Reglement Doctoraat in de Kunsten De Faculteit Letteren van de KU Leuven is bevoegd voor de doctoraatsopleiding van het Doctoraat in de Kunsten. De regelgeving van het Doctoraat in de kunsten volgt het universitaire reglement van de KU Leuven, aangevuld met specifieke bepalingen voor de Bijzondere Faculteit Kunsten, hierna BFK genoemd, die in dit doctoraatsreglement zijn beschreven. Overeenkomstig de decretale bepalingen ter zake wordt het Doctoraat in de kunsten uitgereikt door de KU Leuven, onder academische verantwoordelijkheid van de faculteit Letteren en rekening houdend met de hieronder vermelde delegaties aan de BFK. Onderafdeling 1. Predoctorale periode en predoctorale proef Artikel 1. Concept De Doctoraatscommissie, namens de Faculteit Letteren ingesteld bij de BFK, kan kandidaatdoctorandi een predoctorale proef opleggen. In de periode die aan het afleggen van de predoctorale proef voorafgaat, worden de academische bekwaamheid en de onderzoeksmaturiteit van de kandidaat bevorderd en getoetst. De activiteiten die daartoe strekken, moeten voldoende ruimte laten voor de voorbereiding van een doctoraatsproject. De – inhoudelijk nader te bepalen - predoctorale proef toetst of de kandidaat binnen vier jaar met succes kan slagen in het doctoraat. Kandidaten die de predoctorale proef met succes afleggen, worden tot het doctoraat toegelaten. Artikel 2. Inschrijving Met het oog op de predoctorale proef schrijven kandidaat-doctorandi zich in als predoctorandus/a. Artikel 3. Duur predoctorale periode Voor kandidaat-doctorandi uit EER-landen (Europese Economische Ruimte) duurt de predoctorale fase maximaal 1 jaar. Ze eindigt met het afleggen van de predoctorale proef. Voor kandidaatdoctorandi uit niet-EER-landen duurt de predoctorale fase maximaal 2 jaar. Onderafdeling 2. Doctoraatsonderzoek en doctoraat Artikel 4. Concept Een doctoraat in de kunsten is het resultaat van origineel onderzoek in de kunsten door een doctorandus/a onder begeleiding van een promotor. Het doctoraat in de kunsten bestaat uit een artistieke realisatie en een proefschrift. Beide delen zijn evenwaardig en worden als één geheel opgevat. Naar inhoud en vorm zijn er geen algemene regels buiten de kwaliteitsvereisten. Als het doctoraat na openbare verdediging door de examencommissie positief wordt beoordeeld, leidt het tot de academische graad van Doctor. Artikel 5. Toelatingsvoorwaarden Om toegelaten te worden tot het doctoraatsprogramma dient de kandidaat-doctorandus/a 1. - houder te zijn van een voor het doctoraatsonderzoek relevant Masterdiploma (of een equivalent diploma hoger onderwijs) én zich onderscheiden hebben, hetzij tijdens de studies, hetzij na de studies, blijkens kwaliteitsvol onderzoek in de kunsten - een projectvoorstel te hebben dat door een promotor wordt begeleid en door de doctoraatscommissie positief wordt geëvalueerd 2. en, in voorkomend geval, geslaagd te zijn in de predoctorale proef (zie artikel 1). Artikel 6. Aanvang van de doctorale periode De doctorale periode begint, in voorkomend geval, bij de aanvang van het assistentenmandaat of de doctoraatsbeurs. Anders geldt als aanvangsdatum de datum van de eerste inschrijving voor de doctoraatsopleiding. Artikel 7. Duur Doctorandi met een voltijdse onderzoeksopdracht behalen het doctoraat in principe binnen een termijn van vier jaar. Artikel 8. Verplichtingen De doctorandus/a moet (1) zich jaarlijks aan de KU Leuven inschrijven, (2) de doctoraatsopleiding volgen tenzij in het geval van vrijstelling, (3) jaarlijks rapporteren over de voortgang van het onderzoek, (4) de workflow volgen zoals beschreven in ‘Mijn Doctoraat’. Artikel 9. Inschrijving De verplichting tot jaarlijkse inschrijving geldt zodra de Doctoraatscommissie de doctorandus/a tot het doctoraat heeft toegelaten. De doctorandus/a betaalt studiegeld bij de eerste inschrijving en in het academiejaar waarin het doctoraat wordt behaald. In de tussenperiode dient de doctorandus/a zich in te schrijven op de rol van de universiteit, zonder bijkomende betaling. Doctorandi die vrijgesteld zijn van de doctoraatsopleiding of die hun doctoraatsopleiding hebben afgerond schrijven zich in voor het doctoraat. In het jaar van verdediging schrijft men zich in voor het doctoraat met verdediging. Artikel 10. Voortgangsrapportering Uiterlijk een jaar na de aanvang wordt nagegaan of het doctoraat kan worden verdergezet of niet. Enerzijds wordt de voortgang van het doctoraatsonderzoek getoetst. Anderzijds wordt de vordering in academische bekwaamheid en onderzoeksmaturiteit van de doctorandus/a beoordeeld. Dit gebeurt door de promotor, de copromotor(en) en de doctoraatscommissie van de BFK. Het resultaat wordt genoteerd op een evaluatieformulier dat wordt ondertekend door de promotor, de copromotor(en) en de voorzitter van de doctoraatscommissie van de BFK. Het bepaalt of het doctoraat kan worden voortgezet. Twee jaar na de aanvang van het doctoraatsonderzoek, of eerder als dat vereist is voor de aanvraag of verlenging van een beurs of mandaat, moet de doctorandus/a een mondelinge voorstelling geven van het verrichte en geplande onderzoek, met aansluitend een bespreking met de leden van de begeleidingscommissie. Het resultaat wordt genoteerd op een evaluatieformulier dat wordt ondertekend door de promotor, de copromotor(en) en de voorzitter van de begeleidingscommissie. De daarop volgende jaren wordt een korte schriftelijke rapportering van de doctorandus/a verwacht die beoordeeld wordt door de promotor, de copromotor(en) en de leden van de begeleidingscommissie. Artikel 11. Promotor, copromotor De doctoraatscommissie van de BFK wijst één promotor aan en één of meer copromotoren. De promotor en de copromotoren zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke opvolging van het doctoraatsproject. Ten minste één lid van het promotorenteam is verbonden aan een onderzoeksgroep van de BFK. De promotor fungeert als aanspreekpunt. Hij/zij draagt de eindverantwoordelijkheid voor de administratieve en inhoudelijke opvolging van het doctoraatsproject. Daarnaast draagt hij/zij de eindverantwoordelijkheid voor de begeleiding van de doctorandus/a en de opvolging van de doctoraatsopleiding van de doctorandus/a. De promotor fungeert eveneens als contactpersoon voor de doctoraatsschool en coördineert het promotorenteam. De promotor van een doctoraat in de kunsten heeft de titel ‘bijzonder gastdocent in de kunsten’ of behoort tot het zelfstandig academisch personeel van de KU Leuven. De promotor is verbonden aan een onderzoekseenheid die bevoegd is voor de discipline van het doctoraat. Bijzonder gastdocenten in de kunsten en ZAP-leden met tijdelijke aanstellingen kunnen promotor zijn van een doctoraat indien de duur van hun aanstelling minstens 4 jaar bedraagt bij de aanvang van het doctoraat. Tenure track ZAP worden gelijkgesteld met vast ZAP en kunnen promotor zijn. Copromotoren worden aangesteld omwille van hun specifieke competentie. Zij hebben in principe een doctoraat. Hierop kan de doctoraatscommissie een uitzondering toestaan. De promotor en de copromotoren onderschrijven het profiel van de goede promotor. Artikel 12. De begeleidingscommissie De begeleidingscommissie wordt op voorstel van de promotor binnen één jaar na de aanvang van het doctoraat door de BFK op advies van de doctoraatscommissie van de BFK aangesteld. De begeleidingscommissie bestaat uit de promotor, de copromotor(en) en minstens twee andere leden. De opdracht van de begeleidingscommissie bestaat er in om de voortgang van het doctoraatsonderzoek op te volgen. De commissie moet minimaal kennis nemen van de eerste en tweede voortgangsrapportering, ze bespreken en evalueren (zie artikel 10, 1e en 2e lid). De doctorandus/a of zijn/haar promotor kunnen op de commissie een beroep doen voor bijkomende besprekingen. Artikel 13. De examencommissie De examencommissie wordt samengesteld door de rector op voorstel van de BFK op advies van de doctoraatscommissie. De examencommissie bestaat, de voorzitter niet meegerekend, uit ten minste vijf leden, onder wie de promotor en de copromotor. Als leden mogen verder worden voorgesteld: houders van een doctoraat evenals kunstenaars met een duidelijke en aantoonbare expertise op het gebied van het doctoraatsonderzoek. De examencommissie moet voor minstens de helft uit leden van de Associatie KU Leuven bestaan en de betrokken onderzoekseenheid moet voldoende vertegenwoordigd zijn. Ten minste één lid van de examencommissie behoort niet tot de Associatie KU Leuven. Artikel 14. Beoordeling van het doctoraat De examencommissie beslist of het doctoraat al dan niet wordt goedgekeurd. Ze doet dat op basis van het artistieke werk en het proefschrift, als resultaten van het doctoraatsonderzoek. Het artistieke werk kan in dit stadium via een portfolio, partituur, maquette, etc. worden voorgesteld, voor zover dit een adequate beoordeling van het artistieke werk toelaat. De examencommissie kan aan haar goedkeuring voorwaarden verbinden betreffende de voorliggende versie van het doctoraat, zowel wat betreft het artistieke werk als het proefschrift. In dat geval moet de doctorandus/a een aangepaste versie voorleggen om de goedkeuring te krijgen. Indien het doctoraat niet wordt goedgekeurd, kan de doctorandus/a een nieuw doctoraat indienen. Artikel 15. Publieke verdediging Het artistieke deel van het doctoraat moet op gepaste wijze aan de leden van de examencommissie worden gepresenteerd. Tijdens de openbare verdediging geeft de doctorandus/a een beknopte presentatie. Daarna volgt een discussie met de leden van de examencommissie. Tenslotte wordt aan het publiek de kans geboden om opmerkingen te maken en vragen te stellen. De examencommissie beraadslaagt onmiddellijk na de openbare zitting en beslist of de doctorandus/a al dan niet de doctorstitel wordt toegekend. Een proces- verbaal wordt opgesteld en door alle aanwezige leden van de examencommissie ondertekend. De uitslag wordt onmiddellijk na deliberatie in openbare zitting bekend gemaakt. Artikel 16. Auteursrechten op doctoraatsverhandelingen Alle promovendi zijn gehouden door het “Reglement doctoraatsverhandelingen”. inzake auteursrechten op Artikel 17. De doctoraatscommissie De faculteitsraad van de BFK stelt, hiertoe gedelegeerd door en op advies van de Faculteit Letteren, een doctoraatscommissie samen op het niveau van de faculteit.Deze doctoraatscommissie bevat minstens 2 ZAP-leden aangewezen door de Faculteit Letteren. De doctoraatscommissie heeft bij deze delegatie de volgende taken: (1) opvolgen van de voortgangsrapportering (zie artikel 10), (2) voorstel van samenstelling van de examencommissie, (3) beoordelen van doctoraatsaanvragen en toelating tot het doctoraatsprogramma, (4) voorstel van samenstelling van het begeleidingsteam, (5) analoog aan een POC de kwaliteit van de doctoraatsopleiding bewaken en instaan voor de specifieke invulling van de reglementering over de predoctorale proef, de doctoraatsopleiding, het doctoraat en de doctoraatsschool. Wijzingen m.b.t. de reglementering van de predoctorale proef, de doctoraatsopleiding, het doctoraat en de doctoraatsschool worden ter goedkeuring voorgelegd aan het Groepsbestuur Humane Wetenschappen. Voor de vijfde taak wordt minstens één doctorandus/a toegevoegd aan de doctoraatscommissie. Voor de andere taken mag er geen doctorandus/a lid zijn van de commissie. Artikel 18. Ombudspersoon Het Groepsbestuur Humane Wetenschappen stelt een onafhankelijke ombudspersoon aan voor geschillen en problemen in verband met het doctoraat. Deze is de eerste beroepsinstantie voor beroepen tegen de beslissingen van de doctoraatscommissie. Om beroep in te stellen tegen de beslissing van de doctoraatscommissie dient de doctorandus/a een verzoekschrift in per e-mail binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na de bekendmaking van de beslissing van de doctoraatscommissie. In zijn klacht neemt de doctorandus/a ten minste een feitelijke omschrijving op van de ingeroepen bezwaren. Indien er geen oplossing gevonden wordt, treedt de formele beroepsprocedure zoals voorzien door het examenreglement in werking (zie Onderafdeling 5). Artikel 19. Bi-diplomering Overeenkomstig het structuurdecreet artikel 94 kan de KU Leuven samen met een andere binnenlandse of buitenlandse universiteit een dubbeldiploma of een gezamenlijk diploma van de graad van doctor uitreiken na de openbare verdediging van een proefschrift ten overstaan van een jury waarin ten minste professoren van de betrokken instellingen zetelen en op voorwaarde dat de promovendus ten minste zes maanden aan de partneruniversiteit onderzoek heeft gedaan in het kader van zijn proefschrift. Deze laatste voorwaarde wordt door de KU Leuven in de twee richtingen gelezen. De promovendus moet dus ook ten minste zes maanden aan de KU Leuven onderzoek hebben verricht. De promovendus dient zich jaarlijks te registreren aan de KU Leuven als doctoraatsstudent. Verdere afspraken dienen te worden geconcretiseerd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de KU Leuven en de andere instelling(en) die mee het diploma uitreik (en). Deze samenwerkingsovereenkomst wordt in overleg met de doctoraatsschool en de doctoraatscommissie uitgewerkt bij de start van de samenwerking en op advies van de Dienst Onderzoekscoördinatie ondertekend door de rector of de vice-rector onderzoek. Een origineel wordt bewaard door de Dienst Onderzoekscoördinatie en door de Bijzondere Faculteit Kunsten. Onderafdeling 3. Doctoraatsopleiding Artikel 20. Concept De doctoraatsopleiding heeft als doel (1) de kennis van de doctorandus/a te verruimen en te verdiepen binnen het onderzoeksdomein en (2) het verwerven van uiteenlopende competenties die de kwaliteit en de efficiëntie van het doctoraat bevorderen en/of bevorderlijk zijn voor de professionele loopbaan van de doctorandus/a na het doctoraat, binnen of buiten de universiteit of hogeschool. Artikel 21. Uitgangspunten De doctoraatsopleiding is verplicht, maar de doctoraatscommissie van de BFK kan tot vrijstelling of vervangende opdracht beslissen. Zonder vrijstelling is het behalen van het getuigschrift van de doctoraatsopleiding een voorwaarde voor de verdediging van het doctoraat. De doctoraatsopleiding bestaat uit een verplichte basisopleiding en een aanvullend gedeelte. De doctoraatsopleiding is voltooid indien aan de basisopleiding voldaan is. Het aanvullend deel bestaat uit bijkomende activiteiten die elke doctorandus/a in functie van eigen noden en interesses volgt. Aan de hand van het competentieprofiel en het aanbod aan opleidingen bepaalt de doctorandus/a in overleg met zijn/haar promotor welke competenties voor hem/haar het meest relevant zijn en neemt in functie daarvan een aantal initiatieven. De doctorandus/a is eindverantwoordelijke voor het aanvullende gedeelte, maar het aanvullende gedeelte mag niet strijdig zijn met het statuut van de doctorandus/a en mag niet hinderlijk zijn voor de duur of kwaliteit van het doctoraat. Artikel 22. Verplichte onderdelen van de doctoraatsopleiding De verplichte basisopleiding bestaat uit volgende elementen: Het schrijven van een manuscript, bijdrage in een boek, tijdschriftartikel, conference proceeding of patent dat ter reviewing, publicatie of goedkeuring kan worden ingediend. Het presenteren in het kader van het doctoraatsonderzoek van artistiek werk op hoogstaand niveau. Het geven van ten minste 2 seminaries, hetzij over het eigen doctoraatsonderzoek, hetzij over een meer algemeen thema. Het geven van ten minste 1 mondelinge presentatie of een poster presentatie op een internationaal congres. Het volgen van ten minste 1 seminariereeks, vak of lezingenreeks specifiek georganiseerd voor doctorandi van de Bijzondere Faculteit Kunsten. Het volgen van ten minste één cursus generische vaardigheden, georganiseerd door de Doctoral School for the Humanities & Social Sciences. De voortgangsrapportering zoals gespecificeerd in artikel 10. De doctoraatscommissie van de BFK kan afwijkingen van deze elementen toelaten, op basis van een gemotiveerde aanvraag van de promotor van het doctoraat, in overleg met de doctorandus/a. Onderafdeling 4. Doctoraatsschool Artikel 23 De doctoraatsopleiding voor het Doctoraat in de Kunsten is ondergebracht in de Doctoral School for the Humanities & Social Sciences. De BFK biedt enerzijds specifieke opleidingen aan voor doctorandi in de kunsten, anderzijds kunnen deze doctorandi deelnemen aan het uitgebreide aanbod van de doctoraatsschool. Onderafdeling 5. Beroepsprocedure Artikel 24 Tegen de stopzetting van het doctoraat door de universiteit in overeenstemming met dit reglement en/of tegen het eindresultaat van de doctoraatsverhandeling, kan de doctorandus/a of pas gepromoveerde beroep instellen, in eerste instantie bij de ombudspersoon (zie artikel 18) en indien geen oplossing wordt gevonden bij de vicerector Studentenbeleid. Daartoe wordt in de mededeling aan de student deze mogelijkheid vermeld. Het verzoekschrift wordt per e-mail ingediend. In zijn klacht neemt de doctorandus/a ten minste een feitelijke omschrijving op van de ingeroepen bezwaren. Als de vicerector Studentenbeleid betrokken partij is, wordt hij vervangen door de vicerector Onderzoeksbeleid. Het beroep bij de vicerector Studentenbeleid moet worden ingesteld binnen een vervaltermijn van vijf kalenderdagen die ingaat de dag na de mededeling van de beslissing van de ombudspersoon. De vicerector Studentenbeleid hoort alle betrokken partijen en in elk geval de doctorandus/a. De interne beroepsprocedure leidt tot : a) de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid of ongegrondheid. Deze beslissing wordt aan de student per e-mail ter kennis gebracht binnen een termijn van vijftien kalenderdagen die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld; b) een nieuwe beslissing van de vicerector Studentenbeleid. De vicerector werkt in overleg met de coördinator Onderzoek van de betreffende groep of het door hem aangeduide ZAP-lid een oplossing uit. Indien niet tot een consensus wordt gekomen , beslist de vicerector autonoom. De nieuwe beslissing moet genomen worden binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, die ingaat op de dag na deze waarop het intern beroep is ingesteld bij de vicerector Studentenbeleid en wordt ook binnen die termijn aan de doctorandus/a ter kennis gebracht. Hiervoor wordt het mailadres gebruikt dat door de student werd gehanteerd om zijn beroep in te dienen. De interne beroepsinstantie kan binnen de termijn waarover ze beschikt aan de student meedelen dat zij uitspraak zal doen op een latere datum. In dat geval gaat de termijn voor extern beroep slechts in de dag na die datum. Na uitputting van deze interne beroepsmogelijkheid kan de student de dag na de beslissing van de vicerector Studentenbeleid of na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vicerector Studentenbeleid een nieuwe beslissing kon nemen, beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen conform de bepalingen van het Decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student. Bij betwistingen van studenten tegen de KU Leuven zijn buiten de Raad voor Studievoortgangsbeslissingen enkel de Leuvense rechtbanken bevoegd.
© Copyright 2024 ExpyDoc