Arm en rijk - Pauluskerk

Zondag 7 september 2014, 10.30 uur, Pauluskerk
Lezing Nieuwe Testament: Marcus 10: 13 - 27
Uitleg en verkondiging
Lieve doopouders, familieleden, zusters en broeders, gemeente van Onze Heer Jezus Christus,
Arm en rijk. Daarover vanmorgen in deze bijzondere doopdienst. De wereld staat in brand, ik weet het.
Er is alle reden het daarover te hebben. Ik heb toch gekozen voor de tekst uit Marcus die wij daarnet
hebben gehoord. Je hebt soms van die bijzondere ontmoetingen. En dat vond ik de gesprekken met
jullie (..) Ik kwam, omdat jullie gevraagd hadden of het mogelijk was (...) te dopen. Maar tijdens onze
gesprekken bleek steeds duidelijker hoezeer jullie zelf God in jullie leven zijn gaan ervaren als de
dragende kracht van jullie bestaan, vaak dwars door veel moeite en pijn heen. Of, zoals (...) zei: “veel
mensen zeggen, dat ze geloven, dat er wel “iets” is. Maar dat is veel te weinig, je moet er voor durven
uitkomen!” En dus zeiden we tegen elkaar: waarom jullie eigenlijk ook niet gedoopt?!
Het blijft, denk ik, een moeilijk en aanstootgevend thema, dat thema van arm en rijk. Vooral ook in een
stad, waarin meer dan 100.000 mensen leven onder de armoedegrens, waarin de armoede het snelst
groeiend is en het aantal mensen dat de Voedselbank bezoekt, groeide van 4500 naar bijna 6000.
Ik zeg dat in een land, waarin - volgens de WRR - sprake is van een groeiende kloof tussen rijk en
arm, vooral waar het gaat om vermogen. De rijkste 2% bezit 30 keer meer dan de onderste 60% van
de bevolking. Tegen die achtergrond kan zo`n zinnetje als dat van Jezus: “Ga naar huis en verkoop
alles wat je hebt en geef het geld aan de armen”, nogal vervelend naklinken in je oren. Het staat er
toch maar! Dat geldt voor de volwassenen. Maar het geldt, denk ik, ook in het geval van de jongere
mensen. Van hele jonge mensjes ook, zoals van (...). Zij staan immers nog helemaal aan het begin
van het leven. Wat zal hen dat gaan brengen straks: geluk of ongeluk, armoede of rijkdom? Want je
wenst zo`n klein lief mannetje toch het allerbeste in het leven toe. Om wat voor rijkdom of armoede
is het Jezus eigenlijk begonnen? Is dat het soort rijkdom, dat je inmiddels bijna overal om je om heen
ziet. De rijkdom van de wondere wereld van de Ikea’s, de Gamma’s of de miljonairsbeurs en alles
wat daarbij hoort. En is het inderdaad waar, wat steeds meer mensen en bedrijven ons willen doen
geloven, dat geld wèl gelukkig maakt? In tegenstelling tot wat die ouderwetse en brave voorouders
van ons dachten. En is het dus maar het beste, dat ook de kleine mensen onder ons - ook Didier
- in hun leven over zoveel mogelijk geld en goed gaan beschikken? Want dan worden ze vanzelf
gelukkig. Of ligt het allemaal toch een beetje anders? Is er inderdaad verschil tussen het verzamelen
van schatten op aarde en het verzamelen van schatten in de hemel, zoals Jezus dat vanmorgen
noemt. Hoe zit dat nou precies, volgens de bijbel? Het lijkt me een vraag van het grootste belang,
van levensbelang, voor ons allemaal, maar juist ook voor zo’n klein mensje als (...). Zeker als het
waar is wat Jezus zegt. Dat juist voor wie is zoals hij het Koninkrijk van God is bedoeld. Want dat zou
betekenen, dat hij niet alleen klein en lief en teer is. Maar dat er waarachtig nog iets van hem te leren
valt ook. Nu al, zo klein en afhankelijk als hij is! Laten we met elkaar eens kijken hoe dat zit?
Het verhaal van vanmorgen vertrekt vanuit het probleem van de rijkdom in materiële zin, van geld in
je portemonnee, en goed in de vorm van bezit. Na het gesprek met Jezus druipt zijn gesprekspartner
af. Letterlijk heeft Marcus het over “iemand”, vul zelf de naam, jouw naam, maar in. En Marcus
vermeldt ook geen leeftijd. Of het dus om een jongeman gaat, zoals zo vaak wordt beweerd, dat is
maar helemaal de vraag. Maar veel belangrijker lijkt me dit punt. Aan het eind van het gesprek met
Jezus vertelt Marcus: “Hij had namelijk veel bezittingen”. Ik denk, dat je je iemand moet voorstellen
met een hoge opleiding en een prachtige baan. Echt zo iemand die zijn zaken mooi voor elkaar
heeft, iemand die geslaagd is in het leven. Iemand ook die weet hoe het hoort. Zeer welopgevoed.
Hij benadert Jezus met alle egards die passen bij Jezus` status als rabbi, als leermeester dus. Op
het overdrevene af. En hij is als geen ander thuis in alle regels en voorschriften van de Thora, zoals
die in het jodendom van toen golden. En wat nog belangrijker is, hij heeft echt geprobeerd om ze na
te leven, al die geboden en verboden. En dat in een serieuze poging om op die manier achter het
geheim van het leven te komen. Een gelukkig leven, waarvan hij op sommige ogenblikken bij zichzelf
kan zeggen, dat het goed is zoals het is. Dat hij zich een gelukkig mens voelt. Maar op de een of
andere manier is hem dat niet gelukt, tot nu toe. Alles heeft hij al geprobeerd, met alle inzet die in hem
is. En toch. Steeds blijft er bij hem dat gevoel, dat er iets ontbreekt, dat zijn leven op de een of andere
manier leeg is, dat het leven hem niet brengt wat de Thora, wat de wet en de profeten - de bijbel, zeg
maar - hem van Godswege daarover beloven. En dus ziet hij zijn kans schoon als Jezus in de buurt is
en komt aan met zijn vraag, zijn - grote - vraag: wat moet ik in `s hemelsnaam doen om deel te krijgen
aan dat eeuwige leven, waarover Jezus en de bijbel het steeds maar hebben? Wat moet ik doen om
mijn leven compleet te maken, om het echt een zin, bezieling, te geven, om echt een gelukkig mens te
zijn? Hoe krijgt mijn leven nou die bijzondere kwaliteit, waarover de bijbel het altijd heeft? Het is al met
al een wonderlijk gesprek, vind ik. Eigenlijk te gek voor woorden. Hier zien we een man, die alles mee
heeft, die alles lukt, die haast omkomt in zijn geld en goed. Rijk in alle opzichten! En uitgerekend die
man, komt aan Jezus vragen wat hij moet doen om een rijk mens te worden! Hoe kan dat nou? Wat is
hier nou rijk en wat nou arm?
Over die vraag wil ik vanmorgen een paar dingen zeggen. En het is daarbij van het grootste belang
goed te letten op het spel van vraag en antwoord tussen Jezus en die man. Om de man antwoord te
geven op zijn vraag naar het geheim van het leven, naar wat nou een rijk leven is, draait Jezus op
zijn minst drie keer zijn manier van denken – vaak ook onze manier van denken - om. Want dat is wat
Jezus hem wil duidelijk maken. Hij zoekt het antwoord op rijkdom al zijn hele leven in de verkeerde
richting.
De eerste omkering is deze. De man begint zijn eerste vraag met Jezus aan te spreken als: “Goede
Meester”. En Jezus voelt zich helemaal niet gevleid, maar zegt: “waarom noem je mij goed? Niemand
is goed, behalve God”. Waarom nou zo`n bitse reactie, als iemand toch aardig begint? Ik denk om
de volgende reden. Je zou kunnen zeggen, dat in dit ene antwoord van Jezus direct al zijn andere
antwoorden verscholen zitten. Het antwoord op de vraag naar wat echt goed is, is uiteindelijk niet
onder de mensen te vinden, volgens Jezus. Je vindt het bijvoorbeeld niet langs wetenschappelijke
weg, zoals al door zoveel mensen is geprobeerd. Via de filosofie of via de theologie of de ethiek.
Het is geen kwestie van een perfect wetenschappelijk systeem of van het verstand alleen. Je vindt
het antwoord ook niet langs de weg van de morele zelfperfectie. Door bijvoorbeeld een leven lang te
oefenen en te schaven aan je eigen morele zelf. Of je dat nu doet middenin of juist ver buiten onze
boze wereld met al zijn kwaad en verleidingen. Hoe zinvol en nuttig het oefenen van een moreel
hoogstaand leven op zichzelf ook kan zijn, - denk maar aan de kloosters -, begrijp me goed. Het
antwoord op de vraag naar wat goed is, begint volgens Jezus niet bij de mensen, maar bij God. God
is goed. Dus iets is niet eerst goed en dan heeft het met God te maken. Maar precies andersom: God
is goed. En het goede is alles wat op God lijkt en net als God doet. Dat is goed. Dat is het eerste
antwoord op de vraag naar een rijk leven. Het geheim van een rijk leven begint met God, met beeld en
gelijkenis te zijn van God, in heel je doen en laten als mens.
Nou de tweede omkering. Er zijn mensen die denken, dat het geheim van een rijk leven, van “eeuwig
leven” te maken heeft met het leveren van prestaties. De man van vanmorgen behoort ook tot die
categorie. Hij is ongelofelijk teleurgesteld, als Jezus op zijn grote vraag eigenlijk helemaal niks
bijzonders zegt. Want als antwoord op zijn vraag, somt Jezus een paar van de Tien Geboden op.
Hevige teleurstelling! Is dat nou alles? Want dat is iets wat hij allang wist en bovendien steeds in
praktijk probeert te brengen. Er moet toch meer zijn dan dat. Een geheim, iets extra`s. Een bijzondere
sleutel als toegang tot de deur van het eeuwige leven, iets wat je je kunt veroveren als je het maar
weet en goed je best doet. Maar Jezus haalt de vraag naar een rijk leven compleet uit de sfeer van
de prestatie: je hoeft daarvoor niet meer te doen dan je aan de normale geboden te houden. En
alle geboden die Jezus opsomt, hebben niets te maken met prestaties, maar alles met relaties. En
daarmee zet Jezus het antwoord op die grote vraag van vanmorgen radicaal in de sfeer van wat zich
- niet in, maar tussen mensen afspeelt. Het hebben van een rijk leven heeft niet allereerst te maken
met jezelf, maar met je relatie tot je medemensen. Dat is het tweede antwoord op de vraag naar een
rijk leven. Het ontstaat pas dan, als je probeert - voorzover het van jou afhangt - de relaties met je
medemensen open en goed te houden. En dat geldt dus ook voor de kloof tussen arm en rijk. En dus
niet alleen met de door jouw gekozen vriendjes, maar met alle mensen zoals je die op je weg door het
leven tegenkomt.
Dan de derde omkering. De man behoort ook tot die mensen die denken, dat het vinden van een rijk
leven niet iets is van nu, maar van straks. Hij stelt zijn vraag dan ook in de sfeer van een gift uit een
erfenis, uit een nalatenschap. ”Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?”, zegt hij letterlijk.
Alsof het antwoord op die vraag iets zou zijn voor het leven na dit leven. Maar Jezus zet hem - weer
- direct met zijn beide beentjes op de grond. Een rijk leven heeft niets te maken met de toekomst, of
met het hiernamaals, of met het leven na dit leven, of met nu nog even niet, want het komt me nu
niet zo goed uit. Maar met nu. Een rijk leven kan je worden gegeven, op het moment, dat de Tien
Geboden, dat de Tien Woorden voor het Echte Leven tot realiteit worden gemaakt door jou en mij. En
dan niet straks, maar hier en nu, in ons gewone leven van alledag. Dat is het derde antwoord op de
vraag.
Maar er is nog een omkering. En ook die is van groot belang. Daarover heeft Jezus het vlak voor het
gesprek met die rijke man, die in wezen niets anders is dan een arme sloeber, als het om het leven
gaat. Want hij bezat veel schatten op aarde - dat wel -, maar weinig in de hemel. “Laat die kinderen
bij mij komen, hou ze niet tegen. Want het Koninkrijk van God is voor wie zijn zoals zij”, zegt Jezus. In
de joodse wereld van toen telden kinderen niet mee. Ze werden gezien als iets minderwaardigs. Niet
als een mens, met van begin af aan een eigen persoon en een eigen identiteit. Iemand met een eigen
naam, hoe klein ook, zoals wij tegenwoordig meestal naar kinderen kijken. Maar duidelijk als arm. Als
iets, dat nog niet is wat het moet worden. Iets dat nog niet volwassen is. En dus geen echt mens. Dat
wil zeggen nog niet in staat tot zelfstandigheid, tot het nemen van echte, eigen beslissingen in het
leven. Dat is alleen voor echte mensen, voor volwassenen, weggelegd. En dus sturen de leerlingen de
kinderen bij Jezus weg. Kinderen zijn voor Jezus in hun ogen alleen maar verspilling van zijn kostbare
tijd. Maar Jezus ziet dat totaal anders. Voor hem zijn kinderen niet arm. Niet iets, dat nog iets moet
worden. Maar juist rijk. Rijk, juist omdat hun leven nog op geen enkele manier afhankelijk is van de
schatten op aarde, zoals bij zo ontzettend veel volwassenen. Rijk, omdat ze voor hun leven volledig
afhankelijk zijn, niet van geld, maar van iets anders. Namelijk van hun relatie met mensen, van hun
ouders. Rijk, omdat ze in staat zijn om in mensen te geloven. Rijk, omdat ze in staat zijn op mensen
te vertrouwen. Om erop te vertrouwen, dat hun ouders zijn wat ze moeten zijn: moeder en vader.
Mensen op wie je volledig kunt vertrouwen, die echt van je houden, zonder voorwaarden vooraf. Die
met je lachen, als het goed gaat. Die met je huilen, als het tegen zit. Die met je meevechten, als het
nodig is. Het is dat soort vertrouwen, dat soort rijkdom, dat Jezus bedoelt, als hij zegt: “Ik verzeker
jullie, wie niet openstaat voor het Koninkrijk van God zoals een kind dat doet, zal er zeker niet
binnengaan”. Het is de rijkdom van het vertrouwen – ook - op een God, die er is als een vader en een
moeder, juist ook voor de volwassenen. Iemand op Wie je volledig kunt vertrouwen, die echt van je
houdt. Die met je lacht, als het goed gaat. Die met je huilt, als het tegenzit. Die met je vecht, als het
nodig is.
Lieve (...), ik wens jullie van harte toe, dat jullie en (...) rijke mensen zullen worden, en dan in die
bijzondere bijbelse zin. Rijk, omdat je durft te vertrouwen op een goede God, als Degene die jouw
bestaan echt draagt. Rijk, omdat je het leven, jouw leven, bent gaan zien met die bijzondere kijk erop
van Jezus. Dat het leven, jouw leven inderdaad die bijzondere bijbelse rijkdom en kwaliteit krijgt,
als je het leeft hier en nu en als je durft te vertrouwen – niet als een kip zonder kop, maar diep van
binnen, als een basishouding – op al die mensen die God op jouw levensweg brengt, dichtbij en ver
weg. En dat jullie stap voor stap zo zullen uitgroeien tot van die zoekers naar het Koninkrijk en Zijn
gerechtigheid, naar God en naar de mensen om jullie heen, echte verzamelaars van schatten, niet op
aarde, maar in de hemel. Zo waarlijk, helpe jullie en (...) daarbij, God, de Goedheid in eigen Persoon.
Amen.
D.J. Couvée, Rotterdam,
7 september 2014