Psychische en sociale symptomatologie POST-EAPC Danielle Zweers, RN, MSc PhD onderzoeker Leerstoel Hospicezorg Oncologieverpleegkundige EPZ Utrecht Disclosure belangen spreker (potentiële) belangenverstrengeling Geen / Zie hieronder Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven • Sponsoring of onderzoeksgeld • Honorarium of andere (financiële) vergoeding • Aandeelhouder • Andere relatie, namelijk … Geen • Geen • Geen • Geen • Werkzaam binnen EPZ Utrecht Focus Volwassen patiënten in de palliatieve fase Naasten/familie in relatie tot patiënten in de palliatieve fase Psychosociale symptomen ◦ Angst ◦ Depressie ◦ Psychosociale ‘distress’ ◦ etc. Onderzoeksmethode Overzicht presentaties Presentaties N=2 Auteur: Walshe, UK Onderwerp: Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. Gericht op: Patiënten met kanker in de palliatieve fase en naasten/familie Royo, ES Ontwikkeling van een toolkit in het meten van “distressing psychosocial beliefs”. BASIPC (Beliefs Assessment Scale In Palliative Care) Palliatieve patiënten Overzicht posters Posters Auteur N=13 Onderwerp Gericht op: Walshe, UK Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. (Tevens presentatie) Patiënten met kanker in de palliatieve fase en naasten/familie Mantunes, UK Screenen van depressie met behulp van de Palliative Outcome Scale (POS). Palliatieve patiënten Janberidze, NO Depressieve symptomen in laatste dagen van het leven. Patiënten met kanker in de palliatieve fase Walsh, US Depressie, slapeloosheid en pijn- de mythe van symptoomclusters. Patiënten met kanker in de palliatieve fase Castillo, ES Pijn, depressie, dyspnoe en infectieparameters. Patiënten met kanker in de palliatieve fase Zweers, NL Niet-farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Patiënten met kanker in de palliatieve fase Exposito Blanco, ES Invloed van kennis van de ziekte en emotionele status op medicatie gebruik. Palliatieve patiënten Mehle, SI De rol van de Edmonton Symptom Assessment System (ESAS) in herkennen van symptomen. Palliatieve patiënten Filbet, FR Het effect van “supportive care” interventies op depressie. Patiënten met kanker in de palliatieve fase Limonero, ES Identificatie van psychosociale behoeften in de palliatieve fase. Ontwikkeling van de ENP-E tool. Palliatieve patiënten Nabal, ES Factoren gerelateerd aan emotionele “distress” in de palliatieve fase. Palliatieve patiënten Nabal, ES Zijn er vragenlijsten nodig om emotionele status vast te stellen? Palliatieve patiënten Meten Prevalentie van symptomen en weergave in symptoomcluster Interventies Beïnvloedende factoren Meten Auteur Titel N=5 Royo, ES BASIPC (Beliefs Assessment Scale in Palliative Care): Ontwikkeling van een toolbox voor het meten van “distressing” psychosociale overtuigingen bij palliatieve patiënten Mehle, SI De rol van Edmonton Symptom Assessment System (ESAS) bij het herkennen van symptomen. Limonero, ES Identificatie van psychosociale behoeften in de palliatieve fase. Ontwikkeling van de ENP-E tool. Mantunes, UK Screenen van depressie met behulp van de Palliative Outcome Scale (POS). Nabal, ES Zijn er vragenlijsten nodig voor het vaststellen van emotionele status? Meetinstrumenten/ Tools • Palliative Outcome Scale (POS) • Edmonton Symptom Assessment System (ESAS) •Detection of emotional distress (DME) • Beliefs Assessment Scale in Palliative Care (BASIPC) • ENP-E Tool Palliative Outcome Scale (POS) Doel: Vaststellen van de meest verklarende items om depressie te screenen bij patiënten in de palliatieve fase. N Populatie Methode 416 Patiënten met kanker (144), COPD (60), hartfalen (51), parkinson (82), nierfalen (74) in de palliatieve fase. Leeftijd/geslacht: onbekend. Retrospectief POS uitgezet tegen 1. The Geriatric Depression Scale-10 2. Hospital Anxiety and Depression Scale Vier psychometrische eigenschappen getoetst. Palliative Outcome Scale (POS) Twee gecombineerde items leken het meest toepasbaar voor het screenen van depressie (AUC 0,76-0,97) Item 7: Heeft u de afgelopen drie dagen het gevoel gehad dat het leven de moeite waard is? I 0 Ja, de hele tijd I 1 Meestal I 2 Af en toe I 3 Zelden I 4 Nee, helemaal niet Item 8: Heeft u de afgelopen drie dagen een goed gevoel over u zelf gehad? I 0 Ja, de hele tijd I 1 Meestal I 2 Af en toe I 3 Zelden I 4 Nee, helemaal niet Palliative Outcome Scale Conclusie: • Gecombineerde items 7 en 8 meest toepasbaar om depressie te screenen • POS is goed te gebruiken voor het excluderen van patiënten die geen depressie lijken te hebben. • Afkappunt 2/3 geeft een negatief voorspellende waarde (negative predictive value) van 89,4% Overwegingen: - HADS/ The Geriatric Depression Scale-10 juiste gouden standaard? - POS zowel monitoring als screenings instrument? Edmonton Symptom Assessment System (ESAS) Doel: De rol van de ESAS in relatie tot symptoomregistratie. N Populatie Methode 94 Patiënten met kanker in de palliatieve fase. Gem. leeftijd: 67 Geslacht: 50% man Retrospectief Medische dossiers Afdeling Medische Oncologie zonder ESAS Afdeling Palliatieve zorg met ESAS Symptomen die het meest over het hoofd werden gezien waren: Symptoom Met ESAS Zonder ESAS Angst 36 % 4% Depressie 20 % 2% Sufheid 32 % 2% Slapeloosheid 27 % 0% Edmonton Symptom Assessment System (ESAS) Conclusie: • ESAS geeft een meerwaarde in het herkennen van symptomen. • Symptomen die in de meeste gevallen voor professionals niet acuut zijn worden eerder over het hoofd gezien. • De ESAS zou een onderdeel moeten zijn van de dagelijkse zorg voor patiënten met kanker in de palliatieve fase. Overwegingen: • http://goedevoorbeeldenpalliatievezorg.nl/Vindplaats/GEPLUSD Detection of emotional distress (DME) Doel:Vaststellen of implementatie van DME beter is dan een gesprek. N Populatie Methode 35 CG/ 35 IG Patienten opgenomen Palliative Prospectief vergelijkende studie. Care Unit. IG: met DME 91,4% oncologische aandoening. CG: zonder DME Gem.leeftijd: 68,4/69,8 jaar DME: valide en betrouwbaar in Geslacht: 58,6% man Exclusie: Spaanse populatie. KPS < 30, Pijn of benauwdheid meer dan 5/10, verminderde Geen significante verschillen in diagnose en psychopathologische cognitie. geschiedenis. Significante verschillen in aanwezigheid van emotioneel lijden tussen IG (77,1%) en CG (51,4%), p=0,0025 Detection of emotional distress (DME) Conclusie: • Ja het meten met behulp van een meetinstrument voegt betere detectie van emotioneel lijden toe aan dan alleen een gesprek. Overwegingen: • Prospectieve studie! • Exclusie van “zieke patiënt”. Prevalentie en weergave in symptoomclusters Auteur Titel N=2 Janberidze, NO Depressieve symptomen in de laatste dagen van het leven. Walsh, US Depressie, slapeloosheid en pijn – symptoomcluster. Prevalentie van depressieve symptomen in laatste dag voor overlijden. Doel: Prevalentie van depressieve symptomen in de laatste dagen van het leven in kaart brengen in relatie tot andere symptomen en zorgkarakteristieken. N Populatie Methode 1521 • Patiënten met kanker in de palliatieve fase • niet plotselinge dood zijn overleden en • bij bewustzijn waren tot aan overlijden in Nederland. Leeftijd: 72% 65 jaar of ouder. Geslacht: 57% man Retrospectief Vragenlijsten werden naar de betrokken artsen gestuurd. Depressieve en andere symptomen werden gescoord door de arts in de laatste 24 uur van overlijden van 1-5. Later hergecodeerd tot 1: geen/ 2-3: matig/ 4-5: ernstig. Prevalentie van depressieve symptomen in laatste dag voor overlijden. Matige depressieve symptomen in 32% Ernstige depressieve symptomen in 6% Regressie analyse liet de volgende relaties zien: - Matige en ernstige depressieve symptomen Geslacht Betrokkenheid geestelijk verzorger Pijn Benauwdheid + Matige en ernstige depressieve symptomen Angst Verwardheid Vermoeidheid Oudere patiënt + Ernstige depressieve symptomen Angst Betrokkenheid van psycholoog, psychiater, palliatieve zorg consulten/pijn en geen begeleiding door een arts werkzaam in de ouderenzorg Prevalentie van depressie in laatste dag voor overlijden. Conclusie: • Eenderde van de patiënten ervaart matige depressieve symptomen volgens de betrokken artsen in de laatste 24 uur voor overlijden. • Angst werd geassocieerd met zowel matige als ernstige depressieve symptomen. • Symptoomlijden in laatste uren voor overlijden vraagt om speciale aandacht. Overwegingen: • Depressieve symptomen zijn door de betrokken arts gescoord, mogelijk over of onder rapportage. • Onduidelijk invloed op kwaliteit van leven of sterven op dat moment. Beïnvloedende factoren Auteur Titel N=3 Castillo, ES Pijn, depressie, dysnpoe en ontstekings- en cachexiaparameters in het bloed. Exposito Blanco, ES Invloed van kennis over ziekte en emotionele status op medicatie gebruik. Nabal, ES Factoren gerelateerd aan emotioneel lijden in de palliatieve fase. Invloed van kennis over ziekte en emotionele status op medicatie gebruik. Doel:Vaststellen van de invloed van emotionele situatie en kennis van ziekte op het gebruik van medicatie in de laatste levensfase. N Populatie Methode 157 Opgenomen patiënten in palliative care unit. Oncologie (137)/ Anders (20) Gem. leeftijd: 71,53 Geslacht: 52,87% man. Retrospectief Systematisch doorzoeken van dossiers op sociale, demografische, klinische, emotionele gegevens en kennis van de ziekte bij opname. Invloed van kennis over ziekte en emotionele status op medicatie gebruik. 55% van de patiënten waren op de hoogte van hun diagnose. 25% van de patiënten waren op de hoogte van hun prognose. Medicatie bij ontslag: Medicatie bij ontslag Aantal (%) Opioїden 115 (73,25%) NSAID`s 88 (56,77%) Benzodiazepines 92 (58.97%) Corticosteroïden 66 (42,31%) Neuroleptica 35 (22,44%) Anti-epileptica 16 (10,26%) Antidepressiva 15 (9,62%) Angst als symptoom staat in relatie met significant meer medicatie gebruik (p=0.01). Kennis van diagnose gaf geen toename in medicatie gebruik, daar waar kennis van prognose dat wel gaf (p=0.0591). Invloed van kennis over ziekte en emotionele status op medicatie gebruik. Conclusie: • Het symptoom angst en kennis van prognose geeft toename van medicatie gebruik. • Geen verschil in dosering van medicatie voor patiënten met of zonder angst. Overwegingen: • Geen gebruik van meetinstrumenten. • Hoe te interpreteren? •Meer medicatie gebruik door angst? •Door meer medicatie gebruik toename angst? Interventies Auteur Titel N=3 Walshe, UK Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. Zweers, NL Niet-farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Filbet, FR Het effect van “supportive care” interventies op depressie. Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. Doel: ◦ Exploratie van coping strategieën die psychosociaal welbevinden bevorderen. N Populatie Methode 54 patiënten / 27 naasten Patiënten met kanker in de palliatieve fase en hun naasten. Kwalitatief, longitudinaal interview design. Centrale vraag: “Hoe gaan patiënten om met alledaagse dingen om een goede dag te hebben?” Positieve insteek i.p.v. nadruk op negatieve gevolgen. Gem. 2 interviews per patiënt afgenomen. Iteratief analyse proces Focus groep (n=4) om resultaten te bespreken. Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. Dagelijkse pragmatische dingen Een beroep doen op een ander Zelf bewustzijn Communicatie “I like to know exactly where I`m at and I like to know all the information, because then I cope with it and I can deal with it, and my oncologist isn`t necessarily the easiest to squeeze information from because I think a lot of people are scared of knowing the full truth.” Psychosociaal welbevinden. Exploratie van coping strategieën. Conclusie: • Effectieve coping strategieën fluctueren. • Coping strategieën veranderen wanneer veranderingen zich aandienen. • Geen duidelijke verschillen in patiënt en naaste. Overwegingen: • Unieke informatie van patiënten en familie voor interventie ontwikkeling. Niet farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Doel: ◦ Inventarisatie van beschikbare niet-farmacologische interventies en hun effectiviteit. N Studies Methode 16 Gerandomiseerde experimentele studies, gericht op verbeteren van het symptoom angst voor patiënten met kanker in de palliatieve fase. Systematische literatuur review Pubmed, Embase, Cinahl, PsycINFO Beoordeling kwaliteit Risk of bias tool Analyse door 2 onafhankelijke onderzoekers. Interventies onder te verdelen in 3 categorieën: ◦ Telemonitoring en educatieve interventies ◦ Psychotherapeutische interventies ◦ Complementaire zorg interventies Niet farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Geïncludeerde studies van zeer matige kwaliteit. 9 van de 16 interventies werden uitgevoegd door een (getrainde) verpleegkundige. 4 van de 16 studies laten een significant verschil zien voor het symptoom angst tussen de interventie en controle groep. Mogelijk ten gevolge van power verlies door hoge uitval in controle groep door uitblijven van effect. Niet farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Voorzichtige inventarisatie van succesfactoren: Scheduled monitoring of anxiety Opportunity for patient to tell their story Accessible in an easy way Success Factors Integrative treatment focus on multidimensionality of anxiety Flexibility in order to address individual needs Effective in short time period Niet-farmacologische interventies gericht op het symptoom angst. Conclusie: • Onduidelijk waarom wel of niet effectief. • Voorzichtig factoren voor succes geïnventariseerd. • Tevens bepalend voor haalbaarheid in kwetsbare patiëntenpopulatie. • Niet voldoende aanbod van evidence based interventies om aan te kunnen sluiten bij individuele behoefte van een patiënt. Overwegingen: • Veel pilot studies: tijd voor de volgende stap! • Interventie ontwikkeling op basis van theoretisch raamwerk. Conclusies: “Do`s and Don`ts” Ons niet verliezen in de veelheid van kleine studies Bevindingen uit retrospectieve studies toetsen in prospectieve studies in landelijk samenwerkingsverband. Gericht aandacht geven aan vroeg signalering en monitoring van psychosociale symptomen op een manier die ◦ leidt tot een directe verbetering van de multidisciplinaire communicatie ◦ direct ten goede komt aan de zorg voor de patiënt! Vragen? [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc