 2 ml-~citroenzuur 1 %
70,l
69,O
69,6
173764
55,3
54,5
53,7
'I 73769
79,6
78,3
78,l
173770
88,5
87,4
87,3
173771
85,7
85,7
85,8
175276
67,O
66,4
66,4
175279
75,7
74,4
73,7
28666
68,6
67,5
67,l
73,8
72,9
72,7
gemiddeld
Tabel 4. Fosfaat in grond, oplosbaar in citroenzuur I % , spectrofotometrisch bepaald na verschillende voorbehandeling
mg P205 per 100 g stoofdroge grond via
monsternr.
molybdeenblauwkleuring
citroenzuur gedestrueerd
met01
ascorbinezuur
citroenzuur
niet gedestruee
ascorbinezuur
173759
36,O
36,7
36,2
173761
21,l
21,O
20,9
173762
35,9
36,2
36,4
173763
68,6
69,8
70,9
173764
54,6
54,7
55,6
173766
39,4
39,2
39,2
173767
18,8
19,3
19,O
173768
35,7
35,7
35,4
173769
78,3
79,7
80,O
173771
86,6
87,8
87,l
175276
65,5
66,4
64,7
175277
36,3
36,5
36,2
175278
39,5
39,9
39,6
175279
74,8
76,l
75,6
28666
67,7
68,3
67,6
50,6
51,2
51 , O
gemiddeld
Tabel 5 . Fosfaat in grond, oplosbaar in citroenzuur I % , spectrofotometrisch bepaald met verschillende hoeveelheden extract in
gebruik.
mg P205 per 100 g stoofdroge grond via molybmonsternr.
deenblauwkleuring met ascorbinezuur
1 ml extract
2 ml extract 4 ml extract
37,6
38,5
37,l
37,6
37,6
34,2
22,6
22,7
18,2
37,8
37,1
27,l
40,7
40,4
34,6
19,s
19,9
14,6
36,4
36,l
23,7
9,5
18,6
IO,O
18,4
9,2
18,l
12,7
13,3
13,l
17,3
17,l
17,O
51,2
50,4
43,3
39,3
39,l
35,4
41,l
40,7
33,O
30,2
30,l
25,6
P OPLOSBAAR IN C~H~OH(COOH)~
I%(P-CITR.).
COLORIMETRISCH
(Amidol-methode)
APPARATUUR
REAGENTIA
MAATKOLF, 50,O ml, geijkt op uit-
AMIDOL, oplossing I en I1
gieten
SPECTROFOTOMETER
)
CITROENZUUR, 5% en 1%
FOSFAAT, standaard, 1,O ml
THERMOSTAAT, instelbaar op 19-2 1 OC
2
0,050 mg
5'2'
WERKWIJZE
Een serie bestaat uit 45 bepalingen. In iedere serie een blancobepaling en een standaardmonster meenemen.
5,000 g luchtdroge grond afwegen in erlenmeyer 100 ml. Toevoegen
bij grond met een CaCO -gehalte < 1%: 50,O ml C H OH(COOH)3 1%;
3
3 4
bij grond met een CaCO -gehalte > 1%: (10 + 1,28 x % CaCO op luchtdroge
3
3
grond) ml C H OH(COOH)3 5%, aangevuld met H20 ged. tot 50,O ml in een op
3 4
uitgieten geijkte maatkolf.
Erlenmeyer omschudden en afsluiten met niet te vast sluitende stop.
Gedurende 48 uur plaatsen in thennostaat bij 20°C. Overdag omschudden
met tussenpozen van een uur. Filtreren over hard vouwfilter in erlenmeyer 100 ml.
5,O ml filtraat (van blanco-bepaling 4x 5,O ml) pipetteren in maatkolf 100,O ml. De hierna te gebruiken vloeistoffen op 20'~ brengen. Aan
2 blanco-bepalingen toevoegen 10,O ml P-standaard. Toevoegen 50 ml H20
ged., 10 ml Amidol-oplossing I en daarna 10 ml oplossing 11. Na iedere
toevoeging mengen. Aanvullen met H 0 ged. tot 100,O ml. 1 uur ng toe2
voegen van oplossing 11, blauwe kleur meten in spectrofotometer bij
720 nm t.0.v. de blanco-bepaling.
"~ereiding reagentia: 'Hofstee en Fien, 1971.
P OPLOSBAAR IN C3H40H(COOH)3
I%(P-CITR.).
COLORIMETRISCH
(Metol-methode)
APPARATUUR
REAGENTIA 1 )
MAATKOLF, 50,O ml, geijkt op uitgieten.
CITROENZUUR, 5% en I%.
SPECTROFOTOMETER.
FOSFAAT, standaard, 1,O ml
2
0,050
mg5'2'
THERMOSTAAT, instelbaar op 19-2 1 OC.
KALIUMPERMANGANAAT, 2%.
METOL, oplossing I, I1 en 111.
OXAALZUUR, 0,I n.
ZWAVELZUUR, 40%.
WERKWIJZE
Een serie bestaat uit 45 bepalingen. In iedere serie een blancobepaling en een standaardmonster meenemen.
5,000 g luchtdroge grond'afwegen in erlenmeyer 100 ml. Toevoegen
bij grond met een CaCO -gehalte r 1%:
3
50,O ml C3H40H(COOH)3
1%;
bij grond met een CaCO -gehalte > 1%: (10 + 1,28 x % CaC03 op lucht3
droge grond) ml C H OH(COOH)3,:,5%, aangevuld met-H20 ged. tot 50,O ml
3 4
in een op uitgieten geijkte. maatkolf.
..
Erlenmeyer omschudden en afsluiten met niet te vast sluitende stop.
Gedurende 48 uur plaatsen in thermostaat bij 20'~.
Overdag omschudden
met tussenpozen van een uur. Filtreren over hard vouwfilter in erlenmeyer 100 ml.
10,O ml filtraat (van blanco-bepaling 4x 10,O ml) pipetteren in
bekerglas 100 ml. Toevoegen 1; ml H SO 40%, 10 ml KMn04 2% en enige
2 4
kooksteentjes. Oxyderen op kleine vlam. Toevoegen KMnO 2% tot blijven4
de kleuring of blijvende MnO -afscheiding. Overmaat KMnO wegnemen met
2
4
H C 0 0,1 n (geen overmaat H C 0 toevoegen).
2 2 4
2 2 4
Overspoelen met H 0 ged. in maatkolf 100,O ml tot een volume van
2
0
40 ml. Afkoelen tot 20%. De hierna te gebruiken vloeistoffen op 20 C
brengen. Aan 2 blanco-bepalingen toevoegen 10,O ml P-standaard. Toevoegen 10 ml Metol-oplossing I, daarna 10 ml oplossing I1 en na 15 min.
20 ml oplossing 111. Na iedere toevoeging mengen.
Aanvullen met H20 ged. tot 100,O ml. Mengen. Na 30 min. staan, blauwe
kleur meten in spectrofotometer bij 720 nm t.0.v. de blanco-bepaling.
Bereiding reagentia: Hofstee en Fien, 1971
P OPLOSBAAR IN C3H40H(COOH)3
1% (P-CITR.).
SPECTROFOTOMETRISCH
Ascorbinezuur-methode
APPARATUUR
REAGENTIA' )
Maatkolf, 50,O ml, geijkt op
uitgieten
Ascorbinezuur, reagensmengsel
Spectrofotometer
Fosfaat, standaard, 1,O ml
Thermostaat instelbaar
0
'
op 19 - 21 C.
Citroenzuur, 5% en 1%
" 0,004 mg
5'2'
Een serie bestaat uit 45 bepalingen. In iedere serie een blancobepaling en een standaardmonster meenemen.
5,000 g luchtdroge grond afwegen in,erlenmeyer 100 ml. Toevoegen
bij grond met een CaCO -gehalte < 1 % : 50,d ml C H OH(COOH)3
I%;
3
3 4
bij grond met een CaCO -gehalte > 1%: (10 + 1,28 x % CaCO op luchtdroge
3
3
grond) ml C3H40H(COOH)3 5%, aangevuld met H20 ged. tot 50,O ml in een op
uitgieten geijkte maatkolf.
Erlenmeyer omschudden en afsluiten met niet te vast sluitende stop.
Gedurende 48 uur plaatsen in thermostaat bij 20'~.
Overdag omschudden
met tussenpozen van een uur..Filtreren over hard vouwfilter in erlenmeyer 100 ml.
1,O filtraat (van blanco-bepaling 4 x 1,O ml) pipetteren in maatkolf
100,O ml. Aan 2 blanco-bepalingen toevoegen 15,O ml P-standaard.
Toevoegen 20,O ml ascorbinezuurlreagensmengsel. Aanvullen met H20 ged;.:
tot 100,O ml. Mengen. Na minstens 30 minuten staan, blauwe kleur meten
in spectrofotometer bij 882 nm.
Bereiding reagentia: Hofstee en Fien, 1971.