View/Open - DSpace at Howest

Schakels naar werk
Rugpreventie binnen de beschutte werkplaats
Westlandia voor personen met een licht tot
matige mentale beperking
Studiegebied
Gezondheidszorg
Opleiding
Bachelor in de Ergotherapie
Academiejaar
2013-2014
Module
Bachelorproef
Promotor(s)
Mevrouw Astrid Lannoy
Ergotherapeut
De heer Geert Del’haye
Vrijgesteld werkleider
Student
Sarah Carbon
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Schakels naar werk
Rugpreventie binnen de beschutte werkplaats
Westlandia voor personen met een licht tot
matige mentale beperking
Studiegebied
Gezondheidszorg
Opleiding
Bachelor in de Ergotherapie
Academiejaar
2013-2014
Module
Bachelorproef
Promotor(s)
Mevrouw Astrid Lannoy
Ergotherapeut
De heer Geert Del’haye
Vrijgesteld werkleider
Student
Sarah Carbon
Howest – departement Professionele Bachelors Kortrijk, Campus RDR, Renaat de Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Woord vooraf
Deze scriptie is de kers op de taart en tevens het afstudeerproject van mijn
bacheloropleiding ‘ergotherapie’. Deze scriptie is uitgewerkt in de beschutte werkplaats
‘Westlandia’ te Ieper. Ik deed er stage van 3 februari 2014 tot en met 23 mei 2014.
De motivatie voor dit onderwerp is gegroeid vanuit een kleinschalig project van de partim
fysieke revalidatie. Dit project werd gerealiseerd in semester vier van de opleiding
ergotherapie. Ik mocht er samen met een collega-student ervaringsgerichte rugsessies
aanbieden in twee enclaves waar er aan een snel tempo rugbelastend werk wordt
uitgevoerd. Hieromtrent wilde ik mijn interesseveld verruimen.
Ik maak van het woord vooraf gebruik om een welgemeende bedanking te uiten.
Allereerst dank ik mijn stagementor mevrouw Lannoy en promotor de heer Del’haye die
steeds paraat stonden. Tevens bedank ik hen voor de vele tijd, de blijvende inzet en
betrokkenheid, de handenvolle tips en feedback, de ondersteuning en het vertrouwen, de
adviezen tijdens het uitwerken van de preventie op de werkvloer en niet te vergeten: het
kritisch oog voor nalezen op mogelijke fouten en het nastreven van aanvaardbare
zinsbouw in de scriptie.
Graag dank ik ook de docenten van de opleiding ergotherapie in Howest, waaronder in
het bijzonder mijn interne begeleidster, mevrouw Dejager, voor het algemeen
professioneel advies en het advies in functie van de IMR&D-methode. Ook bedank ik
haar voor de kritische blik op het selecteren van informatie. Tevens zorgde mevrouw
Dejager dat de scriptie stuk voor stuk een aanvaardbare structuur kreeg.
Hiernaast kan ik nog tal van personen bedanken, die me steeds met raad en daad
bijstonden tijdens deze periode. Maar als laatste bedank ik in het algemeen Westlandia
voor de kans om dit alles te mogen realiseren en het landschapsbureel in het bijzonder
voor de vele zaken dat ik heb bijgeleerd, het beantwoorden van mijn vragen, me op weg
helpen bij praktische overtuigingen en vooral de enthousiaste sfeer waarin ik maanden
heb mogen vertoeven.
Bedankt!
Abstract
Onderzoeksvraag: Assimileren doelgroepwerknemers de rugpreventietips (via het
aanbieden van rugpreventie) over een tijdspanne van vier maanden?
Kernwoorden: Ergotherapie – rugpreventie – beschutte werkplaats –
doelgroepwerknemers – lichte tot matige mentale beperking – werkbox
Inleiding: Lage rugpijn vormt in de samenleving en de gezondheidssector een groot
probleem. Ondanks de vele aandacht aan dit probleem, worden nog steeds veel
handelingen verkeerd uitgevoerd. In deze scriptie wordt beschreven hoe verschillende
aangeboden aspecten in functie van rugpreventie, de kwaliteit van leven kunnen
beïnvloeden op lange termijn. De hoofdrol van de ergotherapeut tijdens de rugpreventie
is het aanleren en automatiseren van de ergonomische principes bij de
doelgroepwerknemers op de werkvloer. Het doel van de ervaringsgerichte preventie
wordt duidelijk doorheen de scriptie.
Methode: Tijdens het uitwerken van deze scriptie wordt gekeken of rugpreventie
aanbieden effect heeft op de kwaliteit van leven bij de doelgroepwerknemers. Tevens
worden verschillen vastgesteld tussen doelgroepwerknemers die rugpreventie krijgen en
doelgroepwerknemers waar geen preventie plaatsvindt.
In dit vergelijkend onderzoek bestaat de interventiegroep uit zestig doelgroepwerknemers
met een licht tot matige mentale beperking. Het is een selectie van doelgroepwerknemers
met een verschillende taakinhoud, verspreid over alle afdelingen en enclaves binnen
Westlandia. De controlegroep bestaat uit een zeventigtal doelgroepwerknemers bevraagd
uit alle West-Vlaamse beschutte werkplaatsen, met als hoofdtaak ‘verpakking’. Om
gegevens te verzamelen werden zowel bij pré-, als postmeting en interventie-, als
controlegroep twee soorten enquêtes gehanteerd.
De uitwerking van de rugpreventie wordt gelinkt aan een werkbox, hanteerbaar en
gebruiksklaar voor elke partner van het multidisciplinair team. In de werkbox bevinden
zich themafiches en didactisch materieel.
Resultaten: Via de visueel analoge schaal wordt duidelijk dat rugpreventie geen
rechtstreeks effect heeft op de pijnbeleving, en dus de kwaliteit van leven bij de
doelgroepwerknemer. Het frequent aanbieden van rugsessies zorgt voor een duidelijke
verschuiving bij het toepassen van de ergonomische principes.
Conclusie: Een opvallend besluit is dat de doelgroepwerknemers de principes niet steeds
toepassen, puur in functie van het werk. Herhaling, ervaringsgericht werken en gebruik
maken van didactisch materieel is noodzakelijk bij deze doelgroep.
Inhoud
Woord vooraf ................................................................................................................................................................ 2
Abstract .......................................................................................................................................................................... 3
Lijst met afkortingen ................................................................................................................................................. 7
Verklarende woordenlijst.......................................................................................................................................... 8
Lijst met figuren en tabellen ................................................................................................................................... 9
Inleiding ......................................................................................................................................................................10
1
Bestaande cijfers .................................................................................................................................................10
2
Behandelingen.....................................................................................................................................................11
3
Risico-factoren ....................................................................................................................................................12
4
Werksetting..........................................................................................................................................................13
5
Ergonomie en ergotherapie ..............................................................................................................................14
6
Preventie ..............................................................................................................................................................16
7
Ergotherapeut als preventiecoach ...................................................................................................................19
8
Gedragsverandering ...........................................................................................................................................21
Methode.......................................................................................................................................................................24
1
Onderzoeksopzet ...............................................................................................................................................24
Opstellen van enquêtes.................................................................................................................... 24
Interventiegroep versus controlegroep ........................................................................................... 26
2
Uitwerking interventie .......................................................................................................................................27
Methodewerkgroep .......................................................................................................................... 27
Kiezen van thema’s.......................................................................................................................... 27
Werkbox ontwikkelen...................................................................................................................... 29
Resultaten ...................................................................................................................................................................31
Discussie en conclusie ............................................................................................................................................38
Individueel versus groep .................................................................................................................. 38
Beperkingen van de onderzoeksopzet ............................................................................................. 38
Andere punten die tot discussie leiden ............................................................................................ 39
Vergelijken van resultaten met literatuurstudie .............................................................................. 39
Aanbevelingen voor verder onderzoek ........................................................................................... 40
Referenties ..................................................................................................................................................................41
Bijlagen ........................................................................................................................................................................45
6
Lijst met afkortingen
AAMR
American Association on Mental Retardation
BELCOBACK-studie
Belgium Cohort Back Study
BeSWIC
Belgian Safe Work Information Center
BUSO
Buitengewoon Secundair Onderwijs
BW
Beschutte werkplaats
CMCE
Canadian Model of Client-Centered Enablement
CMOP-E
Canadian Model Occupational Performance and
Engagement
CPPF
Canadian Performance Process Framework
DGW
Doelgroepwerknemer
FTE
Fulltime equivalent, voltijds equivalenten
ICF
International Classification of Functioning, Disability and
Health
IDEWE
Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk
KIM
Key Indicator Method
LI
Lift Index
MAC
Manual Handling Assessment Charts
NEC
Normaal Economisch Circuit
NEN-EN 1005-4
Europese norm die eisen stelt aan het ontwerp van machines
NICE-guidance
National Institute for Health and Care Excellence Guidance
NIOSH
National Institute of Occupational Safety and Health
PEO
Person, Environment, Occupation
RWL
Recommended Weight Limit
SWOT
Sterkte-zwaktenanalyse
TENS
Transcutaneous Electrical Nerve Stimulation
VAS-schaal
Visueel Analoge Schaal
7
Verklarende woordenlijst
Arbeidshandicap
“Een langdurig en belangrijk probleem van deelname aan het
arbeidsleven, dat te wijten is aan het samenspel tussen
functiestoornissen van mentale, psychische (ook autisme en
gedragsstoornissen), lichamelijke en zintuigelijke aard,
beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke
externe factoren”(Laperre en Wouters, 2010).
Doelgroepwerknemers Persoon tewerkgesteld in een beschutte werkplaats. Persoon
heeft een arbeidsbeperking van fysieke, psychische, mentale of
gecombineerde problematiek. Een doelgroepwerknemer kan
tevens langdurig werkzoekend zijn (Westlandia, 2012).
Enclave
Energetische belasting
Bij deze dienstverlening voeren doelgroepwerknemers onder
begeleiding van één of meerdere monitoren uw opdracht uit
binnen uw bedrijf. Het gaat hierbij wenselijk om continue of
seizoensgebonden activiteiten waarbij de manuele
component belangrijk is (Westlandia, 2014).
“Energetische belasting kan worden gezien als de fysiologische
reactie van het lichaam op het leveren van arbeid. Dit betreft
met name de belasting van ademhaling, bloedsomloop en
stofwisseling. Energetische belasting kan problematisch worden
als grote spiergroepen langdurig zware arbeid verrichten waar
veel energie voor nodig is. Bijna altijd worden hierbij romp- en
beenspieren flink ingezet”(energetische belasting, 2014).
International Coach
Federation
Deze lokale gemeenschap van professionele coaches is
onderdeel van de International Classification Of Functioning,
Disability and Health (ICF), de wereldwijde federatie van
'professionals' actief in coaching, met 20.000 leden in 100
landen (De Belgische charter van het ICF, 2014).
Methodewerkgroep
Werkgroep met arbeidsanalisten en ergotherapeuten uit de
beschutte werkplaatsen van West-Vlaanderen (met uitzondering
van Optima T en Interwest). In deze werkgroep worden
werkpostanalyses gemaakt. Het vormt tevens een
informatiekanaal tussen de beschutte werkplaatsen.
Somatisatie
“Somatisatie is een neiging lichamelijke klachten te ervaren en te
uiten, deze toe te schrijven aan lichamelijke ziekte en er
medische hulp voor te zoeken, terwijl er geen somatische
pathologie gevonden wordt die de klachten voldoende kan
verklaren” (Lipowski, 1988).
8
Lijst met figuren en tabellen
Figuur 1: PEO-model………………………………………………………………………………………………………………………………..19
Figuur 2: Leerstijlen van Kolb…………………………………………………………………………………………………………………..22
Figuur 3: Deel uit de enquête van de prémeting……………………………………………………………………………………..25
Figuur 4: Werkbox rugpreventie……………………………………………………………………………………………………………..29
Figuur 5: Deel uit voorbeeld van instructiefiche……………………………………………………………………………………..29
Figuur 6a: Rugpijn in Westlandia…………………………………………………………………………………………………………….32
Figuur 6b: Rugpijn in andere beschutte werkplaatsen……………………………………………………………………………32
Figuur 7a: VAS-schaal Westlandia…………………………………………………………………………………………………………..32
Figuur 7b: VAS-schaal in andere beschutte werkplaatsen………………………………………………………………………33
Figuur 8a: Overzicht van andere lichamelijke klachten binnen Westlandia……………………………………………33
Figuur 8b: Overzicht van andere lichamelijke klachten in andere beschutte werkplaatsen…………………..33
Figuur 9: Soort werk binnen Westlandia…………………………………………………………………………………………….....34
Figuur 10a: Ergonomietips dat dgw’s van Westlandia hebben gehoord…………………………………………………34
Figuur 10b: Ergonomietips dat dgw’s van Westlandia hanteren…………………………………………………………….35
Figuur 11: Frequentie van het hanteren van ergonomietips…………………………………………………………………..36
Figuur 12: Reden voor het niet toepassen van ergonomietips……………………………………………………………….36
Figuur 13: Toekomst Westlandia…………………………………………………………………………………………………………….37
Figuur 14: AAMR model ‘verstandelijke handicap’…………………………………………………………………………………46
Figuur 15: Voorbeeld NIOSH…………………………………………………………………………………………………………………..48
Figuur 16: Voorbeeld berekening NIOSH………………………………………………………………………………………………..48
Tabel 1: Risicofactoren (Van Tulder & Koes, 2004) ..................................................................................... 12
Tabel 2: Voorbeelden van risicofactoren in de praktijk .............................................................................. 14
Tabel 3: Thema’s verspreid in jaarplan ............................................................................................... 27
Tabel 4: Aantal personen per beschutte werkplaats en afdeling ............................................................... 31
Tabel 5: RWL en LI......................................................................................................................................... 47
Tabel 6: Grenswaarden voor lichaamshoudingen ....................................................................................... 49
Tabel 7: Zesstappenmodel ........................................................................................................................... 50
9
Inleiding
1 Bestaande cijfers
Uit een literatuurstudie resulteert dat musculoskeletale ziekten één van de meest
voorkomende gezondheidsproblemen zijn in de Westerse maatschappij. Hierbij wordt in
het bijzonder lage rugpijn genoemd (Fisker et al, 2013). Lage rugpijn zorgt voor
arbeidsongeschiktheid in moderne geïndustrialiseerde samenlevingen (Ghaffari et al,
2008).
Momenteel wordt in de huidige maatschappij veel aandacht besteed aan de rugklachten en
de aanpak ervan. De meeste volwassenen, 60-80%, krijgen ooit in hun leven te maken met
lage rugpijn. Deze pijn is eerder aanhoudend of recidiverend. 60-90% van die groep heeft
te maken met meerdere periodes van rugklachten in het leven (Knack, 2013). Rugpijn
behoort tot één van de grootste redenen om hulp te zoeken.
Wetenschappelijk onderzoek rapporteert dat de aanwezigheid van lage rugpijn bij
ongeschoolde mannelijke arbeiders 25 % hoger is dan de ‘beter’ opgeleide mannen. Bij de
vrouwen is dit verschil 15 % (Mehlum et al, 2008). Dit hoog percentage heeft een impact
op de arbeidssector. Lage rugpijn is de grootste oorzaak van het verlies van werk (Waddell
& Burton, 2000). Een recente studie gerapporteerd door ‘’The European Work
Foundation: Fit for work’’, toonde aan dat 25 % van de werknemers in Europa lijden aan
rugpijn (Bean et al, 2009). Hoe langer een persoon met als gedwongen feit thuis moet
blijven wegens rugklachten, hoe moeilijker het wordt om deze persoon te gaan reintegreren in het arbeidscircuit (Campbell et al, 2012).
Uit een enquête van de socialistische mutualiteiten komt naar voor dat weinig personen
de oorzaak van hun rugpijn kennen en bijgevolg niet weten hoe ze met de rugpijn moeten
omgaan. De enquête spreekt over een groeiend aantal per jaar. De laatste cijfers in België
dateren van 2011, toen waren 74.192 Belgen invalide door rugklachten. Steeds meer
zelfstandigen ontwikkelen deze kwaal, vaak door de psychische problemen zoals de factor
‘stress’. Rugklachten is de hoofdoorzaak bij één op de zes nieuwe invaliden. Dat deze
rugpijn zwaar doorweegt op de sociale zekerheid is niet nieuw. 29 % van het
ziekteverzuim in bedrijven staat in relatie met rugklachten (Knack, 2013).
Uit de Europese richtlijnen voor het beheer van chronische niet-specifieke lage rugpijn is
bekend dat men in Europa spreekt van een prevalentie van 84%. Na een eerste episode
van lage rugpijn, lijden 44-78% opnieuw pijn, waarvan 26-37% geen arbeid kan verrichten.
Slechts bij 15% van de overkoepelende term ‘rugpijn’ kan men de specifieke oorzaak
verklaren (Hildebrant et al, 2006).
10
2 Behandelingen
De Europese richtlijnen voor het beheer van chronische niet-specifieke lage rugpijn
benoemen verschillende behandelingen die reeds bestaan, zoals onder andere de
rugschool. Jammergenoeg is de rugpijn dan al aanwezig en kan dit effectief grote gevolgen
hebben voor de kwaliteit van leven bij een persoon. Deze gevolgen zijn niet enkel voor de
werknemer, maar ook voor de werkgever. Deze laatste moet op zoek gaan naar een
nieuwe werkkracht en verliest tevens productie. Kosten stapelen zich op en zijn zichtbaar
in de samenleving en gezondheidszorg, het stijgend ziekteverzuim en het verliezen van de
job (Fisker et al, 2013).
Er wordt onvoldoende gefocust op preventie, maar meer op behandeling. Cijfers tonen
aan dat rugpreventie een even groot aandeel is in het bestrijden van rugklachten als in de
behandeling van die klachten (Hildebrandt et al, 2009).
Onder conservatieve behandelingen die bewezen effectief zijn valt de cognitieve
gedragstherapie, de begeleide oefentherapie, de educatie-interventies. Hiernaast wordt ook
kortdurende rugscholing en mobilisatie aanbevolen. Bij deze vormen van behandeling
wordt gehamerd op het belang van de multidisciplinaire behandeling. Ten strengste af te
raden zijn de warmte-/koudetherapie, massage, korset en TENS (Hildebrandt et al, 2006).
Tevens kan een conservatieve behandeling gecombineerd worden met een farmaceutische
behandeling. Wanneer dit alles geen relaas brengt, kan een operatie een uitweg bieden
voor de persoon met rugklachten. Het is opvallend dat de behandelingen vooral gericht
zijn op acute lage rugpijn, en slechts weinig behandelingen onderzocht zijn bij chronische
lage rugpijn (Fisker et al, 2009).
Er is matig bewijs gevonden dat simpele educatie over de rug, het angstgevoel helpt
reduceren. De cliënt wordt tijdens deze educatie gemotiveerd om verantwoordelijkheid op
te nemen (Waddell & Burton, 2000). Als een cliënt kennis bezit over de werking van de
rug, zal deze cliënt ook minder vaak angst beleven tijdens het uitvoeren van een beweging
of handeling. De angst komt voornamelijk uit het idee om pijn te hebben.
11
3 Risico-factoren
De aanwezigheid van rugpijn is, zoals eerder vermeld redelijk hoog. Na griep of
verkoudheid zijn rugklachten de tweede belangrijkste reden van werkverzuim (Kuijer et al,
2013). De personen lopen het meeste kans tussen de leeftijd van 35 en 55 jaar.
De Belgian Cohort Back Study (BELCOBACK-studie) stelt dat pas een effectieve
preventie van lage rugklachten kan worden nagestreefd als men rekening houdt met zowel
de arbeidsgerelateerde en psychosociale factoren, als de individuele (psychologische)
factoren (FOW, z.j.).
Tabel 1: Risicofactoren (Van Tulder & Koes, 2004)
Arbeidsgerelateerde
factoren
Psychosociale factoren
Individuele factoren
Ontstaan
- Manuele materiaal
handeling
- Buigen en draaien
- Vibraties
- Monotone taken
- Relaties/Sociale steun
- Controle
- Stress
- Angst
- Stemming/Emoties
- Cognitief functioneren
- Pijngrens
- Leeftijd
- Fysieke fitheid
- Kracht van rug- en
buikspieren
- Roken
Chronische klachten
- Ontevredenheid
- Niet mogelijk om
lichter werk te doen
bij werkhervatting
- Tillen gedurende
driekwart van de dag
-
Distress
Depressiviteit
Somatisatie
-
Overgewicht
Laag
opleidingsniveau
Veel pijn en slecht
functioneren
-
Het doel van de bachelorproef is het aanbieden van preventie binnen de beschutte
werkplaats (bw) ‘Westlandia’. Deze preventie gebeurt bij personen met een lichte tot
matige mentale beperking. Het lange termijn doel is het thuisblijven wegens rugklachten
reduceren en zo kwaliteit van leven te optimaliseren.
12
4 Werksetting
Een beschutte werkplaats heeft als doelstelling een duurzame tewerkstelling voor
personen met een arbeidshandicap creëren. Onder een arbeidshandicap wordt verstaan:
“Een langdurig en belangrijk probleem van deelname aan het arbeidsleven dat te wijten is
aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke en
zintuigelijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijke en externe
factoren’’ (CollondSE, z.j.).
De doelgroep van deze scriptie zijn personen met een licht tot matige mentale beperking.
75 à 80 procent behoren effectief tot deze doelgroep. In Westlandia zijn er echter
verschillende soorten pathologieën/arbeidshandicaps aanwezig onder de
doelgroepwerknemers (dgw’s), soms met comorbiditeit.
Definitie ‘verstandelijke handicap’ volgens American Association on Intellecutual and
Developmental Disabilities (AAIDD):
“Een verstandelijke handicap verwijst naar functioneringsproblemen die worden
gekenmerkt door significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in
het adaptieve gedrag zoals dat tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische
vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan voor de leeftijd van 18 jaar”
(Bruntinx, 2002).
Uit het theoretisch American Association on Mental Retardation Model (AAMR model
‘verstandelijke handicap’) komt naar voren dat ondersteuning niet enkel noodzakelijk is bij
de mentale beperking op zich. Tevens kan ondersteuning nodig zijn bij adaptief gedrag,
participatie/interactie & sociale rollen, gezondheid en context. (Zie figuur 14, bijlage I).
Binnen Westlandia zijn er verschillende afdelingen namelijk: Afdeling A –
metaalbewerking, afdeling B – montage/mechanisch en elektrisch, afdeling C –
verpakking, afdeling D – groenonderhoud, afdeling E – enclaves (werken bij klant ter
plaatse), afdeling F – schoonmaak- en klusjesdienst (Westlandia, 2014). De scriptie wordt
uitgewerkt in alle afdelingen en enclaves.
Ook binnen de beschutte werkplaats is sprake van een multidisciplinair team dat
taakgebonden ondersteuning en begeleiding biedt aan de dgw’s. Het team bestaat uit
volgende disciplines: werk(plaats)leiding, vrijgesteld werkleider, arbeidsanalist, sociale
dienst, dienst methode en dienst ergotherapie.
13
5 Ergonomie en ergotherapie
De ergotherapeut staat onder andere in voor het organiseren en opvolgen (inplannen,
begeleiden en evalueren) van stages vanuit het buitengewoon secundair onderwijs (buso).
Hierbij treedt de ergotherapeut in nauwe samenwerking met scholen en met de
werkleiding van verschillende afdelingen. De ergotherapeut begeleidt ook nieuwe
instromers/dgw’s of dgw’s die wijzigen van werkpost naar een passende tewerkstelling.
Het opstellen van een persoonlijk actieplan is daarbij een must. Hij/Zij is een belangrijke
communicatiebron in overleg met de dienst sociale begeleiding, werkleiding of externe
diensten. Daarnaast is de ergotherapeut de hoofdreferentie voor ergonomische
tewerkstelling. Tevens worden door de ergotherapeut problemen aangehaald om te
bespreken in de methodewerkgroep zoals werkpoststudies.
Het herkennen van ergonomische risicofactoren in de werkplaats is een essentiële eerste
stap in het corrigeren van gevaren en verbeteren van de preventie (OSHA, 2000).
Er zijn tal van muscoloskeletale risicofactoren, ook in een beschutte werkplaats zoals
Westlandia, zijn deze niet onoverkomelijk.
Tabel 2: Voorbeelden van risicofactoren in de praktijk
Repetitieve bewegingen/Frequente
handelingen
Statische werkhouding
Trillingen
Torsie
Langdurig zitten
Koude temperaturen
Snelle bewegingen
Kracht
Ongemakkelijke houdingen
Verpakken van kleine onderdelen, vijzen
indraaien
Verpakken van ijsjes
Ontbramen, snoeien van de haag
Te lage bakken in enclave Pinguïn
In afdeling montage is constant zittend
werk
Verpakken van voeding zoals ijsjes,
koekjes…
In enclave PLI worden aan snel tempo
ijscrèmedozen verpakt
In enclave Debacker is er ganse dag veel
kracht noodzakelijk voor het maken van
paletten
In enclave Groenzorg moet de dgw vaak
kruipen, heffen boven schouderhoogte,
werken met snoeischaar…
Hiernaast kan ook de levensstijl een belangrijke impact vormen op het verwerven van
rugklachten, zoals: te weinig slaap, te weinig beweging, een slechte matras, onderuitgezakt
in de zetel zitten, de handtas, de rugzak langs één lichaamszijde dragen…
14
Er zijn sterke epidemiologische bewijzen dat fysieke eisen van het werk (manuele
handelingen, buigen, draaien en trillingen) geassocieerd worden met een verergering van
de symptomen en de verwondingen aan de rug (Waddell & Burton, 2000).
De BELCOBACK-studie had tot doel het verschil te schetsen tussen werkgebonden
risicofactoren voor het ontstaan van lage rugklachten en ziekteverzuim door rugklachten.
Aan deze studie werkten drie universitaire onderzoekscentra (Leuven, Luik en Gent) en
de preventiedienst IDEWE mee. De fysieke factoren als de individuele psychologische
factoren, waaronder bewegingsangst bleken een indicator voor lage rugklachten. Als
oorzaken van het ziekteverzuim kwamen vooral werkgebonden psychosociale factoren
naar voor.
15
6 Preventie
Preventie is het hoofditem gedurende deze hele scriptie.
Uit een literatuurstudie van Waddell en Burton (2002) blijkt dat er een toenemende vraag
is naar evidence-based gezondheidszorg. Er is tot nu toe nog geen gemakkelijk,
beschikbaar bewijs voor begeleiding of management van lage rugpijn (Waddell & Burton,
2000). Er bestaat een voorlopig bewijs dat de educatieve interventies die zich specifiek
richten naar de overtuigingen en de houdingen van de cliënt, het verlies van de
toekomstige werkzaamheden kan beperken ten gevolge van lage rugpijn (Waddell &
Burton, 2000).
Tijdens de preventie vormen zowel het reduceren van angst, als lichamelijke oefening een
belangrijk aandachtspunt (Fisker et al, 2013).
Het is opvallend dat naast de steeds betere evidentie over de oorzaken en de preventie
van lage rugklachten, het percentage van werknemers met arbeidsklachten en
risicofactoren van de rug steeds stijgt (Kuijer et al, 2013). Er is dus toch aandacht voor de
arbeidsomstandigheden en de ergonomie. Het werk wordt vaak als oorzaak aangeduid bij
het ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid.
Peereboom en Van Scheijndel, 2013, verklaren dit doordat er geen evenwichtige balans is
tussen de werkbelasting en de belastbaarheid. De eisen die gesteld worden zijn steeds
hoger. Er is een toenemende productiviteit, waarbij het werktempo en de werkdruk
eveneens toenemen. De technologische veranderingen zorgen voor meer mogelijkheden,
maar tevens ook voor eenzijdiger en statischer werk. Deze factoren bepalen mee de
inactiviteit van het menselijk lichaam.
Preventie kan pas tot resultaat leiden als rekening wordt gehouden met vooropgestelde
richtlijnen. In deze scriptie worden de belangrijkste richtlijnen ifv werkhoudingen
beschreven. Andere richtlijnen zijn raadpleegbaar in Peereboom & Van Scheijndel (2013).
Deze richtlijnen zijn opgesteld voor het trekken of duwen met het ganse lichaam.
Men stelt de maximumgrens van 30 kg (300 Newton) op voor het duwen of trekken van
een stilstaande last. De grens van maximum 20 kg (200 Newton) is voor het duwen of
trekken van een bewegende last. Natuurlijk zijn deze grenzen afhankelijk van meerdere
factoren zoals de positie van de handen of het contact met de last (Peereboom en Van
Scheijndel, 2013).
Tijdens het tillen en dragen zijn de factoren draagafstand, de draaghoogte en de
draagfrequentie in acht te nemen. Ook moet er rekening gehouden worden met de
belastbaarheidsverschillen: de leeftijd en de mate van training. Tillen is een vaak
voorkomende vorm van lichamelijke belasting.
16
Het National Institute of Occupational Safety and Health (NIOSH) heeft een formule
ontwikkeld. Er wordt met de NIOSH-formule door observatie en/of risico-analyse
bepaald of een tilsituatie risicovol is voor het krijgen van rugklachten. Tijdens de tilsituatie
wordt rekening gehouden met de kenmerken: tilgewicht, tilhoogte en frequentie van het
tillen. Deze gegevens worden gebruikt om tot een oordeel te komen in hoeverre de
tilsituatie risicovol is.
De NIOSH-methode stelt meer dan 34 kg (340 Newton) tillen als onaanvaardbaar. Zoals
bij alle andere grenzen, moet ook hier rekening gehouden worden met de subjectieve
aanvaardbaarheid, met betrekking tot de energetische belasting.
Voor een snelle, simpele beoordeling en het tillen met meerdere personen in kaart te
brengen is de Manual Handling Assessment Charts (MAC-methode) geschikt. Wanneer
een meer gedetailleerde beoordeling nodig is, is het advies om de NIOSH-formule te
gebruiken. In bijlage II is er meer uitleg geschreven over de NIOSH-formule en is een
voorbeeld beschikbaar. Tabel zes in bijlage III geeft verschillende grenswaarden aan bij
een bepaalde handeling.
Er bestaat nog een derde methode namelijk de Key Indicator Method (KIM-tool). Bij
deze methode zijn geen gegevens bekend over de betrouwbaarheid vanwege het hoge
aanvaardbare maximale tilgewicht van 40 kg (Kuijer et al, 2013).
Bij zittend werk dient er aandacht te zijn voor de natuurlijke fysiologische krommingen.
De hoek tussen de lichaamsas en de bovenbenen moet gelijk of groter zijn aan 90 graden.
De benen en de voeten worden bij statisch werk enorm belast. Het ganse
lichaamsgewicht steunt namelijk op een klein vlak. Er treedt vaak spiervermoeidheid op.
Niet enkel de benen lopen risico, maar ook de rug, nek en schouders zijn vaak belast bij
statisch werk. Een regelmatige houdingsverandering zou voor een betere activiteit zorgen.
Tevens wordt ook een spiergroep even ontlast. Voorovergebogen staan of dynamisch
werk veroorzaakt een toename van de belasting doordat de rugspieren, de rompmassa in
evenwicht dient te houden.
Belangrijk is dat een juiste werkhouding met voldoende plaats in het achterhoofd wordt
gehouden bij het aanbieden van rugpreventie.
Tijdens het knielen en hurken worden de benen extra belast. Bij het hurken ontbreekt
een stabiel steunvlak, met als gevolg dat het zwaartepunt van het lichaam buiten het
steunvlak valt. Ook zorgt het hurken voor een ongunstige positie voor het kniegewricht.
De bloeddoorstroming kan ook bemoeilijkt worden. Een aanbeveling is dat deze positie
slechts korte tijd wordt aangenomen en met andere houdingen wordt afgewisseld.
Het langdurig werken met de armen boven schouderhoogte zorgt voor een
belemmering in de bloeddoorstroom van de nek, schouders en armen.
17
Een veel voorkomende term bij repetitieve bewegingen is Repetitive Strain Inury (RSI).
Aangezien de dgw vaak te maken krijgt met repeterend werk, worden hieronder enkele
risico’s geschetst:
- te weinig hersteltijd, ofwel minder dan vijf minuten pauze per uur waarin
repeterend bewegingen plaatsvinden;
- geen micropauzes inlassen bijvoobeeld 20 seconden arbeidsvrij na 10 minuten
bandwerk;
- trillend gereedschap;
- snel werktempo en hier geen invloed op hebben bijvoorbeeld bandwerk;
- producten exact plaatsen of stapelen, waardoor de persoon extra spierspanning
verwerft;
- kracht leveren tijdens een groot deel van de dag;
- hoge werkdruk;
- de last over minder dan 25 cm hoogteverschil wordt verplaatst.
18
7 Ergotherapeut als preventiecoach
De ergotherapeutische interventie binnen deze scriptie is preventie. Werkprestaties
ondersteunen de participatie en de productiviteit. Tevens zijn de interventies essentieel
voor de gezondheid en het welzijn van elk individu (AOTA, 2002). Ergotherapie promoot
en managet de arbeid. Het biedt tevens preventie en behandeling van de
arbeidsongeschiktheid. Ergotherapeuten hebben twee belangrijke taken in de werksetting
namelijk: interventie en evaluatie. Bij de evaluatie maakt de ergotherapeut een passende
selectie van evaluatie-instrumenten en identificeert en analyseert probleemsituaties
(AOTA, 2004).
Onder interventie behoort raadgevende, preventieve, versterkende en compenserende
diensten. De interventies kunnen zowel individueel, als in groep aangeboden worden
(Larson & Ellexson, 2005).
Er is geen effect gevonden bij enkelvoudige ergonomische interventies. Onderzoek stelt
vast dat elementen die effect hebben op de arbeidsreïntegratie moeten worden
gecombineerd (Fisker et al, 2013).
Via dit model wordt rekening gehouden met de volledige context van elke dgw, dus ook
met de elementen die effect hebben op verkeerd handelen. Zoals te zien is op de figuur
hieronder van het Person Environment Occupation Model (PEO-model) speelt er telkens
een dynamische interactie tussen persoon, activiteit en omgeving (Le Granse, Van
Hartingsveldt & Kinébanian, 2011).
Figuur 1: PEO-model
In een recente herziening van Shaw et al; geeft men als aanbeveling dat de ‘’Return to
work-coordinator’’ een medische/paramedische achtergrond nodig heeft (zoals vermeld
bijvoorbeeld een kinesist of ergotherapeut). Deze persoon moet in staat zijn realistische
prognoses in kaart te brengen (Fisker et al, 2013).
19
Om de rol van de ergotherapeut beter in kaart te brengen wordt het Canadian Model of
Client-Centred Enablement (CMCE) gebruikt. Het CMCE spreekt over tien mogelijke
basiselementen. Niet elk element moet aan bod komen tijdens een interventie.
Tijdens het aanpassen (adapt) voert de ergotherapeut een analyse van het handelen uit.
Er kunnen werkpostaanpassingen plaatsvinden. De dgw reageert actief op de nieuwe
situatie. De activiteiten worden tevens opgedeeld in deeltaken. De dgw wordt zich bewust
van de gevaren van verkeerde houdingen en denkt aan de mogelijke gevolgen. De
ergotherapeut pleit (advocate) in het kader van de dgw dat een realistische verandering
gebeurt. Tijdens dit proces is het belangrijk dat de ergotherapeut de dgw coacht.
Ervaringsgericht werken is een vorm van coachen. Een manier om dit te realiseren zijn
strategieën en oplossingen uitlokken bij de cliënt tijdens de aangeboden preventie. De
Internationale Coach Federation (2011) definieert coachen als: “met cliënten
samenwerken in dynamische relatie die erop gericht is dat cliënten actie ondernemen om
hun visies, doelstellingen en verlangens te realiseren.”
Sommige onderdelen van de rugpreventie gebeurt in groep, waar samenwerking
(collaborate) kan plaatsvinden. Bij het coachen van een groep is het een grote
meerwaarde om gebruik te maken van elkaars ervaringen en inzichten (Josten & Cup,
2009; Cup et al., 2011). De dgw’s kunnen de ervaringen ook delen. Ze kunnen een
stimulans bieden aan elkaar om bewegingen tijdens de arbeid correct uit te voeren.
Het is belangrijk om de diverse problemen/pijnklachten bij de dgw’s te consulteren
(consult). Op basis hiervan kan een sessie al dan niet individueel worden gestuurd.
Om kwalitatief resultaat te leveren bij de rugpreventie is het belangrijk te overleggen en
coördineren (coordinate) in team. De werkleider vormt hier een cruciale schakel,
aangezien deze laatste constant op de werkvloer aanwezig is.
Werksituaties worden door de ergotherapeut geobserveerd naar de zorgbehoefte van de
dgw. Hierbij reflecteert de ergotherapeut naar mogelijke aanpassingen. Nadien worden
zaken ontworpen of vervaardigd. Tevens het correct hanteren van hulpmiddelen hoort
onder dit luik.
Kennis overdragen (educate) gebeurt mondeling via ervaringsgerichte preventie. De
dgw verwerft onder andere kennis van de bouw van de rug en van de ergonomische
principes. Herhaling is een must bij deze doelgroep. De kans op automatiseren is groter
bij voldoende herhaling.
Tijdens het aanbieden van preventie vormt de dgw de centrale schakel. De ergotherapeut
betrekt elke dgw in de preventie en gaat in op de vraagstelling. Zo is elke dgw betrokken
(engage).
Het is belangrijk dat de dgw de ergonomische principes volledig automatiseert, in elke
situatie, ook thuis, zodanig dat de dgw gespecialiseerd (specialize) is. Het motiveren
van de dgw en de motivatie behouden is opnieuw een taak dat is weggelegd voor de
20
ergotherapeut. Ook moet de werkleiding, hulpwerkleiding hierbij gemotiveerd worden, uit
eigen belang, maar tevens uit preventie bij de dgw.
8 Gedragsverandering
Oude gewoontes afleren en nieuwe gewoonten aanleren is niet vanzelfsprekend. Niet
iedereen wil op fouten worden gewezen. De dgw moet openstaan voor verandering. Ook
moet de ergotherapeut blijven herhalen, soms tot vervelens toe van de dgw.
Educatie speelt een belangrijke rol bij gedragsverandering. Wanneer de dgw kennis heeft
van ergonomische principes, kan hij/zij dit gedrag ook eigen maken, na de verandering in
het denken en het handelen (Van Tulder & Koes, 2004).
De beste benadering tot het hervatten van de activiteit zijn de cognitieve
gedragstherapeutische interventies, verklaren de Europese richtlijnen bij de behandeling
van chronische niet-specifieke lage rugpijn.
Cognitieve gedragstherapie heeft eerder al bewezen dat het een effect heeft op het sneller
recupereren en reïntegreren op de werkvloer, bij personen met algemene musculoskeletale
aandoeningen met daarbij in het bijzonder lage rugpijn (Fisker et al, 2013).
Verschillende auteurs beschrijven het proces van deze gedragsverandering. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen gedragsveranderingen bij een individu en
gedragsveranderingen in groep.
Volgens Lewin en zijn gedragsveranderingsmodel doorloopt het individu meestal drie
fasen vooraleer verandering in het gedrag waarneembaar is.
Fase 1: unfreezing: eerste analyse, bewustwording en loslaten van ongewenste methoden.
Fase 2: moving: uitvoeren van nieuwe kennis, attitudes en vaardigheden.
Fase 3: freezing: steeds naleven van gewenste gedrag.
Bij de start van een nieuwe fase verleent zich feedback aan de voorafgaande fase. (Balm &
Horsten, 2009)
Het driefasenmodel van Lewin leunt sterk aan bij de leerstijlen van Kolb. Het is een
cyclisch model, waar fase één als laatste in de cirkel kan voorkomen. Bijvoorbeeld: Collega
A ziet bij collega B hoe zij de ergonomische principes toepast terwijl ze de onderste rij
verpakte ijscrème-dozen neemt (fase 2: waarnemen en reflecteren). Collega A denkt
hierover na (fase 3: abstracte begripsvorming). De volgende dag moet collega A ook de
onderste rij van de palet verwijderen. Hierbij denkt hij terug aan de dag voordien en buigt
eens door zijn knieën tijdens het heffen (fase 4: actief experimenteren). Collega B ziet dit
en geeft hem wat tips. Een week later heeft collega A zich deze ergonomische handeling
eigen gemaakt (fase 1: concreet ervaren).
21
Het kan in de praktijk voorkomen dat fasen worden genegeerd of te snel doorlopen zijn.
Logisch hierbij is dat het leerrendement daalt. Via experimenteren worden inzichten pas
echt duidelijk (ervaringsgericht leren).
Figuur 2: Leerstijlen van Kolb
Het zesstappenmodel, tevens te vinden in bijlage IV, tabel 7 is een ander model dat de
stappen van gedragsverandering in kaart brengt. Aan de grondslag ligt het ASE-model,
A= attitude, S= sociale invloed en E= effectiviteit (Balm & Horsten, 2009).
Stap 1: openstaan, bewustwording van de huidige handelwijze;
Stap 2: begrijpen, kennisgeving van de nieuwe handelswijze;
Stap 3: willen, akkoord gaan met de nieuwe werkwijze, gemotiveerd zijn;
Stap 4: het kunnen uitvoeren, met de mogelijkheden en beperkingen dat de dgw heeft;
Stap 5: doen;
Stap 6: volhouden, gedragsverandering kost tijd en moeite.
Naast het zesstappenmodel worden de zes didactische principes besproken. Deze zijn
gelinkt aan de werking van het geheugen (Balm & Horsten).
Aanschouwelijkheid: Bij het bieden van preventie is het belangrijk de dgw zintuigelijk te
prikkelen. Nieuwe informatie aanbieden zonder didactisch materieel wordt als weinig
zinvol ervaren voor personen met een mentale beperking.
Doelgerichtheid: Een dgw zal de ergonomische principes sneller assimileren als voor
hij/zij duidelijk is waarom dit noodzakelijk is. De ergotherapeut stelt samen met de dgw
doelen voorop.
Belangstelling: Een dgw die intrinsiek gemotiveerd is, zal de ergonomische principes
beter onthouden en toepassen. De wijze waarop de ergonomische principes of andere
informatie wordt aangebracht is hier van belang. De ervaringsgerichte
informatieverwerving kan hierbij helpen. De informatie overbrengen in de
belevingswereld van de dgw is ook van belang.
22
Activiteit: Actief leren is de beste leerschool. Het is de taak van de ergotherapeut om in
dialoog te treden met de dgw en te polsen naar zijn/haar bevindingen en hierop te
anticiperen. De dgw voert de handeling uit en de ergotherapeut geeft meteen
feedback/tips hierop.
Frequente terugkoppeling: Het is noodzakelijk de dgw feedback te verlenen tijdens het
assimilatieproces van de ergonomische principes. Hier kunnen de doelstellingen opnieuw
ter sprake komen.
Oefenen: Het is belangrijk dat de dgw de zaken vaak herhaalt om deze eigen te maken.
Het is de taak van de ergotherapeut dat deze herhaling en oefening ook effectief
plaatsvindt. Hierbij is het geven van triggers een must. Bijvoorbeeld na een
teambordsessie de dgw één op één gaan benaderen, zo zal de informatie sneller
geïntegreerd worden.
Rugpreventie aanbieden in groepsgebeuren heeft voordelen. Dgw’s kunnen elkaar helpen
bij het toepassen van de ergonomische principes, want er vindt interactie plaats. Ook
kunnen dgw’s elkaar motiveren, aanvullen en eventueel corrigeren.
Naast de tal van voordelen biedt het groepsgebeuren ook nadelen zoals het niet durven
zeggen dat iemand rugpijn heeft, geen vragen durven stellen uit angst voor mening van de
groep, grapjes uithalen tijdens de sessie en zo minder aandacht hebben.
De conclusie uit voorgaande alinea’s is dat de ‘methodiek’ allemaal op dezelfde principes
steunen, met enig verschil in de hoeveelheid tussenstappen.
De bovenstaande modellen zijn bruikbaar bij de doelgroep van deze scriptie. Rekening
houdend met het feit dat de bewustwording over een langere tijdsperiode zal gaan. Ook
zal er vaker herhaling aan bod moeten komen, om hierna pas te kunnen overgaan tot
nieuw gedrag.
Deze scriptie onderzoekt of dgw’s in een tijdsperiode van twee maanden ergonomietips
assimileren. Om dit te kunnen onderzoeken worden rugsessies georganiseerd. Tevens
wordt onderzocht of de dgw via het toepassen van ergonomietips een verbeterde kwaliteit
van leven heeft.
23
Methode
1 Onderzoeksopzet
Opstellen van enquêtes
In februari start de prémeting van het vergelijkend onderzoek. Deze meting gebeurt aan
de hand van vooraf opgestelde enquêtes (zie figuur 3 op de volgende pagina).
Er werden twee soorten enquêtes opgesteld. Één enquête is opgesteld met foto’s en
pictogrammen en één enquête niet.
Uit wetenschappelijke evidentie blijkt dat meetinstrumenten om lage rugpijn te
identificeren best gaan over volgende kenmerken:
1. Vragen over demografie en persoonlijke gegevens: leeftijd, geslacht, status, BMI,
eventuele scholing of werk, duur van voorgaande ziekte en economische overtuigingen.
2. Werkgerelateerde factoren: jobtevredenheid, werkuren en toekomstperspectieven op
werkvlak.
3. Levensstijl factoren: lichaamsbeweging, roken, alcoholconsumptie,…
(Fisker et al, 2013).
De relevante gegevens worden verwerkt in de enquête.
Uit de richtlijnen voor ontwikkeling en gebruik van wetenschappelijke literatuur wordt
benadrukt dat het belangrijk is, de procedures voor het verzamelen van gegevens te laten
gebeuren op individueel niveau. Zo is de dgw steeds in staat om antwoord te bieden op
de vragen, en gaat de betrouwbaarheid niet verloren (Van Loon et al, 2013). Het is dus
van belang dat de enquêtes worden afgenomen in één-één relatie. Zo kan door de
onderzoeker zaken duidelijk gemaakt worden. Om duidelijkheid te scheppen wordt er
verteld waarom deze vragen worden gesteld. Tevens wordt ook geprobeerd het sociaal
wenselijk antwoorden op die manier te onderdrukken.
De informatie uit voorgaande drie alinea’s wordt in acht genomen bij het opstellen van de
enquêtes.
24
Figuur 3: Deel uit de enquêtes van de prémeting
25
Interventiegroep versus controlegroep
De enquêtes afnemen gebeurt in de bw Westlandia. De dgw’s tewerkgesteld in Westlandia
vormen de interventiegroep. Deze groep bestaat uit 60 dgw’s met een verschillende
taakinhoud. De dgw kan intern of extern werken. Extern betekent werken op enclave. De
taken gaan van eenvoudig tot complex, van fysiek aanvaardbaar tot zware fysieke arbeid
gedurende een volledige werkdag.
Welke preventiesessies precies worden aangeboden, wordt in het volgende punt
besproken.
De prémeting wordt ook uitgevoerd bij alle andere bw’s van West-Vlaanderen namelijk:
Interwest, ’t Veer, Arcotec, Mariasteen, de Waak, Optima T en de Oesterbank. Dit vormt
de controlegroep van het vergelijkend onderzoek. De aselecte steekproef van de
controlegroep bestaat uit 70 deelnemers. Er worden bij elke bw 10 enquêtes afgenomen
in het atelier of in een gesloten ruimte.
De dgw heeft telkens een taakinhoud van ‘verpakking’. Deze taak wordt vooraf bewust
geselecteerd wegens de grote verschillen in het uitvoeren van de taak: zittend/staand werk,
klein/groot verpakkingswerk, fijn/grove motoriek, bandwerk/eigen tempo…
Het correct analyseren van resultaten en conclusie is de tweede reden waarom ‘verpakking’
geselecteerd werd. Een derde reden is wegens praktische overtuiging.
Er worden minimale triggers aangebracht bij de controlegroep zoals een e-mail naar de
ergotherapeut ter plaatse. Pas na het onderzoek en dus na de postmeting worden verdere
tips doorgestuurd.
Midden april start de postmeting in de zeven beschutte werkplaatsen. Begin mei wordt dit
afgenomen in Westlandia zelf, tijdens het afronden van de rugpreventiesessies.
De enquêtes voor de postmeting worden aangepast in functie van duidelijkheid voor de
dgw’s. Er wordt hiernaast ook bevraagd of de dgw in de toekomst meer aandacht wil
schenken aan de rug en wat de reden is voor het niet toepassen van de ergonomietips.
Tijdens het afnemen van de enquêtes is het mogelijk dat dgw’s klachten uiten van rugpijn.
Het is belangrijk dat de therapeut een belangrijke rol inneemt bij het standpunt van de
pijn bij de cliënt (Leboeuf-Yde et al, 2008).
26
2 Uitwerking interventie
Methodewerkgroep
Vooraleer de scriptie tot stand komt, wordt deelgenomen aan de methodewerkgroep in
november. Er wordt tijd voorzien voor onder meer: het voorstellen van de scriptie en het
stellen van vragen omtrent tips in functie van de werkbox, aanpak bij dgw’s, behoeften
ergonomie bij dgw’s en het opstellen plan van aanpak.
Kiezen van thema’s
Gedurende de stage wordt een selectie gemaakt van verschillende thema’s uit een
vooropgestelde mindmap. Er worden themafiches opgesteld als jaarplan. Natuurlijk
kunnen de onderwerpen een andere maand aan bod komen, afgaand van de nood aan het
thema. Er worden vier thema’s geselecteerd tijdens de stage (februari-mei).
Elke maand komt één thema aan bod. Dit wordt in alle afdelingen en enclaves
georganiseerd en indien mogelijk herhaald. In volgende tabel is vetgedrukt wat tijdens de
stage aan bod komt.
Tabel 3: Thema’s verspreid in jaarplan
Januari
Februari
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus
September
Oktober
November
December
Trekken en duwen
Zitten
Anatomie van de rug
Tillen en dragen
Belang van een goede
werkpostschikking
Persoonsgerelateerde zaken: wanneer
matras vernieuwen, roken, sporten…
Werkkledij en veiligheidsschoenen
Repetitief werk
Werken met de schaarlift en andere
hulpmiddelen
Transfers in en uit bed stappen, in de auto
stappen, van zit naar staand
Stress
Koude temperaturen
Het aanbieden van persoonsgerelateerde zaken gebeurt tussen de sessies door. Bij de
afdeling groenzorg en schoonmaakdienst wordt een aparte fiche gemaakt, wegens de
specifieke taken voor deze afdeling.
27
Elke preventie vindt plaats in de werkplaats zelf. Een literatuurstudie van de NICE
guidance on long-term sickness and incapacity rapporteert dat het geven van interventies
aangeboden op de werkplaats als fundamenteel element, meer succes boeken dan in
studies waar het aanbieden van de interventie niet in de werkplaats plaatsvindt.
De richtlijnen raden naast de samenwerking met de werkplaats ook een vroege,
multidisciplinaire interventie aan (Gabbay et al, 2013). Tijdens het aanbieden van
rugpreventie wordt in team samengewerkt met alle werkleiders. Het is van cruciaal belang
om de preventie te doen slagen en alzo deze op de werkvloer te kunnen integreren. Er
moet namelijk te allen tijde rekening worden gehouden met de productie. Wanneer een
dgw rugklachten heeft, meldt de werkleiding dit aan het ergoteam. Dit gebeurt tevens
wanneer een dgw niet ergonomisch handelt. De rugklachten worden opgenomen in een
lijst. Zo wordt inzicht gecreëerd en ziet het ergoteam welke afdeling/enclave het vaakst
rugklachten registreert.
Zoals eerder wordt in elke afdeling en enclave van Westlandia rugpreventie aangeboden.
Er wordt telkens geprobeerd de behoeften te schetsen bij deze afdeling of enclave.
Voorbeeld 1: veel personen sleuren de houten paletten (ongeveer 23kg/palet) alleen aan
de kant, wegens tijdsdruk in de enclave PLI (naam van ijsjesbedrijf). Hier wordt tijdens de
sessie anatomie en biomechanica van de rug verduidelijkt wat de gevolgen kunnen zijn en
waarom dit slecht is voor de rug. Tijdens de sessie zoeken de dgw’s naar een oplossing,
zoals het vragen aan een collega om samen de palet weg te brengen.
Voorbeeld 2: er wordt geobserveerd door een teamlid dat veel dgw’s van enclave
Debacker de manden met het hout trekken in plaats van duwen. Door het trekken in
plaats van duwen moet de persoon zich vaak omdraaien om zicht te hebben. Dit brengt
mogelijke torsies teweeg. Hieraan wordt aandacht besteed tijdens de sessie ‘tillen en
dragen’.
Het is niet enkel van belang dat de dgw’s rugpreventie krijgen. Ook bij de werkleiding en
omkadering is het nuttig! Om de werkleiding, dienst sociale begeleiding,… te triggeren
met het onderwerp worden ludieke mails verstuurd. De mails bevatten micropauzes en
het belang van bewegen. Micropauzes zijn korte pauzes, waarin een persoon verandert
van positie, bijvoorbeeld van zitten naar staan, zodat andere spiergroepen belast worden.
In bijlage VIII is een toepassing te vinden van een creatieve werkleider die de
micropauzes integreert.
Ook wordt een filmpje aan de werkleiding gemaild over wat de gevolgen kunnen zijn bij
langdurig zitten. Deze mails, terug te vinden in bijlage VI, worden in de periode maartapril gestuurd.
28
Werkbox ontwikkelen
Vooraf wordt duidelijk gesteld dat het belangrijk is dat de dgw’s didactisch materieel
nodig hebben, zodat dit beter gevisualiseerd wordt. Het didactisch materieel dat zich in de
werkbox bevindt en de gebruiksklare fiches, dienen als ondersteuning tijdens de
rugpreventiesessies. De werkbox zelf moet hanteerbaar zijn door eender wie in het
multidisciplinair team.
Figuur 4: Werkbox Rugpreventie
29
Figuur 5: Deel uit voorbeeld van instructiefiche
Naast het themagebonden materieel bevindt zich in de werkbox ook ander materieel dat
bijdraagt tot ondersteuning bij rugpreventie.
Er bevindt zich een USB-stick in met allerhande Napo-filmpjes. Dit zijn eerder
eenvoudige, ludieke filmpjes met telkens een verschillende boodschap. Dit kan in de
toekomst eerst getoond worden om de aandacht van het publiek te trekken, wanneer de
sessie bijvoorbeeld in de refter plaatsvindt.
Een evaluatieformulier gelinkt aan de werkcontext waarin dit wordt afgenomen is het
meest succesvol, om in de werkplaats dan ook preventies aan te bieden (Van Loon et al,
2013). Vandaar dat in de werkbox een visueel analoge schaal (VAS-schaal) terug te vinden
is. Aan deze VAS-schaal hangt een soort van checklist vast met vijf belangrijke
maatstaven. Deze maatstaven hangen af van het soort werk bijvoorbeeld stapelen,
sorteren…
30
Resultaten
Tabel 4: Aantal personen per beschutte werkplaats en afdeling
Beschutte werkplaats/Afdeling
Steekproef
prémeting
Steekproef
postmeting
Westlandia/Metaal
Westlandia/Elektrische en
mechanische montages
Westlandia/Verpakking &
boekbinderij:
10
10
9
8
13
10
Westlandia/Schoonmaakploeg
Westlandia/Enclaves:
- PLI
- Debacker
- Personal Care
- Household 1
- Household 2
- Groenzorg
10
8
4
2
2
2
2
5
2
2
2
2
1
5
Interwest/Verpakking
’t Veer/Verpakking
Arcotec/Verpakking
Mariasteen/Metaal en Montage
De Waak/Verpakking
Optima T/Verpakking
De Oesterbank/Verpakking
10
10
10
10
10
10
10
6
6
4
4
9
9
7
Totaal Westlandia= 49 dgw’s
Totaal andere bw’s= 45 dgw’s
Tabel 4 registreert een drop-out van 36 dgw’s van de totaal 130 dgw’s tijdens dit
onderzoek. Er zijn vijf dgw’s verplaatst naar enclave, één dgw is met brugpensioen, drie
dgw’s werken part-time, één dgw is thuis wegens depressie, twaalf dgw’s zijn afwezig en
veertien personen hebben stempeldag.
31
De volgende grafieken tonen de resultaten van de enquêtes. Bij de vragen uit de enquête
wordt een staafdiagram of radar opgemaakt, om de resultaten visueel te maken.
30
30
25
25
20
20
21
18
15
15
10
10
5
5
Post
Pré
Post
Pré
0
0
Figuur 6a: Rugpijn in Westlandia
Figuur 6b: Rugpijn in andere bw’s
Uit deze grafiek is duidelijk dat het aanbieden van rugpreventie gedurende enkele
maanden niet meteen lijdt tot een vermindering van rugklachten.
Om de pijnbeleving te meten, hanteert de enquête emoticons. Aan elke emoticon hangt
een waarde vast. De waarde nul tot drie is de waarde met het minste pijn. De waarden
acht tot tien staan voor ernstige rugpijn.
Aantal dgw's
25
20
15
10
Prémeting
5
Postmeting
0
0à3
3à5
5à8
8 à 10
Pijnbeleving
Figuur 7a: VAS-schaal Westlandia
32
Aantal dgw's
20
15
10
Prémeting
5
Postmeting
0
0à3
3à5
5à8
8 à 10
Pijnbeleving
Figuur 7b: VAS-schaal in andere beschutte werkplaatsen
Opmerkelijk in deze grafiek is dat de pijnbeleving gereduceerd is bij de geringste pijn en
stijgt bij ‘ernstigere’ pijn (figuur 7a).
Personen met ernstige rugpijn hebben dezelfde graad van pijnbeleving als bij de
prémeting. Tijdens een vergelijking van beide VAS-schalen is te zien dat wanneer geen
interventies worden aangeboden, de geringe pijnbeleving stijgt (figuur 7a-7b).
Aantal dgw's
25
20
15
Prémeting
10
Postmeting
5
0
Nekpijn
Schouderpijn
Pijn aan benen
Pijn aan elleboog
Figuur 8a: Overzicht van andere lichamelijke klachten binnen Westlandia
Opvallend bij deze grafiek is dat de nekklachten en de pijn aan de elleboog gereduceerd
zijn na het aanbieden van rugpreventie. Daarintegen stijgt de pijn in de benen en de
schouders.
Aantal dgw's
20
15
Prémeting
10
Postmeting
5
0
Nekpijn
Schouderpijn
Pijn aan benen
Pijn aan elleboog
Figuur 8b: Overzicht van de andere lichamelijke klachten in de andere beschutte
werkplaatsen
33
Ook in de andere beschutte werkplaatsen, waar slechts minimale triggers worden
aangeboden, is een opvallende reductie. De nekpijn is met meer dan de helft gereduceerd.
25
Aantal dgw's
20
15
Prémeting
10
Postmeting
5
0
Staand
Zittend
Alternerend
Figuur 9: Soort werk binnen Westlandia
Wanneer u een globale indruk maakt van het soort werk dat het vaakst voorkomt binnen
Westlandia, dan wordt geconcludeerd dat dit staand werk is tijdens de prémeting. Tijdens
de postmeting wordt een overgang gemaakt naar het alternerend werken.
1
Prémeting
40
35
Postmeting
30
25
6
2
20
15
10
5
0
5
3
4
Figuur 10a: Ergonomietips dat dgw’s van Westlandia hebben gehoord
34
1
Prémeting
Postmeting
6
40
35
30
25
20
15
10
5
0
2
5
3
4
Figuur 10b: Ergonomietips dat dgw’s van Westlandia hanteren
Tip 1: doos dicht tegen mijn lichaam moet houden;
Tip 2: telkens hulp vragen aan een collega, als de doos te zwaar is;
Tip 3: tijdens het heffen en het verplaatsen van een doos mijn voeten verplaatsen;
Tip 4: door mijn knieën en met een rechte rug tillen;
Tip 5: hoger tillen dan schouders is slecht voor de rug;
Tip 6: tafel gebruiken als steunpunt om iets klein op te rapen.
Er wordt tijdens de pré-en postmeting bevraagd welke ergonomietips de dgw al heeft
gehoord.
Tijdens de prémeting zijn tip één, tip twee en tip vier koplopers. Bij de postmeting is er
een kanttekening en springt naast tip vier, tip vijf en zes erbovenuit. Dit betekent dat de
dgw’s openstaan voor nieuwe informatie en deze informatie ook deels is bijgebleven.
Naast de vraag welke tips de dgw al had gehoord, meet de tweede vraag welke tips nu
effectief gebruikt worden. Er stelt zich een heel mooie verschuiving. Tijdens de prémeting
is er een gelijke frequentie van toepassing bij alle zes de tips. Bij de postmeting worden
alle tips overtroffen. Heel wat dgw’s hebben duidelijk ergonomietips geassimileerd. Het
aanbrengen van deze tips is dus zeer zinvol binnen Westlandia. Tip één past iedereen van
de steekproef toe.
Er zit geen rechte lijn tussen welke rugtips gekend zijn en welke gebruikt worden. Het kan
dus zijn dat een dgw wel weet dat de rugtip bestaat, maar deze niet altijd toepast.
35
Uit de postmeting bij de andere bw’s is de conclusie dat het voortonen en éénmalig
bevragen van de rugtips geen garantie heeft dat de dgw de rugtips de volgende keer nog
weet (tijdspanne van twee maanden).
25
Aantal dgw's
20
15
Prémeting
10
Postmeting
5
0
Elke dag
BW
Elke week
Niet vaak
Nooit
Figuur 11: Frequentie van het hanteren ergonomietips
Aantal dgw's
Op het eerste zicht toont de grafiek aan dat de dgw’s de rugtips vaker toepassen, namelijk
elke dag. Hier moet rekening gehouden worden met een stijging van het niet vaak of
nooit toepassen van de rugtips. Op frequente tijdstippen en met veel herhaling de rugtips
aanbieden, betekent niet dat de dgw deze daarom meer toepast.
16
14
12
10
8
6
4
2
0
Westlandia
Andere bw's
Niet kennen
Sneller
Pijn
Geen zin
Andere reden
Figuur 12: Reden voor het niet toepassen van de ergonomietips
Een toegevoegde vraag bij de postmeting is waarom de persoon de ergonomietips niet
(steeds) toepast. De grootste reden zowel in Westlandia, als in andere bw’s is dat de
ingeburgerde manier sneller gaat. Ingeburgerd staat in deze context voor de manier dat de
dgw dit al van kinds af weet, dus zonder te hoeven nadenken. De dgw geeft dit ook vaak
mondeling aan, tijdens een sessie. De nieuwe en ergonomische manier steeds toepassen
zorgt voor een gewenningsperiode en weerstand. Zolang het nieuwe gedrag niet eigen
wordt gemaakt en er nog veel denkwerk bij te pas komt, vinden dgw’s dat het nog te veel
tijd in beslag neemt. Dit resulteert in frustraties zoals het niet meer kunnen volgen van de
productie en/of de band. De andere reden scoort ook hoog, deze reden was voornamelijk
dezelfde: wanneer de persoon geen pijn ondervindt, denkt hij/zij niet aan deze rugtips.
36
Bij de andere bw’s is de meest gegeven reden dat de ingeburgerde manier sneller gaat.
Opvallend hierbij is dat de reden ‘het niet kennen van de rugtips’ even hoog scoort
binnen Westlandia, als bij de andere bw’s. Het aanbieden van rugpreventie gedurende
enkele maanden, betekent dus niet dat de dgw’s de rugtips beter kennen.
40
35
Aantal dgw's
30
25
20
15
10
5
0
Meer aandacht Geen aandacht
Figuur 13: Toekomst Westlandia
In de bovenstaande grafiek ziet u dat de dgw bewust is gemaakt van de ernst van rugpijn.
Slechts zeven van het totaal aantal geïnterviewde personen vanuit Westlandia (49 dgw’s)
willen geen verdere aandacht schenken aan de rug. Tevens valt hierbij op dat deze zeven
personen niet kampen met rugpijn.
37
Discussie en conclusie
Individueel versus groep
Tijdens het aanbieden van preventie zijn enkele punten die tot discussie leiden,
bijvoorbeeld de keuze die wordt gemaakt om interventies aan te bieden in groep. Er is een
duidelijk verschil in het geven van preventie in groep of individueel. In deel acht van de
inleiding kwam naar voor dat het aanbieden van preventie in groep zijn voordelen heeft.
Dit is inderdaad zo: interactie met collega’s, stellen van vragen die bij meerdere personen
van belang zijn, de bewustwording van de problematiek (veel collega’s met rugklachten),
het ludieke aspect zoals een dgw die wat humor wil integreren heeft een positieve invloed
op de rugsessie.
Hieraan worden ook enkele nadelen verbonden namelijk: geremd zijn door collega’s om
bijvoorbeeld vragen te stellen, niet durven zeggen dat hij/zij rugpijn heeft, niet durven
aangeven dat hij/zij iets niet snapt. Een ander nadeel is dat niet telkens individueel op de
behoeften kan worden ingespeeld.
Beperkingen van de onderzoeksopzet
De drop-outs, eerder beschreven bij de resultaten kunnen voor discussie zorgen.
De respondentbias zoals het sociaal wenselijk antwoorden is een item dat in deze scriptie
van belang is. Dgw’s willen de interviewer helpen of niet teleurstellen en hierdoor
antwoorden zij vaak sociaal wenselijk. Een vaak voorkomende opmerking bij de vraag of
hij/zij in de toekomst nog meer aandacht wil schenken aan de rug is: “Het zou beter zijn
van wel zeker?” De geïnterviewde dgw vraagt dus een soort van bevestiging.
Een andere vorm van bias, is de enquêteursbias. De interviewer is de ganse dag bezig met
enquêtes afnemen en geeft onbewust minder instructies aan tijdens het laatste uur van
afname die dag.
Het is positief dat de persoon die rugpreventie aanbiedt een trigger op zich vormt.
Wanneer deze persoon de afdeling binnenkomt, worden meteen grapjes gemaakt over de
rug of vragen gesteld. Ook in de gang of tijdens het aankomen ‘s morgens speelt deze
trigger een rol. Dit vormt dan weer wel een nadeel bij de pré- en postmeting. De dgw legt
de associatie dat de interviewer ook preventie biedt. Dit kan een reden van beïnvloeding
zijn op de meting.
Een volgende beperking van de onderzoeksopzet is dat pijn subjectief is, bijvoorbeeld:
een dgw heeft een volledige dag gestapeld, en dit voor de eerste keer. Dan is dit normaal
38
dat deze persoon dezelfde avond of de volgende dag wat spierpijn voelt. Deze persoon
kan dit ook zien als rugpijn.
Een ander item van invloed is dat verpakkingswerk zodanig ruim is. Een dgw waarbij een
enquête is afgenomen kan bijvoorbeeld meer staand werk uitvoeren dan iemand anders.
Of de dgw kan tijdelijk in de verpakkingsafdeling terechtkomen, terwijl iemand anders er
al twintig jaar werkt.
Het werk in de verpakkingsafdeling is ook verschillend bijvoorbeeld tijdens de prémeting
in februari was het sorteren van kleine zakjes, terwijl dit in april grote posters waren.
Andere punten die tot discussie leiden
Het tijdsinterval tussen pré- en postmeting was niet zodanig groot (ongeveer twee
maanden). Hierdoor wisten de meeste dgw’s nog wie de interviewer was en wat die
persoon kwam doen.
Dgw’s die al rugscholing volgen of hebben gevolgd, waren heel zeker van hun stuk en
vonden dit vanzelfsprekend. Als een soort van ‘testje’ wordt uitgevoerd om te controleren
zoals bijvoorbeeld: “Raap eens deze balpen op.” Dan wordt duidelijk dat de dgw de
golfersbeweging niet hanteert, terwijl het bolletje op de enquête wel is gekleurd.
Bij sommige pré- en postmetingen is de ergotherapeut of werkleid(st)er aanwezig. Dit kan
ook van invloed zijn op het geven van een correct antwoord. De ene werkleid(st)er is
strenger dan de andere.
De enquêtes worden steeds afgenomen in één-één relatie, waardoor er ruimte is om de
vragen te verduidelijken. Wel is het niet steeds duidelijk of de dgw wel degelijk de inhoud
van de vraag begrijpt. Ook zijn enkele dgw’s uit andere bw’s Franstalig.
Schrik kan tevens het invullen van de enquête beïnvloeden. Angst om een andere job te
moeten uitvoeren als aangeduid wordt dat de dgw rugpijn heeft. Of angst dat anderen dit
zullen te weten komen (groepsdruk).
Vergelijken van resultaten met literatuurstudie
De inleiding vermeldt dat de persoon tijdens de educatie gemotiveerd wordt om
verantwoordelijkheid op te nemen (Waddell & Burton, 2000). Tijdens het aanbieden van
rugsessies is dit zeker ook van belang. Enkele dgw’s namen zelfs verantwoordelijkheid op
voor collega’s en durfden deze aan te spreken bij ‘verkeerd handelen’.
39
De BELCOBACK-studie (bij risicofactoren) vermeldt eerder dat effectieve preventie pas
kan als rekening wordt gehouden met de arbeidsgerelateerde en psychosociale factoren. In
Westlandia is het zo dat ergonomie niet steeds overal mogelijk is, door bijvoorbeeld de
opstelling van de werkplaats.
Uit de leerstijlen van Kolb (bij gedragsverandering) is fase 4, deze van actief
experimenteren bij deze doelgroep een must. Zonder actieve participatie kan geen
verandering van gedrag vastgesteld worden.
De meeste dgw’s bevinden zich in de fase van experimenteren en willen veranderen van
gedrag. Om tot de laatste fase te kunnen overgaan, deze van het gedrag eigen maken,
moet blijvende herhaling en triggers geboden worden.
Ook in Westlandia is het belangrijk de werkleider en werkplaats te betrekken zoals
Gabbay, 2013 beschrijft.
Aanbevelingen voor verder onderzoek
Onder dit punt worden enkele tips genoteerd naar eventueel verder onderzoek rond
rugpreventie in bw Westlandia.
Het is noodzakelijk het onderzoek met twee personen uit te werken. Hierbij is één
persoon de interviewer en één persoon degene die rugpreventie aanbiedt.
Ook moet een goede afweging op voorhand worden gemaakt wat in welke afdeling van
belang is. Het zou handig zijn voor de werkleider om ook deze belangrijke punten te zien
op een fiche. Ernstig rugbelastend werk kan zo uitgesloten worden bij een bepaalde dgw
met klachten aan de rug.
Het is van groot belang bij de dgw’s blijvende interesse op te wekken in het onderwerp,
anders hebben de sessies weinig nut.
De dgw is zelf verantwoordelijk voor het ergonomisch werken, maar dit is niet steeds
mogelijk door onaangepaste werktafels, de economie speelt hier ook een belangrijke
factor in.
In Westlandia wordt verder gewerkt aan het groeiende probleem. Er is sinds kort een
aanwezigheidsbeleid opgestart. Met de directie is besproken dat via de werkbox, de
werkleiders deze teamborden zullen organiseren, zodat het een ‘hot’ item blijft binnen
Westlandia, wat ook noodzakelijk is. Éénmaal niet meer wordt gehamerd op het belang
van de rug, zullen de dgw’s hier ook geen verdere aandacht meer aan besteden.
Het aanbieden van rugpreventie zorgt niet rechtstreeks voor een betere kwaliteit van
leven. Via de sessies met de werkbox als tool, worden de dgw’s zich wel bewust van het
probleem en de mogelijke gevolgen. Door het frequent aanbieden van rugpreventiesessies
past de dgw de ergonomische principes vaker toe.
40
Referenties
Balm, M.F.K. & Horsten, F.A. (2009). Handboek ergonomie. Alphen aan den Rijn: Kluwer
Baumeider, H., knecht, A.,Hutter, N., (2012). Direct and indirect costs in persons with
chronic back pain and comorbid mental disorders. Geraadpleegd op 13 december 2013
via http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22789408
Bruntinx, W. (2003). Wat is een verstandelijke handicap. Geraadpleegd op 16 januari 2014
via
http://buntinx.org/yahoo_site_admin/assets/docs/Artikel_AAMR_model_2003_NTZ.
286121137.pdf
CollondSE. (z.j.). Beschutte werkplaatsen. Geraadpleegd op 8 november 2013 via
http://www.socialeeconomie.be/beschuttewerkplaatsen
De Belgische charter van het ICF. (2014). Geraadpleegd op 23 april via
http://www.coachfederation.be/nl
Ellegaard, H., Pedersen, B., (2012). Stress is dominant in patients with depression and
chronic low back pain. Geraadpleegd op 13 december via
http://www.gestaltterapeut.com/Stress_is_dominant.pdf
Fisker, A. et al. (2013). Early coordinated multidisciplinary intervention to prevent
sickness absence and labour market exclusion in patients with low back pain: study
protocol of a randomized controlled trial. Geraadpleegd op 13 december 2013 via
http://www.biomedcentral.com/1471-2474/14/93
Gabbay, M. et al. (2011). NICE guidance on long-term sickness and incapacity.
Geraadpleegd op 2 januari 2014 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3047344/
Ghaffari, M. et al. (2008). Effect of psychosocial factors on low back pain in industrial
workers. Geraadpleegd op 29 december 2013 via
http://occmed.oxfordjournals.org/content/58/5/341.full.pdf+html
Hamming, O. (2011). Work-life conflict and musculoskeletal disorders: a cross-sectional
study of an exposured association. Geraadpleegd op 12 oktober 2013 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3073966/
41
Hildebrandt, J. (2006). European Guidelines for the management of chronic nonspecific
low back pain. Geraadpleegd op 2 januari 2014 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3454542/pdf/586_2006_Article_1072.
pdf
Jensen, C., Jensen, O. & Nielsen, C. (2012). Substainability return to work in sick-listed
employees with low back-pain. Geraadpleegd op 21 september 2013 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3488486/
Jensen, O. et al. (2013). Prediction model for unsuccessful return to work after hospitalbased intervention in low back pain patients. Geraadpleegd op 7 november 2013 via
http://www.biomedcentral.com/1471-2474/14/140
Koes, B.W. & van Tulder, M.W. (2004). Evidence based handelen bij lage rugpijn. Houten:
Bohn Stafleu van Loghum
Kuijer, P. et al. (2013). Multidisciplinaire richtlijn vermindering van tilbelasting om
rugklachten te voorkomen. Geraadpleegd op 19 december 2014 via Tijdschrift voor
ergonomie.
Laperre, I. & Wouters, S. (2010). Begeleiden op de werkvloer in de sociale economie. Handboek voor
monitoren en begeleiders. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
Larson, B. & Ellexson, M. (2005). Occupational Therapy Services in Facilitatity Work
Performance. Geraadpleegd op 30 december 2013 via
http://ajot.aotapress.net/content/59/6/676.full.pdf
Le Granse, M., Van Hartingsveldt, M., Kinébanian, A. Grondslagen van de ergotherapie, pp.
239, 346, 461-483. Amsterdam: Reed Business
Motmans, R. (z.j.) NIOSH. Geraadpleegd op 11 december 2013 via
http://www.ergonomiesite.be/arbeid/niosh.htm
Motmans, R. (z.j.) MAC-tool. Geraadpleegd op 11 januari 2014 via
http://www.ergonomiesite.be/arbeid/mac.htm
Motmans, R. (2014). Menselijke fysieke belasting. Geraadpleegd op 30 november 2013 via
http://www.ergonomiesite.be/arbeid/en1005.htm
OSHA. (2000). Ergonomics: The study of work. Geraadpleegd op 13 januari 2014 via
https://www.osha.gov/Publications/osha3125.pdf
42
Peereboom, K. (2013). Van Scheijndel, P. Handboek ergonomie/Human Factors, p. 21-134.
Alphen aan den Rijn: Kluwer
Plouvier, S. et al. (2011). Low back pain around retirement age and physical occupational
exposure during working life. Geraadpleegd op 13 september 2013 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC3103456/pdf/1471-2458-11-268.pdf
Energetische belasting. (2014). Geraadpleegd op 21 mei 2014 via http://www.sasnet.nl/arbocatalogus/risico/fysieke-belasting/tillen-en-dragen/energetische-belasting
Shaw, W., Main, C. & Johnston, V. (2011). Addressing Occupational Factors in the
Management of Low Back Pain: Implications for Psysical Therapist Practice.
Geraadpleegd op 30 december 2013 via
http://ptjournal.apta.org/content/91/5/777.long
Slebus, F. et al. (2007). Prognostic factors for work ability in sicklisted employees with
chronic diseases. Geraadpleegd op 19 oktober 2013 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2095362/
Spaar uw rug. Geraadpleegd op 17 september 2013 via http://www.pi.be/nl/opleidingen/e-learning/spaar-uw-rug/
Steenstra, A. et al. (2004). Prognostic factors for duration of sick leave in patients with
sick listed with acute low back pain: a systematic review of the literature. Geraadpleegd op
12 oktober 2013 via
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1740930/pdf/v062p00851.pdf
Toenemend aantal rugklachten op het werk. (2004). Geraadpleegd op 9 september 2013
via http://www.beswic.be/nl/legislation/questions-inparliament/kamer_51056_120_nl.pdf/view?searchterm=rugpreventie
Trimbos. (2014). Geraadpleegd op 15 april 2014 via
http://www.ggzrichtlijnen.nl/index.php?pagina=/richtlijn/item/pagina.php&id=1358&ri
chtlijn_id=98
Van Hoof, M. (2004). Melba. Geraadpleegd op 29 oktober 2013 via
http://www.melba.nl/webmlbk11/download/TijdschrErgothDef.pdf
Van Loon, J. et al. (2013). The use of evidence-based outcomes in systems and
organizations providing services and supports to persons with intellectual disability.
Geraadpleegd op 13 januari 2014 via http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22982162
(van Liesbeth van bib, kijken voor fulltext PDF)
43
Van Poppel, M., Hooftman, W. & Koes, B. (2004). An update of a systematic review of
controlled trials on the primary prevention of back pain at the workplace. Geraadpleegd
op 29 december 2013 via http://occmed.oxfordjournals.org/content/54/5/345.long
Voskamp, P., Van Scheijndel, P. & Peereboom, K. (2003). Handboek ergonomie, p. 50-80.
Alphen aan den Rijn: Kluwer
Waddell, G. & Burton, K. (2000). Occupational health guidelines for the management of
low back pain at work: evidence review. Geraadpleegd op 27 december 2014 via
http://occmed.oxfordjournals.org/content/51/2/124.full.pdf+html
Westlandia. (2014). Geraadpleegd op 15 januari via
http://www.westlandia.be/nl/werken-bij-u/
74.000 Belgen invalide door rugklachten. (2013). Geraadpleegd op 9 september 2013 via
http://www.knack.be/nieuws/gezondheid/74-000-belgen-invalide-doorrugklachten/article-normal-109049.html
44
Bijlagen
Bijlage I: AAMR-model
Bijlage II: NIOSH
Bijlage III: Grenswaarden
Bijlage IV: Individuele gedragsverandering
Bijlage V: Enquêtes
Bijlage VI: Mails naar werkleiding en dienst sociale begeleiding
Bijlage VII: Materieel in de werkbox
Bijlage VIII: Instructiefiches
Bijlage IX: Toepassing micropauzes
Bijlage X: Sfeerbeeld
45
Bijlage I: AAMR-model
Figuur 14: AAMR model ‘verstandelijke handicap’
Bijlage II: NIOSH
“De bepaling van het maximaal aanbevolen tilgewicht (in combinatie met tilfrequentie,
verticale verplaatsing van last, horizontale en verticale positie van handen, hoek waarover
gedraaid wordt, contact met de last) gebeurt aan de hand van de zogenaamde
‘Recomended Weight Limit’ (RWL) en de ‘Lifting Index’ (LI). De RWL bedraagt 23
kilogram als de last dicht bij het lichaam wordt getild, zich op een hoogte van 75 cm
bevindt, de verplaatsing van de last niet meer dan 25 cm is, recht vooruit wordt getild, het
contact met de last goed is, terwijl niet vaker dan één maal per vijf minuten wordt getild
gedurende korter dan een uur’’(Peereboom, 2013).
‘’De LI is gelijk aan de waarde van het actuele tilgewicht gedeeld door RWL. Hoe meer de
LI uitstijgt boven de waarde 1, hoe meer risico er aanwezig is voor rugschade. RWL is het
maximaal aanbevolen gewicht dat voor 75% van de vrouwen en 99% van de mannen
toelaatbaar wordt geacht. Wanneer het werkelijke gewicht boven de aanbevolen RWL ligt,
dienen in de betreffende tilsituatie maatregelen genomen te worden. Hiervoor kunnen
technische hulpmiddelen ingezet worden’’ (Peereboom, 2013).
46
De NIOSH-methode is de meest gehanteerde methode in functie van ergonomie. Toch
zijn er enkele discussiepunten zoals: het niet toepasbaar zijn boven de 175 cm of onder de
25 cm en het tillen met één hand, alhoewel dit vaak voorkomt in de praktijk. Ook is de
methode niet nuttig in zittende of gehurkte houding. Tevens is het gebaseerd op de
Amerikaanse populatie, die gemiddeld kleiner is dan de Westerse bevolking.
De berekening gaat als volgt:
Tabel 5: RWL en LI
RWL= 23 kilogram x HF x VF x DF x FF x AF xCF
H: horizontale afstand van de last tot enkels
V: verticale afstand van de last tot enkels
D: verticale verplaatsingsafstand van de last
A: romprotatie, asymmetriefactor
F: tilfrequentie
C: contact met de last
LI= werkelijke gewicht/RWL
De NIOSH-methode geeft het maximaal aanbevolen lastgewicht, aan de hand van de
RWL en de LI. De RWL dient zowel aan het begin als aan het eind van de tilhandeling te
worden berekend. De DF en de FF zijn aan het begin en het eind van de tilhandeling
altijd gelijk. De overige factoren kunnen verschillen (Motmans, 2014).
NIOSH-methode geïllustreerd met een voorbeeld:
47
Figuur 15: Voorbeeld NIOSH
Figuur 16: Voorbeeld berekening NIOSH
RWL begin = 23 x 0,47 x 0,889 x 0,856 x 1 x 0,85 x 1 = 7,02
RWL einde = 23 x 0 x 0,745 x 0,856 x 1 x 0,85 x 1 = 0
48
LI begin = 20 / 7,02 = 2,85
LI einde = 0
Deze taak is op het begin al te belastend voor de werknemer en kan leiden tot
overbelastingsklachten. Voor de eindpositie scoort de horizontale factor 0. De reden
hiervoor is dat de horizontale afstand ten opzichte van de voeten meer dan 63 cm
bedraagt. De NIOSH formule gaat er vanuit dat dan niet meer in evenwicht kan tillen en
keurt deze situatie dus direct af (Motmans, 2014).
Indien handmatig tillen van zware lasten toch noodzakelijk is, moeten optimale
tilomstandigheden worden gerealiseerd:
 De last moet dichtbij het lichaam gehouden worden
 De last moet zich bij het oppakken op een hoogte van ongeveer 75 cm bevinden
 De verticale verplaatsingsafstand van de last mag niet meer zijn dan 25 cm
 De last moet met twee handen kunnen worden opgepakt
 De tilhouding moet vrij kunnen worden gekozen
 Tijdens het tillen mogen geen torsies plaatsvinden
Bijlage III: Grenswaarden
TD= Taakduur
Tabel 6: Grenswaarden voor lichaamshoudingen
Wisselende werkhoudingen TD < 4 uur
(Dit betreft werkhoudingen
die minder dan 4 seconden
aaneengesloten ingenomen
worden)
Romp meer dan 20°
Max. 120 x per uur
gedraaid en/of gebogen
Armen, meer dan 20°
Max. 120 x per uur
voorwaarts en/of zijwaarts
geheven
Hoofd, meer dan 25°
Max.240 x per uur
gedraaid en/of gebogen
Benen, knieën meer dan 45° Max.120 x per uur
gebogen, hurken, knielen of
op 1 been staan
Statische werkhoudingen
TD max. 8 uur
(Dit betreft werkhoudingen
die 4 seconden of langer
aaneengesloten ingenomen
worden)
Deze waarden zijn gebaseerd op NEN-EN 1005-4
TD > of = 4 uur
Max. 60 x per uur
Max. 60 x per uur
Max. 120 x per uur
Max. 60 x per uur
49
Bijlage IV: Individuele gedragsverandering
Tabel 7: Zesstappenmodel
Openstaan
Aandacht
Begrijpen
Kennis
Doen
Toepassen
Blijven doen
Gewoonte
Volhouden
Willen
Attitude
Kunnen
Vaardigheden
Ergonomie
50
Bijlage V: Enquêtes
Alle enquêtes (pré en post) zijn terug te vinden op de bijgevoegde CD-rom.
Bijlage VI: Mails naar werkleiding en dienst sociale begleiding
Beste
Vanmorgen bent u waarschijnlijk al zittend naar het werk gekomen. U zit nu zittend te werken.
Straks zult u zittend naar huis rijden. Daarna bent u wat moe van al het ‘zittend werken’ en dus
zal u zittend tv kijken.
Hebt u zin om onbewust wat meer te bewegen tijdens de dag? Installeer dan de micropauzes op uw mail.
Micropauzes zijn heel korte pauzes, die zorgen voor beweging of verandering van beweging (bijvoorbeeld van zit
naar staan).
Ga naar uw Lotus-agenda (of gebruik uw gsm). Druk op ‘nieuwe vergadering’ en voer het
beweegmoment in.
U kunt zelf kiezen wanneer u de micropauzes wenst en via de herinnering lukt het beter om dit te
onthouden. Een aanrader is de micropauzes gedurende vijf minuten lang, per uur in te lassen. De
korte pauzes moeten mentale vermoeidheid en lichamelijke klachten voorkomen.
Ik zou zeggen:
Alvast bedankt!
Met vriendelijke groeten
Stagiaire ergotherapie Westlandia, Sarah Carbon
51
NIET meer bewegen!!!
Kijk eens hoe u zit…
Zijn uw benen over elkaar gekruist?
Zit u voorovergebogen?
Zit u met een schuine houding te staren naar uw scherm?
Zijn uw ellebogen niet ondersteund?
Of bent u net terug van uw rollend uitje naar de printer?
Ik dacht het wel!
Dringend tijd dus om dit te veranderen!
De verandering is niet alleen noodzakelijk bij uzelf, maar tevens ook bij de doelgroepwerknemers.
Zij moeten beschermd worden tegen het langdurig verkeerd zitten op de stoel. Ik weet dat u het
al behoorlijk druk heeft, maar het wordt nog drukker. Tenminste als personen telkens moeten
thuis blijven wegens rugklachten. Binnenkort krijgt u een fiche waarop staat hoe de stoel correct
kan worden ingesteld. Ikzelf kom geregeld langs om de situatie te bekijken en u te helpen de
doelgroepwerknemers bewust te maken van hun ‘verkeerde’ zithouding.
Hieronder is alvast een filmpje om u te animeren en te motiveren voor dit onderwerp.
Alvast bedankt
Met vriendelijke groeten
Stagiaire ergotherapie, Sarah Carbon
52
Bijlage VII: Materieel in de werkbox
Op de CD-rom kunt u een overzicht vinden van het materieel dat wordt gehanteerd
tijdens het aanbieden van de rugpreventie.
Bijlage VIII: Instructiefiches
De volledige instructiefiches passend bij de werkbox, zijn terug te vinden op CD-rom.
Bijlage IX: Toepassing micropauzes
53
Bijlage X: Sfeerbeeld
54
55
56