verslag financiële positie gemeenten 2014

Financiële positie Friese gemeenten 2015
Inhoud
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 2
2.
Gemeentefonds ............................................................................................................................... 2
3.
2.1
Mei- en septembercirculaire 2014 .......................................................................................... 3
2.2
Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) ...................................................................... 4
2.3
Integratie-uitkering sociaal domein ........................................................................................ 4
2.4
Krimp ....................................................................................................................................... 4
2.5
Wetsvoorstel modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen ....... 5
2.6
Gemeenschappelijk financieel toezichtkader ......................................................................... 5
2.7
Interbestuurlijk toezicht .......................................................................................................... 5
Financiële positie Friese gemeenten ............................................................................................... 6
3.1
Belastingen .............................................................................................................................. 6
3.3.Jaarrekeningen .............................................................................................................................. 7
1
4.1
Preventief toezicht wet Arhi / preventief toezicht om financiële redenen ............................ 8
4.2
Repressief toezicht .................................................................................................................. 9
4.3
Conclusie ................................................................................................................................. 9
1. Inleiding
Evenals vorig jaar voorspelt het Centraal Planbureau (CPB) een voorzichtig herstel van de Nederlandse economie. De lichte groeicijfers van de laatste kwartalen bevestigen dit. Het herstel komt met
kleine stappen en er moet rekening worden gehouden met de onzekerheid van internationale spanningen. Voor 2015 wordt een economische groei verwacht van 1,25% en is de werkloosheid onverminderd hoog. De economische ontwikkeling werkt via de rijksbegroting door naar het gemeentefonds. Eind mei werd de zogenoemde meicirculaire 2014 aangeboden. Dit keer een heel bijzondere
circulaire. Naast de gebruikelijke informatie over de ontwikkeling van het accres en de taakmutaties
zijn de gemeenten geïnformeerd over het groot onderhoud van het gemeentefonds en over de budgetten van de integratie-uitkering Sociaal Domein. De meicirculaire dient als basis voor het opstellen
van de gemeentebegrotingen. In de meicirculaire is aangegeven dat het accres in 2014 lager is, maar
dat de accressen in 2015 t/m 2018 juist hoger liggen dan was voorzien. De septembercirculaire laat
over het algemeen een gematigd beeld zien. Het eerste jaar is de tendens licht negatief, in latere
jaren is het accres licht positief.
2. Gemeentefonds
Jaarlijks wordt geschat hoe het gemeentefonds zich het komende jaar en de volgende jaren zal ontwikkelen. De ontwikkeling van het gemeentefonds is gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Als de rijksuitgaven stijgen neemt het gemeentefonds toe en als de uitgaven dalen neemt het
gemeentefonds af (normeringssystematiek). Het gemeentefonds bestaat uit drie onderdelen:
 de algemene uitkering - het deel waar de zogenoemde uitkeringsfactor op van toepassing is;
 de decentralisatie -en integratie-uitkeringen;
 integratie-uitkering Sociaal Domein - met ingang van 1 januari 2015.
De algemene uitkering is vrij besteedbaar en wordt verdeeld op basis van vastgestelde maatstaven.
Decentralisatie- en integratie-uitkeringen zijn gekoppeld aan het doel van de uitkering. Deze laatste
uitkeringen zijn vrij besteedbaar binnen de doelstelling van de uitkering. De integratie-uitkering Sociaal Domein neemt een aparte positie in. Tot en met 2017 geldt er een bestedingsvoorwaarde. De
middelen zijn vrij besteedbaar binnen het sociaal domein. Niet bestede middelen moeten gereserveerd worden.
Omvang van de algemene uitkering in 2015
Omvang van de decentralisatie- en integratie-uitkeringen
Omvang van het sociaal domein (incl. participatiewet)
Totaal
Grafiek 1. Gemeentefonds 2015
2
€ 14,8 miljard
- 2,4 miljard
- 10,3 miljard
€ 27,5 miljard
Gemeenten ontvangen van het Rijk op drie tijdstippen in het jaar de informatie over de gemeentefonds uitkeringen: in mei op basis van de Voorjaarsnota, in september op basis van de Miljoenennota
en in december, ter afronding van het lopende jaar, op basis van de Najaarsnota.
2.1 Mei- en septembercirculaire 2014
De meicirculaire 2014 resulteert voor 2015 en voor de jaren daarna in een hoger accres dan in september 2013 werd voorzien. Voor 2014 is er sprake van een neerwaartse bijstelling. De toename
bedraagt 262 miljoen euro voor 2015, 135 miljoen voor 2016, 23 miljoen voor 2017 en 22 miljoen
voor 2018. Behalve door het accres wordt de financiële ruimte voor 2015 bepaald door enkele ombuigingen op de algemene uitkering van het Regeerakkoord. Deze ombuigingen, in verband met onderwijshuisvesting, lagere apparaatskosten en het BTW-compensatiefonds, zijn eerder aan de gemeenten bekend gemaakt.
In de septembercirculaire 2014 daalt het accres in 2014 met 25,6 miljoen euro en in 2015 met nog
eens 85,5 miljoen euro. Vanaf 2016 neemt het accres toe. Belangrijkste reden dat het accres in 2015
daalt, ondanks de extra uitgaven van het kabinet, is dat er minder geld beschikbaar is voor loon- en
prijsbijstellingen.
Ten aanzien van het gemeentefonds spelen daarnaast de onderstaande onderwerpen.
A. Buitenonderhoud en aanpassingen van schoolgebouwen
Met ingang van 2015 zijn gemeenten niet langer verantwoordelijk voor buitenonderhoud en aanpassingen van schoolgebouwen in het primair onderwijs en het speciaal onderwijs. De verantwoordelijkheid gaat over naar de schoolbesturen. Daartoe worden middelen van de algemene
uitkering overgeheveld naar de begroting van OCW. Deze overheveling staat los van de eerdergenoemde ombuiging in verband met onderwijshuisvesting.
B. Herverdeling van het gemeentefonds
Het gemeentefonds is kosten georiënteerd opgebouwd en verdeeld in clusters (beleidsterreinen).
De kostenoriëntatie betekent dat elke gemeente een gelijkwaardige vergoeding krijgt, waardoor
deze in staat is eenzelfde niveau van voorzieningen in stand te houden. De rijksoverheid heeft geconstateerd dat de gerealiseerde kosten van alle clusters sterk afwijken van de gehanteerde parameters. Om die reden is een onderzoek uitgevoerd waarin alle clusters zijn betrokken. In de
meicirculaire 2013 is reeds aangekondigd dat het gemeentefonds per 2015 integraal wordt herijkt. Het zogenoemde groot onderhoud wordt in 2015 voor 75% uitgevoerd (1e fase). De tweede
fase, waarbij aandacht zal worden besteed aan de verdeelmaatstaf “vast bedrag”, zal in 2016
worden doorgevoerd. Naar aanleiding van het VNG-advies is besloten om op basis van recente cijfers onderzoek te doen naar het clusteronderdeel onderwijshuisvesting. De resultaten van dit onderzoek zullen in de tweede fase worden betrokken.
De omvang van het gemeentefonds zal door de herverdeling (in totaal) niet wijzigen, maar kan
per gemeente verschillend uitpakken; nadelig of voordelig. De herverdeeleffecten zijn wettelijk
gemaximeerd op € 15,- per inwoner per jaar, cumulatief.
Naar aanleiding van de uitkomsten van de eerste fase van de herverdeling heeft een aantal gemeenten gereageerd betreffende de maatstaf achterstandsleerlingen, waddengemeenten* en de
Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). De gemeenten worden hierover in de decembercirculaire geïnformeerd. De verdeling in het kader van het groot onderhoud heeft op 4 september
2014 instemming gekregen van de Tweede Kamer.
* De minister van BZK heeft vanwege de specifieke situatie samenhangend met de geografische ligging een
aanpassing toegezegd van de positie van de Waddengemeenten in het gemeentefonds.
3
2.2 Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG)
In de meicirculaire 2013 is aangekondigd dat met ingang van 2015 gebruik wordt gemaakt van de
gegevens uit de BAG. Vorig jaar is reeds aangegeven dat de invoering van de BAG als bron van de
gemeentelijke woningvoorraad is uitgesteld en wordt gekoppeld aan de herijking van het gemeentefonds. Zoals hiervoor vermeld is de ingangsdatum van de herijking van het gemeentefonds 1 januari
2015. Gemeenten met relatief veel recreatiewoningen, waaronder de Waddeneilanden, en verzorgingstehuizen zouden behoorlijk nadeel ondervinden van dit herverdeeleffect. In de meicirculaire
2014 is aangegeven dat bij de verwerking van de gegevens zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij
de bestaande definities van het aantal woonruimten (woningen, wooneenheden, recreatiewoningen
en capaciteit bijzondere woongebouwen). Naast “objecten met een woonfunctie” is er in de BAG een
categorie “objecten met logiesfunctie” opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld ook hotels en
andere niet-recreatiewoningen. De minister heeft toegezegd dat kazernes en gevangenissen hier
niet onder vallen en dat er een overgangsmaatregel getroffen zal worden. Studentenflats en zorginstellingen worden gevolgd via het jaarlijkse Periodiek Onderhoudsrapport bij de gemeentefondsbegroting. Onder druk van de initiatiefgroep Ermelo is hiermee de problematiek van de recreatiewoningen (eilanden) opgelost.
2.3 Integratie-uitkering sociaal domein
Met ingang van 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet integraal verantwoordelijk voor het sociaal domein. De decentralisaties gaan in 2015 gepaard
met een toevoeging van € 10,4 miljard aan het gemeentefonds. Het wetsvoorstel dat moest leiden
tot het instellen van het deelfonds Sociaal Domein is door het kabinet ingetrokken. Het kabinet heeft
nu besloten om alle tijdelijke bestedingsvoorwaarden te laten vervallen. De middelen worden nu
vanaf 2015 verstrekt via één integratie-uitkering en blijven apart zichtbaar op de gemeentefondsbegroting. De budgetten worden in 2015 verdeeld op grond van historische uitgaven. In 2016 wordt
een objectief verdeelmodel ingevoerd. De integratie-uitkering geldt voor drie jaar (2015 t/m 2017)
en gaat in 2018 over in de algemene uitkering. De gelden zijn vrij besteedbaar; overschotten mogen
vrij worden besteed (tot 2018 vrij besteedbaar binnen de doelstellingen van de uitkering). Het macrobudget voor de integratie-uitkering is inmiddels geactualiseerd en daarmee is ook de verdeling
over de gemeenten aangepast. Voor 2015 gaat het om een relatief kleine aanpassing. In onderstaande tabel is de verdeling over de onderdelen te zien:
Tabel 1. Uitsplitsing integratie-uitkering Sociaal Domein 2015 (x miljoen)
Jeugdwet
WMO 2015
Participatie
Totaal
2015
3.869
3.524
2.894
10.286
2016
3.792
3.707
2.721
10.221
2017
3.680
3.604
2.556
9.841
2018
3.680
3.594
2.424
9.698
2019
3.680
3.593
2.336
9.609
In de septembercirculaire wordt ook inzicht gegeven in de uitkomsten van het objectieve verdeelmodel Wmo 2015 waarmee vanaf 2016 gewerkt zal worden. Het objectieve verdeelmodel kan zorgen
voor grote herverdeeleffecten ten opzichte van de verdeling in 2015 (op basis van historische cijfers).
Om de gevolgen van de herverdeeleffecten op te vangen zal er sprake zijn van een ‘ingroeipad’. Ook
voor de jeugdzorg wordt een objectief verdeelmodel ontwikkeld om vanaf 2016 te gebruiken. Het
Rijk streeft ernaar om hierover in de decembercirculaire 2014 mededelingen te doen.
2.4 Krimp
Met ingang van 2011 is een nieuwe maatstaf in het gemeentefonds opgenomen voor gemeenten die
te maken hebben met bevolkingsdaling. De maatstaf heeft een looptijd van 5 jaar. In aanmerking
komen gemeenten die in het uitkeringsjaar een inwonertal hebben dat meer dan 1% lager is dan het
inwonertal van zeven jaar eerder en die gelegen zijn in Groningen, Zeeland of Limburg. In deze provincies liggen de regio's die in het Interbestuurlijk actieplan bevolkingsdaling “Krimpen met kwaliteit”
4
(2009) als krimpregio's benoemd zijn. Het gaat hier om regio's die naast structurele en substantiële
bevolkingsdaling ook “huishoudensdaling” kennen. Aan het einde van de looptijd van de tijdelijke
maatstaf moet een duidelijk beeld zijn ontstaan van de financiële gevolgen van bevolkingsdaling voor
gemeenten en de consequenties daarvan voor het beleid van de gemeenten. Daartoe wordt onderzoek gedaan bij de gemeenten die in aanmerking komen voor de krimpmaatstaf. Hiervoor wordt
onder andere informatie gebruikt uit de paragrafen demografische ontwikkeling. Naar verwachting
wordt binnenkort de tijdelijke maatstaf krimp geëvalueerd. Het onderzoek dient als basis voor het
besluit over de toekomst van deze maatstaf. De huidige maatstaf loopt tot 2015. Gemeenten worden
in de meicirculaire 2015 over de uitkomst van de evaluatie geïnformeerd.
2.5 Wetsvoorstel modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen
Het wetsvoorstel bevat een wijziging van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen. Het bestaande uitgangspunt van “onbelast, tenzij”, zoals nu voor overheidsondernemingen
geldt, wordt veranderd in ‘'belast, tenzij”. De huidige regeling waarbij overheidsondernemingen
veelal niet belastingplichtig zijn op grond van de Wet vennootschapsbelasting kan concurrentieverstorend werken. Daarnaast is de Europese Commissie, die jarenlang onderzoek heeft gedaan naar de
mate waarin de huidige regeling in overeenstemming is met het verbod op staatssteun, van mening
dat Nederland de wetgeving op dit terrein moet aanpassen. Directe en indirecte overheidsondernemingen worden belastingplichtig, tenzij een vrijstelling geldt. De gevolgen voor gemeenten zijn ingrijpend. De vennootschapsbelasting is een belasting over de winst. Op aangeven van de VNG is het
wetsvoorstel voor gemeenten beter uitgewerkt dan het eerdere concept voorstel. Het is de bedoeling het wetgevingstraject nog dit jaar af te ronden. De wetswijziging gaat dan in per 1 januari 2016.
Het jaar 2015 is dan een ‘voorbereidingsjaar’.
2.6 Gemeenschappelijk financieel toezichtkader
De gezamenlijke toezichthouders (de minister van BZK als toezichthouder op de provincies en de
provincies als toezichthouder op de gemeenten) hebben afspraken gemaakt over de wijze waarop
het financieel toezicht wordt uitgeoefend en de beoordeling van het structurele en reële begrotingsevenwicht plaatsvindt. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Gemeenschappelijk financieel toezichtkader (GTK) “Kwestie van evenwicht”. Dit toezichtkader is een actualisering van het in 2008 vastgestelde GTK “Zichtbaar toezicht”.
De belangrijkste aanleiding voor de actualisering van het GTK vormen de in 2013 doorgevoerde wijzigingen in de Gemeente- en Provinciewet met betrekking tot het financieel toezicht. Het doel hiervan
was een vermindering van de regel- en verantwoordingsdruk, verheldering van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten en provincies en hun toezichthouders en versterking van de horizontale verantwoording. Voor het beoordelen van begrotingsevenwicht werd een nieuw criterium in
de wet opgenomen: structureel en reëel evenwicht. Het toetsen van de begroting en meerjarenraming aan de hand van dit criterium laat beter zien of de gemeente of provincie een gezond financieel beleid voert.
2.7 Interbestuurlijk toezicht
Per 1 oktober 2012 is de Wet revitalisering generiek toezicht in werking getreden. Deze wet maakt
een eind aan de vele toezichtinstrumenten en keert terug naar twee generieke instrumenten: schorsing en vernietiging en indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Met de komst van deze wet is het
Interbestuurlijk Toezicht (IBT) op de gemeenten vereenvoudigd. Om dit te bewerkstelligen hanteert
de provincie Fryslân de volgende uitgangspunten:
 vertrouwen in de horizontale verantwoording;
 voorkantbenadering;
 risicogericht toezicht;
 selectieve toetsing.
5
Het IBT heeft betrekking op deze beleidsterreinen:
 Archief en informatiebeheer
 Huisvesting verblijfsgerechtigden
 Monumentenzorg
 Omgevingsrecht
 Ruimtelijke ordening
 Water
Het financiële toezicht blijft specifiek maar sluit zich qua procedure wel aan bij het IBT.
3. Financiële positie Friese gemeenten
De financiële positie van de gemeenten staat al geruime tijd onder druk en wordt grosso modo slechter. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn de ombuigingen/ bezuinigingen van het Rijk, de onzekerheid omtrent de decentralisaties, de herijking van het gemeentefonds en de ontwikkeling van de
grondexploitaties. Ondanks deze ontwikkelingen zijn de meeste Friese gemeenten erin geslaagd om
tot een reëel en structureel sluitende begroting te komen. Enerzijds is dit het gevolg van verregaande
bezuinigingen en anderzijds omdat de accressen in de mei- en septembercirculaire licht positief waren. Veel gemeenten snijden fors in het personeel, maatschappelijke voorzieningen en kapitaalgoederen, met name in wegenonderhoud. Daarnaast is er bij veel gemeenten een versobering van de
investeringsambities zichtbaar.
3.1 Belastingen
De macronorm voor de OZB wordt in 2015 gehandhaafd. Conform de afgesproken berekeningssystematiek bedraagt de norm voor 2015 3%. Dit blijkt uit een brief van minister Plasterk aan de Tweede
Kamer waarin hij ingaat op het rapport van een ambtelijke werkgroep waarin de macronorm is geevalueerd. Deze werkgroep concludeert dat het de voorkeur geniet te kiezen voor afschaffing van de
macronorm. Het kabinet vindt de alternatieven in het rapport nog onvoldoende uitgewerkt om reeds
nu te besluiten tot aanpassing of afschaffing van de huidige norm. Vooral met het oog op de omvangrijke decentralisaties per 2015 heeft het kabinet besloten om dit jaar met een schone lei te beginnen. Dat betekent dat de overschrijding van de macronorm OZB in 2014 niet in mindering wordt
gebracht op de macronorm voor 2015. Het kabinet is voor 2016 en verder voornemens om samen
met de VNG te komen tot een woonlastennorm. Daartoe zal de werkgroep die het evaluatierapport
over de macronorm OZB heeft opgesteld de variant van de woonlastennorm verder uitwerken ten
behoeve van besluitvorming in het voorjaar van 2015.
3.2 Bouwgrondexploitatie
Ontwikkeling van de grondexploitatie over de afgelopen jaren
Op grond van de gemeentewet voert de provincie financieel toezicht uit op de gemeenten in Fryslân.
Dit toezicht wordt risicogericht uitgevoerd. Een van de gemeentelijke risico’s is de grondexploitatie.
De grondexploitatie kan van grote invloed zijn op de financiële positie van gemeenten, zeker nu de
grond- en vastgoedmarkt gebukt gaat onder de economische- en financiële crisis. Deze ontwikkelingen zijn aanleiding geweest voor het instellen van een landelijk toezichtthema (provincies en BZK)
rond de gemeentelijke grondexploitatie.
Landelijk onderzoek grondexploitatie
In de jaren 2011 en 2012 heeft het landelijk “vakberaad financieel toezicht gemeenten”, samen met
de ministeries van BZK en I&M en de VNG, besloten de grondexploitatie als jaarlijks toezichtthema
aan te merken. De toezichthouders van de provincies hebben de grondexploitaties van de gemeenten in hun eigen provincie op basis van de jaarrekening 2010 en 2011 onderzocht. Met betrekking tot
6
de jaarrekening 2012 heeft het ministerie deze opdracht verstrekt aan Deloitte Real Estate Advisory.
Dit onderzoek beperkt zich tot een steekproef, waarbij een selectie is gemaakt uit de gemeenten.
Voor 2013 staat EY/Facton voor het landelijk toezichtthema aan de lat.
3.3.Jaarrekeningen
Uit de grafiek hieronder valt af te lezen dat het totaal van de rekeningsaldi van de Friese gemeenten,
na een dieptepunt in 2011 daalt van € 27,5 positief (2012) naar € 15,6 miljoen (2013).
x 1.000
Saldi jaarrekening Friese Gemeenten
40.000
30.000
20.000
10.000
0
-10.000
2010
2011
2012
2013
-20.000
-30.000
-40.000
-50.000
-60.000
Grafiek 4. Saldi jaarrekening Friese Gemeenten
Het totaal van het jaar 2011 wordt in het bijzonder beïnvloed door de gemeente Heerenveen met
een nadelig saldo van € 62 miljoen. Indien Heerenveen buiten beschouwing was gelaten dan was het
totale voordeel in 2011 € 7,7 miljoen geweest. Doortrekkend naar 2012 betekent dit, ten opzichte
van 2011, een positief saldo van € 19,8 miljoen. Het positieve saldo is hiermee iets hoger dan in
2010.
In de jaarrekening 2013 presenteerden 19 gemeenten een positief jaarrekeningsaldo en 6 gemeenten, waaronder Boarnsterhim, een negatief saldo. Na een stijging in 2012 zijn de jaarrekeningsaldi in
2013 teruggelopen tot € 12,5 miljoen.
7
3.4. Algemene reserve Friese gemeenten
x 1.000
Algemene reserve Friese gemeenten
350.000
300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Begroting
Grafiek 5. Algemene reserve Friese gemeenten (begroting)
Bij de begroting 2014 bedraagt het niveau van de algemene reserve van de gezamenlijke gemeenten
€ 182 miljoen. In 2015 zijn de algemene reserves met € 16 miljoen gedaald tot € 166 miljoen.
4 Toezichtsvorm Friese gemeenten
4.1 Preventief toezicht wet Arhi / preventief toezicht om financiële redenen
Heringedeelde gemeenten staan het eerste jaar onder preventief toezicht wegens overschrijding van
de wettelijke termijn voor inzending van de begroting (15 november). De begroting kan namelijk pas
worden vastgesteld na installatie van de nieuwe raad (altijd na 1 januari). Dit was ook van toepassing
op de gemeenten De Friese Meren, Heerenveen en Leeuwarden. De begrotingen van deze gemeenten zijn in de loop van 2014 vastgesteld. De gemeente Leeuwarden is onder repressief toezicht gesteld. De gemeenten De Friese Meren en Heerenveen zijn onder preventief toezicht gesteld om financiële redenen.
De gemeente Heerenveen is in 2015 onder preventief toezicht gesteld vanwege de grondproblematiek. Door het nemen van verliezen in de grondexploitatie vertoonde de algemene reserve een negatief saldo van € 26 miljoen. De voorschriften vereisen dat dekking wordt gevonden binnen de meerjarenbegroting. Dit betekent een jaarlijkse last van ruim € 6 miljoen. Landelijk is afgesproken dat vanwege de economische crisis een negatieve algemene reserve als gevolg van de grondexploitatie in 10
jaar mag worden weggewerkt. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat de gemeente onder preventief
toezicht wordt gesteld. De gemeente heeft van deze constructie gebruik gemaakt. Hoewel de nega-
8
tieve reserve inmiddels is teruggelopen tot € 9 miljoen, zal het preventief toezicht ook voor 2015 op
de gemeente Heerenveen van toepassing zijn.
4.2 Repressief toezicht
De overige gemeenten vallen onder repressief toezicht. De gemeentewet schrijft voor dat de gemeenten onder repressief toezicht vallen als de eerste jaarschijf materieel sluit. Indien dit niet het
geval is moet aannemelijk worden gemaakt dat de laatste jaarschijf van de meerjarenraming sluit.
Alle beoordeelde gemeenten hebben aan deze wettelijke plicht voldaan en een structureel sluitende
begroting 2015 aangeboden. Uit de begrotingen blijkt dat de gemeenten over het algemeen forse
inspanningen hebben verricht om tot een sluitende begroting te komen en er niet of nauwelijks meer
ruimte is voor nieuw beleid.
4.3 Conclusie
De begrotingen van de gemeenten staan al jaren onder zware druk. Dit is niet alleen het landelijke
beeld maar ook het beeld voor de provincie Fryslân. De achteruitgang van de financiële positie blijkt
onder andere uit de afname van het totaal van de algemene reserves met € 16 miljoen naar € 166
miljoen. Uit de daling van de jaarrekeningsaldi 2013 blijkt dat de financiële ruimte in de begrotingen
minimaal is. De reden hiervan is dat er in voorgaande jaren als gevolg van rijksmaatregelen forse
bezuinigingen zijn doorgevoerd die hun doorwerking hebben in de (meerjaren)begroting 2015-2018.
Veel coalitieprogramma’s stonden in het teken van nieuwe bezuinigingstaakstellingen. De bezuinigingen vinden onder andere plaats op maatschappelijke voorzieningen, personeel en kapitaalgoederen. Dat is in Fryslân ook het geval, zeker daar waar het gaat om herindeling of samenwerking. In
deze gevallen wordt vaak, anticiperend op de samenwerking/herindeling, ‘efficiencywinst’ ingeboekt.
Omdat aan deze vorm van bezuiniging geen formele regelgeving ten grondslag ligt is de beleidslijn
dat gemeenten niet mogen anticiperen op een samenwerking/herindeling. Pas wanneer de gezamenlijke gemeenten hebben besloten om een herindelingsontwerp vast te stellen kunnen bezuinigingen,
na onderling overleg met de betrokken gemeenten, worden ingeboekt. De wet Arhi beschermt in dit
geval de (financiële) uitgangspositie van de nieuw te vormen gemeente.
Opvallend is dat de gemeenten in veel gevallen bezuinigen op het kapitaalgoed wegen en daarmee
vaak kiezen voor een lagere kwaliteit. Indien de kwaliteit daalt onder niveau C is er sprake van kapitaalvernietiging.
Hoewel de mei- en septembercirculaires 2014 licht positief uitvielen, ondervindt het merendeel van
de Friese gemeenten toch nadeel van de herverdeling van het gemeentefonds. In totaal gaat het om
een structureel nadeel van € 2,8 miljoen. Positief is dat de Waddeneilanden voldoende worden gecompenseerd. Uit de begrotingen blijkt dat de decentralisaties in het sociaal domein tot grote onzekerheid leiden. Door late informatievoorziening door het rijk kon geen reëel financieel beeld in de
begrotingen worden gegeven, zodat de gevolgen van de decentralisaties niet volledig konden worden meegewogen bij het bepalen van de toezichtvorm.
De gemeenten hebben veel inspanningen moeten leveren om de decentralisaties goed te laten verlopen. In provinciaal verband zijn daarom enkele toetsingspunten opgesteld om het onderdeel sociaal domein in de begrotingen goed te kunnen beoordelen. Ook de grondexploitaties geven de laatste
jaren reden tot zorg. Hoewel de grondvoorraad in Fryslân maar een klein deel vormt van de landelijke voorraad hebben ook in Fryslân afwaarderingen plaatsgevonden. De indruk bestaat dat de gemeenten voor een belangrijk deel al verlies hebben genomen.
Ondanks de over het algemeen verslechterende financiële positie van de gemeenten staat alleen de
gemeente Heerenveen in 2015 onder preventief toezicht om financiële redenen. Het merendeel (13
gemeenten) van de Friese gemeenten presenteert een sluitende meerjarenbegroting 2015-2018.
Ondanks dit positieve resultaat moet hier een nuance worden aangebracht omdat veel begrotingen
9
sluitend zijn gemaakt met nog te realiseren bezuinigingen, die overigens wel ‘hard, volgbaar en haalbaar’ moeten zijn.
10