Ministerie van Economische Zaken > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Factuuradres Postbus 16180 2500 BD Den Haag Overheidsidentificatienr Datum 3 00000001003214369000 0 JUN 2014 T 070 379 8911 (algemeen) Betreft Definitief besluit Nb-wet vergunning Julianakanaal www.rijksoverheid.nl/ez Geachte Bij brief van 27 november 2013 verzoekt u mij namens de minister van Infrastructuur en Milieu om aan haar een vergunning te verlenen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) voor het verbreden en verdiepen Ons kenmerk DGNR-RRE / 14102558 van het Julianakanaal met als doel het kanaal geschikt te maken voor een Uw kenmerk grotere scheepvaartklasse. 4839- OM -VER -002 Bij de aanvraag is een machtiging gevoegd dat u de vergunning aanvraagt Bijlage(n) namens de minister van Infrastructuur en Milieu. 1 Pro ce dureel Op 28 november 2013 ontving ik uw aanvraag. Bij brief van 29 november 2013, (kenmerk: DGNR-RRE / 13202830) heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Onderhavig besluit betreft een ontwerpbesluit, waarvan de aanvraag en de afhandeling gecoordineerd worden vanuit de Tracewet. Bij uw aanvraag heeft u een passende beoordeling "Verruiming Julianakanaal" (kenmerk: 4839 -OM -RAP -026) gevoegd. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet heeft u uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd. Coordinatie besluiten De voorbereiding en bekendmaking van de besluiten ter uitvoering van het project Verruiming Julianakanaal worden gecoordineerd. Deze coOrdinatie vindt plaats op basis art 20 van de Tracewet. De coordinatie heeft tot doel de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten voor het project of te stemmen en gelijktijdig te laten plaatshebben. De co6rdinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing is. Pagina 1 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk B e vo e q dh e id to t verq un n in ci ve rlen in q DGNR-RRE / 14102558 De voorgenomen activiteit valt onder artikel 2, sub 'p', van het Besluit vergunningen Nb-wet (hierna: het Besluit) (Staatsb lad 2005, nr. 594; het laatst gewijzigd per 7 oktober 2012, Stb. 2012, nr. 612), luidend: 'activiteiten ten aanzien van hoofdwegen, landelijke spoorwegen en hoofdvaarwegen als bedoeld in artikel 1 van de Tracewet, primaire waterkeringen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet die in beheer zijn bij het Rijk, het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet, militaire luchthavens, de luchthav en Schiphol en overige burgerluchthavens van nationale betekenis als bedoeld in artikel 8.1, tweede lid, van de Wet luchtvaart. Op deze basis, in samenhang met artikel 16, lid 6, en artikel 19d, lid 5, van de NB-wet ben ikl in dit geval bevoegd tot vergunni ngverlening op basis van artikel 16 en artikel 19 j° artikel 19ia van de Nb-wet. Besluit Ik verleen de gevraagde vergunning, omdat ik van mening ben dat de betreffende activiteit, gelet op de relevante instandhoudingsd oelstellingen de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000 gebieden niet zal aantasten. Dit betreffen de gebieden: Bunder en Elslooerbos Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbr oek - Grensmaas Tevens is met de inhoud van de betreffende passend e beoordeling de zekerheid verkregen dat de aangevraagde activiteit de wezenlij ke kenmerken van het beschermd natuurmonument Grasbroek niet zal aantaste n. Deze conclusie geldt nadrukkelijk met in acht nenning van de door mij specifiek hiertoe geformuleerde vergunningvoorschriften en beperkingen. Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag , de relevante wet- en regelgeving aismede het van toepassing zijnde beleid verwijs ik naar bijlage 1 van dit besluit. De aanvraag en de door u aangeleverde passend e beoordeling zijn door u opgesteld en aan ons verstuurd. Ik voeg deze dan ook niet bij dit besluit. Bij strijdigheid van de inhoud van deze documenten met de onderstaande voorschriften en beperkingen, prevaleren deze laatste. Krachtens de wettekst is de minister van Economisc he Zaken (EZ) in deze bevoegd, maar op basis van de portefeuilleverdeling tussen de minister van EZ en de staatssecretaris van EZ is deze bevoegdheid belegd bij de staatssecretaris. Pagina 2 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk DGNR-RRE / 14102558 Voorschriften en beperkingen Ter bescherming van de in de Natura 2000 gebieden aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. Ter bescherming van de in het Natura 2000 gebieden Bunder- en Elslooerbos, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, Grensmaas, en het beschermd natuurmonument Grasbroek aanwezige beschermde waarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen. A lq e m een 1. Deze vergunning staat op naam van de Minister van Infrastructuur en Milieu. 2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning. 3. De in het vorig voorschrift genoemde personen dragen zorg dat bij werkzaamheden een kopie van de beschikking in het veld aanwezig is en tonen op eerste verzoek deze aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren. 4. Het tijdstip waarop de activiteiten ten behoeve van de verruiming en verdieping van het Julianakanaal daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 2 weken voor de aanvang ervan schriftelijk gemeld aan de staatssecretaris van Economische Zaken of diens rechtsopvolger (hierna: het bevoegd gezag) ter attentie van het Nb-wet team. 5. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling - voor zover niet strijdig met onderhavige vergunning - uitgevoerd. 6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt, naar de aard van de afwijking ofwel telefonisch ofwel schriftelijk, binnen 1 week gemeld aan het bevoegd gezag t.a.v. het Nb-wet team. Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming daarmee van het bevoegd gezag. 7. Van opgetreden incidenten wordt binnen 1 dag melding gedaan aan het bevoegd gezag t.a.v. het Nb-wet team onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incidenten wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis, waarbij onbedoeld schadelijke stoffen in het milieu vrijkomen, dan wel waardoor anderszins schade aan de natuurlijke kenmerken in het 8. betrokken beschermde gebied kan worden toegebracht'. De vergunninghouder is verplicht de eventuele verontreiniging direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen. 9. Al le door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd. 10. Zodra de werkzaamheden in het veld met betrekking tot de vergunde activiteit zijn beeindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag t.a.v. het Nb-wet team. Pagina 3 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Na de re in h o udelijke vo o rsch rifte n DGNR-RRE / 14102558 11. Er zal minimaal 10 m3/s water door de Grensm aas stromen, tenzij bij St. Pieter een wateraanvoer van 45 m3/s of minder wordt gemeten. 12. Indien bij St. Pieter een wateraanvoer wordt gemeten van 45m3/s of minder water dan zal de doorbreking van de bodem van het Julianakanaal per direct worden afgedicht. De afvoer bij het meetpunt St. Pieter zal gemonitord worden conform het monitoringsprogramma voor de hydrologische effecten van de verruiming en verdieping van het Julianak anaal, zoals aangegeven in bijlage 10: "Monitoringsplan hydrologische effecten Verruiming Julianakanaal" onderdeel "Meetprogramma Maasafvoer". 13. Tijdens de realisatie van de verbreding en verdiep ing van het kanaal zal er telkens op hooguit een locatie sprake zijn van een doorbreking van de kanaalbodem. 14. De werksnelheid van uitgraven bedraagt maximaa l 3.000 m3 /dag. 15. De peilopzet van 25 cm op het traject Born-Ma asbracht zal gerealiseerd worden na afronding van de werkzaamheden ter verbreding en verdieping van het kanaal na april 2017 in minimaal 50 uur, met een benodigde extra aanvoer van maximaal 1 m3/s Maaswater. De peilopze t zal onderbroken worden indien het debiet bij St. Pieter 45 m3/s of lager is totdat het debiet bij St. Pieter 46 m3/s of hoger is. 16. De damwanden zullen om de 100 meter voorzie n worden van een uitstapplaats, geschikt voor bevers. 17. De verbreding en verdieping van het Julianakanaal zal niet leiden tot een verlies van habitat in het Bunder- en Elslooer bos. 18. Conform het monitoringsprogramma voor de hydrologische effecten van de verruiming en verdieping van het Julianakanaal, bijlage 10 : "Monitoringsplan hydrologische effecten Verruiming Julianakanaal" onderdeel "Monitoring grondwaterstanden Bunder- en Elslooerbos" zullen de grondwaterstanden in het Bunder- en Elslooerbos gemonitord worden. Indien er sprake is van onderschrijding van de Gemiddeld Laagste Grondwa terstand (GLG) zal het bemalingsdebiet afnemen totdat de onderschrijdin g ongedaan is gemaakt. Indien sprake is van overschrijding van de gewenst e Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) zal het bemalingsdebiet worden vermeerderd totdat de overschrijding ongedaan is gemaakt. He t wijzig e n o f in tre kken va n de verg un n in g 19. De voorschriften en beperkingen waaronder dit besluit is verleend, kunnen door of namens het bevoegd gezag worden gewijzigd of aangevuld indien naar zijn oordeel de vergunde activiteiten andere of nadelige r gevolgen hebben voor de relevante beschermde waarden dan die welke op het moment van vergunningverlening zijn gehanteerd. 20. Indien op enig moment mocht blijken dat de vergund e activiteiten zodanige schade aan de relevante beschermde waarden dreigen toe to brengen en het geven van aanwijzingen, het wijzigen of aanvullen van de voorschriften of beperkingen deze schade niet kan voorkomen, dan kan deze vergunning worden ingetrokken. Pagina 4 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk 21. Voordat tot wijziging van vergunningvoorschriften of (gedeeltelijke) intrekking van de vergunning wordt overgegaan, wordt de vergunninghouder DGNR-RRE / 14102558 in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen (tenzij spoedeisendheid onmiddellijke intrekking c.q. wijziging noodzaakt). To ezich t 22. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan aangewezen toezichthouder(s). L o o p tijd/o e ldigh e id 23. De vergunning is geldig van 5 juli 2014 tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beeindigd (zie voorschrift 10), doch uiterlijk tot en met 15 december 2018. 24. Het niet naleven van de voorschriften van deze vergunning kan, naast eventuele strafvervoiging, intrekking van de vergunning tot gevoig hebben. Bekendmaking, zienswijzen en beroep Op grond van het eerder genoemde coordinatiebesluit zal Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling Projectadvisering, namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, zorgen voor het bekendmaken van de onder dit coordinatiebesluit vallende besluiten, de wijze waarop zienswijzen kunnen worden ingediend en de mogelijkheid tot het instellen van beroep. Sharon A.M. Dijksma Staatssecretaris van Economische Zaken Bijlage: Inhoudelijke overwegingen Bezwaar Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij: De Staatssecretaris van Economische Zaken iuridische Zaken, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 10073 8000 GB Zwolle Pagina 5 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk DGNR-RRE / 14102558 Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en d) de gronden van bezwaar. Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen. Publicatie besluit Op grond van artikel 42, lid 3, van de Nb-wet 1998 en artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het ministerie van EZ onderhavig besluit openbaar maken. De bdsluiten op grond van de Nb-wet 1998, waaronder onderhavig e, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op: www.overheid.n1 Pagina 6 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Bijlage bij het besluit Julianakanaal DGNR-RRE / 14102558 DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op het verkrijgen van een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) om het Julianakanaal te kunnen verdiepen en verbreden op een aantal locaties tussen Limmel en Born. Om het faciliteren van de scheepvaart te verbeteren moet het kanaal geschikt worden gemaakt voor de schepen van CEMT-scheepvaartklasse Vb (Conferenc e Europeenne de Ministres de Transport / 3200 ton laadvermogen, duwkonvoo i 1x2 bakken in de lengte). Het project houdt in: het aanleggen van passeervak ken, het verbreden van het Julianakanaal door middel van het plaatsen van damwanden , het verdiepen van het Julianakanaal en het verhogen van het waterpeil. Het project heeft mogelijke effecten op het Bunder- en Elslooerbos, de Grensmaas , de Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek en beschermd natuurmonument Grasbroek. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten wordt kortheidshalve verwezen naar de aanvraag. WETTELIJK KADER In relatie tot het betrokken beschermd natuurmonument Grasbroek zijn relevant de artikelen 60, 10a (lid 1 en lid 3) en artikel 15a (lid 2) van de Nb-wet 1998. Na tura 2 0 0 0 geb ie de n In relatie tot de betrokken Natura 2000 gebieden, Bunder- en Elslooerbos , Grensmaas, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, zijn in deze relevant de artikelen 19d (lid 1), 19e, 19ia en het artikel 19f (lid 1) van de Nb-wet 1998. De exacte wetteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl (overheids informatie > 'wet- en regelgeving'). BELEID S tru c tuurvisie In fra s tru ctu ur e n R uim te Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld , als opvolger van de Nota Ruimte. Volgens de structuurvisie is het Rijk verantwoordelijk voor en door de EU aanspreekbaar op het nakomen van de in internationaal verband aangegane verplichtingen, inclusief het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het Rijk stelt kaders waarbinnen de provincies een provinciaal en landsgrensoverschrij dend natuurnetwerk, zijnde de herijkte nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ofwel Natuurnetwerk Nederland, begrenzen, beschermen en onderhoude n. Tot de herijkte EHS behoren de Natura 2000 gebieden, de Nationale Parken, de Noordzee en de grote wateren inclusief de grote rivieren. De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime in relatie tot de wezenlijke kenmerken en waarden. Het gaat daarbij om: waardevolle aspecten zoals natuurscho on, schoon Pagina 7 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk water, het aanwezig zijn van bepaalde plant- of diersoorten, gebieden van aardwetenschappelijk belang en het afwezig zijn van lawaai. DGNR-RRE / 14102558 Twe e de S tructu ursch e m a Verkee r e n Ve rvo e r (1 9 9 1 ) In het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer is neergelegd dat het primaat van verkeer en vervoer ligt bij een duurzame samenleving. De keuze voor een duurzame samenleving brengt met zich mee dat grenzen gesteld moeten worden aan de externe effecten van verkeer en vervoer, zoals grenzen aan de aantasting van de natuur. In dit structuurschema wordt de modernisering van de Maasroute met een verbeterde toegankelijkheid voor de tweebaksduwvaart genoemd. No ta R uim te De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkelin g van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenlevin g en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Een onderdeel van de Nota Ruimte gaat in op de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in Nederland. Voor gebieden die vallen binnen de EHS geldt de verplichtin g tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en een 'nee, tenzij'-reg ime. De Grensmaas en het Bunder- en Elslooerbos vallen ook binnen de EHS. De passende beoordeling in het kader van de Nb-wet 1998 houdt in het algemeen een strengere beoordeling in dan de toetsing aan EHS. Echter, doelstellingen uit het EHS-gebied kunnen anders zijn dan de Natura 2000-doelstellingen. De in het Omgevingsplan Limburg genoemde aspecten van de omgevingskwaliteit van de Grensmaas en het Bunder- en Elslooerbos als EHS-gebied zijn onderzocht en leiden niet tot aantasting van de doelstellingen voor het EHS-gebied. No ta Mo b iliteit De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan en is de opvolger van het huidige Structuurschema Verkeer en Vervoer. In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het verkeers- en vervoersbeleid beschreven voor de komende decennia. VERGUNNINGPLICHT De aangevraagde activiteiten vinden plaats in of nabij de Natura 2000 gebieden Bunder- en Elslooerbos, Grensmaas, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek. Het gebied 'Grasbroek' is ook onder de Nb-wet '67 aangewezen als beschermd en/of staatsnatuurmonument. Bij het veroorzaken van mogelijke negatieve effecten op een of meer buitenland se Natura-2000 gebieden dient de beoordeling van die aanvragen mede aan de hand van artikel 6, derde lid Habitatrichtlijn plaats to vinden (zie onder meer ABRvS 200902744/1/R2). Ik stel vast dat de aangevraagde activiteiten mogelijk de natuurlijke waarden en kenmerken van de bovengenoemde beschermde Natura 2000 gebieden kunnen Pagina 8 van 22 Directoraat-generaal Natuur Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk aantasten. Om die reden ben ik van mening dat de voorgeno men activiteiten vergunningplichtig zijn onder de Nb-wet 1998. DGNR-RRE / 14102558 Ook zijn op enige afstand vanaf de locatie van de werkzaam heden aan het Julianakanaal de Natura 2000 gebieden Abdij Lilbosch en Klooster Mariahoop, Bemelerberg en Schiepersberg, Brunsummerheide, Mechelse Heide en Val lei van de Ziepbeek, Itterbeek met Brand en Jagersborg en Schootsh eide en Bergerven, Geleenbeekdal, Geuldal, Kunderberg, Leudal, Meinweg, Roerdal, Sarsven en De Banen, Savelsbos, Sint Pietersberg en Jekerdal, Swalmdal , Weerter- en Budelerbergen en Ringselven, Abeek met aangrenzende moerasge bieden, Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opgla bbeek-Maaseik, Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw, De Maten, Jekervalle i en bovenloop van de Demervallei, Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrode, Overgang Kempen-Haspengouw, Plateau van Caestert met hellingbossen en mergelgrotten, Valleien van de Laambeek, Zonderikbeek, Slangebeek en Roosterbeek met vijvergebieden en heiden, Bokrijk en omgeving, Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariahof en het voormalig natuurmonument 'Hoge Fronten' gelegen. Gezien de afstand en de bij de aanvraag gevoegde inhoudelijke informatie zijn significan te effecten op de betreffende beschermde natuurwaarden evenwel met zekerheid uitgesloten. BESCHERMDE NATUURWAARDEN Beheerolan In dit geval kan vastgesteld worden dat ten aanzien van de voorgenomen activiteit, op het moment van besluitvorming, geen beletsel voortvloeit uit enig beheerplan op basis van de Nb-wet. Geen beheer De voorgenomen activiteit vormt een project dat geen direct verband heeft met of nodig is voor het beheer van het betrokken Natura 2000-gebi ed. Mocielijk significante gevolgen Op grond van artikel 19f, lid 1, van de Nb-wet 1998 in combinati e met artikel 19g, lid 1, van de Nb-wet 1998 dient een passende beoordeling aangeleve rd te worden door de initiatiefnemer. Het Europese Hof van Justitie heeft in haar uitspraak van 7 september 2004 aangegeven dat een passende beoordeling slechts dan achterwege kan worden gelaten indien op grond van objectiev e gegevens kan worden uitgesloten dat uitvoering van de werkzaamheden afzonderli jk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor dat gebied. In dit geval kunnen dergelijke gevolgen niet bij voorbaat uitgeslote n worden. Ik concludeer dat een passende beoordeling vereist is. U heeft een dergelijke passende beoordeling bij uw aanvraag gevoegd. In het ondersta ande volgt mijn beoordeling van uw effectenanalyse en conclusies. Pagina 9 van 22 -- Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk De gevraagde vergunning kan verleend worden, omdat de zekerheid is verkregen dat de natuurwaarden van de betreffende Natura 2000 gebieden en Natuurmonumenten niet zullen worden aangetast door uw project. DGNR-RRE / 14102558 De diverse beschermde waarden van de betrokken Natura 2000 gebieden aismede de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurmonument 'Grasbroek' staan vermeld op www.rijksoverheid.nl op ('Onderwerpen' > 'Natuur en biodiversiteit' > 'Natura 2000') en op htto://geo-vlaanderen.agiv.be/geovlaanderen /natura2000/ en op www.milieuinfo.be . Sele c tie va n re le va n te Na tura - 2 0 0 0 g ebie den In hoofdstuk 4 van de passende beoordeling is op basis van de relevante effectketens van het project en de maximale ruimtelijke reikwijdte hiervan een selectie gemaakt van de Natura 2000 gebieden en voormalige beschermde natuurmonumenten waar een negatief effect van het project op voorhand niet is uit sluiten. De in de passende beoordeling onderscheiden effectketens voor het verruimen en verdiepen van het Julianakanaal zijn: Verdroging als gevoig van hydrologische ingrepen Veranderingen in de waterkwaliteit Verandering van de Iuchtkwaliteit als gevoig van de uitstoot van verbrandingsgassen (met name stikstofoxiden) door een toename aan scheepvaartverkeer en de inzet van gemotoriseerd materieel Verstoring door geluid, trilling en licht Barrierewerking Naar mijn mening is dit een volledige weergave van de relevante effectketens. Dit betekent dat in elk geval verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten of significante verstoring van soorten in de Natura 2000 gebieden Grensmaas, Bunder en Elslooerbos, Natuurmonument Grasbroek (gelegen in Nederland) en Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek (gelegen in Belgie) niet op voorhand zijn uit te sluiten. Met betrekking tot de verandering van de luchtkwaliteit is voor de passende beoordeling de emissie van de hoeveelheid stikstofoxiden als gevoig van de uitstoot van verbrandingsgassen, samenhangend met de uitvoering van het aangevraagde project, berekend. Vervolgens is voor een groot gebied de depositie in mol.ha-i.jaar-1 op Natura 2000 gebieden bepaald en in kaart gebracht (fig. 16, 18, 19 en 24 van de passende beoordeling). In de passende beoordeling wordt 1 criterium gehanteerd om te bepalen of op voorhand kan worden uitgesloten dat deposities leiden tot merkbare veranderingen in het areaal en de kwaliteit van habitattypen en habitats van soorten in deze gebieden namelijk: de maximale depositie is kleiner dan 0,5 nnol.ha-1.jaar-1. Naar mijn mening zijn deposities met dergelijke kleine waarden niet van merkbare invloed op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten. Pagina 10 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Bij de Natura 2000 gebieden Grensmaas, Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek, Bunder- en Elslooerbos en natuurmonument Grasbroek, wordt DGNR-RRE / 14102558 niet voldaan aan dit criterium (tabel 3, 5 en 6 van de passende beoordelin g) en deze gebieden zijn daarom meegenomen in de passende beoordeling. Tabel 6 van de passende beoordeling geeft een overzicht van de Natura 2000 gebieden binnen het invloedgebied van mogelijke effecten als gevolg van het aangevraagde project. Ik beschouw deze tabel als correct en volledig. Selectie van relevante natuurwaarden In relatie tot het betrokken Natura 2000-gebied blijkt uit de bij de aanvraag aangeleverde documentatie dat op onder andere de volgende habitattype n- en soorten mogelijk effecten kunnen optreden: H3206B Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden), H3270 Slikkige rivieroevers, H6430A Ruigten en zomen (moerasspirea), H91E0A Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen), H1099 Rivierprik, H1106 Zalm, H1163 Rivierdonderpad, H1337 Bever, H7220 Kalktufbronnen, H9160B EikenHaagbeukenbos, H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidend), H1087 Spaanse viag, H3260A Beken en rivieren met waterplanten, H6510 Glanshaver en vossenstaarthooilanden, H7140 Overgangs en trilveen, H91F0 Hardhoutoo ibos, H1149 Kleine modderkruiper, H1134 Bittervoorn, H1355 Otter, H6430C Ruigten en zomen (droge bosranden) en H1166 Kamsalamander, H1203 Boomkikke r en H1207 Poelkikker. Met betrekking tot de in de passende beoordeling geselecteerde beschermd e habitattypen en soorten, merk ik deze als juist aan. PASSENDE BEOORDELING De passende beoordeling is opgesteld door De Vries en Van de Wiel Kust en Oeverwerken in samenwerking met Arcadis, Royal Haskoning DHV en A.G.T. Adviesbureau inzake grondwatertechnieken. De passende beoordeling bevat een indeling in effecten op ecologische aspecten. Deze aspecten betreffen hydrologie deel 1: effecten als gevolg van een afname van het debiet ten behoeve van de Grensmaas, hydrologie deel 2: effecten als gevolg van veranderingen in grondwater als gevolg van de verruiming en verdieping van het Julianakanaal, stikstofdeposities en verstoring. Hydro logie de e l 1 Om het Julianakanaal te kunnen verbreden en verdiepen wordt de waterremmende laag van het kanaal tijdelijk en plaatselijk weggehaald . Hierdoor ontstaat er lekverlies naar het grondwater. Om de doorvaart van het kanaal te kunnen garanderen zal dit lekverlies aangevuld dienen te worden ten koste van het debiet dat beschikbaar is voor de Grensmaas. Het volume van het kanaal neemt tijdens de werkzaamheden toe. De werksnelheid van uitgraven bedraagt maximaal 3.000 m3 per dag dat neerkomt op 0,035 m3/s. Om die reden wordt tijdens de verruiming volcontinu maximaal 1 m3/s extra water naar het Pagina 11 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Julianakanaal afgeleid. Dit heeft als gevolg dat tijdelijk een vergelijkbare hoeveelheid water minder door de Grensmaas stroomt, wat leidt tot een tijdelijke verlaging van het Maaspeil en een verlaging van de grondwaterstanden in de omgeving van de Grensmaas. Na het realiseren van de verdieping en verbreding van het Julianakanaal wordt de bodem van het kanaal wederom DGNR-RRE / 14102558 waterondoorlatend gemaakt door middel van het gebruik van bentonietmatten. Als gevolg van de afname in de afvoer via de Grensma as neemt de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand of met maximaal 2 cm in gedeelten van de Natura2000 gebieden Grensmaas en Uiterwaarden langs de. Limburg se Maas met Vijverbroek. De overige Natura-2000 gebieden en Natuurm onument Grasbroek zijn gelegen buiten het invloedsgebied van de ingreep in het Julianakanaal. Voor de overige Natura-2000 gebieden zijn er geen effecten in de daling van de grondwaterstand. De daling in grondwaterstand is lokaal en tijdelijk. Ten opzichte van de dagelijkse schommelingen in de waterstand zijn de effecten van de tijdelijke waterstandsdaling in de Grensmaas beperkt. De locaties waar deze afname in grondwaterstand plaats vindt liggen over het algemeen buiten de gebieden waar de beschermde habitattypen voorkomen. G re n s m a a s U i te rw a a rd e n l a n g s d e Li m b u rg s e M a a s H 3 2 6 0 A B e k e n e n r i v i e re n m e t w a t e r p l a n te n G e e n e f e ct N .v.t. H 1 0 9 9 R i v i e r p ri k G e e n e fe ct G e e n ef fe ct H 1 0 6 6 Za l m G e e n e f e ct N .v .t. H 1 1 4 9 K l e i n e M o d d e rk ru i p e r N .v.t. G e e n e f e ct G e e n e fe ct H 1 1 6 3 R i v i e rd o n d e rp a d G e e n ef fe ct H 1 3 3 7 B eve r G e e n ef fe ct N .v .t. H 1 3 5 5 Otte r N .v.t. G e e n e f e ct Pe ilopze t In het traject Born-Maasbracht wordt een extra peilopze t gerealiseerd van 25 cm. Dit zal eenmalig 210.000 m3 extra water vragen. De peilopze t van 25 cm op het traject Born-Maasbracht zal gerealiseerd worden na afrondin g van de werkzaamheden ter verbreding en verdieping van het Julianak anaal in april 2017. Daarbij zal in minimaal 50 uur extra Maaswater worden aangevoerd, waarbij maximaal 1 m3/s Maaswater extra naar het Julianakanaal wordt afgeleid conform voorschrift 15. De peilopzet zal niet gerealiseerd worden indien het debiet bij het meetpunt St. Pieter 45 m3/s of lager is. Wa terk wa liteit Door een afname van het debiet van de Grensmaas kan de waterkwaliteit afnemen. De waterkwaliteit van de Grensmaas wordt voor een groot deel beInvloed door de kwaliteit, die het Maaswater heeft als het Nederland binnenstroomt. In het Maaswater bevinden zich concentr aties van zwevend stof. Deze varieren tussen 1 mg/I en 350 mg/I. Gemiddeld betreft de concentratie Pagina 12 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk ongeveer 20 mg/I. Bij lagere afvoeren doen zich de laagste concentrati es DGNR-RRE / 14102558 zwevend stof voor. De temperatuur van het water is van belang voor rheofiele vissen en macrofauna . Zij hebben behoefte aan een lage watertemperatuur, waardoor tevens het zuurstofgehalte op peil Gemeten is dat de temperatuur in de Grensmaas gedurende de zomer onder 25 °C blijft. Gezien als randvoorwaarde voor dit project is gesteld dat de Grensmaas minimaal een debiet van 10 m3/s, zoals is omschreven in voorschrift 11, zal blijven behouden, zal dit geen negatieve effecten sorteren op de beschermd e natuurwaarden in de betreffende Natura-2000 gebieden. H3260A Beken en rivieren met waterplanten De ingreep in het Julianakanaal heeft geen invloed op het slibgehalte, de stroomsnelheden van de Grensmaas of op de piekafvoeren. De kwaliteit van het habitattype "beken en rivieren met waterplanten" wordt vooral beInvloed door het gebrek aan fijn grind en extreem hoge stroomsnelheden. Gezien de beperkte wijziging in de afvoer van de Grensmaas, de doorwerking hiervan op de kwaliteit van het Maaswater samen met het feit dat het areaal aan dit habitattype niet wordt beInvloed en de tijdelijkheid van de ingreep is er geen sprake van een significant negatief effect op het habitattype I-13260k H3270 Slikkige Rivieroevers Overal langs het ongestuwde traject van de Grensmaas komen grindige en slikkige rivieroevers voor. De tijdelijke wijziging in het debiet van de Grensmaas valt ruim binnen de reikwijdte die in de huidige situatie voorkomt. Hier is sprake van een fluctuatie in peil van - in de zomer - enkele decimeters tot 7 meter bij hoogwater. Gezien het gegeven dat het effect van de ingreep in het Julianakana al zeer beperkt is in omvang en tijd en wegvalt tegen de normale fluctuaties is er geen significant effect op dit habitattype. H6430A Ruigten en zomen, vochtige vorm Gezien het feit dat de tijdelijke ingreep geen effect heeft op waterstand en, grondwaterstanden en waterkwaliteit rond de Maasplassen, Oude MaasarmMaasveld, Kollegreend en Vijverbroek, waar dit habitattype met name voorkomt, zijn er geen significant negatieve effecten. H6510 Laaggelegen hooiland Dit betreft bloemrijke hooilanden op matig voedselrijke gronden, die in het winterbed langs de gehele Maas voorkomen. Het voorkomen van dit habitattype wordt beInvloed door de gevoeligheid voor inundatie. Het vochtige type kan gedurende de winter langere tijd onder water staan, waarbij het drogere type slecht tegen inundatie bestand is. Het effect van de ingrepen in het Julianakana al is echter zo gering dat dit geen invloed heeft op de mate en duur van de inundaties. Voor het voortbestaan van dit habitattype is de tijdelijke grondwaterstandsverlaging niet relevant. Daarmee zijn significant negatieve effecten uitgesloten. Pagina 13 van 22 Directoraat-generaal Natuur Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk H7140 Overgangs- en Trilveen DGNR-RRE / 14102558 Dit habitattype komt enkel voor in het natuurgebied Vijverbroek en ligt buiten het invloedsgebied van de ingreep in het Julianakanaal. H91E0A Vochtige alluviale bossen, rivierbegeleidend wilgenbos Dit habitattype komt voor rond de Maasplassen, Maaswinkel, de Visplas, Hochter Bampd en Koningssteen. Het betreft hier zachthoutooibos, wat het leefgebied van de bever vormt. De ingreep in het Julianakanaal heeft geen effect op grondwaterstanden, waterstanden of waterkwaliteit op de plaatsen waar dit habitattype voorkomt. Het effect van de ingreep bij hoogwater is dermate gering dat de mate van inundatieduur hierdoor niet geraakt wordt. Voor de Hochter Bampd geldt dat de tijdelijke verlaging van het debiet van de Grensmaas geen effecten op de grondwaterstand heeft. Er zijn derhalve geen significante effecten op dit habitattype door deze ingreep. H91E0C Vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende natte bossen Het habitattype wordt gekenmerkt door een moerasboscomplex. De hydrologisc h gevoelige habitats liggen echter ver buiten het invloedsgebied van de ingreep. Om die reden zijn significante effecten uit te sluiten. H91EFO Hardhout-ooibos Dit habitattype betreft hardhoutenooibossen met gladde iep, gewone es, zomereik en gewone esdoorn als boomsoorten. Het habitattype is niet gevoelig voor grondwaterstandverlagingen. H3150 Eutrofe meren met fonteinkruiden Dit habitattype is te vinden in allerlei ondiepe, stilstaande wateren met een voedselrijke bodem. Het water is van nature rijk aan voedselrijke stollen door chemische uitwisseling met de bodem. Vertroebeling of een toename van het slibgehalte kunnen een belemmering vormen voor de ontwikkeling van dit habitattype. De ingreep heeft echter geen effecten op het slibgehalte of vertroebeling: om die reden kunnen significant negatieve effecten worden uitgesloten. H1099 Rivierprik en H1106 Zalm Deze vissen gebruiken de rivier enkel als doortrekgebied naar de zee. Voor deze vissen is de optrekbaarheid en variatie in substraat alswel in morfologie van belang. Dit wordt echter niet beInvloed door de ingrepen in het Julianakana al. Voor de zalm en rivierprik is een watertemperatuur van maximaal 210C een vereiste. Doordat het debiet van de Grensmaas niet onder de 10m3/s zal komen wordt hieraan voldaan. Derhalve zijn er geen significant negatieve effecten. H1149 Kleine modderkruiper en H1134 Bittervoorn Deze soorten komen voor in de binnendijkse gebieden van de Grensmaas . Met uitzondering van zeer hoge waterstanden, staan de binnendijkse gebieden niet in contact met het Maaswater. Pagina 14 van 22 Directoraat-generaal Natuur Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk De bittervoorn komt voor in gebieden met stilstaand en zwakstromend water, met zwanenmossels. De kleine modderkruiper leeft in zwakstromende DGNR-RRE / 14102558 waterlopen. Deze vissoorten gebruiken snelstromende waterlopen mogelijk als migratieroute. De leefgebieden van de kleine modderkruiper en de bittervoorn worden niet significant beinvloed door de tijdelijke ingreep. Er is derhalve geen sprake van een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. H1163 Rivierdonderpad De stenige bodem van de grindrivier, de Grensmaas, kan een leefgebied bieden voor de rivierdonderpad. Voor deze soort is een maximum temperatuur van 25 °C van het Maaswater essentieel. In de periode 2010-2012 is de temperatuur niet boven de 21 °C uitgekomen. Met het voorschrift dat het debiet op de Grensmaas minimaal 10 m3/s zal zijn, wordt een te hoge temperatuur voorkomen. Verder wordt het slibgehalte en het aanwezige substraat niet door de ingreep in het Julianakanaal beInvloed. H1166 Kamsalamander en H1203 Boomkikker en H1207 Poelkikker Het leefgebied van de kamsalamander staat niet in contact met het Maaswater. De populatiegrootte van de kamsalamander is onzeker. De populatie van de poelkikker is beperkt. In 2004 was de boomkikker populatie op een dieptepunt, maar dankzij beheer groeit de populatie gestaag. De drie soorten komen voor in de Maaswinkel en maken gebruik van dezelfde vegetatierijke wateren. Geconcludeerd kan worden dat ook het leefgebied van de kamsalamander en de poelkikker een positieve ontwikkeling doormaakt vanwege het (herstel) beheer in dit gebied. Er zou sprake kunnen zijn van een verlaging van de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG). Op zichzelf is de geringe tijdelijke verlaging ter plaatse niet significant voor het leefgebied van de drie soorten. Daarnaast zijn de mitigerende maatregelen, namelijk de grinddrempels en de grind rug, in de Grensmaas reeds uitgevoerd. Deze hebben een verhoging van de grondwaterstand tot gevolg gehad. Gezien de maatregelen in het kader van de rivierverruiming van de Grensmaas nog in uitvoering zijn, zijn de stijgingen van de toename in grondwaterstand groter dan bedacht op dit moment. Derhalve zijn significant negatieve effecten uitgesloten. H1337 Bever De ingreep in het Julianakanaal heeft geen effecten op de vestigingsplaatsen van de bever. Ook op de instandhoudingsdoelen van voor de bever relevante habitatypen, 'vochtige alluviale bossen' worden niet beInvloed door de ingreep. Significant negatieve effecten zijn uitgesloten. H1355 Otter Het leefgebied van de otter kenmerkt zich door de grenszone tussen water en land. Zijlopen van grote rivieren, vijvers en meren komen in aanmerking als leefgebied. De otter is met name gebaat bij een bepaalde structuur van vegetatietypen, die hydrologisch niet gevoelig zijn voor een verlaging van de grondwaterstand. Om die reden zijn negatieve effecten uit te sluiten. Pagina 15 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk DGNR-RRE / 14102558 Hydrologie deel 2 In de realisatiefase van de verbreding en verdieping van het Julianakanaal wordt de waterremmende laag uit het kanaal verwijderd. Hierdoor stroomt er Maaswater naar het grondwater van het Natura-2000 gebied het Bunder- en Elslooerbos. Dit leidt tot een tijdelijke verhoging van de grondwaterstanden. Daarnaast zijn er permanente effecten te verwachten als gevolg van de opstuwing van grondwater door het plaatsen van damwanden en het aanleggen van de passeervakken. Tijdelijke ve rh ogin g va n de gro n dwa te rs ta n d Door het verwijderen van de waterremmende laag uit het kanaal zal er water vanuit het kanaal in het grondwater terecht komen. De reden hiervoor is dat het kanaal hoger is gelegen dan het omliggend maaiveldniveau. Dit zal tot een verhoging van de grondwaterstand leiden. Deze verhoging van de grondwaterstand is echter tijdelijk. Gezien reikwijdte van de effecten van deze grondwaterstandsverhoging zal dit alleen mogelijke effecten kunnen hebben op het habitattype H91E0C vochtige alluviale bossen in het Bunder en Elslooerbos en de habitatsoort H1078 Spaanse vlag. Ten aanzien van zowel de Spaanse vlag en de vochtige alluviale bossen geldt dat een grondwaterstandverhoging in het Bunder- en Elslooerbos een positief effect zou kunnen hebben. Vanwege de geringe stijging van het grondwater worden echter geen effecten verwacht. Negatieve effecten zijn uitgesloten. Er zijn geen effecten op de habitattypen in de Grensmaas. Daarnaast zullen door middel van peilbuizen de grondwaterstanden in het Bunderen Elslooerbos in de gaten gehouden worden, conform voorschrift 16. Perm a n en te ve rh ogin g va n de gro n dwa ters ta n d Tijdens het verruimen en verbreden van het kanaal worden damwanden geplaatst. Dit gebeurt tevens bij het aanleggen van de passeervakken. Het plaatsen van damwanden heeft een opstuwend effect op het grondwater dat van oost naar west stroomt. Als gevolg hiervan wordt een permanente verhoging van de grondwaterstand voorzien in het Bunder- en Elslooerbos in het dal. Dit effect is echter positief, omdat voor dit gebied een vernattingsopgave bestaat. Stikstofdeposities Om het Julianakanaal te kunnen verdiepen en verbreden zal gebruik gemaakt worden van gemotoriseerde werktuigen, wat zorgt voor een toename in de stikstofdepositie tijdens de realisatiefase. Na het realiseren van de verbreding en verdieping zal het kanaal gebruikt worden door een grotere scheepvaartklasse, waarbij een toename van stikstofemissie door scheepvaart wordt voorzien. De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is in 2009 van start gegaan om vastgelopen vergunningverlening in het kader van de Nb-wet viot te trekken. De PAS werkt aan twee kanten. Enerzijds door behoud en herstel van bedreigde habitattypes te bevorderen en anderzijds door binnen de grenzen van de daling van stikstofdepositie ruimte te zoeken voor nieuwe activiteiten. Door een Pagina 16 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk combinatie van een pakket aan herstelmaatregelen en een pakket nationale maatregelen wordt dit gerealiseerd. Op dit moment is de PAS nog niet in werking getreden. DGNR-RRE / 14102558 De berekening van de depositie van stikstofoxiden als gevolg van dit project in de realisatiefase zijn gebaseerd op het in to zetten materieel, het motorisch vermogen van de werktuigen en het aantal bedrijfsuren, waarbinnen gewerkt zal worden. De emissiefactoren zijn gebaseerd op EU richtlijn 97/68/EG en 2004/26/EG. In de memo met nummer 4839- OM -MEM- 044 -A, die als bijlage bij de passende beoordeling is gevoegd zijn de emissies berekend. Aan de hand van deze waarden is de depositie op de diverse habitats van de relevante Natura-200 0 gebieden bepaald met behulp van de bij het opstellen van de passende beoordelin g meest recente applicatie (OPS-Pro versie 4.3.15). In de hoofdstukken 4, 6 en 7 van de passende beoordeling is aan de hand van de achtergronddepositie en de kritische depositiewaarde bezien welke habitats of soorten waarvoor de relevante gebieden zijn aangewezen mogelijk beInvioed kunnen worden door een toename van de stikstofdepositie als gevolg van de aangevraagde activiteiten. Bij een beschermd natuurmonument en bij 9 habitattypen in 2 Natura 2000 gebieden is, rekening houdend met de bijdrage vanuit het project, sprake van een overschrijding van de kritische depositiewaarde. Deze overschrijdingen zijn als volgt beoordeeld: Uite rwa a rden la n gs de L im b urgse Ma a s m e t Vij verbro e k De toename van de depositie in de realisatiefase bedraagt maximaal 0,5 mol N.ha-1.jr-1 in totaal. Van de zes habitattypen waar het gebied voor is aangewezen, kunnen alleen potentiele effecten optreden op het habitattype H6510B glanshaver- en vossenstaarthooilanden. Ik deel de conclusie uit de passende beoordeling dat de geringe tijdelijke toename in de realisatiefase, die neerslaat uit de lucht, verwaarloosbaar is ten opzichte van de achtergronddepositie en de aanvoer van stikstof vanuit de rivier. Door het effect van het reguliere beheer (begrazing en maaibehee r enz.) dat gericht is op het verwijderen van grote hoeveelheden stikstof uit het gebied, staat deze geringe toename ook niet in de weg aan het realiseren van de doelstellingen voor dit gebied. Gra sb ro e k Grasbroek is een beschermd natuurmonument langs het Julianakana al, waarvoor geen habitattypen zijn aangewezen. De vegetatietypen die aanwezig zijn in dit gebied zijn vergelijkbaar met kalktufbronnen H7220, eikenhaagbeukenbos sen H9160B, en vochtige alluviale bossen H91E0C. De toename van de stikstofdepositie op dit gebied in de realisatiefase betreft 1,6 mol N.ha-1.jr-1 in totaal. In de gebruiksfase betreft het een toename van 0,05 mol Gezien de fluctuatie in de achtergrond depositie van 132 en 263 mol N.ha-1.jr-1 Pagina 17 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk valt een eenmalige depositie van maximaal 2,2 mol N.ha-1.jr-1 in totaal in de realisatiefase hiertegen weg. Negatieve gevolgen voor dit gebied zijn daarmee uitgesloten. DGNR-RRE / 14102558 B un der- e n Elso e rb o s In het Bunder- en Elslooerbos komen meerdere stikstofgevoelige habitattyp en voor. De toename van stikstofdepositie is afhankelijk van de ligging van de habitattypen ten opzichte van het Julianakanaal. H6430C Ruigten van bosranden Dit type komt in het noordelijk gedeelte van het Natura-2000 gebied voor. De maximale eenmalige stikstofdepositie betreft 6 mol N.ha-1.jr-1 in totaal. Er is geen meetbaar effect van stikstof als gevolg van dit project op dit habitattype. H9160B Eiken-beukenbossen In het noordelijk gedeelte van het Bunder- en Elslooerbos is de eenmalige depositie als gevolg van de werkzaamheden op dit habitattype maximaal 20 mol N.ha-1.jr-1. In andere delen van het gebied neemt de depositie snel af. Voornamelijk spelen hydrologische knelpunten een rol in het behoud van de natuurwaarden van dit habitttype. De eenmalige stikstofdepositie zal geen significant negatief effect hebben op dit habitattype. H91E0C Beekbegeleidende bossen Ook voor dit habitattype geldt dat de eenmalige stikstofdepositie in het noorden van het gebied maximaal rond de 20 mol N.ha-1.jr-1 in totaal is. Naar het oosten en zuiden van het gebied neemt de depositie echter snel af. Hier is sprake van een toename van maximaal 1,4 mol N.ha-i.jr-1 in totaal. Het betreft een lage eenmalige toename, die binnen de momenteel gangbare variatie van de stikstofdepositie past. Gezien het feit dat de bodem in het heuvelland gebufferd en gezien de aanwezigheid van kalktufbronnen speelt verzuring geen rol. Verstorinq Door de werkzaamheden aan het Julianakanaal zou verstoring op kunnen treden als gevolg van licht, geluid, trilling en barrierewerking. In de gebruiksfa se kunnen effecten van trilling, visuele verstoring en licht worden uitgesloten. In de realisatiefase kunnen effecten van trilling optreden als gevolg van het plaatsen van damwanden. Geluid Er is berekend wat de maximale verstoringsafstand van heien is. Aangenome n wordt op basis van onderzoek dat een grenswaarde van 42dB (A) gehanteerd kan worden voor zoogdieren ten aanzien van geluid van heien en het slaan van damwanden. De geluidscontour van het piekniveau ligt op ca. 2600 m van de bron. Het 24 uurs gemiddelde niveau ligt op ca. 1200 m van de bron. Gezien de afstand van de Ieefgebieden van de otter (H1355) tot de bron van de geluidstoename aanzienlijk groter is dan 2600 m zijn negatieve effecten als gevolg van de tijdelijke geluidstoename afwezig. Pagina 18 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Door de bevers (H1337) uit de Grensmaas wordt het Bunder- en Elslooerbo s als foerageergebied gebruikt. Gezien de tijdelijkheid van de verstoring en het felt dat het leefgebied en foerageergebied buiten de verstoringsafstand liggen zijn DGNR-RRE / 14102558 negatieve effecten voor de bever uitgesloten. Barrierewerking Door bevers wordt het Julianakanaal gebruikt als oversteekplaats naar het Bunder- en Elslooerbos, waar zij foerageren. Door het plaatsen van damwande n zal het uittreden uit het kanaal moeilijker zijn. Om die reden zullen de damwanden om de 100 meter voorzien worden van een uitstapplaa ts geschikt voor bevers. Hiermee zal de barrierewerking worden opgeheven, conform voorschrift 14. De duiker in de Hemelbeek (Hemelbeekduiker) zal gedurende 20 dagen niet gebruikt kunnen worden als migratieroute gedurende werkzaamheden aan deze duiker. Het werkterrein zal worden afgesloten om slachtoffers onder bevers (H1337) te voorkomen. Trilling Vissen, zoals de rivierdonderpad (H1163), de rivierprik (H1099) en de zalm (H1106), zijn gevoelig voor onderwatergeluid. Bij vissen met een zwemblaas kan een verscheuring van hun zwemblaas optreden door de trilling als gevolg van geluid. Bij het aanleggen van de damwanden zal op het land worden geheid. Demping van trilling als gevolg van heiwerkzaamheden door de grond en door de overdracht van grond naar water zal plaats vinden. Daarnaast is de afstand tussen de bron van het heien naast het Julianakana al groot ten opzichte van de leefgebieden van de vissen in de Grensmaas. Om die reden is fysieke schade aan vissen als gevolg van trilling uitgesloten. Daarnaast kan verstoring optreden bij de migratie van vissen tijdens de heiwerkza amheden. Gezien de tijdelijke aard van de werkzaamheden en het feit dat de werkzaamheden telkens onderbroken worden, zijn negatieve effecten uitgesloten. De leefgebieden van de kamsalamander (H1166), de bittervoorn (H1149) en kleine modderkruiper (H1134) zijn geIsoleerd en derhalve niet gevoelig voor trilling vanuit het Julianakanaal. De zeer geringe niveaus van trilling zijn van geen effect op bevers (H1337) en otters (H1355), omdat zij in staat zijn het water te verlaten. Waarden beschermd natuurmonument Grasbroek Het beschermd natuurmonument Grasbroek bestaat uit geaccidenteerd gebied met vochtig loofbos, doorsneden door een tweetal beken, waarvan een ontspringt in het bos. Het beschermd natuurmonument wordt tevens gekenmerkt door een microrelief en mede in samenhang daarmee een grote variatie in grondwaterstand. Ten aanzien van de diverse flora en fauna zoals benoemd in het aanwijzings besluit van het betrokken beschermd natuurmonument merk ik het volgende op. Deze waarden vallen voor een zeer groot deel binnen de beoordeling van de effecten in relatie tot de betrokken Natura 2000 gebieden. Naar mijn mening voorziet de Pagina 19 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk voorgaande passende beoordeling ook in een toetsing die gelding heeft voor de kenmerken en waarden van het betrokken beschermd natuurmon ument. DGNR-RRE / 14102558 In aanvulling op bovenstaande merk ik nog op dat dit beschermd natuurmonument zich, naast de aanwezigheid van diverse flora en fauna, ook kenmerkt door het bossige karakter van het gebied en de hierbinnen heersende rust. In potentie kunnen deze specifieke kenmerken door de aangevraa gde activiteiten beInvloed worden. Rust De verstoring van rust is beperkt in omvang en tijd. Ik vind deze tijdelijke verstoring niet zodanig dat ik de vergunning moet weigeren. Landschap Er is geen sprake van enige aantasting van het landschappelijke beeld. Het ongeschonden karakter van het betrokken natuurmonument worden niet zodanig aangetast, dat ik de vergunning weiger. Monitoring Monitoring in verband met de verruiming en verdieping van het Julianakana al, voor zover relevant in het kader van deze vergunning, heeft volgens de aanvraag betrekking op: 1. het uitvoeren van het monitoringsprogramma voor de hydrologische effecten van de verruiming en verdieping van het Julianakanaal, conform bijlage 10 : "Monitoringsplan hydrologische effecten Verruiming Julianakanaal" onderdeel "Monitoring grondwaterstanden Bunder- en Elslooerbos" 2. het uitvoeren van het monitoringsprogramma voor de hydrologische effecten van de verruiming en verdieping van het Julianakanaal, conform bijlage 10: "Monitoringsplan hydrologische effecten Verruiming Julianakanaal" onderdeel "Meetprogramma Maasafvoer". De verruimings- en verdiepingsactiviteiten dienen te worden uitgevoerd conform de aanvraag, voor zover dit niet strijdig is met de vergunning in het kader van de Nb-wet 1998 en de daarin opgenomen voorschriften. Er zal tijdens het verruimen en verdiepen van het Julianakanaal gewerkt worden door middel van een geschakeld werkproces. De werkvlakken waarbinnen gewerkt wordt zijn maximaal 500 meter breed en 10 meter lang. Het geschakelde werkproces houdt in dat gewerkt wordt met een treintje van drijvende pontons. leder van deze pontons voert een van de werkzaamheden uit. Het eerste ponton, dat de waterremm ende laag van het kanaal verwijdert, wordt direct gevolgd door het ponton dat de bentonietmatten legt en het lek weer dicht. In het monitoringsplan wordt omschreven hoe omgegaan wordt met een te groot lek richting het Bunderen Elslooerbos. Door middel van peilbuizen wordt de grondwaterstand gemeten. In deze peilbuizen wordt een signaalwaarde voor de GLG (Gemiddeld Laagste Grondwaterstand) en GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) op +50 cm en Pagina 20 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk - 50 cm ingesteld. Deze peilbuizen geven een alarmsignaal af aan de monitorings PC op het moment dat er sprake is van onderschrijding of overschrijding van de DGNR-RRE / 14102558 GHG of GLG. De surveyor zal daarop de technisch manager uitvoering informeren. Afhankelijk van de situatie zal de technisch manager uitvoering de opdracht geven om het bemalingsdebiet te verminderen of op te voeren. Indien desondanks na twee uur de grondwaterstanden blijven stijgen geeft de technisch manager uitvoering de opdracht om het openliggende gat af te dichten en de werkzaamheden te staken. Dit wordt onverwijld gemeld aan het bevoegd gezag. Meetprogramma Maasafvoer Tijdens de uitvoering ontstaat een lek in het kanaal. Om het peil in het kanaal te handhaven wordt dit lek aangevuld met water dat wordt ingelaten bij de sluis te Limmel. Dit leidt tot een afname van de afvoer van de Grensmaas. Via het meetpunt bij Sint Pieter kan de uurgemiddelde afvoer worden gemeten. Op ecologische gronden dient de afvoer via de Grensmaas minimaal 10 m3/s bedragen. Dat houdt in dat de minimale afvoer via Sint Pieter 45 m3/s dient te zijn. De monitoringsPC op de projectlocatie is verbonden met het afvoermeetpunt Sint Pieter. De monitoringsPC geeft een alarm indien de actuele afvoer de waarde van 45 m3/s onderschrijdt. De surveyor bewaakt continu de actuele en uurgemiddelde afvoer van de Maas. Op het moment dat de uurgemiddelde afvoer onder de 45 m3/s daalt zal de surveyor de technisch manager uitvoering onverwijld hierover informeren. De technisch manager uitvoering legt hierop de werkzaamheden per direct stil en geeft opdracht eventuele lekken onverwijld af te dichten. Het bevoegd gezag wordt direct geInformeerd hierover. De werkzaamheden worden weer hervat op het moment dat de uurgemiddelde afvoer boven de 45 m3 /s komt bij het meetpunt Sint Pieter. Ik heb geconstateerd dat de uitvoeringsplannen voor monitoring zijn opgenomen in de aanvraag. De verplichting om de monitoring conform de aanvraag uit te voeren heb ik opgenomen in voorschrift 11 en 16. Op grond van de voorschriften 17, 18, 19 kan ik passende maatregelen treffen, bijvoorbeeld indien de resultaten van de monitoring daartoe naar mijn oordeel aanleiding geven. CUMULATIE Op basis van artikel 19f van de Nb-wet 1998 dient bij vergunningverlening voor projecten of plannen een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve effecten indien deze projecten of plannen, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteiten zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000 gebieden of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen. Pagina 21 van 22 Directoraat-generaal Natuur & Regio Directie Regio en Ruimtelijke Economie Ons kenmerk Door de initiatiefnemer is in kaart gebracht welke andere plannen of projecten in hetzelfde projectgebied spelen. DGNR-RRE / 14102558 Voor het Bunder- en Elslooerbos is door de provincie Limburg een vergunning verleend voor een toename van de stikstofdepositie van maximaal 5 mol N. ha-1 jr-1. In de realisatiefase zou dit een toename van maximaal 6,5 mol N.ha-1.jr-1 in totaal zijn met gemiddeld over het gehele gebied een toename van 0,6 mol Uit onderzoek is gebleken dat de samenstelling van de vegetatie niet wijst op een overload aan stikstof. Voor het gebied Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek is door het consortium Grensmaas een vergunning ontvangen van de provincie Limburg. In een worst case benadering is sprake van een depositie van 2,2 mol N.ha-1.jr-1 over een periode van 2 jaar. Als gevolg van noodzakelijk beheer wordt een veelvoud aan die depositie afgevoerd. Negatieve effecten zijn daarom uitgesloten. Ik concludeer dat binnen de aangeleverde passende beoordeling een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. BESPREKING VAN DE INSPRAAK Naar aanleiding van deze aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, van de Nbwet 1998, de Gemeenten Meerssen, Sittard-Geleen en Stein en de Provincie Limburg in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar to maken. De gemeenten Stein en Sittard-Geleen en Meerssen en de provincie Limburg hebben laten weten dat zij geen aanleiding zien tot het indienen van een zienswijze. Daarnaast heeft het ontwerpbesluit van 6 mei t/m 14 juni 2014 ter inzage gelegen op de balie van het gemeentehuis Sittard-Geleen en op de balie van het gemeentehuis Stein. Er zijn geen zienswijzen (tijdig) ingediend. CONCLUSIE Ik ben van mening dat de gevraagde vergunning onder voorschrift en kan worden verleend. Pagina 22 van 22
© Copyright 2024 ExpyDoc