BDO rappOrt NVZ eValuatie ZOrgcONtracteriNg 2014

‘PARTNERSHIP: GEEN DOEL MAAR TOOL’
Instellingen en verzekeraars op weg naar doelmatiger zorgcontractering
BDO rapport NVZ evaluatie
zorgcontractering 2014
in opdracht van de NVZ
TEN GELEIDE
zijn de spelregels helder?
De jaarlijkse onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders vormen een
wezenlijk onderdeel van het huidige zorgstelsel. De afspraken die partijen met elkaar
maken, moeten de prijs en kwaliteit ten goede komen, en dat is goed voor de patiënt.
Daar is iedereen het over eens. In de zomer van 2013 bereiken ons de berichten dat
de zorgcontractering tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars stroef verloopt. Op 1
november 2013 is de zorgcontractering voor slechts zestig procent voltooid, op basis van
omzetafspraken en zonder prijsafspraken of handtekening. Vanuit de ziekenhuizen klinkt
onvrede.
Reden voor de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen om een evaluatieonderzoek uit
te voeren naar het proces over de zorgcontractering.
Het onderzoek naar de onderhandelingen over het jaar 2014 laat zien dat niet alles tijdens
het proces goed verlopen is. Zo waren de spelregels op voorhand niet voor iedereen
helder. Er bleek geen eenduidige informatie te zijn: informatie van zorgverzekeraars en
zorginstellingen verschilde van elkaar. Landelijke regels veranderden gedurende het
onderhandelingsproces. Zorginstellingen kregen pas laat te horen welke zorg ze het
volgende jaar zouden kunnen leveren. Overigens geeft driekwart van de respondenten aan
uiteindelijk wel tevreden te zijn met de uitkomsten van het contracteringsproces.
Een ander punt van aandacht ligt meer op het vlak van de omgang met elkaar. Want van
samenwerking en partnerschap lijkt in deze onderhandelingsronde nog weinig sprake. In
dit rapport staat een aantal aanbevelingen om dit soort processen in de toekomst beter in
te richten.
De volledige resultaten van het onderzoek presenteren we u hier. Ik wens u hiermee veel
wijsheid toe voor de onderhandelingen over het jaar 2015.
Mr. Yvonne C.M.T. van Rooy
Mr. Yvonne C.M.T. van Rooy
Voorzitter
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
3
4
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Inhoudsopgave
voorwoord........................................................................................................................................5
REACTIEs UIT HET VELD....................................................................................................................6
SAMENVATTING...................................................................................................................................8
1 INLEIDING.............................................................................................................................................12
1.1 Algemeen...............................................................................................................................................14
1.2 Doelstelling onderzoek......................................................................................................................14
1.3 Opbouw rapportage...........................................................................................................................15
1.4 Opzet onderzoek.................................................................................................................................15
1.4.1 Online enquête..........................................................................................................................15
1.4.2 Interviews...................................................................................................................................18
1.4.3 Rondetafelgesprekken.............................................................................................................18
1.4.4 Onderzoeksverantwoording..................................................................................................18
1.5 Centrale thema’s online enquête.....................................................................................................19
2 OVER HET Beleid..............................................................................................................................20
2.1 Intern beleid contractering contractjaar 2014..............................................................................22
2.2 Verschillen in inkoopbeleid zorgverzekeraars..............................................................................25
2.3 Doelenrealisatie met afgesloten contracten................................................................................26
2.4 Onderwerpen toekomstige contracteerronden..........................................................................28
3 OVER DE Relatie..............................................................................................................................30
3.1 Communicatie en frequentie contactmomenten........................................................................32
3.2 Dossierkennis.......................................................................................................................................35
3.3 Mandaat................................................................................................................................................35
4 OVER HET Proces...........................................................................................................................36
4.1 Beschikbaarheid inkoopbeleid 2014................................................................................................38
4.2 Samenstelling onderhandelingsteam............................................................................................40
4.3 Gebruik DBC Services........................................................................................................................41
4.4 Tijdsbesteding en inzet externen....................................................................................................42
4.5 Prijzen, kostprijzen en gebruik benchmarks..................................................................................43
5 OVER HET Contract....................................................................................................................46
5.1 Contractering 2014 op 19 november 2013....................................................................................48
5.2 Inhoud van de contracten.................................................................................................................51
5.3 Looptijd contracten............................................................................................................................52
5.4 Selectieve contractering...................................................................................................................53
6 conclusies en aanbevelingen.........................................................................................54
De BDO Branchegroep Zorg...................................................................................................................62
Colofon.........................................................................................................................................................63
Dit rapport is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van BDO Branchegroep Zorg.
Uitgave augustus 2014 © BDO
VOORWOORD
van twee kanten
werken aan hetzelfde doel
In de sector van de medisch-specialistische zorg, de ziekenhuiszorg, is een ingrijpende
verandering gaande. De overheid en de veldpartijen werken toe naar een vraaggerichte
sector, waarbij een belangrijke sturende rol is weggelegd voor zorgverzekeraars. Dat deze
beoogde eindsituatie nog een stip aan de horizon is, zal niemand verbazen. Voor zover het
überhaupt al realistisch is om te spreken van een eindsituatie. Gegeven de dynamiek van
de zorg lijkt verandering de belangrijkste constante factor.
In opdracht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heeft BDO
onderzoek verricht naar het proces van de zorgcontractering voor het contractjaar
2014. De belangen van de verschillende partijen lopen op onderdelen nogal eens uiteen.
Daardoor lijkt ook de invulling die partijen willen geven richting de toekomstige situatie
zeer verschillend.
Dat het zorgcontracteerproces een belangrijke rol speelt binnen de prestatiebekostiging,
daarover zijn alle partijen het echter wel eens. De uitkomsten van dit evaluatieonderzoek
laten zien dat er sprake is van aanzienlijk verbeterpotentieel. Dit betekent niet dat partijen
de afgelopen jaren stil hebben gezeten. Integendeel: er zijn belangrijke stappen gezet.
De overwegend gedeelde mening in dit onderzoek is dat instellingen en verzekeraars
op de goede weg zijn, én goed op weg zijn. Partijen zitten tegenover elkaar aan de
onderhandelingstafel, maar er is steeds meer sprake van samenwerking en partnership.
Niet als doel op zichzelf, maar als middel om het (gezamenlijke) doel te bereiken.
Ook blijkt het proces van de contractering te worden gefrustreerd door de voortdurende
wijzigingen in wetten en regelingen. Alsof tijdens het spel de regels continu veranderen.
Er klinkt vanuit de sector een heldere roep om meer rust en helderheid in het proces.
Een time-out, waarin er even geen wijzigingen worden afgekondigd vanuit politiek en
regelgeving.
BDO dankt alle respondenten, deelnemers aan de interviews en aan de rondetafels
voor hun bijdrage aan de totstandkoming van dit rapport. Samen met hen is het
verbeterpotentieel rond zorgcontractering in beeld gebracht en geconcretiseerd. Gezocht
is naar de best practices, de lessons learned en de kenmerken die volgens de betrokkenen
een passende invulling geven aan de relatie tussen zorginstellingen en zorgverzekeraars.
Chris van den Haak
Frank van der Lee
Dit alles is gebundeld in een rapportage die niet alleen het verloop weergeeft van de
zorgcontractering anno 2014, maar die ook vooruit kijkt en aanbevelingen doet. Voor
verdere verbetering van het zorgcontracteerproces in de toekomst, in het licht van de
lopende transitie.
Wij hopen daaraan met dit rapport een waardevolle bijdrage te kunnen leveren.
Jos Mennes
Chris van den Haak
Frank van der Lee
Jos Mennes
BDO Branchegroep Zorg
5
6
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Reacties uit het veld, gehoord in de enquêtes en
tijdens de rondetafelgesprekken
“We moeten onderkennen dat we
met een groot veranderingsproces
bezig zijn in de zorg. Alle partijen
zijn nodig om binnen de kaders te
blijven. Begrip voor elkaars rollen,
verantwoordelijkheden en posities
is daarbij wenselijk"
“Betere kwaliteit van zorg leidt
uiteindelijk tot goedkopere zorg.
Zorgverzekeraars en ziekenhuizen
moeten samen investeren in kwaliteit om
op termijn de kosten terug te dringen”
Peter Langenbach
Lid Raad van Bestuur Jeroen Bosch Ziekenhuis
Edwin van der Meer
Zorginkoper bij zorgverzekeraar CZ
“Instellingen zien partnerships veelal als een langdurige
relatie gericht op het behouden van zaken. Verzekeraars zien
partnerships als basis om te veranderen”
Leen Goemans
Regiomanager Medisch Specialistische Zorg
bij zorgverzekeraar Achmea
“We moeten weg
van het handjeklap
onderhandelen over
budgetten en naar
meerjarenafspraken”
“De aanwezige disbalans tussen
instellingen en verzekeraars voor
wat betreft de informatiepositie zou
moeten worden weggenomen”
Frank de Bos
Coördinator Sturing & Financiering NFU
Bert Blokland
Controller bij Rivas Zorggroep
“Selectieve inkoop lijkt onontkoombaar, maar
hiervoor is afstemming tussen verzekeraars wel
van groot belang voor de instellingen”
Han van Wijk
Manager Financiën en Verkoop bij Albert Schweitzer ziekenhuis
REACTIEs UIT HET VELD
“Bij zorgcontractering is het belang van
de patiënt voor mijn gevoel uit beeld
geraakt. Daar moeten we naar terug”
“Prinsjesdag
zou in april
moeten
vallen”
Paul van der Wijk
Lid Raad van Bestuur Martini Ziekenhuis
Rien Pijnenburg
Hoofd inkoop ziekenhuiszorg bij
zorgverzekeraar CZ
“Wij hebben met onze partners CZ en Achmea altijd zeer prettig
overleg. Een constructieve dialoog: zacht op de relatie en soms
hard op de inhoud. Maar altijd met oog voor elkaars argumenten en
standpunten”
Jack Thiadens
Voorzitter RvB Laurentius Ziekenhuis
“Een raamwerk lijkt me wel nodig.
Instellingen worden nu geacht
juridisch advies in te winnen om
de juridische teksten en impact te
doorgronden. Dat moet niet nodig
zijn”
Paul Rademacher
Voorzitter RvB ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen
“Voor het goed invullen van een
meerjarencontract is voor de partijen
tijd nodig. Tijd voor gezamenlijke
doelen en een geordend proces. Nu
was die tijd er onvoldoende gezien de
ingezette terechte versnelling tot het
afronden van het inkoopproces voor de
zorgaanbieders en zorgverzekeraars”
Arnoud Zanen
Manager Zorginkoop Medisch Specialistische Zorg
bij Multizorg VRZ
“De mededingingswet is belemmerend voor het leveren van goede zorg. Wij
zouden graag samen met ACM uit willen zoeken waar de mededingingsgrenzen
liggen. Want het patiëntbelang wordt nu niet optimaal bediend”
Wilna Wind
Directeur van Patiëntenfederatie NPCF
“Dossiers als borstkanker en acute
zorg zijn voorbeelden van discussies
die rommelig en onbeheerst
verlopen. Daar zou het beter zijn als
het meer gaat om de inhoud dan
alleen om het proces en de gebruikte
getallen. Je moet starten vanuit het
medisch-inhoudelijke veld: wat is
vanuit het oogpunt van kwaliteit en
veiligheid de juiste norm? Daarna
zou pas de discussie tussen de
overige partijen in het veld moeten
plaatsvinden”
Roel Goffin
Lid Raad van Bestuur Orbis Medisch en
Zorgconcern
“De jaarlijkse zorgcontractering
dreigt een terugkerende rat race te
worden om maar op tijd klaar te zijn
met het proces, terwijl het juist om
de inhoud moet gaan”
Marcel Kuin
Lid Raad van Bestuur bij Zorggroep Leveste Middenveld
7
samen
vatting
10
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
samenvatting
De contractering van zorg is voor verzekeraars en instellingen een jaarlijks terugkerend ritueel
dat van beide partijen veel tijd en energie vergt. Negatief gesteld zou je kunnen zeggen dat
beide partijen tot elkaar zijn veroordeeld. Meer positief bezien gaat het over partnership en
hoe dit kan leiden tot optimalisatie: betere zorg tegen lagere kosten.
De opzet van het onderzoek
In opdracht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) heeft BDO onderzoek
verricht naar het proces van de zorgcontractering 2014 en de inhoud ervan. Daarbij is ook
gekeken naar de (mogelijke) invulling van dit partnership. Het evaluatieonderzoek is vanuit de
volgende perspectieven belicht: Beleid, Relatie, Proces en Contract.
‘Er is sprake van een
gezamenlijk besef
en gedeeld belang:
patiëntenzorg moet altijd
centraal staan’
ruim 60% ontevreden met het proces
Terugkijkend op de contractering over 2014 is ruim 60% van de respondenten ontevreden over
het proces dat is doorlopen. Dat is opvallend, want hoewel de rollen en verantwoordelijkheden
van de betrokken partijen verschillen, is er sprake van een gedeeld belang en een gezamenlijk
besef dat de patiëntenzorg altijd centraal moet staan.
In de praktijk blijkt dit echter vaak niet zichtbaar gedurende het proces. Door diverse
zorgverzekeraars is bij aanvang van het onderhandelingsproces ingezet op krimp, hetgeen het
sentiment van het proces direct negatief heeft beïnvloed. Bij zorginstellingen is het gevoel
ontstaan dat het proces voornamelijk om geld draait en dat de risico’s met name bij hen
worden neergelegd.
Daarbij moet overigens worden gezegd dat driekwart van de respondenten aangeeft
uiteindelijk wel tevreden te zijn met de uitkomsten van het contracteringsproces.
Partijen pleiten voor een ‘frozen period’
Landelijke wijzigingen in de regelgeving en/of de product- en prijsstructuur, die ook afgelopen
jaar weer plaatsvonden tijdens het contracteringsproces, werken zeer vertragend en
compliceren het proces. Partijen pleiten daarom voor een ‘frozen period’: een periode in het
proces waarin het ministerie van VWS, NZa en DBC Onderhoud geen nieuwe wijzigingen
doorvoeren.
Partnership nog niet optimaal
Partnership tussen instellingen en zorgverzekeraars is geen doel op zich, maar een instrument
voor het realiseren van gelijkgerichte belangen. Dit werkt echter nog niet optimaal. BDO
constateert dat nog teveel langs elkaar heen wordt gepraat. Bij de instellingen overheerst het
gevoel dat er geen sprake is van een level playing field oftewel dat men ‘maar moet tekenen
bij het kruisje’. Ook vinden instellingen dat zij pas heel laat weten welke zorg zij volgend jaar
wel of niet kunnen gaan leveren. Dat maakt het hen nagenoeg onmogelijk om hun beleid en/of
strategie hier nog op aan te passen.
Herinrichting vraagt regionale aanpak
Concentratie en spreiding, substitutie en selectieve contractering hebben veel impact op
het regionale zorgaanbod en de continuïteit bij instellingen. BDO constateert dat intensieve
regionale afstemming uitkomst kan bieden. Op bestuurlijk niveau dient een vertaling te komen
naar een gezamenlijke visie op zorg in de regio, waarbij alle belangrijke aspecten bespreekbaar
worden gemaakt en keuzes zorgvuldig worden voorbereid. Alleen dán kunnen grootschalige
veranderingen, waaronder stevige portfoliokeuzes, inhoudelijk en financieel beheerst worden
doorgevoerd. Hierin dienen duidelijke keuzes gemaakt te worden.
Informatietransparantie schiet tekort
Zorgverzekeraars beschikken over uitgebreide informatie van en over de instellingen. Zij
gebruiken deze kennis steeds vaker als spiegelinformatie bij de zorgcontractering. Echter,
instellingen herkennen zich vaak niet in deze informatie. Daarnaast blijkt nogal eens over
ogenschijnlijk hetzelfde onderwerp verschillende informatie te bestaan, of ontbreken actuele
samenvatting
data soms zelfs volledig. Partijen pleiten daarom voor meer transparantie en een gelijke
informatiepositie, om zo het eerder genoemde level playing field vorm te geven. BDO is ervan
overtuigd dat de zorgcontractering aanzienlijk sneller kan verlopen als beide partijen tijdig
kunnen beschikken over de juiste, eenduidige informatie.
Behoefte aan meerjarenovereenkomsten
Meerjarenovereenkomsten worden gezien als onmiskenbaar onderdeel van het partnership.
Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat dit niet is ingestoken vanuit zekerheid maar vanuit
stabiliteit en veranderbereidheid. Ook andere stakeholders (zoals banken) zijn op zoek naar een
dergelijke stabielere situatie, die enerzijds voldoende houvast biedt maar anderzijds ruimte laat
voor de gewenste dynamiek in de zorgmarkt.
Concretere procesafspraken, kortere doorlooptijd
Om de doorlooptijd van het proces te bevorderen zijn diverse maatregelen mogelijk. Te denken
valt daarbij aan het naar voren halen van de bespreking/onderhandeling van onderwerpen
die niet per se hoeven wachten tot de periode juli-november. Ook is het denkbaar om vooraf
procesafspraken te maken over hoe om te gaan met onduidelijkheden en onzekerheden rond
landelijk beleid en regelgeving. Daarnaast is het belangrijk om een werkbaar mandaat te geven
aan de leden van de onderhandelingsteams. Afspraken horen niet een vrijblijvend karakter te
hebben. Partijen moeten ervan op aan kunnen dat ook de ander alles in het werk stelt om de
gemaakte afspraken na te komen. Dit zou eventueel kracht kunnen worden bijgezet door de
invoering van een bonus-malusregeling.
Overall conclusie
Concluderend kunnen wij stellen dat het proces van zorgcontractering de laatste jaren is
verbeterd, maar dat er nog flinke stappen te maken zijn. Wij pleiten − samen met de
betrokkenen in dit proces − voor snelle invoering van de genoemde verbeteringen, zodat de
lessen van de afgelopen periode zo goed mogelijk worden benut in de onderhandelingen voor
komend jaar.
‘Voer een ‘frozen period’
in voor de regelgeving
en aanpassingen in de
product- en prijsstructuur’
11
1
inleiding
14
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Inleiding
1.1 Algemeen
In deze rapportage zijn de bevindingen opgenomen van het evaluatieonderzoek naar
de zorgcontractering voor het contractjaar 2014 (hierna: zorgcontractering 2014). BDO
Consultants (BDO) heeft dit onderzoek in opdracht van de Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen (NVZ) uitgevoerd in de maanden februari en maart 2014.
De uitkomsten van dit onderzoek, de conclusies en de aanbevelingen zijn gebaseerd op:
De respons uit de online enquête die in februari 2014 is verspreid onder de leden van de
NVZ en zorgverzekeraars.
De informatie verkregen uit interviews met elf bestuurders van ziekenhuizen en/of
categorale instellingen, zorgverzekeraars en andere bij de zorgcontractering betrokken
functionarissen.
De informatie verkregen uit twee rondetafelgesprekken tussen verschillende relevante
stakeholders, waaronder bestuurders, zorgverzekeraars, belangenorganisaties en
brancheorganisaties.
1.2 Doelstelling onderzoek
‘Spreken zorgverzekeraars
en zorginstellingen wel
dezelfde taal?’
De recente en op handen zijnde stelsel- en systeemwijzigingen in de zorg hebben
hun weerslag op de zorgorganisaties en de dynamiek tussen zorgverzekeraars en
zorgaanbieders. Leden van de NVZ hebben ten aanzien van eerdere zorgcontractjaren
aangegeven weinig commitment van de zorgverzekeraar te ervaren bij de realisatie
van de gedeelde belangen, terwijl een constructieve samenwerking en het creëren van
partnership juist nu cruciaal lijkt, gegeven de uitdagingen waarvoor zorgaanbieders en
verzekeraars gezamenlijk staan.
Om de NVZ-leden te faciliteren ten aanzien van de contractonderhandelingen
voor het contractjaar 2015, maar met name ook om de dialoog aan te gaan met de
belanghebbenden (zorgverzekeraars, politiek, et cetera), is een evaluatieonderzoek
uitgevoerd naar de zorgcontractering 2014.
De term ‘partnership’ wordt de laatste jaren met regelmaat aangehaald om richting
en invulling te geven aan de gewenste samenwerking tussen zorginstellingen en
zorgverzekeraars in de liberaliserende markt voor medische specialistische zorg.
Partnership lijkt zodoende wel de rode draad in de zoektocht naar mogelijke
verbeteringen in het contracteerproces, vanuit de gemeenschappelijke doelstellingen, het
gelijkgericht belang: goede en toegankelijke zorg tegen beheerste kosten.
De vraag is of de zorginstellingen en zorgverzekeraars wel eenzelfde visie hebben op de wijze
waarop invulling moet worden gegeven aan het nagestreefde partnership. Spreken zij wel
dezelfde taal? Is in de zoektocht naar een beter contracteerproces partnership daadwerkelijk
relevant? Of zijn de instellingen en zorgverzekeraars simpelweg tot elkaar ‘veroordeeld’?
Immers, zorgverzekeraars hebben een zorgplicht voor hun verzekerden, maar leveren zelf
geen zorg. Zij zijn hiervoor aangewezen op zorgaanbieders. De ziekenhuizen en categorale
instellingen fungeren in het stelsel als zorgaanbieder en zijn gebaat bij continuïteit van
de bedrijfsvoering en werkgelegenheid. Zij streven, onder meer vanuit het oogpunt van
langetermijn financierbaarheid van de organisatie, naar een marge bovenop de gemaakte
kosten. Dit kan bijten met de rol die zorgverzekeraars is toebedeeld, namelijk het zo
doelmatig mogelijk inkopen van kwalitatief goede, toegankelijke zorg. Helpt partnership
deze belangentegenstellingen en de aanwezige informatie-asymmetrie daadwerkelijk te
verminderen en zo ja, welke invulling van het partnership is hier dan voor nodig?
Inleiding
Vanuit de ervaringen van de respondenten, de geïnterviewde personen en de
rondetafelgesprekken is onder andere gezocht naar de best practices, lessons learned en
de kenmerken die een passende invulling geven aan de relatie tussen instellingen en de
zorgverzekeraars.
1.3 Opbouw rapportage
In het evaluatieonderzoek zijn de ervaringen met betrekking tot de contractering 2014
vanuit de volgende perspectieven belicht: Beleid, Relatie, Proces en Contract. Het beleid
van zowel zorgverzekeraars als instellingen, gestoeld en afgestemd op de landelijke en
regionale ontwikkelingen, vormt de inhoudelijke basis voor de contractering. De relatie
tussen de instelling en zorgverzekeraar en het te doorlopen proces zijn vervolgens
medebepalend voor de vorm en inhoud van de uiteindelijke afspraken. In het contract
komen deze afspraken en de wederzijdse rechten en verplichtingen van de instellingen en
zorgverzekeraars uiteindelijk samen.
In de hoofdstukken 2 tot en met 5 zijn de uitkomsten van de enquête en de bevindingen
gegroepeerd naar de onderkende perspectieven:
• Beleid (hoofdstuk 2)
• Relatie (hoofdstuk 3)
• Proces (hoofdstuk 4)
• Contract (hoofdstuk 5)
De conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen in hoofdstuk 6.
1.4 Opzet onderzoek
De resultaten van het evaluatieonderzoek zorgcontractering 2014 zijn gebaseerd op
zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek. Het onderzoek kent de volgende fasen, die
gedurende de uitvoering deels parallel aan elkaar liepen:
• Enquête
• Interviews
• Rondetafelgesprekken
1.4.1 Online enquête
In afstemming met de NVZ zijn vragenlijsten opgesteld die door middel van een online
enquête zijn voorgelegd aan de NVZ-leden en de zorgverzekeraars. Voor het invullen
van de enquête zijn 77 Nederlandse algemene ziekenhuizen benaderd, 32 categorale
instellingen en 9 (inkoopcombinaties van) zorgverzekeraars. Voor de ziekenhuizen
en categorale instellingen samen wordt in het vervolg van deze rapportage de term
instellingen gehanteerd. Alleen volledig ingevulde enquêtes zijn meegenomen in de
uitkomsten van het evaluatieonderzoek.
Tabel 1: Respons online enquête.
Verzonden
uitnodigingen
Respons
absoluut
Respons
procentueel
Ziekenhuizen
77
40
52%
Categorale instellingen
32
10
31%
Tussentotaal
109
50
46%
Zorgverzekeraars
9
4
44%
Totaal
118
54
46%
15
16
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Tabel 2: Kenmerken respondenten (instellingen) − Omvang respondenten.
Groot
Middelgroot
Klein
Totaal
Verzonden uitnodigingen
24
27
58
109
Ziekenhuizen
17
16
7
40
Categorale instellingen
0
1
9
10
Totaal
17
17
16
50
In procenten
71%
63%
28%
46%
Toelichting op de indeling op omvang
De indeling op basis van omvang heeft als volgt plaatsgevonden:
• Klein: het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten, de DBC/DOT-opbrengsten in
het A-segment, de DBC/DOT-opbrengsten in het B-segment en de opbrengsten uit
hoofde van het te verrekenen transitiebedrag in 2012 zijn lager dan € 100 miljoen.
•
Middelgroot: het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten, de DBC/DOTopbrengsten in het A-segment, de DBC/DOT-opbrengsten in het B-segment en de
opbrengsten uit hoofde van het te verrekenen transitiebedrag in 2012 liggen tussen
€ 100 en € 200 miljoen.
•
Groot: het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten, de DBC/DOT-opbrengsten in
het A-segment, de DBC/DOT-opbrengsten in het B-segment en de opbrengsten uit
hoofde van het te verrekenen transitiebedrag in 2012 zijn hoger dan € 200 miljoen.
Met name de grote en middelgrote instellingen hebben deelgenomen aan de online
enquête. De lagere respons vanuit de als klein gedefinieerde instellingen hangt samen met
de verhoudingsgewijs lagere respons vanuit de categorale instellingen. Deze instellingen
hebben overwegend veelal minder dan € 100 miljoen zorgopbrengsten.
Indeling regio's:
Noord
Zuid
Oost
West
Tabel 3: Kenmerken respondenten (instellingen) − Regio waarin de respondenten actief zijn.
Noord
Oost
Zuid
West
Totaal
Verzonden
uitnodigingen
14
19
24
52
109
Ziekenhuizen
6
5
13
16
40
Categorale instellingen
1
1
2
6
10
Totaal
7
6
15
22
50
In procenten
50%
32%
63%
42%
46%
Inleiding
Toelichting op de indeling op regio
De indeling op basis van regio heeft als volgt plaatsgevonden:
• Regio Noord omvat de provincies Friesland, Groningen en Drenthe
• Regio Oost omvat de provincies Gelderland, Overijssel en Flevoland
• Regio West omvat de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland
• Regio Zuid omvat de provincies Limburg en Noord-Brabant
Het aandeel categorale instellingen in het totaal van verzonden uitnodigingen bedraagt
voor de regio’s Noord en Oost afgerond 21% en voor de regio’s Zuid en West afgerond
33%.
Kenmerken zorgverzekeraars − marktaandelen
De Nederlandse markt voor zorgverzekeringen wordt gedomineerd door zeven
inkoopcombinaties van zorgverzekeraars. Aan de online enquête hebben vijf
zorgverzekeraars deelgenomen, samen vertegenwoordigen zij vier inkoopcombinaties van
zorgverzekeraars.
Onderstaand overzicht toont de importantie van de inkoopcombinaties van
zorgverzekeraars voor de respondenten (NVZ-leden) uitgaande van de omvang van het
marktaandeel dat de zorgverzekeraar bij de instelling in kwestie inneemt. Door elke
respondent (NVZ-lid) zijn, als onderdeel van de enquête, de zeven inkoopcombinaties
gerangschikt op omvang marktaandeel, waarbij de zorgverzekeraar met het hoogste
marktaandeel een 1 scoort en die met het laagste marktaandeel een 7.
Tabel 4: Marktaandelen zorgverzekeraars onder de respondenten (NVZ-leden).
Zorgverzekeraar
1
2
3
4
5
6
7
Achmea
11
10
15
0
1
0
0
CZ
11
7
7
10
1
1
0
DSW
1
0
0
4
0
27
5
De Friesland
1
0
0
1
1
2
32
Menzis
5
1
4
15
12
0
0
Multizorg
0
1
2
5
22
7
0
VGZ
8
18
9
2
0
0
0
Door de respondenten (NVZ-leden) worden Achmea en CZ het vaakst genoemd als
zorgverzekeraars met het hoogste marktaandeel. Verder komen VGZ, Achmea en CZ
vanuit de enquête overwegend naar voren als zorgverzekeraars met het op één na
hoogste marktaandeel. Achmea is hierbij met name actief in de regio’s Oost, West en
Zuid. CZ en VGZ zijn in belangrijke mate actief in de regio’s Zuid en West. De activiteiten
van zorgverzekeraars DSW en De Friesland zijn sterk regiogebonden, zij zijn voornamelijk
actief in de regio West respectievelijk Noord.
Uit de respons blijkt dat DSW, De Friesland en Multizorg bij een beperkt aantal
respondenten als (op één na) grootste zorgverzekeraar optreden. Vanuit de opzet van de
enquête is een deel van de vragen door de instellingen alleen ingevuld voor de voor hen
grootste en op één na grootste zorgverzekeraar. Dit leidt er bij deze vragen toe dat de
respons voor DSW, De Friesland en Multizorg te gering blijkt om een uitsplitsing van de
uitkomsten naar zorgverzekeraar te rechtvaardigen.
17
18
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
1.4.2 Interviews
Naast de enquête heeft BDO elf bestuurders van ziekenhuizen of categorale instellingen,
zorgverzekeraars en andere bij de zorgcontractering betrokken functionarissen
geïnterviewd. Centraal in deze interviews stonden de eigen ingevulde enquête (indien van
toepassing), het voorlopige beeld en uitkomsten van de enquête en de eigen ervaringen
van de geïnterviewde personen met betrekking tot de zorgcontractering 2014. Deze
interviews leveren waardevolle aanvullingen, verdieping, verscherping en/of nuancering op
van de al beschikbare informatie vanuit de enquête en rondetafelgesprekken.
Tabel 5: Aantallen geïnterviewde personen in het kader van het evaluatieonderzoek
zorgcontractering 2014.
Totaal
Ziekenhuizen
8
Categorale instellingen
1
Zorgverzekeraars
2
Totaal
11
1.4.3 Rondetafelgesprekken
In twee rondetafels (gehouden in maart 2014) zijn verschillende voor de zorgcontractering
relevante stakeholders in gesprek gegaan over de voorlopige uitkomsten van de enquête
en de verkregen informatie uit de interviews. Door middel van overleg en discussie is
in de rondetafelgesprekken het verbeterpotentieel met betrekking tot het jaarlijkse
zorgcontracteerproces nader verkend. De deelnemers aan de rondetafelsessies hadden de
volgende achtergrond:
Tabel 6: Aantallen en achtergrond deelnemers aan de twee rondetafelgesprekken in het
kader van het evaluatieonderzoek zorgcontractering 2014.
Totaal
Ziekenhuizen
8
Categorale instellingen
2
Zorgverzekeraars
8
Branche- en
belangenorganisaties
4
Overig
3
Totaal
25
1.4.4 Onderzoeksverantwoording
Het geheel van de respons uit de online enquête, de interviews en de twee
rondetafelgesprekken geven een goede weerspiegeling van de emoties en ervaringen van
instellingen en zorgverzekeraars tijdens de contractering 2014. De uitkomsten van de
enquête zijn door de deelnemers aan de interviews en rondetafels overwegend bevestigd
dan wel aangescherpt en aangevuld.
Inleiding
1.5 Centrale thema’s online enquête
In de enquête, interviews en rondetafelgesprekken zijn de volgende 10 thema’s
centraal gesteld. Deze komen voort uit, of zijn sterk verweven met, het Bestuurlijk
Hoofdlijnenakkoord en het Zorgakkoord.
Tabel 7: Centrale thema’s evaluatieonderzoek zorgcontractering 2014.
Thema
Toelichting
Plaats en functie in het veranderende
(regionale) zorglandschap
Betreft onder meer de visie van de instelling op haar (toekomstige)
plaats en functie in het veranderende (regionale) zorglandschap in
relatie tot de regierol van de zorgverzekeraar.
Patiëntveiligheid en toegankelijkheid
Betreft onder meer de verdere verbetering van patiëntveiligheid,
(door)ontwikkeling van veiligheidsmanagementsystemen en borgen
van de levering van zorg binnen de Treeknormen.
Substitutie
Substitutie van zorg tussen zelfzorg, eerste lijn, tweede en
derde lijn door onder meer het inrichten van ketenzorg en
samenwerkingsverbanden, kennisdeling tussen tweede en eerste lijn
en het bevorderen van zelfmanagement en zelfzorg.
Spreiding en specialisatie
Betreft onder meer de visie van de instelling op de te maken
keuzes, samenhangend met het zorgportfolio, speerpunten en de
toenemende selectieve inkoop.
Vaste activa
Betreft onder meer de afstemming tussen de (toekomst)visie
op de zorg en de benodigde vaste activa: (ver)bouwinitiatieven,
(des)investeringen en eventueel afbouw van overbodig geworden
capaciteit.
Doelmatig geneesmiddelengebruik
Betreft onder meer het stimuleren van het doelmatig voorschrijven
van geneesmiddelen.
Prijs en volume
Betreft onder meer de bepaling en toepassing van kostprijzen in
relatie tot de prijsstelling, volumeontwikkelingen in relatie tot
lokale en regionale ontwikkelingen, de houdbaarheid van financiële
(meerjaren)kaders van de instelling in relatie tot het Zorgakkoord en
het terugdringen van praktijkvariatie en overbehandeling.
Kwaliteit van zorg
Betreft onder meer het onderscheidende vermogen van de instelling
rondom kwaliteit en het vergroten van transparantie over de
geleverde zorg.
Innovatie
Betreft onder meer het stimuleren van innovatie, zorgvernieuwing
en het bevorderen van de inzet van E-health.
Gastvrijheid
Betreft onder meer de visie van de instelling op het gedrag van
medisch specialisten en medewerkers, geboden services en healing
environment in relatie tot gastvrijheid (patiëntvriendelijkheid).
19
2
over
het beleid
22
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
over het beleid
Beleid is de inhoudelijke basis van waaruit de gesprekspartners in de
zorgcontractering met elkaar aan de onderhandelingstafel gaan. Maar hoe goed
kennen zij elkaars agenda en doelstellingen? En hoe belangrijk is dat voor het bereiken
van het juiste resultaat?
Het beleid van zowel zorgverzekeraars als instellingen, gestoeld en afgestemd op de
landelijke en regionale ontwikkelingen, vormt de inhoudelijke basis voor de contractering.
De lopende ingrijpende wijzigingen in de financiering, bekostiging en de registratie van
de medisch specialistische zorg hebben grote impact op het beleid en de strategie van de
instellingen en zorgverzekeraars: zorginhoudelijk, organisatorisch en financieel.
Wanneer partnership wordt bezien vanuit het perspectief van Beleid lijken het tijdig
beschikken over en het delen van elkaars (gewijzigde) strategische visies zeer gewenst.
Het door middel van dialoog en discussie toewerken naar gedeelde visies wordt ook als
cruciaal ervaren voor de zorgcontractering. Dat geldt ook voor het waarborgen dat zowel
instellingen als zorgverzekeraars voor het doorvoeren van noodzakelijke verbeteringen en
veranderingen voldoende tijd en ruimte krijgen.
‘Het tijdig beschikken over
en het delen van elkaars
strategische visies is zeer
gewenst voor het komen
tot beleid’
De voornaamste bevindingen uit het onderzoek:
• Instellingen zijn van mening dat zorgverzekeraars te snel te omvangrijke
veranderingen willen doorvoeren in het (regionale) zorglandschap. Instellingen zijn
hiervoor niet voldoende flexibel. De verdeling van frictiekosten en/of kosten van
desinvesteringen is in de optiek van zorgverzekeraars bespreekbaar als onderdeel van
een partnership.
• Instellingen hebben moeite om te komen tot een uitgewerkte visie of concrete
doelstellingen voor de thema’s Substitutie en Innovatie. Als oorzaak hiervoor wordt
genoemd de afhankelijkheid van andere stakeholders in de zorgketen en de beperkte
speelruimte door geldende wet- en regelgeving. De financiering van innovatie vanuit
zorgverzekeraars en instellingen lijkt geen drempel.
• Zorgverzekeraars geven aan beperkt op de hoogte te zijn van de visie van de
instellingen op het thema Vaste activa. Instellingen ervaren op hun beurt dat
zorgverzekeraars zich vooralsnog beperkt bemoeien met het vastgoed van
instellingen.
• De huidige beschikbare kwaliteitsindicatoren zijn niet in alle gevallen goed bruikbaar
voor de discussie over Kwaliteit en/of moeilijk op te leveren. Zorgverzekeraars
en instellingen zien in zogenaamde zorgstandaarden en meer uitkomstgerichte
indicatoren een oplossing.
• Het thema Gastvrijheid (patiëntvriendelijkheid) speelt vooralsnog een beperkte rol
in de contractering.
2.1 Intern beleid contractering contractjaar 2014
In de enquête is de respondenten (NVZ-leden) gevraagd een score toe te kennen aan de
mate waarin het team dat de onderhandelingen voor de instelling uitvoerde, bij de start
van het contracteerproces vanuit de strategie van de instelling een uitgewerkte visie of
concrete doelstellingen had op de 10 centrale thema’s (1 = geen uitgewerkte visie en
doelstellingen, 10 = volledig uitgewerkte visie en doelstellingen). Tabel 8 toont de door de
respondenten toegekende gemiddelde score per thema.
over het beleid
Tabel 8: Scores respondenten (NVZ-leden) op de vraag: in hoeverre had het team dat de
onderhandelingen voor het contractjaar 2014 namens de instelling uitvoerde, bij de start van
het contracteerproces vanuit de strategie een visie of concrete doelstelling op de 10 centrale
thema’s.
Thema
Gemiddelde
Plaats en functie in het veranderende (regionale) zorglandschap
7,6
Patiëntveiligheid en toegankelijkheid
7,9
Substitutie
6,7
Spreiding en specialisatie
7,3
Vaste activa
7,2
Doelmatig geneesmiddelengebruik
6,9
Prijs en volume
7,7
Kwaliteit van zorg
7,7
Innovatie
6,5
Gastvrijheid
7,6
Overall gemiddelde thema's
7,3
De thema’s Substitutie en Innovatie scoren met een gemiddelde van 6,7 respectievelijk
6,5 significant lager dan het overall gemiddelde. De afhankelijkheid van andere
stakeholders in de zorgketen (eerste lijn, zorgverzekeraars, gemeenten, et cetera) wordt
door instellingen bij het thema Substitutie gezien als een belangrijke reden dat dit thema
verhoudingsgewijs lager scoort. Voor de beleidsvorming en -uitvoering met betrekking
tot substitutie van zorg zijn de instellingen afhankelijk van diverse andere partijen, waarbij
het ontbreken van gelijkgerichte belangen tussen de partijen als belemmerend wordt
ervaren. Instellingen ervaren daarnaast dat de bereidheid van stakeholders en de snelheid
waarmee de verschillende ketenpartners stappen zetten, soms nog erg verschilt. Urgentie
lijkt te ontbreken; men mist de prikkel om in actie te komen.
Een ander probleem dat instellingen in relatie tot substitutie ervaren, zijn de (financiële)
gevolgen ervan voor onder meer het bestaande vastgoed en de exploitatie. In de
interviews werd het vergelijk getrokken met de huidige situatie in de ouderenzorg, waar
door veranderde wet- en regelgeving een overschot aan intramurale capaciteit dreigt
te ontstaan die niet eenvoudig is af te bouwen zonder hoge kosten voor de instellingen.
Daarbij merken veel instellingen (nog) niet dat substitutie per definitie leidt tot een lagere
toestroom van patiënten naar de instelling.
Partners, maar niet met iedereen
Uit de rondetafels blijkt dat zorgverzekeraars het als een onderdeel van een partnership
zien dat bij meerjarenafspraken gezamenlijk wordt gekeken naar het omvormen
van het portfolio van de instelling. Bijdragen aan of het dragen van eventuele
met de veranderingen samenhangende desinvesteringen en frictiekosten door de
zorgverzekeraars vinden zij bespreekbaar.
Zorgverzekeraars zien het overigens niet als een vereiste om met alle instellingen een
partnership aan te gaan. De bereidheid om mee te werken en bij te dragen verschilt per
situatie. Een gedeelde mening van instellingen en zorgverzekeraars is dat ingrijpende
veranderingen (denk aan afbouw basisfuncties, omvangrijke beddenreducties, et cetera)
alleen kunnen worden gerealiseerd in een partnership met in ieder geval de dominante
zorgverzekeraars.
‘Bij thema’s Substitutie
en Innovatie mist men
de prikkel om in actie te
komen’
23
24
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Nog een drempel vormt de wet- en regelgeving en de bekostiging van de zorg. Instellingen
ervaren dat de aanwezige schotten tussen de eerste-, tweede- en derdelijnszorg
substitutie en innovatie bemoeilijken. Het ontbreken van speelruimte voor innovaties die
inpasbaar zijn binnen de bestaande (declaratie)regels bemoeilijkt volgens de instellingen
het formuleren van beleid op zorginnovatie.
Oorzaken die de respondenten (NVZ-leden) aandragen voor het niet beschikken over
een uitgewerkte visie of doelstellingen op de 10 centrale thema’s zijn onder meer
lopende fusietrajecten, onvoldoende inzicht in productie-ontwikkelingen en het vroege
startmoment van de onderhandelingen.
Bekendheid strategie instellingen bij zorgverzekeraars
In de enquête is de zorgverzekeraars gevraagd in hoeverre zij op de hoogte zijn van de visie
van de instellingen op de centrale thema’s zodanig dat zij deze kunnen vertalen naar de
inhoud van de contractering voor het contractjaar 2015 en volgende jaren (1 = geen helder
beeld, 10 = volledig helder beeld). Deze scores op een schaal van 1 tot 10 zijn afgezet tegen
de eigen inschatting van de instellingen over de mate waarin zij beschikken over een visie
of concrete doelstelling op de 10 centrale thema’s.
Tabel 9: Scores zorgverzekeraars op de vraag: In hoeverre bent u op de hoogte van de visie op
de centrale thema's van de instellingen waarmee u de contractering voor contractjaar 2014
hebt doorlopen, zodanig dat u deze kunt vertalen naar de inhoud van de contractering voor
het contractjaar 2015 en volgende jaren? De uitkomsten zijn afgezet tegen de gemiddelden
van de instellingen zelf (zie ook tabel 8).
‘Zorgverzekeraars lijken
minder goed op de
hoogte van de visie van
instellingen op thema’s als
Vaste activa, Innovatie en
Gastvrijheid’
Thema
Zorgverzekeraars
Gemiddeld
Instellingen
Gemiddeld
Plaats en functie in het veranderende (regionale)
zorglandschap
7,0
7,6
Patiëntveiligheid en toegankelijkheid
7,0
7,9
Substitutie
6,2
6,7
Spreiding en specialisatie
6,8
7,3
Vaste activa
5,8
7,2
Doelmatig geneesmiddelengebruik
6,8
6,9
Prijs en volume
6,8
7,7
Kwaliteit van zorg
7,2
7,7
Innovatie
5,8
6,5
Gastvrijheid
5,6
7,6
Overall gemiddelde thema's
6,5
7,3
Zichtbaar is dat zorgverzekeraars minder goed op de hoogte lijken te zijn van de visie en
doelstellingen van de instellingen voor wat betreft de thema’s Vaste activa, Innovatie en
Gastvrijheid. De instellingen geven aan dat zij met betrekking tot het thema Vaste activa ervaren
dat zorgverzekeraars zich op dit moment tijdens de contractering nog beperkt bemoeien met
het vastgoed van de instellingen, tenzij grootschalige ver- of nieuwbouwinitiatieven navenant
doorwerken in de (toekomstige) prijsstelling van de zorgproducten. Mogelijkerwijs leidt
deze perceptie ertoe dat dit thema in de contractering door de instellingen in mindere mate
bespreekbaar wordt gemaakt en derhalve door de zorgverzekeraars minder wordt herkend.
Voor het thema Innovatie hangt de relatief lagere score wellicht samen met het gegeven dat
instellingen zelf ook moeite lijken te hebben met het vormen van een visie en doelstellingen op
dit thema in het kader van de contractering.
over het beleid
De relatief lage score van zorgverzekeraars op Gastvrijheid (patiëntvriendelijkheid) is
opvallend, aangezien de instellingen zelf relatief hoog scoren op dit thema. Vanuit de
interviews komt als reden voor deze afwijking naar voren dat instellingen zich veelal nog
niet op dit thema profileren gedurende de contractering, omdat dit thema in hun ogen
beperkte aandacht heeft van de zorgverzekeraars.
Vanuit de enquête wordt door de zorgverzekeraars veel belang gehecht aan tijdige
informatie over significante wijzigingen in productie en/of behandeling en speerpunten
van het ziekenhuis. Zij ervaren dat instellingen hier overwegend wel toe bereid zijn, maar
dat de informatie niet altijd even makkelijk door ziekenhuizen is op te leveren.
2.2 Verschillen in inkoopbeleid zorgverzekeraars
Aan de respondenten (NVZ-leden) is gevraagd in hoeverre zij bij aanvang van de
contractering op basis van de verstrekte informatie een helder beeld hadden van het
inkoopbeleid op het gebied van de 10 centrale thema’s van hun grootste en op één na
grootste zorgverzekeraar, gebaseerd op percentage marktaandeel (1 = geen helder beeld,
10 = een volledig helder beeld).
Aan de zorgverzekeraars is gevraagd in hoeverre zij van mening zijn dat hun visie op de 10
centrale thema's voldoende en duidelijk naar voren komt uit hun eigen inkoopbeleid 2014.
In onderstaande tabel zijn deze uitkomsten tegen elkaar afgezet.
Tabel 10: Inzicht van de respondenten (NVZ-leden) in het inkoopbeleid van de zorgverzekeraars.
Thema
Instellingen
Zorgverzekeraars
Plaats en functie in het veranderende
(regionale) zorglandschap
5,6
6,4
Patiëntveiligheid en toegankelijkheid
6,1
6,8
Substitutie
5,6
6,4
Spreiding en specialisatie
5,5
6,2
Vaste activa
4,1
6,4
Doelmatig geneesmiddelengebruik
5,7
7,8
Prijs en volume
6,1
7,8
Kwaliteit van zorg
6,0
7,0
Innovatie
5,0
5,4
Gastvrijheid
4,6
5,0
Overall gemiddelde thema's
5,4
6,5
Op de vraag in de enquête betreffende de inschatting van de zorgverzekeraars of het
inkoopbeleid door de instellingen positief, negatief of neutraal is ontvangen, antwoorden
zij unaniem neutraal.
Vanuit de zorgverzekeraars wordt hierbij opgemerkt dat het inkoopbeleid op hoofdlijnen
is geformuleerd en dat de specifieke invulling onderdeel is van de gesprekken met de
instellingen. Deze invulling wordt vervolgens beïnvloed door de mate van dominantie van
de zorgverzekeraar in de regio (omvang marktaandeel).
Bij de instellingen liggen de thema’s Patiëntveiligheid en toegankelijkheid en Prijs en
volume met een waarde van 6,1 significant hoger dan het gemiddelde. Het thema Vaste
activa ligt met 4,1 significant onder het gemiddelde. Instellingen geven aan dat zij met
betrekking tot het thema Vaste activa ervaren dat zorgverzekeraars zich op dit moment
nog beperkt bemoeien met het vastgoed van de instellingen, tenzij grootschalige ver- of
25
26
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
nieuwbouwinitiatieven navenant doorwerken in de (toekomstige) prijsstelling van de
zorgproducten.
De score van zowel de instellingen als de zorgverzekeraars op het thema Gastvrijheid
blijven met 4,6 respectievelijk 5,0 significant achter op het gemiddelde. Als oorzaak wordt
onder meer de beperkte meetbaarheid van prestaties op het gebied van gastvrijheid
aangevoerd.
Het thema Prijs en volume scoort zowel bij de instellingen als de zorgverzekeraars
het hoogst, alhoewel de score bij de instellingen beduidend lager ligt (6,1) dan bij de
zorgverzekeraars (7,8). Eenzelfde forse afwijking tussen de scores van de instellingen
en zorgverzekeraars is zichtbaar bij het thema Doelmatig geneesmiddelengebruik en in
mindere mate ook bij het thema Kwaliteit.
Huidige indicatoren niet optimaal
Tijdens de rondetafels gaven verschillende zorgverzekeraars bij het thema Kwaliteit aan
te ervaren dat de huidige beschikbare indicatoren niet in alle gevallen goed bruikbaar zijn
voor de discussie over en de contractering van kwalitatief goede zorg. Een reden is dat de
indicatoren nog onvoldoende onderscheidend zijn.
Voor de instellingen geldt daarbij dat sommige indicatoren niet of nauwelijks op te leveren
zijn, omdat de onderliggende informatie niet of moeilijk uit het informatiesysteem van
de instelling is te halen. Zorgstandaarden en meer uitkomstgerichte indicatoren worden
gezien als goede en betere indicatoren voor toekomstige contracteerronden. Deze
indicatoren zijn in opmars, maar momenteel nog beperkt beschikbaar. Beide partijen
zien voor de totstandkoming van deze indicatoren een belangrijke rol weggelegd voor de
wetenschappelijke verenigingen van de medisch specialismen.
‘Het thema Gastvrijheid
blijft voor beide partijen
achter op het gemiddelde
door de beperkte
meetbaarheid’
Wederzijds begrip als basis
Gegeven de spreiding tussen de scores van de instellingen en zorgverzekeraars op de
thema’s Prijs en volume, Doelmatig geneesmiddelengebruik en Kwaliteit lijkt de perceptie
van beide partijen over hoe het inkoopbeleid ‘landt’ bij de instellingen te verschillen. De
gedeelde mening is wel dat ‘weten wat je zelf wilt, en wat de ander wil’ de basis moet
zijn voor toekomstig beleid. Zowel instellingen als zorgverzekeraars ambiëren een meer
integrale contractering waarbij naast prijzen en volumes alle andere relevante facetten,
vastgelegd in onder meer de centrale thema’s, voldoende aan bod komen.
Onmiskenbaar is hier ook het patiëntbelang: uit de rondetafels is gebleken dat dit
onderwerp tijdens de contractering nog niet altijd en overal dezelfde aandacht krijgt. Dit
terwijl zowel zorgverzekeraars als instellingen − zo blijkt uit de gesprekken − veel belang
zeggen te hechten aan de ‘wens van de patiënt’.
2.3 Doelenrealisatie met afgesloten contracten
Aan de NVZ-leden én aan de zorgverzekeraars is gevraagd in hoeverre de afgesloten
contracten in het kader van de zorgcontractering 2014 hun organisatie voldoende ruimte
bieden om de visie en beleid van de instelling met betrekking tot de 10 centrale thema’s,
te realiseren (1 = onvoldoende, 10 = ruim voldoende).
over het beleid
Tabel 11: Mate waarin de afgesloten contracten 2014 de respondenten voldoende ruimte
bieden om de eigen visie en het beleid op de 10 centrale thema’s te realiseren.
Thema
Instellingen
Zorgverzekeraars
Plaats en functie in het veranderende
(regionale) zorglandschap
5,8
6,4
Patiëntveiligheid en toegankelijkheid
6,7
7,0
Substitutie
5,8
6,0
Spreiding en specialisatie
5,9
5,8
Vaste activa
5,0
5,6
Doelmatig geneesmiddelengebruik
6,1
6,2
Prijs en volume
5,6
7,6
Kwaliteit van zorg
6,4
6,8
Innovatie
5,2
5,8
Gastvrijheid
5,9
6,2
Overall gemiddelde thema's
5,9
6,3
De instellingen lijken met een score van 5,9 minder ruimte te ervaren in de afgesloten
contracten voor realisatie van hun visie en beleid dan de zorgverzekeraars (6,3). De
grootste afwijking is zichtbaar bij het thema Prijs en volume, alwaar de instellingen een
gemiddeld een 5,6 scoren tegenover een gemiddelde van 7,6 van de zorgverzekeraars.
Met betrekking tot het thema Plaats en functie in het veranderende (regionale)
zorglandschap is eveneens een duidelijk verschil zichtbaar tussen de score van de
instellingen (5,8) en de score van de zorgverzekeraars (6,4). Vanuit de instellingen
komt het geluid dat de inzet van zorgverzekeraars op krimp in hun optiek te ambitieus
is; zorgverzekeraars willen te snel en te omvangrijke veranderingen doorvoeren. De
instellingen zijn hiervoor veelal niet voldoende flexibel (organisatorisch, financieel en op
gebied van vastgoed).
Discussie niet vrijblijvend
Instellingen stellen dat de discussie over de toekomstige inrichting van het zorglandschap
niet vrijblijvend moet zijn voor partijen. Zij zien meer in een geleidelijke en beheerste
transitie. Zij hechten belang aan een gezamenlijke visie op de zorg in de regio tussen
de instellingen en de voor de regio belangrijke zorgverzekeraars. Het vormen van en
discussiëren over deze visie hoeft geen onderdeel te zijn van de jaarlijkse contractering. De
uitkomsten moeten echter wel een plaats krijgen in de onderhandelingen.
Ruimte voor innovatie?
Als gedeelde reden voor het achterblijven van zorginnovatie noemen de instellingen en
zorgverzekeraars het ontbreken van speelruimte voor innovaties die niet vallen binnen
de bestaande (declaratie)regels. Financiering van innovatie lijkt niet direct een drempel;
zorgverzekeraars én instellingen geven allebei aan hiervoor middelen vrij te (willen)
maken. Voor de zorgverzekeraars speelt de ‘terugverdiencapaciteit’ van innovatie wel
een belangrijke rol. Niet elke innovatie wordt door hen gezien als een verbetering.
Zorginnovatie moet lonen voor de patiënt én de premiebetaler.
‘Instellingen:
zorgverzekeraars willen
te snel en te omvangrijke
veranderingen
doorvoeren’
27
28
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
2.4 Onderwerpen toekomstige contracteerronden
Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij verwachten dat een aantal actuele
onderwerpen een rol gaan spelen in toekomstige onderhandelingen (1 = zeer geringe rol,
10 = zeer grote rol).
Tabel 12: Rapportcijfer voor het verwachte belang van diverse onderwerpen bij toekomstige
contractonderhandelingen, volgens ziekenhuizen en zorgverzekeraars.
‘Het onderwerp
Correct declareren
gaat in toekomstige
onderhandelingen een
belangrijke rol spelen’
Onderwerp
Ziekenhuizen
gemiddeld
Zorgverzekeraars
gemiddeld
Correct declareren
7,8
8,6
Omzetverantwoording
7,2
7,0
Overwegingen tot fusie en/of
samenwerken
6,9
7,2
Voorgenomen wijzigingen
artikel 13
7,1
8,0
Invoering integrale tarieven
7,8
8,2
Acute zorg
7,6
8,4
Verpanden
7,3
7,8
Correct declareren
Het huidige declaratiesysteem is gevoelig voor fouten en kan leiden tot onjuiste
zorgrekeningen. Het aanpakken van onjuiste zorgrekeningen is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor ziekenhuizen, medisch specialisten, zorgverzekeraars en de
toezichthouder (NZa). De uitkomsten van de enquête laten zien dat zowel de instellingen
als de zorgverzekeraars verwachten dat het onderwerp Correct declareren in toekomstige
onderhandelingen een belangrijke rol gaat spelen.
Omzetverantwoording
De complexiteit bij het bepalen van de omzetverantwoordingen voor de boekjaren
2012 en volgende leidt mogelijk tot discussies die onder meer samenhangen met de
afwikkeling van de Transitieregeling en de verscherpte controles van zorgverzekeraars op
de rechtmatigheid van declaraties.
Overwegingen tot fusie en/of samenwerken
Substitutie en taakherschikking door fusie en/of samenwerking zijn mogelijkheden voor
ziekenhuizen en andere zorgaanbieders om de zorg blijvend patiëntvriendelijk, effectief
en doelmatig in te richten. Instellingen en zorgverzekeraars geven aan dat zij verwachten
dat dit thema met name op bestuurlijk niveau onderwerp van gesprek is en niet zozeer
onderdeel van de zorgcontractering.
Voorgenomen wetswijziging
De voorgenomen wetswijziging van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet kan tot gevolg
hebben dat niet-gecontracteerde zorg voortaan niet meer wordt vergoed.
Het beperkte inzicht van instellingen in de polisvoorwaarden en vergoedingen van het
toenemend aantal polissen van zorgverzekeraars wordt door de instellingen als een risico
gezien van deze voorgenomen wetswijziging. De verantwoordelijkheid voor de patiënt
neemt toe en dit is voor sommige groepen een bedreiging. Patiënten die zich laten
behandelen door een niet-gecontracteerde instelling, draaien in de toekomst op voor de
kosten.
over het beleid
Invoering integrale tarieven
De invoering van integrale tarieven in 2015 heeft ingrijpende gevolgen voor ziekenhuizen
en hun medisch specialisten. Veranderingen zijn onontkoombaar en zijn – afhankelijk
van gemaakte keuzes − organisatorisch, financieel, fiscaal en juridisch van aard.
Zorgverzekeraars hebben vanuit hun regierol een belang bij een soepele invoering van
integrale tarieven.
Regiomaatschappen
Instellingen verwachten dat met name het onderwerp regiomaatschappen aan de
orde zal komen in de contractering 2015. Eventuele structuurwijzigingen binnen de
ziekenhuisorganisaties ter voorbereiding op de invoering van de integrale tarieven zien zij
meer als een interne aangelegenheid.
Acute zorg
Het betreft hier de discussie tussen ziekenhuizen, zorgverzekeraars en stakeholders
hoe de kwaliteit en doelmatigheid van de acute zorg in de eigen regio verder te
verbeteren. Deze discussie is inmiddels gestart en loopt buiten de contractering
om. Wel zullen de uitkomsten van de discussie terugkomen in toekomstige prijs- en
volumeonderhandelingen.
Verpanden
De mogelijkheid van verzekeraars om voorschotten in bepaalde situaties per direct
terug te kunnen halen, gaat ten koste van de zekerheden van de banken, waardoor
de financierbaarheid van zorginstellingen afneemt en de financiële lasten voor
zorginstellingen zullen toenemen. Voor dit onderwerp wordt aangegeven dat dit niet
thuishoort op de onderhandelingstafel tussen instellingen en zorgverzekeraars, maar dat
dit ‘in Den Haag zou moeten worden opgelost’.
‘De problemen rond
het terughalen van
voorschotten moeten
in Den Haag worden
opgelost’
29
30
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
3
over
de relatie
over het beleid
31
32
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
over de relatie
Goede communicatie is cruciaal voor een goede relatie. Elke goede relatie, dus ook die
tussen instellingen en zorgverzekeraars. Hoe verliep de communicatie in de aanloop
naar de zorgcontractering 2014? En wat kan daaraan verbeterd voor komend jaar?
De belangen voor de instellingen en zorgverzekeraars tijdens de contractering zijn
groot. De toegenomen risico’s voor beide partijen, de maatschappelijke druk om de
zorgkosten beheersbaar te houden en het effect van de onderhandelingsresultaten op
de ziekenhuisorganisatie dan wel het commerciële belang voor de zorgverzekeraar:
dat alles maakt dat instellingen en zorgverzekeraars ondanks hun gelijkgerichte belang
met betrekking tot de patiëntenzorg soms lijnrecht tegenover elkaar staan. In de
onderhandelingen weten ze elkaar daardoor soms maar moeilijk te vinden. Een goede,
solide relatie tussen beide partijen lijkt dan ook essentieel om te komen tot oplossingen
voor de vele vraagstukken die voorliggen. Niet alleen op bestuurlijk niveau, maar ook
tussen de functionarissen die fysiek met elkaar aan de onderhandelingstafel zitten.
‘26% van de
instellingen ervaart in
belangrijke mate dat de
zorgverzekeraars hun
eigen belangen nastreven’
De voornaamste bevindingen:
• De instellingen geven een gemiddeld rapportcijfer van 6,2 voor de wijze van
communicatie tijdens de contractering en de frequentie van de contactmomenten.
De zorgverzekeraars waarderen dat veel hoger: zij geven daarvoor een 7,0.
• 76% van de instellingen en alle zorgverzekeraars vinden dat de communicatie ten
opzichte van 2013 gelijk is gebleven of is verbeterd.
• 26% van de instellingen is negatief over de mate waarin hun relatie met de
zorgverzekeraars is gericht op samenwerking/partnership. Zij ervaren in belangrijke
mate dat de zorgverzekeraars hun eigen belangen nastreven.
• Veel zorgaanbieders geven aan dat de toon van de onderhandelingen bij de start
al negatief werd gezet doordat verzekeraars direct inzetten op krimp. Daarnaast is
ervaren dat de focus te veel gericht is geweest op de transitie en omzetrisico's die
hieruit voortkomen.
• Zowel instellingen als zorgverzekeraars ervaren dat frequente wijzigingen in de
onderhandelingsteams negatief doorwerken in het ‘collectieve geheugen’.
• Zorgverzekeraars zijn positiever dan de instellingen over het mandaat van de
onderhandelingsteams. Naarmate de uitgangsposities van beide partijen verder uit
elkaar liggen, lijkt het gevoel van ontbreken van mandaat te worden versterkt.
3.1 communicatie en frequentie contactmomenten
In de enquête is een aantal vragen opgenomen die een indicatie geven van de ‘kwaliteit’
van de relatie tussen instellingen en zorgverzekeraars zoals deze door partijen is ervaren
tijdens de contractering 2014.
De respondenten is gevraagd naar een gemiddeld rapportcijfer voor de wijze van
communicatie en de frequentie van contactmomenten tijdens het contracteerproces.
Onder communicatie wordt in dit verband verstaan het geheel van fysieke ontmoetingen,
mailverkeer en het telefonisch contact tijdens de contractering 2014.
De respondenten (NVZ-leden) geven een gemiddeld rapportcijfer van 6,2 voor de wijze
van communicatie en de frequentie van contactmomenten tijdens het contracteerproces
(1 = slecht, 10 = uitmuntend). Er is sprake van een significante spreiding in de gegeven
rapportcijfers van de instellingen. Uit de interviews komt naar voren dat de negatieve
uitschieters veelal voortkomen uit de ervaringen van de betreffende instelling met een
van de zorgverzekeraars en daarmee niet geheel representatief zijn.
over de relatie
De zorgverzekeraars zijn met een gemiddeld rapportcijfer van 7,0 licht positiever over
de wijze van communicatie en de frequentie van contactmomenten. Op de vraag welke
overwegingen voor hen een rol spelen bij de keuzes over de wijze van communicatie en de
frequentie van contactmomenten bleken dit hun belangrijkste overwegingen:
• Omzetgrootte (schadelast)
• Aantal verzekerden in de regio
• Risicoprofiel
• Relatie
• Specifieke dossiers en aangelegenheden
Naast een rapportcijfer is de respondenten gevraagd aan te geven of de wijze van
communicatie en de frequentie van de contactmomenten gelijk is gebleven, is verbeterd
of is verslechterd ten opzichte van het contractering 2013.
Figuur 1: Communicatie contractering 2014 versus 2013.
Instellingen
24%
26%
50%
Verslechterd
Verbeterd
Gelijk gebleven
0%
80%
20%
Verslechterd
Verbeterd
Gelijk gebleven
Zorgverzekeraars
26% van de instellingen is van mening dat de wijze van communicatie en de frequentie
van contactmomenten ten opzichte van 2013 is verbeterd tegenover 80% bij de
zorgverzekeraars (n=5). Zowel de instellingen als de zorgverzekeraars geven aan dat de
afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gemaakt in de verbetering van de communicatie.
De hierboven weergegeven percentages, gecombineerd met de rapportcijfers, impliceren
echter wel dat er voor partijen in de onderlinge relatie nog verbeteringen mogelijk zijn. En
dat deze vanuit de partnership-gedachte wellicht ook noodzakelijk zijn.
33
34
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Om meer inzicht te krijgen in de aspecten die de relatie tussen instellingen en
zorgverzekeraars positief dan wel negatief hebben beïnvloed tijdens de contractering
2014, is de respondenten gevraagd hoe zij de wijze van communicatie hebben ervaren,
gezien vanuit een zestal relevante kenmerken:
• Constructief – tegenwerkend
• Plezierig – onplezierig
• Duidelijk – onduidelijk
• Deskundig – ondeskundig
• Gericht op samenwerking – eigen belangen nastreven
• Toegankelijk – afstandelijk/gesloten
Voor de instellingen leidt dit tot het volgende weergave:
Vraag 1: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van constructief tot tegenwerkend?
tegenwerkend
constructief
instellingen
zorgverzekeraars
Vraag 2: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van plezierig tot onplezierig?
plezierig
onplezierig
instellingen
zorgverzekeraars
Vraag 3: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van duidelijk tot onduidelijk?
duidelijk
onduidelijk
instellingen
zorgverzekeraars
Vraag 4: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van deskundig tot ondeskundig?
deskundig
ondeskundig
instellingen
zorgverzekeraars
Vraag 5: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van gericht op samenwerking tot gericht op
eigen belang?
gericht op samenwerking
nastreven eigen belang
instellingen
positief
zorgverzekeraars
Vraag 6: Hoe ervaren de onderhandelingspartners elkaars houding – van toegankelijk tot afstandelijk?
toegankelijk
instellingen
negatief
zorgverzekeraars
afstandelijk/gesloten
over de relatie
De zorgverzekeraars (n=5) geven een significant positiever oordeel over de relatie met de
instellingen dan vice versa. Negatieve uitschieters bij de instellingen zijn de vragen over
deskundigheid en over samenwerking/partnership.
Vanuit de interviews komt naar voren dat de basis van een goede relatie tussen de
instelling en de zorgverzekeraar vaak ligt in het hebben van vertrouwen in elkaar, inzicht
in elkaars belangen en de ‘klik’ tussen de vertegenwoordigers van beide partijen. Hierbij
speelt de duur van de relatie ook een belangrijke rol. Het voorleggen van een irreëel
voorstel wordt gezien als het niet tonen van respect over en weer, evenals het beperkt of
te laat meenemen van zorgverzekeraars in belangrijke dossiers van een instelling.
3.2 Dossierkennis
Naast de wijze van communicatie en de frequentie van contactmomenten is
de respondenten gevraagd welke score zij toekennen aan de dossierkennis van
onderhandelingsteams van de zorgverzekeraars en instellingen. Daarbij staat 1 voor
‘geen dossierkennis’ en 10 voor ‘volledige dossierkennis’. Het betreft hier onder meer
dossierkennis aangaande de instelling en lokale en regionale ontwikkelingen. De
gemiddelde beoordeling over de dossierkennis van de NVZ-leden komt uit op 5,7
tegenover een gemiddelde van 6,6 voor de zorgverzekeraars.
Een aspect dat als zeer vervelend wordt ervaren − door de respondenten, de
geïnterviewde personen én door de deelnemers aan de rondetafelgesprekken − is het
verloop onder de zorginkopers bij de zorgverzekeraars. Een mogelijk ontoereikende
overdracht en dito dossiervorming aan de zijde van de zorgverzekeraars leidt er soms
toe dat instellingen eerder verstrekte informatie en documentatie nogmaals moeten
aanleveren en/of dat eerder genomen afspraken onbekend zijn of opnieuw ter discussie
worden gesteld.
Eenzelfde beweging wordt overigens ook door de zorgverzekeraars ervaren, namelijk
wijzigingen in de samenstelling van de onderhandelingsteams van de instellingen. Zowel
instellingen als zorgverzekeraars zijn van mening dat dit het ‘collectieve geheugen’
aantast, ofwel de gemaakte afspraken uit het verleden in het kader van de contractering.
3.3 Mandaat
De respondenten is gevraagd een inschatting te maken van de omvang van het mandaat
waarover de inkoopteams van de zorgverzekeraars en de onderhandelingsteams van de
instellingen beschikten met betrekking tot het maken van de contractafspraken.
Het gemiddelde cijfer dat de NVZ-leden geven aan het mandaat van de zorgverzekeraars
komt uit op 4,7 (1= geen mandaat, 10 = volledig mandaat). Instellingen ervaren de
onderhandelingsruimte van de inkoopteams van de zorgverzekeraars als beperkt.
Naarmate de uitgangsposities van de partijen verder uit elkaar liggen, wordt dit gevoel
versterkt. Zorgverzekeraars scoren gemiddeld een 5,8 en lijken dus positiever over het
mandaat dat bij de onderhandelingsteams van de instellingen ligt.
35
36
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
4
over
het proces
over het proces
37
38
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
over het proces
Het pad van zorgcontractering blijkt grillig en oneffen. Alle partijen hebben hun eigen
interne beperkingen en hun eigen agenda. Openheid is niet vanzelfsprekend.
En bovendien veranderen onderweg regelmatig de spelregels.
Zorgverzekeraars zijn verplicht jaarlijks uiterlijk op 19 november inzicht te geven in
welke ziekenhuizen zij voor het komende jaar hebben gecontracteerd. Dit betekent dat
medio november de onderhandelingen tussen instellingen en zorgverzekeraars in een
dusdanig vergevorderd stadium dienen te zijn beland, dat zorgverzekeraars in staat zijn
aan de verplichting te voldoen. Ook de instellingen zijn hierbij gebaat, want dit geeft
hen tijd eventuele onzekerheden in de begrotingen weg te nemen of te anticiperen op
de consequenties van de gemaakte afspraken voor het komende jaar. De doorlooptijd en
invulling van het contracteerproces hebben effect op de benodigde inzet aan de zijde van
zowel de instellingen als zorgverzekeraars.
'De 'konijnen uit de hoge
hoed' zijn fnuikend voor
de doorlooptijd van de
onderhandelingen'
De voornaamste bevindingen:
• Informatie over het inkoopbeleid lijkt niet direct bij het onderhandelingsteam van de
instelling terecht te komen, wat tot vertraging in het proces kan leiden.
• Instellingen en zorgverzekeraars pleiten voor een ‘frozen period’ tijdens de contractering
(een periode waarin wet- en regelgeving niet wordt aangepast).
• Veldpartijen pleiten voor niet-vrijblijvende procesafspraken over planning en mijlpalen bij
aanvang van de contractering, eventueel kracht bijgezet door een bonus-malusregeling.
• Zorgverzekeraars ervaren dat medisch-specialisten soms onvoldoende in de materie
zitten als het gaat om andere dan medisch inhoudelijke onderwerpen. Zij betogen dat
instellingen er verstandig aan doen om hieraan in de voorbereiding op de contractering
voldoende aandacht te besteden.
• 26% van de respondenten (NVZ-leden) heeft de prijzen voor het ‘nieuwe’ B-segment
deels, in belangrijke mate of overwegend gebaseerd op de gemiddelde tarieven van
de zorgverzekeraars. Argumenten zijn te weinig vertrouwen in eigen kostprijzen,
aanneemsommen of het bevorderen van de doorlooptijd van de onderhandelingen in
verband met de liquiditeit.
• 82% van de respondenten (NVZ-leden) is niet bereid informatie over haar kostprijzen
te verstrekken aan de zorgverzekeraars, omdat zij verwachten te worden afgerekend op
relatief hoog geprijsde behandelingen zonder dat ophoging van prijzen van
niet-rendabele behandelingen mogelijk is.
• Instellingen herkennen zich veelal beperkt in de spiegelinformatie van de
zorgverzekeraars.
4.1 Beschikbaarheid inkoopbeleid 2014
Aan de respondenten (NVZ-leden) is gevraagd wanneer zij voor het eerst informatie ontvingen
van de voor hen grootste en op één na grootste zorgverzekeraar over het inkoopbeleid 2014.
Uit tabel 13 volgt dat de instellingen overwegend in de periode mei-augustus 2013 voor het
eerst informatie van de zorgverzekeraars ontvingen over het inkoopbeleid 2014.
over het proces
Figuur 4: Eerste beschikbaarheid informatie over inkoopbeleid vanuit de zorgverzekeraars
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Bij de respondenten (NVZ-leden) waar Achmea als een van de twee grootste
zorgverzekeraars optreedt, geeft 39% van de respondenten aan in mei 2013 voor het
eerst van Achmea informatie over het inkoopbeleid 2014 te hebben ontvangen. Voor
CZ ligt dit percentage op 52% in juni 2013 en voor Menzis op 57% in augustus 2013.
Overigens geven CZ en Menzis zelf aan dat zij de instellingen (voor het eerst) inhoudelijk
op de hoogte brachten van hun inkoopbeleid 2013 in mei respectievelijk april 2013.
Belangrijke informatie voor de vanuit de instelling bij de contractering betrokken
functionarissen lijkt dus niet direct bij hen terecht te komen, wat tot vertraging van het
proces kan leiden.
VGZ laat een gespreid beeld zien; 44% heeft hier voor het eerst informatie ontvangen
in augustus 2013, nog eens 35% in september of oktober 2013. Een grootscheepse
organisatorische wijziging bij VGZ heeft bijgedragen aan de in ogen van VGZ zelf
(eenmalige) late start van de zorgcontractering.
De instellingen ontvangen bij voorkeur zo vroeg mogelijk in het jaar het inkoopbeleid
voor het daaropvolgende jaar. Zij beseffen dat beleidsvorming mede door alle sectorale
veranderingen en de onduidelijkheden die soms voortkomen uit veranderende wet- en
regelgeving, voor zorgverzekeraars lastig kan zijn, maar stellen dat de instellingen hiervan
niet de dupe mogen worden door het (te) laat beschikbaar komen van inkoopbeleid en
een (te) late start van de contractering.
Fnuikend voor de doorlooptijd van de onderhandelingen zijn volgens de instellingen
de ‘konijnen uit de hoge hoed’, ofwel wijzigingen in het inkoopbeleid gedurende de
contractering door gewijzigde inzichten. Meest bepalende factoren voor de doorlooptijd
van de onderhandelingen zijn volgens de instellingen: stabiliteit in het systeem, tijdige
duidelijkheid vanuit de overheid over eventuele veranderingen en uniformiteit in de
contracteeraanpak en informatievraag vanuit zorgverzekeraars.
Zorgverzekeraars onderschrijven de wens naar meer stabiliteit en tijdige duidelijkheid.
Zowel de instellingen als de zorgverzekeraars pleiten ervoor zo veel mogelijk vooruit te
kijken: wat zien wij aankomen? Welke behandelingen betreft het? Wat is de eventuele
financiële impact en hoe kunnen we die inbedden in de contractering?
Door de beperkte beschikbaarheid en bereikbaarheid van medewerkers bij zowel de
instellingen als zorgverzekeraars wordt de zomervakantieperiode gezien als een periode
waarin weinig voortgang is te realiseren binnen de onderhandelingen. Vroegtijdig starten
met de contractering geeft meer mogelijkheden tot het spreiden van de werkzaamheden
over de beschikbare maanden.
Uit de rondetafelgesprekken blijkt overigens dat zowel instellingen als zorgverzekeraars
van mening zijn dat de afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gezet in het naar voren
halen van het contracteerproces. Dat wordt onder meer zichtbaar in het percentage
instellingen dat op 19 november 2013 een principeafspraak had gesloten met de
zorgverzekeraars (zie paragraaf 5.1).
39
40
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
4.2 samenstelling onderhandelingsteam
De respondenten is gevraagd inzicht te geven in de samenstelling van het
onderhandelingsteam en de functie waar de coördinatie van de contractering is belegd.
Figuur 5: Coördinatie contractering (NVZ-leden)
20%
4%
34%
42%
Raad van Bestuur
Overig
Sales
Financiën
Figuur 6: Fysieke deelname aan onderhandelingstafel (NVZ-leden)
44%
86%
30%
80%
44%
10%
Sales
Financiën
Kwaliteit
Medisch
specialisten
Raad van
Bestuur
Overig
Opkomst afdeling Sales
Bij 34% van de respondenten (NVZ-leden) ligt de coördinatie van de contractering
bij de afdeling Sales (Verkoop). De instellingen verwachten dat dit percentage de
komende jaren toeneemt en dat steeds meer instellingen hun zorgverkoop zullen
professionaliseren, mede door het oprichten van een sales- of verkoopafdeling. De rol van
de afdeling Financiën zal in de ogen van de respondenten in de toekomst veel meer een
ondersteunend karakter krijgen. Een genoemd onderscheid in dit kader is dat Sales binnen
het onderhandelingsteam verantwoordelijk wordt gehouden voor de opbrengsten en
Financiën voor de kosten en kostprijzen.
Directie/RvB persoonlijk aanwezig
44% van de respondenten (NVZ-leden) geeft aan dat hun directie/Raad van Bestuur
persoonlijk deelneemt aan de onderhandelingen. Terugkerende argumenten vóór
persoonlijke deelname van de hoogste leiding zijn de omvang van de instelling en
het belang dat de directie of Raad van Bestuur hecht aan een goede uitkomst van de
onderhandelingen.
Tegenstanders zijn er ook. Zij zijn van mening dat met de fysieke deelname van de
directie/Raad van Bestuur aan de onderhandelingen een belangrijk escalatie-instrument
wegvalt. Overigens geldt dat bij de onderhandeling over meerjarencontracten het logisch
wordt gevonden dat het onderhandelingsteam wordt ‘opgeschaald’ naar een hoger niveau.
Specialisten mee aan tafel?
De deelname van medisch specialisten aan de onderhandelingen (80%) wordt door veel
instellingen als erg waardevol gezien, zeker bij inhoudelijke zorgdiscussies. Aandachtspunt
is wel dat de rol van de medisch specialisten voldoende helder is. Schuiven zij aan namens
het specialisme, namens de staf of namens het ziekenhuis? Praten zij alleen mee over
kwaliteit of ook over financiën? Een aspect dat de zorgverzekeraars in dit kader naar voren
brengen, is dat zij soms ervaren dat medisch specialisten onvoldoende in de materie
over het proces
zitten als het gaat om andere dan de medisch-inhoudelijke onderwerpen. Volgens hen
doen instellingen er verstandig aan om hieraan in de voorbereiding op de contractering
voldoende aandacht te besteden.
Overigens zijn de instellingen van mening dat medisch specialisten niet per definitie
bij elk gesprek hoeven aanschuiven, mits de (tussentijdse) terugkoppeling richting deze
groep belanghebbenden door de instelling goed is ingeregeld. Met de op handen zijnde
invoering van integrale tarieven in 2015 denken veel instellingen dat de betrokkenheid
van de medisch specialisten bij de onderhandelingen verder zal toenemen. Respondenten
achten het wel van belang dat aan de zorgverzekeraarszijde ook voldoende personen
met zorginhoudelijke kennis aanschuiven, zodat zorginhoudelijke discussies goed kunnen
worden gevoerd.
4.3 Gebruik DBC Services
DBC Services (vanaf 1 januari 2014 Zorginkoopportaal VECOZO) is enkele jaren geleden
geïntroduceerd als landelijk zorginkoopplatform voor instellingen en zorgverzekeraars,
bedoeld als instrument ter ondersteuning van het contracteerproces en gericht op
verlaging van de administratieve lasten in de zorgketen door uniformering van enkele
deelprocessen van de contractering.
48% van de respondenten (NVZ-leden) heeft voor het contractjaar 2014 bij alle
zorgverzekeraars gebruikgemaakt van DBC Services tijdens de onderhandelingen. 52%
heeft niet bij alle zorgverzekeraars DBC Services gebruikt. Met name Menzis wordt
genoemd als zorgverzekeraar die vooralsnog geen gebruik maakt van DBC Services.
Gebruiksvriendelijkheid
De gemiddelde score die de respondenten (NVZ-leden) geven op het aspect
gebruikersvriendelijkheid van DBC Services is een 6,1 (1 = niet gebruikersvriendelijk, 10 =
zeer gebruikersvriendelijk). De gemiddelde score op het aspect praktische toepasbaarheid
en meerwaarde gebruik komt eveneens uit op een 6,1 (1= meerwaarde zeer gering,
10 = van zeer grote meerwaarde). De krappe voldoende lijkt met name te worden
veroorzaakt door de toch beperkte functionaliteit die instellingen nu nog ervaren bij
het gebruik van DBC Services. De respons van de zorgverzekeraars wijkt hier significant
van af: zij geven een 7,3 voor de gebruikersvriendelijkheid en een 7,5 voor de praktische
toepasbaarheid en meerwaarde. Het actuele inzicht in de status van onderhandelingen
wordt als een belangrijk voordeel van DBC Services gezien. De analysemogelijkheden van
DBC Services lijken nog beperkt te worden gebruikt. De meerwaarde van een landelijk
zorginkoopplatform wordt door instellingen erkend, zeker wanneer VECOZO erin slaagt
de functionaliteit en toepasbaarheid verder te verbeteren.
41
42
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
4.4 Tijdsbesteding en inzet externen
Om een indruk te krijgen van de tijdsbesteding van de binnen de instellingen betrokken
functionarissen bij de contractering 2014, is aan de respondenten gevraagd het totaal
aantal uren op te geven dat ongeveer is besteed aan de zorgcontractering 2014. Het gaat
hierbij om alle inzet van de zijde van de instelling die samenhangt met de totstandkoming
van de afspraken 2014.
Figuur 7: Inschatting totale tijdsbesteding van binnen de instelling betrokken functionarissen
bij contractering 2014.
34%
22%
8%
8%
14%
12%
2%
0-500
5011000
10011500
15012000
20013000
30015000
>5000
Gemiddeld 1.445 uren
De respondenten (NVZ-leden) geven aan dat zij gemiddeld 1.445 uren hebben besteed
aan de contractering 2014. De spreiding van de opgegeven inschattingen is significant,
zo geeft 14% van de respondenten aan dat zij meer dan 3.000 uren nodig hadden voor
de contractering 2014 en zegt 34% minder dan 500 uren nodig te hebben gehad. Bij de
inschatting geldt derhalve een zekere mate van onnauwkeurigheid, omdat instellingen
veelal de bestede tijd niet precies bijhouden.
Tijdrovend, maar ook begrijpelijk
In de interviews is gevraagd wat instellingen vinden van de uitkomsten van de enquête
op dit onderdeel. Hieruit komt naar voren dat zij het enerzijds betreuren dat zoveel uren
noodzakelijk blijken te zijn. Zij dichten dit toe aan de complexiteit van het systeem en het
aantal en de omvang van de informatie-uitvragen vanuit de zorgverzekeraars. Anderzijds
wordt ook aangegeven dat de inzet van 1 of 2 FTE (1.500-3.000 uren) wel begrijpelijk is
vanuit de gedachte van het marktdenken en de prestatiebekostiging. Het vergelijk wordt
getrokken met private, commerciële organisaties die veelal nog een veel grotere sales- en
marketingafdeling hebben opgetuigd.
Inhuur van externen
27% van de respondenten (NVZ-leden) waren in het kader van de contractering 2014
genoodzaakt externen in te huren om zo het contracteerproces accuraat en tijdig af
te kunnen ronden. Een directe relatie tussen de ingeschatte tijdsbesteding en de inzet
van externen is niet aanwezig, instellingen met een relatief hoge tijdsbesteding hebben
daarnaast evenveel gebruik moeten maken van inzet van externen dan instellingen met
een relatief lage tijdsbesteding. De externe inzet lag met name op de volgende gebieden:
• Doorrekenen en uitwerken prijsvoorstellen
• Informatievoorziening DOT
• Kostprijzen
over het proces
4.5 Prijzen, kostprijzen en gebruik benchmarks
Prijzen
De respondenten (NVZ-leden) is gevraagd naar de mate waarin hun prijzen voor het
‘nieuwe’ B-segment 2013 in 2014 waren gebaseerd op de gemiddelde tarieven aangereikt
door de zorgverzekeraars of waren gebaseerd op de eigen prijsstelling (integrale kostprijzen).
Figuur 8: Gebruik gemiddelde marktarieven voor nieuw B-segment.
42%
32%
14%
10%
2%
Nauwelijks
In mindere
mate
Gemiddeld
In belangrijke
mate
Overwegend
Bij 26% van de respondenten zijn de prijzen voor het ‘nieuwe’ B-segment 2013 in
2014 deels, in belangrijke mate of overwegend gebaseerd op de gemiddelde tarieven
van de zorgverzekeraars. Duidelijk aanwijsbare redenen ontbreken, maar als mogelijke
argumenten worden genoemd:
• Te weinig vertrouwen in eigen kostprijzen.
• Contracten met aanneemsommen.
• Bevorderen van de doorlooptijd van onderhandelingen in relatie tot de liquiditeit van
de instelling.
Kostprijzen en zorgprofielen
De respondenten (NVZ-leden) is gevraagd in hoeverre zij tijdens de contractering
2014 kostprijsinformatie en/of zorgprofielen hebben verstrekt aan één of meerdere
zorgverzekeraars.
82% van de instellingen heeft geen informatie over haar kostprijzen verstrekt aan de
zorgverzekeraars, voor de zorgprofielen geldt dat 40% hiertoe niet bereid is. Instellingen
geven aan bereid te zijn tot transparantie, maar vinden het vrijgeven van kostprijzen
daar niet onder vallen. Zij vrezen wanneer zij veelvuldig kostprijzen zullen afgeven, te
worden afgerekend op de relatief hoog geprijsde behandelingen en verwachten dat
zorgverzekeraars enkel zullen inzetten op prijsverlagingen, waardoor de dekking voor
niet-rendabele behandelingen wegvalt zonder dat ophoging van de prijzen van die
behandelingen mogelijk is.
Tevens worden vraagtekens geplaatst bij de huidige kwaliteit van de kostprijzen in de
sector, deze kan in optiek van de instellingen zeker nog worden verbeterd. Volgens
zorgverzekeraars wordt dit beeld bevestigd door de nog aanwezige variëteit in de
prijsstelling van de zorgproducten. Overigens stellen zij dat hun beleid is gericht op lage
kosten, niet op lage prijzen.
Spiegelinformatie
Zorgverzekeraars beschikken over uitgebreide informatie van en over de instellingen en
wenden deze informatie steeds vaker aan voor spiegelinformatie ten behoeve van de
contractering. Dit is een goed uitgangspunt, want dit verkleint de aanwezige disbalans
tussen instellingen en zorgverzekeraars voor wat betreft de informatiepositie.
Bij 82% van de respondenten (NVZ-leden) is tijdens de contractering 2014 door de
zorgverzekeraars gebruikgemaakt van spiegelinformatie (benchmarks).
‘Bij ruim 40% van de
respondenten zijn de
prijzen voor het ‘nieuwe’
B-segment 2013 in 2014
nauwelijks gebaseerd op
de gemiddelde tarieven
van de zorgverzekeraars’
43
44
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Figuur 9: Aandachtsgebieden ingezette spiegelinformatie contractering 2014.
28%
80%
8%
6%
42%
Kwaliteit
Prijzen
Honorarium
Toegangstijden
Praktijkvariatie
Door de zorgverzekeraar is met name spiegelinformatie over prijzen (80%),
praktijkvariatie (42%) en kwaliteit (30%) ingezet. De instellingen zien het gebruik
van spiegelinformatie als positief, mits het gebruik leidt tot een open discussie en de
informatie niet direct wordt gehanteerd als een afrekeninstrument. Instellingen menen
echter dat dit laatste nu veelal wel het geval is. Daarbij komt dat zij zich vaak niet
herkennen in de spiegelinformatie vanuit de zorgverzekeraar. Dit gold voor 73% van de
respondenten (NVZ-leden) in de enquête. Uit de respons van de zorgverzekeraars volgt
dat in hun optiek instellingen zich wel overwegend herkennen in de spiegelinformatie.
Een suggestie uit het veld is het extern laten valideren van spiegelinformatie voor gebruik,
of het inschakelen van een TTP (Trusted Third Party) die als onafhankelijke, objectieve
derde de partijen voorziet van spiegelinformatie. De deelnemers aan de rondetafel stellen
dat een gemeenschappelijke benchmark het vertrouwen in de informatie bevordert.
over het proces
45
46
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
5
over
het
contract
over het proces
47
48
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
over het contract
Pas als de handtekeningen eronder staan, is een contract echt een contract, of toch
niet? Voor 2014 gold daarbij een dwingende deadline: 19 november 2013. In hoeverre
slaagden de partijen erin die te halen? En hadden ze toen ook echt de deals die ze
wilden?
Op hoofdlijnen is de zorgcontractering 2014 op te delen in een drietal fasen die soms
parallel en soms volgtijdelijk door partijen zijn doorlopen:
• Overeenstemming over de hoogte van de aanneemsom en omzetplafond 2014.
• Overeenstemming over de te hanteren prijzen 2014.
• Overeenstemming over de tekst van de overeenkomst 2014 inclusief de hieruit
voortvloeiende rechten en verplichtingen.
‘De meeste
contracteringen waren in
november 2013 nog niet
afgerond, onder meer door
de complexiteit en lange
reactietermijnen’
Sluitstuk van de zorgcontractering is de ondertekening van de zorgovereenkomst, waarin
de gemaakte principeafspraken worden bekrachtigd, prijsafspraken zijn vastgelegd alsmede
de overige rechten en verplichtingen van beide partijen. Via de enquête en de interviews
is in beeld gebracht in hoeverre instellingen en zorgverzekeraars erin zijn geslaagd deze
drie fasen voor 19 november af te ronden en tot wat voor soort contracten dit heeft
geleid. Deze datum is door de Nederlandse Zorgautoriteit als uiterste datum gesteld voor
zorgverzekeraars om bekend te maken met welke instellingen zij het nieuwe kalenderjaar
contracten hebben afgesloten. Verzekerden kunnen de periode tussen 19 november en 31
december vervolgens gebruiken om eventueel over te stappen van zorgverzekeraar op basis
van wijzigingen in de gecontracteerde instellingen en vergoedingen.
De voornaamste bevindingen:
• Instellingen en zorgverzekeraars lijken verdeeld over wanneer sprake is van ‘het
hebben van een contract’. Ruim 60% van de instellingen had op 19 november 2013
overeenstemming over een aanneemsom of omzetplafond; slechts enkele instellingen
hadden de contractering volledig afgerond.
• Instellingen en zorgverzekeraars wijten het niet tijdig afronden van de contractering
aan de complexiteit en stabiliteit van het systeem en de regelgeving, de
beschikbaarheid en inhoud van contractteksten en de lange reactietermijnen. Met
name de frequent wisselende regelgeving tijdens het onderhandelingsproces wordt als
zeer verstorend ervaren door de partijen.
• Meerjarencontracten moeten dienen als een raamwerk en voldoende ruimte bieden
voor partijen voor het doorvoeren van veranderingen.
• Er wordt geconstateerd dat de prijslijsten regelmatig pas laat worden vastgesteld en
niet zelden pas in het onderhavige jaar van productie. Dit vormt een risico voor de
instellingen, zeker wanneer deze prijzen lager uitkomen dan waarmee rekening was
gehouden.
• Instellingen zijn van mening dat selectieve contractering maar voor een beperkt deel
van het zorgaanbod mogelijk is, tenzij de winst die zorgverzekeraars maken deels
terugvloeit naar de instellingen voor behoud van de resterende, vitale zorgfuncties.
5.1 contractering 2014 op 19 november 2013
Tabel 14 toont voor de respondenten (NVZ-leden) in hoeverre zij op 19 november 2013,
de datum waarop de zorgverzekeraars kenbaar moeten maken met welke instellingen
zij contracten hebben afgesloten, met hun vier grootste zorgverzekeraars (op basis van
marktaandelen) overeenstemming hadden bereikt over een aanneemsom of omzetplafond,
over de te hanteren prijzen en/of de contractering volledig hadden afgerond.
over het contract
Tabel 14: Stand van zaken contractering bij de vier grootste zorgverzekeraars voor de
respondenten (NVZ-leden).
Overeenstemming Overeenstemming over
over aanneemsom of
de te hanteren prijzen
omzetplafond
Contractering volledig
afgerond
VGZ
62%
2%
2%
Achmea
80%
8%
4%
CZ
66%
9%
0%
Menzis
67%
0%
0%
In bovenstaande tabel is niet de stand van zaken voor de inkoopcombinaties De Friesland,
DSW en Multizorg opgenomen, aangezien zij voor een te beperkt aantal respondenten de
grootste dan wel op één na grootste zorgverzekeraar zijn.
Overeenstemming of contract?
Instellingen en zorgverzekeraars lijken verdeeld over wanneer sprake is van ‘het hebben
van een contract’. Voor sommigen is het hebben van overeenstemming over een
aanneemsom of omzetplafond voldoende om te stellen dat de contractonderhandelingen
binnen de gestelde periode (voor 19 november) zijn afgerond, anderen zijn van mening
dat er pas sprake is van een contract wanneer dit ook feitelijk door beide partijen is
ondertekend. Alleen dan is er sprake van voldoende juridische basis. Uit tabel 14 blijkt dat
hiervan slechts sprake was bij enkele respondenten en bij enkele zorgverzekeraars.
De respondenten geven als belangrijkste redenen voor het niet volledig afronden van de
contractering op 19 november 2013:
• Complexiteit en stabiliteit van het systeem en veranderende regelgeving.
• Contractteksten nog niet beschikbaar en/of geen overeenstemming over
contractteksten.
• Zorgverzekeraars te druk met andere (grotere) ziekenhuizen.
Complexiteit, stabiliteit en veranderende regelgeving
Zowel instellingen als zorgverzekeraars onderkennen de complexiteit van het huidige
DOT-systeem en in het bijzonder de complexiteit van de overgangssituatie waarvan in de
periode 2014-2016 nog sprake is.
In de optiek van veel deelnemers aan het onderzoek staat ‘het systeem’ niet ter discussie,
maar is de manier waarop met wijzigingen wordt omgegaan sterk voor verbetering vatbaar.
Zo zijn tijdens de contractering 2014 nog diverse wijzigingen doorgevoerd in onder meer de
productstructuur en de lijst dure geneesmiddelen. Deze wijzigingen hadden forse impact op
het verloop van het contracteerproces en werkten daardoor vertragend en complicerend.
Een veelgehoorde wens van instellingen en zorgverzekeraars is het instellen van een
zogenaamde ‘frozen period’: een periode in de onderhandelingen waarin er geen wijzigingen
worden doorgevoerd in de regelgeving die van belang zijn voor het DOT-systeem in het jaar
waarover de onderhandelingen plaatsvinden. Deze periode zou zich moeten uitstrekken
van omstreeks mei tot omstreeks de jaarwisseling. Tijdens de interviews werd gepleit voor
een ‘Prinsjesdag in april’, zodat ook de effecten van het jaarlijkse begrotingstraject van de
overheid tijdig bij de veldpartijen bekend zijn en zij hiermee rekening kunnen houden in de
onderhandelingen. De voorgenomen verkorting van de DBC/DOT-looptijd wordt als een
groot risico gezien dat de zorgcontractering 2015 wederom moeizaam gaat verlopen, omdat
invoering leidt tot grootscheepse (ICT-)aanpassingen en het wegvallen van historische
informatie over productie en prijzen.
‘Instellingen en
zorgverzekeraars lijken
verdeeld over wanneer
er sprake is van een
daadwerkelijk contract’
49
50
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Contractteksten
Instellingen en zorgverzekeraars geven aan dat zij – gegeven de tijdsdruk in 2014 – de focus
hebben gelegd op het overeenkomen van minimaal een plafondafspraak op 19 november
2013.
Instellingen geven aan in het kader van de contractering 2014 meer tijd te hebben besteed
aan de beoordeling van en de discussie over de tekst van de zorgovereenkomst 2014
dan eerdere jaren. Als reden wordt aangevoerd dat men ervaart dat de contractteksten
steeds complexer worden en zaken meer worden ‘dichtgeregeld’. Veel instellingen voelen
zich gedwongen juridisch advies in te winnen, aangezien zorgverzekeraars hen steeds
stringenter aanspreken op de overeengekomen bepalingen in de overeenkomst en soms
zelfs niet schromen boeteclausules in werking te laten treden, wanneer de instellingen
bijvoorbeeld verzuimen tijdig bepaalde informatie te verstrekken aan de zorgverzekeraar.
Dit wordt als erg onplezierig ervaren (de reactie van de zorgverzekeraars staat niet in
verhouding tot het ‘vergrijp’) en draagt in de ogen van de instellingen zeker niet bij aan de
invulling van partnership tussen instellingen en zorgverzekeraars.
Over de introductie van meer uniformiteit met betrekking tot de tekstuele inhoud
van de overeenkomsten die zorgverzekeraars hanteren zijn zowel de instellingen als
zorgverzekeraars verdeeld. Instellingen zien hier zeker voordeel in, maar twijfelen sterk of
dit haalbaar is en op welke termijn. Zij zien momenteel nog veel verschil tussen de inhoud
van de ‘standaard’ overeenkomsten van de zorgverzekeraars en men verwacht dat het
veel tijd en overleg kost voordat sprake is meer uniformiteit.
Zorgverzekeraars geven aan dat zij meer zien in een situatie, waarbij sprake is van een
gemeenschappelijke infrastructuur, maar dat de inhoud van de contracten kan variëren
per zorgverzekeraar. Bij een gemeenschappelijke infrastructuur denken zij onder meer aan
gedeelde uitgangspunten over de vertaling van verzekerdenmutaties in de contractering,
eventuele verpanding of aan uniforme informatie-uitvragen via DBC Services
(Zorginkoopportaal).
Uit de respons van de zorgverzekeraars volgt dat zij in beginsel bereid zijn tot het
doorvoeren van aanpassingen in de concept overeenkomst naar aanleiding van
opmerkingen, aanpassingen en aanvullingen van de zijde van de instellingen. Ook geldt
dat deze wijzigingen in sommige gevallen integraal worden doorgevoerd of de basis
vormen voor een wijziging voor het volgende jaar. Zij zien het contract als een instrument
voor zorgverzekeraars om zich onderling te onderscheiden. Dit valt weg wanneer sprake is
van volledig gestandaardiseerde contractteksten. Zowel instellingen als zorgverzekeraars
pleiten voor bestendigheid van de contractteksten over de jaren heen.
Zorgverzekeraars te druk met andere (grotere) ziekenhuizen en lange
reactietermijnen
Een regelmatig gehoord verwijt vanuit de instellingen is dat de reactietermijnen vanuit
de zorgverzekeraar lang zijn en dat het lijkt alsof zorgverzekeraars het te druk hebben
met andere (grotere en wellicht belangrijkere) ziekenhuizen. Zorgverzekeraars erkennen
dat niet elk ziekenhuis op hetzelfde moment dezelfde aandacht krijgt en dat het belang
van de instelling voor de zorgverzekeraar meespeelt tijdens de contractering. In hun
optiek bepaalt het belang ook de invulling van het partnership tussen de instellingen en
zorgverzekeraars, een uitgebreid partnership met een instelling van strategisch belang
voor de zorgverzekeraar ligt meer voor de hand dan met de overige instellingen.
over het contract
5.2 Inhoud van de contracten
Aan de respondenten is gevraagd wat voor soort contract zij hebben afgesloten met de
voor hen twee grootste zorgverzekeraars (op basis van marktaandelen).
Tabel 15: Overzicht soorten contracten respondenten (NVZ-leden).
A
B
C
D
VGZ
3%
50%
47%
0%
Achmea
46%
14%
39%
0%
CZ
4%
74%
22%
0%
Menzis
71%
0%
29%
0%
A: Contract met een aanneemsom.
B: E en P*Q contract met een omzetplafond en volumerestricties op één, meerdere of alle
zorgproducten.
C: Een P*Q contract met een omzetplafond zonder volumerestricties op één, meerdere of
alle zorgproducten.
D: Een P*Q contract zonder omzetplafond en zonder volumerestricties.
In bovenstaande tabel is niet het overzicht opgenomen voor de inkoopcombinaties De
Friesland, DSW en Multizorg, aangezien zij voor een te klein aantal respondenten de
grootste dan wel op een na grootste zorgverzekeraar zijn.
Contracten met een aanneemsom
De zorgverzekeraars Menzis en Achmea hebben bij 71% respectievelijk 46% van de
respondenten in 2014 een contract met een aanneemsom afgesloten. Uit de interviews
is gebleken dat dit voor instellingen verrassend was nadat in 2012 bij een toen krimpende
productie bleek dat dit soort contract negatief uitpakte voor de zorgverzekeraars.
Instellingen zijn positief over het afspreken van contracten met aanneemsommen omdat
dit rust geeft in de markt. In een uiteindelijke vrije markt kan evenwel van dergelijke
contracten geen sprake meer zijn en dient de productie in de ogen van de instellingen te
worden afgerekend op P*Q.
Omzetplafonds op totaalniveau of labelniveau
In sommige zorgovereenkomsten is vastgelegd dat er geen sprake is van een omzetplafond
op totaalniveau, maar eveneens van omzetplafonds op zogenaamd labelniveau. Bij
omzetplafonds op labelniveau ontstaat voor de instelling feitelijk een extra onzekerheid,
omdat zij zowel het risico loopt dat het overall omzetplafond wordt overschreden als
dat één of meerdere omzetplafonds op labelniveau worden overschreden (zonder dat
substitutie tussen de labels binnen een overeenkomst is toegestaan). Deze constatering
leidt tot hogere risico's bij éénjarige contracten zoals die nu nog met name worden
afgesloten. Ook deze situatie pleit voor het afsluiten van meerjarige contracten.
Aan de respondenten (NVZ-leden) is gevraagd in hoeverre zij contracten met
omzetplafonds op labelniveau zijn aangegaan voor 2014 voor wat betreft de voor hen
twee grootste zorgverzekeraars (op basis van marktaandelen).
‘Het afspreken van
contracten met
aanneemsommen geeft
rust in de markt’
51
52
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Tabel 16: Overzicht contracten respondenten (NVZ-leden) met een opzetplafond op totaalen/of labelniveau.
A
B
C
VGZ
100%
0%
0%
Achmea
68%
18%
14%
CZ
96%
4%
0%
Menzis
86%
0%
14%
A: Alleen contracten met een omzetplafond op totaalniveau.
B: Alleen contracten met een omzetplafond op totaalniveau en op labelniveau.
C: Een combinatie van contracten met een omzetplafond alleen op totaalniveau en
contracten met een omzetplafond op zowel totaal- als op labelniveau.
5.3 Looptijd contracten
'Een meerjarige
overeenkomst wordt
gezien als een vorm van
commitment'
Vanuit het veld is bekend dat in 2013 door meerdere instellingen meerjarencontracten
zijn overeengekomen met zorgverzekeraars. Als belangrijkste argumenten voor het
afsluiten van meerjarencontracten worden door de instellingen genoemd de zekerheid
die een meerjarige overeenkomst met zich meebrengt en de lagere administratieve
lasten gedurende de looptijd van de overeenkomst. Een onderkend nadeel is de
beperkte mogelijkheid om te reageren op gewijzigde wet- en regelgeving als gevolg van
doorlopende afspraken.
Figuur 10: Overzicht aantallen meerjarencontracten op niveau zorgverzekeraar.
5%
Achmea
1%
CZ
1%
Menzis
43%
Geen
Aan de respondenten (NVZ-leden) is gevraagd of zij voor 2014 meerjarencontracten
hebben kunnen afspreken. Uit de respons valt op te maken dat met name Achmea tijdens
de zorgcontractering 2014 bereid is geweest tot het afsluiten van meerjarige contracten.
Veel instellingen zien meerjarige overeenkomsten als een zeer geschikt middel om
invulling te geven aan partnership tussen instellingen en zorgverzekeraars.
Contract als vorm van commitment
Een meerjarige overeenkomst wordt door veel instellingen en zorgverzekeraars gezien als
een vorm van commitment van de partijen om de goede en toegankelijke patiëntenzorg
in de regio voor langere tijd gezamenlijk te borgen. Daarnaast dragen meerjarige
overeenkomsten positief bij aan de financierbaarheid van de instellingen.
Raamwerk, niet in beton gegoten
Zowel instellingen als verzekeraars zijn evenwel van mening dat meerjarencontracten
niet ‘in beton gegoten’ mogen zijn. De contracten moeten dienen als een raamwerk en
dienen voldoende ruimte en bereidheid van partijen te bieden voor het doorvoeren van
veranderingen. Sommige zorgverzekeraars zien een meerjarencontract waarbij een deel
van het overeengekomen budget vaststaat en over het restant variabele en aanvullende
afspraken kunnen worden gemaakt, als een oplossing om de flexibiliteit te behouden.
over het contract
Sommige instellingen geven aan dat zij meerjarige overeenkomsten niet per
definitie voorstaan. In hun optiek is de consequentie van het marktdenken dat zij de
zorgverzekeraars hogere prijzen aanbieden indien sprake is van jaarcontracten, zodat
het hogere risico dat deze instellingen lopen hiermee wordt doorberekend aan de
zorgverzekeraars.
5.4 Selectieve contractering
Aan de respondenten (NVZ-leden) is gevraagd of zorgverzekeraars de instelling in kwestie
voor een of meerdere behandelingen niet hebben gecontracteerd voor contractjaar 2014.
Bij 56% van de respondenten geldt dat zij voor één of meerdere behandelingen niet langer
een contract hebben met een of meerdere zorgverzekeraars.
Voor de zorgverzekeraars wordt selectieve contractering gezien als een middel om
instellingen te faciliteren en feitelijk te dwingen na te denken over hun zorgportfolio. Niet
langer is alleen relevant wat de instellingen wél doen, maar vooral ook wat zij niet (meer)
doen.
Zorginfrastructuur maar beperkt variabel
Instellingen zijn van mening dat selectieve contractering maar beperkt mogelijk is. Veel
zorg kun je niet zomaar weghalen bij een ziekenhuis, omdat dit direct gevolgen heeft
voor de prijsstelling van de resterende zorg. De benodigde zorginfrastructuur is maar
beperkt variabel. De winst die zorgverzekeraars realiseren bij de selectieve contractering,
concentratie en spreiding en substitutie zou dan ook voor een deel moeten terugvloeien
naar de instellingen, om daarmee de resterende en vitale zorgfuncties te kunnen
behouden.
53
54
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
6
conclusies
en aanbevelingen
conclusies en aanbevelingen
55
56
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
conclusies
en aanbevelingen
Terugkijkend op het proces van zorgcontractering voor 2014 is een aantal zaken heel
duidelijk geworden. Het is een moeizaam traject geweest waar nog veel verbeteringen
mogelijk zijn. Een overzicht van de belangrijkste conclusies en verbeterpunten.
Aan de respondenten is afsluitend gevraagd hoe zij, terugkijkend op de contractering
2014, het totale contracteerproces waarderen.
Figuur 11: Waardering respondenten (NVZ-leden) voor het contracteerproces contractjaar 2014.
‘65% is ontevreden
over het proces, toch is
74% tevreden over de
uitkomsten’
20%
45%
6%
29%
Ontevreden met proces
en met uitkomst
Ontevreden met proces,
Tevreden met proces,
Tevreden met proces en
tevreden met uitkomst.
ontevreden met uitkomst
uitkomst
Ontevreden over het proces
Van de respondenten is 65% ontevreden over het proces zoals dat is doorlopen voor de
contractering 2014. Opvallend genoeg is 74% van alle respondenten wel tevreden met de
uitkomsten van het proces. Er is sprake van een aanzienlijk verbeterpotentieel ten aanzien
van het proces. Maar ook op de gebieden Beleid, Relatie en Contract valt winst te behalen,
zo blijkt uit het onderzoek.
Ondanks de impact van de systeemwijzigingen en de dynamiek en onzekerheden die de
recente en lopende transities met zich meebrengen, is sprake van een gedeeld belang en
een diep geworteld gezamenlijk besef dat de patiëntenzorg altijd centraal staat. Dit is nog
niet altijd zichtbaar in het onderhandelingsproces; daarbij overheerst het gevoel dat het
op de eerste plaats over de financiën gaat.
Ontevredenheid: 6 belangrijkste conclusies
De uitkomsten van de enquête, de interviews en de rondetafelgesprekken geven aan dat
de ontevredenheid over de inhoud en het proces van de zorgcontractering is terug te
voeren naar zes belangrijkste conclusies:
1. Instellingen en zorgverzekeraars hebben onvoldoende inzicht in elkaars belangen,
visies en doelstellingen. Het gevoel ontbreekt dat men samen de onzekerheden het
hoofd moet bieden.
2. Drempels staan de herinrichting van het zorglandschap in de weg.
3. Tussentijdse wijzigingen in regelgeving, prijs- en productstructuur zorgen voor
vertraging en onzekerheden gedurende de contractering.
4. De informatietransparantie schiet tekort.
5. Meerjarenafspraken ontbreken nu nog; deze zijn van groot belang voor het bijdragen
aan verdere verbetering en verandering van de zorg.
6. Concretere en niet-vrijblijvende procesafspraken dragen positief bij aan de
doorlooptijd van de contractering.
conclusies en aanbevelingen
Ad. 1 en 2: Instellingen en zorgverzekeraars hebben onvoldoende inzicht in elkaars
belangen, visies en doelstellingen; drempels staan de herinrichting van het
zorglandschap in de weg.
Partnership: geen doel maar tool
Uit het onderzoek blijkt dat partnership tussen instellingen en zorgverzekeraars voor beide
partijen geen doel op zich is, maar een instrument voor het realiseren van gelijkgerichte
belangen en stabiliteit in een verder zeer roerige zorgomgeving. Het is immers lastig voor
een zorginstelling om strategische langetermijnkeuzes te maken als er maar één jaar
vooruit wordt gecontracteerd.
Noem het ‘partnership’, ‘samenwerking’, ‘alliantie’ of wat dan ook; de term die hiervoor
wordt gehanteerd, doet niet zozeer ter zake. Waar het om gaat is de interactie en de
dialoog, waarbij instellingen en zorgverzekeraars gezamenlijk optrekken richting hun
‘klant’. En waarbij ze – geleid door kennis en expertise van de instellingen – veranderingen
en verbeteringen doorvoeren vanuit bijvoorbeeld het perspectief van shared savings.
Hierbij is het van belang te constateren dat de eisen van banken ten aanzien van
financiering zijn toegenomen en dat veranderingen in een zorginstelling of herinrichting
van het zorglandschap van strategische aard zijn en niet passen bij éénjarige
overeenkomsten.
Langs elkaar heen praten
Waarom is er dan nog geen sprake van partnership? BDO is van mening dat de oorzaak
volledig zit verpakt in de volgende opmerking vanuit de rondetafelgesprekken: “We
praten nog teveel langs elkaar heen in de sector.” Instellingen en zorgverzekeraars
lijken nog onvoldoende inzicht te hebben in, en overleg over, elkaars belangen, beleid,
visies en doelstellingen. De antwoorden van de instellingen en zorgverzekeraars op de
vragen over inzicht in elkaars beleid, visie en doelstellingen bevestigen dit beeld. Een te
sterke focus op geld en op de risico’s die de transitie met zich meebrengt, ondermijnt de
partnershipgedachte.
Herinrichting zorglandschap
De vraagstukken waarmee instellingen en zorgverzekeraars de komende jaren worden
geconfronteerd, en die onderdeel uitmaken van de herinrichting van het zorglandschap,
hebben ingrijpende gevolgen voor de instellingen, hun medewerkers en hun patiënten.
Concentratie en spreiding, substitutie en selectieve contractering hebben grote impact op:
• Het regionale zorgaanbod.
• De continuïteit van (delen van) instellingen.
• De plaatselijke werkgelegenheid.
• Goodwill-problematiek vrijgevestigde medisch specialisten.
• Het vastgoed van instellingen en toekomstige ver- en nieuwbouw.
• De keuzevrijheid van de patiënt.
• Bereikbaarheid van de zorgverlening.
Aanbeveling: Regionale afstemming beter vormgeven
BDO acht het nagenoeg onmogelijk dat een dergelijke majeure operatie uitvoerbaar is
zonder een betere en intensievere regionale afstemming. Op bestuurlijk niveau dient het
landelijk beleid te worden vertaald naar een gezamenlijke visie op zorg in de regio, waarbij
de opgesomde aspecten bespreekbaar worden gemaakt en keuzes zorgvuldig worden
voorbereid. Grootschalige veranderingen kunnen dan inhoudelijk en financieel beheerst
worden doorgevoerd. Nog te vaak is de afstemming tussen partijen te vrijblijvend of zijn
niet alle stakeholders betrokken.
Aanbeveling: Alle stakeholders betrekken
In de afstemming zouden in onze optiek minimaal de instellingen, de twee grootste
zorgverzekeraars (op basis van marktaandeel), een vertegenwoordiging van de patiënten,
de eerstelijnszorg en bij voorkeur ook een vertegenwoordiging van de lokale of regionale
politiek (gemeenten, provincie) moeten zijn vertegenwoordigd.
Voor de instellingen lijkt niet meedoen geen optie. Alleen bij meepraten blijft de regie in
57
58
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
beginsel bij de instelling zelf. En bij twijfel blijft afstemming met de Autoriteit Consument
& Markt noodzakelijk. Duidelijk moet zijn welke mogelijkheden (en beperkingen) het
huidige mededingingsrecht geeft voor een goede regionale afstemming tussen de partijen.
Daarnaast is het van belang dat brancheorganisaties en zorgverzekeraars in dialoog
blijven over de voorwaarden waaronder zorgverzekeraars bereid zijn bij te dragen in de
frictiekosten en kosten van desinvesteringen van instellingen als gevolg van strategische
portfoliokeuzes, substitutie, spreiding en concentratie en selectieve contractering.
In dit kader is tussen partijen al veelvuldig gesproken over het in het Bestuurlijk
Hoofdlijnen Akkoord genoemde ‘herstructureringsfonds’. Tot op heden hebben de
zorgverzekeraars daar geen concrete invulling aan gegeven. Een dergelijk fonds is wel van
groot belang om bijvoorbeeld de desinvesteringen op te vangen.
Ad. 3: Wijzigingen in regelgeving en productstructuur zorgen voor vertraging en
onzekerheden gedurende de contractering.
Zowel instellingen als zorgverzekeraars onderkennen de complexiteit van het huidige
DOT-systeem en in het bijzonder de complexiteit van de lopende transitie van de
medisch-specialistische zorg in het geheel. In de optiek van veel deelnemers aan
het onderzoek staat niet het hele systeem ter discussie; wel is de manier waarop
met wijzigingen wordt omgegaan sterk voor verbetering vatbaar. Tijdens het
onderhandelingsproces worden de contractpartijen meer dan eens geconfronteerd met
wijzigingen in regelgeving, prijs- en productstructuur et cetera. Hierdoor moet men weer
terug naar de tekentafel om de impact van deze wijzigingen in kaart te brengen en worden
de onderhandelingen weer stilgelegd.
Aanbeveling: Stel een ‘Frozen period’ in – een wijzigingsvrije periode
Men pleit voor een wijzigingsvrije periode tijdens de contractering voor wat betreft de
regelgeving en aanpassingen in de prijs- en productstructuur − een zogenaamde ‘frozen
period’. Gedurende deze periode zou het niet mogelijk moeten zijn voor het ministerie van
VWS, NZa en DBC Onderhoud om nieuwe wijzigingen door te voeren. Dit heeft wel tot
gevolg dat de tijd die instellingen en zorgverzekeraars jaarlijks hebben voor het indienen
van eventuele wijzigingsverzoeken, ook korter wordt.
Aanbeveling: Actieve lobby voortzetten
BDO adviseert de brancheorganisaties van instellingen en zorgverzekeraars (NVZ,
NFU, ZKN en ZN) de actieve lobby bij de overheid voor een wijzigingsvrije periode
gedurende de contractering te continueren, zodat tussentijdse wijzigingen in regelgeving
die de contractering compliceren en vertragen, worden voorkomen.
Verder adviseren wij op korte termijn gezamenlijk te bepalen welke verwachte knelpunten
voor de zorgcontractering 2015 aanhangig moeten worden gemaakt in politiek Den Haag,
zodat deze zo beperkt mogelijk de contractering 2015 bemoeilijken en vertragen. Te
denken valt daarbij onder meer aan de voorgenomen verkorting van de DBC-looptijd.
Ad. 4: De informatietransparantie schiet tekort.
Informatieasymmetrie
Er is binnen de contractering vooralsnog sprake van een zogenaamde
informatieasymmetrie. Zorgverzekeraars beschikken over uitgebreide informatie van en
over de instellingen en gebruiken deze kennis steeds vaker als spiegelinformatie bij de
zorgcontractering. Echter, instellingen herkennen zich vaak niet in deze informatie.
Daarnaast blijkt nogal eens over ogenschijnlijk hetzelfde onderwerp verschillende
informatie te bestaan. Ook het volledig ontbreken van actuele data is een bekend gegeven
en instellingen zijn zelf maar beperkt bereid ‘gevoelige’ informatie over bijvoorbeeld
kostprijzen en zorgprofielen te delen met zorgverzekeraars.
Aanbeveling: Gelijke informatiepositie bepleit
Beide partijen pleiten in het onderzoek voor meer transparantie en een gelijke
informatiepositie. BDO is er ook van overtuigd dat wanneer beide partijen tijdig kunnen
conclusies en aanbevelingen
beschikken over de juiste eenduidige informatie, dit een aanzienlijke versnelling van de
contractering tot gevolg kan hebben. Het gebrek aan vertrouwen dat de tegenpartij
prudent met gevoelige informatie omgaat, overheerst. Een suggestie uit de rondetafels is
het creëren van een beveiligde digitale omgeving waar informatie vanuit de instellingen en
zorgverzekeraars wordt verzameld, gekoppeld, opgeslagen en gepresenteerd, en waarbij
misbruik en manipulatie maximaal worden tegengegaan. Het beheer en de validatie van
deze gemeenschappelijke data zou bij een onafhankelijke derde instantie (Trusted Third
Party) kunnen worden neergelegd.
Verder adviseren wij instellingen en zorgverzekeraars bij VECOZO te pleiten voor een
onderzoek naar de wensen en mogelijkheden rondom de gebruikersvriendelijkheid en
praktische toepasbaarheid van het Zorginkoopportaal.
Ad. 5: Meerjarenafspraken dienen zodanig te worden ingekleed dat zij bijdragen aan
verdere verbetering en verandering van de zorg.
Onderdeel van het partnership
Een meerjarige overeenkomst wordt door veel instellingen en zorgverzekeraars gezien als
een vorm van commitment van de partijen om de goede en toegankelijke patiëntenzorg
in de regio voor een langere tijd te borgen. Daarnaast dragen meerjarige overeenkomsten
positief bij aan de financierbaarheid van de instellingen, doordat ze de extra stabiliteit
bieden waar externe financiers naar zoeken.
Aanbeveling: Sluit meerjarenovereenkomsten af
Wij adviseren de brancheorganisaties van ziekenhuizen en zorgverzekeraars om samen
een visie op te stellen waarin het kader wordt uitgewerkt dat partijen kunnen toepassen
bij het aangaan van meerjarige overeenkomsten. Dat kader moet borgen dat voldoende
flexibiliteit, ruimte en bereidheid overblijft voor het verder verbeteren en veranderen van
de zorg. Dit kan in de vorm van toekomstgerichte, resultaatgerichte afspraken tussen de
instellingen en de zorgverzekeraars.
Ad. 6: Concretere en niet-vrijblijvende procesafspraken dragen positief bij aan de
doorlooptijd van de contractering
De instellingen en zorgverzekeraars zijn er de afgelopen jaren gezamenlijk in geslaagd
het contracteerproces in de tijd naar voren te halen. Naar verwachting zal de komende
jaren het percentage instellingen met een principeafspraak over een aanneemsom of
omzetplafond op 19 november dan ook verder toenemen. Ook verwachten wij dat
partijen er steeds beter in zullen slagen om de andere twee fasen van de contractering
(overeenstemming over de te hanteren prijzen en de contractteksten) eerder af te ronden.
Het belang van prijslijsten is in dit kader groot. Van tevoren afspraken hierover maken
voorkomt problemen achteraf.
‘Meerjarige
overeenkomsten
geven de extra
stabiliteit waar
externe financiers
naar zoeken’
59
60
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
Aanbeveling: Maak duidelijke procesafspraken
BDO is van mening dat instellingen en zorgverzekeraars zelf grote invloed kunnen
uitoefenen op het verloop van het contracteringsproces – los van externe factoren zoals
een ‘frozen period’, ruimte in mededinging, et cetera. Wij onderschrijven het idee vanuit
het veld waarbij partijen jaarlijks voorafgaand aan de contractering procesafspraken
(draaiboek) maken en/of actualiseren over onder meer:
• Vroegtijdige oplevering en toelichting van het inkoopbeleid.
• Planning contactmomenten, deadlines voorstellen/reacties, aanleveren informatie/
documentatie, et cetera).
• Het naar voren halen van de bespreking/onderhandeling van eventuele onderwerpen
die niet noodzakelijkerwijs hoeven te wachten tot de periode juli-november.
• Procesafspraken vooraf over hoe om te gaan met onduidelijkheden en onzekerheden
die voortkomen uit landelijk beleid en/of regelgeving.
• Tijdige beschikbaarheid van prijslijsten.
• Evaluatiemomenten.
• Het mandaat van de leden van de onderhandelingsteams.
• Specifieke onderwerpen die van belang zijn voor de contractering van het
desbetreffende jaar.
• Vooraf procesafspraken over wijzigingen in de contracttekst ten opzichte van vorig jaar.
• Deze afspraken dienen geen vrijblijvend karakter te hebben. Partijen moeten erop
kunnen vertrouwen dat ook de ander alles in het werk zal stellen om de gemaakte
afspraken na te komen.
Concluderend kunnen wij stellen dat het proces van zorgcontractering de laatste jaren
is verbeterd, maar dat er nog flinke stappen te maken zijn. Daarom pleiten wij - samen
met de betrokkenen in dit proces - voor snelle invoering van de genoemde verbeteringen
voordat het zorgcontracteringsproces voor 2015 begint. Zodat de lessen van de afgelopen
periode zo goed mogelijk worden benut in de onderhandelingen voor komend jaar.
conclusies en aanbevelingen
61
62
NVZ evaluatie zorgcontractering 2014
DE BDO Branchegroep Zorg
Branchegroep Zorg: luisteren, meedenken en verder kijken
Onze sectorkennis is landelijk gebundeld in de BDO Branchegroep Zorg. Dit is een
multidisciplinair team van specialisten die voornamelijk werken voor de zorgmarkt. De
werkzaamheden van de BDO Branchegroep Zorg bestaan onder andere uit controleen adviesopdrachten bij diverse zorgaanbieders zoals ziekenhuizen, zelfstandige
behandelcentra, eerstelijns instellingen en AWBZ-instellingen. Daarnaast ontwikkelt de
branchegroep specifieke zorgproducten, verricht zij benchmarkonderzoeken en publiceert
zij periodiek nieuwsbrieven. De BDO Branchegroep Zorg bestaat uit mensen die luisteren,
meedenken en verder kijken dan de cijfers en de regels.
Dat telt.
Meer informatie
BDO Branchegroep Zorg
Tel: 088 - 236 48 03
E-mail: [email protected]
Internet: www.bdo.nl/zorg
www.twitter.com/bdozorg
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ)
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) is de organisatie van de branche
ziekenhuizen. De vereniging richt zich op de collectieve behartiging van de belangen
van haar leden, en ondersteunt hen in hun rol als zorgverlener, ondernemer en
werkgever. Tot haar leden behoren vrijwel alle algemene ziekenhuizen en categorale
instellingen zoals audiologische centra, kankercentra, revalidatiecentra, dialysecentra en
radiotherapeutische instituten.
Deze publicatie is zorgvuldig voorbereid, maar is in algemene bewoordingen gesteld en bevat alleen informatie van
algemene aard. Deze publicatie bevat geen advies voor concrete situaties, zodat uitdrukkelijk wordt aangeraden
niet zonder advies van een deskundige op basis van de informatie in deze publicatie te handelen of een besluit te
nemen. Voor het verkrijgen van een advies dat is toegesneden op uw concrete situatie kunt u zich wenden tot BDO
Accountants & Adviseurs of een van haar adviseurs. BDO Accountants & Adviseurs en haar adviseurs aanvaarden
geen aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van handelen of het nemen van besluiten op basis van de
informatie in deze publicatie.
colofon
COLOFON
Tekst
BDO Branchegroep Zorg
Fotografie
Hollandse Hoogte (cover)
Albert Schweitzer Ziekenhuis
Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis
Jeroen Bosch Ziekenhuis
Ziekenhuis NijSmellinge Drachten
Concept & realisatie
Monte Media
Vormgeving
Tot en met ontwerpen
63
www.bdo.nl/zorg
BDO is een op naam van Stichting BDO te Amsterdam geregistreerd merk.
In deze publicatie wordt BDO gebruikt ter aanduiding van de organisatie die onder de merknaam ‘BDO’ actief is op het gebied van de professionele
dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
BDO Accountants & Adviseurs is een op naam van BDO Holding B.V. te Eindhoven geregistreerde handelsnaam en wordt gebruikt ter aanduiding van
een aantal met elkaar in een groep verbonden rechtspersonen, die ieder afzonderlijk onder de merknaam ‘BDO’ actief zijn op een bepaald terrein van de
professionele dienstverlening (accountancy, belastingadvies en consultancy).
BDO Holding B.V. is lid van BDO International Ltd, een rechtspersoon naar Engels recht met beperkte aansprakelijkheid, en maakt deel uit van het
wereldwijde netwerk van juridisch zelfstandige organisaties die onder de naam ‘BDO’ optreden.
BDO is de merknaam die wordt gebruikt ter aanduiding van het BDO-netwerk en van elk van de BDO Member Firms.
08/2014 – BC1428