Download pdf - Van Doorne

door
Marg Janssen
Joris Bal
zorginstellingen in rol van verhuurder
Do’s en don’ts bij
verhuur vastgoed
Per 1 januari 2013 is het scheiden van wonen en zorg ingevoerd. Voor nieuwe cliënten met een lichter
zorgzwaartepakket wordt het verblijf in een zorginstelling niet langer uit de AWBZ vergoed. Het
­uitgangspunt is cliënten zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Tegelijkertijd zadelt het gewijzigde
­beleid zorginstellingen op met businessvreemde activiteiten: het verhuren van de vrijkomende ruimte.
Wat verdient daarbij de aandacht en wat zijn de do’s en don’ts?
W
anneer een zorgaanbieder
vrij­komende ruimte verhuurt, werkt
dat direct door in de exploitatie­
resultaten en het contractenmanage­
ment. In dit artikel beperken we ons
tot de aspecten die bestuurlijke over­
weging verdienen en de nieuwe
­verhouding met de cliënten.
De standaardzorgovereenkomsten
die een zorginstelling hanteert, zijn
niet uitgerust voor de verhuur van
woonruimte. Het toekennen van
woonruimte op grond van een
­verblijfsindicatie is wezenlijk anders
dan het sluiten van een huurovereenkomst. De zorgovereenkomst
heeft op dat punt een update nodig.
Een gevolg van het sluiten van een
12
BRZ03_scheiden_wonen_zorg 12
28-04-2014 15:12:23
Ontruiming
Ook een over­blijvende samen­
wonende partner heeft aanspraak
op huurbescherming. Zolang deze
partner geen zorg­behoefte heeft en
er blijft wonen, is de woning niet
­beschikbaar voor het afzetten van
zorgdiensten. Ook ­herindeling van
een locatie, ­wanneer dat vanuit
­organisatorische redenen oppor­
tuun is, kan niet zonder ­toestemming
van de huurder ­worden uitgevoerd.
Nu kennen de algemene voorwaar­
den van veel zorgaanbieders daar­
voor nog de mogelijkheid om be­
woners op of buiten de locatie over
te plaatsen, al wordt daarmee terug­
houdend omgegaan.
Zeker als sprake is van enkel huur,
moet rekening worden gehouden
met de onmogelijkheid een woning
te ontruimen zonder deurwaarders­
exploot.
Overigens heeft staats­secretaris Van
Rijn van VWS zich al op het stand­
punt ­gesteld dat meerdere gedwon­
gen verhuizingen ­zoveel mogelijk
moeten worden voor­komen. Daar
ziet hij een gedeelde opgave voor
zorgaanbieders, samen met het
zorgkantoor en ­gemeenten.
Zorgelement
Hoe betrokken de andere stakehol­
ders ook blijken, een zorgaanbieder
heeft er belang bij om waar mogelijk
de huurbescherming buiten de deur
te houden en zoveel mogelijk ­vrijheid
te behouden om binnen of tussen
­locaties te kunnen schuiven als dat
de financiële businesscase onder­
steunt. En daar zijn verschillende
mogelijkheden voor. Een ­cliënt heeft
geen aanspraak op huurbescherming
wanneer het zorg­element in de re­
latie overheerst. De cliënt wordt dan
niet gezien als woonconsument,
maar als iemand die vanwege een
bepaalde zorg­behoefte de betreffen­
de woning ­bewoont. Zelfs nu het
scheiden van wonen en zorg geldt
voor de lichtere zorgzwaartepakket­
ten, is in bepaalde gevallen een over­
heersend ­zorgelement inpasbaar.
Zorgstructuur
Daarnaast kan een beroep op huur­
bescherming onredelijk zijn. De
­afspraak dat de huur eindigt op het
moment dat de zorgverlening wordt
beëindigd, is in beginsel in strijd met
het huurrecht. Onder omstandig­
heden kan deze afspraak evenwel
standhouden. Bijvoorbeeld wanneer
het een - financieel - vereiste is dat
alle bewoners zorg afnemen om op
die locatie een zorgstructuur te
­kunnen handhaven. Daarnaast kan
dat het geval zijn wanneer bepaalde
investeringen in het complex op
geen andere wijze kunnen worden
terugverdiend dan uit de opbreng­
sten van de zorgverlening. Omdat
huurbescherming een van de meest
fundamentele rechten is, moet de
­inperking daarvan duidelijk tot
­uitdrukking komen in de zorg- en
huurovereenkomst. Deze opzet zal
namelijk niet slagen als de cliënt zich
niet voldoende heeft kunnen realise­
vastgoed
huurcontract is dat de cliënt
­aanspraak kan maken op huur­
bescherming. De positie van een
huurder van woonruimte is vrij
sterk. Naast een huurprijsplafond
zijn er voor de verhuurder slechts
beperkte mogelijkheden de huur­
overeenkomst te beëindigen. Ook
als de huurder geen zorg meer
­afneemt van de verhurende zorg­
instelling maar bijvoorbeeld een
concurrerende zorgverlener in­
schakelt, is het niet zonder meer
mogelijk de huurovereenkomst te
beëindigen. De consequentie daar­
van is dat de zorginstelling enerzijds
het volledige risico draagt op het
vastgoed en de instandhouding van
de zorginfrastructuur, maar ander­
zijds niet meer de mogelijkheid heeft
zorg en diensten te verlenen.
ren dat hij niet de huur­bescherming
krijgt die hij mocht verwachten.
Of het mogelijk is een van de
­uitzonderingen toe te passen, is zeer
casuïstisch bepaald. Het verdient
aanbeveling daar waar ruimte zit,
deze ook te creëren of te benutten.
Dat vergt dat de zorg- en huurover­
eenkomst wordt aangepast aan de
nieuwe werkelijkheid.
Maximale huurprijs
Voor zorgaanbieders die hun vast­
goed of een deel daarvan huren van
een woningcorporatie, is de huur­
prijs vaak gebaseerd op de werke­
Verhurende zorginstelling
kan huurbescherming buiten de
deur houden
lijke stichtingskosten en op de waar­
de van het maatschappelijk vastgoed.
De zorginstelling is op haar beurt
echter niet vrij een daarvan afgeleide
huurprijs neer te leggen bij de cliënt.
Er geldt een maximaal redelijke
huurprijs die wordt vastgesteld op
management summary
Het invoeren van scheiden van wonen en zorg
heeft aanzienlijke gevolgen voor een zorginstelling.
Die zal er zelf voor moeten zorgdragen dat ze vrijkomende woningen in haar vastgoedportefeuille
verhuurt. Zij begeeft zich daarmee op de verhuurdersmarkt, met alle huurrechtelijke voetangels en
klemmen van dien. De huuropbrengsten uit de
­verhuur van woonruimte zijn beperkt en dekken
vermoedelijk niet de eigen huisvestingslasten ­
van de zorginstelling. Daarnaast komt de cliënt
een ­verregaande huurbescherming toe. Belangrijk
punt van aandacht is het op maat maken van de
zorg- en (ver)huurovereenkomsten, ook met het
oog op ­de maximale huurprijs en de mogelijkheid
voor cliënten om huurtoeslag te ontvangen.
nummer 3 | mei 2014 | www.boardroomzorg.nl
BRZ03_scheiden_wonen_zorg 13
13
28-04-2014 15:12:23
Huurprijs naar verwachting lager
dan de huisvestingslasten van de
verhurende zorginstelling
basis van het woningwaarderings­
stelsel, beter bekend als het punten­
systeem. Daarin kan maar beperkt
rekening worden gehouden met
zorgspecifieke voorzieningen, zoals
brede gangen voor rollators of
­gemeenschappelijke ruimten als een
restaurant. Is de maximaal redelijke
huurprijs op basis van het punten­
systeem lager dan de zogenoemde
liberalisatiegrens van 699,48 euro,
dan mag de huurprijs in beginsel
niet hoger zijn dan dit maximum.
Boven deze grens geldt geen huur­
prijsplafond en hebben we het over
de vrije sector. Naar verwachting is
in veel gevallen de huurprijs die de
cliënt maximaal mag en kan betalen,
lager dan de eigen huisvestings­lasten
van de instelling. Dat dit tot serieuze
exploitatietekorten kan leiden, laat
zich raden.
Businesscase
De berekening van de maximaal
­redelijke huurprijs bij woningen in
zorginstellingen is complex en staat
bovendien op het punt gewijzigd te
worden. Om de mogelijkheden van
het woningwaarderingsstelsel maxi­
maal te kunnen benutten, is het
­raadzaam externe expertise in te
­huren.
Het verdient aanbeveling per com­
plex te beoordelen of de huurover­
eenkomst met de woningcorporatie
aan de nieuwe economische werke­
lijkheid kan worden aangepast.
Daarnaast is het noodzakelijk een
businesscase op te tuigen voor de
verhuur van vrijkomende woningen
in een zorginstelling. Daarbij
­ontkomt een zorginstelling er niet
aan te beoordelen welke aanvullen­
de service nog kostendekkend kan
worden aangeboden. Een deel
­daarvan is verplicht verdisconteerd
in de huurprijs. De overige diensten
zouden voor rekening van de
­cliënten zelf kunnen komen. Het is
de vraag of zij de werkelijke kosten
daarvan kunnen en willen betalen.
Huurtoeslag
Voor de cliënt die de woonlasten zelf
draagt, moet de woning betaalbaar
blijven. Voor veel cliënten zal het
van wezenlijk belang zijn dat ze
huurtoeslag kunnen krijgen. Er
­gelden verschillende regelingen voor
zelfstandige en onzelfstandige
woon­ruimte.
Van zelfstandige woonruimte is
sprake wanneer de woning niet
­afhankelijk is van buiten de woning
gelegen voorzieningen. In het kort:
met een eigen toegang, kook­
gelegenheid en was- en toiletvoor­
ziening is sprake van een zelfstandi­
ge woning. De cliënt die zo’n woning
huurt, kan aanspraak maken op
huurtoeslag - uiteraard als hij aan
de wettelijke maatstaven voldoet.
Het maakt daarvoor niet uit of de
zorginstelling zelf eigenaar is van de
woning of deze onderverhuurt.
Voor onzelfstandige woonruimte is
een beroep op huurtoeslag niet
­zonder meer mogelijk. Een cliënt
komt alleen voor de toeslag in
­aanmerking als de woonruimte deel
uitmaakt van een complex dat ­geheel
of gedeeltelijk wordt verhuurd voor
begeleid wonen, groepswonen door
ouderen of een daarmee vergelijk­
bare woonvorm. Bovendien moet in
dat geval de woonruimte eigendom
zijn van een rechtspersoon zonder
winstoogmerk die mede op het
­gebied van volkshuisvesting werk­
zaam is. Een zelfde eis geldt voor de
verhuurder als die niet zelf de
­eigenaar is. Tot slot moet de woon­
ruimte door de belastingdienst als
zodanig zijn aangewezen.
Ook worden bij onzelfstandige
woonruimte eisen gesteld aan de
contractvorm. Huurtoeslag is bij
­begeleidwonenprojecten in beginsel
slechts mogelijk als er een geschei­
den zorg- en huurovereenkomst is.
Bij begeleid groepswonen geldt juist
dat er sprake moet zijn van één
­contract voor alle gebruikers. Om
cliënten bij het verkrijgen van de
huurtoeslag te faciliteren, moeten de
standaardcontracten voor hen op
maat worden gemaakt. Daar heeft
de zorgaanbieder zelf ook weer
­belang bij: het al dan niet kunnen
verkrijgen van huurtoeslag zal
­immers direct doorwerken in de
verhuurmogelijkheden van de
woonruimte voor de zorginstelling.
Verhuurderheffing
Tot slot, een zorginstelling kan als
verhuurder worden getroffen door
de fiscale verhuurderheffing. Bij de
verhuur van meer dan tien sociale
huurwoningen is de verhuurder
­belasting verschuldigd, bekend als
verhuurderheffing. Omdat een ­zorginstelling in veel meer gevallen dan
voorheen een huurovereenkomst zal
afsluiten met cliënten, zal een zor­
ginstelling vrij snel aan de verhuur­
derheffing onderworpen zijn. Bij
een groot verhuurd bezit, kan deze
heffing oplopen.
Deze heffing wordt alleen opgelegd
aan eigenaren van de huurwonin­
gen. Wanneer een zorginstelling dus
zelf woningen huurt van bijvoor­
beeld een woningcorporatie en deze
aan haar cliënten onderverhuurt,
dan wordt de instelling niet geraakt
door de verhuurderheffing. |
Marg Janssen en Joris Bal zijn advocaat bij Van Doorne in Amsterdam.
Marg Janssen is gespecialiseerd in
de zorg en Joris Bal in vastgoed en
huur (www.vandoorne.com)
14
BRZ03_scheiden_wonen_zorg 14
28-04-2014 15:12:23