DE SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN TOTAAL FOSFAAT IN GROND VOLGENS VERSCHILLENDE KLEURINGSMETHODEN door W.F. Keijzer Intern Rapport RIJP, no. 371 1975 R I J K S D I E N S T V O O R D E S M E D I N G H U I S I J S S E L M E E R P O L D E R S L E L Y S T A D INLEIDING Voor de spectrofotometrische bepaling van fosfaat in grond, water en gewas worden aan de sub-afdeling Laboratoria van de R.1J.P. twee kleuringsmethoden (m~lybdeenblauw,vanadaatgeel) toegepast. Bij de molybdeenblauwkleuring wordt 'van drie reductiemiddelen (amidol, metol, ascorbinezuur) gebruik gemaakt (Hofstee en Fien, 1971). Bij gebruik van amidol, waarvan de activiteit minder groot is dan die van metol en ascorbinezuur, is de intensiteit van de blauwe kleur afhankelijk van de tijd gedui-ende welke, de vloeistof in contact is met de reagentia. Bovendien is de temperatuur als meetconditie aan nauwe grenzen gebonden (200C + of -l°C). Bij met01 als reductiemiddel kunnen 3+ Fe-ionen kleurafwijkingen veroorzaken. Hier is na 15 minuten de intensiteit van de blauwkleuring optimaal, waarna reductie optreedt van de overmaat molybdeenzuur hetgeen kleurverdiepend werkt. Ook bij deze kleuring mag de temperatuur slechts weinig,variGren (20'~ + of -l°C). De molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel is f een veel gevoeliger methode (John, 1968). De optimale kleurontwikkeling wordt na 30 minuten bereikt, waarna de kleur gedurende 24 uren constant blijft. Temperatuurschommelingen tussen 100 en 60'~ beinvloeden de kleurontwikkeling niet. Door de grotere gevoeligheid kan een kleine hoeveelheid extract in gebruik worden genomen. Het voordeel hiervan is, dat in de meetoplossing minder storende componenten aanwezig kunnen zijn. De kans dat de kleuring wordt beinvloed door bv. Fe3+, is dan gering. De gevoeligheid van de vanadaatgeelkleuring is 18x kleiner dan die van de molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel. De ontwikkelde kleur wordt echter vrijwel niet door andere ionen gestoord en heeft een grote stabiliteit ten opzichte van de zuurgraad van het milieu. Deze mag liggen tussen 0,2en 1,6 N, terwijl bij de molybdeenblauwkleuring de normaliteit ongeveer 0,9 moet zijn. De optimale kleurontwikkeling wordt 30-minutenna toevoeging van het reagens verkregen waarna de kleur minstens 5 uren constant blijft. Het totale fosfaat in grond wordt momenteel bepaald volgens de vanadaatgeelkleuring. Om tot een uniforme werkwijze te komen en om kleine hoeveelheden fosfaat nauwkeuriger te kunnen bepalen,.is als ve~volgop het rapport "De spectrofotometrische bepaling van totaal fosfaat in gewas volgens verschillende kleuringsmethoden" nagegaan of ook voor grond de gevoelige molybdeenblauwkIeuring met behulp van ascorbinezuur kan worden toegepast. 4401/2b-b-'75/T~ _ I WERKWIJZE Voor dit onderzoek is een aantal monsters grond van velerlei herkomst en met P-gehalten van verschillend niveau volgens de in de bijlagen genoemde voorschriften in duplo onderzocht. Deze voorschriften luiden in het kort: Bereiden van het extract - 1 g, b i j zandmonsters 2 g, grond destrueren met 20 ml Fleischmannzuur (HN03 : H2SO4 = 1 : 1) en venrolgens met 0,75 ml HClO4' Residu over- spoelen in maatkolf 100 ml. Filtreren. In het filtraat fosfaat bepalen volgens: Vanadaatgeelkleuring 20 ml filtraat pipetteren in maatkolf 50 ml. Neutraliseren met NH40H gec. en HN03 10% ten opzichte van 2-6 8 dinitrophenol (pH omslaginterval 2-4,4) (Keijzer,l975). Afkoelen. Kleuren en, na minstens 30 minuten staan, meten bij 430 nm. Molybdeenblauwkleuring met behulp van ascorbinezuur 5 ml filtraat pipetteren in maatkolf 100 ml. Neutraliseren met NaOH 4N en H2S04 2N tot zure reactie ten opzichte van phenolphtaleyne (pH-omslaginterval 8,3-10,O). Afkoelen. Kleuren en, na minstens 30 minuten staan, meten bij 882 nm. UITVOERING EN RESULTATEN De spectrofotometrie is gebaseerd op de wet van Lambert-Beer: T transmissie . I = intensiteit van het opvallende licht = It = intensiteit van het doorgelaten licht a = extinctiecozffici~nt b optische weglengte van de cuvet c = concentratie van de absorberende stof. = Het tegengestelde, exponentigle verband tussen de transmissie en de concentratie is voor de kwantitatieve analyse ongemakkelijk. Daarom is de grootheid extinctie (E) ingevoerd: Uit deze betrekking kan worden afgeleid dat de relatieve fout in de concentratie in het extinctiebereik tussen 0,100 en 1,500 weinig ver-'1. andert, maar sterk toeneemt bij hogere en lagere extincties (de Galan, 1972). Bij voorkeur moet dus in dit optimale gebied worden gewerkt waar de nauwkeurigheid van de spectrometrische absorptiebepaling ongeveer I is..Voor kleuringsmethoden kunnen ijklijnen worden opgesteld met behulp van een reeks standaarden, ;waarna de onbekende'gehalten aan de hand van deze ijklijnen worden bepaald. Aangezien het bereiden van een standaardreeks tijdrovend is, wordt slechts gemeten in het gebied waar het verband tussen concentratie en extinctie lineair is, d.w.z. het gebied dat voldoet aan de wet van Lambert-Beer. Voor de Bausch en Lomb Spectronic 70 spectrofotometer, die bij dit onderzoek is gebruikt, eindigt dit meetgebied voor de gele vanadaatkleur (430 nm) bij E = 0,260 ei voor de blauwe molybdeenkleur (882.nm) bij E = 0,600. Naast dit veel grotere meetgebied van de molybdeenkleur, is ook de extinctiecogfficignt van deze verbinding veel groter dan die van vanadaatgeel. De molybdeenblauwkleuring is daardoor veel gevoeliger dan de vanadaatgeelkleuring. In tabel I staan enkele gegevens betreffende de in gebruik genomen monsters. De P-gehalten van de onderzochte monsters varizren van 14 tot 212 mg P205 per 100 gram stoofdroge grond. Door de monsters volgens bovengenoemde voorschriften te analyseren, liggen alle extincties beneden de maximaal toelaatbare waarde. Volgens de vanadaatmethode geven gehalten < + 120 mg P205 per 100 g stoofdroge grond een extinctiewaarde lager dan 0,100,bij de molybdeenmethode is dit het geval bij gehalten < + 62 mg P205. Rekening houdend met de reeds eerder genoemde afwijking in de meting bij extinctiewaarden < 0,100, is de molybdeen- - methode dus nauwkeuriger voor de bepaling van lage fosfaatgehalten dan de vanadaatmethode. Bij de molybdeenmethode wordt een kleine hoeveelheid extract (5 ml) in een relatief groot volume (100 ml).geneutraliseerd met de sterke base NaOH. Het hierbij gevormde Na SO heeft in dit volume een te lage con2 4 centratie om de blancowaarde te beinvloeden. Bij de vanadaatmethode (20 ml extract in 50 ml) wordt geneutraliseerd met de zwakke base NY40H. Het neutraliseren van een sterk zuur met een sterke base (grote pH-sprong in het aequiva1entiepunt)'eist een grotere oplettendheid dan het neutraliseren van een sterk zuur met een zwakke base. Door nu NH40H te gebruiken,is het analyse-technisch eenvoudiger binnen het volume van 50 ml te blijven. Bovendien beinvloedt het gevormde (NH4) 2SO4 in tegenstelling tot Na2S04, de blancowaarde niet. Bij de gevolgde werkwijzen is de concentratie van de aanwezige componenten in de meetvloeistof, bij de vanadaatmethode acht keer hoger dan bij de molybdeenmethode. Met de vanadaatmethode kunnen hierdoor bij ijzerrijke monsters te hoge waarden worden ge.vonden, omdat bij het neutraliseren een gekleurde Fe-verbinding kan ontstaan die met overmaat zuur niet meer is weg te nemen. De molybdeenblauwkleuring heeft een grotere nauwkeurigheid dan de vanadaatgeelkleuring; standaardafwijking respectievelijk 1 , 9 en 3 , l (tabel 2). Het niveau van de gehalten volgens de molybdeenmethode (gemiddeld 89 mg P205) ligt echter lager dan dat volgens de vanadaatmethode (gemiddeld 95 mg P205). Om na te gaan welke gehalten de meest juiste zijn, zouden deze relatieve bepalingsmethoden moeten worden vergeleken met een methode, waarbij de onbekende gehalten niet aan de hand van een reeks standaarden worden bepaald. Fen dergelijke absolute referentiemethode voor fosfaat ontbreekt echter. We1 zijn ter oriEntatie in een aantal monsters (gehalten varizrend van 37 tot 71 1 mg P 0 de toegepaste spectrofotometrische bepalingsmethoden verge2 5 leken met de gravimetrische methode volgens Lorenz (tabel 3). Daaruit is gebleken dat de spectrofotometrisch bepaalde gehalten systematisch (gerniddel&met vanadaatmethode 252 mg P205, met molybdeenblauwmethode 247 mg P205) hoger liggen dan de gravimetrisch bepaalde gehalten (gemiddeld 240 mg P205 ). Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat geen enkel reagens specifiek is; ook andere elementen dan fosfor kunnen met het reagens een absorberende verbinding vormen. SAMENVATTING Totaal fosfaat in grond is na destructie van de grond met H2SO4HN03- HClO4 spectrofotometrisch bepaald volgens verschillende kleuringsmethoden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel door zijn grotere gevoeligheid een grotere nauwkeurigheid bezit dan de vanadaatgeelkleuring (standaardafwijking respectievelijk 1 , 9 en 3 , l ) . Het niveau van de gehalten ligt volgens de molybdeenmethode lager dan volgens de vanadaatmethode. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat de molybdeenmethode zowel aansluit bij - klassieke gravimetrische methode volgens Lorenz als bij de vanadaatmethode. Door zijn grotere nauwkeurigheid heeft de molybdeenblauwkleuring met ascorbinezuur als reductiemiddel de voorkeur boven de vanadaatgeelkleuring. Het desbetreffende voorschrft is als bijlage aan dit verslag toegevoegd. Lelystad, februari 1975. LITERATUUR Fien, H.J. 1964 Het beproeven van de vanadaatkleurings- methode bij de coiorimetrische bepaling van totaal fosfaat in grond. R.I.T.P. R 3952. Hofstee, J. en H.J. Fien 1971 Analysemethoden voor grond, gewas, water en bodemvocht. R.IJ.P., Lelystad. 1971 Toelichting op de analysemethoden voor grond, gewas, water en bodemvocht. R.I.J.P., John, M.K. Lelystad. 1968 Colorimetric determination of phos- phorus in soil and plant materials with ascorbic acid. Soil Science, april 1970. Keijzer, W.F. 1975 De spectrofotometrische bepaling van totaal fosfaat in gewas volgens verschillende kleuringsmethoden. R.I.1.:. no. 353, 1973. Tabel I. Enkele gegevens betreffende de in gebruik genome" monsters stoofdroge grond bevat in 4 De / CaC03 : Lucum Humus-E, Slib Drontermeer hij l e eiland, 0-10 cm, modderig; ' 3.1 1.8 1.1 1.2 1 ten N.O.; Yenige afzetting 0.8 Bij 3e eiland ten z.w. 0.2 0.4 1.0 0.4 1 1.2 i 1 2 2 j ten westen. 10-30 cm zandig, oorspr. Bij 3@ eiland; op de 10 cm grens zeer recent I 3 I, 2.2 ' t.h.v. jachthaven v...Dijk; t.h.v. i zeer randig materiaal " ; geen H2S gevr . gemaal Oosceruolde; plaatselijk vanaf 20 ' cm reggebos-wen, afgedekt m e t zandige klei. Bovensre 5 cm recent slik, muf ruikend + 1.5 Lrm ten Z.W. t.h.v. jachrhaven aan strekdam; 0-5 un zeer slik, 0-15 cm recent slik " " i " " . . ; grijs-blauw zand, oorspr. 3 2 96.6 0.5 5.4 0.8 2.1 5 8 3 6 94.2 82.4 4.4 1.2 6 5 86.2 0.5 0.5 3 2 0.1 0.2 4 95.3 95.3 9.6 5.5 7.1 - 7.1 9.1 - 13.6 3.1 7.3 4.4 1 ale 2+c Rijpingsterreinen 2 . Flevoland ' Rijpingsterreinen 2 . Tlevolsnd Springside (Yorkton). Canada / I L 34 10. Fllvolad; ym enigszins vermengd met z1 50-70 H 10119 detritus 20-40 i2.W.-Nederland; proefvlakte 32, juncus ger. ! ! ; proefvlakre 33, pucc. mar. I' 2.W.-Nederland; schor bij Waarde Beemster; Purmerenderweg, grasland - 5-25 Becuwe; rwsre komgrond 5- I N.O.P.; kavel S 57 Zu I1 1 ' i 1 1 97.8 1 94.7 77.1 77.3 6 I 10 4.0 / - 1 79.8. . 12.0 52.0 9 0.3 6.8 0.3 7.6 alc2+3 94.2 : 1.31 i 7.3 =la2 2 2 10 2. Tlevaland; kavel NZ 23 ala " 96.5 i 89.8 / 2 alallala, ale2 8 '1 I 0.4 ' ' alal/ala2 I 0.2 2.9 2.4 15 ' 1 16.6 3 6 8 3 92.9 0.71 97.8 13 0.2. 42 : 4.2 4.5 a l ~ ~ + ~ zu; kavel OZ 60 1 1 1 : 3 0.2 42 0-4 0-20 2.41 0.2 8 0-5 I 8 4e plek; dekzand, zeer hard midden vaargeul; venig materiaal 15 0-5 11 ; als boven, iets sceviger 4e plek; blauw-mart slik 5.8 I bij monsters plek 45 2e plek; leer slap, nwart zandh. slik 28.0 j 1 1.6 2.4 8 L 0.5 1.5 0.4 0.6 1 0.5 0.5 2.7 5 1 Veluwemeer-Noord; plek a l s in 1971, ' l.6 0.8 van 3e eiland; zandig prafiel: licht gekleurd 1 2.6 j 6 / 84.7 5 1 86.0 I l.1/94.0 1 i 4.3 - Zand ! I 2 / 7 3 ' 2 97.0 - 5 28 86.3. - - 30 - i 29 26 - ! - 31 - 30 31 - 7.4 6.6 10.8 - 5.0 4.6 12.9 . 33 - 15.1 - 33 - - 25.9 26.3 5.6 ; 1 < 0.5 I - ' 2.7 1 I 1 6 i . ; - 1 30.4 . - 5 , ,- - 33.0 27.7 i I 28 8.4 8.4 ! ; ; Tabel 2. Fosfaat in grond, oplosbaar in H 2SO4-HN03-HC104, spectrofotometrisch bepaald via twee kleuringsmethoden mg P205 per 100 g mg P205 per 100 g stoofdroge grond via monster nr. monster nr. vanndaatmolybdeengeelkleuring . blauwkleuring stoofdroge grond via vanadaatmolybdeengeelkleuring blauwkleuring .: 161028 103 104 173761 143 130 29 74 74 62 43 33 34 63 157 186 144 172 44 22 24 64 176 158 53 18 19 66 158 142 54 I8 17 67 146 133 43 42 68 165 148 64 68 38 38 69 205 186 42 41 70 212 196 69 49 50 173771 207 192 72 77 80 175275 I64 149 73 14 14 76 191 177 74 18 15 77 161 148 78 102 96 78 1'56 143 79 89 88 175279 198 183 83 15 16 178236 91 86 84 17 69 47 gem. 95 89 161103 18 74 45 24 24 st andaardafw. 04 18 17 05 24 23 161 114 37 38 63 98 161099 1 ' A . . 3.1 1.9 y, Tabel 3. Fosfaat in grond, oplosbaar in H SO -HN03-HC10 2 4 4' spectrofotometrisch en gravimetrisch bepaald mg P205 per 100 g stoofdroge grond, oplosbaar in H2S04-HNO -HC104 3 monsternr. gravimetrisch volgens Lorenz spectrofotometrisch via vanadaatgeelkleuring molybdeenblauwkleuring 101951 161 169 164 54 103 119 110 58 140 156 148 59 294 306 305 63 37 40 38 101971 89 111 94 104585 693 707 711 86 178 189 183 88 55 1 553 559 89 253 264 264 104590 20 1 21 1 204 St28666 181 194 184 gemiddeld 240 252 24 7 - + 12 + 7 (+ 5%) (+3%) systematisch verschil met gravimetrisch Bijlage 1 P in grond oplosbaar in HNO -H SO -HC104 3 2 4 Spectrofotometrisch 8 (vanadaat) APPARATUUR REAGENTIA' ) Destructieapparaat Ammonia, gec. Platbodemkolven, 250 ml 2-6 B,dinitrophenol;0,5 g oplossen Spectrofotometer in en aanvullen met C2H50H 90% tot. 100.0 ml. ~leischmannzuur Fosfaat, standaard 1,O ml 5 0,050 mg P205 Perchloorzuur, gec. Salpeterzuur, gec. Salpeterzuur, 10% Vanadaat, reagensmengsel (P-Al) Zwavelzuur, gec. WERKWIJZE 1,000 g,bij zandmonsters 2,000 g, in agaten mortier gemalen luchtdroge grond afwegen in platbodemkolf 250 ml. Per serie 4 blanco bepalingen meenemen. Toevoegen 20 ml Fleismannzuur. Op zandbad plaatsen en destrueren. Tijdens destructie temperatuur opvoeren tot na 30 - 45 minuten dichte witte nevels ontwijken. gec. bijdruppelen (0,5 - 1,O ml) 3 en destrueren op zandbad. Dit 4 3 5 maal herhalen. Wanneer na laatste Kolf van bad nemen, even afkoelen, HNO HNO3-toevoeging witte nevels ontwijken, kolf van bad nemen, even afkoelen, 5 druppels HC104 gec. p.a. toevoegen en destrueren op zandbad tot alle HC104 is uitgewerkt (6 2 7 minuten). Dit nog 2 maal herhalen. Na laatste toevoeging 10 B 15 miduten verhitten om alle HC104 te ver- drijven. Na afkoelen 20 ml H 0 gedem. toevoegen en onder voortdurend omzwenken 2 1 minuut op zandbad opkoken. Afkoelen. Met H 0 gedem. overbrengen in 2 maatkolf 100,O ml, aanvullen en mengen. Filtreren over hard vouwfilter (MN 640 D) in erlenmeyer 100 ml. 20,O ml filtraat (van blancobepaling 4 x 20,O ml) pipetteren in maatkolf 50,O ml. Aar 2 blancobepalingen toevoegen 10,O ml P-standaard.Neutraliseren met NH40H gec. en HN03 10% tot alkalische tint (geel) van 2-6 dinitrophe- nol. Afkoelen. Toevoegen 10 ml vanadaat-reagensmengsel (P-Al). Mengen. Aanvullen met H 0 ged. tot 50,O ml. Mengen. Na minstens 30 min. staan, 2 gele kleur meten in spectrofotometer bij 430 nm t.0.v. blancobepaling. Bijlage I1 P in grond oplosbaar in HNO -H SO -HC104 3 2 4 Spectrofotometrisch (molybdeenblauw) APPARATUUR Destructieapparaat Ascorbinezuur, reagensmengsel Platbodemkolven, 250 ml Fleischmannzuur Spectrofotometer Fosfaat, standaard, 1,O mlg 0,004 mg 5'2' Natronloog, 4 N Perchloorzuur, gec. Salpeterzuur, gec. Zwavelzuur, gec. Zwavelzuur, 2 N 1,000 g, bij zandmonsters 2,000 g,in agaten mortier gemalen luchtdroge grond afwegen in platbodemkolf 250 ml. Per serie 4 blanco bepalingen meenemen. Toevoegen 20 ml Fleischmannzuur. Op zandbad plaatsen en destrueren. Tijdens destructie temperatuuropvoeren tot na 30 - 45 minuten dichte witte nevels ontwijken. Kolf van bad nemen, even afkoelen, HN03 gec: bijdruppelen (0,5 en destrueren op zandbad. Dit 4 2 5 maal herhalen. - 1,O ml) Wanneer na laatste HN03-toevoeging witte nevels ontwijken, kolf van bad nemen, even afkoelen, 5 druppels HClO4 gec. p.a. toevoegen en destrueren op zandbad tot alle HClO is uitgewerkt (6 27minuten). Dit nog 2 maal herhalen. 4 , . Na laatste toevoeging 10 2 15 minutenverhitten om alle HClO te ver4 drijven. Na afkoelen 20 ml H20 gedem. toevoegen en onder voortdurend omzwenken 1 minuut op zandbad opkoken. Afkoelen. Met H20 gedem. overbrengen in maat- kolf 100,O ml, aanvullen en mengen. Filtreren over hard vouwfilter (MN 640 D) in erlemeyer 100 ml. 5,O ml filtraat (van blancobepaling 4 x 5,O ml) pipetteren in maatkolf 100,O ml. Aan 2 blanco-bepalingen toevoegen 20,O ml P-standaard. Neutraliseren met NaOH 4 N en H SO 2 4 2 N tot zure reactie t.0.v. phenolphtaleine. Af- koelen. Toevoegen 20,0 ml ascorbinezuur-reagensmengsel. Mengen. Aanvullen met H20 ged. tot 100,O ml. Mengen. Na minstens 30 min. staan, blauwe kleur meten in spectrofotometer bij 882 'nm. I) Bereiding reagentia: Hof stee en Fien, 1971.
© Copyright 2024 ExpyDoc