Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Actuariële en bedrijfstechnische nota Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Versie april 2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Pensioenreglement 4 2.1 Pensioenreglement 4 2.2 Uitvoeringsreglement 7 2.3 Verplichtstelling 8 3. Financiële opzet 13 3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen 13 3.2 Technische Voorzieningen 13 3.3 Reserves 14 3.4 Financiering 15 3.5 Sturingsmiddelen 16 4. Vereist vermogen 18 4.1 Minimum vereist eigen vermogen 18 4.2 Vereist vermogen 18 5. Beleggingsbeleid 19 5.1 Beleggingsbeginselen 19 5.2 Strategisch beleid 20 5.3 De uitvoering van het vermogensbeheer 20 5.4 Portefeuillebeheer 21 5.5 Risicobeheersing 24 5.6 Beleggingscategorieën 29 5.7 Derivaten 39 5.8 Securities lending 39 5.9 Verantwoord beleggen 39 5.10 Resultaatsevaluatie 40 6. De organisatie van het pensioenfonds 41 6.1 Uitbestede taken 41 6.2 De aansluiting 43 6.3 Uitvoeringsreglement 43 6.4 Organogram 43 6.5 Informatievoorziening aan het bestuur en aan de medezeggenschapsorganen 45 6.6 Beleidskader uitbestede processen 46 7. Ondertekening 47 Bijlage I - Crisisplan Bpf Landbouw ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw 48 pagina 2 | 51 1. Inleiding Het doel van de ABTN is om integraal inzicht te geven in het functioneren van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (het pensioenfonds) en om een beschrijving te geven van het ten behoeve van het pensioenfonds te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van het pensioenfonds vanaf 1 januari 2014. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van het pensioenreglement. Daarna wordt in hoofdstuk 3 uiteengezet op welke wijze de omvang van de verplichtingen wordt vastgesteld. In dat hoofdstuk wordt tevens beschreven op welke wijze de jaarlijkse bijdrage wordt bepaald die benodigd is voor de dekking van deze verplichtingen. In hoofdstuk 4 wordt het gewenst vermogen besproken. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 stilgestaan bij het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. In hoofdstuk 6 komt tot slot de organisatie van het pensioenfonds aan de orde. Dit hoofdstuk is aangepast aan de beoogde situatie per 1 juli 2014. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 3 | 51 2. Pensioenreglement 2.1 Pensioenreglement De pensioenregeling luidt in hoofdlijnen als volgt: - Basisregeling Middelloonregeling - Toetredingsleeftijd ouderdomspensioen Minimaal 21 jaar en uiterlijk eindigend op 67 jaar. - Pensioenrichtleeftijd ouderdomspensioen 67 jaar voor de pensioenen, die vanaf 1 januari 2013 worden opgebouwd. De voor deze datum opgebouwde pensioenen hadden een (richt)leeftijd van 65 jaar en zijn actuarieel herrekend naar 67 jaar. - Loon voor de opbouw van het pensioen Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van: a. uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de WAO, de WIA , de WW of met deze uitkeringen naar de aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbetalingen; b. het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. - Franchise Met ingang van 1 januari 2002 wordt gestreefd om de franchise jaarlijks, beleidsmatig, aan te passen aan de CBS-prijsindex alle huishoudens, afgeleid. Hierbij is de franchise minimaal gelijk aan de geldende franchise als bedoeld in artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. De dagfranchise bedraagt in 2014: € 50,00 per dag. De jaarfranchise bedraagt € 13.050. - Maximum pensioengevend loon Voor 2014 : € 51.414,00. - Pensioengrondslag Als pensioengrondslag geldt voor enig jaar het loon voor de opbouw van het pensioen van de deelnemer, verminderd met de franchise. - Opbouwpercentage ouderdomspensioen Tot en met 2001: 1,75% van de pensioengrondslag. Van 2002 tot en met 2006: 1,9% van de pensioengrondslag. Van 2007 tot en met 2011: 2% van de pensioengrondslag. In 2012: 1,85% van de pensioengrondslag. Vanaf 2013: 1,95% van de pensioengrondslag. - Ouderdomspensioen Het te bereiken ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioenopbouw waarbij het opgebouwde saldo onderhevig is aan mogelijke indexaties die door het bestuur, gelet op de beschikbare middelen, jaarlijks worden vastgesteld. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 4 | 51 - Partnerpensioen - tot 31 december 2001: 70% van het ouderdomspensioen op opbouwbasis; - tussen 1 januari 2002 en 31 december 2006: 64% op risicobasis; - met ingang van 1 januari 2007: 70% van het te behalen c.q. opgebouwde ouderdomspensioen. - Wezenpensioen Voor ieder kind 20% van het bereikbaar partnerpensioen tot 24 jaar. Voor ieder kind 40% van het partnerpensioen voor volle wezen tot 24 jaar. - ANW-hiaatpensioen Anw-hiaatvoorziening voor partners van deelnemers indien voldaan wordt aan de voorwaarden; de hoogte is gelijk aan de Anw-uitkering als bedoeld in artikel 17 lid 1 van de Anw verhoogd met de vakantietoeslag volgens de Anw en onder aftrek van de inkomensafhankelijke Anw-uitkering die door de partner wordt ontvangen. - Premievrijstelling arbeidsongeschiktheid Bij een arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO dan wel de WIA van 65% of meer wordt de pensioenopbouw premievrij voortgezet; bij een arbeidsongeschiktheid − tussen 45% en 65% een opbouw van 50% − tussen 25% en 45% een opbouw van 25% (in geval van een WIA-uitkering geldt dit alleen bij arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45%). - Premievrijstelling werkloosheid De deelnemer die na zijn ontslag in aanmerking komt voor een loongerelateerde uitkering krachtens de Werkloosheidswet heeft in principe recht op premievrije pensioenopbouw voor de periode van maximaal een half jaar. - Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) Het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het zogenaamde WAO-hiaat. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt een evenredige uitkering verleend (in geval van een WIA-uitkering is er geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen). - Indexaties van aanspraken Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Een indexatie wordt alleen verleend als de beschikbare financiële middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur toelaten. Voor de deelnemers wordt gestreefd naar een indexatie die maximaal gelijk is aan de stijging van het CBS- consumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van september tot september daaraan voorafgaand; De indexaties worden uit beleggingsrendement gefinancierd. Voor de voorwaardelijke indexaties is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 5 | 51 - Uitruilmogelijkheden Op de pensioendatum heeft elke deelnemer, ook die geboren is voor 1-1-1950, het recht om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen om te ruilen in een partnerpensioen of andersom met instemming van de partner. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen kan tevens bij beëindiging van de deelneming plaatsvinden. De deelnemer kan er tevens voor kiezen om voor het prepensioen dan wel het ouderdomspensioen een andere ingangsdatum te kiezen. De pensioenen worden uitgeruild met door het bestuur vastgestelde percentages. Ook kan de deelnemer ervoor kiezen om de hoogte van de pensioenuitkering te variëren. Excedentregeling Werkgevers hebben de mogelijkheid om een excedentregeling bij BPL af te sluiten voor het deel van het salaris boven maximum pensioengevend loon. De excedentregeling is verder gelijk aan de parameters van de basisregeling, met uitzondering van de pensioengrondslag. Het opbouwpercentage bedraagt 1,95% van de pensioengrondslag (salaris -/- maximum pensioengevend salaris van de basisregeling). Voor de excedentregeling wordt een leeftijds- en geslachtsafhankelijke premie geheven. Overgangsregeling Afschaffen prepensioenregeling Vanaf 2007 vindt geen opbouw meer plaats van prepensioen. De VUT-regeling in Suwas I vervalt op termijn, waarbij de laatste uitkering in 2014 wordt gedaan. Deelnemers die voor 1 januari 1950 zijn geboren kunnen vanaf 64 jaar gebruikmaken van de prepensioenregeling. Voor deelnemers die per 31 december 1997 én per 1 januari 1998 in dienst zijn bij een bij het fonds aangesloten werkgever geldt dat zij een aanvulling krijgen op de prepensioenregeling. Deze ‘garantieregeling’ wordt gefinancierd door het VUT-fonds Suwas I. Werknemers die op 31 december 2000 en op 1 januari 2001 deelnemer waren aan de BPL-regeling, hebben een extra opbouw prepensioen gehad van maximaal drie jaar, over de periode 1 januari 1998 tot 1 januari 2001 voor zover zij deelnemer waren in de genoemde periode. VPL Aan deelnemers die tussen 1 januari 1950 en 31 december 1965 geboren zijn, wordt extra pensioen toegekend over dienstjaren voor 2007. De opbouw en financiering van deze pensioenaanspraken is uitgesteld tot uiterlijk 31 december 2021 of als een deelnemer eerder met pensioen gaat. Deze inkoop van extra pensioenaanspraken geldt alleen als betrokkene op 31 december 2006 en op 1 januari 2007 deelnemer was aan de pensioenregeling en de volledige uitstelperiode van 15 jaar deelnemer blijft aan de pensioenregeling of eerder met pensioen gaat. Deze inkoop maakt het mogelijk om 2 tot 3 jaar eerder met pensioen te gaan. Aanvullende regeling Het fonds kan op verzoek van een aangesloten werkgever voor al zijn werknemers een aanvullende regeling (excedentregeling) afsluiten. De inhoud van de aanvullende regeling is vastgelegd in het pensioenreglement. Het betreft aanvullende ouderdoms-, partner- en wezenpensioenen over het loon dat jaarlijks meer bedraagt dan het maximum premieloon als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen. Als de werkgever gebruik maakt van deze mogelijkheid wordt met hem een afzonderlijke uitvoeringsovereenkomst afgesloten. In deze uitvoeringsovereenkomst ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 6 | 51 worden de voorwaarden vastgelegd die gelden voor de deelname in de aanvullende regeling. Tevens wordt bepaald in hoeverre het pensioenreglement en het uitvoeringsreglement van toepassing zijn. 2.2 Uitvoeringsreglement Het uitvoeringsreglement bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een verplicht aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De premie voor de verplichte pensioenregeling wordt, na overleg met CAO-partijen, vastgesteld en zo nodig gewijzigd door het bestuur. Een wijziging wordt doorgevoerd met ingang van 1 januari van een kalenderjaar. De hoogte van de met ingang van 2013 geldende premie voor de basisregeling wordt, evenals het loon waarover deze wordt geheven, beschreven in hoofdstuk 3.4 van deze ABTN. Geen premie is overigens verschuldigd bij voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Als de premie hoger is vastgesteld dan de door de regelgeving vereiste premie, kan het pensioenfonds het surplus gebruiken voor extra buffervorming voor herstel, of om een reserve te vormen voor toekomstige indexatieverlening of voor andere doelen als omschreven in deze ABTN. Als de door de regelgeving vereiste premie hoger is dan voor sociale partners acceptabel is, heeft het bestuur mandaat van sociale partners om de pensioenregeling aan te passen door de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen. Premieheffing vindt plaats als volgt. Na afloop van elke loonperiode wordt voor elke werkgever de verschuldigde premie vastgesteld aan de hand van de door de werkgever per loonperiode aan te leveren loonopgaven. De verschuldigde premie dient binnen een maand na afloop van iedere loonperiode voldaan te zijn. Artikel 26 van de Pensioenwet wordt bij de premieheffing in acht genomen. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft maakt het fonds gebruik van de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen. Zo kan het pensioenfonds een dwangbevel uitbrengen, beslag laten leggen op goederen van de werkgever, het faillissement van de werkgever aanvragen of de bestuurders van de werkgever aansprakelijk stellen. Ook is het pensioenfonds bevoegd om als uiterste middel de actieve deelnemers in dienst van een werkgever te informeren over een betalingsachterstand van die werkgever. Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het pensioenfonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk 4.1 van deze ABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet de deelnemersraad en de ondernemingsraad van de onderneming die nog premie aan het pensioenfonds verschuldigd is. Informatie De werkgever is verplicht alle deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verlenen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de premieheffing, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. Het fonds kan dan ook een boete opleggen. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 7 | 51 Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling De financiële sturingsmiddelen die het fonds hanteert, worden beschreven in hoofdstuk 3.5 van deze ABTN. Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Vrijstelling In het uitvoeringsreglement worden de voorwaarden aangegeven waaronder: - een werkgever voor zijn werknemers vrijstelling kan worden verleend van de verplichte deelneming in het pensioenfonds; het betreft de wettelijke voorwaarden van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 - een werkgever of een werknemer wegens gemoedsbezwaren vrijstelling kan worden verleend. Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven. 2.3 Verplichtstelling De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij beschikking van 29 januari 2013 (Stcrt. 2013, nr 2712.) goedgevonden: het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw verplicht gesteld voor alle werknemers in loondienst van een werkgever die in hoofdzaak activiteiten verricht in de agrarische en groene sector, waaronder begrepen: A. 1. Bedrijfsverzorgingsdiensten: een vereniging van agrarische ondernemers die zich uitsluitend of in hoofdzaak ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden. 2. Bloembollengroothandel, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en of arbeidsuren uitsluitend 3. een bos en natuuronderneming, zijnde een of in hoofdzaak bestaan uit handel in bloembollen. - terreinbeheersbedrijf: een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemde werkzaamheden worden uitgevoerd; - aannemingsbedrijf: een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht, en/of werkzaamheden die betrekking hebben op het functioneren van het bedrijf of de organisatie waardoor eerdergenoemdewerkzaamheden worden uitgevoerd. 4. een land- en tuinbouwwerktuigenexploiterende onderneming, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van - landbouwambachtenwerkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de feitelijke plantaardige en dierlijke productie; - cultuurtechnische werkzaamheden: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 8 | 51 Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen. - meststoffendistributie: werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector; 5. een hoveniersbedrijf, zijnde een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit: - hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden: het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden; - boomverzorgingswerkzaamheden: het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. - interieurbeplantingswerkzaamheden: het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; - Dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden: het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel beplantingsvormen op daken of tegen gevels; - Greenkeeperswerkzaamheden: het voor derden aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord; 6. een glastuinbouwonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddenstoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of bedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden; 7. een onderneming in open teelten, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic bedekt plaatsvindt. Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren t.w. Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw; 8. een dierhouderijonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren overwegend bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden; 9. een paddenstoelenteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren overwegend bestaan uit de teelt van paddenstoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddenstoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost; ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 9 | 51 10. een groenvoederdrogerijonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten kunstmatig worden gedroogd, met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden; 11. een tuinbouwzaadteeltonderneming, zijnde een onderneming waarin uitsluitend of in belangrijke mate de activiteit van handels-, productie-, kweek- en/of selectiebedrijf van tuin en/of bloemzaden wordt uitgeoefend; 12. Een rundveeverbeteringsonderneming, zijnde een organisatie die werkzaamheden doet verrichten op het gebied van de rundveeverbetering, daaronder ook begrepen een organisatie die biologisch veeverbeteringsmateriaal 13. levert; Een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde: - een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector, - een k.i.-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke een k.i. station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert, - een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke zich ten doel stelt het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie. B. Onder werkgever wordt verstaan: 1. degene die een onderneming drijft met een of meer van de activiteiten zoals onder A 1 tot en met 13 vermeld, 2. degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de onder A1 tot en met 13 genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers werkzaam is, 3. juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan hierboven genoemde activiteiten als bedoeld onder A1 tot en met 13, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a (Stb.1991, 200) en volgende van het Burgerlijk Wetboek. 4. in aanvulling op hetgeen vermeld is in leden 1 tot en met 3 gelden navolgende aanvullingen en afwijkingen bij de definitie van werkgever: a. voor Bedrijfsverzorgingsdiensten: - BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings BV’s, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie; - Stichting Agrarische Projecten Nederland (STAP), een aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het ‘combinatiebanenproject’ en voor zover geen andere verplichtstelling wordt toegepast. b. voor de Bloembollengroothandel: - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek. c. voor de Dierhouderij: - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de onderneming aan dierhouderij worden besteed; ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 10 | 51 - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek; d. voor de Glastuinbouw: - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan glastuinbouw worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek; e. voor het Hoveniersbedrijf: - zij die hovenierswerkzaamheden al dan niet in een hoveniersbedrijf doen verrichten; - als op een bedrijf meer verplichtstellingen van toepassing kunnen zijn, hoeft de verplichtstelling van BPL niet te worden toegepast als de hierin genoemde werkzaamheden ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering. f. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: - zij die werkzaamheden genoemd onder A 4 doen verrichten, al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming, tenzij voor hen reeds een andere cao c.q. regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden geldt. g. voor Open teelten: - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan een open teelt wordt besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; - juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze verplichtstelling, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek; h. voor de Paddenstoelenteelt: - iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de paddenstoelenteelt worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed; Uitgezonderd van deze werkingssfeer zijn de hieronder genoemde kistenbedrijven: - Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V. - Champignonkwekerij Champibelle B.V. - Holland Champignons B.V. j. voor de Varkensverbetering: - degene die varkensverbeteringswerkzaamheden laat verrichten al dan niet in een varkensverbeteringsorganisatie; k. voor de Groenvoederdrogerijen - iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in een groenvoederdrogerij bedrijfsarbeid doet verrichten. C. Onder werknemer wordt verstaan: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van: 1. personen, die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt; 2. personen, die de pensioengerechtigde leeftijd hebben overschreden; ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 11 | 51 3. personen, die – zodanig pensioen genieten – 65% of meer arbeidsongeschikt zijn in de zin van de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966, Stb. 84) of de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van 10 november 2005, Stb. 572); 4. de directeur-grootaandeelhouder in de zin van de SV-wetgeving (regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder van 19 december 1997, Stct. 1997, 248). 5. in aanvulling op hetgeen vermeld is in leden 1 tot en met 4 gelden navolgende aanvullingen en afwijkingen bij de definitie van werknemer: a. voor Bedrijfsverzorgingsdiensten: - de directe werknemer is degene die in opdracht van de werkgever werkzaamheden verricht op de bedrijven van opdrachtgevers en leden van de vereniging. - de indirecte werknemer is degene die organisatorische, administratieve en andere ondersteunende werkzaamheden verricht in de vereniging of organisatie van de werkgever. b. voor het Hoveniersbedrijf: - zij die bij een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk werkzaam zijn, tenzij op grond van Bijlage I, onder f tweede gedachtestreepje een andere verplichtstelling op de arbeidsverhouding van toepassing is, alles met uitzondering van degenen die de feitelijke leiding hebben van de onderneming. c. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: - degene die bij een werkgever op arbeidsovereenkomst overwegend werkzaam is voor het verrichten van werkzaamheden genoemd onder, A4 met uitzondering van directeuren van NV’s of BV’s; d. voor de Paddenstoelenteelt: - degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft. Als werknemer wordt niet beschouwd: - de stagiaire, zijnde een leerling van een onderwijsinstelling die praktijkervaring moet of wil opdoen, - de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker. e. voor de Groenvoederdrogerijen - degene die bij een werkgever op een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor het verrichten van bedrijfsarbeid, met uitzondering van degenen die met de dagelijkse leiding belast zijn. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 12 | 51 3. Financiële opzet Het fonds voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement. De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. Het fonds heeft derhalve geen herverzekeringscontracten afgesloten. 3.1 De waarderingsgrondslagen van de beleggingen De onroerende zaken in exploitatie zijn gewaardeerd tegen actuele waarde gebaseerd op in- en externe taxaties, waarbij rekening wordt gehouden met de staat van het onderhoud. Jaarlijks wordt 100% extern getaxeerd. De waardering van de aandelen en de obligaties geschiedt tegen beurswaarde. De waardering van hypothecaire leningen geschiedt tegen nominale waarde. De waardering van onderhandse leningen geschiedt tegen actuele waarde. Deze actuele waarde is bepaald rekening houdend met toekomstige kasstromen en is contant gemaakt tegen de herleide marktwaarde (Yield). Hierbij speelt het risicoprofiel en de resterende looptijd een rol. 3.2 Technische Voorzieningen Het fonds kent de volgende voorzieningen: - De Voorziening Pensioenverplichtingen - De Voorziening Arbeidsongeschiktheidspensioenverplichtingen - Spaarfonds gemoedsbezwaarden De Voorziening Pensioenverplichtingen wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot en met de balansdatum verworven pensioenaanspraken. Bij de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - Interest Nominale rentetemijnstructuur (zero-coupon), zoals door De Nederlandsche Bank maandelijks op haar website wordt gepubliceerd. Vanaf 30 september 2012 publiceert DNB de Ultimate Forward Rate. - Sterfte AG Prognosetafel 2012-2062, waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met 94%. Deze vermenigvuldiging is nodig om de sterftekansen van de generatietafel aan te passen aan de verzekeringssterfte van BPL. De hoogte van deze vermenigvuldiging wordt periodiek geëvalueerd. - Wezenpensioen De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 24-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 13 | 51 - Leeftijdsverschil De leeftijd van de partner van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer. - Gehuwdheidsfrequentie Voor de deelnemers geboren in 1937 of later bedraagt de gehuwdheidsfrequentie op de pensioendatum 100% en wordt daarna vastgesteld op basis van de gegevens in de GBA. Voor de deelnemers geboren voor 1937 wordt de gehuwdheid sowieso vastgesteld op basis van de GBA. - Premievrijstelling invaliditeit Voor (gewezen) deelnemers is de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw in de Voorziening Pensioenverplichtingen opgenomen. Jaarlijks komt uit het gedeelte van de Voorziening Pensioenverplichtingen voor toekomstige pensioenopbouw een bedrag beschikbaar dat wordt gebruikt voor de financiering van premievrije pensioenen. Door revalidering en invalidering wordt een bedrag aan eerdergenoemde voorziening onttrokken respectievelijk toegevoegd. - Opslag voor toekomstige kosten Voor de dekking van toekomstige kosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%. - Leeftijden De leeftijden worden gebaseerd op de geboortemaand van de deelnemers. - Voorziening niet opgevraagd pensioen Vanaf boekjaar 2015 wordt de voorziening vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk niet opgevraagde pensioenen. Van de in het betreffende boekjaar niet opgevraagde pensioenen wordt 50% in de voorziening opgenomen. Van het boekjaar daarvoor 40%, van het boekjaar daarvoor 30%. Jaarlijks neemt het percentage af met 10%, zodat de voorziening afhangt van de daadwerkelijke opgevraagde pensioenen in de afgelopen vijf jaar. Voor de boekjaren wordt, in afwachting van een onderzoek door TKP naar alle niet opgevraagde pensioenen in de afgelopen 5 jaar, de voorziening vastgesteld op de hoogte van de voorziening in boekjaar 2012. De Voorziening Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt op basis van rentedekking vastgesteld. Dat wil zeggen dat er een voorziening wordt getroffen zodra de uitkering ingaat. 3.3 Reserves Het fonds kent de volgende reserves: - De Algemene Reserve - De Reserve Anw-hiaat - De Beleggingsreserve - De Bestemmingsreserve VPL-pensioen - De Bestemmingsreserve VPO (voortzetting pensioenopbouw) Doel van de reserves: - De Algemene reserve is bedoeld om alle niet-beleggingsrisico’s op te vangen. Dit betreft onder andere operationele risico’s, inflatierisico en actuariële risico’s. - De Reserve Anw-hiaat is bedoeld om tegenvallers in de Anw-hiaat-regeling te kunnen opvangen. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 14 | 51 - De Beleggingsreserve is bedoeld om koersdalingen in de beleggingsportefeuille op te kunnen vangen. - De Bestemmingsreserve VPL is bedoeld voor de financiering van de toekenning van de VPL-pensioenen - De Bestemmingsreserve VPO is bedoeld om de van FVP ontvangen gelden over de jaren 2010 en 2011 aan te vullen. Naar verwachting zal namelijk het FVP over deze jaren niet de oorspronkelijk bedoelde uitkering doen. Als er dan nog middelen over zijn, wordt bepaald of ook over 2012 en eventueel verdere jaren pensioenopbouw bij werkloosheid kan worden toegekend. De reserves worden als volgt vastgesteld: - De Algemene Reserve wordt gevoed door het resultaat, nadat de Reserve Anw-hiaat en de Beleggingsreserve op het juiste niveau zijn gebracht. - Aan de Reserve Anw-hiaat wordt toegevoegd het verschil tussen enerzijds de Anw-hiaat-premie en toegerekende interest en anderzijds de toevoeging aan de Anw-hiaat-voorziening, de toegerekende administratiekosten en de verrichte Anw-hiaat-uitkeringen. - De Beleggingsreserve is gelijk aan het vereist eigen vermogen verminderd met het minimum vereist vermogen. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat de beleggingsreserve minimaal gelijk is aan de reserves, die een pensioenfondsfonds moet aanhouden voor beleggingsrisico’s in het FTK. - De Bestemmingsreserve VPL-pensioen wordt gevoed door de premies VPL-pensioen ad. 1,25% van het loon, welke tot en met 2021 wordt geheven. De kosten voor de toekenning van deze pensioenen (inclusief bijdrage aan de reserves) worden onttrokken aan deze reserve. Jaarlijks wordt aan de bestemmingsreserve een rendement toegekend dat gelijk is aan het rendement van BPL over de hele portefeuille inclusief de rendementen over de hedge-portefeuille. Er zijn namelijk geen afzonderlijke beleggingen aan deze reserve toegewezen, waardoor geen apart rendement voor deze reserve kan worden vastgesteld. - De Bestemmingsreserve VPO is ultimo 2011 opgenomen in de balans, ter grootte van 4,001 mln. Er worden geen middelen of rendement aan toegevoegd. De toevoeging aan de FVP-gelden wordt aan deze reserve onttrokken. 3.4 Financiering De basisregeling wordt gefinancierd door middel van een reglementaire doorsneepremie van 21,70% van de pensioengrondslag. Uit deze premie worden ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen en de Anwhiaat-uitkering gefinancierd. Jaarlijks wordt vastgesteld of de reglementaire doorsneepremie hoger is dan de gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt bepaald aan de hand van een rendement van 4%. In 2013 wordt de reglementaire doorsneepremie echter niet getoetst aan deze gedempte premie maar aan de vraag of de reglementaire doorsneepremie bijdraagt aan het herstel van de dekkingsgraad tot een niveau van 104,4%. In 2014 is, in afwachting van de nieuwe wet- en regelgeving rond het financiële toetsingskader, de financiële opzet van de premie niet gewijzigd en gebaseerd op de uitgangspunten van de premie voor 2013. De opbouw van de gedempte premie in 2012 en de premie die bijdraagt aan herstel in 2013 (en 2014) is als volgt. Rekenrente Actuariële inkoop pensioen Opslag PVI Solvabiliteit Administratiekosten Totaal 2012 4% 2013/14 UFR 15,5% 0,1% 2,5% 1,4% 19,5% 19,2% 0,2% 0,9% 1,4% 21,7% ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 15 | 51 De premie is in 2013 vastgesteld aan de hand van de volgende uitgangspunten. 1. Actuarieel benodigde premie De premie is gebaseerd op de volgende grondslagen Overlevingsgrondslagen AG Prognosetafel 2012 – 2062 met een algehele correctie van 94% op de sterftekansen. Rendement UFR van september 2012 Excassokosten 2% 2. Opslag voor arbeidsongeschiktheidsrisico’s Deze opslag betreft de IBNR-voorziening, die ook in de premie is opgenomen. Uit de recente Actuarieel Rapporten van Mercer blijkt dat deze opslag en voorziening in de afgelopen jaren voldoende is geweest. 3. Opslag voor solvabiliteit Deze opslag is gebaseerd op de minimaal vereiste dekkingsgraad ultimo 2011. Deze bedraagt 104,4%. De opslag voor solvabiliteit is derhalve 0,9% (4,4% over de som van de actuariële inkoop ad 19,2% en de opslag PVI ad 0,2%) 4. Opslag voor uitvoeringskosten De uitvoeringskosten exclusief vermogensbeheer bedragen vanaf 2012 ca. 17,5 mln. VPL-overgangsmaatregelen Vanaf 2012 tot uiterlijk 2021 wordt tevens een premie geheven van 1,25% (2012: 2,3%) van het salaris. Deze premie én de reserve overgangsmaatregelen is voldoende om de rechten die voortvloeien uit de VPL-overgangsrechten te kunnen financieren. Jaarlijks bekijkt het bestuur of deze premie inderdaad voldoende is om de rechten te financieren. De excedent-regeling De premie voor 2014 van de excedent-regeling is een actuariële premie (afhankelijk van leeftijd en geslacht) met de volgende grondslagen. Omdat de premie voor de basisregeling ook niet is gewijzigd, is de premieopzet voor de excedentregeling ook ongewijzigd gebleven. Overlevingstafel AG12-62 Correctie overlevingstafel 90% Rente UFR September2012 Solvabiliteitsopslag 5% Kostenopslag 7,5% Excassokosten 2% Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 1% 3.5 Sturingsmiddelen Het bestuur heeft de volgende sturingsmiddelen: 1. het premiebeleid; 2. het indexatiebeleid; 3. het beleggingsbeleid; 4. de regeling. Premiebeleid De reglementaire premie, 21,70% van de pensioengrondslag, is voor onbepaalde tijd vastgesteld. Als de premie niet aan ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 16 | 51 de regelgeving voldoet, zal het bestuur in gesprek gaan met cao-partners. Cao-partners zullen de regeling zodanig aanpassen dat de premie wel aan de regelgeving voldoet. Indexatiebeleid Het indexatiebeleid luidt als volgt: • De ambitie van het bestuur is jaarlijks pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan de prijsontwikkeling. • Indexatieverlening is echter altijd voorwaardelijk en afhankelijk van een specifiek bestuursbesluit. • Het specifieke bestuursbesluit wordt normaliter in november van enig jaar genomen. • Voor het bepalen van het feitelijk besluit in enig jaar, wordt als basis de volgende staffel door het bestuur als uitgangspunt gebruikt: • GDG < VD Geen indexatie VD ≤ GDG < VD + 10% Indexatie-verlening naar rato GDG ≥ VD +10% Volledige indexatie-verlening + inhaalindexatie cf onderstaande tabel Voor inhaalindexatie geldt de volgende staffel: GDG ≥ VD + 10% Over maximaal 1 jaar terug GDG ≥ VD + 20% Over maximaal 3 jaar terug GDG ≥ VD + 25% Over maximaal 5 jaar terug GDG ≥ VD + 30% Over maximaal 10 jaar terug Inhaal indexatie mag echter niet leiden tot een dekkingsgraad onder de grens in de bovenstaande staffel. Hierbij staat GDG voor Gemiddelde Dekkingsgraad en VD voor Vereiste Dekkingsgraad conform de definitie in hoofdstuk 4. • Als maatstaf wordt gehanteerd de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens afgeleid (dus exclusief effecten door overheidsbeleid) voor de maand september, zoals vastgesteld door het CBS; • de De Gemiddelde Dekkingsgraad wordt als volgt bepaald: het rekenkundig gemiddelde van 4 kwartalen, eindigend bij het 3 kwartaal van het jaar voorafgaand aan de eerste januari waarop de indexatie wordt toegekend. - Daarbij geldt dat het verschil tussen hoogste kwartaalstand en laagste kwartaalstand niet meer mag bedragen dan 20%; is dit wel het geval dan wordt de hoogste kwartaalstand afgetopt op de laagste kwartaalstand + 20%. - Ook geldt hierbij dat de actuele dekkingsgraad niet lager mag zijn dan de Vereiste Dekkingsgraad -/- 5% op het moment dat het indexatiebesluit genomen wordt; • Bij de vaststelling van de Gemiddelde Dekkingsgraad, de Vereiste Dekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad wordt de dekkingsgraad genomen voordat de indexatietoekenning daarin verwerkt is; • Het beleid wordt elke 2 jaar geëvalueerd. Beleggingsbeleid In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid. Regeling Het uitgangspunt van het bestuur is dat er nooit een verlaging van de al opgebouwde pensioenrechten zal plaatsvinden. Als bij dermate grote financiële problemen bovenstaande sturingsmiddelen geen afdoende oplossing bieden, zal eventueel de pensioenregeling voor in de toekomst op te bouwen pensioenrechten worden gewijzigd. Crisisplan In het voorjaar van 2012 heeft het bestuur een crisisplan vastgesteld. In dit plan definieert het bestuur onder andere wat voor haar een crisis is en welke sturingsmiddelen zij ten tijde van een crisis wil inzetten. Het crisisplan is als bijlage bij deze ABTN gevoegd. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 17 | 51 4. Vereist vermogen Het fondsvermogen is in het vervolg gedefinieerd als de som van de Technische voorziening en de reserves (de Algemene Reserve, de Reserve Anw-hiaat en de Beleggingsreserve), zoals beschreven in 3.2 en 3.3. De bestemmingsreserve VPLpensioen is geen onderdeel van het fondsvermogen. 4.1 Minimum vereist eigen vermogen Het minimum vereist eigen vermogen bedraagt ca. 4,4% van de Technische voorziening zoals beschreven in deze ABTN onder 3.2. Het minimum vereist vermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke voorschriften. Indien het fondsvermogen lager is dan het minimum vereist vermogen én de Technische voorziening , bestaat er een situatie van onderdekking. Bij onderdekking beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om, na toestemming van DNB, in maximaal drie jaar uit de situatie van onderdekking te komen. 4.2 Vereist vermogen Het bestuur van het pensioenfonds streeft ernaar om het fondsvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het vereist vermogen. Indien het fondsvermogen lager is dan het vereiste vermogen, is er sprake van een reservetekort en beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het vereiste vermogen te voldoen. Hierbij wordt in principe een maximale termijn van vijftien jaar voor een situatie van een reservetekort gehanteerd. Het wettelijk vereist vermogen is het eigen vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het fonds. In die evenwichtssituatie is het wettelijk vereist vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoorwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat het fonds binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het wettelijk vereist vermogen wordt in principe vastgesteld aan de hand van de DNB-rekenregels, die gelden voor het standaard-model. Hierbij passen twee opmerkingen. Het bestuur heeft er voor gekozen om de rentegevoeligheid van de inflatieproducten vast te stellen op 50% bij de berekening van de reserves voor het renterisico. Daarnaast heeft het bestuur tevens een reserve vast gesteld voor het risico van actief-beheer-beleggingen. Bij de bepaling van de reserve voor het actief beheer wordt verondersteld dat er geen correlatie is met de risico’s voor zakelijke waarden omdat één van de uitgangspunten van het actief beheer juist is om het risico van de totale zakelijke waarden portefeuille zo veel mogelijk constant te houden. Het wettelijk vereist vermogen kan, gegeven het in deze ABTN beschreven beleggingsbeleid, op basis van de strategische mix ultimo 2013 als volgt worden geschat: Reserves voor het renterisico 7,2% van de voorziening Reserves voor het zakelijke waarden-risico 11,3% van de voorziening Reserves voor het valutarisico 6,2% van de voorziening Reserves voor het grondstoffenrisico nihil Reserves voor het kredietrisico 1,8% van de voorziening Reserves voor de actuariële risico’s 3,2% van de voorziening Reserves voor actief-beheer 1,1% van de voorziening Vermindering reserves door diversificatie 12,9% van de voorziening Totaal wettelijk vereist vermogen 17,9% van de voorziening De vereiste dekkingsgraad bedraagt derhalve op basis van bovenstaande reserves 120,6% ultimo 2013. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 18 | 51 5. Beleggingsbeleid In dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Het beleggingsbeleid bestaat enerzijds uit de strategische afweging tussen rendement en risico die resulteert in de keuze van de vermogenscategorieën, de omvang van die categorieën en het beperken van financiële risico’s. Anderzijds bestaat het beleggingsbeleid uit het beheer van het vermogen binnen iedere vermogenscategorie en uitvoering van het risicobeleid. Dit vindt plaats binnen mandaatrichtlijnen die de beleggingsopdracht vormen voor de uitvoerders. 5.1 Beleggingsbeginselen Uitgangspunt voor het beleggingsbeleid van BPL is dat aan de (nominale) verplichtingen moet worden voldaan en dat het pensioen zoveel mogelijk waardevast moet zijn. Hiervoor worden risico’s geaccepteerd om rendement te behalen en de uitvoeringskosten beperkt te houden. De beleggingsbeginselen vormen de algemene overtuiging van het pensioenfonds ten aanzien van beleggen en de houding ten aanzien van de risico’s. De beginselen gebruiken wij als uitgangspunt ten aanzien van de verdere uitwerking van het beleggingsbeleid. Door BPL worden de volgend beginselen gebruikt bij haar beleggingsbeleid. Lange termijn visie De beleggingsportefeuille is met name gericht op actief beleggen via lange termijn investeringen en niet met het doel om (met hoge transactievolumes) op korte termijn de markt te verslaan. Het succes wordt niet afgemeten aan de resultaten ten opzichte van de (korte termijn gedreven) financiële markten. Profiteren van illiquide vermogenscategorieën Door de lange beleggingshorizon kunnen vermogenscategorieën in portefeuille worden genomen die niet op korte termijn te gelde te maken zijn (illiquide vermogenscategorieën) waardoor meer kan worden geprofiteerd van het hogere rendement voor zulke categorieën. Zoeken naar innovatieve investeringsmogelijkheden in eigen sectoren Het pensioenfonds is goed gepositioneerd om via een zgn. portefeuille van kansen op een innovatieve, rendabele wijze te investeren in de bij BPL aangesloten sectoren, op voorwaarde dat de governance goed is geregeld Duurzaamheid Het pensioenfonds heeft als uitgangspunt dat duurzaamheid op lange termijn een hoger rendement, danwel een lager risico oplevert. Vandaar dat alle beleggingsactiviteiten worden getoetst op duurzaamheid door beleggingen en tegenpartijen te toetsen op ecologische, sociale en governance normen. Integriteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid Het pensioenfonds toetst haar activiteiten, tegenpartijen en dienstverleners ook op integriteit en maatschappelijke verantwoord gedrag. BPL wenst geen zaken te doen met tegenpartijen die onethisch gedrag vertonen. Daarnaast wijst het pensioenfonds ook activiteiten af die een potentieel verstorend effect op de financiële markten hebben. Zo worden “short gaan” (verkopen van effecten die niet in bezit zijn) en het uitlenen van effecten afgewezen. Transparantie en aansturing Het pensioenfonds kiest voor transparante beleggingsvormen die direct kunnen worden aangestuurd, dus zo min mogelijk ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 19 | 51 in beleggingsfondsen en met nog grotere terughoudendheid in fondsen-van-fondsen. Bij voorkeur houdt het pensioenfonds het beheer van het vermogen zoveel mogelijk in één hand via direct beleggingen, daardoor kan BPL meer invloed uitoefenen op het beleid en lagere kosten bedingen. Acceptabel kostenniveau De kosten die samenhangen met het vermogens beheer en beleggingstransacties moeten acceptabel zijn in relatie tot de geleverde prestatie, dit geldt voor (stapeling van) fee’s die betaald dienen te worden voor investeringen in beleggingsfondsen alsmede voor transactiekosten voor (onnodig veel) transacties in de portefeuille Prudent De beleggingsportefeuille moet tot in detail begrepen worden en kunnen worden uitgelegd aan de stakeholders. Het pensioenfonds neemt daarom geen risico’s waarvan ze niet kan overzien in welke mate die het uitbetalen van een waardevast pensioen in de waagschaal stellen. Ook leverage (meer marktrisico lopen dan men aan beleggingen bezit) wordt tot een minimum beperkt. Tevens wordt niet onnodig in derivaten belegd, ofwel derivaten zijn vooral toegestaan om risico’s in de portefeuille te reduceren. 5.2 Strategisch beleid De regelgeving van het FTK maakt de economische risico´s (verbonden aan aandelen, valuta, rente, etc) die in pensioenfondsen aanwezig zijn expliciet en vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau het fonds kan of wil accepteren. Vervolgens wordt dat risico zo ingezet dat het rendement van het vermogen wordt gemaximeerd. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor dit strategische belegging- en risicobeleid. Daarmee wordt aansluiting tussen de beleggingsbeginselen, het beleggingsbeleid, de pensioenverplichtingen en de overige sturingsmiddelen bereikt. De basis hiervoor is de ALM studie die periodiek door het fonds wordt uitgevoerd welke wordt gevolgd door een portefeuille constructie studie om de meest optimale beleggingsportefeuille te bepalen. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan: de vaststelling van de risico’s die het fonds wenst te accepteren, de jaarlijks vast te stellen normportefeuille, bandbreedtes en de beleggingsrichtlijnen. Het bestuur wordt hierbij geadviseerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en het Bestuursbureau. 5.3 De uitvoering van het vermogensbeheer De advisering over het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door de afdeling Strategisch Pensioen Management van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (hierna: “de Beheerder”). Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door verschillende Operationele Vermogensbeheerders waaronder Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V., Syntrus Achmea Real Estate and Finance, Kempen Capital Management, Robeco, State Street, Numeric en Stone Harbor. De verschillende Operationeel Vermogensbeheerders zijn belast met de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, liquiditeiten, infrastructuur, private equity en instrumenten waarmee risico’s (zoals renterisico en inflatierisico) worden afgedekt. Syntrus Achmea Real Estate and Finance is belast met de uitvoering van de beleggingen in direct vastgoed. De Operationeel Vermogensbeheerders worden geselecteerd en gemonitord door de Beheerder. Hierbij voert de Beheerder een gestructureerd manager research proces waarbij aansluiting op de individuele mandaten en het gewenste risicoprofiel centraal staan. De Operationeel Vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid. Ze zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (de mandaatrichtlijnen) vrij in de wijze van belegging en herbelegging. Beslissingen die ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 20 | 51 consequenties kunnen hebben voor het strategisch beleggingsbeleid en de daarvan afgeleide randvoorwaarden worden slechts in overleg met het bestuur genomen. De Beheerder is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan het bestuur en de beleggingsadviescommissie. 5.4 Portefeuillebeheer a. Strategische portefeuille Het beheer zal plaatsvinden op basis van onderstaande strategische portefeuille: Strategische portefeuille Aandelen Europa 5.0% Aandelen Verenigde Staten 6.0% Aandelen Opkomende Markten 4.0% Aandelen Japan 1.5% Totaal Aandelen 16.5% Staatsobligaties euro 23.0% Niet-Staatsobligaties euro 14.0% High Yield 5.0% Emerging Market Bonds 4.0% Inflation Linked bonds 3.0% Totaal Obligaties 49.0% Direct Vastgoed Nederland 26.5% Totaal Vastgoed 26.5% Private Equity 3.0% Infrastructuur 2.5% Portefeuille van kansen 2.5% Overig 0.0% Totaal Alternatieve Beleggingen 8.0% Liquiditeiten 0.0% Totaal Liquiditeiten 0.0% Totaal portefeuille 100.0% b. Normportefeuille Het beheer zal plaatsvinden op basis van onderstaande normportefeuille. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 21 | 51 Normportefeuille Normportefeuille 2013 2014 Bandbreedte (-/+) in procentpunt 5.0% 5.0% 2.0% 5.0% 2.0% 2.0% 5.0% midden 5.0% 7.0% 1.0% 5.0% 4.0% 1.0% 23.0% midden 5.0% 9.0% 1.0% 5.0% 4.0% 1.0% 25.0% 31.5% portefeuillegewicht 12.0% 5.0% 2.0% 2.0% 52.5% 32.0% portefeuillegewicht 12.0% 5.0% 2.0% 2.0% 53.0% 5.0% Direct Vastgoed Nederland Totaal 19.0% 19.0% 18.0% 18.0% 2.0% 2.0% Infrastructuur Overig Portefeuille van kansen Private Equity Totaal 2.5% 1.0% 1.0% 0.5% 5.0% 1.5% 1.0% 0.5% 0.5% 3.5% 1.0% 1.0% 1.0% 1.0% 1.0% Liquiditeiten Totaal 0.5% 0.5% 0.5% 0.5% 1.0% 1.0% 100.0% 100.0% Aandelen Wereld Low vol Aandelen Europa Aandelen Europa Small Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Japan Totaal Staatsobligaties euro* Inflation linked* Niet-Staatsobligaties euro High Yield Obligaties Opkomende Markten - HC Obligaties Opkomende Markten - LC Totaal Totaal portefeuille * is onderdeel van de basisportefeuille 5.0% 2.0% 2.0% 2.0% 5.0% Bandbreedtes rondom beleggingscategorieën gelden ten opzichte van de benchmark en zijn symmetrisch, waarbij geen negatieve gewichten zijn toegestaan. In verband met een lage liquiditeit in de beleggingscategorieën Direct Vastgoed Nederland, Portefeuille van kansen, Infrastructuur, alternatieven overig, en Private Equity kunnen deze categorieën op de korte termijn onder- en/of overwegingen vertonen. Deze worden bij de liquide beleggingscategorieën gecompenseerd. De bandbreedte van de liquide beleggingscategorieën zijn exclusief de invulling die noodzakelijk is als gevolg van de allocatie naar illiquide beleggingscategorieën. De bandbreedte bij de liquide beleggingscategorieën wordt derhalve niet door illiquide categorieën ‘benut’. c. Benchmark De portefeuille wordt vergeleken met de volgende benchmark: ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 22 | 51 Benchmark Aandelen Wereld Low vol 1-apr-13 5.0% 1-apr-2014* 5.0% Index** Aandelen Europa 7.0% 9.0% MSCI World Minimum Volatility USD MSCI Europe Customized Aandelen Europa Small 1.0% 1.0% MSCI European Small Cap Aandelen Verenigde Staten 5.0% 5.0% MSCI USA Customized Aandelen Opkomende Markten 4.0% 4.0% MSCI Emerging Markets Aandelen Japan 1.0% 1.0% MSCI Japan Aandelen Totaal 23.0% 25.0% Basisportefeuille 31.5% 32.0% Staatsobligaties euro 31,5% -/Inflation Linked euro 31,5% -/Inflation Linked euro Inflation Linked euro portefeuille gewicht portefeuille gewicht Niet-Staatsobligaties euro 12.0% 12.0% rendement portefeuille 61% Iboxx € non-sovereign corporate & 39% Iboxx € non-sovereign collateralized High Yield 5.0% 5.0% BoA/Merril Lynch Global Non-Financial High Yield Euro hedged Obligaties Opkomende Markten - HC 2.0% 2.0% Obligaties Opkomende Markten - LC 2.0% 2.0% JP Morgan EMBI Customized JPMorgan GBI EM Global Diversified Composite Customized Obligaties Totaal 52.5% 53.0% Direct Vastgoed Nederland Vastgoed Totaal 19.0% 19.0% 18.0% 18.0% ROZ/IPD Nederland SI customized**** Infrastructuur Overig Portefeuille van kansen Private Equity Alternatieve Beleggingen Totaal 2.5% 1.0% 1.0% 0.5% 5.0% 1.5% 1.0% 0.5% 0.5% 3.5% Euribor 1-week deposito rente +3% Euribor 1-week deposito rente +2% Euribor 1-week deposito rente +2% MSCI World 3 jaars voortschrijdend gemiddelde Liquiditeiten Liquiditeiten Totaal 0.5% 0.5% 0.5% 0.5% Eonia 100.0% 100.0% Totaal 86,7% Iboxx € staat Customised BPL*** & 13,3% Iboxx € semi-staat all maturities * Per 1-1-2014 handhaving floating benchmarkgewichten ** alle indices zijn op basis van Total Return. Bij aandelenindices worden netto dividenden herbelegd (net TR) ***Iboxx € staat Customised BPL: 12.3% Iboxx € staat duitsland all maturities 14.4% Iboxx € staat duitsland 10+ 12.2% Iboxx € staat frankrijk all maturities 14.4% Iboxx € staat frankrijk 10+ 12.2% Iboxx € staat nederland all maturities 14.4% Barclays € staat nederland 10+ 2.7% Iboxx € staat oostenrijk all maturities 1.6% Iboxx € staat finland all maturities 0.5% Iboxx € staat ierland all maturities 4.2% Iboxx € staat spanje all maturities 3.1% Iboxx € staat belgie all maturities 8.0% Iboxx € staat italie all maturities 100.0% ****ROZ/IPD Customised BPL: 80.0% IPD/ROZ Woningen Benchmark (Standing Investments) 15.0% 5.0% IPD/ROZ Winkel Benchmark (Standing Investments) IPD/ROZ Kantoren Benchmark (Standing Investments) 100.0% d. Rebalancing en cash allocatie Rebalancing De benchmark en portefeuille worden op jaarbasis op 1 april gerebalanced naar de normgewichten (fixed benchmark). Gedurende het jaar is er sprake van een zwevende benchmark (floating benchmark). Dit wil zeggen dat de benchmarkgewichten veranderen als gevolg van marktbewegingen en dat de bandbreedte meebeweegt. Mocht in de periode voor de rebalancing datum de volatiliteit op de markten scherp oplopen en/of de verwachte omvang van de rebalancing te omvangrijk worden, dan komt de Beheerder met een alternatief rebalancing voorstel. Cash Allocatie Het bijsturen van de portefeuille tijdens de maandelijkse cash allocatie richting de floating benchmark vindt niet automatisch plaats, maar wordt bekeken in samenhang met het Dynamische Asset Allocatie beleid. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 23 | 51 Belegging van de cashflow vindt plaats naar inzicht van de Beheerder, mits dit binnen de bandbreedte van de normportefeuille gebeurt. Ten behoeve van efficiënte aansturing van de portefeuille en zuivere performancemeting zullen de benchmarkgewichten voor de illiquide beleggingen maandelijks gelijk worden gesteld aan de portefeuillegewichten. Het verschil zal iedere maand worden verdeeld over de liquide beleggingen volgens de volgende regels: Alternatieven overig Aandelen Europa (100%) Direct vastgoed Nederland Aandelen Europa (50%) en Staatsobligaties euro (50%) Infrastructuur Aandelen Europa (100%) Portefeuille van kansen Aandelen Europa (50%) en Staatsobligaties euro (50%) Private Equity Aandelen Europa (100%) Posities dienen te worden ingenomen met fysieke beleggingen. Debetstanden zijn alleen toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. e. Dynamische asset allocatie Voor afwijkingen van de floating benchmark gewichten zal advies worden uitgebracht door de Beheerder in het kader van Dynamische Asset Allocatie. Het Pensioenfonds zal besluiten of deze adviezen worden overgenomen waarbij wijzigingen van de vermogensmix binnen de bestaande bandbreedtes ten opzichte van de floating benchmark zullen plaatsvinden. Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten ingenomen worden. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. 5.5 Risicobeheersing a. Marktrisico Voor het korte termijn risicobeheer van de portefeuille ten opzichte van de verplichtingen hanteren we de volgende uitgangspunten: Risicomaat DaR (Dekkingsgraad at Risk) (1-jaars horizon, meting op basis van het door de Beheerder gehanteerde risicomodel) Basis Verplichtingen op basis van UFR Meetfrequentie Maandbasis Bandbreedte Onder 6,0% (waarschuwing) en 5,7% (analyse) Boven 26,7% (waarschuwing) en 29,9% (analyse) Bij overschrijding van de analysebandbreedte zal het Pensioenfonds een advies ontvangen over het lange termijn risico, de korte termijn vooruitzichten en de mogelijk te nemen acties. De portefeuille wordt niet automatisch door de Beheerder bijgestuurd wanneer de risicomaat zich buiten de bandbreedte bevindt. b. Renterisico Voor het beheersen van het renterisico geldt een strategie met de volgende kenmerken: Strategie: Afdekking renterisico: o Type: Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) hedge o Omvang: 57% tot 92% procent afdekking o Bandbreedte: +/- 5,0% (procentpunt) van de omvang o Referentie: Rentegevoeligheid van de Voorziening Pensioen Verplichtingen op basis van actuele UFR curve (VPV op basis van actuele UFR) ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 24 | 51 - Afdekkingsportefeuille: o Rente overlay = Renteswaps o Vastrentende waarden = Staatsobligaties euro, Niet-staatsobligaties euro & Inflation Linked obligaties - Rente overlay: ( omvang x VPV op basis van actuele UFR) – Vastrentende Waarden - Strategie: Dynamisch (afhankelijk van de 30-jaars Europese swaprente) afhankelijk van de 30-jaars Europese swaprente wordt de omvang van de hedge bepaald: o bij een 30-jaars Europese swaprente lager of gelijk aan 3,5%, bedraagt de afdekking 57%; o bij een 30-jaars Europese swaprente tussen de 3,5% en 5%, vindt een stapsgewijze aanpassing van het afdekkingspercentage plaats. De grootte bedraagt daarbij 8,75% per stap (zie tabel); o bij een 30-jaars Europese swaprente hoger dan of gelijk aan 5%, bedraagt de afdekking 92%. 30-jaars Europese Afdekking (%) swaprente (%) rente < 3,5 57,00 3,5 ≤ rente < 4,0 65,75 4,0 ≤ rente < 4,5 74,50 4,5 ≤ rente < 5,0 83,25 rente ≥ 5,0 92,00 Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende criteria: Uitgangspunten voor berekening rentehedge: o De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt als DV01 (waardeverandering als gevolg van 1 bp verschuiving van de rente) en gemeten over 9 looptijden (2, 5, 10, 15, 20, 25, 30, 40 en 50 jaar). o De rentegevoeligheid wordt berekend op basis van de actuele UFR curve. De actuele UFR curve is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde UFR-methodiek voor pensioenfondsen. Bij de UFR-methodiek wordt de 3-maands gemiddelde marktcurve geschokt om vervolgens in combinatie met de Ultimate Forward Rate een UFR-curve te construeren. De actuele UFR curve is gebaseerd op de Ultimate Forward Rate en de actuele marktcurve in plaats van de 3-maands gemiddelde marktcurve. o De marktcurve die gebruikt wordt voor de berekening van de rentegevoeligheid is de 6-maands EURIBOR swapcurve. o VPV op basis van actuele UFR: rentegevoeligheid van kasstromen gebaseerd op de actuele UFR curve en de meest recente VPV. o Rentegevoeligheid van de kasstromen van de staatsobligaties euro en niet-staatsobligaties euro benchmarks wordt bepaald aan de hand van de actuele marktcurve. Deze rentegevoeligheid wordt voor 100 % meegenomen. o Rentegevoeligheid van de kasstromen van de inflation linked obligaties wordt bepaald aan de hand van de actuele marktcurve. Deze rentegevoeligheid wordt voor 50% meegenomen. o Rentegevoeligheid van renteswaps wordt bepaald aan de hand van de actuele marktcurve en de EUR OIS curve. o Hiermee is de strategie gevoelig voor niet-parallelle en zeer grote veranderingen van de rentetermijnstructuur en kan de hedge minder effectief zijn ten opzichte van de hierboven genoemde strategie. Aanleiding voor bijsturen rentehedge: o Op kwartaalbasis naar aanleiding van nieuwe VPV. De omvang van de strategie kan gedurende het kwartaal minder zijn, omdat verwachte en onverwachte aangroei in de VPV gedurende het kwartaal niet wordt afgedekt. o Op kwartaalbasis wordt de omvang van de strategie bijgestuurd binnen de bandbreedte. Tegelijkertijd wordt de omvang per looptijd binnen een bandbreedte van +/- 5,0% ten opzichte van de totaal af te dekken DV01 gebracht. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 25 | 51 o Op maandbasis naar aanleiding van gewijzigde marktrentes. Aanpassing van de strategie vindt plaats wanneer de 30-jaars Europese swaprente de volgende rentetriggers passeert: 3,5%, 4,0%, 4,5%, 5,0%. Ultimo maand wordt bepaald of een rentetrigger is gepasseerd. Indien de 30-jaars Europese swaprente dezelfde trigger opnieuw passeert zal de strategie niet opnieuw worden aangepast. Een aanpassing vindt pas weer plaats zodra één van de naastgelegen triggers gepasseerd wordt. Bijvoorbeeld: de 30-jaars Europese swaprente passeert de 4,0% trigger. Vervolgens wordt de strategie aangepast. De eerstvolgende keer dat de strategie in dit kader wordt aangepast is als de 3,5% of de 4,5% trigger wordt gepasseerd. Na het passeren van een trigger stelt de Beheerder zo spoedig mogelijk een voorstel op voor aanpassing van de strategie. Aanpassing van de strategie vindt plaats na akkoord van het Pensioenfonds op dit voorstel. Monitoring/verslaglegging: o Aanpassingen van de strategie alleen na akkoord van het Pensioenfonds. o Monitoring van de omvang en bandbreedte vindt op kwartaalbasis plaats. Beleid ten aanzien van tegenpartijen: Bij de uitvoering van transacties in rentederivaten wordt rekening gehouden met het tegenpartijrisicobeleid van het Pensioenfonds, zoals vastgelegd in de paragraaf “Tegenpartijrisico” van deze beleggingsrichtlijnen. Rebalancing rente- en inflatieswap Portefeuille Overschrijdt de waarde van de rente- en inflatieswaps (zowel positief als negatief), op maandultimo, het totale beheerde vermogen met 10%, dan wordt de waarde van de rente- en inflatieswaps na goedkeuring van het Pensioenfonds teruggebracht naar een waarde binnen deze grens. Hiertoe stelt de Beheerder zo spoedig mogelijk na constatering van de overschrijding een schriftelijk advies op waarin de volgende onderdelen aan bod komen: het aantal stappen waarin de waarde wordt teruggebracht het tijdstip waarop stappen worden gezet argumentatie c. Inflatierisico Voor het beheersen van het inflatierisico wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken: - - Afdekking inflatierisico: o Omvang: 20% procent o Referentie: Voorziening Pensioen Verplichtingen op basis van de door DNB gepubliceerde RTS (VPVDNB) Afdekkingsportefeuille: inflation linked staatsobligaties en inflatieswaps, allen op basis van Europese inflatiecijfers (eurozone HICP Ex Tobacco). Uitvoering De uitvoering hiervan gebeurt op basis van de volgende criteria: - Uitgangspunten berekening van inflatiehedge o Nominale waarde van de inflatiehedgeportefeuille o Contante waarde Voorziening Pensioen Verplichtingen op basis van de door DNB gepubliceerde RTS (VPVDNB) - Aanleiding voor bijsturen inflatiehedge: o Nieuwe VPVDNB op jaarbasis en omvang inflatiehedgeportefeuille o In het eerste kwartaal van ieder jaar wordt bepaald wat de omvang is. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 26 | 51 o Bij een afwijking groter dan 5,0%-punt van de gewenste omvang, wordt de inflatie-afdekking in een periode van maximaal 4 kwartalen gerebalanced naar de omvang. Deze afwijking van de omvang wordt per kwartaal gemonitord. o Aanpassingen vinden plaats in opdracht van het Pensioenfonds. Beleid ten aanzien van tegenpartijen: Bij de uitvoering van transacties in inflatiederivaten wordt rekening gehouden met het tegenpartijrisicobeleid van het Pensioenfonds, zoals vastgelegd in de paragraaf “Tegenpartijrisico” van deze beleggingsrichtlijnen. Daarnaast zijn er rebalancing afspraken voor de inflatiehedge vastgelegd in de paragraaf “Renterisico” van deze beleggingsrichtlijnen. d. Valutarisico De vreemde valuta-exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield en infrastructuur wordt binnen de betreffende beleggingsinstellingen volledig afgedekt naar Euro’s. Het valutarisico van de overige beleggingen wordt niet afgedekt. e. Aandelenrisico Door middel van de risicorapportage wordt het aandelenrisico inzichtelijk gemaakt. f. Kredietrisico Binnen de beleggingsportefeuilles worden limieten opgenomen op kredietwaardigheidsratings van beleggingen in landen en/of sectoren, welke zijn vastgelegd in de mandaatrichtlijnen. g. Tegenpartijrisico Voor het beheersen van het tegenpartijrisico voor OTC derivaten die betrekking hebben op rente- en inflatierisico en zijn afgesloten door de Vermogensbeheerder wordt het volgende beleid gehanteerd: A) Kredietwaardigheid Bij het afsluiten van nieuwe OTC derivaten geldt dat tegenpartijen: - minimaal een kredietstatus A- (gebaseerd op de Syntrus Achmea Composite (SAC) rating berekend aan de hand van beschikbare Moody’s, S&P en Fitch ratings) bezitten. - niet opgenomen zijn op de watch list voor derivatentegenpartijen, zoals opgesteld door de Vermogensbeheerder. - tegenpartijen mogen niet vermeld staan op de uitsluitingenlijst voor tegenpartijen. Deze lijst wordt elk halfjaar door het Pensioenfonds opnieuw vastgesteld. Voor reeds afgesloten OTC derivaten geldt dat: - Tegenpartijen minimaal een kredietstatus BBB- (gebaseerd op SAC-rating) bezitten Uitgezonderd van bovenstaande eisen ten aanzien van kredietwaardigheid zijn transacties waarbij het risico op de tegenpartij niet vergroot wordt, zoals bij herverdeling van risico over looptijden. Tegenpartijrisico wordt gemeten als Potential Future Exposure (PFE). Dagelijks zal de Vermogensbeheerder monitoren of een tegenpartij voor OTC derivaten niet langer voldoet aan één van de minimale kredietwaardigheid eisen (A- of BBB-). Indien hieruit blijkt dat een tegenpartij niet langer voldoet zal de Vermogensbeheerder binnen twee weken na constatering met een voorstel komen om de ontstane situatie zo goed mogelijk te beheersen. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 27 | 51 B) Spreiding Binnen het door de Vermogensbeheerder gehanteerde model voor tegenpartijrisico wordt het mogelijke verlies voor het Pensioenfonds ingeschat dat kan optreden bij een faillissement van de tegenpartij. Voor het afsluiten van nieuwe OTC derivaten door de Vermogensbeheerder met een tegenpartij geldt dat het tegenpartijrisico van de totale OTC derivaten portefeuille (inclusief de op dat moment af te sluiten derivaten) naar deze tegenpartij niet meer dan het direct hieronder vermelde percentage van het tegenpartijrisico naar alle tegenpartijen tezamen mag bedragen. Tegenpartijrisico wordt in deze gemeten als de Potential Future Exposure (PFE). Dit percentage bedraagt: - maximaal 50 procent per tegenpartij in het bezit van AAA kredietstatus (gebaseerd op SAC rating). - maximaal 33 procent per tegenpartij in het bezit van AA-, AA of AA+ kredietstatus (gebaseerd op SAC rating). - maximaal 20 procent per tegenpartij in het bezit van A+ of lagere kredietstatus (gebaseerd op SAC rating). Uitzonderingen op bovenstaande eisen ten aanzien van spreiding is: - als het risico op alle tegenpartijen samen kleiner is dan 2,5% van het belegd vermogen van het Pensioenfonds. Het belegd vermogen is het vermogen exclusief de waarde van de overlays dat wordt berekend op basis van beschikbare informatie op de laatste werkdag van de maand. - transacties waarbij het risico op een tegenpartij niet vergroot wordt, zoals bij een herverdeling over looptijden. Maandelijks zal de Vermogensbeheerder monitoren of de spreiding over tegenpartijen voor OTC derivaten voldoet aan bovenstaande eisen. Indien hieruit blijkt dat een tegenpartij niet langer voldoet zal de Vermogensbeheerder binnen tien werkdagen na constatering met een voorstel komen om de ontstane situatie zo goed mogelijk te beheersen. C) Onderpand Bij het afsluiten van documentatie door de Vermogensbeheerder voor het Pensioenfonds ten aanzien van het beheer van onderpand voor OTC derivaten die betrekking hebben op rente- en inflatierisico en zijn afgesloten door de Vermogensbeheerder gelden de volgende uitgangspunten: Alleen euro-gedenomineerde staatsobligaties met een minimale AA- kredietstatus (gebaseerd op de kredietstatus afgegeven door minimaal één van de volgende instellingen: Moody’s, S&P en Fitch) uitgegeven door een van de eurozone landen worden als onderpand geaccepteerd. - Onderpand afstemming en uitwisseling dient elke werkdag plaats te vinden - De haircut (minimale omrekeningsfactor om onderpand te waarderen) matrix ziet er als volgt uit: Looptijd < 1 jaar 1 jaar – 5 jaar 5 jaar – 10 jaar > 10 jaar 1% 4% 6% 11% obligaties Haircut - De threshold en independent amount (minimale marktwaarde van de derivaten waarover onderpand wordt uitgewisseld) dient gelijk te zijn aan 0. - De MTA (de minimale uitwisselingswaarde) dient gelijk te zijn aan EUR 250.000. - Het benodigd onderpand wordt berekend over de totale netto positie van de OTC derivaten (die betrekking hebben op rente- en inflatierisico), dus door de verschillende soorten derivatencontracten voor zover mogelijk met één tegenpartij te salderen. Uitzondering op bovenstaande uitgangspunten is: - voor het leveren en ontvangen van onderpand geldt bij Rabobank International een minimale uitwisselingswaarde van EUR 1.000.000 en worden euro-gedenomineerde staatsobligaties toegestaan van België, Portugal en Spanje en niet- ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 28 | 51 staatsobligaties met een minimale AA- kredietstatus (gebaseerd op de kredietstatus afgegeven door minimaal één van de volgende instellingen: Moody’s, S&P en Fitch). h. Liquiditeitsrisico Door middel van een liquiditeitsrapportage wordt inzicht gegeven in de mate waarin de portefeuille over voldoende liquiditeiten en onderpand beschikt. i. Concentratierisico Concentraties worden periodiek weergegeven in de risicorapportage. Op basis van ad hoc analyses wordt beoordeeld of deze acceptabel zijn of dat deze teruggebracht moeten worden. j. Actief risico Binnen het door de beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: - Aandelen Maximaal 6% - Vastrentende waarden Maximaal 2% - Totale portefeuille (liquide beleggingen) Maximaal 3% De maximale tracking error limieten voor de liquide sub-beleggingscategorieën zijn vastgelegd in de paragrafen die betrekking hebben op deze sub-beleggingscategorieën. 5.6 Beleggingscategorieën a. Vastrentende waarden Staatsobligaties euro Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. - Buiten de benchmark beleggen wordt voor 10% toegestaan en een maximale weging per land buiten de benchmarks van 3%. - Voor de efficiënte sturing mogen long en short posities worden ingenomen met toegestane derivaten (rentefutures en renteswaps). Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 2% . - Het is vanwege het gebruik van rentederivaten toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen van de beleggingscategorie in het geval van afdekken van risico. - De volgende aanvullende restricties gelden: o De minimale kredietwaardigheid van de leningen in de portefeuille is BBB- volgens de Syntrus Achmea Composite (SAC)-kredietwaardigheid. o De modified duration van de portefeuille mag maximaal 2 punten afwijken van de benchmark. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 29 | 51 o Securities lending is niet toegestaan. o Single Name Credit Default Swaps (CDS m.b.t. individuele ondernemingen) zijn niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerders overeengekomen mandaatrichtlijnen. Inflation linked Doelstelling Het doel van de inflation linked (ILB)-portefeuille is bij te dragen aan een lange termijn inflatie afdekking voor het fonds en wordt als buy-and-hold portefeuille beheerd. Benchmark Aangezien er geen benchmarks op de markt beschikbaar zijn die goed aansluiten bij de lange termijn inflatie doelstelling van het Pensioenfonds, is het rendement van de benchmark gelijk aan het rendement van de portefeuille. Universum Het beleggingsuniversum bestaat uit index obligaties die gekoppeld zijn aan het Europese inflatiecijfer, eurozone HICP Ex Tobacco. Risicobeheersing De volgende aanvullende restricties gelden: o De minimale kredietwaardigheid van de leningen in de portefeuille is AA+ volgens de Syntrus Achmea Composite (SAC)-kredietwaardigheid. o Er wordt alleen belegd in leningen die uitgegeven zijn door landen binnen de EMU. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. Niet-staatsobligaties euro Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. - Buiten de benchmark beleggen wordt toegestaan (zie aanvullende restricties). - Het gebruik van derivaten (rentefutures en renteswaps) is toegestaan om de portefeuilleduration te sturen ten opzichte van de benchmarkduration. Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 2% ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 30 | 51 - Het is vanwege het gebruik van rentederivaten toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen van de beleggingscategorie in het geval van afdekken van risico. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Alle niet-staatsobligaties hebben een minimale rating van BB-. o Onderhandse leningen en ander schuldpapier zonder rating zijn toegestaan mits een investment grade rating bestaat voor soortgelijk schuldpapier van dezelfde issuer of indien naar het oordeel van de Vermogensbeheerder de kwaliteit hiermee overeenstemt. o Maximaal 5% van de niet-staatsobligatie portefeuille mag worden belegd in obligaties met een BB-rating. o De modified duration van de portefeuille mag maximaal 2 punten afwijken van de benchmark. o Securities lending is niet toegestaan. o Single Name Credit Default Swaps (CDS m.b.t. individuele ondernemingen) zijn niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. High Yield Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 6%. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Single Name Credit Default Swaps (CDS m.b.t. individuele ondernemingen) zijn niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Global High Yield Pool. EMD HC (Obligaties Opkomende Markten - HC) Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 31 | 51 Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. - Het gebruik van derivaten (rentefutures en renteswaps) is toegestaan om de portefeuilleduration te sturen ten opzichte van de benchmarkduration Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-post tracking error met een 1-jaars horizon van: 4% - Het is vanwege het gebruik van rentederivaten toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen van de beleggingscategorie in het geval van afdekken van risico. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Het gewicht van een land in de portefeuille bedraagt maximaal 20% van de EMD portefeuille. o Securities lending is niet toegestaan. o Single Name Credit Default Swaps (CDS m.b.t. individuele ondernemingen) zijn niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. EMD LC (Obligaties Opkomende Markten - LC) Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. Buiten de benchmark beleggen wordt voor 25% toegestaan. - Het gebruik van derivaten is toegestaan Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 6% - Het is vanwege het gebruik van derivaten toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen van de beleggingscategorie met een maximum van 17,5% in het geval van afdekken van risico. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Credit Linked Notes en Credit Default Swaps zijn niet toegestaan. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door Stone Harbor op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 32 | 51 b. Aandelen Aandelen Wereld Low vol Doelstelling Door middel van actief beheer op lange termijn een 25% -punt lager risico te behalen ten opzichte van de benchmark met een vergelijkbaar rendement. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie en wijkt af van de benchmark op mandaatniveau (MSCI World). Universum de titels in de MSCI World. - Beleggen buiten de MSCI World wordt voor 20% toegestaan. - Het gebruik van derivaten is niet toegestaan. Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt geen ex-ante tracking error berekend. De mate van risicobeheersing komt tot uiting in de doelstelling om een lager risico te behalen dan de MSCI World - Het is niet toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen in de beleggingscategorie. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Short gaan is niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van discretionaire mandaten. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder en Robeco op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerders overeengekomen mandaatrichtlijnen. Aandelen Europa Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement van 1 tot 3% op jaarbasis behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Dit zijn bruto rendementen voor aftrek van de beheerfee. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. - Beleggen in aandelen buiten de benchmark wordt voor 10% toegestaan. - Het gebruik van derivaten is niet toegestaan. Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 6% ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 33 | 51 - De volgende aanvullende restricties gelden: o Short gaan is niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. Aandelen Europa Small Cap Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een tracking error met een 1-jaars horizon tussen de 7 en 9% met een maximum van 10%. - Het is niet toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen in de beleggingscategorie. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Short gaan is niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door Kempen op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. Aandelen Verenigde Staten Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement van 1 tot 3% op jaarbasis behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Dit zijn bruto rendementen voor aftrek van de beheerfee. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum Het universum wordt bepaald door de titels in de benchmark. - Beleggen in aandelen buiten de benchmark wordt voor 10% toegestaan. - Het gebruik van derivaten is niet toegestaan. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 34 | 51 Risicobeheersing - Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 6% - Het is niet toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan het belegd vermogen in de beleggingscategorie. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Short gaan is niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijn. Aandelen Opkomende Markten Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing - Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 4%. - De volgende aanvullende restricties gelden: o Short gaan is niet toegestaan Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): - SSga MSCI Emerging Markets Index Non-lending QP Strategy - Robeco Customized Emerging Quant Fonds Aandelen Japan Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (een) beleggingsinstelling(en) - Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. - Buiten de benchmark beleggen voor 30% is toegestaan ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 35 | 51 - Het gebruik van derivaten niet is toegestaan. Risicobeheersing - Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van: 6% - De volgende aanvullende restricties gelden voor een discretionair mandaat: - Het is niet toegestaan om de totale exposure van de beleggingscategorie groter te laten zijn dan 100% van het belegd vermogen - Short posities zijn niet toegestaan. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door Numeric op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijnen. Daarnaast vindt de belegging in deze categorie plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstellingen: SSga MSCI Japan Index Non-lending QP Strategy c. Vastgoed Doelstelling Een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark wordt gebruikt ter bepaling van het doelrendement. Universum Nederlands niet-beursgenoteerd vastgoed. Risicobeheersing Het Pensioenfonds keurt alle aan- en verkoopvoorstellen van objecten in de discretionaire portefeuille zelf goed. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door Syntrus Achmea Real Estate & Finance op basis van de tussen het Pensioenfonds en deze vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijnen. Daarnaast vindt de belegging in deze categorie plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstellingen en/of deelnemingen: - Achmea Dutch Added Value Residential Property Fund - De Meent Retail Investments CV - De Meent Retail Investments B.V - Relan Grondbezit B.V. - RoTij Vastgoedontwikkeling B.V. - RoTij Planontwikkeling B.V - RoTij Projecten B.V. - Vastgoedfonds Stationsomgeving N.V. - Stedenfonds Amsterdam N.V. d. Alternatieve categorieën Infrastructuur Doelstelling ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 36 | 51 Een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark, over een horizon gelijk aan de looptijd van de onderliggende beleggingsinstelling. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark wordt gebruikt ter bepaling van het doelrendement. Universum investeringen in niet beursgenoteerde ondernemingen via zowel aandelenbelangen als leningen door middel van het deelnemen in primaire fondsen alsmede fund of funds (dakfondsen). Risicobeheersing Het risico binnen de beleggingsinstelling wordt beheerst door middel van: spreiding over regio's, vintagejaren, en managers waarbij wordt gestreefd naar een maximale exposure van 30% per primair fonds - een maximale commitment Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Infrastructure Pool. Het Pensioenfonds zal worden geïnformeerd op het moment dat het concrete voornemen bestaat in gevangenissen te beleggen. Op dat moment kan het Pensioenfonds besluiten of het zich met zo’n belegging kan verenigen. Private equity Doelstelling Een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark, over een horizon gelijk aan de looptijd van de onderliggende beleggingsinstelling. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark wordt gebruikt ter bepaling van het doelrendement. Universum investeringen in niet beursgenoteerde ondernemingen via zowel aandelenbelangen als leningen door middel van het deelnemen in primaire fondsen alsmede fund of funds (dakfondsen). Risicobeheersing Het risico wordt beheerst door middel van spreiding over regio's, vintagejaren, stijlen en investment managers. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Interpolis Private Equity Fund II Pool Portefeuille van Kansen Doelstelling ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 37 | 51 Een rendement behalen dat gelijk is aan de benchmark, over een horizon gelijk aan de looptijd van de onderliggende beleggingsinstelling en/of deelneming. Daarnaast wil het Pensioenfonds naast het behalen van rendement ook een bijdrage leveren aan de bij het pensioenfonds betrokken sector (zoals land- en tuinbouw) door te investeren in duurzame en innoverende projecten Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark wordt gebruikt ter bepaling van het doelrendement. Universum investeringen in niet beursgenoteerde ondernemingen via zowel aandelenbelangen als leningen en door middel van het deelnemen in primaire fondsen. Risicobeheersing Het risico wordt beheerst door middel van: spreiding over sectoren en regio’s - minimaal 3 en maximaal 6 deelnemingen en/of beleggingsinstellingen Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en) en/of deelnemingen: Varuw Holding (Rubia) - Annona Sustainable Investment - Incofin Fairtrade Access Fund Alternatieven overig Doelstelling Een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark, over een horizon gelijk aan de looptijd van de onderliggende fondsen Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark wordt gebruikt ter bepaling van het doelrendement Universum investeringen in Nederlands agrarisch onroerend goed (via erfpacht van landbouwgrond) en parkeergarages. Risicobeheersing Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en) en/of deelnemingen: Fagoed beleggingsfonds - Q-Park e. Liquiditeiten Doelstelling ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 38 | 51 Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Het risico wordt beheerst door middel van een maximale totale modified duration van 0,5 jaar Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Geldmarkt Pool. 5.7 Derivaten Derivaten kunnen door de Beheerder en de Vermogensbeheerder worden gebruikt voor verschillende doeleinden: - voor de efficiënte sturing van de vastrentende portefeuilles kunnen rentefutures en renteswaps worden gebruikt; - voor de afdekking van het renterisico kunnen renteswaps worden gebruikt; - voor de afdekking van het inflatierisico kunnen inflatie swaps worden gebruikt; - voor Dynamische Asset Allocatie kunnen futures worden gebruikt; - voor de efficiente sturing van de High Yield beleggingen is het in de High Yield pool toegestaan om CDX’en te gebruiken. 5.8 Securities lending Securities lending is niet toegestaan voor de discretionair beheerde mandaten. 5.9 Verantwoord beleggen Het Pensioenfonds heeft er voor gekozen om een verantwoord beleggingsbeleid toe te passen. Dit beleid bestaat uit engagement, corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en het uitsluiten van ondernemingen van het belegbaar universum. Engagement Het Pensioenfonds past het instrument engagement toe voor de uitvoering van het verantwoord beleggen beleid. Corporate governance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Het corporate governance beleid en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen wordt uitgevoerd door de Vermogensbeheerder. Uitsluitingsbeleid Uitsluitingen worden vormgegeven vanuit maatschappelijk verantwoord beleggen en corporate governance. De volgende uitsluitingen gelden: ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 39 | 51 - Controversiële wapens De uitsluitingen hebben betrekking op producenten van controversiële wapens. De lijst van uitgesloten ondernemingen op basis controversiële wapens wordt elk halfjaar opnieuw vastgesteld aan de hand van het gekozen uitsluitingsbeleid en onderzoeksresultaten van een onafhankelijk onderzoeksbureau. Daarnaast kan het Pensioenfonds ondernemingen uitsluiten die de uitgangspunten van het Global Compact gedurende langere tijd schenden. De Vermogensbeheerder communiceert de uitsluitingslijst aan de vermogensbeheerders. De lijst met uitgesloten beleggingen is aan verandering onderhevig. Deze lijst wordt tweemaal per jaar herzien en gecommuniceerd door de Vermogensbeheerder. Aanpassingen in de lijst worden gecommuniceerd aan het bestuur van het Pensioenfonds door middel van de halfjaar rapportage verantwoord beleggen. - VN Global Compact Daarnaast kiest het Pensioenfonds er voor om ondernemingen die de uitgangspunten van de VN Global Compact structureel schenden uit te sluiten van beleggingen. De uitsluitingen zijn van toepassing op de discretionair beheerde mandaten binnen Aandelen portefeuille en de Vastrentende Waarden portefeuille. De lijst met uitgesloten beleggingen is aan verandering onderhevig. Deze lijst wordt eenmaal per jaar herzien en bepaald door het Pensioenfonds. - Financiële instellingen Binnen het “Aandelen Europa” en “Aandelen Verenigde Staten” mandaat financiële instellingen worden financiële instellingen die het slechtst scoren op in overleg met het pensioenfonds van tevoren vastgestelde ESG criteria (10% laagst scorende) uitgesloten. De lijst van uitgesloten financiële instellingen wordt elk halfjaar opnieuw vastgesteld. Wanneer de impact van uitsluitingen meer dan 3% van de duratiecontributie in een Vastrentende Waarden benchmark of meer dan 300 basispunten voor een aandelenbenchmarks bedraagt kan de betreffende benchmark in het daarop volgende kalenderjaar worden aangepast. De extra kosten hiervoor worden aan het Pensioenfonds doorbelast. De volgende benchmark aanpassingen gelden (zie benchmarktabel): Het gewicht van de uitgesloten ondernemingen in de benchmark van de beleggingscategorieën aandelen Europa en Aandelen Verenigde staten is groter dan 300 bp, waardoor de benchmark wordt aangepast. De benchmark wordt in het vierde kwartaal jaarlijks opnieuw vastgesteld voor het nieuwe kalenderjaar. Daarnaast wordt voor EMD HC en LC een aangepaste benchmark gebruikt, waarbij het vaststellen van de gewichten rekening wordt gehouden met ESG factoren (voor verdere details van de benchmark samenstelling wordt verwezen naar de mandaatrichtlijnen). 5.10 Resultaatsevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door de Beheerder het volgende vastgelegd: - de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal - de behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf de vorige jaarultimo per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles; - een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing; - een overzicht van de aan- en verkopen; - een portefeuille overzicht afgezet tegen aankoopkoersen (desgewenst); - vooruitzichten en beleidsvoornemens; Daarnaast verstrekt de Beheerder elke maand een overzicht met de meest actuele gegevens over de beleggingsportefeuille en is er op dagbasis inzicht in de beleggingsportefeuille via het Online Dashboard. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 40 | 51 6. De organisatie van het pensioenfonds Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten, pensioen- en uitvoeringsreglement en is daarmee verantwoordelijk voor het pensioenbeleid. Het bestuur heeft een deel van haar bevoegdheden gedelegeerd aan het bestuursbureau Actor. Het bestuursbureau vormt de schakel tussen het bestuur en de uitvoeringsorganisatie en overige externe partijen. Daarnaast heeft het bestuursbureau beleidsvoorbereidende en ondersteunende taken. Het bestuur blijft te allen tijde de eindverantwoordelijkheid behouden. Deze afspraken zijn vastgelegd in een Regeling interne bevoegdheidstoedeling en externe vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan respectievelijk TKP Pensioen B.V., Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Syntrus Achmea Real Estate FinanceB.V (SAREF). In het vervolg van dit hoofdstuk wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de genoemde handelsnamen. Het pensioenfonds en TKP Pensioen B.V. hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een pensioenbeheerovereenkomst, waarbij partij zijn enerzijds het pensioenfonds en anderzijds TKP Pensioen B.V., in een vermogensbeheerovereenkomst waarbij het pensioenfonds en Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. partij zijn en een vastgoedbeheerovereenkomst waarbij het pensioenfonds en Syntrus Achmea Real Estate & Finance B.V. partij zijn. De pensioenbeheerovereenkomst met TKP is ingegaan per 1 januari 2012 en voldoet aan de eisen van de huidige wetgeving. De vermogensbeheerovereenkomsten zijn eveneens per 1 januari 2012 vernieuwd. De overeenkomsten en de DVO’s voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. De deelnemersraad heeft het recht om het bestuur te adviseren met betrekking tot de onderwerpen zoals opgesomd in de Pensioenwet. Met ingang van 1 juli 2014 zal de deelnemersraad ophouden te bestaan als gevolg van de invoering van de Wet Versterking Bestuur pensioenfondsen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waarop het is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het fonds, de jaarrekening, de bevindingen van het interne toezicht en overige informatie. 6.1 Uitbestede taken Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan het bestuursbureau: - Een proactieve en initiërende rol richting het bestuur. Het vaststellen van een jaarplanning, de inhoudelijke en beleidsmatige voorbereiding van onderwerpen en het verzorgen van een correcte informatieverstrekking aan het bestuur.; ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 41 | 51 - Het verzorgen van de uitvoering van het bestuurssecretariaat voor alle organen van het fonds. Deze werkzaamheden betreffen onder andere het bijhouden van gegevens van bestuurders en commissieleden, het vaststellen van het recht op vacatiegelden en vergoedingen, het archiveren, verzending van agenda en stukken en het organiseren van vergaderingen; - Daarnaast werkt het bestuursbureau samen met de uitvoeringsorganisatie die de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en het vastgoed uitvoert. Het bestuursbureau monitort de uitvoering van deze organisaties. Zij bewaakt de administratieovereenkomst, de dienstverleningsovereenkomst en eventuele andere overeenkomsten die het bestuur afgesloten heeft en gaat na of de bepalingen nog voldoen. Het bestuursbureau adviseert bij verlenging van bestaande overeenkomsten en het afsluiten van nieuwe contracten en offertes. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan TKP Pensioen: − Het vaststellen welke werkgevers volgens de verplichtstellingsbeschikking en de statuten aangesloten zijn bij het pensioenfonds en welke werknemers dientengevolge verzekerd zijn. − Het afsluiten van overeenkomsten inzake vrijwillige voortzetting met gewezen werknemers die volledig of gedeeltelijk niet meer onder de verplichtstelling vallen. − Het afsluiten van overeenkomsten inzake vrijwillige aansluiting met werkgevers die niet (meer) onder de verplichtstelling van het pensioenfonds vallen. − Het met werkgevers afsluiten van overeenkomsten inzake deelname aan de aanvullende pensioenregeling. − Het op verzoek van een belanghebbende namens het bestuur verlenen van vrijstelling van de verplichting tot deelname of tot premiebetaling op grond van het voor de betrokken werknemers getroffen zijn van een pensioenvoorziening welke voldoet aan de door het bestuur gestelde voorwaarden, alsmede het zonodig intrekken van de verleende vrijstelling indien niet meer wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. − Het invorderen van de relevante premie. − Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De actieve deelnemers krijgen jaarlijks een opgave, de slapers om de 5 jaar. − Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan. − Het vervaardigen van een concept-jaarverslag inclusief de concept-jaarrekening, alsmede het verzorgen van de jaarrapportage aan De Nederlandsche Bank en verzorgen van de jaaropgave. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer: • het beheren van het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Deze aanwijzingen worden jaarlijks vastgelegd in de beleggingsnota. Elk kwartaal wordt een overzicht van de stand van de beleggingen verstrekt; • het adviseren over doelstellingen en (financiële) sturingsmiddelen en het adviseren over en uitvoeren van het beleggingsbeleid en risicobeleid. Het bestuur heeft onder meer de volgende taken uitbesteed aan Syntrus Achmea Real Estate & Finance: • het voorstellen van een strategisch beleid; • het verwerven van projecten waarbij marktanalyse, onderzoek naar de haalbaarheid van het project en uiteindelijke verwerving een belangrijke rol spelen; • het aangaan van overeenkomsten; • het indien nodig plegen van groot onderhoud/renovatie; • opleveren; • verhuren; • exploiteren en beheren; • verkoop; • meten performance; • rapporteren; • financieel afhandelen. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 42 | 51 6.2 De aansluiting TKP Pensioen baseert zich op gegevens van UWV en de KvK. Zij beoordeelt zelf de indeling en de aansluiting van de werkgever bij het pensioenfonds. De aangesloten werkgevers leveren de personele gegevens, periodieke loonopgaven en mutaties aan TKP Pensioen. Na check op volledigheid en juistheid worden deze gegevens verwerkt ten behoeve van de vaststelling van de pensioenaanspraken en de te heffen premie. 6.3 Uitvoeringsreglement Het bestuur heeft per 1 januari 2008 een uitvoeringsreglement vastgesteld, waarin de verhouding tussen het fonds en de verplicht aangesloten werkgevers is vastgelegd. In de uitvoeringsovereenkomst met de vrijwillig aangesloten werkgevers wordt verwezen naar het uitvoeringsreglement. Centraal in het uitvoeringsreglement staat de vraag naar afstemming tussen sociale partners en het fonds over de uitvoering van de pensioenovereenkomst. Bepaald is dat het bestuursbureau Actor als coördinerend orgaan fungeert, dat door het pensioenfonds als aanspreekpunt van sociale partners kan worden gebruikt. Actor vormt dan de schakel tussen de werkgevers- en werknemersverenigingen, die over de pensioenovereenkomst gaan, en het pensioenfonds, dat over het pensioenreglement gaat. De premie voor de basispensioenregeling wordt jaarlijks vastgesteld en vastgelegd in het pensioenreglement. De werkgever kan een gemaximeerd gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden. De werkgever is de premie verschuldigd aan het fonds. In het uitvoeringsreglement is vastgelegd welke incassomaatregelen het fonds kan nemen als de werkgever de verschuldigde premie niet op tijd betaalt. Ook zijn de informatieverplichtingen van de werkgever vastgelegd. Als de werkgever niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het fonds een boete opleggen. In het uitvoeringsreglement zijn de voorwaarden voor indexatieverlening vastgelegd. Het bestuur heeft gekozen voor de ambitie overeenkomstig categorie D1 uit de toeslagenmatrix. De in de toeslagenmatrix opgenomen voorwaardelijkheidsverklaring is verwerkt in het uitvoeringsreglement. De uitgangspunten en procedures bij besluitvorming over vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling, zoals vastgelegd in het uitvoeringsreglement, zijn gebaseerd op de desbetreffende bepalingen in de Pensioenwet. Aanvullend daarop is vastgelegd dat indien, in enig kalenderjaar, de premie niet toereikend is ter financiering van de pensioenregeling, het bestuur kan besluiten de opbouw van aanspraken in dat jaar te verlagen. Ook de mogelijkheid van premiekorting is overeenkomstig de PW. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie, tenzij sprake is van een gedempte premie. Overigens zijn in het uitvoeringsreglement vastgelegd de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting en van vrijstelling wegens een eigen pensioenvoorziening dan wel wegens gemoedsbezwaren bij de werkgever of de werknemer, alsmede de wijze waarop klachten en geschillen worden behandeld. 6.4 Organogram De relatie tussen het bestuur en de uitvoerder en zijn belangrijkste taken worden in onderstaand organogram weergegeven. Dit organogram geeft de situatie per 1 juli 2014 weer. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 43 | 51 Het bestuur bestaat uit een paritair bestuur, waarbij het governance-model verder wordt ingevuld met een Raad van Toezicht en een verantwoordingsorgaan. In verband met de toenemende complexiteit en het aantal door het bestuur te behandelen onderwerpen heeft het bestuur besloten om bestuurlijke commissies in te stellen. De taak van deze commissies is het voorbereiden van onderwerpen waar het bestuur een besluit over moet nemen. De commissies kunnen tijdens de voorbereidingsfase dieper ingaan op de achtergronden en de consequenties van te nemen beslissingen. De leden van de bestuurlijke commissies worden hierin eventueel bijgestaan door deskundigen van de uitvoerder en/of door externe deskundigen. Het bestuur heeft vijf bestuurlijke commissies ingesteld: • Risicocommissie (integraal risicomanagement); • Beleggingsadviescommissie (actuariële onderwerpen, beleggingen vermogensbeheer en vastgoedbeheer); • Technische commissie (gevolgen van wet- en regelgeving, communicatie); • DVO Commissie (kwartaal- en jaarrapportages, dienstverleningsovereenkomst); • Voorzittersoverleg (dringende, niet beleidsbepalende kwesties, voorleggers en specifieke onderwerpen). Daarnaast heeft het bestuur nog de volgende commissie ingesteld: • Commissie van Beroep (adviseert het bestuur over geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of werkgevers en het fonds inzake besluiten van het bestuur, niet zijnde besluiten van algemene strekking); Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld, waarin de werknemers, werkgevers en gepensioneerden vertegenwoordigd zijn. De inrichting en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan zijn vastgelegd in de statuten van het fonds en het reglement van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft een intern toezicht ingesteld in de vorm van een Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht bestaat uit ten minste 3 onafhankelijke, natuurlijke personen. De leden van de Raad van Toezicht worden benoemd door het bestuur na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Verder is de Raad ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan in het jaarverslag. De Raad staat tevens het bestuur met raad ter zijde. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 44 | 51 De klachtenprocedure is opgenomen in het pensioenreglement. Bij klachten gaat het om de uitvoering van de pensioenregeling. De klacht richt zich dus primair tot de uitvoerder. In de Pensioenwet is bepaald dat in de startbrief melding moet worden gemaakt van de klachtenprocedure. In het kader van de door de principes voor goed pensioenfondsbestuur beoogde transparantie is de beschrijving van de procedure ook op de website van het fonds opgenomen. De klachtenprocedure is ook vermeld in het uitvoeringsreglement, omdat ook werkgevers een klacht kunnen hebben over de uitvoering van de pensioenregeling. De certificerend accountant voert haar controlewerkzaamheden uit op basis van dossiers van TKP. Syntrus Achmea Vermogensbeheer is de adviseur over Asset Liability Management (ALM). De adviserend actuaris stelt onder andere tijdens het jaarwerk de voorziening pensioenverplichtingen vast, welke door de certificerend actuaris wordt gecontroleerd en adviseert in samenwerking met de ALM-adviseur het bestuur over het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. De fondsmanager van TKP Pensioen is betrokken bij de voorbereiding van de bestuur- en commissievergaderingen en de vergaderingen van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan en is voor het bestuur het aanspreekpunt buiten de bestuursvergadering om. Het bestuursbureau verzorgt de pensioenjuridische advisering. Dit houdt o.a. in het volgen van wettelijke en fiscale ontwikkelingen op pensioenterrein en het naar aanleiding daarvan adviseren over wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement. 6.5 Informatievoorziening aan het bestuur en aan de medezeggenschapsorganen Het bestuur vergadert in beginsel maandelijks. De deelnemersraad vergadert ten minste vier keer per jaar. Bij twee van deze vergaderingen is een delegatie van het bestuur bestaande uit de voorzitters aanwezig. Het verantwoordingsorgaan vergadert ten minste éénmaal per jaar. Vanaf 1 juli 2014 wordt de deelnemersraad opgeheven. Het verantwoordingsorgaan blijft wel voortbestaan en krijgt een aantal van de verdwijnende taken van de deelnemersraad. TKP Pensioen adviseert het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overige pensioentechnische zaken. Syntrus Achmea Real Estate & Finance adviseert het bestuur over direct vastgoed. Syntrus Achmea Vermogensbeheer adviseert het bestuur over alle overige beleggingen. Het BPL bestuursbureau ondersteunt en adviseert het bestuur en is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de bestuurs- en commissievergaderingen en de vergaderingen van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft de heer H. de Wit, verbonden aan Deloitte als certificerend accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor De Nederlandsche Bank te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsrapport aan het bestuur. In dit rapport worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering van juni, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. Mevrouw M. van der Heijden AAG, verbonden aan Mercer Certificering B.V., is aangesteld als certificerend actuaris en stelt jaarlijks een actuariële verklaring op. De heer M. Heemskerk, verbonden aan Mercer Nederland, is aangesteld als adviserend actuaris. De heer B. Peters, verbonden aan NCI, is aangesteld als compliance officer. De kwartaalrapportage beleggingen en de DVO-rapportages worden ieder kwartaal aan het bestuur verzonden. Deze rapportages worden vervolgens besproken in de Beleggingsadviescommissie (kwartaalrapportage beleggingen) en de DVO-commissie (DVO-rapportages). ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 45 | 51 Dringende, niet beleidsbepalende kwesties worden tussen de bestuursvergaderingen aan de voorzitters van het bestuur voorgelegd. Daartoe komen de voorzitters maandelijks bij elkaar (Voorzittersoverleg). De voorbereiding van de onderwerpen wordt verzorgd door het BPL Bestuursbureau. Uitgangspunt van de thema’s die aan de orde zijn gekomen zijn onder andere de aandachtspunten die in de risicoanalyse zijn gesignaleerd. Bijzonderheden worden aan het bestuur gerapporteerd. 6.6 Beleidskader uitbestede processen Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. TKP Pensioen rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden van TKP Pensioen bijsturen aan de hand van deze DVO-rapportages. De DVO-rapportages worden besproken in de DVO-Commissie. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door TKP. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van TKP en Syntrus Achmea een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederlandsche Bank gestelde eisen. Voor de medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Wet op het financieel toezicht gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van TKP Pensioen zijn aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaarlijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de DVO’s, zijn de uitbestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de DVO’s opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. Op basis van een vooraf afgesproken methode wordt van de belangrijkste primaire processen en vooral op overdrachtsmomenten een risicoanalyse gemaakt. De uitkomsten van de risicoanalyse worden vastgelegd in een risico-control-matrix, waarin alle onderzochte primaire processen zijn opgenomen. De in de risicocontrol-matrix opgenomen interne controle maatregelen worden opgenomen in de controle kalender. Van de geconstateerde bevindingen, risicoanalyses en controles, wordt door de certificerend accountant een beschrijving opgenomen in het accountantsverslag, dat bestemd is voor het bestuur. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 46 | 51 7. Ondertekening Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw heeft deze ABTN vastgesteld in de bestuursvergadering van 2 april 2014. De deelnemersraad heeft deze ABTN vastgesteld in de vergadering van de deelnemersraad op 11 juni 2014. H.Th.J. Vulto G.P.M.J. Roest Werkgeversvoorzitter Werknemersvoorzitter ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 47 | 51 Bijlage I CRISISPLAN van Bpf LANDBOUW Het bestuur heeft het crisisplan goedgekeurd in haar vergadering van 19 april 2012. Wat is een crisis? Het bestuur beschouwt een crisis als een situatie waarvoor geldt dat niet of niet meer aan de wettelijke voorschriften kan worden voldaan. Dit geldt vooral voor de volgende situaties: - De dekkingsgraad zal zich, op basis van de voorgeschreven parameters, niet tijdig op het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,4%) bevinden. - De huidige premie ( 21,70%) voldoet niet meer aan de eisen van de gedempte kostendekkende premie of draagt niet bij aan herstel als dat door DNB wel wordt vereist. Daarnaast definieert het bestuur een dreigende crisis. Dit is een situatie waarbij de dekkingsgraad op basis van realistische rendementen zich niet tijdig op het niveau van de minimaal vereiste dekkingsgraad zal bevinden. Gelet op verschillende ontwikkelingen, zoals de uitwerking van het Pensioenakkoord, ziet het bestuur dit crisisplan als een voorlopige beschrijving en zal bijstelling op een later moment aan de orde zijn. Kritieke dekkingsgraad De kritieke dekkingsgraad, waarvoor geldt dat er geen tijdig herstel meer kan worden verwacht als de feitelijke dekkingsgraad onder deze kritieke dekkingsgraad zakt, luidt voor de komende jaren (op basis van de rentestand van ultimo 2011) als volgt. mrt-12 95,8 mrt-13 99,4 mrt-14 103,0 jun-12 96,7 jun-13 100,3 jun-14 103,9 sep-12 97,6 sep-13 101,2 aug-14 104,5 dec-12 98,5 dec-13 102,1 Als de dekkingsgraad zich onder deze kritische dekkingsgraad bevindt, is er dus sprake van een crisis. Er is sprake van een dreigende crisis als de feitelijke dekkingsgraad onder het niveau komt waarbij op basis van realistische rendementen nog aan de wettelijke eisen kan worden voldaan. In onderstaande grafiek wordt dit geïllustreerd. 106 104 102 100 98 Realistische verwachtingen 96 94 DNB-parameters (5,5%) 92 90 88 86 1 2 3 4 Boven de blauwe lijn is geen sprake van crisis, tussen de blauwe en rode lijn van een dreigende crisis en onder de rode lijn van een daadwerkelijke crisis. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 48 | 51 Beschikbare maatregelen en effectiviteit van deze maatregelen De volgende beleidsinstrumenten kunnen in principe door het bestuur worden ingezet. - Premiebeleid - Indexatiebeleid - Beleggingsbeleid - Aanpassing / versobering van de regeling De regeling en de bijbehorende premie worden door cao-partijen vastgesteld. De cao-partijen hebben echter met elkaar afgesproken dat de huidige premie niet zal worden verhoogd. Bij omstandigheden waarvoor geldt dat de premie zal moeten worden verhoogd, hebben cao-partijen het bestuur mandaat gegeven om de pensioenregeling zelfstandig zodanig te versoberen dat uiteindelijk de premie van 21,70% wederom aan de regelgeving voldoet. Het premiebeleid is dan ook geen beleidsinstrument. Het bestuur hanteert als leidraad bij het indexatiebeleid dat er niet meer wordt geïndexeerd als de gemiddelde dekkingsgraad lager is dan grens van het vereist eigen vermogen. Er wordt dus niet geïndexeerd bij een reservetekort. Het huidige indexatiebeleid is dus zodanig ingericht dat al bij een dreigende crisis niet meer wordt geïndexeerd. Het indexatiebeleid is ten tijde van een crisis dan ook geen relevant beleidsinstrument. Een aanpassing van het beleggingsbeleid zal vooral worden ingezet bij een dreigende crisis. Het bestuur zal dan bezien of de beleggingsrisico’s (markt- en renterisico) moeten worden verminderd om niet in een feitelijke crisis terecht te komen. Bij een crisissituatie heeft het bestuur de volgende mogelijkheden om de regeling te versoberen. In de volgende tabel is opgenomen op welke groep de maatregelen van invloed zijn en wat het effect op de dekkingsgraad van deze maatregelen is. Deze effecten zijn gebaseerd op de rentestand, de dekkingsgraad en de voorziening ultimo 2011. Welke groep wordt Effect op Effect op Dekkingsgraad dekkingsgraad na 1 jaar na 3 jaar MAATREGEL beïnvloed Opbouwpercentage verlagen met 0,1%-punt Actieven 0,20% 0,60% Franchise verhogen met € 5 per dag (*) Actieven 0,25% 0,80% Pensioenleeftijd verhogen met 1 jaar Actieven 0,25% 0,80% Nabestaandenpensioen op risicobasis Actieven 0,40% 1,30% Nabestaandenpensioen naar 50% ipv 70% Actieven 0,20% 0,50% 0,05% 0,10% Toetredingsleeftijd naar 20 jaar Afkoopgrens naar € 400 (**) Slapers 0,20% Eénmalig afstempelen met 1% Iedereen 1,00% 1,00% (*) Premie gaat van 19,5% naar 21,70% (**) Verondersteld wordt dat 50% afkoopt Uitgangspunten bij prioritering van maatregelen Ten tijde van een crisis wordt in eerste instantie de pensioenregeling versoberd. Dit betekent dat in eerste instantie alleen de actieve deelnemers extra bijdragen aan herstel en de slapers en gepensioneerden niet worden geraakt. Als de versobering van de regeling na verloop van tijd niet voldoende effectief blijkt te zijn, zullen de bestaande pensioenrechten worden gekort. Dan dragen ook de slapers en gepensioneerden bij. Deze onevenwichtige situatie, waarbij actieve deelnemers meer bijdragen aan herstel, vindt het bestuur ongewenst. Het bestuur heeft verder als uitgangspunt dat de maatregelen bij crisis na verloop van tijd, als de omstandigheden het toelaten, weer gecompenseerd kunnen worden. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 49 | 51 Prioritering door bestuur Het bestuur heeft besloten om in een crisissituatie in eerste instantie de regeling te versoberen door het opbouwpercentage te verlagen. Het bestuur heeft een voorkeur voor het verlagen van het opbouwpercentage omdat dit eenvoudiger is uit te voeren, makkelijker is te communiceren en het de pensioenopbouw van alle actieve deelnemers relatief evenveel verlaagt. Deze maatregel is ook eenvoudiger (al dan niet met terugwerkende kracht) weer terug te draaien. Het bestuur heeft geen voorkeur voor de volgende maatregelen. - Een verhoging van de franchise heeft niet de voorkeur van het bestuur omdat deze maatregel vooral voor de lager betaalde deelnemers relatief ongunstig is. - Een aanpassing van het nabestaandenpensioen heeft niet de voorkeur van het bestuur omdat de deelnemers van BPL vaak éénverdieners zijn en dat het dus voor deze groep van belang is dat het nabestaandenpensioen ook na het actieve deelnemersschap goed geregeld is. Daarnaast is dit communicatief en administratief lastig. Daarbij geldt dat een aanpassing van het nabestaandenpensioen bij voorkeur wordt doorgevoerd als dit een langdurige structurele aanpassing is. Deze maatregel past ook niet bij het uitgangspunt dat maatregelen in de toekomst eenvoudig gecompenseerd kunnen worden. - Het verlagen van de toetredingsleeftijd heeft niet de voorkeur van het bestuur omdat dit gepaard gaat met extra administratieve lasten voor de werkgever en het past niet in het beleid van het bestuur om het aantal slapers zoveel mogelijk te beperken. Het heeft overigens geen grote invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. - Het verhogen van de afkoopgrens heeft ook niet de voorkeur van het bestuur omdat, gezien de salarisopbouw van de deelnemers, dan mogelijk een belangrijk deel van de pensioenopbouw “verdwijnt”. Het bestuur is van mening dat bij korten gedifferentieerd moet worden als bovenstaande maatregel van verlagen van het opbouwpercentage niet voldoende is om alsnog aan de wettelijke eisen te voldoen. Het uitgangspunt is dan dat de actieven worden ontzien om te voorkomen dat zij dubbel bijdragen. De verlaging van het opbouwpercentage wordt dan zo goed als mogelijk verrekend met de korting. De korting zal ook worden toegepast op de VPL-overgangsmaatregelen. Bij de invoering van de VPLovergangsmaatregelen is de deelnemers door cao-partijen steeds voor ogen gehouden dat beoogd wordt dat deelnemers 3 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen konden maar dat gegarandeerd wordt dat deelnemers 2 jaar eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen konden. Doordat de VPL-rechten ook worden gekort, kan de beoogde 3 jaar niet meer volledig worden gerealiseerd, maar de gegarandeerde 2 jaar wel. De maatregelen zijn relatief eenvoudig uit te voeren. - Het bestuur heeft immers al een mandaat van cao-partijen om de regeling te versoberen. - De voorkeur van het bestuur, verlaging van het opbouwpercentage, is eenvoudiger uit te voeren en te communiceren aan de deelnemers dan de andere maatregelen. Besluitvorming tijdens crisis Het bestuur komt regulier elke maand bij elkaar. Het is daarom in principe niet nodig om bij (dreigende) crisis tussendoor bij elkaar te komen. Voorzitters (al dan niet op verzoek van individuele bestuursleden) kunnen echter toch een tussentijdse bestuursvergadering in plannen. Voor deze vergadering geldt dan wel dat deze vergadering, ongeacht het aantal aanwezige deelnemers, beslissingsbevoegd is. Daarbij zal gelden dat de aanwezige bestuursleden van werknemerszijde in totaal even veel stemmen hebben als aanwezige bestuursleden van werkgeverszijde. Het bestuur zal alleen maatregelen nemen die in de toekomst (bij voorkeur per 1 januari) van kracht worden. Er wordt tijdens een (dreigende) crisis geen mandaten aan de Beleggingsadviescommissie of de voorzitters gegeven. Het bestuur is en blijft verantwoordelijk voor de besluitvorming tijdens een (dreigende) crisis. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 50 | 51 De communicatie Als er een dreigende crisis of een feitelijke crisis ontstaat, zullen de belanghebbenden op de hoogte worden gebracht van de situatie op de website en door publicatie in (branche-)bladen. De maatregelen die worden genomen zullen aan alle deelnemers, die getroffen worden, per brief bekend worden gemaakt. Deze zullen ook op de website worden vermeld. Het crisisplan zelf zal op de website worden gepubliceerd. De cao-partijen zullen zo snel mogelijk van het crisisplan op de hoogte worden gebracht. Evaluatie Het bestuur zal het crisisplan jaarlijks bij de update van de Abtn evalueren. ABTN Pensioenfonds voor de Landbouw pagina 51 | 51
© Copyright 2024 ExpyDoc