BELEVING VAN DE RELIGIEUzE RUIMtE

remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 10 november 2014
Mensen, stenen, God
De beleving van de religieuze ruimte
thema
van
de xxxxx
redac tie
Mensen, stenen, God
De beleving van de religieu ze ruimt e
Deze maand opnieuw een nummer in het kader van het
jaarthema ‘Levenskunst’. Onderwerp is deze keer de
relatie tussen ruimte en leven. Niet voor niets worden
voor levenskunst metaforen uit de bouwkunst gebruikt:
je eigen bestaan ‘inrichten’, je leven ‘vormgeven’, het
‘fundament’ waar je opstaat, het ‘bouwen’ aan een betere
toekomst … Andersom zijn groepen mensen die vanuit
hun geloofsovertuiging actief zijn met reflecteren op hun
leven, er zeer op gespitst dat ze dat doen in een gebouw
dat past bij hun uitgangspunten en werkwijze. Zo hebben
we – in soorten en maten – kerken, moskeeën, tempels.
Deze AdRem zal specifiek gaan over de beleving van de
religieuze ruimte.
De juist afgestudeerde architect Narda Beunders, niet
gelovig overigens, ontwierp voor haar eindpresentatie een
model voor ‘de ideale kerk’. Michel Peters interviewde
haar. Peter van Dael vertelt hoe kopieën van de oerkerk,
de Heilige-Grafkerk van Jeruzalem, de essentie van het
geloof konden en kunnen representeren. Ook wie niet
naar Jeruzalem kon pelgrimeren, kon hier dicht bij sterven en opstanding van Christus komen. In Amsterdam
boden, schrijft gastauteur Herman Wesselink, in de 19e
eeuw de religieuze ruimten van katholieken en protestanten tegen elkaar op, in een felle concurrentiestrijd. Beide
typen gebouwen lieten zien hoe de aanwezigen hun geloof
beleefden. Chris Luursema uit Hoorn beschrijft hoe het
historische pand van de gemeente, het Foreestenhuis, bij de
tijd gebracht wordt zonder dat het monumentale karakter
verloren gaat. Weer heel anders is een klooster dat bij eerste
bezoek de indruk geeft van een parkeergarage – toch was dit
de ideale ruimte van de bekende architect Dom van der Laan.
Carolien Sieverink vroeg na hoe de vaste bewoonsters de kale
schoonheid van hun woon- en gebedsruimte ervaren.
Daarnaast kunt u lezen over de Remonstrantse Orde en een
remonstrantse conferentie over duurzaam toerisme. Ook is
er een weinig vrolijk stemmende Miniatuur over de Thuiszorg – kijk uit voor targetmannetjes met een innerlijk ik.
•
Bert Dicou
Hoofdredacteur
Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 5 december 2014.
in dit nummer onder meer:
3 Korte berichten
12 Priorij Emmaus
4Ledenwerfcampagne
14Miniatuur
5 Overweging
14 Inspiratie 2015
6 Kopieën van de Heilig Graf kerk
16 Polemiek in steen
8 Rituele zin & onzin 10
19 Sustainable stewardship
9 Kerkrestauratie in Hoorn
20 Het gezicht van...
10 Afmetingen x mensen = religieuze beleving
colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a
Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@­remonstranten.org, of via boven­
staand redactie­adres. NL 45 INGB 0004088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Michel Peters, 06 27 62 55 88, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers
Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande
toestemming van de redactie.
korte bericht en
Mensen
Ds Roos Ritmeester is aangesteld als
predikant in de remonstrantse gemeente Oude Wetering. Haar intrededienst
was op 2 november. Zij gaat deze functie
vervullen naast haar predikantschap in
Schoonhoven.
Ontmoetingsdag
Ouders en kinderen
Op 31 mei 2015 is er weer een ontmoetingsdag voor ouders
en hun kinderen. De bijeenkomst vindt plaats in de
Johanneskerk in Amersfoort van 11.30 – 17.00 uur. Onder
leiding van Bas van den Berg ontmoeten ouders elkaar
rond het thema levensbeschouwelijke opvoeding. Bas van
den Berg is lector identiteitsontwikkeling op de Marnix
Academie in Utrecht. Hij promoveerde op het onderwerp
“Dialoog en verbeelding”, over hoe kinderen in staat zijn
betekenis en zin te ontdekken in hun interactieve kennismaking met religieuze verhalen. Welke speelruimte
en stimulans kunnen ouders hun kinderen geven om zich
te ontwikkelen in verbeelding en dialoog rond religieuze
verhalen?
Voor de kinderen (tot 14 jaar) is er een eigen programma
rondom een religieus verhaal. Zij zullen een presentatie
aan de ouders voorbereiden die vóór de afsluitende borrel
uitgevoerd wordt. Voor de kleinsten is er oppas.
Kosten: € 25 per gezin (of volwassene € 15 / kind € 5
(kinderen tot 4 jaar gratis)). Informatie en opgave:
[email protected]
(Z)onder dak
Ongedocumen t eerden aan bod bij
Remons t ran tse Orde
Foto Dida Mulder
Na de oproep van de Algemene Vergadering in juni, werd
door de werkgroep ongedocumenteerden in de richting van
de gemeenten een estafette opgezet om bewuste aandacht
voor de problematiek te vragen, met de leden in gesprek te
gaan, plannen en misschien aktiviteiten te ontwikkelen.
Op 13 september was de Remonstrantse Orde bijeen op
de Hoorneboeg rond Spirituele en Sociale Verdieping.
Onderwerp: ongedocumenteerden. Eva Heezemans van
de werkgroep hield een bevlogen inleiding. Onderwerpen
die aan bod kwamen waren: Komen er nou echt daadwerkelijk veel meer vluchtelingen Nederland binnen? Is dit
een probleem van grote steden, of ook van kleinere plaatsen? Hoe gaat de overheid met vluchtelingen om? Hoe
zit het met de terugkeer van uitgeprocedeerde vluchtelin-
gen? Benutten we met het huidige vreemdelingenbeleid
wel de kwaliteiten die vluchtelingen meebrengen?
Eva kreeg ondersteuning van fotografe Dida Mulder. Zij
volgde anderhalf jaar lang de groep ongedocumenteerde
vluchtelingen in het tentenkamp bij AZC Ter Apel, in de
gekraakte Vluchtkerk en later in de Vluchthaven in Amsterdam. De foto’s gaven een helder en vaak rauw beeld
van de dagelijkse werkelijkhed van deze groep mensen
(zie ook: http://www.didamulder.nl/NoPlaceLikeHomeDemo/). Onnodig te melden dat de werkgroep graag ook
op andere plaatsen zo komt praten. •
Contactpersoon: Casper Ebeling Koning,
[email protected]
jaargang 25 nr. 10 november 2014 3
ledenwerf campagne
Geloof begint bij jou
Remonstranten zijn aardig/maatschappelijk betrokken/intellectueel/verdraagzaam/vrij/open/cultureel geïnteresseerd/genuanceerd. U kunt zelf aanvullen of doorhalen. Naast deze fijne eigenschappen komen ook de
woorden ‘bescheiden’ en ‘onbekend’ in me op. Vanaf 11 november beginnen we lekker onbescheiden met een
stevige reclamecampagne voor onze club: reclameposters op grote NS-stations, advertenties in diverse media,
spotjes op Radio 1 en 4 en veel inspanningen op social media als Facebook en Google en onze eigen website.
mijn
god
kijkt
niet op
me neer
Fotografeer de posters van onze reclamecampagne en win een boekenbon
Veel van onze reclameposters komen buiten te
hangen, bijvoorbeeld op NS-stations in de grote
steden. Komt u er een tegen? Fotografeer hem dan
meteen met uzelf op de voorgrond en stuur die
foto naar [email protected].
De twee leukste inzenders winnen een boekenbon
van 25 euro. Uw inzendingen kunnen gepubliceerd
worden in AdRem.
4 adrem remonstrants maandblad
Die uitingen zullen mensen bereiken van wie wij weten
dat ze verwant zijn aan ons (gedachtengoed). Elke reclameboodschap sluit af met ‘Geloof begint bij jou’ en een
oproep om vriend te worden. Met mensen die vervolgens
interesse tonen, willen we snel een band opbouwen,
waardoor er ook echt een vriendschap ontstaat. Voor een
vriendschap zijn immers minstens twee partijen nodig.
Daartoe is een welkomstpakket gemaakt en zorgen we
ervoor dat er persoonlijk contact komt, lokaal of landelijk.
En wij moeten die nieuwe landelijke vrienden ook wat
bieden, dus is het van belang om ook programma’s te ontwikkelen en aan te bieden die voor hen interessant zijn.
In het meinummer van Adrem heeft Tom Mikkers
uitgelegd hoe het nieuwe beleid van de Remonstranten
er uit ziet. Dat beleid moet er komen om de daling van
het leden- en vriendental om te buigen. De komende
campagne, die niet alleen nu maar ook in 2015 wordt
gevoerd, is een belangrijk onderdeel van dit grote streven.
Bewust schrijf ik ‘onderdeel’ omdat het beleidsplan meer
inhoudt dan de campagne alleen: nauwe samenwerking
tussen gemeenten en landelijk bureau zal de komende
tijd ook leiden tot een verbreding en verdieping van het
inhoudelijk aanbod. Nieuws daarover volgt nog.
De komende tijd zal ook AdRem u op de hoogte houden
van de (praktische) uitwerking van het nieuwe beleid.
Begin november zijn er twee regionale bijeenkomsten
gehouden. Daar hebben vertegenwoordigers van gemeenten en het landelijk bureau samen overlegd hoe zij het
nieuwe beleid gestalte kunnen gaan geven.
Nu dus eerst de reclamecampagne. Wij zijn ontzettend
benieuwd wat u ervan vindt! Wat valt u op, wat hoort u in
uw omgeving? Hebt u opmerkingen, kritiek, tips, laat het
ons weten op [email protected]. In de
volgende AdRem komen we er graag op terug.
•
Tom Harkema
Projectleider campagne ledenwerving
Poster thuis ontvangen?
Op www.remonstranten.org staan de zes posters afgebeeld
die tot nu toe ontwikkeld zijn. Als u daar een exemplaar
van wilt hebben om thuis, in de kerk of waar dan ook op te
hangen, dan kan dit via uw lokale gemeente of eventueel
via [email protected].
overweging
Mijn God
Een kerkgebouw is eigenlijk een religieuze vergissing. Jezus was geen architect. Het ging hem om
mensen, niet om stenen. Waarom een religieus gebouw van oudsher lijkt op een paleis waar de sfeer
vaak ook nog eens wat kil is, is mij nooit helemaal
duidelijk geworden. Ik sta hier vaak alleen in. Ik
merk dat de grandeur van veel kerkgebouwen
mensen imponeert. Maar ‘Heb uw kerkgebouw
lief ’ is geen christelijke opdracht. Veel kerkgebouwen laten mij dus eerlijk gezegd volkomen koud.
Of misschien moet ik preciezer zijn,
ze komen voor mij pas tot leven als er
mensen zijn die er alles aan doen om de
sfeer zo goed mogelijk te maken. Tegelijkertijd realiseer ik mij dat mensen een
dak boven hun hoofd nodig hebben. Ik
zie de culturele en historische waarden
van dit soort plaatsen ook wel in, maar
de geestelijke waarde van dit alles gaat
mijn pet vaak te boven. Een kerkgebouw
is wat mij betreft ‘zomaar een dak boven
wat hoofden’. Niet meer en niet minder. En om dichtbij God te zijn heb je wat mij
betreft het gebouw ook niet nodig.
Een kerkgebouw in tijden van secularisatie is voor veel
kerken ook nog eens een bron van zorg. We zitten opgescheept met de villa’s en paleizen van onze voorouders en
in een aantal gevallen kunnen we het onderhoud gewoon
niet meer betalen. Kon eerst de adel hun landhuizen niet
meer financieren. Nu is dit het geval voor kerken. Het
is als in de serie ‘Downtown Abbey‘, zei ik laatst tegen
iemand die vroeg naar de betekenis van het kerkgebouw
voor de Remonstranten. ‘His Lordship Jesus’ zal uit
moeten wijken naar een wat kleinere behuizing en zijn
erfgoed op een nieuwe manier moeten beheren. Anders
eindigt hij als dakloze. En dat doen we Jezus toch niet aan.
Gelukkig hebben christenen, van behoudend tot
vooruitstrevend, meer door te geven dan alleen maar
gebouwen. Historicus James Kennedy sprak in 2005 bij
het 375-jarig bestaan van de Remonstrantse Gemeente
Amsterdam met geen woord over het kerkgebouw toen
hij de bijdrage van de Remonstranten omschreef voor
de samenleving. Als eerste noemde hij de Arminiaanse
theologie die tot ver buiten de landsgrenzen bekend
werd, en in meerdere landen een vooraanstaande plaats
kreeg. ‘De remonstrantse verwoording van een theologie
waarin de vrije wil van de mens meebepaalt wie zalig
wordt ging in tegen Calvijns leer over de uitverkiezing
en veroorzaakte een debat dat nog eeuwenlang voort zou
duren.’ Als tweede bijdrage van Remonstranten noemde
Kennedy de centrale rol die de Remonstrantse Broederschap heeft gespeeld in het vrijzinnig protestantisme,
zoals dat vanaf het einde van de negentiende eeuw
ontstond in Nederland. Tenslotte vermeldde Kennedy de
Remonstranten als belichaming van de oer-Hollandse
– maar ook universele – waarden vrijheid en verdraagzaamheid. Aan het slot van zijn betoog zei hij over de
toekomst van de Remonstranten: ‘Misschien
zou het beter zijn als de Remonstranten iets
minder in harmonie probeerden te leven met
de cultuur en vanuit haar geestelijke bronnen
de samenleving zouden uitdagen een nieuwe
weg in te slaan. Er zijn ook andere manieren
waarop de wereld geïnspireerd kan worden
door de remonstrantse idealen van vrijheid
en verdraagzaamheid. En deze tijd, waarin er
veel verwarring is over de waarde en betekenis van deze begrippen, is een goed moment
om deze onderneming weer te beginnen.’
Deze maand start een campagne waarmee
we vrienden werven voor de Remonstranten.
We komen uit onze gebouwen om te laten zien en horen
waar het volgens ons in het christendom echt om gaat.
‘Heb uw kerkgebouw lief’
is geen christelijke opdracht
Dat is niet het gebouw. Dat zijn de mensen. En voor ons
zijn dat ook nog eens waarden als vrijheid en verdraagzaamheid. We willen in gesprek over wat Kennedy tien
jaar geleden zei. Niet om ons gebouw veilig te stellen, wel
om het samenleven wat makkelijker te maken. Mijn God
gaat over mensen …. niet over stenen. •
Tom Mikkers
Algemeen secretaris van de Remonstranten
jaargang 25 nr. 10 november 2014 5
thema Mensen, st enen, Go d
Kopieën
van de Heilig Grafkerk
J eru z alemvaarders in A ms t erdam
4
Walich Sieuwertsz was een apotheker in de Amsterdamse Warmoesstraat. Hij woonde dus niet ver van de
Oude Kerk. Hij had zich van het katholicisme van zijn jeugd tot het calvinisme bekeerd en nam zijn nieuwe
geloof heel serieus. Zo serieus dat hij een calvinistisch traktaat tegen de rooms-katholieke transsubstan­
tiatieleer uit het Frans in het Nederlands vertaalde. In 1604 verscheen deze vertaling in druk.
Nu zal dit traktaat de huidige lezer niet meer zo weten
te boeien. Wat hem meer zal interesseren is het lange
voorwoord van Walich zelf, waarin hij afrekent met zijn
’roomse jeugd’ in en rond de Oude Kerk. Hij beschrijft
allerlei kerkelijke gebruiken die hij vroeger had meegemaakt en waarmee hij nu op soms sarcastische wijze afrekent. Intussen geeft zijn tekst toch een aardige indruk
van een bepaald aspect van het leven in het prereformatorische Amsterdam. Zo schrijft hij dat op Palmzondag
de Jeruzalemvaarders of ‘twaalf oude mannen die in het
oudemannenhuis woonden en als apostelen gekleed
waren in vreemde, kleurige, lange rokken’ een houten
Christusbeeld, gezeten op een houten ezel, voorttrokken
van de Jeruzalemkapel naar de Oude Kerk (afb. 1). Jeruzalemvaarders zijn mensen die een pelgrimsreis naar het
Heilig Land hadden ondernomen en, in hun vaderstad
teruggekeerd, zich hadden verenigd in een religieuze
broederschap. Op geregelde tijden kwamen zij bijeen in
hun eigen kapel. Ook in Amsterdam was dat het geval.
Hun kapel was in 1490 gebouwd tegen de Olofskapel
6 adrem remonstrants maandblad
tussen de Zeedijk en de Nieuwe Brugsteeg. Met de
reformatie verloor de kapel haar oorspronkelijke functie
en begon het gebouwtje in verval te raken. In 1644 werd
het afgebroken, zodat er ruimte vrijkwam voor een
uitbreiding van de Olofskapel. Een tekening uit het jaar
van de afbraak laat zien dat het een veelhoekig bouwwerk
was (afb. 2). In 1991 zijn de funderingen teruggevonden.
Ook vond men toen, in het gebouw, de overblijfselen van
een ‘heilig graf ’, een sarcofaag met daarin een afbeelding
van de gestorven Christus. We hebben hier te maken
met een herinnering aan wat de Jeruzalemvaarders in
het Heilig Land hadden gezien: de Heilig Grafkerk in
Jeruzalem met daarin het Heilig Graf. Het is de opvolger
van de ronde koepelkerk die keizer Constantijn boven
het graf van Christus had laten bouwen. Deze kerk werd
een aantal keren verwoest en herbouwd, maar tot op de
dag van vandaag wordt de kerk overdekt door een koepel,
terwijl het graf van Christus onder de koepel sinds eeuwen wordt gemarkeerd door een vierkante kiosk met een
minikoepel.
1
2
1 Optocht van de Jeruzalemheren met Christus op de ezel vanaf
de Jeruzalemkapel naar de Oude Kerk. Prent in Isaac Le Long,
Historische beschryvinge van de Reformatie der Stadt
Amsterdam, 1729.
2 De Jeruzalemkapel en de Olofskapel.
Tekening van Roelant Roghman, 1644 (Rijksmuseum).
3 De Jeruzalemkapel te Gouda.
4 Jan van Scorel, De Ridderlijke Broederschap van den Heiligen
Lande te Haarlem, 1527-1529, Frans Halsmuseum Haarlem.
5 De Jeruzalemkerk te Brugge.
5
3
bevindt, houdt in de linker bovenhoek, een dienaar een
schilderij omhoog waarop de kiosk boven het Heilig Graf
is weergegeven (afb. 4). Het bezoek van de Jeruzalemvaarders aan het graf van Christus was dus vastgelegd en
kon steeds weer opnieuw worden beleefd.
Uivormige koepels De meeste Jeruzalemkapellen in
Andere kapellen Amsterdam was niet de enige plaats
met een Jeruzalembroederschap en een Jeruzalemkapel.
In Gouda is nog zo’n kapel te zien, achter de Sint-Janskerk, in 1504 gebouwd door Gijsbert Raet, een priester
die verbonden was aan de Sint-Jan en die een pelgrimsreis naar Jeruzalem had ondernomen. De kapel bestond
oorspronkelijk uit twee delen: een veelhoekig deel, dat
nog te zien is (afb. 3), en een rechthoekig deel, waarin
zich een altaar en het graf van Raet bevond.
In de Grote Kerk te Dordrecht bezat de broederschap een
eigen ruimte in de vorm van de middelste straalkapel
aan de omgang. De kapel was afgesloten met een hek,
versierd met een afbeelding van de kiosk boven het graf
van Christus. DIT IS HET CONTERFEYTSEL VANT
HEYLIG GRAF TE HIERUSALEM is in het bijschrift te
lezen. Deze afbeelding bevindt zich thans in een van de
andere straalkapellen.
Ook elders in ons land moeten er Jeruzalemkapellen
geweest zijn, zoals in Utrecht, waar de leden van de
Jeruzalembroederschap tussen 1525 en 1535 drie maal
zijn geportretteerd door Jan van Scorel. Deze schilderijen
hingen oorspronkelijk in de twaalfhoekige kapel van de
broederschap, die zich bevond op de hoek van het Janskerkhof en de Minrebroederstraat, en zijn thans te zien
in het Centraal Museum te Utrecht. Scorel heeft in 15271529 ook de Haarlemse Jeruzalemvaarders afgebeeld. Op
dit schilderij, dat zich thans in het Frans Halsmuseum
Nederland hebben de reformatie niet overleefd. De vijftiende-eeuwse Jeruzalemkerk in Brugge, gesticht door de
rijke, uit Genua afkomstige koopmansfamilie Adornes,
is nog steeds in het bezit van de familie en heeft daardoor
de stormen van de reformatie en de Revolutie overleefd
(afb. 5). De kerk heeft een achthoekige toren, die bekroond wordt door een bol, waarboven het Jeruzalemkruis is aangebracht. Thomas von der Dunk* heeft erop
gewezen dat het motief van de bolvormige bekroning
naar Jeruzalem verwijst, waar de Rotskoepel - die voor de
tempel van Salomo werd aangezien -, de Heilig Grafkerk
en de kiosk boven het Heilig Graf in de kerk koepelvormig worden bekroond. In geïllustreerde beschrijvingen
van reizen naar het Heilig Land komen dergelijke, vaak
uivormige koepels veel voor (afb.6). Uivormige koepels
op schilderijen zorgen voor een Oosters effect. Bolvormige torenbekroningen in ons land, zoals boven de vieringtoren van de oude Sint-Bavo te Haarlem en de Speeltoren
in Edam, zouden te herleiden zijn tot koepels in het
Heilig Land, zoals afgebeeld in reisverslagen. Om terug
te keren naar de Jeruzalemkerk te Brugge: onder het altaar is een crypte met een afbeelding van Christus in het
graf. Dergelijke ‘heilig graf ’- voorstellingen komen overal
voor, zoals naast het noorderportaal van de Oude Kerk te
*
Thomas von der Dunk, ‘Een souvenir uit het Heilige Land. De grote
bol op de toren van de Nieuwe Kerk’, Jaarboek Delfia Batavorum 2013
jaargang 25 nr. 10 november 2014 7
7
6
Amsterdam: de sarcofaag met het lichaam van Christus is
verdwenen, maar het baldakijn met zijn zeer uitgewerkte
laatgotische versiering boven het vroegere ‘heilig graf ’ is
gebleven. Behalve de Heilig Grafkerk werd ook de tempel
van Salomo in het Westen gekopieerd. De Tempeliers,
monniken-ridders die bescherming boden aan pelgrims
naar het Heilig Land, hadden in Jeruzalem de beschikking
gekregen over de Rotskoepel, in de zevende eeuw door
islamieten gebouwd op de plek van de verwoeste tempel,
maar in de Middeleeuwen voor de tempel van Salomo
aangezien. De Rotskoepel is een centraalbouw met een
koepel, die geïnspireerd is op de Anastasisrotonde, door
keizer Constantijn gebouwd boven het Heilig Graf. De
6 Jeruzalem in: Bernhard von
Breydenbach, Peregrinatio
in Terram Sanctam, 1486.
7 Temple Church te Londen.
Tempeliers kopieerden de Rotskoepel voor hun klooster­
kerken in Europa. Voorbeelden treffen we aan in Laon
(1160), Segovia (de Vera Cruz, 1208), Tomar in Portugal
(1162), de Temple Church in Londen (eind 12de eeuw: afb.
7). Een bedevaart naar het Heilig Land was een kostbare
en gevaarlijke onderneming. Maar in zekere zin hoefde
je er ook niet heen te gaan, want overal in Europa, tot in
Amsterdam toe, waren kopieën van de Heilig Grafkerk
en de tempel van Salomo te zien en kon je Christus in het
‘heilig graf ’ vereren. •
Peter van Dael sj
Kunsthistoricus
&
Rituele zin o nzin 10
Uitzending en Zegen
De zegengroet aan het begin en het eind van de dienst zijn
vrijwel pendanten. Maar anders dan de oorspronkelijk ook
simpele begingroet zijn uitzending en zegen nooit erg
gaan woekeren: een paar mededelingen, slotlied, zending
en zegen. Een paar gedachten bij elk onderdeel.
Een mededeling over wat de komende week onze aandacht
verdient past goed bij de uitzending. Veel beter dan bij het
begin waar mededelingen alleen maar storen. Beter ook
dan bij de voorbeden waar mededelingen van de diaconie
over wie wij met gaven, gebeden of bloemen willen gedenken meer ter zake zijn.
Zo al ooit dan past nu een afrondend strofenlied dat inhoudelijke geschiktheid paart aan goede zingbaarheid.
Overigens kan het lied best een wat ruimere strekking hebben dan precies de thema’s die in deze dienst aan de orde
waren. Een lied, dat nog weer heel nieuwe snaren beroert,
lijkt nu niet wenselijk meer.
Voor de uitzending geldt: sober en zonder moraliseren een
link leggen tussen de voorafgaande dienst en het dagelijks
leven dat ons wacht. Ongeveer zoals het in veel gemeenten
gebruikelijke Bevestigen wij ons geloof … etc. Soms kan dat
voorafgegaan of vervangen worden door een korte opwekking uit de apostelbrieven, die tegenwoordig in de woord8 adrem remonstrants maandblad
dienst niet zo heel vaak gelezen worden. De zegengroet bidt
ons Gods nabijheid toe (à Dieu of Goodbye = God be with
you) bij het vervullen van de levensopdracht die ons wacht.
Liever dan De Eeuwige zegene óns is mij het ú, het elkáár
over en weer zegenen in wisselspraak of wisselzang. Zie
Liedboek 429a-431c. In katholieke kring wordt de dienst
meestal besloten met de woorden Zegene u de almachtige /
barmhartige God: Vader, Zoon en heilige Geest, waarbij allen
het kruisteken maken (zegen komt van signum). In protestantse kring is de priesterzegen uit Numeri 6 (De Eeuwige
zegene u en behoede u etc) of de apostolische zegen uit 2
Kor 13:13 gebruikelijker. Ook de zegen van St. Patrick is in
veel gemeenten tegenwoordig populair. Het handgebaar
verwijst naar Numeri 6, naar het bemoedigend ‘opleggen’
van de zegen als een gave én opgave. Gezegend worden
wij om een zegen te zijn. Meer daarover meer in mijn blog
hieronder.
•
Henk van Waveren
Zin of onzin? Ik hoor het graag via
henkvanwaveren.wordpress.com of
[email protected]
thema Mensen, st enen, Go d
kerkres taurat ie
in hoorn
De Doopsgezinde-Remonstrantse Gemeente in Hoorn is begonnen met een grootscheepse restauratie van
haar monumentale Foreestenhuis. Het 300 jaar oude rijksmonument is indertijd door Nanning van Foreest
samengesteld uit drie panden. Nanning was zeer welgesteld en invloedrijk binnen Hoorn en de VOC. Dat wilde
hij graag laten zien en hij verbouwde in 1724 de panden tot het stadspaleis dat we nu nog kennen.
Bovenop de zandstenen gevel tronen vier beelden van
Griekse/Romeinse Goden, de hal achter de voordeur heeft
een plafond met ornamenten onder meer over het Oordeel
van Paris. De vloeren en de wanden zijn nog voorzien van
de oude tegels, deels marmer. Vele lezers kennen het pand
en zullen het met me eens zijn: het is een juweel.
Al sinds het begin van beide broederschappen zijn de
Remonstranten en Doopsgezinden aanwezig in de stad.
In de jaren 1540 werden er al doopsgezinden genoemd
in Hoorn en ds. Sapma, een van de Antwerpse Broeders,
was voorganger in Hoorn. Zijn naam prijkt boven aan
de lijst met remonstrantse predikanten. Sinds 1815
inspireert het gebouw met zijn mooie ruimtes de Remonstranten. Sinds 1969 verzorgt de Doopsgezinde-Remonstrantse Gemeente een keur aan leuke en boeiende activiteiten. Echter, nadat, na voortdurende lekkages in de
vorige eeuw een plat dak op het gebouw was gezet, bleek
de constructie niet bestand tegen de andere ver­deling
van de krachten. De muren begonnen te wijken. Er moet
nu een grote restauratie aan de achtergevel en aan het
dak worden uitgevoerd waarbij ook de fundering wordt
verstevigd. Ook lopen we al jaren aan tegen de moeilijke
toegankelijkheid voor minder validen. Dat beperkt de
gastvrijheid. Bij toeval konden we vorig jaar het buurpand
verwerven, waardoor we binnendoor een mooie entree
kunnen realiseren voor minder validen, samen met een
toilet, zonder ons rijksmonument te hoeven aantasten.
Dat alles kost veel geld. Daarom hebben we nu een Stichting tot behoud van het Foreestenhuis, die als culturele
ANBI zich inzet voor het behoud van het Foreestenhuis
en helpt met het inzamelen van de benodigde middelen
(NL32INGB0008866796). Steunt U ons ook? •
Chris Luursema
Voorzitter restauratiecommissie
jaargang 25 nr. 9 oktober 2014 9
thema Mensen, st enen, Go d
Afmetingen x mensen = Narda Beunders bezocht voor haar afstudeerproject aan de Academie voor Bouwkunst in Amsterdam zo’n zestig kerken van allerlei signatuur. ‘Ik ben er niet gelovig van geworden’, zegt ze, ‘maar
het deed me iedere keer wel wat’. Bij iedere kerk noteerde zij heel precies wat de ruimte voor effect
op haar had, welke ervaringen zij daar beleefde. Die observaties zijn gebundeld en beschreven in een
paper over de ‘architectonische aspecten van de sacrale ruimte’ en hebben geleidt tot haar ideale
model van een nieuw soort geloofsgebouw, waar iedereen welkom is. Op 24 oktober was haar eindpresentatie. Met haar eigen bureau ‘Ruimte om in te geloven’ denkt zij mee over het gebruik van
kerken, nieuwe functies, of architectonische ingrepen zoals verbouwingen.
Ruimtelijke beleving ‘Ik observeerde de soort dienst
en de mensen die er kwamen en zette dat af tegen mijn
beleving van de ruimte en van de toegankelijkheid.
Belangrijk was ook mijn gevoel erbij te horen of juist
uitgesloten te worden. Een archetypische kerk is één
ruimte, met onderdelen die er noodzakelijkerwijs toe
behoren. Alle onderdelen, van boven naar beneden,
maken het gebouw. De vorm heeft alles te maken met de
constructie. Bij een kerk die heel ruimtelijk wil zijn mag
de constructie niet in de weg zitten. Vorm, ruimtelijkheid
en de materialisering daarvan moeten een organisch
geheel vormen. Grote ruimtes maken een mens klein.
Zou dat de bedoeling zijn van de makers, vroeg ik me af.
Maar grote ruimtes kunnen ook het tegenovergestelde
effect hebben: zo’n ruimte opent je, verheft je, benadrukt
je vrijheid. Niet alleen de lengte, de breedte en de hoogte
maken uit, maar ook het aantal mensen dat in de ruimte
aanwezig is. In een grote kerk met heel weinig mensen
voelde ik me verloren, het gebouw was te ver van mij af
alsof ik zweefde. Bij hedendaags geloven past meer een
gebouw dat dichter bij de mens blijft, denk ik, sacrale
ruimtes hoeven niet meer tot in de hemel te reiken. Uit
mijn eigen beleving en ook uit gesprekken met kerkgan10 adrem remonstrants maandblad
gers ben ik tot de conclusie gekomen dat in het geloof
drie elementen belangrijk zijn: samen komen, het gevoel
krijgen ‘ik mag er zijn’ en verwondering en vertrouwen.
Mijn geloofsgebouw moet die elementen in de architectuur weerspiegelen.’
Ontwerp ‘Mijn ideale kerk in deze tijd houdt het geloof
niet achter de voordeur, maar is uitnodigend, makkelijk
te betreden en op een authentieke manier zichtbaar
onderdeel van het stedelijke weefsel. Het gebouw moet
bovendien openstaan voor iedereen, dus niet toebehoren
aan één religieuze stroming. Ik stel me voor dat deze
kerk op het centrale plein van een stad staat en een plek
van bezinning is om te zingen, vreugde te beleven en
geïnspireerd te worden. Die publieke functie wordt
benadrukt doordat de buitenkant, het dak, te gebruiken
is als tribune. Het gebouw is opgebouwd uit ringen van
verschillende doorsnedes, die echter a-symmetrisch op
elkaar liggen. Ik heb er bewust geen middelpunt in willen
leggen, het hoogste punt is niet de middelpunt van de
cirkel. Het gebouw moest toegankelijk zijn, maar niet
té open, dat zou ten koste gaan van de intimiteit. Ik heb
dat opgelost door aan de buitenkant een dagkapel in een
religieuze beleving
rechte hoek te bouwen. De beweging van het gebouw in
de rondte komt als het ware tot stilstand in de rechte hoek
van de kapel. De ideale plek om fysiek en geestelijk tot
stilstand te komen. Door de twee deuren die er in zitten
is deze kapel onderdeel is van de buitenruimte, je loopt er
als het ware doorheen op weg naar huis.
Binnenkant ‘Ik heb predikanten gevraagd welke
elementen een ideale kerk voor hen moet hebben. Daar
kwamen condities uit als: overzicht hebben, mensen aan
kunnen kijken, flexibiliteit, heen en weer kunnen lopen.
Om die reden heb ik mijn kerk als centrale deel een
soort amfitheater gegeven, afgeleid van de Grieken en
Romeinen. Akoestisch en organisatorisch zaten die heel
knap in elkaar. Het gebouw heeft twee niveaus gekregen, boven is een rondgang langs het gebouw gemaakt.
Om het centrale deel heen kun je rondlopen in de
zijbeuken. In het gebouw zijn verschillende ruimtes te
benutten waarvan de constructieve schijven de afscheiding vormen. Zo heb je steeds een keuze om onderdeel
te zijn van het centrale gebeuren of niet. De buitenkant
van de kerk is van beton, de dakramen zijn van glas.
Die lichtinval is heel belangrijk. Het symboliseert de
openheid naar de wereld, de schoonheid van en het
vertrouwen in de natuur. De binnenkant is helemaal van
hout en geeft het interieur een zacht karakter. Behalve
de paden die zijn weer van beton om te benadrukken
stevig op de grond te staan.
Vind je de gestapelde ronde vorm niet een beetje op de
toren van Babel lijken? Ik vind het een prachtig schilderij als inspiratie, maar de strekking van het verhaal
gaat over onbegrip door verschil van het individu. Juist
het tegenovergestelde aan de boodschap die ik met mijn
project ‘Ruimte om in te geloven’ wil uitdragen. Hoe
groot individuele verschillen ook lijken, we zijn allemaal
mens en in essentie gaat geloven over hetzelfde. In mijn
ideale ‘Toren van Babel’ is ruimte voor iedereen. •
Michel Peters
Coördinator communicatie bij de Remonstranten
jaargang 25 nr. 10 november 2014 11
thema Mens, st enen, God
Priorij Emmaus
Klooster volgens Dom van der Laan
Aan de Vecht in Maarssen ligt het landgoed Doornburgh, beter bekend als Priorij Emmaus. Het is de
priorij van de Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf. Het is een kleine gemeenschap die draait om
gebed, verstilling en het ontvangen van gasten voor
bezinning. Gastenzuster Mirjam stond AdRem te
woord over de bijzondere architectuur van de priorij.
Naar Maarssen ‘De zusters zijn in 1957 naar Maarssen gekomen omdat ze meer in het midden van het
land wilden wonen. Ze konden hun landgoed de Cloese
in Lochem ruilen met het landgoed van Doornburgh.
De zusters woonden tijdelijk in Doornburgh, het
achttiende-eeuwse landhuis op het terrein, maar dat was
ongeschikt als klooster. Meteen werd er begonnen met
plannen maken om een echt klooster te bouwen, maar
de gemeente werkte niet erg mee. Uiteindelijk werd er
toestemming gegeven om een klooster te bouwen, maar
vervolgens werden de plannen van de zusters afgekeurd.
De gemeente kwam toen zelf met het voorstel om iets van
Dom Hans van der Laan te bouwen. Dom van der Laan,
benedictijner monnik in Vaals, is de grondlegger van
de Bossche School. Van der Laan had heel uitgesproken
ideeën over hoe er gebouwd moest worden. Hij heeft
naast kloosters ook woonhuizen gebouwd. Voor hem is
er geen fundamenteel verschil tussen een woonhuis en
een kerk, het gaat altijd om de ideale ruimte. Van der
Laan heeft ook nagedacht over het interieur. Hij heeft veel
meubels ontworpen, maar ook het liturgische vaatwerk
en de kazuifels voor de priesters. Alles wat in een huis
moet passen is door hem ontworpen. De Bossche School
is een totaalconcept. Priorij Emmaus is gebouwd door Jan
de Jong. Jan de Jong wordt wel de beste leerling van Van
12 adrem remonstrants maandblad
der Laan genoemd. Ze hebben samen nagedacht over de
ontwikkeling van de architectuur van de Bossche School
en dat is ook in dit klooster uitgewerkt. De eerste steenlegging was in 1963 en op 28 april 1966 is de kerk geconsacreerd. Die kerkwijding geldt voor ons als hoogtepunt.
We hopen dat de priorij in het najaar een rijksmonument
wordt. Die status hebben we aangevraagd omdat dit een
van de weinige gebouwen van de Bossche School is boven
de grote rivieren. Het is een prachtig gebouw en zo blijft
het voor de toekomst behouden.’
Spiritualiteit ‘De spiritualiteit van de kanunnikessen
wordt enerzijds heel sterk gedragen door de gebedstijden.
Vier keer per dag komen we samen in onze kerk en die
gebedstijden zijn onze hartslag. Het werk van de kanunnikessen bestaat uit het bieden van gastvrijheid en bezinning, dat is de andere kant van onze spiritualiteit. Het is
een mooie combinatie: de priorij is een stille plek, met
daaromheen gastvrijheid in huize Doornburgh en contact
met mensen. Voor mensen is het ook boeiend om hier te
komen. Zij ontmoeten hier een stil hart. Juist de afwisseling van stilte, concentratie en gebed en ook de momenten van ontmoeting en uitwisseling maken dit tot een bijzondere plek. Het gebouw brengt mij steeds weer terug
tot de kern. Ik ben gastenzuster en als ik van het drukke
gastenhuis terug naar de priorij loop, vind ik het altijd
heerlijk om in het sobere stille huis te komen. Dan merk
ik dat ik altijd weer snel tot mijn kern kom. Het stoort mij
als het in de priorij druk of onrustig is, als mensen praten
in de gangen. Daar heb ik geen problemen mee in het
gastenhuis, maar hier moet het stil zijn. Anders loopt je
leven weg, dan vind je ook geen stilte meer in jezelf en ga
je ook de verankering in je eigen ziel missen.
De architectuur werkt. Als je in dit gebouw woont, dan
merk je dat het hele mooie ruimtes zijn. De ruimtes
werken verstillend en dat is voor mij ook de kracht van
het klooster. Als je hier door de gangen loopt, dan merk
je dat de gangen ook geen verdere aankleding nodig hebben. Er zijn geen schilderijen, beelden of wandkleden.
De ruimte zelf is mooi en met het kleurenscala dat bij
de architectuur hoort blijft de rust bewaard. De enige
kleuren in de Priorij zijn donkerbruin en matgroen. Dit
is consequent in het huis doorgevoerd en zo ontstaat er
rust. Het werkt verstillend en het heeft schoonheid. Het
ervaren van ruimte, stilte en schoonheid: dat zijn voor
mij de sleutelwoorden als je het over religieus leven hebt,
het heeft voor mij alles te maken met God. Ik vind dat dit
huis enorm helpt om tot spiritualiteit te komen. Ik ben er
van overtuigd dat het huis waarin je woont voor een groot
deel bepaald wat er in je ziel gebeurt. Dus als je in een
krap huis woont wat smakeloos is ingericht dan wordt het
wel hard werken om nog iets van geestelijk leven te ontwikkelen. De architectuur van de priorij en het prachtige
terrein waarop we wonen helpen enorm.’
Wennen ‘Toen ik hier in 1985 voor het eerst een week
kwam ter kennismaking en met een zuster door de gangen liep, dacht ik wel: het is wel erg betonnerig, het lijkt
net een bunker. Het zag er ook allemaal heel anders uit
dan wat ik me bij een klooster had voorgesteld, het leek wel
een parkeergarage. Maar geleidelijk aan ben ik het mooi
gaan vinden, ik ben van het gebouw gaan houden. Ik snap
wel dat mensen die hier voor de eerste keer komen, het
niet mooi vinden, het is meestal geen liefde op het eerste
gezicht. Het ziet er ruig uit, het is ook allemaal weinig
afgewerkt. De stoffen voor de kussens en gordijnen zijn
ruw geweven, er is geen vitrage, er zijn geen plantjes in
de ramen. Het wordt al snel allemaal wat burgerlijk en dat
willen we niet. In sommige ruimtes ligt wel tapijt, maar in
de gangen zijn het allemaal betonnen vloeren.
Als mensen uit een gezellig woonhuis komen is dit iets
heel anders. Ik vind zelf dat een klooster ook niet meteen
gezellig hoeft te zijn. Een klooster moet voor mij stilte
oproepen, ruimte scheppen in mezelf, het moet mij
helpen te verwijzen naar de andere werkelijkheid. Het
gebouw heeft iets tijdloos. Het is een eigenzinnig en markant gebouw. Maar het is ook mijn thuis. We hebben een
recreatiekamer, een huiskamer voor de zusters. Daar ligt
een kleed op de grond. En iedere zuster heeft haar eigen
kamer, die mag je inrichten zoals je wilt. Op die kamers
mag het gezellig zijn. Maar in de gangen, in de refter, in
de kerk, de officiële ruimten van de gemeenschap, daar
hebben we niet ons best gedaan om ze gezellig te maken.
Maar ik heb er wel een schoonheidservaring bij, dat vind
ik belangrijk.’
Bloem in de knop ‘De priorij is van binnen naar buiten
gebouwd. Als je van buiten komt is het gebouw niet op
z’n mooist. De buitenkant van de priorij is de buitenschil,
die stoot wat af. De schoonheid begint pas als je in het
claustrum komt, het gedeelte waar de zusters leven. De
ramen zitten vrij hoog in het gebouw. Ik moet bijna op
m’n tenen gaan staan om te zien wat er buiten gebeurt.
Dat is bewust gedaan zodat de zusters geconcentreerd
naar binnen blijven gaan. Het is de visie van de architect:
het klooster is een naar binnen gerichte wereld.
De binnenhof is het hart, het is als een knop van een
bloem, van daaruit vouwt het zich als het ware open.
Midden op de binnenhof staat het kruis. Het is het hart
van het gebouw van waaruit het geheel ontworpen is, het
is het metrisch centrum. Het kruis is ook het spirituele
hart, het kruis heeft een hele centrale plek in de priorij.
We zijn kanunnikessen van het heilige graf. Het graf
is leeg, want Christus is verrezen. Op het moment dat
Christus sterft aan het kruis, verrijst hij. Het geheim van
Jezus’ leven, lijden, sterven en verrijzenis is een bron van
inspiratie voor ons.’ •
Carolien Sieverink
Redactielid van AdRem
jaargang 25 nr. 10 november 2014 13
miniatuur
Thuiszorg
Ergens in Nederland, eenentwintigste eeuw. Danielle is
een toegewijde medewerkster van de Thuiszorg. Al twintig
jaar. Voor de tweede keer in drie jaar heeft de instelling
waarvoor ze werkte plaats moeten maken voor een nieuwe
aanbieder, kwestie van de goedkoopste aanbesteding. Telkens wordt haar salaris verlaagd en haar tijdsindeling afgeknepen. Vele collega’s werden ontslagen. Danielle bleef. Ze
houdt van haar werk en van haar cliënten. Maar nu heeft ze
op staande voet haar ontslag ingediend! Zij? Nu? Wat is er
in Godsnaam gebeurd?
Door de toegenomen drukte en de baanonzekerheid
kwamen veel van haar collega’s in de ziektewet. De overgebleven dames moesten het werk zelf opvangen. Ternauwernood riep de nieuwe zorgaanbieder (ik zal geen namen
noemen) de hulp in van een crisismanager. Het beste kun
je deze dertiger beschrijven als een targetmannetje dat
nooit een ziekbed van dichtbij had gezien. Die man, die
over een psychologische opleiding scheen te beschikken,
zou de crisis bezweren en de dames van de thuiszorg in het
gareel krijgen!
Dat ging als volgt: alle medewerkers kregen een iphone
met zorgapp die op de minuut af aangaf waar de dames
heen moesten gaan, wat ze moesten doen en in hoeveel minuten. Iedereen moest kunnen zien wie er de kantjes van
afliep. Van het continue gepingel van de what’s app werden
de dames kriegel. Door het hoge ziekteverzuim werd voor
de overgebleven thuiszorghulpen het tempo opgevoerd.
Verloven werden ingetrokken, sommige dames werkten 16
dagen achter elkaar.
Op een dag had Danielle, o wonder, een vrije dag. Ze ging
de stad in om te shoppen. Plotseling ging haar privé-telefoon af. Een oude dame van vijfentachtig jaar, een van haar
vaste cliënten, die bedlegerig was en alleen woonde, was in
totale paniek. Er was, na de avondronde, een ongelukje gebeurd. De oude dame had thuiszorg gebeld en de manager
aan de lijn gekregen. ‘Neen, mevrouw, u bent te laat, u moet
wachten tot morgenochtend’, had de regelaar gezegd. De
vrouw wist zich geen raad meer. Danielle spoedde zich naar
haar toe en maakte haar klaar voor de nacht. De volgende
ochtend meldde ze het voorval aan de dertigjarige manager
die furieus reageerde. Hun dialoog was heel kort:
‘Als je maar niet denkt dat je voor deze onbezonnen actie
betaald wordt’, sputterde hij.
‘Daar kwam ik niet voor, ik wou het alleen melden.
Maar … onbezonnen?’, sprak Danielle verbouwereerd.
‘Ja onbezonnen! Weet je wat jij moet leren, meisje
(Danielle is de vijftig gepasseerd)? Je moet leren JA
zeggen tegen je innerlijke ik!’
‘Pardon?’
‘Zoals ik het zeg: ja zeggen tegen je innerlijke ik, zodat je nee
kunt zeggen tegen de cliënten! Dat is wat ik jullie ga leren!’
Met een paar rake woorden die ik hier niet ga herhalen,
nam Danielle stante pede ontslag bij de Thuiszorg. Nu
werkt ze privé voor enkele van haar vroegere cliënten.
Waaruit blijkt dat ‘ja zeggen tegen je innerlijke ik’ soms
zinnig kan zijn.
•
Christiane Berkvens-Stevelinck
V ierjaarlijkse
on t moe t ing
en inspirat ie
Ontmoeting en inspiratie, herkenning en verrassing
over de grenzen van de eigen organisaties heen: dat zijn
de vaste ingrediënten van de vierjaarlijkse vrijzinnige
beraadsdag. Deze keer op 18 april 2015. Organisatoren zijn
de Vrijzinnigen, VVP, Doopsgezinden, Remonstranten en
voor het eerst ook het Apostolisch Genootschap. De dag
krijgt een nieuwe naam: Inspiratie 2015. Het thema van
Inspiratie 2015 is Connected. Waaraan verbind je je verhaal?
In het ochtendprogramma: de cabaretière Sara Kroos en
emeritus hoogleraar sociologie Christine Brinkgreve en
’s middags veel workshops. Mensen maken verhalen.
Verhalen maken mensen. Verhalen geven ons identiteit en
oriëntatie: ze helpen ons onszelf beter te begrijpen, geven
ons context en verbinden ons met anderen. Over deze en
14 adrem remonstrants maandblad
andere kanten van verhalen publiceerde Christine Brinkgreve dit jaar het boek Vertel. De kracht van verhalen.
Sara Kroos is een cabaretière van formaat. Zij vertelt en
zingt over wat zich in haar leven afspeelt. Ze groeide op
bij een ongelovige vader en een zeer gelovige moeder.
Sindsdien zoekt zij haar eigen weg, maar het (on)geloof
heeft haar nooit helemaal losgelaten. U bent van harte
uitgenodigd voor Inspiratie 2015 op zaterdag 18 april 2015
in de Jacobikerk in Utrecht. Zie voor de meest actuele
informatie: www.inspiratie2015.nl.
Advertentie
TE HUUR SENIOREN APPARTEMENTEN
MET EEN VRIJZINNIG RELIGIEUZE UITSTRALING
WAAR IEDEREEN WELKOM IS!
De Timanshof te Bennekom
De Roosebrink te Wageningen De Aleidahof te Bennekom
De Timanshof
In de complexen heerst een tolerante, vrijzinnig
religieuze sfeer, iedereen is er welkom. Alle drie
de gebouwen zijn op loopafstand gelegen van het
stads- respectievelijk dorpscentrum. De gebouwen
liggen tevens gunstig ten opzichte van het openbaar vervoer.
Voorzieningen
De appartementen zijn aangesloten op een alarm­systeem. Hierdoor kan er 24 uur per dag in geval
van nood snel eerste hulp geboden worden.
Tevens beschikken de ­gebouwen over twee liften,
een wasserette, fietsenstalling, logeerkamers,
recreatieruimte, hobbykamer en een bibliotheek/
vergaderruimte. De bewoners worden vertegenwoordigd door enthousiaste bewonerscommissies.
De Roosebrink
Huurprijs
De huurprijs varieert
van 477,– euro tot 798,– euro.
De servicekosten variëren
van 72,– euro tot 193,– euro.
Bent u geïnteresseerd en 50 jaar of ouder?
Maak geheel vrijblijvend een afspraak met
Mw. L. Kik of Mw. C. Besselink voor meer
informatie en/of een bezichtiging.
Seniorenhuisvesting ‘Zuid-Veluwe’
Hof van Sint Pieter 27, 6721 TN Bennekom
Telefoon: 0318 – 43 11 34
Internet: www.vrssh-zuidveluwe.nl
Email: [email protected]
jaargang 25 nr. 10 november 2014 15
thema Mensen, st enen, Go d
Polemiek in steen
A ms t erdamse kerkbouw in de t weede
he l f t van de negen t iende eeuw in een
in t erconfessionele con t ex t
In de tweede helft van de negentiende eeuw groeide de stad Amsterdam aanzienlijk, wat volgens sommige
kenners tot verwaarlozing en aantasting van het stadsbeeld leidde. Toch ontbeerde een zekere monumentaliteit het negentiende-eeuwse stadsprofiel niet. Een belangrijke bijdrage daaraan leverden de kerkgebouwen.
Het stadsbeeld bleek aan het einde van de negentiende
eeuw een in steen vertaald profiel van religieuze pluriformiteit, wat als een typisch Nederlands verschijnsel kan
worden beschouwd. Achter de bouw van nieuwe monumentale kerken schuilde niet zelden een ‘concurrentiestrijd’ tussen de diverse denominaties die een traditie
van vijandigheid tegenover elkaar koesterden. Dit artikel
werpt een licht op de Amsterdamse kerkbouw tegen de
achtergrond van deze kerkelijke polemiek en de gevolgen
daarvan voor het stadsbeeld ter plaatse.
Rooms-katholieke kerkbouw met vele torens In de tweede helft van de negentiende eeuw nam als
gevolg van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in
Amsterdam en in de rest van het land de rooms-katholieke
kerkbouw snel toe. In het toenmalige stadgebied van
Amsterdam verrezen in deze periode veertien nieuwe katholieke kerken, meer dan vier keer zoveel als in de eerste
helft van de eeuw. Dit grote aantal impliceerde dat het
rooms-katholieke volksdeel toen bezig was met de grootste
inhaalslag van alle kerkgenootschappen in de stad.
De grootschalige nieuwbouw van katholieke kerken in de
stad was geen toeval: de katholieke bevolking verviervoudigde gedurende de negentiende eeuw tot 160.000 zielen;
in 1900 was dat ongeveer een derde van de totale Amsterdamse bevolking. Niet alleen hadden zij behoefte aan meer
en grotere kerkgebouwen ter vervanging van hun schuilkerkjes, ook citeerden de verticale en spitsboogvormige accenten in de architectuur onomwonden de middeleeuwse
gotiek als uitdrukking van de rooms-katholieke identiteit.
Eén bouwmeester drukte onmiskenbaar zijn stempel op
het stadsbeeld: de in Roermond getogen P.J.H. Cuypers
(1827-1921) met de bouw van maar liefst zes kerken,
waarvan twee in de binnenstad en vier in de negentiendeeeuwse ring. Daarnaast ontwierp hij het Rijksmuseum,
het Centraal Station en bebouwing aan de Vondelstraat.
Cuypers’ werkzaamheden hebben hem geen windeieren
gelegd. Geïnspireerd door zijn geestverwant, vriend
en latere zwager Joseph Alberdink Thijm (1820-1889),
introduceerde hij de neogotiek als dé ware katholieke
stijl, waarin architectuur werd verbonden aan (katholieke)
moraal. Cuypers zag een maatschappij voor ogen, waarin
elk individu een van hogerhand bepaalde plaats kreeg.
Kerktorens moesten wijzen op deze op de middeleeuwen
gebaseerde en door de katholieken geïdealiseerde hiërarchische samenleving, waarin God bovenaan stond. Een
hoge toren wees volgens Cuypers uit wijde verten op de
plaats van de kerk. Een lage toren daarentegen vond hij
een onding. De invloedrijke priester, dichter en politicus
H.J.A.M. Schaepman (1844-1903) stond hem bovendien
bij met de uitspraak ‘Iedere hooggerezen toren doet het
Hallelujah hooren. Beurt de kruisbloem in den top, rijst
de nieuwe Paaschkaars op.’
Aan de westkant van de stad domineerden vanaf 1900
de hoge torens van drie nieuwe katholieke kerken: de
Maria Magdalena aan de Spaarndammerstraat (1891)
van Cuypers, de St. Vincentiuskerk (1901) aan de Jacob
van Lennepkade, ontworpen door diens leerling C.P.W.
Dessing (1844-1913), en Cuypers’ Heilig Hartkerk oftewel
Vondelkerk in de Vondelstraat (1880). De vieringtoren van
laatstgenoemde kerk ging in 1904 door brand verloren en
werd daarna vervangen door de huidige, lagere vieringtoren, ontworpen door Cuypers’ zoon Jos (1861-1949). De
kerk De Liefde (1885) van Cuypers aan de Bilderdijkstraat
had een nog hogere toren (85 meter) moeten krijgen maar
St. Willibrordus buiten de Veste
16 adrem remonstrants maandblad
Keizersgrachtkerk
deze werd door geldgebrek nimmer gebouwd. Van de vier
genoemde kerken bestaat alleen de Vondelkerk nog; de
andere drie zijn inmiddels afgebroken.
Aan de zuidzijde van de stad verrees naar ontwerp van
Cuypers de majestueuze St. Willibrordus buiten de Veste
(vanaf 1871) aan de Amsteldijk. Van de welgeteld zeven
torens die deze grootse kerk – de grootste van Amsterdam
– had moeten krijgen, werd uiteindelijk pas in 1924 de vieringtoren naar ontwerp van Cuypers’ zoon Jos (1861-1949)
gebouwd. Deze vieringtoren werd bovendien soberder en
lager uitgevoerd dan in de oorspronkelijke plannen van
Cuypers de bedoeling was. De overige zes torens werden
wegens geldgebrek helemaal niet meer gebouwd. De
nimmer afgebouwde kerk heeft het eeuwfeest evenmin
gehaald: in 1970 werd hij wegens bouwvalligheid gesloopt.
Behalve dat een zekere hoogmoed bij katholieke kerkbouwactiviteiten niet te ontkennen viel, oogstten deze
ook heel wat kritiek bij het protestantse volksdeel. Zij
vonden dat het katholicisme, dat de Paus het hoogste
gezag in de wereld toekende, niet bij de Nederlandse
cultuur hoorde. Niet alleen de protestanten koesterden
argwaan tegen de geestdriftige rooms-katholieke bouwwoede, ook uit liberale hoek kregen zij bijval. Een veelgehoorde criticus ten aanzien van het roomse triomfalisme
was de Haagse schrijver Carel Vosmaer (1826-1888). In
een reactie op de neogotische kerkbouw schreef hij in
1882: ‘Thans is het land overdekt met woekerplanten van
den ouden stam; overal middeneeuwsche vormen, kerkelijke bouwmotieven, kruisramen, baksteentjes overeind,
overdwarsch, overkruis, schotsch en scheef en overal
torens, torens en torens, een ware torendolheid.’
Hervormde kerkbouw als reactie: de Koepelkerk
Alle kritiek van Vosmaer en de protestanten ten spijt,
bouwden de katholieken in Amsterdam evenals elders
in het land vlijtig verder en daarmee kreeg de kerkbouw
ook een ideologische en historische lading. Het stedenbouwkundige hoogtepunt werd Cuypers’ Heilig Hartkerk
in de Vondelstraat. Deze verrees niet alleen tegen de
achtergrond van een opkomende internationale Heilig
Hartdevotie maar kon ook als rustplaats dienen voor pelgrims onderweg naar de plaats van de Heilige Stede bij de
Kalverstraat, verwijzend naar het Mirakel van Amsterdam
van 1345. De historische en ideologische lading van de
Vondelkerk leek extra te worden benadrukt toen slechts
vierhonderd meter verderop de hervormde Koepelkerk
(1884) aan de Stadhouderskade verrees. Waarschijnlijk
was de planning van dat monumentale kerkgebouw bij
Ned. Hervormde Koepelkerk
jaargang 25 nr. 10 november 2014 17
H. Maria Magdalena
het begin van de Vondelstraat geen toeval, omdat de
hervormde gemeente vernam dat Cuypers met zijn Vondelkerk het aanzien van de nieuwe buurt had verrijkt en
zij niet wilden achterblijven.
De Koepelkerk verrees tussen 1879 en 1884 naar een
ontwerp van architect A.J. van Beek. Het was de eerste
nieuwgebouwde hervormde kerk buiten de stadswallen,
nadat de hervormden anderhalve eeuw lang geen nieuwe
kerken in Amsterdam hadden gebouwd. Deze kerk
moest volgens predikant J.P. Hasebroek (1812-1896), de
drijvende kracht achter de bouw, een triomfalistische uitstraling krijgen, een uitstraling die moest verwijzen naar
het derde eeuwfeest van de Alteratie in het jaar 1878. Dat
de hervormde kerkbouw toen inderdaad achterbleef bij de
katholieke bewees het volgende citaat van Hasebroek bij
de eerstesteenlegging in 1882: ‘Ieder voor zich! Dat heeft
Rome, dat heeft de katholieke afdeeling onzer bevolking
begrepen, en door de hand van haren talentvollen bouwmeester Cuypers in gindse Vondelstraat een kerk gesticht
die waarlijk een sieraad voor de geheele buurt mag heeten.
Maar nu gij geuzenvolk, gij die toch nog altijd het talrijkst
en ook het rijkst, het machtigst deel onzer bevolking onzer
hoofdstad, waar blijft gij?’ In 1972 werd de kerk, waarvan
de architectuur nooit echt hoog werd gewaardeerd, gesloopt om plaats te maken voor het Marriott Hotel.
Een protestantse tweestrijd: concurrerende
kerkbouw van dolerenden en hervormden
In 1886 vond de Doleantie onder de geestelijke leiding
van dr. Abraham Kuyper (1837-1920) plaats. Samen met
de afgescheidenen van 1834 vormde de groep orthodoxe
gereformeerden vanaf 1892 een nieuw kerkgenootschap:
de Gereformeerde Kerken in Nederland. Voor de Nederlandse Hervormde Kerk betekende de Doleantie een flinke
aderlating. Ook in Amsterdam waren dit verlies en de
oplopende interconfessionele spanningen dientengevolge
voelbaar. Het aantal kerkgebouwen van de dolerenden in
de hoofdstad steeg ook snel: tussen 1886 en 1892 bouwden zij in totaal zes nieuwe kerken, waarvan drie binnen
de singels en drie in de negentiende-eeuwse ring. Met
gemiddeld één nieuwe kerk per jaar waren de dolerenden
omstreeks 1890 veruit het snelst groeiende kerkgenootschap van de stad.
De eerste en wellicht bekendste zogenaamde doleantiekerk werd de Keizersgrachtkerk uit 1888, ontworpen
door de doopsgezinde architect G.B. Salm (1831-1897).
18 adrem remonstrants maandblad
Thans is dit de enige doleantiekerk in de stad, die tot op
heden nog als kerk in gebruik is. Salm, die bekendheid
genoot vanwege zijn eclectisch ontworpen kerk van de
Vrije Gemeente op de Weteringschans (1880; thans
Paradiso), paste bij de Keizersgrachtkerk opnieuw een
dergelijk eclectisch ontwerp toe met rijke gotiserende
ornamenten. Pas bij het binnengaan van de kerk vielen de
uitgesproken soberheid en efficiënte liturgische indeling
op, die de Amsterdamse doleantiekerken kenmerkten. De
hervormden daarentegen werden niet alleen geconfronteerd met hun achterstand ten opzichte van opkomende
denominaties maar zagen vooral de dolerenden als een
bedreiging. Beide denominaties waren loten van dezelfde
stam maar sinds 1886 elkaars tegenpolen. Ook konden de
hervormden door de hoge instandhoudingkosten van hun
historische kerken in de binnenstad het zich financieel
minder veroorloven nieuwe kerkgebouwen op te richten.
Pas in 1892 wijdden zij hun tweede en laatste negentiende-eeuwse kerk van Amsterdam in: de Muiderkerk aan de
Linnaeusstraat, pal tegenover het Oosterpark.
Dit opvallende kerkgebouw met sierlijke toren in neorenaissancestijl werd ontworpen door de Almelose architect
G.W. Vixseboxse (1856-1905). De keuze voor de neorenaissance, de stijl die de hervormden aan het einde van de
negentiende eeuw gingen omarmen, en de prominente
ligging van de kerk aan de Linnaeusstraat waren geen
toeval. Predikant van de Muiderkerk ds. Vos benadrukte de
opvallende stedenbouwkundige ligging tijdens de opening
van de kerk, waarmee de hervormden de dolerenden
de loef afstaken: ‘De kerk (…) verschuilt zich (…) niet in
hoeken, achter winkels, tusschen huizen. Zij roept overluidt aan den openbaren weg; zij verheft hare stem op de
straten.’ De dolerenden moesten zich veelal met minder
prominente locaties tevreden stellen. De bouwplannen
voor de Muiderkerk leidden bij de dolerenden tot verontwaardigde reacties. Zij voelden de hervormde kerkbouw in
de Linnaeusstraat als een provocatie, aangezien zij toen de
nabijgelegen Funenkerk (1889) aan de Zeeburgerstraat in
gebruik namen. In een reactie op de bouwplannen aan de
Linnaeusstraat schreven zij: ‘Opmerkelijk is het, dat men
in plaats van een paar kerkgebouwen te verkoopen (er zijn
er toch te veel) er nog een zal bijbouwen en dat nog wel
in de buurt van de Muiderpoort; waar door de Ned. Geref.
Kerk (doleerende) reeds begonnen is met den bouw van
een nieuw kerkgebouw. (…) Het doel schijnt dus te zijn,
om tegen de Ned. Geref. Kerk (doleerende) te concurreeren.
Waar men toch al niet toe komen kan.’ Bijna honderd jaar
domineerde de Muiderkerk in volle glorie het begin van
de Linnaeusstraat. Sinds de brand in 1989 resteren thans
alleen nog de voorgevel en de toren. Een tragisch lot dat de
neergang van de grote traditionele denominaties en hun
statige kerkgebouwen in de tweede helft van de twintigste
eeuw kenmerkte. Zoals in dit artikel al werd genoemd,
hebben veel Amsterdamse negentiende-eeuwse kerken
het eeuwfeest niet gehaald en stonden – hoe toepasselijk –
bijna allemaal in de negentiende-eeuwse ring. •
Herman Wesselink
Architectuurhistoricus, promovendus aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam
een universele ui t daging
S us tainab l e S t ewardship
Van 2 t/m 9 september dit jaar heeft de Remonstrantse Gemeente van Groningen samen met de Remonstrantse gemeente van Leeuwarden een conferentie over ‘Sustainable Stewardship’ oftewel ‘Duurzaam
Toerisme’ georganiseerd. Naast de Nederlandse deelnemers waren er ook 16 gasten uit de Unitarische
partnergemeente van Tirgu Mures, Roemenië en 2 gasten uit Norwich, Engeland. Deze conferentie begon
op vrijdag 5 september in het conferentieoord ‘Fredeshiem’ in Steenwijk. Om de conferentie heen werden
excursies voor de gasten georganiseerd in Leeuwarden en Groningen.
De conferentie startte met een liturgisch moment rond
de teksten van Gen 1:26-31 en Matth 25:14-30, waar het
gaat om verantwoordelijkheid van de mens als rentmeester of als ‘sustaining steward’. Die avond bracht Bertus
van der Tuuk iedereen in de stemming en vertoonde een
film over de ontwikkeling van Giethoorn. Na het succes
van Bert Haanstra’s film “Fanfare” werd Giethoorn een
toeristische trekpleister. Dit had voordelen voor het dorp,
maar zeker ook nadelen. Zoals de drukte op het water
met stinkende benzine- en dieselmotoren. Nu wordt er
grotendeels gevaren met elektrische ‘fluisterboten’, een
voorbeeld van duurzaam toerisme.
Op zaterdag 6 september vertelde Anne van der Tuuk,
die jaren in Zuid-Afrika heeft gewerkt en gewoond, over
haar ervaring in de reisbranche; René van de Duim,
hoogleraar toerisme, liet zien wat wij kunnen leren van
de aanpak in een park in Zuid-Afrika waar de lokale
bevolking nu deelt in de welvaart door toeristen te begeleiden in het park. Ook vertelde hij hoe op de grens van
Spanje en Portugal weer een nieuwe wildernis gecreëerd
wordt, waar ook de lokale bevolking van kan profiteren.
Tina Geels sloot de rij sprekers af met de wijze woorden,
dat toeristen de mensen de ogen kunnen openen voor de
schoonheid van het eigen land.
In het middagprogramma werd er een rondje gedaan
met gemengde groepen. Hier werd gebrainstormd over
de mogelijkheden voor het toerisme in Transsylvanië.
Na een ‘spiritual walk’ onder leiding van Fride Bonda,
Remonstrants predikant te Zwolle, kon men genieten van
de bewuste film ‘Fanfare’.
Als afsluiting werd op zondag in de kerk in Groningen de
vereniging van de betrokken gemeenten in een eredienst
met de cantorij gevierd. Men ging als herboren weer naar
huis en realiseerde zich dat gemeente- en persoonlijke
contacten een verrijking voor de gemeente en het eigen
leven kunnen betekenen.
•
Onno Oeseburg
Geraadpleegde literatuur ‘Polemiek in steen’
- B
lokland, S. van, Rooms-katholieke kerken in
Amsterdam 1306-1935, Amsterdam, 2002
- G
root, A. de, ‘De Muiderkerk: protestantse kerkbouw in Amsterdam aan het eind van de negentiende eeuw’, De Sluitsteen. Bulletin van het Cuypers
Genootschap 6 (1990) 1, 3-21
- H
asebroek, J.P., Een nieuwe kerk in een nieuwe buurt.
Een schets met de pen, Amsterdam, 1882
- H
oogewoud, G.H., Oxenaar, A., P.J.H. Cuypers en
Amsterdam. Gebouwen en ontwerpen, Den Haag, 1985
- Hoogewoud, G.H., ‘Katholieke en protestantse kerkgebouwen als merktekens van het verleden. Geel en
oranje, geel versus oranje’, Jaarboek van het Genootschap
Amstelodanum 90 (1998), 39-60
- Mak, G., Een kleine geschiedenis van Amsterdam,
Amsterdam, 1995
- Rosenberg, H.P.R., De negentiende-eeuwse kerkelijke
bouwkunst in Nederland, Den Haag, 1972
- Steensma, Regn., Swigchem, C.A. van, 150 jaar
gereformeerde kerkbouw, Kampen 1986
jaargang 25 nr. 10 november 2014 19
het gezicht van...
Jaap Marinus
Jaap Marinus (1983) doet op het landelijk bureau onderzoek naar
hoe jongere generaties betrokken kunnen worden bij de Remon­
stranten. Hij is onlangs landelijk vriend geworden.
Getrouwd, het eerste kind is op komst. In 2010 begon hij met
de website StaatGeschreven.nl, waarmee hij prompt de gouden
Webfish Award voor beste christelijke website won.
Leven ‘Ik ben geboren in Stadskanaal, maar woonde
daar slechts een paar jaar. Tot mijn vierentwintigste jaar
woonde ik in Hoogezand in de provincie Groningen.
Mijn vader is daar voorganger bij de Vrije Baptistengemeente, mijn moeder was kleuterleidster, maar
besteedde al snel al haar tijd aan onze verzorging en
opvoeding. Een zegen vond ik dat! Ik heb een leuke, vrije
jeugd gehad. Via de Mavo en MBO Informatica ben ik op
de HBO-opleiding Technische Bedrijfskunde terechtgekomen, maar deze heb ik niet afgemaakt. Kwestie van een
korte interesseboog. Bijbel en christendom bleven me
echter boeien. Daarom heb ik vervolgens eerst mijn propedeuse gedaan op Bijbelschool De Wittenberg en daarna
een bachelor Theologie op de Christelijke Hogeschool
Ede afgerond. Een tijd naar werk gezocht en nu dus bij de
Remonstranten aan de slag.’
God en Jezus ‘Tot mijn 25e, het tweede jaar op de
CHE, wist ik veel zeker. Ik kon God persoonlijk ervaren
als ik in het zonnetje op het perron stond met mooie
muziek in mijn oren. Als ik al twijfelde dan was dat
alleen aan hoe ik mijn geloof moest verwoorden om
argumenten van anderen te ontkrachten. Daarna beleefde
ik op persoonlijk vlak en in mijn geloofsleven een aantal
moeilijke jaren. In die periode heb ik me kapot gebeden,
maar bleef de hemel stil. Op een gegeven moment heb
ik geconcludeerd dat als God afhankelijk is van mijn
emoties, hij niet buiten mij bestaat. Dat was een schok.
In de winter van 2012, ik weet nog precies het moment,
heb ik God uitgedaagd door te ‘zeggen’: God bestaat niet,
ik moet het hier alleen doen, er is niks na de dood. Eén
dag later al kwam ik daar op terug en ervoer ik dat de
schreeuw van de vorige dag geen einde was, maar een
20 adrem remonstrants maandblad
nieuw begin. Ik voelde ruimte om opnieuw invulling te
geven aan mijn geloof. Nu God voor mij geen persoon
meer was, ben ik me gaan concentreren op de persoon
van Jezus. Wat wilde hij eigenlijk voor elkaar krijgen in
onze wereld? Vast niet dat we in hem geloven, liedjes over
hem zingen en kerken voor hem bouwen. Ik denk dat hij
betere mensen van ons wil maken en daardoor een betere
samenleving tot stand wil brengen. Mensen gaan nu naar
de kerk voor zingeving, maar dat is mij te mager. De kerk
moet een mooier mens van mij maken, de zondagochtend moet schuren, als ik buiten kom moet ik in zekere
zin een ander mens zijn geworden. Ik wil een christen
kunnen herkennen aan zijn gedrag door de week. Dat
gebeurt te weinig, ik zie veel hypocrisie onder gelovigen.
Ik leg de lat wel hoog he? Ook voor mezelf overigens. Bij
de Remonstranten mag ik zoeken zonder meteen uit de
kerk te worden gezet als ik het niet met de predikant eens
ben, de Belijdenis ademt ruimte, heerlijk!’
Nietzsche ‘Ik was niet zo’n lezer, maar nu ik naar
Utrecht reis met de trein lees ik boeken die ik van uitgevers krijg toegestuurd om te recenseren op mijn website.
Eigenlijk nooit romans. En ik lees heel graag van en over
filosofen. Een tijd lang Seneca, Socrates en Plato en nu
is Nietzsche aan de beurt. Daarnaast ben ik een enorme
gamer. Ter ontspanning speel ik met vrienden graag
(voor de kenners) Grand Theft Auto Online. In een grote
stad die lijkt op Los Angeles moet je met een auto, een
helikopter of een vliegtuig allerlei missies uitvoeren.
Gamen is voor mij een tijdelijke, onschuldige vlucht uit
de werkelijkheid, dat is voor mij de ultieme vrijheid.’
•
Michel Peters