Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Watervergu n ning Datum RWS2014/40859 (Wtw21759) Julianakanaal; Watervergunning voor het flocculeren van het waswater van de verwerkingsinstallaties en uitbreiding van het blok in Itteren van het project Grensmaas. Nummer Onderwerp Inhoudsopgave 1. AANHEF 2 2. BESLUIT 2 3. AANVRAAG 3 3.1 3.2 ALGENIEEN 3 4 3.3 BESCHRIJVING VAN HET OPPERVLAKTEWATERLICHAANI WAARIN DE HANDELINGEN WAARVOOR VERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD HANDELINGEN PLAATSVINDEN 5 4. TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET WATERBEHEER 5 4.1 BEOORDELING VOOR tVAT BETREFT HET GEBRUIK MAKEN VAN EEN RIJKSWATERSTAATWERK EN/OF BIJBEHORENDE BESCHERMINGSZONE 6 4.2 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAANI 4.3 5. 5.1 6. GELDIGHEID/TIJDELIJKIIEID VAN DE VERGUNNING 9 11 PROCEDURE 11 ALGENIEEN 11 CONCLUSIE 11 7. ONDERTEKENING 12 8. 12 MEDEDELINGEN BIJLAGE 1, BEGRIPSBEPALINGEN 14 BIJLAGE 2, TEKENING TE-IT-OVE-1757-1, VERSIE 1 VAN 1 JULI 2014 16 TEKENING TE-IT-OVE-1522-4, VERSIE 4, VAN 17 JULI 2014 16 Pagina 1 van 16 1. Aanhef Datum De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 17 juli 2014 een aanvraag ontvangen van Consortium Grensmaas BV om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem tijdelijk te wijzigen. Nummer RWS-2014/40859 De aanvraag betreft het lozen van waswater voorzien van flocculant (het brengen van stoffen), afkomstig van de verwerkingsinstallaties en het uitbreiden van het blok op de locatie Itteren van het project Grensmaas. De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWS-2014/33528(Wtw21759). De aanvraag omvat de volgende stukken: Aanvraagformulier Waterwet met nummer 1390747; Begeleidende brief van 17 juli 2014 met nummer MvdZ/md/cons20141262; Memo “Gegevens ten behoeve van de aanpassing van de watervergunning locatie Itteren ten behoeve van het permanent flocculeren van het waswater in Itteren” van 9 juli 2014 met nummer 2014/019, versie 2; Tekening “Overzichtstekening Itteren Tijdelijke civiele werken Consortium Grensmaas BV” van 17 juli 2014 met nummer TE-IT-OVE-1522-4. — — — — — 2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: 1. De aan Consortium Grensmaas BV verleende vergunning van 31 oktober 2006, met kenmerk DL32006/12804, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 april 2011 met kenmerk DLB 2011/2736, als volgt te wijzigen: - Voorschrift 5b wordt toegevoegd: Voorschrift 5b Toevoegen flocculant aan waswater 1. 2. 3. 4. Aan het waswater van de verwerkingsinstallaties mag, voordat het op het met het Julianakanaal in open verbinding staande verwerkingsbekken geloosd wordt, Superfloc A-110 worden toegevoegd. Overdosering dient voorkomen te worden. Vergunninghouder dient een logboek bij te houden, waarin de naam en de hoeveelheid van de gebruikte flocculant (in kg/dag) wordt vermeld. Dit logboek dient dagelijks te worden bijgehouden, op het werk aanwezig te zijn en te allen tijde voor controle beschikbaar te zijn. De vergunninghouder mag een andere flocculant met waterbezwaarlijkheid 11, saneringsinspanning B, toepassen, indien hij hiervan, minimaal één Pagina 2 van 16 5. 6. 7. 8. II. week voor het beoogde gebruik ervan, het veiligheidsinformatieblad aan de waterkwaliteitsbeheerder doet toekomen. De flocculant dient bij de instroom naar de pompput te worden toegevoegd aan het waswater, zoals is aangegeven op tekening TE-IT0VE4757-2, versie 1 van 1 juli 2014. De vergunninghouder mag de flocculant toevoegen bij de instroom in het bezinkbekken, zoals is aangegeven op tekening TE-IT-OVE-1757-2, versie 1 van 1 juli 2014, indien hij de waterkwaliteitsbeheerder hierover, minimaal drie dagen voor de start ervan, schriftelijk informeert. De dosering van flocculant aan het waswater dient minimaal één uur voordat de waswaterlozing naar de Grensmaas geschakeld wordt, beëindigd te zijn. De pompput dient, ten behoeve van de goede werking ervan, twee maal per week leeggemaakt te worden. Voorkomen moet worden dat geflocculeerd slib in het verwerkingsbekken geloosd wordt. Datum Nummer RWS2014/40859 De aan Consortium Grensmaas BV verleende vergunning van 31 oktober 2006, met kenmerk DLB2006/12799, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 1 mei 2014, met kenmerk RWS-2014/19840 (Wtw 17871, 17872 en 19840) als volgt te wijzigen: 1. Aan artikel 1 toe te voegen: 1. Binnen het blok Itteren, zoals aangegeven op tekening TE-IT-OVE-1522-4, versie 4, van 17 juli 2014 (totale afmetingen 109 ha), mogen alle activiteiten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project Grensmaas worden uitgevoerd: voor de duur van de uitvoering van het project Grensmaas op de locatie Itteren, én voor zover deze activiteiten naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met de reeds vergunde tijdelijke activiteiten. — — Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 van deze vergunning. 3. Aanvraag 3.1 Algemeen Consortium Grensmaas BV loost het waswater van de verwerkingsinstallaties op het met het ]ulianakanaal in open verbinding staande verwerkingsbekken. Dit waswater bevat onopgeloste bestanddelen en leidt tot vertroebeling van het oppervlaktewater van het kanaal. Bekend is dat een hoge troebelheid leidt tot problemen bij de productie van proceswater door EdeA. De afgelopen periode is de troebelheid van het kanaalwater toegenomen. De situatie ter plaatse van het innamepunt van Edea is zodanig verslechterd dat dit leidt tot knelpunten in de Pagina 3 van 16 bedrijfsvoering van EdeA. Tevens is geconstateerd dat Consortium Grensmaas BV incidenteel niet aan de lozingseis voor onopgeloste bestanddelen, als gesteld in vergunning DLB2006/12804 van 31 oktober 2006 en de daarop volgende wijzigingen, voldoet (i.c. toevoeging van 50 mg/l onopgeloste bestanddelen aan de achtergrondconcentratie in het Julianakanaal). Omdat het de verwachting was dat het gehalte aan onopgeloste bestanddelen in het te lozen waswater en daarmee de vertroebeling van het kanaalwater zal verlagen als aan het waswater, voordat het wordt geloosd op het verwerkingsbekken, flocculant zal worden toegevoegd, is in de periode maart-augustus 2014 een proef uitgevoerd met toevoeging van flocculant. De proef is uitgevoerd onder watervergunning RWS 2014/10929 van 11 maart 2014 (Wtw17866). De proef is afgerond en heeft aangetoond dat flocculeren leidt tot een verlaging van de troebelheid (ter plaatse van het innamepunt van Edea) in het ]ulianakanaal. Tijdens de proef bleek de troebelheidsbijdrage van het waswater van het Consortium Grensmaas BV aan het Julianakanaal circa 15 NTU (Nephelometric Turbidity Unit) te bedragen, waar deze in vergelijkbare omstandigheden, zonder flocculant, variërend tussen 20 en 40 NTU bedroeg. Hieruit mag geconcludeerd worden dat het toevoegen van flocculant aan het waswater, in niet “winterse omstandigheden”, leidt tot een significante reductie van de troebelheidsbijdrage. Datum Nummer RWS-2014/40859 Tijdens de uitvoering van het project Grensmaas worden een groot aantal tijdelijke activiteiten uitgevoerd; te denken valt aan depots van dekgrond en/of toutvenant, opslag van materialen, slibbassins, droogvelden en werktetreinen. Met uitzondering van het blok Itteren, waarin een gelimiteerde lijst van tijdelijke activiteiten met vergunning zijn toegestaan, zijn deze tijdelijke activiteiten afzonderlijk vergund. Gedurende de uitvoering wijzigt de locatie van ontgraving/aanvulling voortdurend en moet continu geanticipeerd worden op nieuwe uitvoeringsfasen, waardoor regelmatig verplaatsing van depots, droogvelden, materiaal en materieel plaats dient te vinden. Deze wijzigingen dienen tot op heden elke keer verwerkt te worden in een wijzigingsvergunning. Om het aantal wijzigingsaanvragen zoveel mogelijk te beperken is onderzocht welke ruimte het blok Itteren (rivierkundig) zou mogen beslaan. 3.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd Consortium Grensmaas BV verzoekt om, gelet op de resultaten van de proef, regulier flocculant te mogen toevoegen aan het waswater van de verwerkingsinstallaties. De lozing van het waswater vindt plaats zoals vergund bij besluit van 31 oktober 2006, met kenmerk DLB2006/12804, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 4 maart 2013, met kenmerk RWS-2013/11943 (Wtw 8556 en 8884). In deze situatie vindt geen wijziging plaats. Daarnaast verzoekt het Consortium Grensmaas BV om de contouren van het blok Itteren aan te passen en alle tijdelijke activiteiten in het kader van het project Grensmaas én als bedoeld in artikel 6.5, onder c, van de Waterwet binnen het blok Itteren toe te staan. Pagina 4 van 16 3.3 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden Datum De activiteiten vinden plaats in het winterbed langs de rechteroever van de Maas ter hoogte van kilometer 22,5. Het betreft het oppervlaktewaterlichaam Grensmaas. Binnen dit oppervlaktewaterlichaam zijn de navolgende beschermde gebied aangewezen. zwemwater: in het gebied van het Grensmaascluster Borgharen-Itteren liggen geen zwemlocaties. Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw): in de Grensmaas zijn op grond van de Nbw gebieden aangewezen die bijzondere bescherming nodig hebben om hun oppervlaktewater of grondwater te beschermen, of voor het behoud van habitats en rechtstreeks van water afhankelijke soorten. Het Natura-2000gebied Grensmaas omvat het Nederlandse deel van de bedding van de Grensmaas en delen van de natuurgebieden Koningssteen en De Brandt. Het gebied is in september 2008 aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Kaderrichtlijn Water (KRW): de Grensmaas is een KRW-lichaam. Het behoort tot de categorie rivieren en wordt aangemerkt als een sterk veranderd waterlichaam en valt onder type R16 (snelstromende rivier op zandbodem of grind). Nummer RWS-2014/40859 - - - 4. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met artikel 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het Pagina 5 van 16 beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van het initiatief op de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van het Julianakanaal. Datum Nummer RW5-2014/40859 Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in de volgende paragrafen de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. 4.1 Beoordeling voor wat betreft het gebruik maken van een rijkswaterstaatwerk en/of bijbehorende beschermingszone 4.1.1 Regelgeving en beleid De hoofdlijnen van het nationale waterbeleid ten aanzien van veiligheid en het doelmatig gebruik van rijkswaterstaatswerken zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP), planperiode 2009-2015. De toelaatbaarheid van activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren is beoordeeld aan de hand van het afwegingskader dat is opgenomen in de Beleidslijn Grote Rivieren (BGR). Doelstelling van de beleidslijn is de beschikbare afuoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. De beleidsregels zijn van toepassing op alle nieuwe activiteiten (waaronder wijziging van bestaande activiteiten), onder andere in het winterbed (stroomvoerend regime) van de Maas. De beleidsregels berusten op artikel 6.12 van het Waterbesluit. 4.1.2 Overwegingen t.a.v. de beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste (veiligheid en waterkwa ntiteit) Bij de beoordeling van de aanvraag is getoetst aan de doelstellingen uit artikel 2.1 van de Waterwet, die verder zijn uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 (BPRW) en bijbehorende documenten. De invulling van de basisfuncties veiligheid, voldoende, schoon en (ecologisch) gezond water in het BPRW dienen ter voorkoming van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste. Om overstromingen in het rivierbed te voorkomen, is behalve een netwerk van functionerende keringen ook een goede afvoer van water, sediment en ijs via de rivieren naar de zee nodig. Het beleid met betrekking tot de bescherming van deze waterstaatkundige belangen is uitgewerkt in de BGR. Voldoende water, niet te veel en niet te weinig, is cruciaal voor het goed functioneren van Nederland. De grote rivieren en het IJsselmeer staan daarbij centraal. Het waterbeheer is erop gericht om wateroverlast, watertekort, droogte en verzilting te voorkomen en nadelige gevolgen te beperken. Wateroverlast, waarmee de persoonlijke veiligheid van mensen in gevaar komt, wordt aangepakt binnen het waterveiligheidsbeleid. Pagina 6 van 16 Vastgesteld dient te worden of de activiteiten in strijd zijn met het toetsingskader van de Waterwet als bedoeld in artikel 2.1 van de Waterwet en met name de BGR. De Beleidsregels bieden een systematische aanpak om stap voor stap de afwegingsgronden en de rivierkundige voorwaarden voor ruimtelijke initiatieven in het rivierbed te kunnen bepalen ten behoeve van de beoordeling van activiteiten/ingrepen. De systematische aanpak kan worden onderverdeeld in drie afwegingskaders, te weten Datum N um met RWS-2014/40859 1. eenmalige uitbreiding, tijdelijke activiteiten, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming of overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang (artikel 3 van de Beleidsregels); 2. activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het bergend regime (artikel 4 van de Beleidsregels) van toepassing is; 3. activiteiten in het gedeelte van het rivierbed, waarop het stroomvoerend regime van toepassing is (artikelen 5 en 6 van de Beleidsregels). Het aanpassen van het blok Itteren merk ik aan als activiteiten als bedoeld in artikel 3 onder b van de BGR, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer en rivierverruiming. De activiteiten kunnen vergund worden, mits zij niet strijdig zijn met artikel 7, lid 1 van de BGR. De activiteiten moeten tenminste voldoen aan de voorwaarde dat: 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het rijkswaterstaatswerk gewaarborgd blijft, 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit, en 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. Ad 1: Ten aanzien van de situering en uitvoering met betrekking tot de veiligheid zijn er geen opmerkingen. Ad 2: Het betreft een tijdelijke activiteit van relatief korte duur. Dit houdt in dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering. Ad 3: Voor tijdelijke activiteiten in het kader van de Maaswerken (traject Grensmaas) wordt getoetst bij een afvoer die hoort bij het veiligheidsniveau van 1/50 (2710 m3/s te St. Pieter). Voor de tussentijdse situatie wordt een waterstandverhoging tot 1 cm toegestaan. Uitgevoerde berekeningen Vergunde situatie HKO3ay_excl. Pagina 7 van 16 Aanvraag wijziging vergunning HKO3az_02 Situatie per 1 nov 2014 Datum Waterstandeffecten: -Nederlandse zijde: de waterstandverhoging die zou ontstaan als gevolg van de uitbreiding van het contour wordt gecompenseerd door de waterstanddaling als gevolg van de bijna gereed zijnde verruiming bij Geulle aan de Maas (per 1 november 2014). -Vlaamse zijde: de waterstandverhoging die zou ontstaan wordt gecompenseerd door de waterstanddaling als gevolg van de verruiming bij Geulle aan de Maas, die per 1 november 2014 gereed is. Het bovenstaande geldt zowel voor het zomer- als voor het winterbed. Er ontstaat dus ook geen waterstandverhoging tegen de kades of bij derden. Nummer RWS-2014140859 Na beoordeling van de aanvraag om watervergunning voor het aanpassen van het blok Itteren blijkt het volgende. De veiligheid is niet in het geding. Het betreft een tijdelijke situatie, deze vormt daarom geen feitelijke belemmering voor een eventuele toekomstige verruiming van de rivier. Saldering van de waterstanddaling als gevolg van het per 1 november 2014 gereed zijnde cluster Geulle aan de Maas met de waterstandverhoging als gevolg van de uitbreiding van het contour bij Itteren laat zien dat er geen waterstandverhoging ontstaat ten opzichte van de huidige vergunde situatie. Dit geldt zowel voor het zomer- als voor het winterbed. Saldering is toelaatbaar omdat het bij deze aanvraag gaat om een tijdelijke activiteit én omdat tevens Geulle aan de Maas op korte termijn gereed is. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit rivierkundig oogpunt geen bezwaar is tegen de uitbreiding van het contour. 4.1.3 Overwegingen t.a.v. de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit) De aanpassing van het blok Itteren heeft geen gevolgen voor de chemische alsmede de ecologische kwaliteit van het watersysteem. Indien in het blok Itteren bouwstoffen en/of grond worden opgeslagen, dient deze opslag te voldoen aan de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit. 4.1.4 Overwegingen t.a.v. de maatschappelijke functievervulling door watersystemen Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het BPRW. Uitgangspunt van het BPRW is dat in beginsel aan de eisen van de gebruiksfuncties wordt voldaan wanneer de basisfuncties veiligheid, voldoende water en schoon en gezond water op orde zijn. Voor de functies drinkwater, natuur en zwemwater gelden echter aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit Europese verplichtingen. De aangevraagde activiteit heeft geen invloed op de maatschappelijke functievervulling. Pagina 8 van 16 4.2 Beoordelïng voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Datum 4.2.1 Nu m met RWS-2014/40859 Regelgeving en beleid Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het emissiebeleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging en het standstill-beginsel. Voor het kwaliteitsbeheer in rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw). Het eerste hoofduitgangspunt van beleid vermindering van de verontreiniging houdt in dat verontreiniging ongeacht de stofsoort zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meet aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste beschikbare technieken’ toepast. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vastgelegd dat lozers deze best beschikbare technieken (BBT) moeten toepassen. In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven: ‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die kosten en baten in aanmerking genomen economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld’. - - 4.2.2 - - Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit) Consortium Grensmaas BV beschikt over een drietal bezinkstraten (elk bestaand uit twee bekkens) om het waswater zo veel mogelijk van onopgeloste bestanddelen te ontdoen. Bezinking is voor dit waswater de best beschikbare techniek. Door de bezinkbekkens zo vaak als nodig is voor een goede werking leeg te maken wordt invulling gegeven aan good housekeeping. Pagina 9 van 16 Aanvullend op de reeds toegepaste technieken wil Consortium Grensmaas BV een flocculant aan het waswater toevoegen, te weten Superfloc A-11O. Dit is een anionogeen polymeer, dat vanwege zijn negatieve lading, niet hecht aan de kieuwen van vissen. De aquatische toxiciteit is > 100 mg/I voor de drie niveaus, algen, vissen en watervlooien. Daarnaast is het product slecht afbreekbaar en zal dus nauwelijks tot geen zuurstof vragen. Mede gelet op deze eigenschappen wordt het product, conform de Algemene beoordelingsmethodiek van stoffen, ingedeeld in waterbezwaarlijkheid 11 en saneringsinspanning B. Vanwege de slechte afbreekbaarheid is een aanvullende immissietoets niet nodig. Datum Nummer RWS-2014/40859 Mochten er in de toekomst andere geschikte flocculanten beschikbaar komen in de vergunde waterbezwaarlijkheidsklasse én saneringsinspanning, dan voorziet deze vergunning erin dit middel te mogen toepassen één week nadat de vergunninghouder hiervan het veiligheidsinformatieblad heeft toegezonden aan de waterkwaliteitsbeheerder. In deze vergunning is een voorschrift opgenomen dat overdosering dient te voorkomen. Eventueel teveel aan flocculant of kleine hoeveelheden slib die toch in het verwerkingsbekken terecht komen, zullen zich in het verwerkingsbekken nog binden aan de daar aanwezige onopgeloste bestanddelen. De uitstroom van flocculant naar het Julianakanaal wordt hierdoor nihil geacht. De flocculant wordt toegepast daar waar hij het meest effect softeeft, namelijk bij de instroom naar de pompput v66r lozing op het verwerkingsbekken dan wel bij de instroom in het bezinkbekken, nadat dit vooraf aan de waterkwaliteitsbeheerder gemeld is. Om te voorkomen dat slib vanuit de pompput het verwerkingsbekken in wordt gepompt, is in de pompput een dam gerealiseerd in de vorm van een grondwal. Om de effectiviteit van het flocculeren te behouden, worden de bezinkbekkens en de pompput regelmatig geleegd. In deze vergunning is een voorschrift opgenomen dat de pompput twee maal per week dient te worden geleegd. Het slib wordt getransporteerd naar het droogveld, waar het kan ontwateren en waarna het definitief toegepast wordt in één van de dekgrondbergingen van het project Grensmaas. De tijdelijke opslag en toepassing van het slib in de dekgrondberging valt qua waterkwaliteit onder het regime van het Bbk. 4.2.3 Overwegingen ten aanzien van de effecten bij lozing van waswater op de Grensmaas ingeval van een noodsituatie bij Edea Consortium Grensmaas BV beschikt over vergunningen om, bij dreigende noodsituaties bij EdeA, waswater te lozen op de Grensmaas. Deze lozing vindt dan plaats vanuit de pompput. Om te voorkomen dat in een dergelijk geval flocculant op de Grensmaas terecht komt, wordt de lozing pas minimaal één uur nadat het toevoegen van flocculant aan het waswater is gestopt, naar de Grensmaas Pagina 10 van 16 omgezet. Mocht er dan toch nog een geringe hoeveelheid slib met flocculant in het waswater aanwezig zijn, dan zal dit nog bezinken in het afwateringskanaal naar de Maas (ca. 350 meter lang). 4.3 Geldigheid/Tïjdelijkheid van de vergunning Datum Nummer RWS-2014/40859 Deze vergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. 5. Procedure 5.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. Artikel 6.26, lid 1, bepaalt dat in afwijking van artikel 6.16, eerste lid, afdeling 3.4 van de Awb niet van toepassing is op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag tot wijziging van een vergunning voor het lozen van stoffen, die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan. Onderhavige lozing betreft een tijdelijke wijziging van de lozing als vergund bij beschikking van 31 oktober 2006, met kenmerk DLB2006/12804, en de daarop volgende wijzigingen. Door het toevoegen van de flocculant wordt het gehalte aan onopgeloste bestanddelen in het waswater aanzienlijk verminderd. De flocculant is ingedeeld in waterbezwaarlijkheid 11, saneringsinspanning B, en heeft bij juiste dosering en de aanvullende bezinking in het verwerkingsbekken, geen andere effecten dan reeds vergund. De voorbereiding van een vergunning als bedoeld in artikel 6.5, onder c., van de Waterwetjuncto artikel 6.12, lid 1, mag plaatsvinden conform het gestelde in afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorbereiding van de beschikking op grond van de Waterwet heeft daarom conform het gestelde in afdeling 4.1.2 van de Awb plaatsgevonden. 6. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de gevraagde vergunningen. Pagina 11 van 16 7. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Namens deze, Het hoofd van de afdeling Vergunningverlening, 8. Datum Nummer RWS-2014/40859 Mededelingen Pagina 12 van 16 Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat? Is het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Datum Nummer RwS-2014/4o85g - - - Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de bij het besluit vermelde contactpersoon. De contactpersoon kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen. Hoe maakt u bezwaar? Om bezwaar te maken moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van Rijkswaterstaat Zuid Nederland, afdeling NOVV, postbus 25, 6200 MA Maastricht. In het bezwaarschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres, en liefst ook uw telefoonnummer; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen); de reden waarom u bezwaar maakt; de datum en uw handtekening. - - - - Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of Organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. Overige mededelingen Het hebben van deze vergunning ontslaat de houder niet van de verplichting om de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat derden of de Staat ten gevolge van het gebruik maken van de vergunning schade lijden. Pagina 13 van 16 Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: 1. Het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag; 2. Burgemeester en wethouders van de gemeenten Maastricht en Meerssen; 3. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg. Datum Nummer RWS-2014/40859 Bijlage 1, Begripsbepalingen Pagina 14 van 16 Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nummer RWS-2014/40859 In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ‘Aanvraag’: De aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 14 februari 2014 binnengekomen bij Rijkswaterstaat Zuid Nederland en geregistreerd onder nummer RWS-2014/33528(Wtw21759); 2. ‘Afdeling handhaving’: de afdeling Handhaving van Rijkswaterstaat Zuid Nederland, Postbus 25, 6200 MA Maastricht; 3. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; 4. Kaderrichtlijn Water (KRW): richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; 5. KRW-waterlichaam: volgens artikel 2, lid 10, van de richtlijn 2000/60/EG is een KRW-waterlichaam een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meet, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswatet of een strook kustwater; 6. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht; 7. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt; 8. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan; 9. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna; 10. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen verricht; 11. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zuid Nederland; 12. ‘geflocculeerd slib’: het slib dat in de bezinkbekkens, dan wel in de pompput, wordt afgevangen en dat in het kader van het Bbk als baggerspecie wordt betiteld. Datum Nummer RWS-2014/40859 Pagina 15 van 16 Bijlage 2 Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nummer RWS-2014/40859 Datum Nummer RWS-2014/40859 -Tekening TE-IT-OVE-1757-1, versie 1 van 1 juli 2014 -Tekening TE-IT-OVE-1522-4, versie 4, van 17 juli 2014 Pagina 16 van 16
© Copyright 2024 ExpyDoc