2014-9-elektronische-communicatie-ordonnatie-13-2-2014

ONDER DE LOEP
ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE - MEER
MOGELIJKHEDEN MAAR EEN RISKANT SYSTEEM
Op 13 februari 2014 1 werd een nieuwe ordonnantie
uitgevaardigd. Zoals de titel al verklapt, heeft de
ordonnantie betrekking op communicatie via elektronische
weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals de gemeenten.
Het voorwerp van deze ordonnantie is om elektronische
communicatiemodaliteiten toe te laten waar vroeger alleen
een papieren procedure aanvaard werd 2. Daartoe voorziet
de ordonnantie in waarborgen. De afbakening van de
perimeter van de term “communicatie”, waarbij het enkel
gaat om communicatie met rechtsgevolgen, is echter
gebaseerd op een analyse van de bepalingen, aangezien de
tekst zelf geen uitdrukkelijke definitie van de term geeft.
Het gaat hier om communiceren in de betekenis van
overdragen (bv. administratieve documenten) en niet in de
betekenis van informeren.
Hoewel de wetgever innoverende oplossingen wilde
aanreiken en snel wilde vooruitgaan door aan de
uitvoerende macht een bevoegdheid van de wetgevende
macht te delegeren, blijft de tekst die dit concretiseert,
moeilijk uitvoerbaar. Heel wat bepalingen houden immers
eerder verband met een intentieverklaring dan met de
invoering van een samenhangend functioneel systeem.
Anderzijds houdt de procedure een groot juridisch risico in
wanneer de door de uitvoerende macht aangebrachte
wijzigingen nadien niet bevestigd worden door de
wetgevende macht.
De meeste wetteksten bepalen strikte vormelijke
communicatievoorschriften, zowel tussen overheden
onderling als tussen overheden en burgers : indiening van
papieren documenten met een getekend ontvangstbewijs,
verzending van een aangetekende brief, ...
Welke criteria ?
•
•
•
mededeling
via elektronische weg
met rechtsgevolgen “ die geschreven documenten vervangt
die waarborgen vereisen “
Overheid die
communicatie
verstuurt
Verzender
>
>
Ontvanger : moet uitdrukkelijk instemmen
met de communicatiewijze
Overheid die de communicatie ontvangt : moet
de mogelijkheid om deze communicatiewijze te
gebruiken, openbaar maken
Gezien de sterke ontwikkelingen op het gebied van
informatica en het streven naar administratieve
vereenvoudiging moet het absoluut mogelijk zijn om
voortaan dezelfde informatie via elektronische weg uit te
wisselen, waarbij deze uitwisselingen gepaard gaan met
waarborgen inzake technische en juridische beveiliging.
De Brusselse wetgever heeft verschillende beginselen
vastgelegd. We zullen de aard van de communicatie, de
openbaarheid en de betrokken waarborgen en de bedoelde
overheden bespreken. Vervolgens zullen we terugkomen op
de delegatie van regelgeving aan de Brusselse uitvoerende
macht en de risico's die dit systeem op termijn inhoudt.
1. Wat moeten we precies verstaan onder
“elektronische communicatie” ?
De ordonnantie heeft betrekking op elektronische
communicatie.
Er rijzen onmiddellijk 2 vragen :
- Wat moeten we verstaan onder de term “communicatie” ?
- Wat moeten we verstaan onder het elektronische
aspect ?
De afdeling Wetgeving van de Raad van State wijst in
zijn advies over het voorontwerp van ordonnantie op
het volgende : “Er is immers geen enkele wettelijke
machtiging vereist opdat een openbare overheid mededelingen zou kunnen doen langs elektronische weg, zoals
genoegzaam wordt aangetoond door de dagelijkse praktijk
van de besturen en de burgers die zich daartoe wenden. 3”.
De ordonnantie geeft in geen enkel van de 9 artikelen
een definitie van communicatie. Het enige dat opvalt, is
dat de ordonnantie in het bijzondere geval, zoals
bedoeld in artikel 4, tweemaal de term “uitwisseling”
gebruikt, wat de wederkerigheid van de communicatie
lijkt te impliceren, maar dit draagt nauwelijks bij tot een
definitie van de term “communicatie”.
De ordonnantie is eveneens kort van stof met
betrekking tot een definitie van “elektronische wegen”.
Er bestaan heel wat elektronische vormen van
communicatie : sommige vormen zijn schriftelijk, zoals
sms'en 4, het sturen van berichten via social media en de
verschillende mogelijkheden om te chatten of comments
te formuleren, terwijl andere de mondelinge
elektronische communicatie bevorderen, zoals Skype.
De ordonnantie regelt het geval van de overheid als zender
en ontvanger van de communicatie.
14
1 Ordonnantie van 13 februari 2014 betreffende communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, B.S. 05.03.2014, Inforum nr. 281022.
2 Elektronische communicatie werd in het verleden al door andere bepalingen geregeld. Zo is het ook met de elektronische communicatie van handelingen die
onderworpen zijn aan toezicht, dankzij de goedkeuring van de ordonnantie van 26 maart 2009 tot wijziging van die van 19 mei 1998, B.S. 16.04.2009.
3 Advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State (nr. 52.981/4), Parl. St., BHP, 2012/2013, A-444/1.
4 We denken bijvoorbeeld aan het betalen van het parkeren via sms dat in bepaalde gemeenten ingevoerd werd. De betaling, een proces met rechtsgevolgen, is
een relevant voorbeeld, te meer daar we al technologieën kunnen opsommen die op korte termijn ingeburgerd zullen raken (virtueel geld, betaling via sociale
accounts, via platforms waarmee men verbonden is, via smartphone, bluetooth, ...).
Nieuwsbrief 2014/04
ONDER DE LOEP
De omzendbrief bespreekt drie voorbeelden waarbij
elektronische communicatie de vorm aanneemt van uitwisselingen via e-mail of de verzending van formulieren.
Deze communicatiemiddelen liggen het meest voor de
hand, maar niets in de tekst van de ordonnantie beperkt
zich tot deze modaliteiten. Er zouden dus nog andere
elektronische communicatiemiddelen die rechtsgevolgen meebrengen en die gebruikt worden voor de
elektronische omzetting van een administratief proces,
in aanmerking kunnen komen.
Aan de hand van de tweede paragraaf van artikel 3
kunnen we de grenzen van het concept beter afbakenen:
“De overheden stellen waarborgen vast (...) [die
vergelijkbaar zijn met de waarborgen van toepassing]
voor de communicatie op papieren drager”. Het
voorwerp wordt hier indirect verduidelijkt : onder
communicatie in de betekenis van de ordonnantie
zouden we elektronische communicatie moeten
verstaan die de codes van het geschrevene omzet.
Daaronder valt dus geen communicatie op basis van
geluid of beeld, zoals Skype. 5 Bovendien gaat het niet
gewoon maar om het geschrevene, maar wel om de
“papieren drager”.
En hoewel het waarborgen omzet die vergelijkbaar zijn
met de waarborgen die bestaan op papieren drager, kan
het voorwerp als volgt gedefinieerd worden : onder
elektronische communicatie verstaan we de vormen van
communicatie, van alle vormen die mogelijk zijn via
nieuwe middelen, die geschreven documenten vervangen die waarborgen vereisen.
De algemene uiteenzetting schiet ons te hulp door te
wijzen op de context van de proefondervindelijke
implementatie van elektronische communicatie de
voorbije jaren: “Om dit mogelijk te maken, niet enkel
voor communicatie zonder rechtsgevolgen maar
eveneens wanneer de elektronische uitwisseling van
informatie juridische gevolgen met zich meebrengt in het
kader van gereglementeerde procedures, zijn de laatste jaren
tal van projecten opgezet. Bij de implementatie van die
projecten stoot men vaak op bestaande regelgeving, die
destijds werd opgesteld vanuit het perspectief dat het
bestuurlijk gegevensverkeer enkel kan bestaan in de
uitwisseling van papieren documenten.” Zoals we hier
lezen, maakt de uiteenzetting een onderscheid tussen
communicatie zonder en met rechtsgevolgen, om
vervolgens enkel die met rechtsgevolgen te bespreken,
want het bestuurlijke gegevensverkeer brengt uiteraard
rechtsgevolgen met zich mee.
We gaan ons dus niet zozeer laten leiden door het
concept zelf van de term “communicatie” maar door het
voorwerp van de communicatie: communicatie met
rechtsgevolgen. De bedoeling is hier dus niet om de
kerstwensen van een gemeente aan haar burgers te
reglementeren - dat kan via elektronische wegen
gebeuren zonder dezelfde eis van waarborgen zoals
bedoeld in onze ordonnantie - maar heel wat meer
overdrachten. Dat vloeit voort uit de derde paragraaf
van artikel 3 die het volgende bepaalt : “De communicatie via elektronische weg brengt dezelfde rechtsgevolgen
tot stand als deze waarin door die bepalingen is voorzien
voor de communicatie op papieren drager.”
Hoewel het verstandig lijkt dat een wettekst het bij de
beginselen houdt zonder in detail te treden over
communicatiewijzen die constant veranderen en
afhankelijk zijn van technologische ontwikkelingen,
neemt dat niet weg dat er vragen rijzen, enerzijds naar
de toepasbaarheid van deze tekst op nieuwe technologieën, iets waarmee duidelijk nooit echt rekening
gehouden werd als we de voorbereidende werkzaamheden en de verklarende omzendbrief lezen, en
anderzijds naar de juridische reikwijdte van de inhoud
van de communicatie.
Het voorwerp van deze reglementering zou dus
elektronische communicatie zijn die rechtsgevolgen
meebrengt en die op elektronische wijze eisen overdraagt die voorheen onder een papieren procedure vielen.
De omzendbrief van 27 maart 2014 verduidelijkt het
begrip echter nog meer door te formuleren dat :
“(...) de Brusselse overheden de mogelijkheid wordt gegeven
om op elektronische wijze berichten - in de meest ruime zin
- te verzenden en te ontvangen (...).6 Om terug te komen
op ons schema : de ordonnantie heeft dus betrekking op
zowel communicatie die uitgaat van de overheid als
communicatie die gericht is tot de overheid. De term
“bericht” is een beetje ongelukkig gekozen, maar lijkt
geen nuances aan te brengen aan de term “communicatie” en moet hoe dan ook beschouwd worden “in de
meest ruime zin”.
Vooral punt 2 geeft ons meer duiding met de volgende
zin : “Op een bepaald niveau in een administratie kan een
initiatief ontstaan om een bestaand administratief
proces voortaan (ook) via elektronische weg te laten
verlopen.” Dit bevestigt het voorwerp van de ordonnantie, namelijk communicatie met rechtsgevolgen.
Een omzendbrief kan echter alleen maar uitleggen hoe
een wettekst toegepast moet worden, maar mag in geen
geval voorwaarden toevoegen aan de tekst of de
reikwijdte van de tekst verdraaien, op straffe van
onwettigheid.
4 We denken bijvoorbeeld aan het betalen van het parkeren via sms dat in bepaalde gemeenten ingevoerd werd. De betaling, een proces met rechtsgevolgen, is
een relevant voorbeeld, te meer daar we al technologieën kunnen opsommen die op korte termijn ingeburgerd zullen raken (virtueel geld, betaling via sociale
accounts, via platforms waarmee men verbonden is, via smartphone, bluetooth, ...).
5 Meer voorzichtigheid is echter geboden met betrekking tot de vormen van elektronische communicatie die wel een schriftelijke vorm aannemen maar die de
codes van de mondelinge communicatie omzetten. Denk bijvoorbeeld aan chatten: we kunnen niet verzekeren dat chatten geen juridische reikwijdte kan
hebben.
6 Omzendbrief van 27 maart 2014 betreffende communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, B.S. 23 mei 2014, Inforum nr. 283887.
Nieuwsbrief 2014/04
15
ONDER DE LOEP
2. Een mogelijkheid, geen verplichting
De ordonnantie biedt de overheden dus de mogelijkheid - en niet de verplichting - om via elektronische weg
te communiceren, terwijl andere specifieke bepalingen
zich beperkten tot een papieren drager.
Artikel 3 geeft de overheden deze principiële
machtiging om via elektronische weg te communiceren. “(...) zijn de overheden gemachtigd om, zowel
onderling als met de natuurlijke personen, de morele
personen en de feitelijke verenigingen, te communiceren via
elektronische weg, ook in de gevallen waarin dit niet
voorzien is door de toepasselijke wettelijke of
reglementaire bepalingen.”
Hoewel artikel 3 van de ordonnantie van een
machtiging spreekt, kunnen we daaruit besluiten dat
een overheid zou kunnen weigeren om in een
welbepaalde context via elektronische weg te communiceren. Wat houdt deze weigering concreet in ? De
voorbereidende werkzaamheden geven wat uitleg :
“De bepaling heeft tot doel dat overheden pas langs
elektronische weg kunnen worden benaderd wanneer zij
zelf in staat zijn op elektronische wijze te werken. (...) Elke
overheid kan bovendien aan de openstelling van de
elektronische weg nadere eisen stellen die noodzakelijk zijn
voor de verwerking van het binnengekomen bericht. Dit
soort eisen zijn over het algemeen van technische of
procedurele aard. De overheid kan ook opleggen dat
bepaalde elektronische berichten naar een bepaald
elektronisch adres worden verzonden. Omgekeerd, indien
een bericht langs elektronische weg aan een overheid wordt
meegedeeld, terwijl die overheid niet kenbaar heeft
gemaakt dat deze weg is geopend voor dit soort
mededelingen en deze weg inderdaad ook niet is
opengesteld, dan kan de overheid op die grond weigeren het
bericht te aanvaarden. Het staat de overheid echter ook vrij
om in dergelijk geval het bericht te aanvaarden 7.”
3. Openbaarheid en toestemming
Op ons schema zien we dat communicatie kan uitgaan
van een overheid of gericht kan zijn tot een overheid.
Deze twee voorbeeldgevallen stemmen overeen met
twee soorten toestemmingen.
1. Communicatie gericht tot een overheid kan via
elektronische wegen verlopen, maar op voorwaarde
dat deze overheid de mogelijkheid om deze
middelen te gebruiken kenbaar gemaakt heeft.
Het is een logische maatregel aangezien op die
manier bijvoorbeeld vermeden wordt dat er een
mededeling gericht wordt tot een overheid die deze
mededeling niet kan verwerken. Het is dus mogelijk
om zich via elektronische weg te richten tot een
overheid, maar de ontvangende overheid beslist over
de openstelling van deze mogelijkheid.
Artikel 6 van de ordonnantie bepaalt het volgende :
“(...) brengt elektronische communicatie aan een
16
7 Parl. St., BHP, 2012/2013, A-444/1, p. 6.
Nieuwsbrief 2014/04
overheid slechts rechtsgevolgen tot stand (...) wanneer
deze overheid kenbaar heeft gemaakt dat de weg van
elektronische communicatie daadwerkelijk open staat in
het kader van de procedures die door deze bepalingen
worden gereglementeerd.”
Dit beginsel is geldig, ongeacht of de communicatie
uitgaat van een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een feitelijke vereniging of ook en vooral
een andere overheid.
Om een mededeling via elektronische weg naar een
overheid te kunnen sturen, moet deze overheid hier
dus mee ingestemd hebben en moet deze toestemming openbaar zijn.
2. Communicatie die door een overheid verstuurd
wordt, kan eveneens via elektronische wegen
verlopen, maar op voorwaarde dat deze overheid de
uitdrukkelijke toestemming van de geadresseerde
gekregen heeft met betrekking tot deze communicatiewijze. Dat is de betekenis van artikel 4, dat
van toepassing is in de gevallen dat deze communicatie niet reeds geregeld is door andere wettelijke
of reglementaire bepalingen.
We wijzen erop dat de geadresseerde in dit geval zijn
instemming moet geven, dat zijn instemming
“uitdrukkelijk” moet zijn maar dat van hem
logischerwijs niet gevraagd wordt dat die toestemming openbaar is.
Artikel 4 spreekt eens te meer van “geadresseerden”,
zonder een onderscheid te maken tussen burgers en
overheden.
Maar wat met de communicatie tussen twee
overheden onderling ? Mag de verzender van de
communicatie zich beroepen op de openbare
toestemming van de ontvanger met betrekking tot de
elektronische communicatievormen (artikel 6) ? Of
moet de verzender ook de uitdrukkelijke toestemming krijgen, zoals bedoeld in artikel 4 ? Naar onze
mening zouden de twee overheden - met het oog op
de continuïteit en doeltreffendheid van de overheidsdienst - hun respectievelijke “uitdrukkelijke toestemming” veeleer moeten gieten in een algemeen
akkoord op basis van het beginsel dat de elektronische uitwisseling van gegevens aanvaard wordt.
Het gaat hier echter slechts om onze persoonlijke
analyse. De uitvoering van de tekst en de houding
van de overheden zullen ons meer informatie
verschaffen.
Ten slotte merken we op dat artikel 6, in
tegenstelling tot artikel 4, uitdrukkelijk de nietigheid
van de rechtsgevolgen bepaalt van een mededeling
die verstuurd wordt naar een overheid, als deze overheid de mogelijkheid om via elektronische weg met
haar te communiceren niet openbaar gemaakt heeft.
ONDER DE LOEP
4. De overheid is verplicht om de veiligheid van
de procedure te waarborgen
Het is belangrijk om de elektronische gegevens-overdracht gepaard te laten gaan met waarborgen inzake
betrouwbaarheid en veiligheid.
We maken een onderscheid tussen 2 soorten waarborgen :
- waarborgen met betrekking tot de elektronische
omgeving, m.a.w. die van het gebruikte medium
- waarborgen met betrekking tot de inhoud van de
communicatie
De twee soorten worden nogal uitdrukkelijk voorgeschreven door artikel 5 : “De overheid neemt alle
technische en organisatorische maatregelen die nodig
zijn om de veiligheid van de communicatie via
elektronische weg te waarborgen, rekening houdend met het
doel, de aard en de inhoud van deze communicatie.”
En wat verder in hetzelfde artikel staat het volgende :
“(...) moeten de veiligheidsmaatregelen de vertrouwelijkheid, de authenticiteit en de integriteit van de
uitgewisselde gegevens waarborgen en het bewijs van deze
uitwisseling toelaten.”
De ordonnantie legt het beginsel vast en vervolgens is
het aan de overheid om het toe te passen in haar
processen. De overheid moet haar maatregelen vastleggen in een protocol dat onderworpen wordt aan de
goedkeuring van het gewestelijke Ministerie bevoegd
voor informatica. Maar zoals we verder zullen zien,
verstaan we onder overheid veel meer dan de gewestelijke overheid. Voor de gemeenten kunnen we dus van
toezicht spreken.
De uitvoering van de veiligheidsvoorwaarde wordt noch
in de ordonnantie, noch in de omzendbrief beschreven.
Dat is begrijpelijk, aangezien er verschillende communicatiewijzen zijn en het vereiste niveau met de tijd en
de technologische ontwikkelingen kan veranderen. Dit
zal het in een eerste fase echter niet gemakkelijk maken
om deze eisen vast te leggen.
Biedt de ordonnantie de overheid dan de ondersteuning
van het Centrum voor Informatica van het Brussels
Gewest aan om tegemoet te komen aan dit probleem ?
Hopelijk geldt deze ondersteuning voor alle openbare
actoren die door de ordonnantie bedoeld worden, dus
ook de gemeenten.
De inhoud van de communicatie moet dus veilig zijn.
De derde paragraaf van artikel 5 beschrijft nog steeds de
veiligheid. Deze veiligheid heeft betrekking op :
- de vertrouwelijkheid van de communicatie
- de authenticiteit
- de integriteit van de uitgewisselde gegevens
De handtekening en de andere authenticatievormen
bij de indiening van het verzoek
De vierde waarborg is opgenomen in artikel 7 en betreft
het geval waarin de communicatie een handtekening
vereist.
- handtekening : in artikel 7 van de ordonnantie komt
het geval aan bod wanneer de uitgewisselde handeling
ondertekend moet worden.
“Wanneer door of krachtens een ordonnantie bepaald
wordt dat een bericht, om de rechtsgevolgen tot stand te
brengen waarin door de toepasselijke wettelijke en
reglementaire bepalingen is voorzien, moet worden
ondertekend en de aard van het bericht zich daartegen niet
verzet, kan aan deze vereiste worden voldaan door een
elektronische procedure. De overheid bepaalt nader de
elektronische procedure die op een aan de omstandigheden
aangepaste en aantoonbare wijze de authenticiteit en de
integriteit van de gegevens waarborgt.
Het gebruik van de elektronische identiteitskaart of
vreemdelingenkaart kan worden verplicht.”
Bij het onderzoek van het voorontwerp van ordonnantie
van 13 februari 2014 is de afdeling Wetgeving van de
Raad van State zeer behoedzaam geweest in de
afstemming van artikel 7 van de ordonnantie op artikel
4, §§4, 5 van de wet van 9 juli 2001 betreffende de
elektronische handtekening. Kort samengevat, bepaalt
deze wetsbepaling de gelijkstelling van de elektronische
handtekening aan de handgeschreven handtekening en
de afwezigheid van gebruiksbeperkingen.
De Raad van State besloot bijgevolg het volgende :
“(...) kan artikel 7 [van de ordonnantie van 2014] niet
doen uitschijnen dat aan het vereiste dat een mededeling
moet worden ondertekend, door een elektronische procedure
kan worden voldaan indien de aard van de mededeling
daaraan niet in de weg staat. Artikel 7 zou aldus immers
het onvoorwaardelijk karakter van de regel vervat in
artikel 4 van de wet van 9 juli 2001 uithollen.”
Als we één werkwoord moeten onthouden in dit
artikel 5, dan is het wel “waarborgen”. Het houdt een
resul-taatsverbintenis in voor de overheid.
De Raad van State zet uiteen dat de ordonnantie
aanvullende voorwaarden zou toevoegen die strijdig zijn
met de wet, hoewel deze laatste een hiërarchisch hogere
norm is.
Maar zoals we reeds stelden, kunnen de communicatiemiddelen talrijk en uiteenlopend zijn. En als de
communicatie gebeurt met een middel dat beide communicerende partijen vreemd is 8, wordt de waarborgverplichting voor de overheid heel wat moeilijker
aangezien zij er de volledige controle niet over heeft.
- authenticatie : De voorbereidende werkzaamheden
vermelden de mogelijkheid om de handtekening te
laten wegvallen ten voordele van andere gelijkwaardige maatregelen die de authenticiteit en de
integriteit van de handeling waarborgen. De gewestelijke wetgever vergelijkt deze methode met de
8 Bijvoorbeeld omdat het communicatieplatform aan geen van beide toebehoort.
Nieuwsbrief 2014/04
17
ONDER DE LOEP
methode waarvan gebruikgemaakt wordt in de
toepassing “Tax-On-Web” die beveiligd wordt door
sterke authenticatiemaatregelen. De identiteitskaart
of vreemdelingenkaart zou een nuttig authenticatiemiddel kunnen zijn. Dit zal het werk van de
gemeentelijke ambtenaren die gemachtigd zijn om
administratieve handelingen te ondertekenen, heel
wat makkelijker maken, vooral inzake burgerlijke stand.
• iedere andere publiekrechtelijke rechtspersoon die
afhangt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Als de overheid die het bericht verzendt, en de
geadresseerde allebei hetzelfde systeem gebruiken,
wordt het bericht beschouwd als “verzonden” zodra
het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde
(aangezien het bericht in dit laatste geval per definitie
ditzelfde systeem voor gegevensverwerking nooit
verlaat). Het meest voor de hand liggende voorbeeld
volgens is een formulier dat online ingevuld moet
worden op de website van de administratie.
• de entiteiten met rechtspersoonlijkheid die handelen
in het algemeen belang 9
Hoe wordt het ogenblik van "ontvangst" van het
bericht bepaald ?
• structuren waarvan “hetzij de activiteit in hoofdzaak
wordt gefinancierd door de overheden of instellingen
[zoals hoger vermeld], hetzij het beheer is onderworpen
aan toezicht door deze overheden of instellingen, hetzij
de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend
orgaan of het toezichthoudend orgaan voor meer dan de
helft door die overheden of instellingen zijn aangewezen “10.
Het bericht wordt beschouwd als “ontvangen” door de
overheid wanneer het het systeem voor gegevensverwerking bereikt waarover de overheid controle heeft 13.
Het gaat hier niet om het ogenblik waarop het bericht
geopend wordt.
5. Op welke overheden is de ordonnantie van
toepassing ?
Onder “overheid” verstaat de ordonnantie met name :
• het Gewest
• de gemeenten
• intercommunales
• overheidsbedrijven 11
6. Bewijs van verzending of ontvangst ?
Bij elke communicatie maken we een onderscheid
tussen de “verzending” en de “ontvangst” van de
communicatie. De enige vraag die belangrijk is voor de
ordonnantie, is de bepaling van de ogenblikken 12 van
verzending of ontvangst door de overheid. De ordonnantie houdt daarbij geen rekening met natuurlijke
personen, rechtspersonen of feitelijke verenigingen.
Deze vraag wordt geregeld in artikel 8 van de
ordonnantie.
Hoe wordt het ogenblik van “verzending” van het
bericht bepaald ?
De wetgever maakt een onderscheid tussen
2 voorbeeldgevallen afhankelijk van het systeem voor
gegevensverwerking dat de overheid en de burger
gebruiken :
- de overheid die het bericht verzendt, en de
geadresseerde gebruiken niet hetzelfde gegevens-
18
verwerkingssysteem : de informatie wordt geacht
verzonden te zijn op het ogenblik dat het bericht het
systeem voor gegevensverwerking verlaat waarover de
“verzender” controle heeft. De voorbereidende
werkzaamheden zijn duidelijk : het bericht is
verzonden wanneer “het bericht zich buiten het bereik
van de overheid bevindt”.
7. Machtiging van de regering om procedures te
creëren
Omdat ze uitdrukkelijk vormvoorschriften op papier
vermelden, zijn er momenteel heel wat Brusselse
reglementeringen die het gebruik van elektronische
procedures in de weg staan. Elk van deze reglementeringen wijzigen door er de mogelijkheid in op te
nemen om informatie uit te wisselen via elke drager
(inclusief elektronische dragers), zou te veel tijd in
beslag nemen.
En dus heeft de Brusselse wetgever voor een andere
oplossing in 2 stappen gekozen.
Delegatie aan de regering
De wetgever heeft voor snelheid geopteerd : de regering
krijgt een delegatie om elektronische communicatieprocedures uit te werken, zonder de wetswijziging
van de basisteksten af te wachten die nog altijd de
verplichting voorschrijven om documenten op een
papieren drager te versturen, alle documenten met de
hand te ondertekenen, ... De bevoegdheden en
termijnen voor de Regering staan in artikel 9 van de
ordonnantie van 13 februari 2014 :
9 Territoriale entiteiten zoals de federale staat, de gewesten en de gemeenten zijn publiekrechtelijke rechtspersonen. Bovendien kunnen gemeenten
onder hun toezicht publiekrechtelijke rechtspersonen creëren die belast zijn met een exclusieve taak op het gebied van openbare dienstverlening,
bekleed zijn met een deel van het openbare gezag en exclusief onderworpen zijn aan het publiekrecht. Zie hierover P. GOFFAUX, “Dictionnaire
élémentaire de droit administratif”, Bruylant, 2006, p. 193.
10 Zie art. 2 van de ordonnantie.
11 Parl. St., op.cit., p. 3.
12 Andere teksten pakken het ietwat anders aan en leggen geen ogenblik vast, maar een deadline waarbinnen de handeling geacht wordt ontvangen te
zijn door de administratie. Artikel 2 van het besluit van 12 april 1999 tot bepaling van de procedure voor de gouverneur of voor het college van
burgemeester en schepenen inzake bezwaarschrift tegen een provincie- of gemeentebelasting bepaalt bv. dat de overheid vanaf de ontvangst van het
bezwaarschrift 8 dagen heeft om een ontvangstbewijs te bezorgen.
13 Zie art. 8, 2e lid van de ordonnantie.
Nieuwsbrief 2014/04
ONDER DE LOEP
“De regering kan, binnen de 60 maanden vanaf de
inwerkingtreding van deze ordonnantie, in alle
ordonnanties bepalingen aanpassen om de erin vervatte
noodzaak om informatie te verwerken of mee te delen
door middel van papieren documenten af te schaffen.
De mogelijkheid om deze informatie te verwerken of mee te
delen door middel van elektronische gegevensverwerking
moet aan de omstandigheden aangepaste, gelijkaardige
waarborgen bieden.”
De regering beschikt dus over 60 maanden om het
nodige te doen. Deze termijn begint te lopen op
15 maart 2014 (datum van inwerkingtreding van de
ordonnantie) en eindigt dus half maart 2019.
Bevestiging door het parlement
Vervolgens beschikt de wetgevende macht over
15 maanden om de door de regering getroffen maatregelen te bevestigen, zodra ze genomen zijn.
Deze bevestiging bestaat in de juiste wijziging van de
oude wetgeving voor de opname van de mogelijkheid
om te communiceren via elke drager (inclusief
informaticadragers).
Bij afwezigheid van een wetgevende bevestiging blijven
de procedures zonder enig gevolg.
Dit aspect van de ordonnantie baart ons zorgen.
We zullen de wetgever wijzen op de risico's met
betrekking tot de lotsbestemming van de handelingen
onder invloed van een nieuwe elektronische procedure
die nadien "niet bevestigd" wordt, en op de juridische
onzekerheid die dit kan teweegbrengen : betwistingen,
nietigverklaring van reeds genomen beslissingen, met
financiële schade tot gevolg, en aansprakelijkheidsrisico's, vooral voor de administraties, zonder het
misnoegen van de burgers en het imago van de
overheidsdienst te vergeten.
8. Het CIBG werkt de procedures uit. Alleen ?
Het Centrum voor Informatica voor het Brussels
Gewest (CIBG) is belast met de organisatie en concrete
implementatie van de maatregelen en communicatieprocedures. Bovendien geldt het volgende :
“De veiligheidsmaatregelen worden vastgelegd in een
protocol dat, na goedkeuring door de minister bevoegd voor
de gewestelijke informatica, gepubliceerd wordt op de
website van de overheid 14.”
We stellen de vraag naar de mogelijkheid voor de
gemeenten om hun eigen IT-providers en -diensten te
gebruiken, zonder per se een beroep te moeten doen op
het CIBG. Volgens mij is het niet verboden om de
interne diensten van de gemeente in te schakelen die het
beste beeld hebben van de behoeften en het volume van
de verzoeken, formulieren ene-mails die verwerkt moeten worden. De omzendbrief sterkt ons in onze mening :
14
15
16
17
“Een administratie kan 15 dus beslissen om voortaan haar
aanvraag formulieren via het elektronisch loket
https://irisbox.irisnet.be aan te bieden.”
Het zal waarschijnlijk een van de opties blijven om een
beroep te doen op het CIBG.
We kunnen ons echter afvragen in welke mate het
CIBG, een gewestelijke instelling, zal antwoorden op
verzoeken van niet-gewestelijke overheden, zoals de
gemeenten.
Enkele mogelijke toepassingen
De beginselen in de ordonnantie zouden
- eens ze toegepast worden - interessante
mogelijkheden bieden voor de gemeenten. We denken bijvoorbeeld aan :
- begraafplaatsen en lijkbezorging, voor
de afgifte van toelatingen tot begraving 16
- de gemeentebelastingen voor de indiening van een klacht,
de oproep tot hoorzittingen en de betekening van een
procedure tot belasting van ambtswege, waarvan vooral
het beheer gemakkelijker zal worden dankzij uitwisselingen met de overheid via e-mail
Naast de onlangs goedgekeurde tekst bestaan er al procedures voor elektronische uitwisselingen. Enkele voorbeelden :
- op het vlak van stedenbouw worden vergunningen via
e-mail gecommuniceerd met behulp van het Nova-systeem
- inzake het beheer van het openbare domein : om de
reservering van het openbare domein en het beheer van
werkzaamheden op de openbare weg vlotter te laten
verlopen, heeft Mobiel Brussel onlangs een nieuwe tool in
gebruik genomen, nl. het platform Osiris.17
Besluit
Zonder al onze bovenstaande opmerkingen te herhalen,
zou de gewestelijke overheid op zijn minst de volgende
stappen moeten ondernemen in het kader van de
uitvoering van het elektronische communicatieproces :
- de snelle goedkeuring van besluiten met de gepaste
informaticaprocedures die gepaard gaan met waarborgen op het gebied van veiligheid en authenticatie,
zowel qua vorm als qua inhoud van de communicatie.
De procedures mogen niet verwarrend zijn, maar
moeten goed op elkaar afgestemd, homogeen en
gemakkelijk toe te passen zijn, zowel voor de gemeenten
als voor de burgers. Zoals Staatssecretaris Bruno De Lille
terecht opmerkt in de toelichting van de tekst :
“(...) Deze benadering, in twee stappen en domein per
domein [de procedures invoeren en de wetten nadien
wijzigen], is wenselijk gelet op de diversiteit van de
bestaande regelgeving die in aanmerking komt voor
dergelijke aanpassingen. (...) Niet elk domein vergt
Zie art. 5 van de ordonnantie.
Wij benadrukken dit zelf.
Zie B. Nikolova, “Burgerlijke stand : de modernisering roept al vragen op”, Nieuwsbrief 2013-4, p. 26.
Osiris is operationeel sinds 7 april 2014. Meer info vindt u op de website osiprod.irisnet.be.
Nieuwsbrief 2014/04
19
ONDER DE LOEP
namelijk eenzelfde niveau van veiligheidsvereisten,
bijvoorbeeld inzake authenticatie of bewijs. Er moet echter
over gewaakt worden dat doorheen de verschillende
bestuurlijke domeinen in deze context een gezamenlijke
visie wordt gehanteerd zodat men niet vervalt in een
gefragmenteerde en ongecoördineerde aanpak. Om deze
reden wordt dit voorontwerp van ordonnantie aangevuld
met een voorontwerp van omzendbrief 18.”
- opdat de ordonnantie een nuttig effect zou hebben,
wordt een systematische aanpak aanbevolen, onder meer
aan de hand van een inventaris van de gewestelijke
wetteksten die gewijzigd dienen te worden in het kader
van de machtiging tot elektronische communicatie en
elektronische handtekening ;
- wat de gemeenten betreft, moeten we voor ogen houden
dat ordonnanties maar een deel van de geldende normen in de gemeenten zijn. Heel wat aangelegenheden
blijven federaal en ontsnappen dus aan de aangekondigde administratieve vereenvoudiging van de Brusselse
wetgever. We nemen er nogmaals onze voorbeelden van
daarnet bij :
• inzake lijkbezorging en begraafplaatsen (en zelfs in
het algemeen op het gebied van burgerlijke stand en
bevolking) : hoewel de wet van 20 juli 1971 op de
begraafplaatsen en de lijkbezorging wel degelijk op
1 januari 2002 19 geregionaliseerd werd, staan sommige bepalingen met betrekking tot de bevoegdheid
van de ambtenaar van de burgerlijke stand terzake in
het Burgerlijk Wetboek. Het is bijna ondenkbaar dat
een ordonnantie daaraan afbreuk zal doen. En dan is
er nog de kwestie van de verantwoordelijkheid van de
gemeente, maar ook gewoon van haar rol als aanspreekpunt dat dicht bij de burger staat. De ambtenaar van de burgerlijke stand inzake lijkbezorging en
begraafplaatsen draagt een grote verantwoordelijkheid in het kader van de afgifte van de
toelatingen tot cremeren en begraven. De uitvoering
van een eventuele informaticaprocedure moet daar
rekening mee houden ;
• inzake gemeentebelastingen treedt het college op als
voorafgaande filter en “administratieve rechter” in het
kader van het onderzoek van een klacht. De
informaticaprocedure voor de uitwisseling van documenten en betekeningen zou waarborgen moeten
bieden, onder meer de waarborg van een welbepaalde
datum waarop de belastingplichtige indien nodig
naar de rechtbank van eerste aanleg kan stappen.
- ten slotte stellen we ons vragen over de doeltreffendheid
van de ordonnantie voor de andere aangelegenheden die
vallen onder de gemeentelijke bevoegdheden, maar
wanneer de gemeente optreedt als gedeconcentreerde
20
overheid 20. Inzake burgerlijke stand en bevolking leeft
de lokale overheid zo een federale wetgeving na. Om
efficiënt op te treden in al deze aangelegenheden, zou de
gewestelijke overheid moeten inzetten op een gecoördineerde actie ten aanzien van de administratieve vereenvoudigingsmaatregelen die op federaal niveau genomen
werden. Anders zouden er zich wel eens verschillende of
zelfs tegenstrijdige procedures kunnen opstapelen.
Wat de hiërarchie van de normen betreft, oefent het gewest
een natuurlijk toezicht uit over de gemeenten, maar het is
daarom niet de enige hogere autoriteit. Er moet ook
rekening gehouden worden met de federale wetgeving.
Idealiter zouden de hervormingen met het oog op de
administratieve vereenvoudiging parallel en coherent tot
stand moeten komen.
Ter herinnering : de bruikbaarheid en uitvoerbaarheid van
de procedures hangen af van een gepaste wetswij-ziging
binnen 15 maanden nadat de gewestelijke beslui-ten die
deze procedures invoeren in het Belgisch Staatsblad
gepubliceerd werden ... We zullen de toe-zichthoudende
overheid zeker wijzen op de gevaren bij overschrijden van
deze termijn en de onzekerheid met betrekking tot de
lotsbestemming van de handelingen die in de tussentijd
gesteld worden. Indien de wetgever niet in actie komt, zal
de gemeente de gevolgen, name-lijk mogelijke beroepen
van burgers, aan den lijve ondervinden.
Ten slotte pleiten wij voornamelijk voor een
verduidelijking van de ordonnantie en delen wij de mening
van de Raad van State dat de ordonnantie in dit stadium
meer een algemene intentieverbintenis blijft dan een basis
voor concrete mechanismen die toegepast moeten worden.
Niettemin sluit de tekst aan bij een politiek streven naar
administratieve
vereenvoudiging,
waaraan
het
meerderheidsakkoord van juli 2014 nogmaals herinnert
met de volgende woorden : “De regering zal erop toezien om
zo ver mogelijk te gaan in het online administratief beheer.”21
Boryana R. Nikolova & Philippe Delvaux
Wettelijke basis
• Ordonnantie van 13 februari 2014 betreffende communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest (B.S. 5 maart 2014, Inforum 281022)
• Omzendbrief van 27 maart 2014 betreffende communicatie
via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met
de overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
(B.S. 23 mei 2014, Inforum 283887)
18 Parl. St., op.cit., p. 4.
19 Bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen, B.S. 3 augustus 2001.
20 Deconcentratie is een manier om de overheidsdienst te organiseren, die zich kenmerkt door een beperkte autonomie, aangezien de
gedeconcentreerde overheid een delegatie gekregen heeft om taken uit te voeren onder de hiërarchische controle van de delegerende overheid.
De werking van de gemeente op het gebied van burgerlijke stand en bevolking vormt een mooi voorbeeld van een “gedeconcentreerde taak”.
21 Meerderheidsakkoord van 20 juli 2014, p. 24. Zie ook de bepalingen ivm de Small Business Act
op p. 23 en de administratieve vereenvoudiging op p. 82 en 88.
Nieuwsbrief 2014/04