Rondzendbrief Visitatie 2014 - Protestantse Kerk in Nederland

PROTESTANTSE KERK IN NEDERLAND
Rondzendbrief 2014
Aan alle visitatoren in de Protestantse Kerk in Nederland
Toegezonden door het Generale college voor de visitatie
Oktober 2014
INHOUD
Woord vooraf bij de rondzendbrief 2014
2
Meditatie Wijnand Sonnenberg, studiedag 2013
3
‘Volg jij mij’ inleiding, studiedag 2013
5
Ik zoek…steun
11
Enkele knelpunten in de praktijk van kerkelijk werkers
12
Met Bonhoeffer op visitatie
14
Roeping is persoonlijk en communaal
17
Korte samenvatting eindverslag visitatie krijgsmacht predikanten 2012-2013
20
Begeleiders bij visitatie
22
Conflict tussen kerkenraad en kerkmusicus
23
Adressen
24
Overzicht rondzendbrieven vanaf 2006
26
1
Woord vooraf bij de Rondzendbrief 2014
Beste mede-visitatoren,
Het is inmiddels een goede gewoonte dat u rondom de jaarlijkse studiedag ook de jaarlijkse Rondzendbrief ontvangt. Ook dit jaar hebben we ons best gedaan u een Rondzendbrief te sturen die niet
alleen ingaat op een aantal praktische en concrete situaties, maar waarin ook ingegaan wordt op wat
diepere vragen die het visitatiewerk bij ons oproept.
In de eerste plaats zijn er twee vaste rubrieken: de meditatie van de voorzitter van het generale college en de inleiding van de studiedag van het vorige jaar. Met deze twee artikelen openen we de
Rondzendbrief.
Steeds meer wordt gebruik gemaakt van het ‘pastoraat voor buitengewone omstandigheden’, dat we
kortweg maar als PBO betitelen. Bijzonderheden over het PBO vindt u op de website van de kerk,
maar het artikel ‘IK zoek’ bevat nog eens de belangrijkste dingen die u weten moet. We weten inmiddels dat minstens 70% van de buitengewone visitaties te maken hebben met het functioneren
van de predikant of met onenigheid tussen predikant en kerkenraad. Dat er predikanten en kerkelijk
werkers zijn die graag pastorale bijstand van buiten hun eigen kring willen behoeft dan ook geen
betoog.
Over de visitatie en de kerkelijk werker schreef ds. Margriet Eekels een zeer lezenswaardig artikel.
Steeds weer blijkt dat kerkelijk werkers nog al eens buiten de boot vallen in het reguliere visitatiewerk. Ds. Eekels vraagt daar aandacht voor.
Ds. Rainer Wahl schreef een boeiend artikel over Bonhoeffer en de visitatie. Heel herkenbaar en een
goede insteek voor een gesprek in een vergadering van visitatoren!
In Noord-Holland ontstond een artikel over ‘roeping’. Roeping is een begrip dat we nog wel eens te
particulier opvatten, maar dat in dit artikel in een breder perspectief wordt geplaatst.
In het afgelopen jaar bezochten leden van het generale college de predikanten die werkzaam zijn bij
de krijgsmacht. Van deze ontmoetingen werden verslagen gemaakt en deze verslagen zijn kort samengevat in een artikel in deze Rondzendbrief.
Wat moeten we doen als de dominee – wellicht onder dreiging van vrijstelling van werkzaamheden
of losmaking – zich in het gesprek met de visitatie wil laten bijstaan door een raadsman (m/v)? Hoe is
de positie van de kerkmusicus geregeld en wie heeft het muzikaal nu eigenlijk voor het zeggen? Twee
korte opmerkingen bij deze vragen, niet als laatste woord, maar meer als aanzet voor een discussie in
eigen kring.
Het generale college neemt dit jaar afscheid van drie leden: de heer Nico Becht die al lang voor de
totstandkoming van de Protestantse Kerk deel uitmaakte van het college, ds. Dick Looijen die sinds
2006 in het college zat en nu de gelederen van Utrecht versterkt en ds. Wijgert Teeuwissen die nog
niet zo lang lid was en voor wie de combinatie visitator generaal/gemeentepredikant te veel dreigde
te worden. Wij danken hen voor hun arbeid en zwaaien hen op gepaste wijze uit.
Het college beveelt u deze Rondzendbrief van harte aan.
Ds. Ferry Buitink
Scriba visitatoren-generaal
Wanneer een stuk afkomstig is uit het generale college vermelden wij geen auteur, andere auteurs worden wel vermeld.
2
Zorgeloosheid als expressie van geestelijk leiderschap in zorgelijke tijden
Lezen Johannes 21: 15-23.
Johannes 21:22 ' Maar jij moet mij volgen'.
Over geestelijk leiderschap gaat het vanmorgen. Over leider worden gaat het ook in de gelezen perikoop uit de bijbel. Petrus is weer in het apostelambt hersteld. Dat ging niet zonder de pijnlijke herinnering aan zijn verleden. Tot drie keer toe vraagt Jezus hem aan de oever bij het kolenvuur of Petrus
hem liefheeft. Tot 3 keer toe klinkt steeds minder zelfverzekerd: ‘ ja Heer’, tenslotte zelfs, ‘Heer, u
weet alles u weet toch dat ik van u houd’. Het leiderschap niet gefundeerd in heldhaftigheid maar in
afhankelijkheid.
Nog maar net tot het leiderschap geroepen of Jezus gaat spreken over ouder worden. ‘toen je jong
was deed jezelf je gordel om en ging waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je
handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt’. Een algemene waarheid, zo lijkt het.
Bij het ouder worden verandert er bij ieder van ons enorm veel.
Wanneer je jong bent, wordt je wereld steeds groter. Het ledikant maakt plaats voor de box. Maar de
spijlen gaan al spoedig in de weg zitten.
Je wilt eruit klimmen. De kamer wordt je leefwereld. De straat.
Je gaat studeren of werken in een andere stad. Reizen en trekken over de wereld.
Maar bij het ouder worden gaat het in omgekeerde volgorde. We gaan maar niet meer naar het
buitenland met vakantie. Zo’n verre reis, daar worden we te oud voor. En als de ouderdom met gebreken komt vermag je nog wat te wandelen in eigen buurt of straat. Je huis wordt gaandeweg je
leefwereld. ‘Misschien moet ik toch maar eens een rollator, bij de Blokker heb je ‘m al voor een paar
tientjes’. Je kunt daar somber van worden. Je krampachtig tegen verzetten. Van in een crisis raken.
Maar zo gaat het met vrijwel iedereen. Het is, als God het geeft, ons aller biografie.
Als je jong bent wil je zelf het leven maken. Mijn zoon houdt me voor: een dag niet gelachen is een
dag niet geleefd. Je denkt dat je, maakbaar als alles is, de omstandigheden naar je hand kunt zetten. Maar ouder wordend merk je dat je leven meer bepaald wordt door de omstandigheden, je
afhankelijker bent dan je lief is.
Toch gaat het hier niet om een algemene zegswijze. Deze levenswijsheid staat in dienst van de geloofswijsheid die Jezus Petrus wil bijbrengen. Het woord je gordel omdoen duidt op een leven van
navolging. Op een toegewijd dienen.
Het gaat dus niet om het leven in het algemeen. Maar om het leven achter Jezus aan. Dat begint
vaak enthousiast en geen kwaad woord daarover, blij als we zijn met onze enthousiaste en assertieve
jongeren. Toch vraagt dat om verdieping, zeker voor een leider.
Petrus was bij Jezus gekomen en gebleven, als iemand die zichzelf gordt. U moet er maar eens op
letten. Als hij het woord neemt, beginnen die zinnen bijna altijd met "ik". Dat was kenmerkend voor
zijn discipelschap. Ik ben bereid om met u in de gevangenis en in de dood te gaan. Ik zal u absoluut
niet verloochenen.
3
Dat jezelf gorden en gaan waar je wilt. Maar dat kan een groot risico in zich dragen. Het gevaar van
overmoed. Van het vertrouwen op je eigen krachten en trouw. En dan kan het misgaan. Of het gaat
goed, zolang je de wind mee hebt.
Wat jij gelooft enigermate blijkt in de werkelijkheid. Maar als dat niet meer zo is. Tegenslagen en
teleurstellingen komen. Een ander zal je een gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.
Petrus dat hoort bij het mij volgen. Je kunt je dat niet voorstellen want dat is volstrekt tegen je natuur in. Maar zo zal het gaan. Daartoe is nodig dat je als leider vertrouwt op God. Dat is niet een
massa eelt op je ziel krijgen. Maar teer zijn. Alleen wie volgen kan, vermag leiding te geven. En wie
veel vergeven is, heeft veel lief.
Makkelijk is het niet. Al is het maar omdat we zo makkelijk worden afgeleid. Neem nou Petrus. Heerlijk levensecht is het zoals het er staat in de Bijbel. Jezus wil Petrus kennelijk nog even apart hebben:
Loop eens even mee, Petrus. Maar terwijl Petrus Jezus volgt, hoort hij voetstappen achter zich. En Hij
blijft dan toch altijd dezelfde.
Hij moet even omkijken. En je hoort hem denken: Hé daar heb je Johannes, hoe zou het nu met hem
verdergaan? Johannes de concurrent als het gaat om leiderschap. De Here Jezus zegt nu wel dat ik
het moeilijk zal krijgen, maar hoe zal het hem vergaan. Johannes, die Jezus niet had verloochend,
zoveel gelijkmatiger, constanter leek in zijn geloof, de discipel van wie Jezus veel hield.
Petrus krijgt meteen antwoord en een vrij hard antwoord ook. “Het is niet jouw zaak of hij in leven
blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen’.
Stevige woorden voor Petrus, ook voor ons. We kijken wat af naar elkaar. In de breedte van het leven doen we dat. Als leider zijn we geneigd dat te doen. Uiteraard pleit ik, zeker in het kader van de
visitatie, niet voor een rucksichlos je eigen weg gaan. Wij weten van het in kaart brengen van feiten
en omstandigheden. Wij zijn geroepen wijsheid te betrachten in wat een gemeente wel of niet kan
dragen. Maar als het erop aan komt hoort bij het volgen van Jezus ook het de moed hebben eigen
wegen te gaan. Hij is de voorganger van velen die op hun manier delen in zijn zorg en in zijn opdracht. En daarom moeten we niet vervallen tot dat altijd maar weer kijken naar anderen. Juist een
christen mag een origineel mens zijn. Wij kijken niet op zij maar vertrouwen op de Herder die ons
riep.
W.G.Sonnenberg
4
'Volg jij Mij'. Zorgeloosheid als expressie van geestelijk leiderschap in zorgelijke tijden.
Inleiding studiedag Visitatoren PKN
Hydepark, 5 oktober 2013
‘Zorgeloosheid’ zal vermoedelijk niet het eerste woord zijn dat bij u opkomt als u nadenkt over uw
werk als visitator. U komt immers pas in beeld als een situatie dermate zorgelijk is dat het niet meer
lukt intern een weg te vinden. Toch denk ik dat een woord als ‘zorgeloosheid’ wezenlijk bij uw werk
hoort. U kent vast de mooie anecdote over paus Johannes XXIII die aan het begin van zijn pontificaat
na drie doorwaakte nachten, waarin hij ligt te tobben over de wereldkerk, de vierde nacht ingaat met
een kort gebed: ‘Heer, het is uw kerk, ik ga slapen’. Dat was een wijs gebed dat we met z’n allen in
deze tijd misschien wel wat vaker mogen bidden. Ooit vroeg men pater Jan van Kilsdonk naar de situatie in de Rooms Katholieke Kerk: "De toestand is hopeloos, maar niet ernstig", was zijn antwoord.
Vanuit die mooie paradox wil ik vanmorgen met u nadenken over geestelijk leiderschap in zorgelijke
tijden.
Gelovige zorgeloosheid
Heel het functioneren van de gemeente mag gebeuren binnen de omheining van het vertrouwen dat
het ten diepste Christus zelf is die zijn gemeente bouwt. Dat haalt de druk van de gemeenteopbouwketel en maakt dat opbouwprocessen gezond blijven. Daarom begin ik met de wijze woorden van
lang geleden, gesproken door de Farizeeër Gamaliël. Bij het nadenken over de toekomst van de kerk,
vind ik zijn gedachtegang ontspannen en rustgevend. Als hij moet oordelen over de nieuwe, snel
groeiende sekte van volgelingen van ene Jezus van Nazareth, zegt hij in Handelingen 5 ongeveer het
volgende: ‘Laat maar gewoon bestaan. Is het iets van Godswege, dan krijgen we het toch niet klein, is
het niet iets van Godswege, dan gaat het vanzelf voorbij.’i En dan noemt hij een paar bewegingen die
allang weer voorbij zijn. Zo kun je ook ontspannen tegen de kerk aankijken; is ze iets van Godswege,
dan rolt het balletje wel door, in welke vorm dan ook, is ze het niet, dan is er geen man overboord,
dan hebben we ons alleen eeuwen lang vergist. Dat is natuurlijk wel sneu en vervelend, maar toch, in
dat geval beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het mag op grond van mijn aanwezigheid
hier duidelijk zijn dat ik niet van de laatste optie uitga, maar zo’n manier van denken geeft wel ontspanning. Gemeenteopbouw hoeft niet de kerk te redden. Visitatoren hoeven dat evenmin. Er mag
iets zijn als ‘heilige onverschilligheid’ of ‘gelovige zorgeloosheid’ rond conflicten, krimp en aanverwante kwesties. Beide combinaties zijn niet heel gangbaar en daarom wil ik er iets meer over zeggen.
Ik kom tot beide paradoxale combinaties bij het lezen van het slot van het gesprek tussen de opgestane Christus en Petrus waarover Johannes schrijft in hoofdstuk 21 van zijn Evangelie. Onze aandacht gaat meestal uit naar het zogenaamde eerherstel van Petrus, maar daarna gaat het gesprek
tussen Jezus en Simon Petrus nog verder. Jezus spreekt over wat de weg van de navolging Simon
Petrus zal gaan kosten. ‘Toen je jong was, deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde,
maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar
je niet naar toe wilt.’ Het lijkt hier op het eerste gehoor te gaan om de ouderdom die met gebreken
komt, maar eigenlijk gaat het hier om iets anders. Bepaalde uitleggers staan vooral stil bij dat andei
Handelingen 5: 33-42
5
ren de handen van Petrus zullen grijpen. ‘Je zult je handen uitstrekken’ zegt de NBG-vertaling uit
1951. En in dat uitstrekken zien ze de opmaat voor de kruisiging van Petrus. Een onverwachte uitleg,
een schokkende voorspelling van de dood die Petrus zal sterven. Volgens de overlevering is hij inderdaad de kruisdood gestorven. Als voor Petrus deze woorden van Jezus te indringend en te confronterend lijken te worden, verlegt hij het gesprek naar het lot van de geliefde discipel en stelt hij de vraag
naar diens lot. Even een zij manoeuvre om zelf weer wat meer lucht te krijgen. Maar Jezus fluit hem
daarvan terug. ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’
(Joh. 21: 22) Jezus legt het accent ten volle op de weg die Petrus zèlf moet gaan. Hij hoeft niet om
zich heen te kijken. Je zou kunnen zeggen dat er op de weg van de navolging sprake moet zijn van
een zekere vorm van egocentrisme, van concentratie op jezelf: ‘volg jij mij’. Dat is voldoende, juist
ook voor de pastores, pastoraal werkers en andere leidinggevenden in een geloofsgemeenschap. En
dat geldt ook voor u als visitatoren. Nadrukkelijk word je als visitator gevraagd naar anderen te kijken, maar juist dan is het zaak aan zelfonderzoek te doen en het woord aan Petrus’ adres zelf ter
harte te nemen: ‘volg jij mij!’ Dat ontspant ook ergens. Eigenlijk is dat alles dat in de kerk van je
wordt gevraagd. Ik ben uiteindelijk niet verantwoordelijk voor de ander, ik heb genoeg aan mezelf en
de oproep aan mijn adres: ‘volg jij mij’. Het serieus nemen van de eigen navolging maakt ook dat u
zich kunt differentiëren, dat u verbonden bent met de mensen en de partijen in het conflict, zonder
dat u zich aan een van hen uitlevert.
Zelfdiffentiëring
Vermoedelijk kent u de term ‘zelfdifferentiatie’ vanuit het werk van de Joodse pastor en therapeut
Edwin Friedman.ii Zelfdifferentiatie is cruciaal bij visitatie in conflictsituaties, vooral omdat de strijdende partijen de behoefte hebben u in hun kamp te krijgen. En als dat niet lukt, dan kunnen ze u
van de weeromstuit gaan verfoeien. Het is dan lastig zelf in balans te blijven. Er zal bij u vaak ergens
ook meer sympathie voor de ene partij zijn dan voor de andere, al naar gelang uw eigen theologische
positie en uw beleving van de conflictpartners. Bovendien wilt u natuurlijk graag aardig gevonden
worden en een beetje scoren als visitator. Een dergelijke complexe kluwen kan de visitatie met name
in conflictsituaties heel gemakkelijk scheef trekken. Daarom hebben we heel bewust ook gevraagd
naar uw gevoelens bij de casus die vanmorgen centraal staat. U hebt dat stuk vermoedelijk wel met
droge ogen kunnen lezen, maar altijd is er een gevoel, is er beleving, sympathie, antipathie, distantie,
nabijheid etc. Het is altijd goed om als visitatoren onderling ook dit soort gevoelens te delen, want
hoe dan ook kleuren ze het eigen optreden. Als onze Bachelor-studenten aan de VU en de PthU in
hun tweede jaar een geloofsgemeenschap gaan onderzoeken die ze vaak helemaal niet kennen,
vraag ik altijd naar een nulmeting: wat is het gevoel – bovenbuik én onderbuik! – dat een gemeenschap in eerste instantie bij je oproept? Niemand stapt imers blanco een situatie binnen.Aan het
einde van de rit zetten ze dan een eindmeting naast die eerste nulmeting en dan zie je soms frappante verschillen.
Zelfdifferentiatie vanuit de navolging
Juist een situatie van conflicten vraagt om een hoge mate van zelfdifferentiëring. Op de vraag langs
welke weg voorgangers tot zelfdifferentiatie kunnen komen, geeft Friedman feitelijk niet echt antwoord. Ik zou hier over kunnen gaan tot (sociaal-)psychologische beschouwingen, want zelfdifferentiatie kent zeker componenten die gegrond zijn in de psychische volwassenheid en gezondheid van
de persoon in kwestie en die moeten we ook zeker serieus nemen.iii Maar ik meen dat in de gemeenii
Edwin Friedman, Van geslacht op geslacht. Gezinsprocessen in kerk en synagoge, Gorinchem 1999
iii
Zie hiervoor onder andere Gerard Groener, Ingewijd en toegewijd. Profiel en vorming van de parochiepastor,
Zoetermeer 2003, p. 286-290, Anke Bisschops, ‘Participerend leiderschap in de parochie van de toekomst:
(zelf)aansturing en de uitdaging van de autonomie’, in: Staf Hellemans e.a. (red.), Een kerk met toekomst? De
katholieke kerk in Nederland 1960-2020, Zoetermeer 2003, p. 61-83, en Gerard Zuidberg en Marieke Milder,
Opmerkzaam en daadkrachtig. Pastoraal en spiritueel leiderschap, Kampen 2004, p. 61-65
6
te van Christus ‘zelfdifferentiatie’ uiteindelijk rust in het gehoor geven aan die ene oproep van Jezus:
‘volg jij mij’. In het positieve antwoord op die oproep scharniert uiteindelijk de vruchtbaarheid van
uw werk. Ik ga in dit verband even naar Henri Nouwen toe die ooit het volgende schreef: “De enige
hoop voor de kerk in de toekomst is dat zij arm zal zijn en dat haar voorgangers zich zullen laten leiden.”iv Voor mij schuilt daar een diepe waarheid in. En voor het woord leider mag u ook het woord
‘visitator’ invullen. De geestelijk leider in de kerk is primair volgeling en de kwaliteit van leiderschap
in de kerk hangt ten diepste af van de kwaliteit van discipelschap.v
Diepgang in de visitatie
Peter Steinke, een zeer ervaren Amerikaanse mediator, maakt bij conflictsituaties een onderscheid
tussen technische en adaptieve problemen.vi Technische problemen zijn met enige inspanning, goede
procedures en expertise wel op te lossen. Het gaat er om dat je hetzelfde beter doet. De hoe vraag is
hier voldoende: hoe kunnen we het beter aanpakken? Dat geldt niet voor adaptieve problemen. Dat
zijn problemen die niet zomaar te verhelpen zijn met veranderingen van aanpak of van structuren en
processen. Het gaat hier om fundamentele waarden, overtuigingen en ervaringen.vii Er is altijd de
neiging problemen op te lossen via de ‘hoe’ vraag: hoe kunnen we het beter aanpakken? Dat geldt in
het bijzonder voor organisaties die te maken hebben met chronische angst. En onze kerken hebben
daar last van, vooral onder druk van de voortdurende krimp en marginalisering. Ontspannen Gamaliëls zijn niet rijk aanwezig in onze kerken! ‘Hoe’-oplossingen voor fundamentele problemen werken
meestal niet of hooguit voor een korte tijd. De kerk heeft anno 2013 heeft zeker tal van ‘hoe’ vragen
te beantwoorden, maar heeft misschien wel vooral te maken met wat Steinke noemt ‘adaptieve vragen’, vragen over het waarom en het waartoe van de gemeente. Juist hier heeft geestelijk leiderschap een plek. En dat geldt ook voor geestelijk visiteren. Ik ken uw werk niet, maar ben wel benieuwd of het u lukt naar de vragen achter de vragen te kijken en of het u lukt het onderwaterscherm van de gemeente scherp te krijgen. Toen ik nog werkte met WP 5.1 had je zo’n handig onderwaterscherm. Daarop kon je zien wat voor codes er allemaal in de tekst zaten en dat was erg
handig als het in je tekst een rommeltje was geworden. Zo heeft ook iedere gemeente een onderwaterscherm en de kunst van visitatie is mede om dat onderwaterscherm boven water te krijgen. De
eigenlijke conflicten gaan soms schuil achter de zichtbare conflicten die de directe aanleiding vormen
voor het contact met visitatoren. Pas na jaren worstelen met SoW in de gemeente waarin een collega
werkte, ontdekte hij bijvoorbeeld dat de strubbelingen rond SoW samenhingen met het conflict dat
er ooit was op de pc basisschool in het dorp. De gereformeerde voorzitter van het schoolbestuur had
aangedrongen op het ontslag van de slecht functionerende hervormde directeur en dat ontslag
kwam er uiteindelijk ook. Beide mannen hadden in hun gemeente een belangrijke plek en dus werd
het schoolconflict mee de kerk ingenomen. Pas toen hij van dit vroegere conflict hoorde, begon hij te
begrijpen dat ook deze factor meespeelde in het moeizame SoW-gebeuren.viii Juist onderwater speelt
zich vaak het eigenlijke gemeenteleven af. Soms treft de visitator hetzelfde lot als de Titanic: hij loopt
iv
Henri Nouwen, In de naam van Jezus, over pastoraat in de toekomst, Tielt 1989, p. 53
Vergelijk een uitspraak van Alan Hirsch: ‘The quality of the church’s leadership is directly proportional to the
quality of discipleship’, in: The Forgotten Ways. Reactivating the Missional Church, Grand Rapids 20087, p. 119
v
vi
Peter L. Steinke, Congregational Leadership in Anxious Times, Herndon 2006, p. 126 ev.
Vergelijk het onderscheid dat Jan Hendriks maakt tussen ‘hoe-’, ‘waarom-’ en ‘waartoe-’ problemen. Zie zijn
Terug naar de kern. Vernieuwing van de gemeente en de rol van de kerkeraad, Kampen 1995, p. 84 ev.
viii
Zie voor deze thematiek mijn boek Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie,
Zoetermeer 2009, hoofdstuk 3 en ook hoofdstuk 5
vii
7
stuk op een gemeente omdat hij geen idee heeft van alles wat er onder water zit aan emotionele
knopen en verbindingen en aan onuitgesproken culturen en patronen.
Geestelijk leiderschap
Geestelijk leiderschap zouden we kunnen omschrijven als het vermogen om als leerling van Jezus
Christus zo leiding te geven aan een geloofsgemeenschap dat deze kan groeien op de weg van de
navolging. Dat vraagt om een levend spiritueel leven, maar ook om een zekere doelgerichtheid. Maar
die is er lang niet altijd. Gerben Heitink signaleert in zijn boek Een kerk met karakter een bepaalde
‘planloosheid’ onder voorgangers. Ik citeer hem:
“Wanneer ik een predikant vraag: ‘Wat wil je de komende vier jaar met deze gemeente bereiken? Wat zijn je ambities?’, dan valt er als regel een stilte en volgt na enige tijd een wedervraag: ‘Waarom vraag je dit aan mij?’ In het gesprek dat volgt merk ik dat ik met deze
vraag de ander in verlegenheid heb gebracht.”ix
Heitink schrijft vervolgens dat veel predikanten niet planmatig werken, laat staan met doelstellingen
op langere termijn. Ze benaderen hun werk eerder cyclisch, van week tot week. Zijn observatie vind
ik belangrijk. Er zijn niet heel veel kerkelijke gemeenten en parochies met een helder en consequent
leerplan waarin bewust is nagedacht over wat men essentieel acht op de leerweg in het spoor van
Jezus Christus. Dat betekent dat het vormingsaanbod van gemeenten en parochies lang niet altijd
primair de vrucht is van een doordachte visie op wat nodig is om in deze tijd als christen te functioneren in de samenleving. Soms is het eerder het resultaat van een zekere toevalligheid of de voorkeur en interesses van de voorganger Er is vaak geen lange termijn focus in het vormings- en toerustingsaanbod in gemeenten en parochies. Dit heeft zeker ook te maken met de wisseling van voorgangers, maar het probleem gaat dieper. Uiteindelijk is het een identiteitskwestie.
U hebt als visitator natuurlijk niet direct greep op zulke ingrijpende kwesties. Maar u kunt wel goede
vragen stellen en voor mijn gevoel zijn de vragen als die van Heitink hier belangrijk. “Als je niks wilt,
kun je er heel goed terecht”, zei ooit een vrouw nadat ze de gemeente waar ze lang bij had gehoord,
vaarwel had gezegd. Dodelijker kun je het bijna niet zeggen. De vraag die zich bij de casus Bosrijk bij
me opdringt is deze: wat wil deze gemeente eigenlijk? Hebben de voorgangers daar een gedeeld idee
over of is het op dat punt ieder voor zich? En de kerkenraad? In de casusbeschrijving lees ik er weinig
over en ook op de fictieve site van de gemeente lees ik vrijwel niets inhoudelijks, in ieder geval geen
mission statement. Nu is zo’n statement uiteraard ook niet zaligmakend, maar een gedeeld besef van
roeping en richting is toch echt onmisbaar. Mensen geven zich echt niet meer aan organisaties die
van plan zijn nergens naar toe te gaan.
Hoe vruchtbaar is pluraliteit?
In de casus Bosrijk speelt de pluraliteit een belangrijke rol. U zult dat vaker tegenkomen en daarom is
het goed ook hier bij stil te staan.
Ik waardeer pluraliteit positief. Het houdt een gemeente of parochie levendig en het bewaart voor
eenzijdigheden en geestelijke inteelt. Ook theologisch gezien valt er wel iets voor te zeggen. Met
Paulus zeg ik dat we nu nog in een wazige spiegel kijken (I Corinthiers 13:12). Een mens kan het geheim van Gods betrokkenheid op onze menselijke werkelijkheid niet ten volle bevatten. Ook een
gemeenschap kan dat niet. We kennen slechts ‘ten dele’. Het is alsof de jonge kerk dat heeft aangevoeld toen ze tot de vaststelling van de lijst van geschriften wilde komen van wat we nu het Nieuwe
ix
Gerben Heitink, Een kerk met karakter. Tijd voor herorientatie, Kampen 2007, p. 348, 349.
8
Testament noemen. Ze heeft het aangedurfd om niet minder dan vier Evangeliën op te nemen in
haar canon. Ze had ook anders kunnen besluiten en omwille van de eenheid en de uniformiteit al
haar kaarten kunnen zetten op één Evangelie. Ze heeft echter anders gekozen en daarmee heeft ze al
in haar canon pluraliteit een legitieme plek gegeven. Die verscheidenheid zet ook de toon voor het
functioneren van de kerk. Koekoek één zang is een onmogelijkheid binnen de gemeente van Christus.
Een geloofsgemeenschap is geroepen een rommelige gemeenschap te zijn, waar ‘van alles’ door elkaar heen loopt.x Dat is zeker ook het geval in Bosrijk, waar die variëteit deel uitmaakt van het functioneren van de gemeente. Toch zie ik hier ook grenzen opdoemen.
Er kan een moment ontstaan waarop het zoeken naar wat verbindt en naar eenheid zoveel energie
vraagt dat het per saldo niet meer vruchtbaar is. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat door het zoeken
naar onderlinge consensus het functioneren van een gemeenschap structureel een binnenwaartse
gerichtheid krijgt. Men heeft in een dergelijke situatie heel veel tijd en energie nodig om elkaar
überhaupt te verstaan en het met elkaar uit te houden. Uiteraard is het in een geloofsgemeenschap
van tijd tot tijd nodig om elkaar te bevragen, maar zodra dit een vrijwel permanent proces wordt
waarin ook niet echt schot zit, is er reden om de vraag te stellen of het niet heilzamer is om in blijvende verbondenheid tot een scheiding der geesten te komen. Misschien ervaart u die vraag als
vloeken in de kerk, maar ik vind dat we die vraag toch serieus moeten stellen en blijven stellen. Die
vraag krijgt nog extra urgentie als het verlangen elkaar vast te houden er toe leidt dat er qua identiteit een compromis uitrolt dat voor niemand echt bevredigend is. Want de kans is dan groot dat er
een grijze muis wordt gebaard die niet of nauwelijks vruchtbaar en wervend kan zijn. De primaire
inzet ligt immers niet bij de missie naar buiten, maar bij het bewaren van de gemeenschap voor uiteenvallen. Een criterium voor het beoordelen van de opbouwwaarde van pluraliteit zou de volgende
vraag kunnen zijn: zuigt het verlangen om elkaar vast te houden alle energie naar binnen of zet het
juist een geloofsgemeenschap aan om zich op gastvrije en uitnodigende wijze op de omringende
samenleving te richten? Als dat laatste het geval is, kan een gemeenschap door te investeren in het
onderlinge gesprek, inderdaad versterkt naar buiten treden. Ik ben echter bang dat aan het onderlinge gesprek over pluraliteit vaak nauwelijks een missionair verlangen ten grondslag ligt. Voor zover ik
dat kan beoordelen, zie ik dat niet terug in de casus Bosrijk en deze gemeente staat daarin bepaald
ook niet alleen.
Ik wil zeker niet massief pleiten voor een scheiding der geesten, maar zou er wel ruimte voor willen
openhouden. Soms kost pluraliteit immers meer dan dat het oplevert. Daar waar dat het geval is en
er zodanige uiteenlopende geloofsbelevingen bestaan dat het echte gesprek stokt, is het wellicht
wijzer om te onderzoeken of het niet – omwille van de voortgang van het Evangelie in mensenlevens
en in de samenleving – beter is dat de wegen zich in zekere zin scheiden in een soort van believingapart-together constructie. Jan Hendriks sprak al lang geleden over de opbouwwaarde van een partijen-in-een-systeem modelxi en tegenwoordig spreken we over een mixed economy. Denkt u dan aan
de 30 kansrijke modellen voor de missionaire gemeente. Nummer 10 is de vierende gemeente met
een mixed economy.xii Ik maak op uit de casus Bosrijk dat sinds de fusie de spirituele speelruimte
kleiner lijkt te zijn geworden met alle gevolgen van dien. Zou deze gemeente gediend kunnen zijn
met een niet al te zuinige mixed economy?
Afsluiting
Een woord dat me al heel lang vergezelt, is een woord van de inmiddels overleden RK theoloog Rob
van Kessel. Hij schreef in zijn mooie boek Zes kruiken water dat de crisis van de kerk ten diepste een
x
Zie het mooie pleidooi voor ‘A Messy Church’ in Steve Chalke en Anthony Watkins, Intelligent Church. A
Journey towards Christ-centered Community, Grand Rapids 2007, p. 47-62
xi
Jan Hendriks, Een vitale en aantrekkelijke gemeente. Model en methode van gemeenteopbouw, Kampen
1990, p. 105 ev.
xii
Protestantse Kerk in Nederland, 30 kansrijke modellenvoor de missionaire gemeente, Utrecht 2009. Zie ook
René de Reuver, Anders verder. Missionair kerk-zijn in een dynamische samenleving, Amsterdam 2012. Hij bepleit deze zogenaamde mixed economy.
9
gebedscrisis is.xiii Hij wil dan ook zoeken naar een nieuwe geloofwaardige gebedscultuur. Dit woord
van hem is me misschien wel vooral bijgebleven omdat hij zelf ook deed wat hij schreef. In een conferentie over kerkopbouw stelde hij voor uitvoerig tijd voor gebed en verstilling te nemen. Dat waren
we in die kringen totaal niet gewend en misschien juist wel daarom maakte het op mij een diepe
indruk. Ik ken uw werk niet, ik ken ook uw aanpak niet, maar naast alle agogische en sociaalpsychologische kennis en kunde, zou de visitatie zeer gediend zijn met een spirituele verdiepingsslag die ons
bij de fundamenten van de gemeente brengt. In het uitvoerige verslag van de visitatie in Bosrijk lees
ik hier niets over. Dat wil zeker niet zeggen dat het niet de aandacht had, maar het verslag heeft het
dus niet gehaald. "Wanneer het gebed de adem van de kerk genoemd wordt, dan moet gezegd worden dat de kerk in groeiende ademnood verkeert", stond ooit in een rapport van gereformeerde
deputaten te lezen. Naar mijn overtuiging ligt juist ook hier een wezenlijke uitdaging voor de visitatie.
Kan ze gemeenten helpen weer op adem te komen? Kan ze gemeenten helpen weer te ervaren dat
er de Ruach van Godswege is? Ik wens u dat wel toe, want dat is de beste dienst die u gemeenten
kunt bewijzen. Een van mijn leermeesters aan de VU was professor Jaap Firet. De liefde die hij had
voor een woord van Paulus uit de brief aan de Filippenzen heeft hij mij weten over te dragen en ik
geef u dat graag door, vooral met het oog op uw werk als visitator, maar ook voor straks, als we ons
buigen over de casus Bosrijk. Ik geef u de tekst door vanuit de NBG-vertaling:
“En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waarop het aankomt.” (Fil. 1: 9,10a).
Laten we tot slot van deze inleiding stil worden bij deze woorden en bij die van Jezus aan het adres
van Petrus: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’
(…..)
Ik dank u voor uw aandacht.
Sake Stoppels
xiii
“De huidige kerkcrisis is bovenal een gebedscrisis. In kerkopbouw moet dus voor alles gestreefd worden naar
een nieuwe geloofwaardige gebedscultuur.” Rob van Kessel, Zes kruiken water. Enkele theologische bijdragen
voor kerkopbouw, Hilversum 1989, p. 57
10
Ik zoek…steun
De website van de kerk is uitgerust met een zoekmachine. Achter de woorden ‘Ik zoek’ kun je dan
invullen waarnaar je op zoek bent.
Een handig iets, zo’n zoekfunctie. Een paar weken geleden werd ik door iemand gebeld die vertelde:
ik zag dat staan en hoefde alleen maar in te vullen wat ik op dat moment echt zocht: steun. En zo
kwam ik bij jullie terecht.
‘Jullie’ is in dit geval de werkgroep predikanten voor buitengewone omstandigheden. Een pastoraal
werker zocht steun omdat hij in een nare situatie terecht was gekomen. Een situatie die hij niet goed
kon delen met anderen. Want de anderen die in zo’n geval de eerst aangewezen steunverleners zouden zijn waren nu net degenen met wie hij om allerlei redenen over dit probleem niet kón praten.
Dat komt voor. Helaas. Soms zijn er dingen waar je als predikant of kerkelijk werker niet goed met
anderen bij jou in de buurt kunt spreken. Ze staan dan net iets te dichtbij, het voelt veiliger om je
verhaal te delen met iemand die wat verder van je afstaat. Op de website staat het kort en bondig:
Pastor voor buitengewone omstandigheden
Een predikant kan soms behoefte hebben aan pastorale zorg die buiten de eigen gemeente wordt
gegeven: bij persoonlijke of relatieproblemen of bij een conflict met de gemeente, en zeker als dit
ook aan eigen geloofszekerheid raakt.
Daarom zijn er speciale pastores beschikbaar, die aan predikanten dit pastoraat in buitengewone
omstandigheden kunnen verlenen.
Wie graag een gesprek met een van hen zou willen hebben, kan contact opnemen de scriba van het
generale college voor de visitatie.
Ds. Ferry Buitink: [email protected]
11
ENKELE KNELPUNTEN IN DE PRAKTIJK VAN KERKELIJK WERKERS
Waarnemingen van een Pastoraal Supervisor.
Als tweedejaars emeritus predikant ben ik op sommige terreinen nog actief. Onder andere als Pastoraal Supervisor. Als zodanig begeleid ik (na een degelijke studie ) predikanten en kerkelijk werkers die
er behoefte aan hebben om gedurende een periode hun functioneren onder een vergrootglas te
leggen en er naar te kijken aan de hand van hun eigen praktijkervaringen. “Learning by doing”, heet
deze methode.
De laatste jaren werk ik veel met kerkelijk werkers. En naast alle vreugde die hun bediening in de
kerk hen geeft, merk ik ook, dat zij lijden onder spanningen van diverse aard.
Eén van die spanningsvelden heeft te maken met de vaak grote onduidelijkheid in de taakverdeling
tussen de predikant en de kerkelijk werker. Hierbij kunnen ook zaken meespelen die te maken hebben met de verschillende bevoegdheden van de één en van de ander.
Een ander spanningsveld is nogal eens gelegen in de verhouding tussen predikant en kerkelijk werker
zelf; deze is niet zelden gekleurd door onderlinge gevoelens van concurrentie.
En het komt voor, dat beide spanningsvelden door elkaar heen gaan lopen, wat met name het geval
is, als de predikant een kortere of langere periode afwezig is geweest. Bijvoorbeeld door ziekte, studieverlof, zwangerschapsverlof, maar ook wel eens door tijdelijke schorsing van de predikant ten
gevolge van een conflict met de kerkenraad (gemeente). Of er is “gewoon” een predikantsvacature.
Het is dan de taak van de supervisor om samen met de kerkelijk werker deze spanningsvelden in
kaart te brengen en te onderzoeken wat de kerkelijk werker in kwestie zelf “in huis” heeft om aan
dergelijke omstandigheden het hoofd te kunnen bieden. Soms is de verheldering van de problematiek al een goede stap in die richting. Meestal echter, is het nodig om samen geduldig verder te zoeken naar mogelijkheden om de spanningen te verminderen. Daarbij kan het functioneren van de
kerkelijk werker aan de orde komen. Zou bv. een andere manier van kijken naar, en omgaan met die
spanningen, deze bijvoorbeeld om kunnen zetten in iets dat energie gééft, in plaats van opslorpt ?
Duidelijke taakomschrijving, goede communicatie.
De reden dat ik – als de oud-visitator die ik ook ben – deze ruimte hier benut, is, omdat het mij zorgelijk stemt, dat kerkenraden vaak geen goed zicht hebben op de taak die zij hebben, om ervoor te
zorgen dat zowel hun kerkelijk werker als hun predikant zinvol kan werken in de gemeente.
Zo is het onontbeerlijk, dat, vanaf het begin van iemands aanstelling dan wel verbintenis, duidelijk is,
wie welke taken onder haar/zijn beheer zal hebben. En in het geval van de kerkelijk werker is het ook
noodzakelijk dat helder is wat haar/zijn bevoegdheden in deze gemeente zullen zijn. De vraag of de
persoon in kwestie hier mee akkoord gaat, is voor een deel bepalend voor de verdere verhouding
tussen kerkenraad, predikant en kerkelijk werker.
Hier moet wel de aantekening bij gemaakt worden dat de PKN het – ondanks de goede bedoelingen
om enerzijds kerkelijk werkers nu deel uit te laten maken van de kerkenraad, maar anderzijds niet
iedere kerkelijk werker met de zelfde opleiding ook de zelfde bevoegdheden te geven – de professi12
onals in de kerk wel moeilijker heeft gemaakt om te begrijpen waarom de éne kerkelijk werker wel
mag wat een andere niet mag. Zoals dopen, Heilig Avondmaal vieren, verbintenissen (in)zegenen.
Als de taakomschrijving in de eigen situatie van de gemeente duidelijk is, zal ook makkelijker duidelijk
kunnen worden wat een kerkelijk werker tijdelijk eventueel extra gaat doen wanneer de predikant
uitvalt, en tegen welke voorwaarden. Uiteraard moet hier over en weer ook duidelijk over gecommuniceerd worden en wel bij voortduring.
In mijn supervisiepraktijk zie ik veel verdriet omdat deze dingen juist niet duidelijk zijn geregeld,
waardoor in voorkomende gevallen de kerkelijk werker het gevoel heeft dat er met haar/hem naar
believen geschoven wordt, en dat bij terugkomst van de predikant er vaak geen moment is waarop:
1) de oude taakverdeling weer wordt hersteld en 2) er aan de kerkelijk werker waardering wordt
uitgesproken voor het hebben helpen overbruggen van de achterliggende periode. En juist deze
zorgvuldigheid in de communicatie is zo belangrijk, om anderzijds ook de predikant weer de eigen
plaats opnieuw in te kunnen laten nemen. Die is immers verzwakt door de tijdelijke afwezigheid, en
ook dat moet niet onderschat worden. Als voorbeeld noem ik de voorzichtig van een burn-out terugkerende predikant, die zich nu moet gaan verhouden tot een wellicht van levenslust bruisende kerkelijk werker... waarbij die laatste zich dan ook nog eens “teruggezet” kan voelen van de wat meer
“dominale” plek die even ingenomen werd, en die vaak naar “meer” smaakte. Dat kan angst veroorzaken bij de predikant en dan is er kans dat de beide professionals in een al dan niet onderhuidse en
bewuste concurrentieslag terecht komen. Met alle gevolgen van dien.
Aanbevelingen.
Ik zou enerzijds de visitatoren willen vragen om tijdens de kerkvisitaties aandacht te vragen voor dit
type problemen van onze kerkelijk werkers.
Anderzijds zou ik kerkenraden op willen roepen om de communicatie tussen kerkenraad, predikant
en kerkelijk werker heel serieus te nemen. Ook in zaken als: betrokkenheid al dan niet van de kerkelijk werker bij bv. bijzondere diensten die ook raken aan haar/zijn werkveld. Er wordt vaak over gezwegen gezwegen door de personen in kwestie, omdat men van mening is dat dit soort inspanningen
toch al te aardse zaken zijn om zelfs maar aan de orde te stellen. Maar juist omdat de kerk niet “van”
de wereld is, is het zaak om haar “in” de wereld te helpen functioneren met duidelijke communicatielijnen tussen alle betrokkenen. Tijdens supervisiesessies wordt al gauw duidelijk dat het “aardse”
het “hemelse” hier niet bij in de weg hoeft te zitten, maar lang niet alle kerkelijk werkers en predikanten volgen zo'n traject. En daarom heb ik u enkele van mijn observaties willen geven in deze
rondzendbrief.
ds. Margriet Eekels, Noordwolde.
Emeritus predikant en Pastoraal Supervisor.
13
Met Bonhoeffer op visitatie
In een intervisiegroep van interim-predikanten werd ik, ondanks mijn gebrek aan ervaring met visitatie, aangemoedigd om de theologische reflectie van de intervisiegroep op ons werk met u te delen.
We hopen dat deze voor uw werk nuttig kan zijn. De aanleiding voor ons theologisch denkwerk was
de ervaring dat wij als interim-predikanten gauw als managers worden gezien. En ook voor de visitatoren onder ons geldt dat gauw een beroep wordt gedaan op hun organisatorisch en sociaalpsychologisch inzicht. Maar hoe zit het dan met ons theoloog-zijn? Als theologen dienen wij op basis van
traditie en theorievorming na te denken over het karakter en het perspectief van ons handelen en
adviseren in een kerkelijke gemeente.
Dat interim-predikanten tegelijkertijd organisatiedeskundigen moeten zijn wordt versterkt door de
ervaring dat anderen in ons werk, met name kerkrentmeesters, een managementstijl hanteren, met
bijpassend idioom. Beslissingen over de toekomst van een plaatselijke geloofsgemeenschap worden
vaak niet genomen op basis van een uitgewerkte visie. Onder krimp- en tijdsdruk is een pakketje
statistieken en doorwrocht cijferwerk leidend. Het laatste geeft mensen het idee concreet en reëel
bezig te zijn, een noodzakelijke vereenvoudiging ter wille van de instandhouding van de kerkelijke
gemeente ter plaatse. Een dergelijke cijfermatige insteek wordt vaak begeleid door een visie/missietekst waarin het zoeken naar nieuwe doelgroepen, competentieprofielen en inzet van mediale en digitale technieken worden beschreven in managementtaal. Er wordt gemikt op ‘groei’, eerder in kwantitatieve dan in kwalitatieve zin.
Zover het schetsmatige beeld zoals het ons voor ogen stond. We besloten om bij Bonhoeffer te rade
te gaan. We lazen Gemeenschappelijk leven (GL). Het is niet te dik en mooi compact geschreven.
Een eerste lezing van GL bracht ons in velden van tegenovergestelde gevoelens. Of: deze tekst is hopeloos verouderd, of: deze tekst is brandend actueel.
Bonhoeffer zet hoog christologisch in. Wat moeten wij in een tijd van marktonderzoek, individuele en
identiteitsbepaalde keuzekerk, vraag en aanbod, naar leefmilieu uitgeselecteerde doelgroepen met
zo’n theologisch concept, hoe waardevol ook? Of is deze christologische beeldvorming juist onder
deze conjuncturele omstandigheden broodnodig om onze fantasie te voeden voor een kerk die haar
naam ‘christelijke geloofsgemeenschap’ ook verdient? Vinden wij hier een geloofstaal die de onze
voedt om daarmee in analyse en advies te kunnen benoemen waar het wezenlijk om gaat?
Maatschappelijke ontwikkelingen
Bonhoeffer plaatst de gemeente van Christus van meet af aan in de spanningsvelden van het leven.
Hij is wars van een eigen ruimte, een eiland dat zich voor de rest van de wereld en de eigen menselijke werkelijkheid heeft afgesloten. De kerk leeft in velden van tegenstand, vijandschap zelfs. We
schrijven het jaar 1938 waar een overheid de totale macht claimt over alle terreinen van het maatschappelijk leven. De kerk is verdeeld in meelopers en mensen in lijdelijk verzet.
Wij schrijven het jaar 2014 waar een overheid het kerkelijk leven met zijn hele religieuze halo terugdringt op het terrein van het private. In de publieke ruimte hebben kerken nagenoeg niets meer te
vertellen. In kerken is dit veelal geïnternaliseerd. De tradities zijn geërodeerd en zoiets als historisch
bewustzijn is vrijwel verdampt terwijl wij het van verhalen moeten hebben van twee- tot vierduizend
jaar geleden. In het wetenschappelijke discours is de natuurwetenschap de toonaangevende interpretatie van de werkelijkheid en over het lot van miljoenen mensen wordt beslist op basis van economische formules.
De secularisatie schrijdt voort en neemt jegens religieuze en kerkelijke uitingen een hautaine, afwerende en soms openlijk vijandige houding aan. Als kerkelijk adviseurs zijn wij ons van deze tendensen
bewust. Hebben we hier nog iets tegen in te brengen? Meer dan genoeg, zegt Bonhoeffer. Het gegeven van een zichtbare christelijke gemeenschap is al een werkelijkheid die van de reëel scheppende
genade van God getuigt. Onder zichtbaar verstaat Bonhoeffer de naaste medezuster en medebroeder die je aanziet, waar je mee zingt en bidt, leest en luistert, denkt en doet.
14
Christus in de ander
Als interimmers of visitatoren voelen en ervaren wij de spanningsvelden maar al te goed binnen een
plaatselijke gemeente of een ander kerkelijk verband. Wij worden geconfronteerd met veel onvermogen en mensen die dom en destructief bezig zijn. Een heldere analyse van alle factoren die een
puinhoop hebben veroorzaakt, is niet altijd troostend. De krachten zijn niet toereikend, te divers, te
zeer in zichzelf opgesloten, zelfgenoegzaam, concurrerend, splijtend en dat meestal met de beste
bedoelingen – om wanhopig van te worden. Hier iets aan te doen kost bakken met energie. Waarvoor? Bonhoeffer houdt ons het perspectief van Christus voor: deze lieden zijn je medechristenen.
Niet wat jij met hen hebt of niet hebt, niet of ze wel of niet hoog zijn opgeleid, bij je bloedgroep horen, je geloofsopvatting delen of juichen bij je geniaal advies. De hardnekkigheid van deze realiteit
confronteert ons met onze eigen beelden en onze gemakzucht die tegenwerking liever afweert. In
een christelijke gemeenschap is het beeld van Christus maatgevend voor de beeldvorming van mijn
medebestuurder. In Christus hebben wij de ander juist nodig als correctief van onze eigen blinde
vlekken en ijdele ideeën. We hebben de ander nodig als representant van een omvormend Woord
van God, dat van ‘buiten’ (extra nos) op ons afkomt en op ons inwerkt. Wij kunnen ons dit omvormende woord niet zelf geven. Wij zijn immers in onszelf ambivalent. Een zelf gegeven woord is altijd
twijfelachtig. Dit woord van buiten onszelf verhoogt de prikkel tot introspectie.
De internalisering van dit Christus-beeld voedt een empathische luisterhouding die de grenzen van
sympathie of antipathie doorbreekt en overschrijdt.
Geestgemeenschap
Zo kom ik bij het opvallende onderscheid tussen een psychische en een pneumatische gemeenschap.
Dit onderscheid is helpend om een vrome ‘ik’-gemeenschap te onderscheiden van de Christusgemeenschap met de ander. Hier ligt een diepe theologische basis voor Bonhoeffers formule ‘kerk voor
anderen’ of ‘zijn waar Christus is, in zijn lijden’ (en opstaan). Dit bevrijdt van alle ik-dwang, van alle
zelfrechtvaardiging of zelfbehoud en leidt naar bronnen van spontane vreugde. Het gaat Bonhoeffer
niet om het klein maken van onszelf, maar om boven de categorieën van klein of groot, sterk of zwak
uit te komen naar een elkaar versterkende gemeenschap. Dit laatste noemt hij een pneumatische
gemeenschap en het eerste een psychische gemeenschap.
In de psychische gemeenschap wil men zich in de ander herkennen. Op de ander worden de eigen
wensbeelden, denkbeelden en dromen geprojecteerd. Het projectiescherm wordt tegenwoordig
met ‘identiteit’ benoemd in meer behoudende kringen en in meer vrijzinnige kringen met ‘droom’.
Tijdschriften, predikantendagen en kerkenraadsweekeinden gaan over ‘identiteit’ of ‘droom’. Het
komt ergens op hetzelfde neer. Het is een concept van zelfherkenning in een wereld die zo divers is
geworden, dat je hard moet roepen om nog gehoord te worden. Het is een concept van zelfbespiegeling in een wereld met zo veel prachtige beelden, dat je het droombeeld van je eigen gemeenschap
niet fel en origineel genoeg kunt inkleuren. Met Bonhoeffer is hier enige kritische distantie en bezinning raadzaam.
In wezen passen wij ons aan deze wereld met haar waan aan. Van dat Christusbeeld blijft dan weinig
meer over dat zich in mijn naaste krakkemikkige broeder of zuster als in mezelf weerspiegelt. Met
onze ‘identiteit’ grenzen we ons van die ander af. Met onze ‘droom’ nemen we de ander de maat.
Niet de jou sympathieke gelijkgezinde maakt uit of je christelijke gemeente bent –wél Christus zoals
hij je in de ander tegemoet treedt.
Ten slotte
Is deze concentratie op Christus wel realistisch? Kunnen wij bij de fenomenale verstrooiing die ons
alledaags leven kenmerkt überhaupt de concentratie opbrengen voor de dagelijkse ‘inoefening’
15
(Kierkegaard) in het christelijk geloof en leven? Hoe zit het met zijn verplichtend karakter in een cultuur van vrijblijvendheid met een aanbod van hier tot ginder? Kunnen hedendaagse mediale technieken geen bondgenoten zijn voor een vitale en attractieve kerk die Christus niet verloochent of zit
daar toch het ‘psychische’ onder om gezien te zijn, massa te maken? Wat is – gezien deze situatie –
onze positie als interimmer en visitator in het rollenspel van theoloog en manager, geestelijk leider
en bedrijfsadviseur?
Wij hebben hier geen pasklare antwoorden op. Wel ervoeren we deze basale overwegingen van
Bonhoeffer als een soort matrix die ons helpt om onze houding en waarnemende gevoeligheid in het
veld aansluiting te laten vinden bij Christus zelf. Deze Christus-structuur of Christus-kwaliteit ervaren
wij als een soort heilzaam antidotum tegen een te sterk op kwantitatieve groei aangelegde vormgeving van ons kerkelijk leven in analogie met het bedrijfsleven en de politiek.
Vanuit Christus is de focus gericht op medemenselijkheid, geloof, hoop en liefde in kerk én wereld –
om niet. De methoden die best uit het bedrijfsleven en het management mogen komen, zullen de
Christus praesens moeten dienen en niet de zelfvergroting van een vrome organisatie. Dit ontdekken, doordenken, met elkaar delen en helpen vormgeven, blijft goed en veelbelovend werk.
Dr. Rainer Wahl
(gemeentepredikant te Ermelo en interim-predikant in de PKN)
16
Roeping is persoonlijk én communaal
De kerkorde
Artikel 1 van Ordinantie 3 in de Kerkorde De roeping tot het ambt
1. De roeping tot het ambt in de gemeente geschiedt van Christuswege door de gemeente bij monde
van de kerkenraad.
2. De ambtsdragers worden geroepen op grond van een onder leiding van de kerkenraad gehouden
verkiezing door de stemgerechtigde leden van de gemeente, dan wel, indien de orde van de kerk dit
aangeeft, op grond van verkiezing door de kerkenraad.
3. Met het oog op de verkiezing herinnert de kerkenraad de gemeente aan de plaats en het werk van
het ambt in de gemeente van de Heer.
Reflectie
Roeping is ten diepste een geraakt zijn. We spreken wel van een vocatio interna. Een stem in je, of
“buiten” je, spreekt je toe.
Wie de Bijbel leest komt steeds hetzelfde schema tegen. Een schema dat loopt van de roeping van
Mozes tot en met de roeping van de leerlingen van Jezus en de apostel Paulus. Wie heel principieel
leest komt zelfs al bij Adam uit: Mens, waar ben je? (Genesis 3:9), maar ook bij Jezus!
Er komt in alle gevallen een stem op mensen af. Of het nu in de natuur is, in het brandende braambos ( Exodus 3) of tijdens het werk met de schapen (Amos 1) of tijdens het vissen(Matth.4) of op de
verkeerde weg van de vervolging (Handelingen 9:5), telkens is er een stem die een mens overvalt.
Ook de roeping van Jezus in de woestijn is in dit licht te zien. Steeds blijkt dat de aangesproken mens
er min of meer niet op berekend is.Een stem klinkt in het gebeuren van het bestaan. Dat was toen zo
en dat is nú nog zo! Het is een onvervreemdbare ervaring. Die ervaring leidt tot een “ja, ik wil” of tot
de vraag: “moet U mij hebben?”
Roeping wordt daarmee onvervreemdbaar persoonlijk. Hier sta ik, ik kan niet meer anders. Sterker
soms: ik mág niet anders of ik wil ook niet anders. Dat wordt de voedingsbodem voor een persoonlijk
ambtsbesef, voor geroepen te zijn tot een hogere taak dan alleen de zorgen om het dagelijks bestaan.
Dat roeping in het verleden meestal in de kerkelijke context plaatsvond, is geen argument om het in
onze tijd te betwisten als mensen zeggen zich geroepen te voelen buiten de kerkelijke context om. Al
is dat nog altijd niet erg waarschijnlijk. Roeping blijft, hoe en waar dan ook, allereerst persoonlijk.
Wanneer mensen door vorming en reflectie nadenken over hun besef geroepen te zijn, komt als vanzelf de gemeenschap in beeld van de anderen die dat ook zo ervaren hebben en die vergelijkbare
(Bijbelse) taal gebruiken om daar uitdrukking aan te geven. We spreken dan wel van vocatio externa:
anderen herkennen jou en
jij herkent anderen in een gelijk aandoende (geloof) ervaring. Het kan bv. zijn door de gedeelde inzet
voor vrede en gerechtigheid, het kan zijn door het samen opgebeurd worden in het vieren van de
liturgie. Roeping wekt herkenning.
17
De gemeente ter plaatse
Een nadere stap is het als de vocatio externa zich uitdrukt in een appѐl van de Kerk in de gestalte van
de locale gemeente (Ordinantie 3) Men is dan dikwijls al toegetreden door de doop en het samen
vieren van het Heilig Avondmaal en het (samen) horen van de prediking. Daar broeit en groeit een
ambtsbesef: te midden van de gemeenschap der gelovigen. Ordinantie 3 van de kerkorde krijgt op
dat moment geldigheid. Wat eerst nog als een persoonlijke roeping van Christuswege gold, wordt nu
ook vertaald en herkend in de roep van de gemeente. Het wordt daarmee een geordende roep. Dat
leidt tot een nieuwe bezinning en tot de erkenning: Ja, dit komt óók voort uit mijn roeping. Mozes en
Aaron voelden dat zo, de leerlingen van Jezus en Paulus voelden dat ook zo. Roeping leidt, gaandeweg, tot het dragen van verantwoordelijkheid in de gemeenschap die roept en van daaruit komt de
verantwoordelijkheid in de wereld in beeld. Getuige te zijn in je roeping. Op dat moment is roeping
niet meer iets waaraan je geheel op eigen wijze vorm aan kunt geven, zonder verantwoording af te
leggen aan de gemeenschap waarbinnen je je ook geroepen voelt én geroepen bent. Denk aan de
drie ambtsvragen bij de bevestiging. Zo ontvouwt zich in de persoonlijke sfeer een ambts- en kerkbesef met een oecumenisch dimensie.
Naast het zeer personale, blijkt dus ook het communale van je eigen kerkelijke gemeente tot de roeping te behoren. Maar ook de herkenning van het communale in de roeping die binnen andere tradities heeft plaats gevonden.
Een lichaam, één Heer, één doop, éen Geest.(vgl. Efeze 4:1- 7!) Het spreekt je aan en het spreekt je
toe.
De visitatie en haar taak
Als er conflicten zijn, waarmee de visitatie nogal eens van doen heeft, kan het niet anders dan dat
het persoonlijke en het communale op gespannen voet zijn komen te staan. In onoplosbare situaties
kan dit leiden tot: hier scheiden onze wegen. Persoon(ambtsdrager) en gemeenschap (commune)
gaan uiteen. Het doet niets af aan het persoonlijk geroepen zijn! Het kan en mag niet leiden tot de
verkettering van de anderen. Zij zijn en blijven immers óók geroepen.
Als men (de conflictanten) daar anders over denkt, zou dat een teruggrijpen zijn achter het moment
waarop men zelf “ja” gezegd heeft. Namelijk van Christuswege door deze gemeente tot het ambt
geroepen te zijn. Het ambt dat uiteindelijk de gestalte van de verzoening in zich draagt. Het is van
Christuswege!
Het grote gevaar dat ons type kerk bedreigt, is dat het roepingsbesef wordt gereduceerd tot het personale en het communale er maar als een toevoegsel bij komt te hangen. Onze tijd van over- individualisering maakt het niet eenvoudig om kerk te zijn in de communale betekenis. De visitatie is gehouden zich hier tegen te weer te stellen. Conflicten zijn menselijke gedragspatronen, over de roeping door Christus zegt het (meestal) nog niets. Zelden gaan conflicten immers over de belijdenis!
Daarom moet de visitatie het tot haar taak blijven rekenen appѐl te blijven doen op de roeping en in
de Geest van Christus de ander in zijn waarde te laten.
18
Dit moge in een sterk juridiserende samenleving een “weke” benadering lijken, dat is het niet. Het is
de weg van de nederigheid en de waardigheid, waardoor het in de Kerk toch anders blijkt te kunnen
dan de onmiddellijke gang naar de rijdende rechter te maken. Een ander oordeelt ons, als het dan
tóch over rechtspreken moet gaan.
Ds.René van den Beld (lid GCV) in samenspraak met ds. Bram Sneep (lid RCV Noord Holland),
Augustus 2014.
19
Korte samenvatting van het eindverslag van de visitatie van krijgsmachtpredikanten 2012-2013.
Het Generaal College voor de Visitatie (GCV) rekent het tot zijn taak om die predikanten die normaliter niet door een Regionaal College voor de Visitatie bezocht worden, te visiteren.
In dat kader werden in de afgelopen anderhalf jaar alle 35 op dat moment in dienst zijnde krijgsmachtpredikanten (31 mannen en 4 vrouwen) die predikant in algemene dienst van de Protestantse
Kerk in Nederland zijn, bezocht.
De gesprekken werden zonder uitzondering zeer gewaardeerd.
Het bleek tot de uitzonderingen te behoren wanneer een krijgsmachtpredikant al eens eerder in
zijn/haar functie vanwege de kerk is gevisiteerd. Enkelen waren al tientallen jaren krijgsmachtpredikant ,maar nog nooit als zodanig gevisiteerd.
De reden waarom men gekozen heeft voor het krijgsmachtpastoraat lijkt bijna altijd te liggen in het
willen werken in een functie op het snijpunt van kerk en maatschappij en met mensen die aan de
rand of over de rand van de kerk verkeren.. Die verwachting wordt in de praktijk ook waargemaakt.
De predikanten die wij ontmoetten doen met vreugde en enthousiasme hun werk.
De jongeren die momenteel de krijgsmacht binnenstromen zijn slechts bij uitzondering kerkelijk.
Dat vraagt inventiviteit en inlevingsvermogen in hun situatie. ”Je hebt een brede geloofs- en levensopvatting nodig voor dit werk”, noemde één van hen het.
De doorsnee militair zit niet te wachten op de krijgsmachtpredikant. Je moet er zelf op uit om contacten te leggen.
Het werk van een krijgsmachtpredikant valt globaal te onderscheiden in drie componenten : pastoraat/begeleiding, vormingswerk/groepswerk en gedenken/herdenken.
De krijgsmacht is tegenwoordig een instituut met beroepsmensen die elders wonen en daar hun
privé-situatie beleven. Dat betekent dat er doorgaans in het weekend geen kerkdiensten/vieringen
zijn.
De mogelijkheden voor een liturgisch moment zijn wel aanwezig bij oefeningen, bij uitzendingen op
vredesmissies, bij herdenkingsdiensten, en bij vlootpredikanten : aan boord. Het is de kunst om mensen die aan de rand van de kerk of geheel onkerkelijk zijn daarbij te betrekken. Wij kregen verschillende inventieve voorbeelden op dat terrein onder ogen.
Praktisch iedere krijgsmachtpredikant is inmiddels één of meerdere malen mee geweest met een
vredesuitzending. Gebeurtenissen die diepe indrukken hebben achtergelaten. De naam vredesuitzendingen dekt vaak de lading niet. Het is er dan gewoon oorlog.
Meegaan op een uitzending vergt veel van je als pastor. Maar het trekt wel een zware wissel op het
thuisfront. Dat geldt zowel voor de militairen als voor de g. v. –ers.
Verschillende predikanten hebben in die situatie de aandacht vanuit de kerkelijke thuissituatie als
weldadig ervaren. Anderen hadden wel wat meer aandacht van het kerkelijk thuisfront verwacht.
De uitzendingen confronteren je met grote ethische vragen : je mag als mens niet over het leven van
een ander mens beschikken. Dat is een kwaad, en het is goed om juist met die gedachte in militaire
dienst te gaan. Ook de militaire leiding dient zich bewust te zijn van dat (noodzakelijke) kwaad.
20
Verschillende predikanten waren en zijn betrokken bij de zorg voor veteranen. Enkelen zijn er zelfs
heel sterk bij betrokken.
Krijgsmachtpredikanten zijn ook normaal lid van een kerkelijke gemeente en leven daarin doorgaans
mee. Een enkeling is in de loop der jaren wat vervreemd van de kerk als organisatie.
Enkele predikanten participeren in het werk van de werkgemeenschap of de classis, waar zij toe behoren. Voor de meeste predikanten is dat geen haalbare kaart; als je je werk al op grote afstand van
je woonplaats hebt, zoals dat dikwijls het geval is, is dat niet doenlijk. Enkele predikanten zijn plaatselijk actief bijv. door mee te doen aan Vorming en Toerusting.
Opvallend is dat bijna alle door ons gesproken krijgsmachtpredikanten aangeven voornemens te zijn
dit werk te blijven doen tot hun functioneel leeftijdsontslag. Het geeft aan hoeveel voldoening zij
vinden in dit werk.
Enkelen overwegen om na hun functioneel leeftijdsontslag een kleine gemeente (in deeltijd) te gaan
dienen.
21
Begeleiders bij visitatie
De laatste tijd komt regelmatig de vraag aan de orde of personen die zijn opgeroepen door een visitatiecommissie zich door iemand mogen laten bijstaan. De kerkorde spreekt daar niet expliciet over,
behalve bij de hoofdstukken over de kerkelijke rechtspraak.
Van den Heuvel schrijft hierover in de toelichting op de kerkorde (bl. 249) :
De vraag is gesteld of het aan personen die opgeroepen zijn door een visitatiecommissie vrijstaat om
iemand als begeleider bij het gesprek met de visitatoren mee te nemen. Dit hangt af van de omstandigheden: in beginsel heeft de visitatie een pastorale context met gesprekken zonder inmenging van
anderen, maar afhankelijk van het oordeel van de visitatoren kan het gaan om een persoon of onderwerp waarbij een begeleider welkom is.
Het hangt dus in beginsel van de visitatoren af hoeveel ruimte zij willen geven aan de aanwezigheid
van een begeleider. Daarbij moeten visitatoren hun weg vinden: het gesprek moet blijven gaan tussen de visitatoren en degene die door de visitatiecommissie is opgeroepen en aan de andere kant
bestaat het gevaar dat de opgeroepene zich geïsoleerd en daardoor zelfs bedreigd gaat voelen. Met
name in een situatie waarin het zou kunnen gaan om losmaking of ontheffing uit het ambt is het heel
goed denkbaar dat de betrokken predikant zich wil laten bijstaan.
In de kerkelijke rechtspraak is dat geregeld: een predikant kan zich laten bijstaan door een raadsman
of –vrouw. Belangrijk is het woord bijstaan. De raadsman of –vrouw is geen vertegenwoordiger van
de predikant en kan dus alleen het woord krijgen wanneer de predikant zelf aanwezig is.
Het is goed om deze lijn door te trekken bij de visitatie. Het gesprek wordt gevoerd met de betrokkene en niet met de ‘begeleider’. Dat moet vanaf het begin helder zijn. Natuurlijk kan de begeleider in
het gesprek betrokken worden, maar hij is niet de belangrijkste gesprekspartner.
Het is begrijpelijk dat visitatoren beducht zijn voor een juridisering van het visitatie-proces, maar er is
geen enkele reden om al te krampachtig de aanwezigheid van een begeleider tegen te gaan.
22
Conflict tussen kerkenraad en kerkmusicus
De kerkorde van onze kerk bevat één, vrij kort, artikel over de kerkmusicus. Het begint met:
Aan de gemeentezang en de verdere muzikale vorming van de eredienst wordt leiding gegeven door
een kerkmusicus. De kerkmusicus kan in een bediening worden gesteld.
Dit artikel (5-6) wordt gevolgd door twee bepalingen die gaan over de benoeming en de arbeidsovereenkomst. Meer gedetailleerde bepalingen vinden we in de generale regeling kerkmusici. Daar wordt
gesproken over de bevoegdheidsverklaring, het functieniveau, de salariëring en al datgene wat betrekking heeft op de zakelijk/inhoudelijke kant van het werk van de professionele organist, cantororganist of cantor. Als de kerkenraden c.q. colleges van kerkrentmeesters deze bepalingen volgen is
er niet veel kans dat er iets mis gaat.
Als het wél mis gaat blijkt het in de praktijk te gaan om problemen rond het begrip ‘leiding geven’ dat
in de kerkorde staat.
Wat betekent leiding geven in het geval van de kerkmusicus precies? Betekent het bijvoorbeeld de
kerkmusicus bepaalt wat er wel of niet gezongen wordt in de kerkdienst? Of, anders gezegd, waar ligt
de grens tussen de verantwoordelijkheid van de predikant en die van de kerkmusicus?
In het algemeen geldt in elk geval dat de kerkenraad verantwoordelijk is voor de eredienst en voor
alles wat daarin gebeurt. En dat daarin een eigen verantwoordelijk bestaat voor de predikant (de
bediening van Woord en Sacrament) en de kerkmusicus voor de kerkmuziek is vastgelegd in de kerkorde: ord. 5-1
Wanneer een kerkenraad een kerkmusicus aanstelt is het zaak die benoeming dan ook serieus te
nemen. Alleen al door de feitelijke benoeming maakt de kerkenraad duidelijk dat de kerkmuziek een
zaak is die het waard is toevertrouwd te worden aan iemand die daar in het bijzonder voor is opgeleid. Er zal dan ook steeds goed overleg tussen predikant en kerkmusicus dienen te zijn. Van den
Heuvel merkt terecht op dat bij de concrete uitwerking van deze regel onderling respect het uitgangspunt dient te zijn. De predikant en kerkmusicus respecteren elkaar en datzelfde respect mag
gevraagd worden van degenen die leiding geven aan de kindernevendienst.
De kerkenraad dient er toezicht op te houden dat zowel de voorganger als de kerkmusicus rekening
houden met het muzikale karakter van de gemeente. Een gemeente kan kiezen voor een duidelijk
liturgisch/muzikaal profiel. Dat profiel kan deel uitmaken van een groter beleidsplan en het is dan
zaak dat alle betrokkenen met dat profiel ernstig rekening houden.
Onderling respect is niet af te dwingen. Wanneer predikant en kerkmusicus met elkaar in conflict
komen zal doorgaans de kerkmuzikale opvatting niet het ene en alles bepalende geschilpunt zijn,
vaak zal het blijken te gaan om botsende karakters of heel kleinmenselijk baasje spelen. Op de wijsheid van kerkenraadsleden en eventueel visitatoren zal dan een zwaar beroep gedaan worden.
23
ADRESLIJST LEDEN VAN HET GENERAAL COLLEGE VOOR DE VISITATIE
-
Ds W.G. Sonnenberg (Wijnand), voorzitter
Ben Goerionsingel 34, 6716 GJ EDE, 0318-640197 / 06-26642280
e-mail: [email protected]
of
Kerkstraat 27, 8194 LT Veessen, 0578-631368
-
Ds. K.A. Bakker (Klaas), vice-voorzitter
Salemate 29, 7006 CA Doetinchem, 0314-354355 / 06-53773685
e-mail: [email protected]
-
Ds. R. van den Beld (René)
Zoutmanlaan 1, 3742 PK Baarn, 035-8885013 / 0650733817
e-mail: [email protected]
-
Mw. N. van de Bilt (Nelleke)
Kerkeland 14, 5314 BV Bruchem, 06-15492425
e-mail: [email protected]
-
Ds. F. Buitink (Ferry), secretaris
Klipper 62, 8802 NL Franeker; 0517 – 397704 / 06-27096020
e-mail: [email protected]
-
Mw. H. Dolstra-Muggen (Henny)
Wim Sonneveldstraat 5, 6708 NA Wageningen, 0317-414472
e-mail: [email protected]
-
Ds J.J.A. Doolaard (Jaap)
Nelson Mandelalaan 132, 3707 KP Zeist, 030 6910770 / 06-53610209
e-mail: [email protected]
-
De heer E.C.G. de Pender (Eddy)
Damhertlaan 97, 3972 DC Driebergen, 0343-520955 / 06-10912623
e-mail : [email protected]
-
Mw. Drs A.E. Reichman-Scheffer (Toos)
Boskleane 10, 9255 JH Tietjerk, 0511-431506 / 06-27324871
e-mail: [email protected]
-
Mw. A. Verbaas (Aline)
Vughterweg 19, 5211 CJ ’s Hertogenbosch, 073-6140134 / 06-30648877
e-mail: [email protected]
-
Ds. J. Waagmeester (Jan)
Rode Kruislaan 24, 6525 JP Nijmegen, 024-3552156
e-mail: [email protected]
-
Mr. W.L. Zielhuis (Wim)
Wiardi Beckmanstraat 2, 8091 XE Wezep, 038-3758771 / 06-13682514
e-mail : [email protected]
Secretariële ondersteuning:
E.H. Kerkkamp (Edo)
Juridische Zaken en Colleges, Postbus 8397, 3503 RJ Utrecht, 030-8801440
e-mail: [email protected]
24
OVERIGE ADRESSEN
Bond van Nederlandse Predikanten
Cornelis Houtmanstraat 2
3572 LV Utrecht
tel. (030) 2716133
e-mail: [email protected]
Human Resource Management (HRM)
Protestants Landelijk Dienstencentrum
Team Begeleiding Predikanten en kerkelijk werkers
Joseph Haydnlaan 2 A
Postbus 8504,
3503 RM Utrecht
secretariaat: tel. (030) 8801517
[email protected]
[email protected]
Beroepingswerk
Aanspreekpunt: Gerrit van Meijeren
Protestants Landelijk Dienstencentrum
Mobiliteitsbureau predikanten en kerkelijk werkers
Joseph Haydnlaan 2 A
Postbus 8504
3503 RM Utrecht
tel. (030) 8801571
[email protected]
[email protected]
Bureau Kerkelijk werkers
Protestants Landelijk Dienstencentrum
Joseph Haydnlaan 2 A
Postbus 8504,
3503 RM Utrecht
http://www.pkn.nl/bkw/
Bij het Bureau kerkelijk werkers kan men terecht voor:
• advies t.a.v. door de PKN erkende opleidingen. Dit zijn:
1 Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, met een dependance in Enschede;
2 Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle, met een locatie in Utrecht (NBI);
3 Christelijke Hogeschool Ede;
4 ATL Hogeschool Holland.
Gediplomeerden en studenten van andere HBO-opleidingen theologie kunnen zich aanmelden bij de bovengenoemde
opleidingen wanneer zij een kerkelijk erkend diploma wensen te behalen.
• advisering rond aanstellingen van kerkelijk werkers in samenwerking met de afdeling HRM van
het PLDC Utrecht
25
• de aanmeldings- en inschrijvingsroute in het Register kerkelijk werkers voor kerkelijk werkers
• nascholing van kerkelijk werkers vanwege de PKN
• werkbegeleiding van kerkelijk werkers
OVERZICHT VAN DE RONDZENDBRIEVEN VANAF 2006
2006
Studiedag 2006
Visiteren in Bosrijk
Doelgerichte visitatie
Contact tussen de visitatie en de classis
Visitatierapporten naar de classis?
Het visitatiegesprek met de predikant(e)
Het ambtsgeheim binnen de kerkenraad
Het protocol seksueel misbruik voor kerkenraden
Overdopen
De werkgemeenschappen van predikanten
2007
Studiedag 2007
Visitatie is niet vrijblijvend
Het geloofsgesprek
Geen tijd voor de visitatie?
Het visitatiebezoek van de wijkkerkenraad en de algemene kerkenraad
Last van voorgangers
De buitengewone visitatie
Bij de buitengewone visitatie behorende stroomschema's
Website
2008
Wisseling van de wacht
Mag ik mij even voorstellen?
Studiedag 2008
Casus
De gemeente en de visitatie
De Waalse gemeenten en hun eigen visitatie
De visitator in het protocol
Bijlage bij de visitator in het protocol
Visitatie en kerkorde
Het is allemaal zo zakelijk
Kerkelijk werker of pastoraal (mede)werker?
2009
Afscheidstoespraak J. Stelwagen
Studiedag 2009
Aanbevelingen naar aanleiding van de studiedag
Zinvol visiteren I
Zinvol visiteren ll
Een schaapherder loopt niet perse op geitenwollen sokken
Verboden of voorboden?
26
Aanwijzingen voor het visiteren van een Algemene kerkenraad
De interimpredikant
Calvijn en de kerkvisitatie
2010
Woord ten afscheid - Ds. W. van der Geer
Studiedag 2010
Deelname aan visitatie in Duitsland
Spiritualiteit rond de dood in het kinderziekenhuis
Dominee en gemeente uit elkaar: en dan?
Geanonimiseerde convenanten
Protocol voor het opleggen van/met klem adviseren tot werkbegeleiding
De positie van de geestelijke verzorging binnen instelling gezondheidszorg
Voorbeeldbrief aankondiging visitatie
Visitatie in lutherse gemeenten
Aanbod pastorale ondersteuning voor predikanten en kerkelijke werkers in zeer moeilijke
omstandigheden
lnterimpredikanten
2011
Studiedag 2010, een terugblik
Visitatie: een kritische waarneming
Van Verbi Divini Minister tot entertainer
Sociale Media
Visiteren: meer dan luisteren
Buitengewone visitaties, stand van zaken
2012
Studiedag 2011:
- meditatie voorzitter
- lezing Henk de Roest, Visitatie als vraag naar de ziel van de gemeente
Buitengewone visitatie
Beperkte buitengewone visitatie
Verantwoording afleggen
Studiedag Evangelisch Werkverband “Vernieuwen zonder te vernielen”, lezing Ds Sonnenberg
Trainingsplan 2013
Impressie Zinvol visiteren II, april 2012
Visitatie en het jaargesprek
2013
Studiedag 2012:
- Meditatie van de voorzitter
- Predikant en kerkenraad: een spanningsveld; lezing van Gerben Heitink
Het verslag van de visitatie
Visitatie & media
Veranderingen visitatie na verwerking evaluatie kerkorde
Profielschets voor een visitator
Thema’s voor het vierjaarlijks overzicht 2015
27