De ex-werknemer en zijn e-mailbox, wat mag je er mee? Een regelmatig terugkerende vraag onder werkgevers is of, en zo ja, hoe de e-mailbox van een uit dienst getreden werknemer gescreend mag worden op binnenkomende zakelijke e-mail. En daarmee samengaand de vraag hoe moet worden omgegaan met privémail die in deze emailbox binnenkomt. Wettelijke grondslag Op grond van de arbeidsrechtelijke normen van “goed werknemerschap” en “goed werkgeverschap”, zoals verwoord in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek, dienen werkgever en werknemer zich tegenover elkaar als goed werkgever respectievelijk goed werknemer te gedragen. In het kader van het screenen van de e-mailbox dient de werkgever op grond van goed werkgeverschap rekening te houden met de belangen van de uit dienst getreden werknemer. Met name het recht op privacy dient gerespecteerd te worden. Het recht op privacy ziet met betrekking tot het screenen van de e-mailbox van de voormalige werknemer met name toe op de privémail die zich in deze e-mailbox kan bevinden. Deze privémail mag door de werkgever niet worden gelezen. In de Nederlandse privacywetgeving is geen algemeen artikel over de bescherming van privacy van werknemers opgenomen. Artikel 10 van de Grondwet kent wel een ieder het recht toe op ‘bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer’. Dit artikel is het anker van de Nederlandse privacywetgeving en heeft zijn uitwerking gevonden in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In deze wet zijn algemene bepalingen over de verwerking van persoonsgegevens opgenomen. Doeleinden en rechtvaardiging Een werkgever mag altijd voorwaarden stellen aan het gebruik van e-mailfaciliteiten op grond van zijn gezagsbevoegdheid. Ook mag hij bepaald soort gebruik van de e-mailfaciliteiten verbieden. Het controleren van de e-mailbox door de werkgever moet worden aangemerkt als het verwerken van persoonsgegevens zoals bedoeld in de Wbp. De werkgever kan immers via het screenen van de e-mail achterhalen wie, op welk moment, wat naar wie heeft gemaild. De Wbp biedt de mogelijkheid tot het screenen van een e-mailbox niet expliciet maar een grondslag kan wel worden gevonden in artikel 7 Wbp. Dit artikel bepaalt dat verwerking van persoonsgegevens mag plaatsvinden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De doeleinden voor het screenen van de e-mailbox van de uitdienst getreden werknemer kunnen zijn: het beheren van klantencontact, voldoen aan opdrachten van klanten, acquisitie etc. De verwerking mag alleen plaatsvinden indien sprake is van een rechtmatige grondslag voor deze verwerking (art. 8 Wbp). De Wbp kent zes grondslagen voor rechtmatige verwerking maar alleen de volgende drie zijn van belang in dit geval, te weten: 1) Toestemming van de werknemer; 2) Controle is noodzakelijk ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst met werknemer; 3) Behartiging van een gerechtvaardigd belang van de werkgever. De grondslag onder 1) wordt in de praktijk in arbeidsverhoudingen niet snel geaccepteerd. Omdat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie van de werknemer ten opzichte van de werkgever kunnen twijfels worden gesteld bij de vraag of de toestemming vrijwillig is verkregen. De ‘artikel 29 Werkgroep’ (een werkgroep die zich primair bezighoudt met privacy vraagstukken) aanvaardt toestemming dan ook niet als grondslag voor verwerking. In de regel zal de grondslag onder 2) evenmin van toepassing zijn, omdat het controleren van e-mailverkeer zelden deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst die wordt gesloten met de werknemer. Ook zal het niet eenvoudig zijn om de noodzaak van controle aan te tonen voor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Daarmee blijft grondslag 3) over, ter behartiging van een gerechtvaardigd belang van de werkgever. Een beroep op deze grondslag betekent in de praktijk dat steeds een belangenafweging zal moeten plaatsvinden tussen enerzijds het belang van de werkgever en anderzijds het belang van de (ex) werknemer. Ook spelen hierbij de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. In het geval dat een e-mailbox van een specifieke werknemer gescreend zal gaan worden, dient hierbij te worden gelet op de eis van proportionaliteit. De screening is proportioneel indien bij de controle zoveel mogelijk zakelijke e-mail van privémail wordt onderscheiden. Dit kan eenvoudig worden gerealiseerd door naar de onderwerpbalk van de e-mail te kijken. Als het vermoeden bestaat dat het onderwerp een privémail betreft, dan mag deze e-mail niet worden gelezen. Controle mag daarnaast ook niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor de vastgelegde doeleinden (het proportionaliteitsvereiste). Indien de privémail desondanks toch wordt gecontroleerd mag dit alleen als er sprake is van een ernstige verdenking van onrechtmatig gedrag. Ook mogen geen andere minder vergaande middelen voorhanden zijn om de verdenking te toetsen (het subsidiariteitvereiste) indien deze middelen wel voorhanden zijn, moeten deze als eerste worden benut. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat de screening van de e-mailbox niet onverenigbaar mag zijn met de vastgestelde doeleinden hiervoor. De doeleinden moeten dus zo worden geformuleerd dat screening noodzakelijk is voor de continuering van de bedrijfsactiviteiten. Daarnaast mag de screening niet langer plaatsvinden dan strikt noodzakelijk (zie de artikelen 9 en 10 Wbp). Ook moet de werknemer vooraf door de werkgever worden geïnformeerd over de screening en over de rechten die hij/zij heeft, zoals het inzage-en correctierecht (zie de artikelen 35 en 36 Wbp). Naast de informatieplicht uit de Wbp, staat ook in de arbeidsomstandighedenwetgeving dat niet zonder medeweten van een werknemer gebruik mag worden gemaakt van een kwalitatief of kwantitatief controlemechanisme. De norm van goed werkgeverschap speelt hierbij eveneens een rol: een goed werkgever controleert zijn werknemers niet stiekem, tenzij sprake is van een duidelijke verdenking van strafbare feiten en een zwaarwegend belang van de werkgever bestaat. Tevens moet dit voor de werkgever het laatste redmiddel zijn. De werkgever hoeft niet te zeggen wanneer hij het e-mailverkeer controleert, maar de werknemer moet wel weten dat dit kan gebeuren. Uitzonderingen Voor het e-mailverkeer tussen leden van de ondernemingsraad (OR) geldt dat dit niet gecontroleerd mag worden, voor zover het OR gerelateerde kwesties betreft. Ook de emailberichten van de bedrijfsarts, de vertrouwenspersoon, en van andere personen die zich op grond van hun functie op vertrouwelijkheid kunnen beroepen, mogen niet door de werkgever worden gecontroleerd. Het is aannemelijk dat de vertrouwelijkheid van de functie ook met zich meebrengt dat na het einde van het dienstverband een e-mailbox van een werknemer met een vertrouwelijke functie niet gescreend zal mogen worden. Termijn voor aanhouden e-mailbox ex-werknemer In beginsel moet aansluiting worden gezocht bij artikel 10 Wbp. Dit artikel stelt dat persoonsgegevens niet langer mogen worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwerking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. De noodzaak is in dit geval gelegen in de doelstelling dat een onderneming toegang moet hebben tot de e-mailbox van de voormalige werknemer ter uitvoering van haar bedrijfsactiviteiten. Zolang deze noodzaak bestaat (dus zolang er zakelijk verkeer op dit emailadres binnenkomt) is het de werkgever toegestaan deze e-mailbox te controleren op zakelijke e-mailberichten. De Wbp stelt geen beperkingen aan de termijn waarbinnen dit is toegestaan. Voor de meeste administraties wordt een bewaartermijn van twee jaar gehanteerd. Naar onze mening kan aan de hand van de functieomschrijving en de verantwoordelijkheden die daarmee samengaan een onderverdeling in de duur van de bewaartermijnen worden gemaakt. Het is verdedigbaar dat bij een functie met veel verantwoordelijkheden en direct klantencontact (zoals bij een advocaat) een langere bewaartermijn gewenst is dan bij een functie waarbij dit niet het geval is (zoals bij een administratief medewerker). Een onderscheid in de duur van bewaartermijnen zal dan ook in verband met de eisen van proportionaliteit gewenst zijn. Een bewaartermijn voor de functie van advocaat van negen maanden en een bewaartermijn van zes maanden voor die van de functie van administratief medewerker zou naar ons oordeel dan ook acceptabel kunnen zijn. Protocol In het algemeen verdient het van toepassing verklaren (op de arbeidsovereenkomst) van een protocol email- en internetgebruik sterke aanbeveling. In zo’n protocol wordt het ‘toegestane gebruik’ en het ‘verboden gebruik’ benoemd. Ook worden de verwerkingsdoeleinden beschreven (de gerechtvaardigde belang(en)), alsmede de rechten van de medewerker op grond van de Wbp, de specifieke bewaartermijn(en) en sanctie(s) op overtreding van het protocol. Het advies luidt om een bestaand protocol email- en internetgebruik aan te vullen met een bepaling waarin het recht wordt voorbehouden aan de werkgever om na afloop van het dienstverband met de medewerker de zakelijke email te screenen en de specifieke bewaartermijn(en). Conclusie Het controleren van de e-mailbox van de ex-werknemer is dus in beginsel toegestaan zolang dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten en u zich daarbij houdt aan de daaraan geldende eisen. De periode waarin en de manier waarop u de e-mailbox wilt controleren moeten worden getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het is daarom raadzaam om in ieder geval aansluiting te zoeken bij de algemene bewaartermijn van twee jaar. Deze termijn is echter slechts indicatief, een op de functie toegespitste bewaartermijn is wenselijk gezien de eis van proportionaliteit. Wel moet te allen tijde voorkomen worden dat privémail van de ex-werknemer wordt gelezen. Dit zal niet in alle gevallen voorkomen kunnen worden maar het uitgangspunt dient te zijn dat privémail niet mag worden gelezen. Nu het duidelijk is dat een e-mailbox van een voormalig werknemer mag worden gescreend op zakelijk email zijn enkele mogelijkheden voorhanden om dit te stroomlijnen met uw werknemers. De meest voor de hand liggende (en volledige) mogelijkheid is om een bestaand protocol email- en internetgebruik aan te vullen met een bepaling waarin een voorbehoud wordt gemaakt en de bewaartermijn aan bod komt. Mocht een dergelijk protocol niet voorhanden zijn -hetgeen wel sterk de aanbeveling verdient- dan zou de individuele arbeidsovereenkomst, daarmee kunnen worden uitgebreid. In dat laatste geval dient daarin, volledigheidshalve en conform de Wbp, ook het te beschermen gerechtvaardigd belang (verwerkingsdoeleinde) en de rechten van de medewerker te worden vermeld. Daarnaast zijn enkele ICT-technische oplossingen te bedenken die het probleem zouden kunnen voorkomen. Wilt u meer weten over een protocol email- en internetgebruik, of hoe u via het gebruik van uw ICT voorzieningen kunt voldoen aan de eisen die de privacy wetgeving aan het screenen van e-mail stelt? Of wilt u graag meer weten over dit onderwerp, neem dan contact met ons op. Voor vragen kunt u zich wenden tot mr. A.W.J. Dubach of mr. C.A.M. Grouls, beiden advocaat en werkzaam bij BANNING N.V. te ’s-Hertogenbosch.
© Copyright 2024 ExpyDoc