Bouw (pdf / 0.81 MB)

Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering
en de sociale partners van de bouwsector (PC 124)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk,
Ruimtelijke Ordening en Sport;
De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en
Brussel
en de sociale partners van de bouwsector met:
als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
De heer Christophe Maes, Voorzitter Vlaamse Confederatie Bouw;
Mevrouw Hilde Masschelein, Gedelegeerd bestuurder Bouwunie
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De heer Stefaan Vanthourenhout, Voorzitter ACV-Bouw, Industrie & Energie;
De heer Rik Desmet, Federaal secretaris ABVV-AC;
De heer Sven Desmedt, Bestendig secretaris Vlaams-Brabant ACLVB
1
[Wordt overeengekomen wat volgt]
Verbintenissen van de Vlaamse Regering
Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende
overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een
maximale toelage van 816.000,00 EUR uit te betalen aan het Fonds voor Vakopleiding in
de Bouwnijverheid fvb-ffc Constructiv (Koningsstraat 132 bus 5 – 1000 Brussel;
bankrekeningnummer: BE78 3101 8014 8486; ondernemingsnummer: 0447.324.309) ter
financiering van 8 VTE sectorconsulenten.
Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende
overeenkomst, door:
1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de
sectoren;
2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en
desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de
sectoren;
3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV,
die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer
ervaringsuitwisseling,
opbouw
van
expertise,
en
sectoroverschrijdende
samenwerking.
Verbintenissen van de sector
Artikel 3. De bouwsector verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners
goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te
ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te
koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn
inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van:
-
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van
8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter
uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 8 VTEsectorconsulenten ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast
met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering
van het sectorconvenant.
De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als
subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze
sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het
sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in
aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de
sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt
uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en
Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk)
aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten
laatste op 31 januari 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een
eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het
eindrapport omvatten:
-
de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan;
-
de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen
vermeld in het sectorconvenant en het actieplan;
-
de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel
voor het eindrapport).
Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier
inzake de rapportering.
De bouwsector werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en
acties van dit sectorconvenant:
3
Omgevingsanalyse
Studiemateriaal
Elk jaar verschijnen er vanuit de studiedienst van het FVB een aantal studies. Deze studies zijn
desgewenst allemaal te verkrijgen. Een aantal zijn te vinden op de site: fvb.constructiv.be, kerncijfers
en studies.
Een kort overzicht:
Sectorfoto’s
Stuurboordtabellen vraag en aanbod
Maandelijks verschijnen deze stuurboordtabellen die per provincie een overzicht geven
van het aantal ontvangen en openstaande vacatures, het aantal NWWZ en de
spanningsgraad tussen deze twee.
Vraag en aanbod en opvolging vraag en aanbod
Twee keer per jaar worden de vacatures in de diepte bekeken. Opnieuw per provincie
maar ook per subsector op beroepsniveau. Daarnaast worden bepaalde trends in kaart
gebracht.
Arbeidsmarktanalyse van de Vlaamse bouwsector
Om de twee jaar wordt de Vlaamse bouwsector in kaart gebracht op vlak van positie
binnen de economie, samenstelling op vlak van bedrijven en bouwvakarbeiders …
Hermesstudie
Jaarlijks wordt een hermesstudie opgesteld. Deze studie brengt jaar na jaar in kaart hoe het verloop
binnen de bouwsector is. Tot op provinciaal niveau wordt nagegaan waar de bouwvakarbeiders
vandaan komen, waar ze naar toe gaan en hoe het verloop binnen de sector is.
Onderwijs – doorstroomstudie
Jaarlijks wordt de duurzame doorstroom uit het onderwijs berekend. Dit betekent dat wordt nagegaan
hoeveel leerlingen uit een convenant school minstens drie maanden gewerkt hebben over een periode
van 18 maanden in de bouwsector.
Opvolging van opleidingsuren en participatiegraad
Aan de hand van maandelijkse stuurboordtabellen en jaarlijks een grotere evaluatie worden de
verschillende doelstellingen rond opleidingen binnen de sector in kaart gebracht. De verschillende
stelsels die van toepassing zijn binnen de sector worden hierin uitgesplitst. Naast opleidingen voor
bouwvakarbeiders gaat het ook over opleidingen binnen het ABO en JLW systeem.
Onder andere op basis van bovenstaande studies zijn de onderstaande visies met betrekking tot
Onderwijs, arbeidsmarkt en toeleiding, werkplekleren en diversiteitsbeleid tot stand gekomen.
4
Enkele kerncijfers
Onderstaand geven een beknopt maar wel globaal beeld van de sector. Deze gegevens zijn een
beperkte selectie uit bovenstaande documenten.
Belang van de bouwsector binnen de totale arbeidsmarkt
Het economisch belang van een bedrijfstak (in een bepaald gebied) wordt gemeten via de
toegevoegde waarde van de bedrijven die behoren tot die bedrijfstak. Dit is het bedrag dat de in de
bedrijfstak aangewende productiefactoren toevoegen aan de waarde van de verbruikte goederen en
diensten.
Gemeten naar het bruto-geografisch product (BGP) was de bouwsector in 2008 goed voor 6,3%
van de toegevoegde waarde in Vlaanderen. Ten opzichte van 1997 gaat het hier om een stijging van
0,5 procentpunten. Ten opzichte van 2006 gaat het om een stijging van 0,3
Sectorale structuur o.b.v. de toegevoegde waarde tegen basisprijzen, tegen lopende prijzen, Vlaanderen: 1997, 2004-2006,
2006-2008
Landbouw
Industrie & energie
Bouw
Tertiaire sector
Quartaire sector
1997
2003
2004
2006
2008
(%)
(%)
(%)
(%)
%
Evolutie
1997-2008
Evolutie
2004-2006
Evolutie
2006-2008
1,8
28,3
5,5
45,2
19,2
1,4
23,5
5,6
48,8
20,7
1,4
23,3
5,6
49,4
20,3
1,2
22,5
5,7
50,5
20,1
0,8
20,5
6,3
51,8
20,9
-1
-7,8
0,8
6,6
1,7
-0,2
-0,8
0,1
1,1
-0,2
-0,4
-2
0,6
1,3
0,8
100
100
100
100
100
Bron: NBB/ Belgostat (2010), bewerking FVB
Aantal bouwbedrijven en bouwvakarbeiders
België telt in totaal 30.470 bouwbedrijven. 61% daarvan ligt in Vlaanderen.
Vlaanderen
18.559
Wallonië
10.100
Brussel/Bruxelles 1.811
61%
33%
6%
Totaal
100%
30.470
Verdeeld over de verschillende provincies geeft dit de volgende verhoudingen (cijfers december
2010).
West-Vlaanderen;
23%
Antwerpen; 26%
Vlaams-Brabant;
12%
Limburg; 15%
Oost-Vlaanderen;
25%
5
De bouwsector bestaat voornamelijk uit KMO’s. Wanneer we de bedrijven opdelen op vlak van
bedrijfsgrootte dan krijgen we volgende verdeling en wordt het KMO-gehalte erg duidelijk:
2009
2010
aantal
%
aantal
%
0-5
14.296
77,5%
14.320
77,2%
6-19
3.197
17,3%
3.272
17,6%
20-49
727
3,9%
723
3,9%
50-99
155
0,8%
167
0,9%
100-249
64
0,3%
64
0,3%
250-499
12
0,1%
11
0,1%
+500
1
0,0%
2
0,0%
Eindtotaal
18452
100%
18559
100%
Bron: FVB
Aantal arbeiders per bedrijfsgrootte (2011)
bedrijfsgrootte
0-5
6-19
20-49
50-99
100-249
250-499
+500
Eindtotaal
Totaal
23.699
32.756
21.793
12.118
10.117
3.973
2.075
106.531
In december 2010 telde de bouwsector 162.793 bouwvakarbeiders. 63,5% daarvan was
tewerkgesteld in Vlaanderen, 103.335 bouwvakarbeiders in 2010. In mei 2012 telde de sector 104.258
bouwvakarbeiders, een lichte stijging.
2010
Brussel/Bruxelles
Aantal
103.335
48.186
11.272
Totaal
162.793
Vlaanderen
Wallonië
Arbeiders
%
63,5%
29,6%
6,9%
100,0%
Aantal
18.559
10.100
1.811
30.470
bedrijven
%
60,9%
33,1%
5,9%
100,0%
Verdeeld over de verschillende Vlaamse provincies betekent dit het volgende:
West-Vlaanderen
23%
Antwerpen
28%
Vlaams-Brabant
9%
Limburg
15%
Oost-Vlaanderen
25%
6
Ook de bouwsector ontsnapt niet aan de veroudering van de arbeidsmarkt. Wanneer we de
leeftijdsverdeling van 2005 tegenover de leeftijdsverdeling van 2010 zetten dan merken we dat het
aandeel jongeren daalt en het aandeel ouderen stijgt.
16,0%
14,0%
12,0%
10,0%
.
2010
8,0%
2005
6,0%
4,0%
2,0%
0,0%
16-24
25-59
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
55-59
60 plus
Een langetermijn prognose bevestigt dat deze trend zich in de toekomst zal verder zetten.
20%
18%
16%
14%
12%
10%
8%
6%
4%
2%
0%
16-19
20-24
25-29
30-34
35-39
2011
2014
40-44
2017
45-49
50-54
54-59
60-65
2020
Gemiddelde leeftijd van de bouwvakarbeider
2011
38 jaar 4 maanden
2014
39 jaar
2017
39 jaar 7 maanden
2020
40 jaar 1 maand
7
Wanneer we de vergelijking maken met andere sectoren zien we dat de bouwsector later zal te maken
krijgen met de problemen van de vergrijzing dan de andere sectoren. Dit maakt dat we als sector voor
dat er zich effectief een probleem stelt acties moeten ondernemen omdat anders de kans bestaat dat
we kwalitatieve bouwvakarbeiders aan andere sectoren zullen verliezen waar deze nood veel
prangender is.
Leeftijdsverdeling van de loontrekkende werkgelegenheid
andere sectoren , België, vierde kwartaal 2009.
Industrie
Bouw
(Arbeiders en bedienden in de bouw versus
Tertiaire sector
Quartaire sector
18,0%
16,0%
14,0%
12,0%
10,0%
8,0%
6,0%
4,0%
2,0%
0,0%
<18
18 - 19
20 - 21
22 - 24
25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
60 - 64
> 65
8
Uitdagingen voor de toekomst
Doelstellingen 2020
Vanuit diverse overheden komen groene uitdagingen op ons af. Zo zijn er bijvoorbeeld de nieuwe
normen op gebied van energie en milieu. Deze worden mee geïnspireerd door de Europese 20-2020 doelstellingen. Tegen 2020 wordt er binnen Europa gestreefd naar:
− 20% minder uitstoot van broeikasgassen
− 20% minder verbruik van energie
− 20% meer energie afkomstig uit duurzame bronnen.
De bouwsector is een belangrijke partner om deze doelstellingen mee te helpen realiseren. Zowel in
het geval van nieuwbouw (bv. passiefhuizen), als in het geval van renovatie (gevelisolatie,
warmtepompen, hoogrendementsketels…) kan de bouwsector zijn steentje bijdragen.
Daarnaast is er de bekommernis op het vlak van innovatie en duurzaamheid én de daaruit volgende
vergroening van de bouwberoepen en van de bouwsector in het algemeen. Reeds van bij de
conceptuele ontwikkeling van woningen en gebouwen zullen er nieuwe technieken en methodes
gehanteerd worden.
De vertaling van deze evoluties in aangepast vakmanschap en de hiermee gepaard gaande
kwalificaties, kortom omscholing, vormt misschien wel de grootste uitdaging. Het is dan ook van
belang om als sector, nu reeds, deze “vergroening” als een volwaardig onderdeel te integreren in het
sectoraal opleidingsplan. Zeker vanuit het besef dat deze evolutie - meerdere prognoses tonen dit aan
- zal bijdragen tot een sterke toename van het aantal arbeidskrachten. Wat met zich meebrengt dat
het uiterst noodzakelijk is om ook een duurzaam personeelsbeleid uit te bouwen. Werkbaar werk en
een uitgewerkt retentiebeleid zijn hierbij centrale pijlers.
Deze visie zit ook vervat het eindrapport van de innovatiegroep ‘Bouw’. In hun eindrapport over een
strategische langetermijnvisie voor de innovatie van de bouwsector staat dat de bouwsector duidelijk
heeft aan een economische en systematische transformatie. Dit betekent dat een holistische,
strategische visie ontwikkeld moet worden op de toekomst van de sector, vertrekkend vanuit een
ecosysteembenadering. Deze strategie moet zich vervolgens vertalen in een concrete tijdslijn voor de
implementatie van een aantal objectieven en een overeenkomstig investeringsplan.
Om hieraan tegemoet te komen zijn er op dit moment een aantal projecten opgestart:
RONDE TAFEL
Het Nieuw Industrieel Beleid vormt een belangrijk transitiethema binnen het Vlaanderen in Actie (ViA)beleid van de Vlaamse regering. Waar relevant en noodzakelijk zal dan ook afstemming worden
betracht tussen de werking van de Rondetafel Bouw en het ViA-beleid.
Een Rondetafel Bouw moet ertoe leiden dat in het kader van de voormelde langetermijnvisie:
− nieuwe transformatieplatformen tot stand komen met telkens een netwerk van diverse
actoren die samen een welbepaalde transformatie willen realiseren met een hoge potentie,
niet alleen in eigen land maar ook in het buitenland én met een belangrijke hefboom voor de
Vlaamse economie;
− deze platformen specifieke transformatietrajecten zullen gaan uittekenen met aanduiding
van wie welke bijdrage kan leveren;
− uit deze platformen clusters van pionierende bedrijven ontstaan die deze waardeketens
concreet vorm geven en vermarkten.
Specifiek voor het FVB zijn twee themagroepen erg belangrijk. Enerzijds is er een themagroep
verbreding, rekrutering en bevordering skills, anderzijds is er een themagroep werkbaarheid, veiligheid
en welzijn op het werk. De besluiten van beide werkgroepen zullen geïmplementeerd worden in
bestaande of in nieuw uit te werken acties.
9
BUILD UP SKILLS
Wat?
De Europese overheid lanceerde een oproep gericht naar de verschillende lidstaten om een project op
te zetten. Doel: ervoor zorgen dat alle bouwvakarbeiders de nodige kwalificaties hebben om tegen
2020 bestaande gebouwen te renoveren en nieuwe gebouwen op te richten die voldoen aan de
nieuwe eisen.
Wie?
Het FVB is hierop ingegaan en regisseert dit project op Belgisch niveau. In de stuurgroep zetelen
eveneens het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), de
Vlaamse Overheid (VEA) en de Waalse Overheid (SPW). Binnen dit project zullen heel wat
partners betrokken worden zoals de Brusselse overheid, opleidingscentra, beroepsfederaties,
relevante sectorfondsen…
Build up skills Belgium?
Het project Build up skills Belgium richt zich dus op het op peil brengen van het competentieniveau
van die bouwvakarbeiders die geconfronteerd worden met nieuwe technieken in verband met het
oprichten en renoveren van gebouwen.
Dit project bestaat uit 3 grote blokken.
1. Inventaris van de huidige stand van zaken (“national status quo”). Er zal beschreven worden
wat de actuele stand van zaken is in verband met de 2020 doelstellingen, en hoe deze bereikt
zullen worden.
2. Creatie van een nationaal platform van belanghebbenden. Dit tweede blok bestaat uit het
samenbrengen van belanghebbenden. In het kader van dit project worden de sociale partners
als centrale partijen beschouwd. De lijst van belanghebbenden wordt aangevuld met de
verschillende regionale overheidsdiensten die actief zijn op het vlak van energie (Vlaanderen:
VEA; IBGE/BIM: Brussel; Wallonië: SPW). Daarnaast worden ook de verschillende
opleidingspartners (VDAB, Forem, Bruxelles-Formation, Syntra, IFAPME, EFPME, BRC,…)
betrokken. Vervolgens kunnen de verschillende betrokken beroepsfederaties die actief zijn op
het vlak van hernieuwbare energie en energie efficiëntie betrokken worden.
3. Uitwerking van een stappenplan (“roadmap”) dat er voor zorgt dat er voldoende goed
opgeleide arbeiders zijn in België om de 2020-doelstellingen te bereiken. Dit stappenplan
dient gedragen te worden door de belanghebbenden.
Vanaf 2013 kan dit stappenplan geïmplementeerd worden binnen de bouwsector. Dit zal zich zowel
vertalen binnen bestaande acties uit het sectorconvenant in het kader van opleiding als eventuele
nieuwe acties.
ZICHT OP NIEUWE – GROENE – COMPETENTIES
In samenwerking met de sociale partners, het WTCB, het navb en experten uit de sector werd in 2011
gestart met de vernieuwing van de competentieprofielen. Een proces dat pas volledig afgerond zal zijn
begin 2014.
Deze beroepsprofielen bevatten alle activiteiten en gerelateerde vaardigheden binnen een bepaald
beroep. Om de eerder vermelde uitdagingen te beantwoorden, worden ze voorzien van een stevig
groen fundament. Zo zullen er profielen beschikbaar zijn die de basis zullen vormen voor de
ontwikkeling van aangepaste opleidingsprogramma’s en didactische instrumenten, maar ook voor een
geschikte screening van potentiële arbeidskrachten.
In 2011 werd het profiel van de dakdekker/dakafdichter afgewerkt. Voorheen was de essentiële vraag:
“Hoe en met welk materiaal kunnen we een dak bedekken en er voor zorgen dat het waterdicht is?”.
Tegenwoordig dienen complexere vragen gesteld en beantwoord te worden:
− Wat zijn de vereisten op het vlak van energie-efficiëntie?
− Wat is de nodige isolatie?
− Met welke aangepaste materialen moeten er gewerkt worden?
− Hoe kunnen we het dak luchtdicht maken?
− Zullen er zonnepanelen geïnstalleerd worden?
10
Deze nieuwe vragen zorgen voor nieuwe eisen die gesteld worden aan de vakbekwaamheid van de
dakdekker/dakafdichter. Door de nieuwe eisen en gehanteerde technieken (luchtdicht isoleren,
plaatsen van thermische isolatie, etc.) in kaart te brengen kan de basisopleiding en de
vervolmakingsopleiding van de dakdekker afgestemd worden op deze nieuwe noden.
Dit indachtig brengt het FVB in samenwerking met WTCB en navb-cnac Constructiv de nieuwe
ontwikkelingen in kaart. De talrijke ontwikkelingen die zich momenteel stellen rond duurzaam bouwen
krijgen in dit proces een centrale rol.
De nieuwe ontwikkelingen hebben betrekking op een groot aantal materies, zowel uit de ruwbouw- als
de afwerkingssector. De in kaart gebrachte ontwikkelingen worden goedgekeurd door deskundigen uit
de sector.
Instroom en verloop
Het verloop in de sector blijft een grote uitdaging. Er is zowel het verloop in de sector (8.540
bouwvakarbeiders die veranderen van werkgever) als de uitstroom uit de sector (10.107 verlaten de
sector voor een andere job) en hierbij gepaard gaande noodzakelijke instroom.
Dit verloop brengt met zich mee dat het opleiden van (potentiële) bouwvakarbeiders een
verantwoordelijkheid is van de volledige sector. Voor een bedrijf is het immers niet evident een
bouwvakarbeider op te leiden die het bedrijf daarna misschien opnieuw verlaat.
Daarnaast is het belangrijk om als sector in te zetten op de kwalitatieve instroom in de sector. Om
voldoende bouwvakarbeiders te hebben moeten er elk jaar ongeveer 12.000 nieuwe of eerder
uitgestroomde bouwvakarbeiders instromen.
Via het sectorconvenant worden verschillende acties uitgewerkt om hierin te blijven investeren.
Vergelijking juni 2009 - juni 2010
Vergrijzing van de sector
Zoals reeds hierboven bij de kerncijfers aangehaald is de vergrijzing van de sector een belangrijk
gegeven dat niet kan genegeerd worden. Een goed personeelsbeleid om bouwvakarbeiders doorheen
hun loopbaan in de sector te houden is bijgevolg erg belangrijk. Door de veelheid aan heel kleine
KMO’s is dit voor de bouwbedrijven geen sinecure.
Het zal belangrijk zijn voor de bouwsector om een loopbaanbeleid uit te werken die start bij de
instroom in de sector en eindigt in een uitgewerkt retentiebeleid. Op dit moment worden hierrond de
11
eerste voorzichtige stappen gezet (zie bij de acties onder prioriteit 3). In de toekomst zal dit nog
zwaarder wegen. Sectoraal moet hierover eerst een consensus gevonden worden over welke richting
dit moet uitgaan.
12
VISIE op
onderwijs – werkplekleren – arbeidsmarkt - diversiteit
Onderwijs
Voor de bouwsector is het uiteindelijke doel om jongeren warm te maken, voor techniek in het
algemeen en voor de bouwsector in het bijzonder, zodat ze later zouden doorstromen naar de sector.
Zoals hierboven vermeld zijn er elk jaar ongeveer 12.000 nieuwe bouwvakarbeiders nodig. Een goede
aansluiting tussen de arbeidsmarkt en het onderwijs kan een deel van deze vraag naar
bouwvakarbeiders beantwoorden. Een goede aansluiting is ook cruciaal voor een kwalitatieve
doorstroom. De competenties waarmee jongeren afstuderen moeten afgestemd zijn op de
competenties nodig bij de start van een loopbaan in de bouwsector.
In het kader van de onderwijsvernieuwing en in het bijzonder voor de hervorming van het secundair
onderwijs wil de bouwsector zijn volle steun verlenen maar vraagt ook overleg en inspraak om:
-
een kwantitatieve verhoging én kwaliteitsvolle instroom op de arbeidsmarkt mogelijk te maken
de instroom in technologische richtingen te verhogen
de vereiste en adequate competenties als aanvulling op de bestaande kennis, hoofdzakelijk
vanuit onderwijs, bij te brengen via stages, werkplekleren…
Duurzame doorstroming
We spreken binnen de bouwsector van duurzame doorstroming wanneer iemand gedurende 3
maanden over een periode van 18 maanden in de bouwsector gewerkt heeft. Dit wordt elk jaar
opgevolgd voor de scholen die via het convenant met onderwijs een toetredingsovereenkomst
afgesloten hebben.
Voor de afgelopen jaren betekent dit het volgende in Vlaanderen:
03-04
04-05
05-06
06-07
07-08
08-09
09-10
44%
44,5%
43,8%
41,5%
42,8%
39,7%
39,8%
Een visie op onderwijs, techniek en de rol van de sector
Maatschappelijke relevantie
Een sector met toekomst heeft goed opgeleide bouwvakarbeiders nodig op alle functieniveaus.
Onderwijs is de basis voor toekomstig vakmanschap. Het is de uitdaging en de opdracht van de
1
Vlaamse Oriëntatiegroep om er samen met de lokale sociale partners voor te zorgen dat er
voldoende gekwalificeerde leerlingen worden opgeleid en toegeleid naar de sector.
Niet alleen in de bouwsector, ook in andere sectoren is er een merkbaar tekort aan technische
geschoolde vakarbeiders. Als sector(en) proberen we dit op te vangen door te investeren in het
onderwijs. Dit doen we door onderwijspakketten te ontwikkelen, projecten die techniek promoten
financieel te ondersteunen (beroepenhuis), bouwdozen te ontwikkelen (bouwblokken, verboden de
werf te betreden) …
Niet alleen de bouwsector, ook andere sectoren investeerden de afgelopen jaren erg veel tijd en
middelen in het onderwijs. Het is echter nog maar zeer de vraag of dit enig rendement heeft.
Huidige situatie
De lage interesse in techniek is niet zomaar aan één oorzaak toe te wijzen. Verschillende
werkgroepen hebben zich al over deze problematiek gebogen en ook op beleidsvlak zijn al vaak meer
en minder succesvolle initiatieven genomen om de situatie te verbeteren. Om er enkele te noemen:
1
De Vlaamse Oriëntatiegroep is het overlegorgaan binnen FVB constructiv dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de
sociale partners en die bevoegd is voor alle acties met betrekking tot onderwijs en werkzoekenden.
13
−
−
−
−
Accent op talent, meer techniek in de algemene vorming (2006). Deze uitgave van de Koning
Bouwdewijnstichting benoemt een zestal hefbomen om kinderen en jongeren meer in contact
te brengen met techniek.
TOS21-Project Technische geletterdheid voor iedereen (eindrapport 2008): dit project,
opgestart door de Vlaamse Overheid, werkte een kader uit om met techniek om te gaan in
zowel het basisonderwijs als het secundair onderwijs.
Het communiqué van Brugge, voor een intensievere Europese samenwerking inzake
beroepsonderwijs en –opleiding (2010): hierin worden een aantal strategische doelstellingen
beschreven voor de periode 2011-2020 om de kwaliteit en efficiëntie van beroepsonderwijs en
–opleiding te verbeteren en daardoor de aantrekkelijkheid en de relevantie ervan te vergroten.
Zowel de VLOR (24/03/2011) als de VRWI (24/03/2011) hebben een advies geformuleerd
over een stimuleringsplan voor wetenschap en techniek in het onderwijs.
Uit deze verschillende nota’s zijn een aantal algemene en terugkerende conclusies te formuleren:
−
−
−
Ondanks de vele imagocampagnes blijft het effect hiervan minimaal. Een niet te
onderschatten factor is de versnippering van de verschillende sensibiliseringsinitiatieven
opgezet door de verschillende sectoren.
Hierbij zeer sterk aansluitend is hoe ouders tegenover techniek staan en hun invloed op de
studiekeuze van kinderen.
Tenslotte is de aanpak van het vak technologische opvoeding en hierbij gepaard gaande
manier waarop onderwijs omgaat met onderwijsvernieuwing niet erg stimulerend om kinderen
warm te maken voor techniek. De praktijk leert dat het geen zin heeft om good practices te
verspreiden via websites en documenten of om producten te ontwikkelen en deze dan op een
zo groot mogelijke schaal te verspreiden.
Wat dan wel
Voor een uitgebreid verslag van hoe het dan wel kan, verwijzen we in de eerste plaats naar de
conclusies van bovengenoemde documenten. Hierna volgen een aantal kernideeën:
−
−
Partnerschappen, ook op lokaal niveau. In bijna elk advies staat er dat er partnerschappen
opgezet moeten worden; partnerschappen tussen sociale partners, bedrijven, aanbieders van
onderwijs en opleiding, diensten voor arbeidsvoorziening, overheden, onderzoeksorganisaties
en andere belanghebbenden. Volgens de VLOR moet er een platform opgericht worden die
deze partnerschappen coördineert.
De VLOR beschrijft de rol van het basisonderwijs: het basisonderwijs maakt jongeren
nieuwsgierig en leergierig om de wereld van wetenschap en techniek te begrijpen en er mee
aan de slag te gaan binnen een geïntegreerd leerdomein ‘wereldoriëntatie’. De eerste jaren
van het secundair onderwijs verdiept deze wetenschappelijke en technische geletterdheid.
Actieplan voor het stimuleren van loopbanen in wiskunde, exacte wetenschappen en
techniek ‘STEM’
Onze Vlaamse kenniseconomie kampt met een structureel tekort aan wetenschappelijk en technisch
geschoolden terwijl de vraag naar deze profielen in de toekomst zal toenemen. De centrale vraag is
hoe techniek, wetenschappen en beroepsgerichte opleidingen meer gestimuleerd kunnen worden in
Vlaanderen. Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet wil in samenwerking met de
onderwijsactoren, sociale partners, beleidsverantwoordelijken, middenveldorganisaties en de
bedrijfswereld tot een analyse komen van knelpunten en opportuniteiten op het vlak van techniek,
wetenschappen en beroepsgerichte opleidingen. Doel is het uittekenen van een gecoördineerd
stimuleringsbeleid voor techniek, wetenschappen en beroepsgerichte opleidingen in Vlaanderen.
De acties die we als bouwsector zelf kunnen ondernemen zijn op dit moment druppels op een hete
plaat. Daarom is het belangrijk om een visie te ontwikkelen op zowel korte als (middel) lange termijn
die past bij de huidige tendens vanuit de Vlaamse Overheid om techniek meer op de voorgrond te
krijgen.
Bij elke aanpak zal het sowieso cruciaal zijn om te investeren in samenwerkingsverbanden.
14
Op middellange termijn
Convenant onderwijs
Scholen kunnen een onderwijsconvenant afsluiten met de sector. In het schooljaar 2010-2011 werd
een nieuw convenant onderhandeld met het departement Onderwijs en de vier onderwijsnetten. Dit
convenant wil in de eerste plaats de kwaliteit van het onderwijs verhogen. Dit gebeurt door:
ondersteunen van leerkrachten en scholen met materiaal en opleiding; kwaliteit van stages te
waarborgen via een stagecharter; scholen laten investeren in de transitie van onderwijs naar de
arbeidsmarkt. In de toekomst willen we de scholen ondersteunen met een aantal digitale platformen
(zie acties).
Samenwerkingen en partnerschappen
De bouwsector is een van de sectoren die nood heeft aan meer technisch geschoolde vakmensen.
Andere sectoren ervaren dezelfde noden. Samenwerken met verschillende partners zal van cruciaal
belang zijn. Deze samenwerking situeert zich op verschillende terreinen.
We denken dat de RTC’s, RTC Netwerk en/of Departement Onderwijs hier in de eerste plaats een
trekkende en coördinerende rol kunnen in opnemen. De bouwsector wil in dit samenwerken een
sterke partner zijn die samen op zoek gaat naar een of meerdere andere sectoren om hiermee van
start te kunnen gaan.
Imago en sensibilisering
Om de versnippering van acties tegen te gaan en om over grotere budgetten te beschikken is het
zinvol om samen met andere sectoren sensibiliserings- en bewustwordingscampagnes op te zetten.
Dit laat toe om gerichter en over een langere termijn campagnes op te zetten. Door de intersectorale
focus zal het hoofddoel zijn om techniek aantrekkelijker te maken. De bouwsector is hiervan één
aspect.
Rol beroepenhuis / Technopolis
Zowel het beroepenhuis als Technopolis zouden een centrale rol kunnen spelen als ‘doe’ huis. Het is
echter belangrijk dat ook hier afstemming komt binnen het groter geheel. Om complementair dezelfde
doelstellingen te kunnen nastreven.
Druk op beleid – aanwezigheid op relevante platforms
Om op lange termijn een voldoende grote invloed te hebben op het beleid en de werking van
onderwijs met betrekking tot techniek is het goed om aanwezig te zijn op een aantal relevante
platforms zoals ViA-Rondetafel, VBOC en Rondetafelgesprekken Serv …
Techniek – kinderen – school
Een mogelijke oplossing: techniekencoaches
Er is in het verleden vaak geprobeerd om alle leerkrachten te bereiken. Echter de
realiteit leert dat niet ‘alle’ leerkrachten interesse hebben in techniek. Er zijn
daarentegen een aantal succesvolle projecten die aantonen dat één enthousiaste
leerkracht techniek op de kaart kan zetten in een school. Op die leerkracht willen we
ons focussen in de toekomst.
Elke school zou een techniekencoach kunnen hebben. Dat kan vergelijkbaar zijn met
een leerkracht muziek of een leerkracht religieuze vorming. Deze gemotiveerde
leerkracht heeft interesse en passie voor techniek en wil die ook delen met de
leerlingen.
Vanuit de sectoren kunnen we deze persoon ondersteunen door:
− Aanbieden van opleiding;
− Aanbieden van materiaal;
− Coaches samenbrengen en good practices laten delen
− ….
De techniekencoach kan de schakel zijn om de zovele one-shotactiviteiten te laten
passen binnen een groter geheel.
15
Compleet aanbod voor scholen
Er is momenteel veel materiaal beschikbaar. Zomaar nieuw materiaal ontwerpen is niet
erg zinvol. Het is zinvoller om intersectoraal in kaart te brengen wat er is en verder in te
zetten op goed materiaal. Op basis hiervan kan dan nieuw en complementair materiaal
ontwikkeld worden (bv. in navolging van bosklassen, techniekenklassen).
Aansluiting bij de vrijetijdsbeleving van de kinderen
Ook de vrijetijdsinvulling van de kinderen en jongeren zou een plaats moeten krijgen in
de discussie. Het kan relevant zijn om te bekijken wat de mogelijkheden en de kansen
zijn hiervoor. Opnieuw kan dit ervoor zorgen dat het contact met techniek verder gaat
dan een one-shotactiviteit.
Kinderen en jongeren enthousiast krijgen voor techniek kan misschien ook de
omgekeerde beweging teweeg brengen. Zij kunnen op school meer vragende partij
worden voor techniek en zodoende de leerkrachten stimuleren hierop in te spelen.
Noodzakelijke voorwaarde
Om deze doelstellingen te kunnen uitvoeren zal in de eerste plaats moeten geïnvesteerd worden in
zinvolle contacten met zowel andere sectoren als onderwijsactoren. Ook de evolutie van de
verandering van het secundair onderwijs speelt in deze een erg belangrijke rol.
In het kader hiervan wil de bouwsector een actieve stem hebben in het STEM – project.
Wat dit concreet op korte termijn betekent is vertaald in prioriteit 1 verder in dit convenant. De acties
hierboven duiden veeleer op een richting en een visie dan op concrete reeds geplande acties.
Werkplekleren
Wat is werkplekleren

Werkplekleren is gericht op het aanleren en toepassen van zowel algemene als arbeids- en
beroepsgerichte competenties in een arbeidssituatie die een leeromgeving is.

Werkplekleren kunnen we in theorie en praktijk onder verschillende namen en vormen, denk
maar aan alternerend leren, individuele praktijklessen, stages, afwisselend leren en werken,
duaal leren, leerwerkopleidingen, groepspraktijken. Deze verschillende vormen van
werkplekleren variëren in duur, omvang, locatie, actoren, enz... Toch gaan ze allemaal over
het aanleren en toepassen van competenties in werksituaties. (Vlaamse Overheid, 2008)
Werkplekleren kan redelijk ruim ingevuld worden. Alle soorten vormen van leren op de werkplek vallen
hieronder. Stage is met andere woorden ook een vorm van werkplekleren.
Werkplekleren binnen het bouwopleidingen
Ook binnen de verschillende soorten bouwopleidingen komt dit reeds uitgebreid aan bod. Hieronder
een aantal richtlijnen die vanuit de bouwsector naar voor worden geschoven in het kader hiervan:
Het werk:
De werfattitude en -realiteit moet overgebracht worden. Werkplekleren die bij een producent plaats
heeft, is bij gevolg niet hetzelfde als werkplekleren op de werf.
Werkplekleren situeert zich op of in bepaalde gevallen aangrenzend aan een bouwwerf. Dit
betekent ofwel de zone naast de productie of tijdens de productie. Daarnaast moet er steeds
supervisie zijn van een bouwbedrijf (pc 124).
Kwaliteitscontrole:
Het bedrijf waarmee wordt samengewerkt is verantwoordelijk voor de geleverde kwaliteit. Het
afgeleverde werk (zeker in geval van productie) valt onder dezelfde kwaliteitsnormen als wat
binnen een normale werking van het bedrijf wordt uitgevoerd.
16
Veiligheid & verantwoordelijkheid
Net zoals bij de stage is het belangrijk om hierover duidelijk afspraken en regels te hebben. Een
risico-analyse voor de start en een gepaste verzekering voor ongevallen zijn noodzakelijk.
Werkplekleren binnen het convenant met onderwijs
Om een toetredingsovereenkomst te kunnen afsluiten met de het FVB moeten scholen ten minste drie
weken stage voorzien binnen een bouwbedrijf pc 124. Indien de school dit wenst kan één van deze
weken vervangen worden door een andere vorm van werkplekleren. De goedkeuring hiervoor moet
gegeven worden door de lokale sociale partners van de desbetreffende regio.
In de volgende convenantperiode willen we onderzoeken hoe we binnen de bouwsector, met de
specificiteit van de KMO’s, kunnen garanderen dat in opleidingen via werkplekleren de kwaliteit
gegarandeerd blijft. De uitgebreide ervaringen met kwaliteit binnen alternerend leren kan hier als basis
gebruikt worden.
Arbeidsmarkt
Ter inleiding
Zoals hieronder duidelijk wordt zijn toeleidingsinitiatieven efficiënte projecten om niet-ingevulde
vacatures in de bouwsector in te vullen. In wat volgt is beschreven hoe deze projecten tot stand zijn
gekomen en hoe ze op dit moment methodisch werken.
Belangrijk hierbij is om te beseffen dat deze projecten, dankzij hun lokale oorsprong, erg flexibel zijn.
Hierdoor kan geëxperimenteerd worden met nieuwe methodieken en kan er innovatief ingespeeld
worden op de lokale noden. Wanneer toeleidingsinitiatieven gezien worden als trendsetters dan zullen
deze projecten continu verandering en verbetering moeten nastreven.
Oorsprong toeleidingsprojecten
Bouwberoepen zijn knelpuntberoepen
Met betrekking tot de bouwarbeidsmarkt en meer bepaald met de vraag naar en het aanbod van
bouwvakarbeiders vallen een aantal zaken op:
-
De bouwsector heeft tal van knelpuntberoepen. Veel vacatures geraken niet ingevuld.
Hiertegenover staat het grote aantal werkzoekenden, zowel met bouwvakarbeidersprofiel als
met aspiratie bouw.
-
Jongeren vinden minder gemakkelijk de weg naar de bouwsector. Er is een veroudering van
de arbeidsmarkt. Dit zorgt voor een vergrijzing van de bouwarbeidsmarkt. Er stelt zich
bijgevolg een niet vervulde vervangingsbehoefte.
Eén aanspreekpunt door samenwerkingsverbanden
Er zijn verschillende kanalen en organisaties die zich bezig houden met de bouwarbeidsmarkt. Voor
bedrijven is het niet altijd eenvoudig om te weten hoe ze op de meest efficiënte manier arbeiders
kunnen vinden. Ook arbeiders vinden niet gemakkelijk de weg naar de vele (verborgen) vacatures.
-
Voor bedrijven: voor de bedrijven is er één aanspreekpunt waar ze terecht kunnen om
enerzijds hun personeelsbehoeften en vacatures duidelijk te maken. Anderzijds kunnen de
bedrijven bij het project terecht om deze vacatures effectief in te vullen.
-
Voor de werkzoekenden: de werkzoekenden kunnen terecht bij het toeleidingsproject. Deze
projecten hebben specifieke sectorkennis en kunnen hen vanaf de aanmelding tot ze aan de
slag zijn in de bouwsector ondersteunen.
17
Toeleidingsprojecten
Doelstelling toeleidingsprojecten
(knelpunt) vacatures invullen
De uiteindelijke doelstelling van de toeleidingsprojecten is het invullen van de openstaande
vacatures bij de bouwbedrijven. Onderstaande doelstellingen moeten helpen om dit te
bereiken.
-
Instroom verhogen
Door sensibiliseren willen toeleidingsprojecten de instroom van potentiële
bouwvakarbeiders vergroten. De werkzoekenden zijn te vinden via scholen, via het
opvolgen van werkzoekenden met aspiratie bouw, via werkzoekenden met
bouwvakarbeiderprofiel, via sociale economieprojecten …
-
Duurzame uitstroom naar werk
De belangrijkste doelstelling van het project is het creëren van duurzame tewerkstelling
van bouwvakarbeiders. Dit door zowel een goede kennis van de noden van de
werkzoekenden als van de noden van de bedrijven.
Aanvullende acties organiseren
De toeleidingsprojecten willen en mogen bestaande initiatieven om werkzoekenden aan
het werk te helpen niet vervangen. Wel wil ze als aanvullend initiatief inspelen op een
aantal sectorale noden. Afhankelijk van het project zijn de toeleidingsprojecten in meer of
mindere mate verweven met de reeds bestaande initiatieven.
Kansengroepen bereiken
De toeleidingsprojecten zijn het middel bij uitstek om maatwerk aan te bieden aan
kansengroepen. Meer hierover is te lezen bij het onderdeel ‘bereik van kansengroepen’.
Samenwerking met verschillende partners
Een toeleidingsproject wordt gedragen door verschillende partners. Elke partner heeft binnen het
project de mogelijkheid om zich te focussen op zijn eigen expertiseveld. Het is niet de bedoeling dat
een organisatie taken overneemt van een andere organisatie. Wel dat de expertise van één
organisatie de werking van de andere organisatie versterkt. Door deze specifieke samenwerking kan
elke organisatie zich op zijn kerntaken blijven focussen en vergroot de output van elke organisatie.
Afhankelijk van de lokale noden of wensen kan deze samenwerking een meer geïntegreerde
samenwerking zijn.
-
VDAB: De basis van de meeste projecten is de samenwerking met de VDAB. Sinds een paar
jaar is die ook structureel verankerd via het de samenwerkingsovereenkomst de sectorale
arbeidsbemiddeling bouw (het sab). Deze samenwerkingsovereenkomst biedt een stevige
basis voor de samenwerking met de VDAB.
-
Steden/provincies zijn een belangrijke lokale partner om het project de noodzakelijke lokale
draagkracht te geven.
-
Onderwijs en opleidingsinstellingen: de projecten bieden ondersteuning op maat aan de
potentiële bouwvakarbeider. Door samen te werken met verschillende opleidingsactoren is het
mogelijk om in te spelen in de competentiegap van de individuele kandidaat. In sommige
gevallen is het zelfs mogelijk om via werfplekleren en bedrijfsinterne opleidingen zelfs
opleidingen op maat aan te bieden.
Stuurgroep
De toeleidingsprojecten worden telkens aangestuurd door een lokale stuurgroep waar
vertegenwoordigers inzitten van de verschillende partners. Via het FVB zijn ook de sociale partners
betrokken bij de aansturing.
18
Methodiek voor de toeleidingsprojecten
Zonder rekening te houden met de lokale accenten ziet een toeleidingstraject er schematisch zo uit:
INSTROOM VIA
ONDERWIJS - VDAB - SOCIALE ECONOMIE - SPONTANE INSTROOM
VACATURES
INFORMEREN & SCREENEN
JOBMATCHING
OPLEIDING
ONGESCHIKT
TEWERKSTELLING
Wie doet wat
Afhankelijk van het toeleidingsproject worden de verschillende fases samen gedaan met of verdeeld
onder de verschillende partners. Vooral bij Talentenwerf wordt er gestreefd naar een geïntegreerde
werking. In andere toeleidingsprojecten worden hierover afspraken gemaakt.
Voor de sector is een kwalitatieve instroom uiterst belangrijk. De sector kan dit bewaken op het
moment dat werkzoekenden gekoppeld worden aan openstaande vacatures. Toch mag ook de eerste
screening niet onderschat worden als middel voor een kwalitatieve instroom in de sector.
Instroom
De eerste focus van een toeleidingstraject ligt op de instroom van potentiële bouwvakarbeiders. In
deze fase is het belangrijk de focus breder te houden dan enkel de werkzoekenden of scholieren met
aspiratie bouw. Het aanspreken van andere geïnteresseerden of werkzoekenden met een
arbeidersprofiel leveren ook potentiële bouwvakarbeiders op. Ook de instroom van ontslagen
bouwvakarbeiders kan opgevolgd worden via het toeleidingsproject.
Samenwerking met tewerkstellingsinitiatieven is een derde optie om minder voor de hand liggende
kandidaten te werven. Door samen te werken met een aantal projecten kunnen mensen stap per stap
opnieuw geholpen worden aan een baan in het reguliere arbeidscircuit.
Doorstroom
Bedrijven
Het toeleidingsproject begeleidt actief de bedrijven die op zoek naar geschikte bouwvakarbeiders. Op
basis van hun noden kunnen bepaalde opleidingen georganiseerd worden en kunnen er
werkzoekenden gestimuleerd worden om deze opleidingen te volgen.
Werkzoekenden
De bereikte werkzoekenden stappen vervolgens in het toeleidingstraject. Door middel van infosessies
en individuele screenings wordt een verdere selectie gemaakt van de kandidaten.
-
Kandidaten met bouwvakarbeidersprofiel en nodige opleiding worden begeleid in hun
zoektocht naar een gepaste vacature. Indien nodig wordt deze persoon ook verder begeleid
tijdens zijn sollicitatie.
-
Kandidaten die beschikken over het juiste profiel maar te weinig of geen opleiding hebben
worden doorverwezen naar een gepaste opleiding. Wanneer deze opleiding afgerond is helpt
de sectorconsulent/toeleidingsadviseur de kandidaten in hun zoektocht naar een gepaste
vacature.
19
-
De kandidaten die ongeschikt zijn om bouwvakarbeider te worden verdwijnen uit het bouw
traject. Op dat moment worden ze terug opgepikt door de VDAB. Al dan niet stromen zij later
terug in het bouwtraject.
Uitstroom
Kandidaten die uiteindelijk een gepaste job gevonden hebben worden verder opgevolgd. Deze
opvolging kan direct gebeuren (via telefoon, of bezoek) of er kan een opvolging zijn van het bedrijf.
Indien nodig kunnen hier verdere acties rond gebeuren.
Kwantitatieve doelstellingen
De verschillende toeleidingsprojecten bereiken in bijna alle gevallen hun doelstellingen rond bereik,
opleiding en duurzame doorstroming.
Aansluiting bij de huidige sectorale opdracht van het FVB
De opdracht van het FVB is om in te staan voor de instroom van voldoende, goed opgeleide
bouwvakarbeiders en voor kwaliteitsgericht opleidingsadvies op maat van het bedrijf. De sectorale
toeleidingsprojecten bieden een aantal kansen om deze opdracht mee mogelijk te maken en een
aanvulling te zijn op globale werking van het FVB.
-
Het verhogen van de doorstroming van personen na een opleiding/scholing bouw
naar tewerkstelling in de bouwsector.
Een belangrijke partner hierin zijn de convenantscholen bouw waar
toeleidingsadviseur de afgestudeerden bouw ondersteunt naar tewerkstelling.
de
-
Het stimuleren van werkzoekenden met beperkte voorkennis tot het volgen van een
kort competentieverhogend traject in een opleidingscentrum. Daarna wordt de
werkgever bijgestaan met een aanbod van werknemersopleidingen op maat van het
bedrijf en de werkzoekende/nieuwe arbeider. Dit heeft als doel de tewerkstelling van
deze persoon duurzaam te verankeren.
-
Het ondersteunen van het bouwbedrijf in zijn onthaal- en opleidingstraject van nieuwe
werknemers.
-
Arbeiders die zijn uitgestroomd uit de sector (hermesstudie) terug te leiden naar de
toeleidingsprojecten.
Maatpakwerk
Zoals uit de Hermes studie blijkt stroomt er elk jaar een significant aantal bouwvakarbeiders uit de
sector. Dit maakt dat het voor de sector belangrijk is om jaar na jaar te investeren in zowel de instroom
als het behoud van gemotiveerde bouwvakarbeiders. Deze nood wordt bevestigd in het gegeven dat
de meeste van de beroepen binnen PC 124 knelpuntberoepen zijn.
Aansluitend hierbij is diversiteit het gegeven waarbij in een arbeidsomgeving verschillen tussen
mensen als sterkte wordt gebruikt. De meerwaarde die het voor een (bouw)bedrijf kan opleveren om
naast autochtone, jonge, mannelijke Belgen ook vrouwen, allochtonen, ouderen en
arbeidsgehandicapten op de payroll te hebben
De nood aan bouwvakarbeiders kan op twee manieren gecatalogeerd worden:
1. Retentiebeleid uitwerken en versterken
De bouwsector is geen evidente sector om een volledige loopbaan in door te brengen. Toch is
het belangrijk dat de bouwvakarbeiders langer in dienst willen blijven en dat de werkgevers ze
langer in dienst willen houden. Het aspect werkbaar werk, flexibele loopbanen binnen de
bouwsector en een retentiebeleid naar 50-plussers zal hier zeker een belangrijke rol spelen.
20
2. Instroombeleid diversifiëren.
Een bredere focus bij de instroom verhoogt de potentiële en uiteindelijke ook de instroom in
de bouwsector. Het hoeft geen streefdoel te zijn dat de sector een spiegel van de
maatschappij is, maar dat betekent niet dat mits een aantal inspanningen de bestaande
populatie diverser kan gemaakt worden.
Vanuit Pact 2020
−
In het pact 2020 wordt gesteld dat diversiteitsbeleid een essentieel onderdeel van het
personeelsbeleid moet zijn voor elke organisatie. Dit krijgt zijn vertaling zowel in het
loopbaanakkoord 2012 als in het kader voor de sectorconvenants 2013-2014.
Ten slotte is er een cao van 16 juni 2011. Deze cao handelt over de duurzame beroepsintegratie,
herintegratie en opleiding van risicogroepen. Ze loopt tot 2013. Binnen deze cao worden volgende
risicogroepen omschreven:
−
−
−
−
Jongeren onderwerpen aan de deeltijdse leerplicht.
Jongeren minder van 25 jaar, die hun zesde maand als werkzoekende ingaan en geen
diploma van hoger secundair onderwijs hebben.
Laaggeschoolde werkzoekenden zonder diploma technisch of beroepssecundair
bouwonderwijs.
Bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden die tewerkgesteld zijn in toeleidingsinitiatieven.
Deze laatste doelgroep wordt in overleg met de regionale partners (vaak steden, gemeenten
en provincies) afgesproken. Veelal heeft dit te maken met de lokale noden op dat vlak. Bv. bij
het project in Genk ligt het accent op schoolverlaters zonder bouwopleiding en
werkzoekenden zonder bouwaspiratie.
De cao van 16 juni 2011 geeft de opdracht aan het FVB op opleidings- en tewerkstellingsstelsels te
organiseren. Daarnaast is het de taak van het FVB om voor laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders
instrumenten te ontwikkelen ter bevordering en behoud van de nodige beroepskwalificaties in het
kader van nieuwe technologische evoluties.
Omgevingsanalyse
Meten is weten, zo ook als het gaat over kansengroepen. Toch is het niet altijd evident om wat dit
onderdeel betreft correcte cijfers te hebben. Een aantal zaken zijn meetbaar, man-vrouw, leeftijd. Een
aantal andere zaken achterhaalbaar zoals studieniveau, werkloosheidsduur … maar het wordt
moeilijker wanneer we spreken over etnische diversiteit. Veel gebruikte indicatoren hiervoor zijn
nationaliteit en het systeem van naam herkenning. Echter dit zegt niet altijd iets over de mate waarin
een persoon dan effectief ook in een kansengroep zit.
Dit indachtig een kort overzicht van de gegevens die we wel hebben wat betreft het bereiken van
kansengroepen.
21
Etniciteit van bouwvakarbeiders
Naar analogie van het naamherkenningssysteem dat de VDAB gebruikt om allochtonen te registreren,
kan tevens een analyse worden gemaakt van de arbeiderspopulatie binnen de bouwsector en de
aanwezigheid van allochtonen. Drie verschillende ‘allochtoon-indicaties’ kunnen hierbij worden
gehanteerd: Europees, Maghrebijns -Turks en andere (niet-Europees).
5,6% van alle arbeiders die in de Vlaamse bouwsector actief zijn, heeft een niet-Europese etniciteit.
Het gaat hier dan over 5.780 arbeiders. Het aandeel Maghrebijnen of Turken is goed voor 4,9% van
de arbeiderspopulatie (5.111). Tot slot is er ook nog een kleine groep “andere” die goed is voor 0,6%.
Het betreft hier allochtonen van andere (niet-Europese afkomst).
Verdeling van de bouwvakarbeiders naar etniciteit, Vlaanderen, december 2010
Etniciteit
Europees
Aantal
%
81.642
79,0%
Maghrebijns of Turks
5.111
4,9%
Andere
669
0,6%
Niet-Europees totaal
5.780
5,6%
Totaal
103.335
Opm: sinds kort worden deze gegevens niet meer op systematische basis in
kaart gebracht omdat het systeem van de naamsherkenning minder en minder
betrouwbaar wordt.
Belangrijke contextfactoren
Wanneer we over diversiteit praten zijn een aantal contextfactoren niet onbelangrijk:
−
Arbeidsuren
De arbeidsomstandigheden zijn niet altijd even gezinsvriendelijk. Vroege werkuren, lange werkdagen,
vaak ook fysiek zwaar werk … dit maakt het niet evident voor iedereen om in de bouwsector actief te
worden. Dit maakt dat vrouwen zich niet altijd aangetrokken voelen tot een job in de bouw, maar ook
voor jongeren die door de atypische uren hun levensritme moeten aanpassen is een job in de
bouwsector niet altijd evident.
−
Instroombeleid diversifiëren
Het instroombeleid diversifiëren door te zoeken naar geschikte arbeidskrachten in de werklozen-vijver
botst steevast op het feit dat men zoekt in een restgroep. Het zijn hoofdzakelijk mensen met tekorten
op vlak van arbeidsattitudes, mobiliteit, relevante werkervaring en stabiliteit in werkverleden en/of
medische belemmeringen. Bij het uitwerken een diversiteitsbeleids zijn dit belangrijke contextfactoren
om mee te nemen in de acties.
Onbekend is onbemind
Een niet te vergeten factor bij aanwervingsbeleid en diversiteit is dat mensen heel vaak allerlei
beoordelingsfouten maken: vooroordelen ten opzichte van een bepaalde groep. Het zien van kansen
wordt weggewimpeld door een enkele negatieve ervaring of beperkt referentiekader. Informeren en
sensibiliseren zijn dan ook meer dan noodzakelijk.
Diversiteit binnen de bouwsector
Bij aanwerving houden werkgevers dikwijls vast aan tradities, zien ze vaker meer risico’s dan een
meerwaarde voor een divers personeelsbestand. Een algemene visie die een bepaald stappenplan
inhoudt om bouwbedrijven te overtuigen om een diversiteitsbeleid uit te werken heeft geen zin.
Diversiteit betekent hoofdzakelijk de noodzaak aan sensibilisering van ieder bedrijf waarvan
“individueel maatwerk” het hoofddeel van uitmaakt.
22
De basis voor een beleid op maat is de sectorale arbeidsbemiddeling bouw (SAB). Deze
samenwerkingsovereenkomst met de VDAB heeft als doelstelling om werkzoekenden naar de
bouwsector toe te leiden, dit met een focus op een aantal kansengroepen. Voor de voorbije periode
betekende dit op het vlak van doorstroom naar de sector het volgende:
−
63%
behoorde tot een kansengroep zoals gedefinieerd door de VDAB
−
64%
spreekt zeer goed Nederlands, de overige 46% niet tot goed.
−
53%
heeft maximaal een getuigschrift tweede graad secundair onderwijs.
−
40%
is langer dan 6 maand werkloos.
De SAB betekent maatwerk voor het bedrijf en maatwerk voor de potentiële bouwvakarbeider. Door
de kennis van de bouwbedrijven is het mogelijk om een geschikte match te vinden tussen een
potentiële bouwvakarbeider en een bedrijf met een niet ingevulde vacature. De succesfactor voor een
duurzame tewerkstelling is maatwerk. Maatwerk in deze betekent niet alleen een goede matching,
maar ook een goede voorbereiding of voortraject met (taal)opleiding en opvolging van zowel de
werkgever en werknemer.
Naast de sterke focus op het maatwerk zoals hierboven vermeld zijn er nog twee andere peilers die
het diversiteitbeleid binnen de sector samenvatten:
Informeren
Het zal in de toekomst belangrijk zijn om te informeren waarom het zowel noodzakelijk is om hierin te
investeren als wat de kansen zijn. Good practices en bestaand materiaal rond diversiteit verdienen op
dat vlak verspreiding.
Diversiteitsplannen
Binnen de bouwsector zijn er een pak bedrijven die reeds een diversiteitsplan opgemaakt hebben. Dit
moet gecontinueerd worden. Daarnaast is het interessant om te gaan kijken wat het effect is van deze
plannen. Met welke problemen worden de bedrijven geconfronteerd en hoe wordt hier mee
omgegaan. Good practices kunnen eventueel grotere vertalingen kennen voor soortgelijke bedrijven.
Wat ook hier geldt dat een diversiteitsbeleid voor het ene bedrijf geen automatisch succesverhaal
wordt in een ander bedrijf.
23
Inzet sectorconsulenten
Dit convenant is geschreven vanuit de totale werking het FVB. Dit omdat er in de eerste plaats
gestreefd wordt om de verschillende opdrachten die het FVB krijgt zoveel mogelijk op elkaar af te
stemmen. Hierdoor is het mogelijk om op een ruimer en diverser pallet acties te ontwikkelen.
Elke regio heeft zijn eigen dynamiek die het mogelijk maakt om in te spelen op de eigen accenten. De
sectorconsulenten zijn als volgt verdeeld: West-Vlaanderen (1), Oost-Vlaanderen (2), Antwerpen (2),
Limburg (1), Vlaams-Brabant (1) en één iemand overkoepelend voor Vlaanderen.
De voornaamste taken situeren zich rond de transitie bij onderwijs, het toeleiden naar opleiding van
werkzoekenden en toeleiding naar het normaal economisch circuit, het toeleiden naar opleiding van
werknemers en vervolgens het garanderen van een duurzame tewerkstelling.
24
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte
en langere termijn voor staat, maakt de bouwsector werk van het aanpakken van de volgende
prioriteiten(zie prioriteitenfiches):
o
Prioriteit 1: Focus op Onderwijs
o
Prioriteit 2: Focus op competentieversterking KMO’s
o
Prioriteit 3: Focus op Maatwerk en werkzoekendenwerking
Op de volgende pagina’s is een overzicht te vinden van de verschillende acties. Een aantal
opmerkingen in verband met de leesbaarheid:
−
De studies (en indicatief cijfermateriaal) die belangrijk zijn in het kader van de indicatoren
worden vermeld op het einde van alle acties.
−
Af en toe staat er naast een actie een maatpak.
Dit duidt op het feit dat deze actie zich
specifiek focust op een kansengroep binnen de bouwsector.
25
ONDERWIJS
Motivatie
Er stromen jaarlijks 12.000 nieuwe bouwvakarbeiders naar de bouwsector. Dit is nodig doordat de
bouwsector een groeiende sector is en dat er, mede door de vele kleine KMO’s een groot verloop is binnen
de sector.
Een deel van deze instromende bouwvakarbeiders komen uit een bouwopleiding van het voltijds of deeltijds
onderwijs. Het is voor de sector dus essentieel dat deze instroom voldoende groot is en een kwalitatieve
opleiding heeft genoten. Samenwerking met onderwijs is hierbij een speerpunt voor het FVB.
Essentieel in dit gegeven is dat we als bouwsector moeten samenwerken met andere partners om onze
doelstellingen te bereiken.
SENSIBILISEREN VOOR TECHNIEK EN TOELEIDEN NAAR DE SECTOR
1. PARTICIPATIE AAN HET ACTIEPLAN VOOR HET STIMULEREN VAN LOOPBANEN IN WISKUNDE, EXACTE
WETENSCHAPPEN EN TECHNIEK (STEM)
Als bouwsector vinden we het belangrijk om kinderen en jongeren te stimuleren en motiveren
voor techniek en technische beroepen. Zoals in onze visie reeds naar voor kwam beseffen we dat
dit enkel kan wanneer er samengewerkt wordt rond dit thema.
Daarom wil de sector een actieve rol opnemen binnen het STEM project. Dit omdat we geloven
dat het effect hiervan groter zal zijn door de grotere en totale aanpak.
Specifieke focus wil de sector leggen op:
−
−
−
Informeren van leerlingen, leerkrachten, scholen en ouders.
Partners stimuleren om de focus te leggen op stem-loopbanen bij opendeurdagen e.d.
Participeren bij bestaande en nieuwe initiatieven die de technische beroepen op een of
andere manier in de kijker zet.
Concrete acties worden hieronder verder uitgewerkt.
2. ACTIES VANUIT DE SECTOR GERICHT OP HET SENSIBILISEREN VAN JONGEREN EN KINDEREN
Naast het project STEM zijn er ook kleinere regionale acties waar de bouwsector aan participeert
en verder wil participeren. Belangrijk hierbij is de samenwerking met andere actoren bij het
opzetten van de projecten.
De acties hieronder zijn de op dit moment lopende acties. In de eerste plaats willen we projecten
blijven steunen. Door de samenwerkingscontext kan het zijn dat accenten doorheen de volgende
jaren veranderen.
1. ACTIES OP NIVEAU VAN -12 JAAR
DEZE ACTIES WORDEN ONDERNOMEN IN SAMENWERKING MET DE PROVINCIALE RTC’S
− Technotrailer
− beroepenhuis en doe-dagen
− week van de bouw: wordt in 2012 grondig geëvalueerd met evt. een nieuw
concept tot gevolg.
− platform techniek
− doe-beurs: 3-daagse beurs voor lln. lager onderwijs
− proweto en ontdektechniektalent.be (samenwerking in Limburg met enkele
scholen, FVB verspreid dit binnen Vlaanderen)
− …
26
2. ACTIES OP NIVEAU VAN + 12 JAAR (2013)
Bouwboxen: het FVB ontwikkelt een ondersteunend pakket om convenantscholen te
ondersteunen wanneer ze promotie maken voor hun bouwopleidingen tijdens hun
opendeurdagen.
3. ACTIES OP NIVEAU VAN DE HOGESCHOOL
Voor de opleiding van bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs wordt voor de
richting Hout en Bouw het praktijkgedeelte van de opleiding georganiseerd in
samenwerking met het FVB. Het FVB biedt hier ook financiële ondersteuning in
opleidingsuren. Enkel de Artesisch Hogeschool organiseert momenteel deze
opleiding.
3. AANWEZIGHEID OP HET INTERNET
1. ONTWIKKELEN VAN JONGERENWEBSITE (2013)
Er wordt een medium ontwikkeld dat zich specifiek toespitst op kinderen en jongeren
tussen tien en veertien jaar. Hoe dit er precies zal uitzien moet nog bepaald worden
2. PROMOTIE SPEL BUILDING HEROS
In het kader van skills Belgium wordt een spel ontwikkeld om kinderen te
enthousiasmeren voor bouwberoepen. Dit spel zal vervolgens via verschillende
kanalen verspreid worden. (www.buildingheroes.be, vanaf oktober 2012)
3. MEEWERKEN AAN RELEVANTE ANDERE SITES
Vanuit de bouwsector willen we meewerken aan sites die zich inzetten om techniek te
promoten. Dit is bijvoorbeeld www.onderwijskiezer.be.
4. PROVINCIALE SAMENWERKINGSVERBANDEN
Om een aantal van bovenstaande acties te verwezenlijken is het cruciaal om samen te werken
met andere partners. Binnen de verschillende provincies zijn dat in de eerste plaats de provinciale
RTC’s. Daarnaast zijn er een aantal regionale werkgroepen waarbinnen er ruimte is voor
intersectorale acties, zoals vb. werkgroep 007 en platform techniek.
5. RTC NETWERK
Op regelmatige basis zijn er overlegmomenten met RTC netwerk. In het kader daarvan kunnen
concrete samenwerkingsprojecten opgestart worden. Concreet betekent dit op dit moment dat er
samengewerkt wordt rond het ontwikkelen van een e-contentprovider in functie van het
verspreiden van leerinhouden met betrekking tot technische opleidingen (zie verder).
SAMENWERKING MET VOLTIJDS ONDERWIJS
1. ONDERSTEUNING HERVORMINGEN
−
−
De bouwsector is vragende partij om mee te helpen bij het uitwerken van de hervorming
van het secundair onderwijs met betrekking tot de bouwopleidingen en de plaats van
alternerend leren binnen deze hervorming.
Ook bij de HBO5 en SE-n-se trajecten wil de bouwsector ondersteunend werken om deze
verder uit te werken.
2. BEGELEIDINGSCEL ONDERWIJS
Driemaandelijks is er een overlegvergadering met de verantwoordelijken voor de
bouwopleidingen van de verschillende netten. Dit overlegplatform is belangrijk voor de
afstemming van de acties met betrekking tot onderwijs.
27
3. TOETREDINGSOVEREENKOMSTEN OP BASIS VAN CONVENANT MET ONDERWIJS (2013-2014)
In de vorige convenantperiode is er een convenant onderhandeld met de verschillende
onderwijsnetten. Op basis van dit convenant kunnen scholen een toetredingsovereenkomst
afsluiten. Dit nieuwe convenant dat opgezet was als een proefproject willen we verder zetten en
verder laten evolueren.
4. ACTIES NAAR ONDERWIJS, LEERLINGEN EN LEERKRACHTEN
1. LEERPROCESSEN ONDERSTEUNEN
Het FVB zal scholen met bouwopleidingen op verschillend manieren ondersteunen.
Scholen met een toetredingsovereenkomst zijn hierbij een bevoorrechte partner.
Opleidingen voor leerkrachten en leerlingen
In samenwerking met de provinciale RTC netwerken organiseert het FVB opleidingen
voor leerlingen en leerkrachten. Op die manier wil het FVB zowel de leerkrachten als
de leerlingen de kans bieden om mee te zijn met de laatste nieuwe evoluties binnen
de bouwsector.
Daarnaast is er ook het aanbod vanuit het FVB met opleidingen voor leerlingen en
leerkrachten.
Leermateriaal: digitaal platform met leermiddelen. (2013-2014)
In samenwerking met VDAB, SYNTRA en RTC Vlaanderen wordt onderzocht op
welke manier het FVB het efficiënts haar bestaande leermiddelen (o.a. handboeken)
verder verspreid, welke vorm de nieuwe leermiddelen het best hebben en op welke
manier het aanbod voor de scholen kwalitatief en kwantitatief kan vergroot worden.
In een latere fase is het de bedoeling om de samenwerking met andere sectoren op
te zoeken.
Handboeken
Jaarlijks worden er nieuwe handboeken ontwikkeld. Het FVB werkt hiervoor samen
met specialisten uit de bouw- en opleidingswereld. Vervolgens worden deze
handboeken tegen scherpe prijzen ter beschikking gesteld van de verschillende
bouwopleidingen.
Infrastructuur
In Vl. Brabant wordt het materiaal van het RTC voor bouwopleidingen beheerd en
uitgeleend door het FVB.
Logistieke ondersteuning: Fema-Feproma.
Deze actie werd reeds in 2011 uitgewerkt. Toch is het voor het FVB belangrijk om te
blijven inzetten op de ondersteuning van scholen. Het FVB wil in de eerste plaats
blijvend informeren over het aanbod en daarnaast inspanningen leveren om het
aanbod jaarlijks te vergroten.
De ondersteuning bestaat er in dat het FVB een aantal bedrijven heeft gebundeld die
bereid zijn om ofwel gratis ofwel tegen sterk verminderde prijzen materiaal aan
scholen willen aanbieden.
28
2. STAGEPLAATSEN VOOR LEERLINGEN EN LEERKRACHTEN
LEERLINGEN
Stages blijven een belangrijk onderdeel van de opleiding. Dit is zelfs een van de
voorwaarden voor de scholen om een toetredingsovereenkomst te kunnen afsluiten
met het FVB. Daarom is het belangrijk dat voldoende stageplaatsen zijn. Indien een
school problemen heeft met het vinden van een stageplaats kunnen ze beroep doen
op het FVB.
Scholen worden verder gestimuleerd om zelf netwerken uit te bouwen met bedrijven
om op die manier zelf voldoende kwalitatieve stageplaatsen te kunnen aanbieden aan
de leerlingen.
LEERKRACHTEN
Stageplaatsen blijken niet zo populair bij leerkrachten. Desalniettemin worden
scholen ondersteund in hun zoektocht naar zinvolle stageplaatsen indien ze dit toch
willen aanbieden aan hun leerkrachten. Via een aantal andere doelstellingen willen
we de leerkrachten toch betrokken houden bij het leven op de werf.
−
Open wervendag. Na de algemene open wervendag volgt een dag waarbij
dezelfde werven openstaan, enkel voor leerkrachten. Op die manier kunnen deze
inzicht krijgen in nieuwste technieken die op een werf gebruikt worden.
−
Studiedag bouwonderwijs.
interessante bouwprojecten.
−
Tweejaarlijks worden leerkrachten bouwonderwijs rechtstreeks aangeschreven
met een nieuwsbrief om hen te informeren over het aanbod van het FVB.
Op
deze
studiedag
bezoeken
leerkrachten
3. KWALITEIT VAN STAGE
Kwaliteit – ondersteunen van de bedrijven
Bouwbedrijven worden in eerste instantie gestimuleerd om de begeleiders van de
stage op de werkvloer ook een mentoropleiding te laten volgen. Deze opleiding heeft
aandacht voor het intercultureel leren en zijn ook erkend om in aanmerking te komen
voor doelgroepvermindering.
Daarnaast wordt aan de bedrijven een stagegids aangeboden. Deze gids wil naast
praktische ondersteuning (risicoanalyse) de verwachtingen van het bedrijf afstemmen
op de realiteit.
Werkplekleren en onderwijs
Op de begeleidingscommissie onderwijs wordt in het voorjaar 2013 bekeken wat de
rol van werkplekleren is binnen het bouwonderwijs (op basis van de omzendbrief
werkplekleren).
Op basis van de resultaten hiervan zal de sector in het schooljaar 2013-2014
aanbevelingen voor convenantscholen uitwerken.
Transitie naar werk
Een belangrijke doelstelling van de stage is de duurzame doorstroom naar de
bouwsector kwalitatief te verhogen. Het is belangrijk dat de stage bij de leerlingen een
succeservaring teweeg brengt.
Toeleidingsprojecten:
bij
een
aantal
toeleidingsprojecten
worden
informatiemomenten met leerlingen gedaan. Deze momenten kunnen zowel collectief
als individueel zijn. Bij de individuelen terugkoppeling is er de mogelijkheid om terug
te koppelen over de stage en eventuele problemen te detecteren.
informeren – hoe integreer ik mezelf in een bedrijf: de leerlingen zullen worden
geïnformeerd over hoe ze zich het best integreren in het bedrijf. De do’s en don'ts op
de werkvloer. Zowel voor de leerlingen als de bedrijven is stage het eerste
referentiepunt en bijgevolg erg belangrijk voor eventuele latere samenwerking.
29
4. AD HOC PROJECTEN
Op basis van ad hoc problemen die via de verschillende werkgroepen kunnen naar
boven komen kunnen lokale projecten opgestart worden. Dit kan zijn op basis van
bepaalde opportuniteiten, knelpuntvacatures in een regio …
5. TEGENGAAN VAN ONGEKWALIFICEERDE UITSTROOM (2013-2014)
Zevende jaar
De doorstroomgegevens tonen aan dat een zevende jaar erg bevorderlijk is voor de
duurzame doorstroom naar de sector. Op vraag van scholen licht het FVB de
voordelen hiervan toe aan de leerlingen op informatie momenten.
Ongekwalificeerde uitstroom oppikken
Leerlingen die om een of andere reden te vroeg afhaken kunnen via de
toeleidingsprojecten terug opgepikt worden. Op dit moment gebeurt dit eerder
sporadisch. In de toekomst willen we deze uitstroom structureel kunnen opvolgen. Dit
kan in samenwerking met de VDAB waar er een uitwisseling is van gegevens zodat
kan achterhaald worden welke personen in de werkloosheid terecht komen.
Informeren over vakantiejobs
Het concept van vakantiejobs wordt op dit moment nog niet zoveel gebruikt binnen de
bouwsector. Toch zijn hier verschillende mogelijkheden. Door zowel de werkgevers
als de leerlingen hierover te informeren willen we de bouwervaring van leerlingen
vergroten.
Mobiliteit: stimuleren van het behalen van een rijbewijs
Het hebben van een rijbewijs blijkt vaak een bepalende factor bij de zoektocht naar
werk. Er zal onderzocht worden op welke manieren we leerlingen kunnen stimuleren
om hun rijbewijs te halen.
ALTERNERENDE BOUWOPLEIDINGEN
1. STELSELS VAN ALTERNEREND LEREN
De stelsels van het industrieel leerlingenwezen worden door de staatshervorming gemeenschapsen gewestmaterie. Dit biedt de kans om de verschillende stelsels te her-evalueren en op basis
hiervan bepaalde keuzes te maken. Ook de grotere plaats die het werkplekleren in de toekomst
zal krijgen biedt mogelijkheden om dit verder uit te werken.
Het eenheidstatuut tussen de verschillende stelsels is momenteel het voorwerp van discussie
binnen een federale reflectiegroep. Op basis van de resultaten hiervan kan gekeken worden
welke rol de leertijd van Syntra als stelsel voor het bouwonderwijs kan betekenen.
Centraal voor het FVB is dat de betreffende cursisten kwalitatieve bouwopleidingen krijgen.
Daarnaast willen we stopzettingen bij bouwopleidingen vermijden. Via promotie willen we de
instroom in het alternerend leren verhogen.
STELSELS
Volgende stelsels worden op dit moment door het FVB of in samenwerking met het FVB
aangeboden:
− JLW
− ABO
− Syntra Leertijd
− VDAB: IBO, IBO-DO, C-IBO
Om de kwaliteit te verhogen ligt er momenteel een voorstel ter discussie waarbij het FVB een
aantal acties onderneemt om het bedrijf te ondersteunen:
− Het FVB ondersteunt bij het uitwerken van de opleidingsinhoud
30
−
−
Het FVB stimuleert en biedt mentoropleidingen aan.
Op het einde van het traject krijgt de betrokken persoon een certificaat van uit de sector.
Ook wordt er nagegaan of het mogelijk is om een financiële stimulans te geven.
Acties die momenteel gelden voor andere vormen van onderwijs kunnen ook hier helpen om de
kwaliteit te verhogen:
−
−
Actie FEMA – FEPROMA openstellen naar aanbieders van alternerend leren.
Opleidingen aanbieden net zoals dit nu reeds gebeurd in voltijds onderwijs aan LK en
LLN.
2. SAMENWERKING MET DEELTIJDS ONDERWIJS
1. CONVENANT DEELTIJDS ONDERWIJS
Net als met het voltijds onderwijs is er een convenant met het deeltijds onderwijs.
Deze samenwerking wordt verdergezet. Deze samenwerking situeert zich in de
eerste plaats op het vlak van de alternerende bouwopleidingen. We merken dat het
aantal bouwopleidingen binnen CVO’s blijft uitbreiden. Voor het FVB is dit dus een
belangrijke partner.
Afhankelijk van evoluties binnen de stelsels van alternerend leren kunnen aan dit
convenant aanpassingen aangebracht worden.
2. AFSTEMMEN VAN DE OPLEIDINGSPROGRAMMA’S DEELTIJDS ONDERWIJS OP DE NIEUWE
ONTWIKKELINGEN IN DE SECTOR EN COMPETENT.
De sector brengt nieuwe ontwikkelingen in kaart en via competent en de
beroepskwalificatiedossiers zullen deze hun weg vinden naar onderwijs.
VOLWASSENONDERWIJS
Op vraag van de bouwbedrijven kan er een samenwerking zijn met het volwassenonderwijs om
opleidingen te organiseren voor hun bouwvakarbeiders met financiële tussenkomst van het FVB.
TRANSITIE NAAR WERK ONDERSTEUNEN
Een aantal acties die hierboven staan geschreven focussen zich ook expliciet op de transitie naar
werk. Hieronder staan nog een aantal andere acties die deze transitie moeten ondersteunen.
1. SAB EN TOELEIDINGSPROJECTEN (SAMENWERKING VDAB 2013-2014)
De basis voor de transitie naar werk gebeurt via de toeleidingsprojecten en de sectorale
arbeidsbemiddeling bouw (SAB). Binnen deze projecten worden leerlingen geïnformeerd en
begeleid naar mogelijke werkgevers.
Voor de details van deze toeleidingsprojecten verwijzen we naar de visieteksten zoals deze
hiervoor geschreven zijn.
In het kader van de SAB worden op geregelde tijdstippen personen die uit de sector stromen en
werkloos worden terug opgepikt door de VDAB en via de toeleidingsprojecten teruggeleid naar de
sector.
2. OPLEIDINGSFLOW OPTIMALISEREN
Er zijn verschillende manieren om uiteindelijk in de sector in te stromen. Verschillende manieren
kunnen verschillende mensen aanspreken. Personen die uitvallen in één systeem moeten terug
opgepikt worden in een ander systeem.
Op dit moment gebeurt dit nog sporadisch en ad hoc. In de toekomst willen we dit op een meer
structurele manier aanpakken. In samenwerking met de VDAB en andere aanbieders van
alternerende opleidingen zal dit onderzocht worden.
31
3. MY DIGITAL ME
In de mate van het mogelijke willen het gebruik van my digital me stimuleren en integreren in de
bestaande werking.
4. M ATCHING VRAAG EN AANBOD – VACATURES EN OPLEIDING
Op basis van de noden van de arbeidsmarkt (moeilijk in te vullen vacatures) worden
werkzoekenden gestimuleerd om bepaalde opleidingen te volgen. Indien nodig kunnen
opleidingen georganiseerd worden in functie van de noden van de arbeidsmarkt.
5. ATELIERS VAN DEELTIJDS ONDERWIJS
De ateliers van de het deeltijds onderwijs worden gebruikt voor werkzoekendenprojecten voor
jongeren zonderen kwalificaties. Dit in hun traject naar werk.
WERKPLEKLEREN
Leren op de werkplek is nu reeds belangrijk en wordt in de toekomst nog belangrijker. Op dit
moment zijn er reeds verschillende vormen van werkplekleren:
−
Stages in voltijds onderwijs.
−
Verschillende vormen van alternerend leren.
−
Doorgedreven samenwerkingen tussen scholen en bepaalde bouwbedrijven.
Op basis van de visienota en de ervaringen die er nu reeds zijn wil het FVB de opportuniteiten en
moeilijkheden van het werkplekleren verder verkennen. Dit zal verder geconcretiseerd worden in
het addendum dat later zal ingediend worden.
DIVERSITEITSCHECK
Binnen deze prioriteit ligt de focus op vlak van diversiteit op het zoveel mogelijk voorkomen van
een ongekwalificeerde uitstroom.
Als bouwsector kunnen we hierop inspelen door deze uitstroom terug op te pikken en via
systemen van alternerend leren een opleiding te geven. Om dit te bereiken zullen de
verschillende systemen van alternerend leren beter op elkaar afgestemd worden en zullen deze
geïntegreerd worden in een volledig traject op basis van loopbaanbegeleiding.
32
COMPETENTIEVERSTERKING KMO
Motivatie
De bouwsector leidt zijn werknemers op! Dit is niet zomaar een slogan maar een bewuste beleidskeuze die
de sociale partners van de bouwsector sinds jaren als een prioriteit beschouwen.
De sector stelt permanent 105.000 vakmensen tewerk. Bovendien wordt ze geconfronteerd met grote
uitdagingen en nieuwe evoluties: de toepassing van nieuwe richtlijnen op het gebied van techniek, energie
en milieu, de ontwikkeling van onderzoek en innovatie in het bijzonder op het vlak van duurzaam bouwen of
de zorg om de vergroening van de bouwberoepen en de bouwsector in het algemeen. Deze evoluties
vertalen in vakmanschap en de hiermee gepaard gaande kwalificaties, kortom omscholing dus, is misschien
de grootste uitdaging voor ons sectoraal opleidingsfonds.
Dit aangepast vakmanschap vereist een visie en ambitie van de sector inzake haar opleidingsbeleid.
Daarom is het belangrijk dat het opleidingsbeleid kadert in een breder strategie waar ook
loopbaanbegeleiding van de bouwvakarbeider en competentieontwikkeling van het bouwbedrijf centraal
staan.
Indien er zich opportuniteiten voordoen om samen te werken met andere sectoren dan wil de bouwsector
hier extra inspanningen voor doen. Op dit moment is het wat dit deel betreft nog niet geheel duidelijk waar
die mogelijke samenwerking dan ligt.
PARTNERSCHAPPEN ONDERHOUDEN
1. SAMENWERKING MET OPLEIDINGSPARTNERS
Om te investeren in de competenties van de bouwvakarbeiders werkt de sector samen met
diverse opleidingsverstrekkers. Een aantal opleidingscentra zijn structureel erkende partners:
(Confederatie bouw, Bouwunie, VDAB, FOREM, Bruxelles-Formation, Arbeitsamt, CDR bouw,
SYNTRA, IFPME, EFPME, IAWM, Edutec en Constructec) en tijdelijk erkende opleidingscentra.
In 2011 waren dat 68 voorheen niet erkende centra van een totaal van 300 tijdelijk erkende
centra.
Ook met bouwbedrijven worden in het kader van bedrijfsinterne opleidingen overeenkomsten
afgesloten. Op die manier kunnen bouwvakarbeiders op een snelle en adequate manier
specifieke vaardigheden aan leren. Ook voor het ontwikkelen van nieuwe opleidingen kan er
samengewerkt worden met door het FVB erkende opleidingscentra.
WAT DOEN WE MET DE VERSCHILLENDE – VLAAMSE – STRUCTURELE PARTNERS (MET
DEZE PARTNERS
WERDEN STRUCTURELE SAMENWERKINGSVERBANDEN AFGESLOTEN)
1. VLAAMSE CONFEDERATIE BOUW EN BOUWUNIE
Deze partners verzorgen (organiseren of faciliteren) werknemersopleidingen tijdens
de week en winterperiode). Dit gaat zowel om algemene opleidingen als
vaktechnische opleidingen.
2. VDAB
Met de VDAB is er een globale samenwerkingsovereenkomst afgesloten wat betreft
werknemersopleidingen.
3. EDUTEC
Edutec is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van opleidingen waarvoor slechts
een nichemarkt is. Voor deze nichemarkt zal zij ook zelf opleidingen ontwikkelen.
4. SYNTRA
Syntra organiseert praktijkgerichte werknemersopleidingen die kaderen binnen DAB
(dienst algemeen belang) en DAEB (dienst algemeen economisch belang).
33
2. EVALUEREN VAN OPLEIDINGSCENTRA
Jaarlijks wordt er op twee manieren geëvalueerd:
Evaluatie van de tijdelijke opleidingscentra op basis van klachten en ervaringen met de
verschillende centra.
Evaluatie van de opleidingscentra via een audit. Indien uit de audit klachten naar boven
komen wordt dit verder opgevolgd.
De klantentevredenheidsmeting peilt naar de dienstverlening van het FVB en de
tevredenheid over de opleidingen en opleidingscentra. Op basis van deze meting kunnen –
indien nodig- verbetertrajecten uitgewerkt worden.
Ombudsdienst: indien bedrijven een klacht hebben kunnen ze ook terecht bij de
ombudsdienst van het FVB.
Evaluatie van de opleidingsinhouden, indien nodig worden opleidingsinhouden aangepast.
3. SOCIALE PARTNERS
Onze sociale partners zijn essentiële partners in het verspreiden en communiceren van de
opleidingsmogelijkheden voor de bouwbedrijven.
COMPETENTIEVERSTERKING OP NIVEAU VAN DE BOUWVAKARBEIDERS
1. COMPETENTIES 2020
1. NIEUWE ONTWIKKELINGEN
KWALIFICATIESTRUCTUUR
IN
DE
SECTOR
COMPETENT
EN
DE
VLAAMSE
In het kader het systeem van competent worden binnen het FVB nieuwe
ontwikkelingen in de sector in kaart gebracht. Eind 2013 moet dit proces afgerond
zijn.
In samenwerking met AKOV zullen de beroepskwalificatiedossiers ingeschaald
worden in de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Zo kunnen in een volgende fase de
opleidingen aangepast worden om zo ook daar de benodigde competenties na te
streven.
Task force in samenwerking met VDAB
In samenwerking met de VDAB is er een taskforce actief die als opdracht heeft om
een gezamenlijke strategie te garanderen bij het ontwikkelen van opleidingsprojecten
voor groene banen voor werkzoekenden en werknemers uit de bouwsector. Zodat zij
de nodige competenties hebben om de uitdagingen van 2020 aan te kunnen.
In deze taskforce zitten verschillende organisaties samen; FVB, VDAB, SYNTRA,
CEDUBO, OCW en het WTCB. Op die manier is een link met strategische
onderzoekscentra verzekerd.
Het WTCB heeft verschillende technisch voorlichtingsnota’s en innovatieve
handboeken die voor de sector erg relevant zij, maar die vaak niet op maat van de
bouwvakarbeiders -bedrijven geschreven zijn. Deze taskforce zal samen met het
technisch kenniscentrum van het FVB deze handboeken vertalen op maat van de
bouwbedrijven en -arbeiders.
Provinciaal
Via de RTC-netwerken worden opleidingen in het kader van duurzaam bouwen
vertaald in opleidingen voor onderwijs.
Materiaal dat in het kader van deze opleidingen aangekocht wordt kan dan terug
zinvol zijn voor de werknemersopleidingen.
34
2. INTERN OPLEIDEN TOT PROFESSIONELE BEDRIJFSCONSULENTEN EN ADVISEURS
Om bedrijven te stimuleren hun bouwvakarbeiders voor te bereiden om toekomstige
uitdagingen is het belangrijk dat bedrijven bezocht worden door experten op vlak van
deze evoluties. Het is bijgevolg belangrijk dat ook intern voldoende aandacht aan
relevante bijscholing wordt besteed.
2. LOOPBAANVERSTERKING
1. OPLEIDING VAN BOUWVAKARBEIDERS
Ontwikkelen van opleidingen door de technische cel van het FVB
Voor opleidingen waarvoor er geen aanbod aanwezig is op de markt, hanteert het
FVB het principe van aanbodcreatie. Deze opleidingsinhouden worden gecreëerd
o.b.v. een evaluatie door een opleidingscentrum, de klantentevredenheidsmeting, de
FVB-secties (bijv. wanneer het gaat over nieuwe wetgeving), warme en koude
prospectie, bedrijfsopleidingsplannen, het netwerk (opleidingscentra, sociale
partners...)
Communiceren van opleidingen
Om over onze opleidingen te communiceren worden verschillende kanalen
aangeboord. Omdat elke regio andere noden heeft, wordt er per regio een apart
commercieel plan opgesteld.
Onder deze acties vallen onder andere:
− Verspreiden van opleidingen via een website.
− Een nieuwsbrief met relevante en op maat berichten.
− Koude en warme prospecties.
Het belangrijkste middel om bedrijven en bouwvakarbeiders warm te maken voor
opleidingen is nog steeds het bezoeken van deze bedrijven.
Opleidingsstelsels
Er zijn verschillende stelsels mogelijk waarbinnen opleidingen kunnen gevolgd
worden. Afhankelijk van het stelsel en de op dat moment geldende cao is dit een
premie voor de bouwvakarbeider en/of een tussenkomst in de verloning voor de
werkgever. Op dit moment zijn er afspraken voor:
 Weekdagopleiding
 Zaterdagopleidingen
 Avondopleidingen
 Winteropleiding
Omdat de bouwsector voor een belangrijk deel uit KMO’s bestaat en het niet evident
is voor hen om hun bouwvakarbeiders op opleiding te sturen is er het systeem van
bedrijfsinterne opleidingen uitgewerkt. Bouwvakarbeiders kunnen door een ervaren
collega, die een train de trainer opleiding heeft gevolgd, opgeleid worden.
Sinds 2011 ondersteunt het FVB ook bedrijven met bedrijfsinterne opleidingen. Deze opleidingen
vinden plaats binnen het bedrijf en kunnen zowel een basisopleiding als een
vervolgmakingsopleiding vervatten.
De bedrijven zijn verplicht van een kwaliteitscharter te tekenen. Het FVB ondersteunt in de
kwaliteit door het aanbieden van train-the-trainer opleidingen (verplicht vanaf 32uren BIO), het
uitwerken van het opleidingsprogramma, advies over de goede organisatie en tools om de
opleiding te evalueren. Het FVB komt ook tussen in de loonkost van de cursist/ bouwvakarbeider.
Opleidingsdoelstellingen
Elk jaar worden er doelstellingen bepaald wat betreft opleidingsuren. Deze
doelstellingen situeren zich op drie niveaus:
1. Een doelstelling met betrekking tot het behalen van een bepaald aantal
35
opleidingsuren (jaarlijkse stijging van 5%).
2. De participatiegraad van bedrijven moet elk jaar met 5% stijgen. Deze
doelstelling brengt met zich mee dat er in de eerste plaats moet gefocust
worden op KMO’s en micro KMO’s. (KMO’s zijn bedrijven met minder dan 35
bouwvakarbeiders).
3. De participatiegraad van bouwvakarbeiders die een opleiding volgen moet elk
jaar met 5% stijgen.
Opleidingsuren in het kader van duurzaam bouwen
Er zijn geen specifieke doelstellingen in het kader van opleidingsuren voor
opleidingen rond duurzaam bouwen. Deze uren worden echter wel in kaart gebracht
en opgevolgd.
2. DIVERS AANBOD AAN OPLEIDINGEN
Opleidingen die zich focussen op technische competenties
Een aantal opleidingen focussen zich specifiek op technische competenties. Deze
opleidingen zijn onder andere:
 Basisopleidingen bouw
 Vervolmakingsopleidingen bouw
 Verplichte opleidingen in het kader van certificeringen
 Bedrijfsinterne opleidingen zijn ook een ideale manier
Competenties met oog op moeilijk bereikbare doelgroepen
 Taalopleidingen.
Ter promotie zullen hiervoor folders ontwikkeld worden in verschillende talen
zodat de doelgroep geïnformeerd wordt.
 Attitudeopleidingen
 Functionele geletterdheid
 Er wordt in samenwerking met basiseducatie onderzocht om een opleiding
basisrekenen aan te bieden;
 In samenwerking met de VDAB worden taalcoaches voorzien in het kader
van de loopbaanbegeleiding.
Veiligheids- en welzijnscompetenties
 Veiligheidsopleidingen voor anderstaligen
Om arbeidsongevallen bij anderstalige bouwvakarbeiders te verlagen, maar
vooral om anderstalige bouwvakarbeiders te sensibiliseren over het veilig
werken in de bouwsector is er een projectgroep actief.
 Veiligheidsopleidingen voor sectorintreders
Om arbeidsongevallen bij sectorintreders te verlagen, maar vooral om
sectorintreders te sensibiliseren over het veilig werken in de bouwsector is er
een projectgroep actief om voor deze doelgroep verschillende
veiligheidsopleidingen te ontwikkelen. Een algemeen luik is reeds afgewerkt.
Nu wordt er gefocust op een aantal deelsectoren.
Andere
 In samenwerking met de VDAB worden opleidingen voor mechanische
beroepen georganiseerd (graafmachines, torenkraan … ).
3. ERVARINGSBEWIJZEN
Eigen ervaringsbewijzen
Het FVB is als testcentrum erkend voor vier ervaringsbewijzen: industrieel schilder,
stellingbouwer, torenkraanbestuurder en bestuurder hydraulische graafmachine. Ook
in de toekomst kunnen geïnteresseerden via het FVB hun ervaringsbewijs hiervoor
krijgen.
Andere ervaringsbewijzen
36
De sector stimuleert/informeert arbeiders die in aanmerking komen voor het
ervaringsbewijs opleider-begeleider om dit te behalen.
3. LOOPBAANBEGELEIDING
Werknemers worden op de diverse informatiemomenten geïnformeerd over de mogelijkheden
met betrekking tot hun loopbaan.
1. COMPETENTIEVERSTERKING DOORHEEN DE VOLLEDIGE LOOPBAAN
Er zijn op dit moment verschillende tools voorhanden om de bouwvakarbeiders de
mogelijkheid aan te bieden om zich levenslang te ontwikkelen. In de toekomst zal
gekeken worden hoe deze verschillende tools verder op elkaar afgestemd kunnen
worden.
Het gaat hierbij over de verschillende opleidingsmogelijkheden voor toekomstige en
huidige bouwvakarbeiders, tools om competenties en opleidingen bij te houden,
eventuele heroriëntering indien dit nodig zou zijn …
2. PERSOONLIJK ONTWIKKELINGS PLAN
Het project ‘my digital me’ en ‘mijn loopbaan’ van de VDAB wordt verder opgevolgd
en in de mate van het mogelijke geïntegreerd in de acties ten aanzien van
(toekomstige) bouwvakarbeiders.
3. OPLEIDINGSPASJE
Bouwvakarbeiders kunnen op eenvoudig verzoek een overzicht krijgen van de
verschillende opleidingen die ze in samenwerking met het FVB reeds gevolgd
hebben. Dit systeem wordt in de toekomst verder geëvalueerd.
4. OUTPLACEMENT (CAO 14 MEI 2009 EN 12 APRIL 2012)
De bouwsector neemt het op zich om bouwbedrijven en bouwvakarbeiders te
ondersteunen wanneer deze te maken krijgen met ontslag. Het FVB heeft hiervoor
een samenwerking met verschillende outplacementkantoren.
Deze kantoren krijgen een premie wanneer een bouwvakarbeider terug de sector
instroomt.
5. SECTORVERLATERS
In samenwerking met de VDAB worden bouwvakarbeiders die de sector verlaten en
in de werkloosheid terecht komen terug opgepikt door de consulenten van het FVB.
COMPETENTIEVERSTERKING OP BEDRIJFSNIVEAU
De verschillende acties die zich focussen op het versterken van de bouwvakarbeider hebben uiteraard het
effect van versterking op bedrijfsniveau. Toch zijn er een aantal acties die zich specifiek richten op het
bouwbedrijf.
1. BEDRIJFSONDERSTEUNING
1. BEDRIJFSBEZOEKEN
Bedrijfsbezoeken zijn de basis van een goede relatie met de bouwbedrijven. Tijdens
deze bedrijfsbezoeken kunnen verschillende zaken besproken worden. Dit telkens
afhankelijk van de noden van het bedrijf.
Jaarlijks worden er commerciële actieplannen opgesteld die zich specifiek focussen
op het bereiken van KMO’s. Een kleine greep uit de acties: mailings naar nietklanten,
samenwerking
met
beroepsverenigingen,
infosessies,
gerichte
bedrijfsbezoeken, netwerken verbreden, BOP’s op maat opmaken, opsturen en
opvolgen, telefoonacties, ontbijtsessies …
37
2. ONTHAALKADER KMO’S
Er is een onthaalkader ontwikkeld dat KMO’s moet ondersteunen bij het uitwerken
van een onthaalbeleid. Het onthaalkaders is opgevat als een wegwijzer voor een
onthaal op maat in een bouwbedrijf. Het wil zorgen voor een vlotte integratie van
nieuwe bouwvakarbeiders, in functie van hun omschreven taken en hun contractuele
verplichtingen, de welzijnsreglementeringen en hun verdere ontwikkeling als
bouwvakarbeider in het bedrijf.
Er wordt een leidraad ontwikkeld die moet helpen om, vanuit het FVB, KMO’s en
micro KMO’s te bereiken, te informeren en te laten participeren aan de diensten van
het FVB.
Het onthaalkader bestaat uit vijf fases vertaald in vijf brochures met afkruislijsten.
Bouwbedrijven krijgen dit onthaalkader ter beschikking en ondersteuning bij de
concretisering ervan voor hun bouwbedrijf.
3. OPLEIDINGSPARTICIPATIE
De participatiegraad van het aantal bedrijven met bouwvakarbeiders die opleiding
volgen moet elk jaar met 5% stijgen. Deze doelstelling brengt met zich mee dat er in
de eerste plaats moet gefocust worden op KMO’s en micro KMO’s. (KMO’s zijn
bedrijven met minder dan 35 bouwvakarbeiders).
4. BEDRIJFSOPLEIDINGSPLAN
Op dit moment kunnen bedrijven gestimuleerd worden om een bedrijfsopleidingsplan
per jaar op te maken. Het FVB probeert hierbij de bedrijven, in de mate van het
mogelijke, te stimuleren om over een aantal jaren heen te kijken.
Een bedrijfsopleidingsplan bevat enerzijds de opleidingsnoden van een bedrijf
anderzijds komen hier ook de aanwervingsintenties in terecht. Dit plan moet in
grotere bedrijven goedgekeurd worden door vakbondsdelegatie. Een BOP is
verplicht om te kunnen genieten van de sectorale voordelen.
In de praktijk betekent dit dat een bedrijfsopleidingsplan hoe langer hoe meer, meer
is dan gewoon een plan op papier, maar dat deze ook effectief strategisch opgesteld
wordt in functie van de noden. Op die manier wordt er op lange termijn werk gemaakt
van een opleidingscultuur binnen een bedrijf.
Volgende opdeling helpt om het effectief strategisch effect in kaart te brengen:
38
Er zijn opleidingen die zich focussen op de operationele opleidingsbehoeften zoals
vaktechnische opleidingen, behalen van attesten, VCA … Er zijn opleidingen die zich
focussen op de strategische opleidingsbehoeften zoals arbeidspopulatie, behouden
en overdragen van kennis, opvang en “binding” van nieuwkomers. Tenslotte zijn er
opleidingen die zich focussen op de evolutie van het bedrijf waar het accent ligt op
nieuwe technieken of activiteiten.
5. OPLEIDINGSPLANNING VAN DE OPLEIDINGSCENTRA WORDT GECOMMUNICEERD.
Jaarlijks wordt de opleidingsplanning van de verschillende opleidingscentra
gebundeld. Dit overzicht wordt vervolgens gecommuniceerd naar de bedrijven die dit
kunnen gebruiken bij het plannen van de opleidingen voor hun bouwvakarbeiders.
6. SOCIALE BALANS ONDERSTEUNEN BIJ INVULLEN
Bedrijven worden ondersteund bij het invullen van hun sociale balans. Elk bedrijf
krijgt hiervoor de nodige gegevens en indien nodig ook ondersteuning bij het invullen
van de documenten. Het FVB stelt hiervoor een tool ter beschikking.
2. SPECIFIEKE OPLEIDINGEN
1. MENTOROPLEIDINGEN / PETER OPLEIDINGEN
Bedrijven worden gestimuleerd om mentoropleidingen te volgen. Deze opleidingen
maken het bedrijf sterker in een aantal situaties:
− Ze kunnen stagiaires beter omkaderen.
− Ze kunnen bedrijfsinterne opleidingen organiseren.
− Ze kunnen nieuwe werknemers beter onthalen.
Bedrijven die een stagiaire begeleiden en een mentoropleiding gevolgd hebben
komen in aanmerking voor financiële ondersteuning in de vorm van
doelgroepvermindering.
2. VEILIGHEIDSDAGEN
Op maat en vraag van een bedrijf worden lesgevers en opleidingscentra
samengebracht. Op die manier kan een bedrijf op grote schaal veiligheidsopleidingen
aanbieden aan zijn bouwvakarbeiders.
3. COMPETENTIEWERKING GOOD PRACTICES
Een aantal bouwbedrijven zijn op vlak van competentiebeleid pioniers. Deze pioniers zijn
belangrijk voor het vormgeven van een realistisch competentiebeleid voor de volledige sector.
Om van deze ervaringen te leren willen we een aantal van deze good practices in kaart brengen
en de resultaten hiervan eventueel gebruiken in verdere acties.
DIVERSITEITSCHECK
Centraal in deze prioriteit is het versterken van de competenties van de bouwvakarbeiders.
Bouwvakarbeiders moeten kunnen evolueren doorheen hun volledige loopbaan. Dat geldt zowel
op momenten dat het minder evident wordt voor de bouwvakarbeiders als voor bouwvakarbeiders
die door hun achtergrond specifieke ondersteuning nodig hebben.
Bij de diversiteitscheck willen we nagaan of we ook deze doelgroepen voldoende bereiken met
ofwel het bestaande aanbod of met een aangepast aanbod.
39
MAATWERK – WERKZOEKENDENWERKING
Motivatie
Zoals uit de Hermes studie blijkt stroomt er elk jaar een significant aantal bouwvakarbeiders uit de sector. Dit
maakt dat het voor de sector belangrijk is om jaar na jaar te investeren in zowel de instroom als het behoud
van gemotiveerde bouwvakarbeiders. Deze nood wordt bevestigd in het gegeven dat de meeste van de
beroepen binnen PC 124 knelpuntberoepen zijn.
Aansluitend hierbij is diversiteit het gegeven waarbij in een arbeidsomgeving verschillen tussen mensen als
sterkte wordt gebruikt. De meerwaarde die het voor een (bouw)bedrijf kan opleveren om naast autochtone,
jonge, mannelijke Belgen ook vrouwen, allochtonen, ouderen en arbeidsgehandicapten op de payroll te
hebben
ACTIES BINNEN HET SECTORCONVENANT
Binnen het sectorconvenant zijn er reeds een pak acties die zich specifiek focussen op specifieke
doelgroepen en die het principe van het maatpak nastreven. Voor de duidelijkheid is er naast
deze acties een maatpak geplaatst.
Binnen de bouwsector zijn kansengroepen, de groepen zoals (1) deze zijn gedefinieerd in de cao
van 16 juni 2011 in verband met duurzame beroepsintegratie en herintegratie van opleiding van
risicogroepen.
−
−
−
−
Jongeren onderwerpen aan de deeltijdse leerplicht.
Jongeren minder van 25 jaar, die hun zesde maand als werkzoekende ingaan en geen
diploma van hoger secundair onderwijs hebben.
Laaggeschoolde werkzoekenden zonder diploma technisch of beroepssecundair
bouwonderwijs.
Bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden die tewerkgesteld zijn in
toeleidingsinitiatieven.
En (2) de groepen die gedefinieerd werden in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met
de VDAB (SAB). Zie hieronder.
TOELEIDINGSPROJECTEN
Het sleutelwoord bij de diversiteitsacties in de bouwsector is maatwerk. Om dit maatwerk te
realiseren zijn er twee grote middelen binnen het FVB, nl de sectorale arbeidsbemiddeling bouw
die in verschillende provincies als basis dient voor een toeleidingsproject.
1. SECTORALE ARBEIDSBEMIDDELING BOUW (SAB)
Dit is een samenwerkingsovereenkomst met de VDAB met als doelstelling een betere
doorstroming naar werk in de bouwsector en de transparantie op de openstaande vacatures te
verhogen.
In de overeenkomst met de VDAB staan volgende doelgroepen als prioriteit:
In principe worden alle werkzoekenden die mogelijk kunnen worden toegeleid naar de sector
bouw gevat in deze overeenkomst. Er wordt echter afgesproken voornamelijk te focussen op
volgende doelgroepen:
−
Jongeren -25 jaar, met speciale aandacht voor de ongekwalificeerde uitstroom.
−
Kansengroepen: dit zijn categorieën waarbij de werkzaamheidsgraad, lager ligt dan
het gemiddelde bij de totale beroepsbevolking. Concreet zijn dit: personen van
allochtone origine, kortgeschoolden, 50-plussers en personen met een
arbeidshandicap.
40
−
Sectorverlaters: personen die uit de sector treden en niet worden begeleid via
tewerkstellingscellen.
Elk bedrijf binnen de bouwsector met een vacaturenood. Speciale aandacht gaat uit naar
KMO’s en micro KMO’s.
Binnen het SAB wordt er minimaal aandacht besteed aan screening, jobmatching en invoer van
vacatures. Dit kan na verdere afspraken op provinciaal niveau als binnen de context van de
toeleidingsprojecten nog aangevuld worden.
Doelstelling: er moet een uitstroom van 75% zijn naar werk. (volgens de berekeningswijze van
de VDAB). Daarnaast moeten in de periode mei 2012-december 2014 4.953 screenings
plaatsvinden en 1.840 jobmatchings.
Per provincie worden hier nog extra doelstellingen aan vastgekoppeld (zie verder).
2. TOELEIDINGSPROJECTEN
Hiervoor verwijzen we in de eerste plaats naar de kaderteksten vooraan in deze tekst. Afhankelijk
van de regio worden er samenwerkingen opgestart met steden, gemeenten en provincies.
Een overzicht van de verschillende projecten:
1. ANTWERPEN
Talentenwerf
Samenwerking: FVB en sociale partners, VDAB, stad Antwerpen, onderwijsraad
Antwerpen.
Doelstelling: werkzoekenden op één plaats helpen in de zoektocht naar duurzaam werk in
de bouwsector volgens het principe van de kortste weg naar een job. Dit op basis van een
dialoog met de werkzoekenden waar zijn competenties en wensen en de realiteit van de
arbeidsmarkt afgewogen ten opzichte van elkaar. Binnen deze samenwerking is het
belangrijk om te blijven zoeken naar nieuwe en innovatieve werkvormen.
Bouwtroef
Samenwerking: FVB en sociale partners, SYNTRA en stad Mechelen.
Doelstelling: Mechelse werkzoekenden die jongeren zijn dan 30, kortgeschoold zijn en/of
van allochtone origine ondersteunen en begeleiden naar werk.
2. LIMBURG
Met de stad Genk worden op dit moment onderhandelingen gevoerd om een specifiek
toeleidingsproject op te starten gefocust op de lokale situatie waarbij er erg veel langdurig
werklozen zijn.
3. OOST-VLAANDEREN
Bouwbaan
Samenwerking: FVB en sociale partners, VDAB en de steden Geraardsbergen, Aalst,
Ronse en Gent en de provincie Oost-Vlaanderen
Doelstelling: Bouwbaan wil perspectieven bieden aan moeilijk bemiddelbare
werkzoekenden via grondige screening, opleiding, begeleiding, sollicitatiebemiddeling en
blijvende opvolging. Bouwbaan wil binnen de schoolmuren een begeleiding bieden die er
op gericht is tewerkstellingsmogelijkheden en modaliteiten toe te lichten via stageevaluatie, informatie, toetsing op noodzakelijke competenties, sollicitatiebemiddeling en
ondersteuning bij de transitie naar jobs binnen de bouwsector.
Op deze manier wil Bouwbaan een antwoord bieden op de knelpunten door de te
beperkte instroom in de bouwsector.
41
4. W EST-VLAANDEREN
Bouwkan
Samenwerking: FVB en sociale partners, VDAB, en de steden Kortrijk, Roeselare …
Doelstelling: Werkzoekenden toeleiden, opleiden en naar de arbeidsmarkt begeleiden met
het oog op een duurzame tewerkstelling. Hierbij wordt rekening gehouden met de vraag
op de regionale arbeidsmarkt en wordt er speciale aandacht besteed aan kansengroepen.
Aangezien deze vraag kan variëren, moet de keuze voor concrete opleidingsprojecten
ook flexibel zijn. FVB vervult in deze een signaalfunctie. Bouwkan wil aanvullend zijn op
bestaande acties.
PROVINCIALE ACTIES
In het kader van de SAB worden er per provincie overeenkomsten gesloten. Ook hier liggen er
telkens accenten op het vlak van kansengroepen.
Deze overeenkomsten worden in deze periode afgesproken en goedgekeurd. Het is bijgevolg nog
niet mogelijk om per provincie even concreet te gaan.
Deze verschillende provinciale afspraken worden in de loop van juni/juli onderhandeld op
provinciaal niveau. Hiervoor wordt vanuit de VDAB een keuzemenu aan beschikbare acties ter
beschikking gesteld.
SAMENWERKINGEN
1. SOCIALE ECONOMIEPROJECTEN
Er zijn samenwerkingen met sociale economieprojecten. De bouwsector ondersteunt deze
projecten wanneer deelnemers een bouwopleiding volgen en of duurzaam willen doorstromen
naar de sector.
2. RESOC
In samenwerking met RESOC worden bedrijven die dat wensen begeleid in het opzetten van een
diversiteitstraject.
PROJECTMATIGE ACTIES
Op lokaal niveau zijn er elk jaar verschillende projecten waar ook de bouwsector aan deelneemt.
Belangrijk bij deze projecten is de financiering van de steden en gemeenten. Het is bijgevolg op
dit moment nog niet mogelijk om te weten wat de mogelijkheden zijn op dat vlak wegens de
provincie- en gemeenteraadsverkiezingen van 2012.
42
50 PLUS EN RETENTIE
1. WERKBAAR WERK EN RETENTIEBELEID
Uit de hermesstudie blijkt dat de belangrijkste reden om de sector te verlaten, de
arbeidsomstandigheden en de arbeidsverhoudingen zijn. De arbeidsinhoud komt hier niet als één
van de vijf belangrijkste redenen naar boven.
In het kader van de VIA ronde tafels is er een projectgroep bezig rond het thema werkbaar werk.
Speciale focus zal hierbij gaan naar oudere werknemers. Op basis van de resultaten van deze
ronde tafel zullen er specifieke acties rond retentie van oudere werknemers opgezet worden.
2. LIMBURG – PRAKTIJKLABO’S
Flanders synergie start een project waarbij er in samenwerking met bouwbedrijven een tool
ontwikkeld wordt om 50-plussers langer aan het werk te kunnen houden in de bouwsector. De
bedrijven die betrokken zijn in dit project hebben een verschillende achtergrond op vlak van
grootte en activiteit.
Het FVB ondersteunt dit project vanuit de sector.
3. BENCHMARK
Bedrijven kunnen in de toekomst een benchmark van hun bedrijf opvragen. Op basis van deze
benchmark kunnen ze een retentie en een opleidingsbeleid uitwerken. Deze benchmark zal in
een eerste fase bestaan uit een vergelijking op vlak van opleiding, verloop en leeftijd.
4. STUDIE VERGRIJZING
In het kader van de vergrijzing van de bevolking is het belangrijk om de leeftijdspiramide van de
bouwsector secuur op te volgen. Op dit moment is er een evenwicht in de populatie. De sector
kan aan zijn vervangingsbehoefte voldoen. Andere sectoren kennen echter een oudere
leeftijdscurve. In de eerste plaats willen dit verder uitzoeken. Een studie rond vergrijzing zal
opgezet worden. Deze studie zal gebruikt worden om latere acties gericht te kunnen opzetten.
DIVERSITEITSPLANNEN
Het FVB stimuleert door sensibilisatie en informatie bedrijven om een diversiteitsplan uit te
werken. Indien bedrijven interesse hebben dan zorgt het FVB dat het betrokken bedrijf in contact
gebracht wordt met een ondersteunende organisatie.
DIVERSITEITSCHECK
Bij deze prioriteit is de diversiteitscheck erg kwantitatief. In het kader van de SAB zijn er
streefcijfers afgesproken op vlak van het bereik van de werkzoekenden. Een aantal groepen
(zoals hierboven vermeld) zijn prioritaire doelgroepen om te bereiken.
Daarnaast zijn er de extra provinciale afspraken die zullen gemaakt worden en eventuele
afspraken in het kader van de toeleidingsprojecten met steden, gemeenten en provincies. Deze
projecten hebben vaak duidelijk omschreven doelstellingen wat betreft de te bereiken doelgroep.
Door de methodiek van de toeleidingsprojecten die de consulenten toelaat om een breed
arsenaal aan begeleidingstools in te zetten kunnen deze personen een ondersteuning krijgen
aangepast aan hun noden.
43
Studies - indicatoren
Aan de hand van een aantal studies worden de acties en hun resultaten opgevolgd. Deze studies zijn:
1. DOORSTROOMSTUDIES
De doorstroom wordt in kaart gebracht:
−
−
Doorstroom vanuit de verschillende soorten opleidingen (voltijds onderwijs, deeltijds
onderwijs, alternerend leren).
Doorstroom in het kader van de sectorale arbeidsbemiddeling bouw.
2. HERMES
Via de jaarlijkse Hermes wordt het verloop en de retentie van de bouwvakarbeiders in kaart gebracht.
3. ARBEIDSMARKTANALYSES
Met de verschillende arbeidsmarktanalyses worden de vacaturemogelijkheden en de niet-werkende
werkzoekenden in kaart gebracht per provincie.
4. STUURBOORDTABELLEN EN KWARTAALRAPPORTEN
Deze studies geven een inzicht in de doelstellingen van het FVB wat betreft opleidingsuren,
opleidingsparticipatie, outplacement, JLW en ABO.
5. AD HOC STUDIES
Een studie rond vergrijzing zal opgezet worden. Deze studie zal een eerste referentiepunt voor
eventuele indicatoren.
Nulmetingen
Om een zicht te hebben op de grootheid van de acties is hieronder beknopt een overzicht te vinden
van een aantal verschillende indicatoren. De gegevens zijn telkens de gegevens voor België.
Participatiegraad bouwvakarbeiders aan opleiding
20,00%
18,29%
17,37%
18,00%
15,80%
16,00%
14,00%
12,20%
12,70%
12,00%
9,80%
10,00%
8,00%
8,40%
7,20%
6,00%
4,00%
2,00%
0,00%
03-04
04-05
05-06
06-07
07-08
08-09
09-10
10-11
44
Doelstelling wat betreft participatiegraad op bedrijfsgrootte
Grootte
Bedrijven
Doelstelling
0
1-5
6-19
20-49
50-99
100-249
250-499
>500
Totaal
2778
11435
3340
725
180
60
13
3
15756
6%
30%
70%
89%
95%
96%
100%
15%
Geschatte
doelstelling
686
1002
508
160
59
12
3
2430
Participatie van de bouwbedrijven
4.000
3.500
3.454
3.000
3.214
3.359
2.745
2.500
2.548
2.232
2.000
1.963
1.500
1.776
1.000
500
0
03-04
04-05
05-06
06-07
07-08
08-09
09-10
10-11
45
Sectorale arbeidsbemiddeling bouw
In het kader van de vorige overeenkomst werden (gegevens eind april) 1.039 doorverwijzingen
verwezenlijkt en 2.935 screeningslijnen opgezet.
In totaal werden 1.770 bemiddelingen opgestart. Op vlak van uitstroom naar werk betekende dit:
AANTAL BEMIDDELINGEN
% uitstroom naar werk (bij einde begeleiding of huidige toestand)
waarvan uitgevoerd
% uitstroom naar werk bij einde uitvoering begeleiding
waarvan min 1 maand uitgevoerd
% uitstroom naar werk 1 maand na uitvoering begeleiding
waarvan min 3 maand uitgevoerd
% uitstroom naar werk 3 maand na uitvoering begeleiding
waarvan min 6 maand uitgevoerd
% uitstroom naar werk 6 maand na uitvoering begeleiding
waarvan min 9 maand uitgevoerd
% uitstroom naar werk 9 maand na uitvoering begeleiding
waarvan min 12 maand uitgevoerd
% uitstroom naar werk 12 maand na uitvoering begeleiding
1.770
54%
1007
88%
959
87%
855
85%
707
83%
361
79%
191
82%
De bemiddeling van een werkzoekende door een FVB-consulent. Deze bemiddeling wordt geregistreerd d.m.v. een
jobmatchingslijn (JOBMAT-lijn), waarop de bemiddelingsacties en opvolggesprekken genoteerd worden.
46
[Algemene bepalingen inzake beëindiging,
wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de
overeenkomst]
Beëindiging
- Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet
stilzwijgend worden verlengd.
- Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge
overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het
sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De
kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te
lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse
Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding
kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone
omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk
en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld
dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in
de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant
eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling
van een vergoeding.
Wijzigbaarheid
- De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale
partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of
wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van
het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie
- Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en
werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit
gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk
evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de
inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of
de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht
- De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving
van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De
Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
47