20e jaargang nr. 4 December 2002 IN DIT NUMMER - Vaccinatie tegen Hepatitis B - Hepatitis B en een verstandelijke handicap anno 2002 - Paardrijden als therapie - Naar de dokter - AVG in de toekomst - IASSID-congres in Glasgow tvaz Tijdschrift van de vereniging van artsen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap COLOFON INHOUDSOPGAVE TVAZ 20e JAARGANG NR. 4 - DECEMBER 2002 Redactioneel 3 Van het Bestuur 3 Bestuursmededelingen 4 Hanna Oorthuysprijs 5 Vaccinatie tegen Hepatitis B Mw. B.C.M. Vroom, interniste J. van Hattum, gastro-enteroloog 6 Hepatitis B en een verstandelijke handicap anno 2002 Mw. P.P.M. de Witte van der Schoot, AVG 9 Redactie TVAZ: mw. J.J.Th.M. van Beurden mw. A.M.W. Coppus M. Manshande mw. M.A.M. von der Möhlen-Tonino mw. G. Nijdam Layout: B. Elffers R.K. Schreuel Tekstverwekring: mw. D. Schamp Redactieadres: Paardrijden als therapie, een pilotstudie in ASVZ de Merwebolder Mw. F. Mineur, arts 10 Naar de dokter Kwaliteitsproject ter bevordering van efficiëntie en effectiviteit van polikliniekbezoeken Mw. R. van Dijken – Visser, AVGIO 14 Op en top AVG in de toekomst Een vervolgopiniestuk Mw. S. Huisman, AVGIO, F. Ewals, AVG 16 Haggis en kilts: een bron van inspiratie Het IASSID congres in Glasgow Mw. K. van den Brink, mw. S. Duffels, mw. A. Ferwerda, mw. S. Huisman, allen AVGIO 18 Boekbespreking > Mental Retardation, Diagnostic Studies on Aetiology. 19 Uit de regio’s > Regio Brabant Zuid-Oost 20 Uit de commissies en werkgroepen > Commissie PR > Redactie TVAZ 20 Van de opleiding > Mededelingen > Pubers? 21 Mededelingen 23 NVAZ-verenigingsadressen 25 Agenda 25 Overzicht NVAZ-publicaties 26 mw. J.J.Th.M. van Beurden p/a De Lathmer Postbus 2 7384 ZG Wilp tel.: 0571-268888 (fax: 0571-268880) e-mail: [email protected] Het TVAZ is het verenigingsblad van de Nederlandse Vereniging van Artsen in de Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap (NVAZ). Deze vereniging, opgericht in 1981, stelt zich ten doel: het handhaven, c.q. verbeteren van de kwaliteit van de medische dienstverlening in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, onder meer door: - het bevorderen van de onderlinge gedachtewisseling en samenwerking van artsen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap; - het bevorderen van meningsvorming en standpuntbepaling t.a.v. onderwerpen die van belang kunnen zijn voor de organisatie en het functioneren van de medische dienstverlening in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. De vereniging telt ongeveer 250 leden. Het lidmaatschap staat open voor artsen, werkzaam in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Het TVAZ verschijnt minimaal viermaal per jaar. De redactie stelt zich ten doel alle artsen, die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, op de hoogte te stellen van ontwikkelingen binnen dit vakgebied. Daartoe maakt zij gebruik van verslagen van studiedagen, congressen, van oorspronkelijke artikelen, casuïstiek, boekbesprekingen, het aankondigen van nieuwe initiatieven, van ingezonden stukken en voorts van alles wat aan het bereiken van de doelstelling kan bijdragen. ISSN: 1386-3991 Lidmaatschap € 170,- per jaar. Voor niet-leden bestaat de mogelijkheid een abonnement te nemen op het TVAZ door € 30,over te maken op postbankrekeningnummer 2183416 t.a.v. de penningmeester van de NVAZ o.v.v. "abonnement TVAZ". Kopij (zo mogelijk op diskette -Word- met het uitgeprinte stuk) voor de verschillende verschijningsdata van het TVAZ kunt u aanleveren vóór de volgende data: Verschijningsdatum 1 Maart 2003 1 Juni 2003 1 September 2003 1 December 2003 2 TVAZ 20; (4) Aanleverdatum 15 januari 2003 15 maart 2003 1 juni 2003 15 September 2003 2 0 0 2 REDACTIONEEL Voor u ligt het allerlaatste nummer van het TVAZ. Op de oproep een nieuwe naam te bedenken is alleen gereageerd door K. de Geest, ’s Heerenloo MiddenNederland locatie Schuylenburg te Apeldoorn. Van hem komt de nieuwe naam: TAVG: Tijdschrift van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten. Namens de redactie hartelijk dank hiervoor. De inhoud van dit nummer is wederom zeer gevarieerd. Speciale aandacht wordt gevraagd voor het vervolgopiniestuk ‘Op en top AVG in de toekomst’. De schrijvers rekenen op veel reacties uwerzijds! De redactie wenst u, weliswaar te laat, alle goeds voor 2003 en hoopt ook in dit jaar weer vele bijdragen van u tegemoet te mogen zien. VAN HET BESTUUR Niet gek Het is vreemd om al begin december aan een oudejaarsoverdenking te werken. Liever zou ik schrijven: “Oudejaarsavond. De aarde rust onder een witte deken. Het is guur buiten. Een enkele zonderling ploetert over de moeilijk begaanbare weg. Niet iedereen is gelukkig. Ik wel. In de eenzijdige warmte van de open haard glijdt langzaam het afgelopen jaar door mijn hoofd”. Maar zo is het niet. Het is vier december. De sinterklazen bevolken nog massaal de straten en pleinen, er is nog geen kerstboom te zien, de champagne staat nog bij de slijter. En het jaar is nog bijna vier weken lang. Ik moet maar eens beginnen. De laatste algemene ledenvergadering was een mooie en inspirerende dag. Het vaststellen van de aangepaste statuten, het met applaus aanvaarden van de beleidsnota van het bestuur (en van Marijke Meijer, als eerste auteur), de uitreiking van de Hanna Oorthuysprijs (aan Riet Niezen voor het spraakmakende refluxonderzoek) en de benoeming tot erelid van Coby Mansveld (in verband met de beëindiging van het secretariaatswerk voor de NVAVG) waren stuk voor stuk belangrijke gebeurtenissen. En ‘s middags waren er natuurlijk de presentaties van de AVGio’s, die ons een kijkje gunden in de keuken van hun opleiding. Het afgelopen jaar zijn diverse activiteiten ontplooid die het vak AVG verder in de schijnwerpers moesten zetten. Er werd in diverse kranten aandacht besteed aan de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten, vooral door de bijdrage van Heleen Evenhuis aan het rapport ‘Leven in de samenleving’ (over community care) van de Raad voor Volksgezondheid en Zorg. Diverse collega’s werden door landelijke en regionale bladen geïnterviewd. Ook leverden wij enkele bijdragen aan Medisch Contact en NTvG. De IKON bereidt momenteel een programma voor over de kwaliteit van de zorg aan mensen met een verstandelijke handicap (vermoedelijke datum van uitzending 7 januari 2003, Nederland 1, 23.30 uur) en de EO voor ‘de ochtenden’ (radio) een uitzending over problemen met de huisartsenzorg voor mensen met een verstandelijke handicap (uitzending heeft vermoedelijk plaatsgevonden in de 2e helft van december op een maandag- of donderdagmorgen). In tegenstelling tot de benadering van enkele jaren geleden is er nu bij de media TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 meer aandacht voor de bijzondere zorgvragen van mensen met een verstandelijke handicap. Zelf heb ik een congres van Werveling, de beroepsvereniging van verpleegkundigen in de verstandelijk gehandicaptenzorg, en een themabijeenkomst over de AWBZ van de Nederlandse Maatschappij voor Tandheelkunde toegesproken. De laatste speciaal voor tandartsen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. En tenslotte kregen alle huisartsen en kinderartsen onze informatiefolders over de AVG, zoals die door de commissie PR waren vervaardigd. Ook waren er weer relevante contacten met partners in de zorg. De contacten met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland werden geïntensiveerd, de eerste contacten met de Landelijke Huisartsen Vereniging gelegd. Op een tweetal bijeenkomsten, de conferentie over ons conceptbeleidsplan en de bijeenkomst met de Australische professor Nicholas Lennox, waren alle relevante partners bij elkaar. Een mijlpaal is toch ook de vaststelling van een tarief waardoor AVG-zorg bereikbaar is geworden voor alle verstandelijk gehandicapten die dat nodig hebben. We hadden het graag nog wat simpeler gezien (gewoon kunnen verwijzen, zonder indicatiestelling), maar binnen de huidige wet- en regelgeving was dit het maximaal haalbare. De symboolwerking is misschien nog wel belangrijker: alle relevante partijen (VGN, Inspectie, VWS, Zorgverzekeraars Nederland, College van Zorgverzekeringen, CTG) hebben de erkenning uitgesproken dat het vak AVG een noodzakelijke aanvulling is op de reguliere zorg. Niet gek. De status van een wetenschappelijke vereniging schept verplichtingen. Weliswaar lopen aan twee faculteiten geneeskunde onderzoeksprogramma’s, maar dat is niet genoeg. We moeten verder met richtlijnontwikkeling en met kwaliteitsprojecten. Het blijkt voortdurend lastig om dit met in hun werk druk bezette leden goed van de grond te krijgen en de vaart er in te houden. Noodzakelijk is het wel. Ik hoop dat we (het bestuur, maar vooral de leden) in het komende jaar nieuwe initiatieven zullen nemen om ons vakgebied ook inhoudelijk weer op een hoger plan te brengen. Een heel voorspoedig 2003. Frans Scholte, voorzitter NVAVG 3 BESTUURSMEDEDELINGEN Najaarsvergadering 2002 De algemene ledenvergadering die op 29 november plaatsvond had een bijzonder karakter. Door het vaststellen van het ‘Meerjarenbeleidsplan 2002-2005’ beschikt de vereniging nu over een document dat richting geeft aan het beleid voor de komende vijf jaar. Tijdens een tweede algemene ledenvergadering werden de gewijzigde statuten aangenomen, waardoor de naamsverandering in NVAVG een feit kan worden. Het was ook een feestelijke bijeenkomst. De vergadering stemde unaniem in met het bestuursvoorstel om Coby Mansveld tot erelid te benoemen. In aanwezigheid van enkele bijzondere genodigden kreeg Riet Niezen - de Boer voor haar baanbrekende werk rondom GORZ-problematiek bij verstandelijk gehandicapte mensen de Hanna Oorthuysprijs uitgereikt. In het thematisch gedeelte, verzorgd door de AVGio’s, werd zichtbaar welk een geweldige impuls het totstandkomen van de opleiding aan het vak zal geven. De bestuursmededelingen zijn op schrift aan de leden verspreid en hoeven hier niet herhaald te worden. Sommige zijn echter al achterhaald, deels in gunstige, deels in ongunstige zin. Lees verder. Een nieuwe verenigingsnaam, een nieuw secretariaat Begin januari zullen de relaties van de vereniging op de hoogte gebracht worden van de nieuwe naam en het nieuwe secretariaatsadres. De exacte adressering, inclusief telefoonnummer en e-mailadres, is te vinden op de website www.nvavg.nl. Overleg NVAZ-LHV Het op 29 november aangekondigde vervolgoverleg op 9 december is op het laatste moment door de LHV afgezegd. We proberen met spoed tot een nieuwe afspraak te komen. Neventarief voor AVG Inmiddels heeft het LCIG een werkbare procedure tot indicatiestelling vastgesteld, waardoor de blokkade, waarvan op 29 november nog sprake was, opgeheven is. Verdere details vindt u in de LCIG Nieuwsbrief van november, te vinden op www.lcig.nl. Herregistratie De verwachting is dat de herregistratievereisten medio 2003 vastgesteld zullen worden door het CHVG. Vanaf dat moment krijgt gevolgde geaccrediteerde bijscholing ook een formele status. Overleg FvO-NVAZ Begin december vond een vruchtbaar overleg plaats tussen de Federatie van Ouderverenigingen, de AVG-opleiding en het bestuur. Er zijn tijdens het gesprek concrete plannen gemaakt voor een drietal gezamenlijk gedragen projecten in 2003 op het gebied van de zorg voor eigen gezondheid, gerichte ondersteuning van de eerste lijn en een brede effectuering van de kennis van de GORZ-problematiek. In 4 het volgende TAVG - na bestuurlijke instemming - hierover meer. Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke handicap Het rapport dat de Gezondheidsraad eind oktober over dit onderwerp heeft uitgebracht heeft brede aandacht gekregen. Diverse media hebben de NVAZ gevraagd om een reactie vanuit de beroepsgroep. In het NTvG zal binnenkort een meer formeel standpunt van de vereniging opgenomen worden, inclusief de initiatieven die we de komende periode samen met anderen zullen moeten nemen. Implementatieprogramma WGBO Op 10 december vond in de Domus Medica de startbijeenkomst plaats van het Implementatieprogramma WGBO. De NVAZ is gevraagd te participeren in de taakgroep ‘Informatie en Toestemming’, waar het operationaliseren van het begrip wilsbekwaamheid centraal zal staan. Nieuwe leerstoelen De afgelopen maanden zijn in Maastricht drie nieuwe leerstoelen ingesteld, die van belang zijn voor ons vak. Mevrouw dr. Connie Schrander - Stumpel werd hoogleraar ‘syndroomdiagnostiek en specifieke ontwikkelingsstoornissen’. Dr. Paul Curfs gaat de Gouverneur Kremers Leerstoel bezetten, met als leeropdracht "de zorg voor verstandelijk gehandicapten". De ethicus dr. Guido de Wert is vanwege de Stichting Sint Annadal benoemd tot hoogleraar "Ethiek van de Voortplantingsgeneeskunde en Erfelijkheidsonderzoek”. Dissertaties Vanuit diverse aanpalende medische disciplines verschenen de afgelopen maanden ook voor ons vak belangwekkende proefschriften. De psychiater Joost Jan Stolker promoveerde op 6 juni in Utrecht op “Struggles in prescribing: Determinants of pychotropic drugs use in multiple clinical settings”. Clara van Karnebeek verkreeg haar titel op grond van haar studie “Mental retardation, Diagnostic studies on Aetiology”, waarover elders in dit TVAZ meer. In Maastricht verdedigde de neuropsychiater/revalidatiearts Jean Steyaert met succes zijn proefschrift over de relatie tussen het genotype en het fenotype bij het Fragiele-X Syndroom en Myotone Dystrofie. Commissie fondsenwerving Deze voor de continuïteit van activiteiten met name op het gebied van de deskundigheidsbevordering belangrijke commissie kampt met een ernstige onderbezetting. We willen geïnteresseerde leden nogmaals dringend oproepen om deel te nemen. Annemieke Wagemans, de penningmeester, zal graag nadere info verstrekken. Frans Ewals, secretaris NVAVG TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 HANNA OORTHUYSPRIJS Op vrijdag 29 november reikte de Nederlandse Vereniging van Artsen in de Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap (NVAZ) voor de eerste maal de Hanna Oorthuijsprijs uit aan: mw. R.C. (RIET) NIEZEN-DE BOER, AVG in verband met haar verdiensten voor de ontwikkeling van het vakgebied. Mw. Niezen ontvangt de prijs op unanieme voordracht van de jury, bestaande uit prof. dr. H.M. Evenhuis, hoogleraar geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten, dhr. L. Imschoot, AVG, voorzitter commissie deskundigheidsbevordering NVAZ en mw. M. van Leeuwen namens de Federatie van Ouderverenigingen. Mw. Niezen heeft aan de voet gestaan van het belangwekkend en baanbrekend wetenschappelijk onderzoek naar gastro-oesophageale refluxziekte en gerelateerde aandoeningen. Voor dit onderzoek, dat in 1996 door mw. Clarisse Böhmer werd uitgevoerd, wist mw. Niezen een academische afdeling te interesseren en heeft zij financiering verworven en ethische toestemming verkregen; tevens heeft zij een intensieve faciliterende rol gespeeld als begeleider. De uitkomsten van het onderzoek hebben een niet te onderschatten impact gehad op de medische zorg voor mensen met een verstandelijke handicap in binnen- en buitenland. Na afronding van het onderzoek heeft mw. Niezen een grote rol gehad in het vertalen van de resultaten van het onderzoek in een NVAZ-consensusrichtlijn, waarbij zes wetenschappelijke verenigingen betrokken waren. Op dit moment spant zij zich in om de implementatie van de richtlijn in de praktijk projectmatig te bevorderen. Naar het oordeel van de jury heeft zij zich een collega getoond met een meer dan gemiddelde capaciteit om het praktisch werk te combineren met analytisch inzicht, creativiteit, organisatorisch en doorzettingsvermogen. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 5 ARTIKELEN VACCINATIE TEGEN HEPATITIS B Mw. B.C.M. Vroom, interniste, J. van Hattum, gastro-enteroloog Samenvatting Preventie is de hoeksteen van de behandeling van de hepatitis B-virusinfectie. Iedere instelling dient over een prikaccidentenprotocol te beschikken. Risicogroepen dienen te worden gevaccineerd. Binnen de zorg voor verstandelijk gehandicapten betreft dit personeel zowel als patiënten, dus iedereen. Een anti-HBs titer boven 10 IE/L wordt beschouwd als levenslang beschermend voor iedereen (behalve voor de groep der risicovormers (de ‘snijdende’ beroepen) waar een ondergrens van 100 IE wordt gehanteerd). Boosterinjecties zijn voor hen niet meer aan de orde. Een anti-HBs titer na drie reguliere vaccinaties gevolgd door drie aanvullende vaccinaties die onder 10 IE/L blijft, is een non-responder titer. De groep non-responders moet in de praktijk als niet gevaccineerd worden beschouwd. Het is raadzaam hen centraal te registreren. Inleiding Chronische hepatitis B (HB) wordt zo gedefinieerd als er meer dan 6 maanden HBsAg en meestal ook HBeAg aantoonbaar zijn in het bloed. Het is een vervelende aandoening die te behandelen is. De behandeling is zwaar, langdurig en kostbaar en leidt slechts bij circa 30 - 60% van de behandelden tot een gehele of gedeeltelijke genezing. Bij gedeeltelijke genezing verdwijnt wel de activiteit van het HB-virus, maar het virus zelf blijft aanwezig. Daarmee blijven de besmettelijkheid en de kans op opvlamming van de hepatitis of de ontwikkeling van hepatocellulair carcinoom bestaan. De middelen van keuze voor behandeling zijn momenteel lamivudine en alfa-interferon. Omdat de behandeling zo lastig is, vormt preventie van hepatitis B de hoeksteen van de bestrijding van de ziekte. Preventie Preventie is te onderscheiden in een passieve en een actieve vorm. Passieve preventie bestaat ten eerste uit het nemen van hygiënische maatregelen, die goed uit te voeren zijn door de gemiddelde bevolking. Voor mensen met een verstandelijke beperking is dat een probleem en dat is wellicht een verklaring voor de hogere prevalentie van hepatitis B onder hen. Ten tweede uit het vermijden van risicovol gedrag, zoals het omgaan met bloed en bloedproducten, het perforeren van de huid in alle vormen en onbeschermd seksueel contact. 6 In de praktijk zijn bloed, bloedproducten, slijm, bloederig speeksel, vaginaal vocht en semen infectieus. Door prik- en bijtincidenten kan het virus eveneens worden overgedragen van mens op mens. Verder zijn er gevallen bekend waarbij het virus door gemeenschappelijk gebruik van tandenborstels, scheerapparaten, epileerapparaten, borstels, kammen en andere met bloed of slijm verontreinigde gebruiksvoorwerpen is verspreid. Onveilig vrijen valt ook in deze categorie. Screening van bloeddonoren, bloed en bloedproducten op hepatitis B is in Nederland ingevoerd in 1975. Transmissie langs deze weg valt hier niet of nauwelijks meer te verwachten. In andere landen is de situatie veelal anders en bestaat nog wel het risico op transmissie via deze route. Een prikaccidentenprotocol, waarbij ook alle bloed-bloed contacten worden geregistreerd, is van waarde om gaten in het systeem van preventieve maatregelen op te sporen en te dichten. Als het goed is, is er in iedere gezondheidszorginstelling in Nederland een exemplaar voorhanden. Je kunt je afvragen of een dergelijk document ook niet in tandartspraktijken, acupunctuur- en tatoeage-instellingen en schoonheidssalons aanwezig zou moeten zijn. Actieve preventie van de HBV-infectie is mogelijk door immunisatie. Immunisatie Passieve immunisatie geschiedt door het toedienen van hepatitis B-immuunglobuline, 300 IU in 1 ml IM binnen 24 uur na een incident. Voor een pasgeborene van een HBsAg positieve moeder is dit ‘incident’ de geboorte. Reizigers krijgen het immuunglobuline kort voor de te maken reis. De bescherming van deze eenmalige injectie houdt enkele weken aan en beschermt in circa 80% van de gevallen tegen infectie. Actieve immunisatie is mogelijk door vaccinatie. Het vaccin bevat antigenen van het ziekmakende organisme, in dit geval deeltjes van de oppervlakte van het HB-virus, en wekt actief de eigen afweer op van de persoon die ermee wordt ingespoten. Deze afweer is veel krachtiger dan bij passieve immunisatie en houdt ook veel langer, naar we aannemen levenslang, aan. In 1982 kwamen de eerste vaccins tegen HB beschikbaar. Eerst de plasmavaccins, gewonnen uit het serum van HBsAg-positieve dragers. Deze vaccins waren maar in beperkte mate voorradig, waren kostbaar en stuitten op emotionele weerstanden omdat ze uit menselijk materiaal gewonnen werden. Ze zijn achteraf wel effectief en veilig gebleken. Vanaf 1986 wordt gebruik gemaakt van recombinant-DNA technieken waarbij gistcellen gebruikt worden voor de pro- TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 ductie van HBsAg op grote schaal. Eigenlijk kan pas vanaf dat moment op grote schaal gevaccineerd worden. Ook dit zijn veilige en effectieve vaccins gebleken. Er zijn twee firma’s die in Nederland HB-vaccins op de markt brengen. De vaccins zijn onderling geheel vergelijkbaar voor wat betreft werking en bijwerkingen. Ook in prijs zijn er nauwelijks verschillen. Het gangbare vaccinatieschema bestaat uit 3 injecties, op 0, 1 en 6 maanden waarbij vier tot acht weken na de derde injectie de anti-HBs titer in het serum wordt gemeten. Bij gezonde volwassenen wordt zo bij meer dan 95% een voldoende respons, dat wil zeggen een voldoende hoge antiHBs titer, gezien. De bescherming houdt meer dan vijftien jaar, en wellicht levenslang, aan. Bijzondere groepen Kinderen onder 16 jaar hebben een zeer goede respons op vaccinatie, zodat voor hen een lagere dosis al voldoende is. Personen met het syndroom van Down reageren op jonge leeftijd vergelijkbaar op vaccinatie als anderen. Bij hen volstaat de normale dosering. Op latere leeftijd valt het gebruik van de hogere concentratie te overwegen omdat dan de immuunreactie afneemt. Een hogere concentratie wordt ook aanbevolen voor patiënten met een immuunstoornis. Hieronder vallen hemodialysepatiënten, langdurige gebruikers van immunosuppressiva en mensen met andere vormen van immunodeficiëntie. Injectieplaats Het vaccin moet in de musculus deltoïdeus worden gespoten waarbij het belangrijk is te letten op een voldoende lange naald. Bij niet-intramusculaire toediening, bijvoorbeeld subcutaan of intraveneus, zal de immuniteitsopbouw achterblijven en kan iemand ten onrechte tot non- of low responder worden bestempeld. Vaccinatie in andere spieren, bijvoorbeeld in de m. gluteus maximus of in het bovenbeen, geeft ook een verminderde respons, omdat daar veelal de bovenliggende vetlaag dikker is en het vaccin toch subcutaan terechtkomt. Respons Tot voor kort is er een driedeling in de respons gemaakt: mensen met een titer boven 100 Internationale Eenheden per liter (IE/L) zijn goed beschermd en algemeen is aangenomen dat zij levenslang beschermd zijn en dus geen boosterinjecties nodig hebben. De groep met een titer onder 10 IE/L is als onbeschermd beschouwd en de tussenliggende groep met een titer tussen 10 en 100 IE/L zijn low responders genoemd. Deze laatste twee groepen hebben elk nog drie vaccinaties extra gekregen, met een tussenpoos van telkens een maand. Daarna is er opnieuw antiHBs controle gevolgd met dezelfde criteria als hierboven: boven 100 IE/L levenslang beschermd, onder 10 IE/L beschouwen als niet gevaccineerd en bij de groep daartussen titercontrole en een boosterinjectie als de titer nabij of onder 10 IE/L zakt. In 2001 heeft de Gezondheidsraad geadviseerd het criterium voor een veilige anti-HBs titer te verlagen van 100 naar 10 IE/L op grond van gegevens uit de literatuur. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 De groep die voorheen als low responder (postvaccinatietiter van anti-HBs tussen 10 en 100 IE/L) is geclassificeerd en die regelmatig boosterinjecties kreeg, komt daarmee te vervallen. Deze mensen worden voortaan ook als goede responders beschouwd. Arbeidsomstandighedenwet Per 25 januari 2000 is beleidsregel 4.91 van de Arbeidsomstandighedenwet in werking getreden.1 Deze beleidsregel verplicht werkgevers om werknemers die in contact kunnen komen met bloed, in de gelegenheid te stellen zich op kosten van de werkgever tegen hepatitis B te laten vaccineren. Tevens worden de werkgevers verplicht de bestaande risico’s die de arbeid met zich meebrengt voor de werknemers te inventariseren en te evalueren. Wanneer er een kans bestaat op overdracht van bloedoverdraagbare aandoeningen (BOA) dient dat onderdeel te zijn van deze inventarisatie. Als uit deze Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) blijkt dat er inderdaad sprake is van mogelijke blootstelling, moet in de eerste plaats voorlichting gegeven worden en beleid ontwikkeld worden over hoe te handelen bij een accident: het prikaccidentenprotocol. De werkgroep H-BIG (Hepatitis B-vaccinatie in Instellingen in de Gezondheidszorg) werd in 1997 opgericht door het Nationaal Hepatitis Centrum (NHC). Deze werkgroep heeft de Leidraad Prikaccidenten opgesteld, een hulp bij de ontwikkeling van een prikaccidentenprotocol voor de intramurale situatie. Het bureau van de Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektenbestrijding (LCI) heeft een draaiboek prikaccidenten opgesteld, gericht op de extramurale situatie. Alle accidenten moeten worden gemeld bij de arbodienst van de instelling waar men werkt. Regelgeving betreffende registratie is in voorbereiding: er is immers sprake van een beroepsziekte als men door een accident hepatitis B of een andere BOA oploopt (en dat heeft weer verzekeringstechnische gevolgen). Deze registratie van prikaccidenten wordt de basis om risicogroepen die in aanmerking komen voor vaccinatie te identificeren, zolang er nog geen sprake is van universele vaccinatie. Risicogroepen Tot de nu erkende risicogroepen behoren mensen met een verstandelijk handicap in instituten en mensen met het syndroom van Down. Zij dienen in ieder geval te worden gevaccineerd. Degenen die hen verzorgen vormen eveneens een potentiële risicogroep en zouden gevaccineerd moeten zijn. Vaccinatie Voorafgaand aan de vaccinatie wordt over het algemeen geen prevaccinatiescreening uitgevoerd. Als een persoon in het verleden al eens is gevaccineerd, wordt een anti-HBs titer bepaald als de vaccinatie minder dan vijf jaar geleden is uitgevoerd. Bij vaccinatie meer dan vijf jaar geleden wordt een boosterinjectie gegeven en wordt een maand later de anti-HBs titer gecontroleerd. Het gangbare vaccinatieschema is ongewijzigd gebleven: een vaccinatie op maand 0, 1 en 6 IM in de m.deltoïdeus. Een tot twee maanden na de injectie in maand 6, dus in maand 7 of 8, wordt de effectiviteit van de vaccinatie gecontroleerd door het bepalen van de anti-HBs titer in het serum. 7 De hoogte van deze titer geeft aan hoe er verder gehandeld dient te worden. Anti-HBs titer Bij een titer boven 100 IE/L is elke gevaccineerde goed beschermd. Men gaat er vooralsnog vanuit dat deze bescherming levenslang is. Voor deze categorie zijn controle van de titer en revaccinatie ook niet nodig. ‘Eens beschermd, altijd beschermd.’ Bij een titer tussen 10 en 100 IE/L is het beleid daterende uit 1996 (advies Gezondheidsraad) aangescherpt (Nieuwe Leidraad). Nu wordt ook deze groep mensen als volledig en levenslang geïmmuniseerd beschouwd. Voor hen zijn boosterinjecties dan ook niet meer nodig. nomen - is centrale registratie van belang. Non-responders kunnen worden aangemeld bij mevrouw dr. G.J. Boland, immunologe in het UMC in Utrecht via telefoonnummer 030-250 6277 of per e-mail [email protected]. Mw. Drs. B.C.M. Vroom, internist Prof. Dr. J. van Hattum, gastro-enteroloog UMC Utrecht Afdeling leveronderzoek F02.618 Postbus 85500, 3508 GA Utrecht tel. 030 – 250 6277 email: [email protected] Literatuur Bij een titer onder 10 IE /L wordt eerst mogelijk dragerschap van het HB virus uitgesloten (bepalen van HBsAg en antiHBc). Vervolgens wordt driemaal extra gevaccineerd met telkens een maand tussenpauze. Een maand later wordt het anti-HBs bepaald en de dan verkregen waarde geeft aan hoe verder te handelen (zie hierboven). Blijft de titer beneden de 10 IE, dan is er sprake van nonrespons en heeft verdere vaccinatie geen zin. De persoon dient in de praktijk als niet-gevaccineerd te worden beschouwd en daarnaar moet bij risicoblootstelling worden gehandeld. Een uitzondering op deze regels vormt de groep der zogenoemde risicovormers. Risicovormers zijn (para)medici, werkzaam in snijdende beroepen. Hierbij kan gedacht worden aan chirurgen en KNO-artsen maar ook aan acupuncturisten of tandartsen. Zij kunnen het virus verspreiden door (onopgemerkt) verlies van hun eigen bloed als ze in een vakgebied werkzaam zijn waar verwondingen gemakkelijk optreden. Bespreking van deze specifieke groep blijft hier buiten beschouwing. Meer informatie is te verkrijgen bij het NHC en bij de Commissie Preventie Iatrogene Hepatitis B. Om de groep mensen met een non-respons bij het beschikbaar komen van nieuwe vaccinatiemogelijkheden, zo snel en volledig mogelijk te kunnen bereiken - er werd immers niet voor niets een poging tot adequate vaccinatie onder- 8 1. Wijziging Beleidsregel arbeidsomstandighedenwetgeving Directie Arbeidsomstandigheden; 1999. 2. Gezondheidsraad: Commissie Hepatitis B. Bescherming tegen hepatitis B. Rijswijk: Gezondheidsraad; 1996. Publicatie nr 1996/15. 3. Commissie Preventie Iatrogene Hepatitis B. Preventie Iatrogene Hepatitis B. Den Haag: Staatstoezicht op de Volksgezondheid; juni 2002. 4. European Consensus Group on Hepatitis B immunity. Are booster immunisations needed for lifelong hepatitis B immunity? Lancet 2000; 355:5615. Adressen: Commissie Preventie Iatrogene Hepatitis B t.a.v. J.K. van Wijngaarden Inspectie voor de Gezondheidszorg Sector Preventie en Public Health Postbus 16119 2500 BC Den Haag Nationaal Hepatitis Centrum Stationsplein 8 3818 LE Amersfoort email: [email protected] hepatitis informatielijn: 033 – 422 09 88 Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektenbestrijding Postbus 85300 3508 AH Utrecht TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 HEPATITIS B EN EEN VERSTANDELIJKE HANDICAP ANNO 2002 Mw. P.P.M. de Witte-van der Schoot, AVG Inleiding Bewoners van traditionele instituten voor verstandelijk gehandicapten hebben in het verleden een grote kans op besmetting met het hepatitis B-virus (HBV) gehad. Tien jaar geleden woonde er binnen de instituten gemiddeld 3,8% HBV-dragers en had gemiddeld 28,8% van de bewoners de ziekte doorgemaakt. Belangrijkste reden voor de hoge besmettingsgraad is de combinatie van een drietal factoren: • aanleg: mensen met het syndroom van Down (waarvan er veel in de instituten wonen ) zijn gevoeliger voor zowel het oplopen van acute als het ontwikkelen van chronische hepatitis B • gedrag: van mensen met een verstandelijke handicap kan niet altijd worden verwacht dat zij de gangbare hygiëne in acht kunnen nemen • omgeving: in een omgeving waar mensen veel lijfelijk contact met elkaar hebben en lange tijd met hepatitis Bdragers samenwonen, is het risico van HBV-besmetting aanzienlijk. Omdat veel mensen de ziekte subklinisch doormaken zijn veel hepatitis B-dragers onbekend.. Uiteraard houden bovengenoemde drie factoren sterk verband met elkaar. Zonder HBV-dragers kan geen HBV-overdracht plaatsvinden. Zijn er minder mensen met het syndroom van Down, dan is doorgaans ook het aantal dragers minder. In kleinschalige voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten is de kans om besmet te worden met HBV nauwelijks verhoogd geweest. Immers, in dat soort voorzieningen wonen minder mensen en is het percentage mensen met het syndroom van Down lager dan in de grote instituten. Zijn mensen in staat zich (redelijk) te houden aan gangbare hygiënische regels dan is de kans op overdracht van HBV veel minder. Aangetoond is dat niet alleen groepsgenoten, maar ook verzorgers van verstandelijk gehandicapte HBV-dragers kans lopen besmet te worden met het HBV. Na het invoeren van gerichte preventieve maatregelen, waaronder vaccinatie, is het aantal hepatitis Bbesmettingen in instituten voor verstandelijk gehandicapten sterk afgenomen. Omdat hepatitis B een ziekte is die tot ernstige aandoeningen als levercirrose en leverkanker kan leiden zijn er diverse landelijke richtlijnen en adviezen verschenen (zie onder) om het risico van hepatitis B binnen de Nederlandse samenleving te minimaliseren. Voor de meest vergaande maatregel (vaccinatie van de hele bevolking) is in Nederland nog steeds niet gekozen, ondanks de richtlijnen van de WHO. De Gezondheidsraad De Gezondheidsraad heeft tot nu toe steeds gekozen voor een preventiebeleid dat gericht is op risicogroepen. Diverse adviezen zijn inmiddels uitgebracht.1, 2, 3 Tot algemeen aanvaarde risicogroepen worden momenteel gerekend: • pasgeborenen van besmette moeders • pasgeborenen van ouders afkomstig uit middel- of hoogendemische landen TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 • • • • • hemodialyse- en hemofiliepatiënten drugsgebruikers, homoseksuele mannen, prostitués reizigers naar endemische gebieden kinderen, jonger dan 7 jaar, in asielzoekerscentra mensen die contact hebben met hepatitis B-dragers binnen een gezin of woongemeenschap • verstandelijk gehandicapten in instellingen • mensen met het syndroom van Down • bepaalde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg. Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG) De commissie Infectieziekten van de NVAVG heeft het advies, zoals verwoord in het proefschrift ‘Hepatitis B and Mental Handicap’ 4 overgenomen: • vaccineer alle mensen met het syndroom van Down, bij voorkeur op heel jonge leeftijd • vaccineer in traditionele instituten alle bewoners alsmede het personeel dat belast is met de dagelijks zorg van HBV-dragers of anderszins risico loopt met besmet bloed in aanraking te komen • vaccineer in kleinschalige woonvoorzieningen, gezinsvervangende tehuizen, logeerhuizen en kortverblijfhuizen alle huisgenoten en het verzorgend personeel van HBVdragers • vaccineer medebezoekers, klasgenoten en begeleiders van gehandicapte HBV-dragers binnen dagvoorzieningen in die gevallen waarin HBV-dragers onvoldoende in staat worden geacht algemeen geldende hygiënische voorschriften na te leven • alle voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten dienen te beschikken over een hygiëneprotocol. De Arbeidsomstandighedenwet De Arbo-wet houdt de werkgever verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werksituatie.5 Hepatitis B-vaccinatie, op kosten van de werkgever, dient onder meer te worden aangeboden aan: • artsen, verpleegkundigen en paramedici die regelmatig met bloed in aanraking komen • personeel van laboratoria • tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten • doktersassistenten • studerenden voor bovengenoemde beroepen • werknemers in gezondheidsinstellingen die schoonmaakwerkzaamheden verrichten, afval verwijderen of mogelijk besmet materiaal vervoeren en daarbij kans lopen op besmetting. Iedere organisatie die diensten verleent aan mensen met een verstandelijke handicap zal een eigen hepatitis B-preventiebeleid dienen te formuleren dat aansluit bij de lokale situatie en past binnen de bovengenoemde beleidsaspecten. 9 Risicolopers en risicovormers Sinds een chirurg, die niet wist dat hij HBV-drager was, zijn patiënten heeft besmet wordt in toenemende mate een onderscheid gemaakt tussen mensen die risico lopen om besmet te worden met het HBV en mensen die een risico vormen om anderen met HBV te besmetten. Zowel bij de cliënten als bij medewerkers van instellingen voor verstandelijk gehandicapten meen ik risicolopers en risicovormers te kunnen onderscheiden. Mensen met een verstandelijke handicap Naast de in de inleiding genoemde factoren lopen nietbesmette verstandelijk gehandicapten extra risico besmet te worden met HBV door onveilige seksuele contacten, (auto)agressief gedrag en contacten met mensen afkomstig uit hoogendemische landen. Verstandelijk gehandicapte dragers vormen om dezelfde redenen een extra risico om anderen te besmetten. Medewerkers Medewerkers die binnen de gehandicaptenzorg extra risico lopen besmet te worden zijn: • verzorgers die lijfelijk contact hebben met HBV-dragers: begeleiders, therapeuten, familie, vrijwilligers • medewerkers die veelvuldig in contact kunnen komen met bloed: (tand)artsen, verpleegkundigen, mondhygiënisten, laboratoriumpersoneel en medewerkers van wasserij en transport die in contact kunnen komen met potentieel besmet materiaal. Medewerkers die mogelijk extra risico vormen verstandelijk gehandicapten te besmetten zouden dragers kunnen zijn die cliënten verzorgen. Huidig beleid Nagenoeg alle voorzieningen voeren op dit moment het door de NVAVG voorgestelde beleid uit. Dit houdt in dat de meeste mensen met het syndroom van Down inmiddels gevaccineerd zijn. Voorts dat het merendeel van de intramuraal wonende cliënten alsmede personeel dat belast is met de dagelijkse zorg van HBV-dragers gevaccineerd is. In kleinschalige woonvoorzieningen, gezinsvervangende tehuizen, logeerhuizen en kortverblijfhuizen worden alle huisgenoten en het verzorgend personeel van HBV-dragers gevaccineerd, voor zover deze bekend zijn. Op dagvoorzieningen en scholen wordt, indien bekend wordt dat een (of meer) van de bezoekers HBV-drager is, de GGD ingeschakeld om het overdrachtsrisico te bepalen. Knelpunten Veel mensen met een verstandelijke handicap betrekken kleinschalige woningen in een dorp of stadswijk. De meesten hebben dagbesteding buiten de woonvoorziening. Kinderen met een verstandelijke handicap nemen in toenemende mate deel aan het reguliere onderwijs. Via gerichte arbeidsintegratie vinden mensen met een verstandelijke handicap een baan in het bedrijfsleven of bij de overheid. In het nieuwe cliëntgerichte bekostigingssysteem verdwijnt het verschil tussen intra-, semi- en extramuraal. Tegen deze achtergrond is het te begrijpen dat de adviezen met betrekking tot preventie van hepatitis B zoals hierboven verwoord, niet meer eenduidig te implementeren zijn. Steeds vaker wordt gevraagd om al het personeel te vaccineren. Hoewel men nog maar enkele jaren geleden naar 10 argumenten zocht om vooral niet alle verstandelijk gehandicapten te vaccineren -want zo bijzonder zijn zij toch niet- lijkt in die visie een kentering te ontstaan. Waar veel landen in West-Europa inmiddels gekozen hebben voor algemene vaccinatie mag worden verwacht dat binnenkort iedere Nederlander, die om wat voor reden dan ook enig risico loopt op een besmetting met HBV, voor vaccinatie in aanmerking komt. Aanzet tot nieuw beleid Op dit moment bepaalt de omgeving waarin mensen met een verstandelijke handicap verblijven of zij in aanmerking komen voor vaccinatie (de mensen met het syndroom van Down niet meegerekend). Daarop is ook de huidige financiering afgestemd. Voor intramuraalwonenden wordt de vaccinatie betaald uit het instellingsbudget; semi- en extramuraalwonenden komen alleen voor vaccinatie in aanmerking als zij het huishouden delen met een HBV-drager of wanneer zij de kans lopen binnen een dagvoorziening besmet te worden. Dit laatste ter beoordeling van de GGD. Gezien de huidige ontwikkelingen van deconcentratie en integratie, en het gegeven dat alle mensen met een verstandelijke handicap vanwege hun onvermogen de algemeen geldende hygiënische regels in acht te nemen, een risico lopen op enig tijdstip besmet te worden met HBV, zullen initiatieven genomen worden om vaccinatie voor alle mensen met een (zeer) ernstige en matige verstandelijke handicap in Nederland mogelijk te maken alsmede voor al degenen die hen verzorgen. Zolang dit beleid nog niet is gerealiseerd adviseren wij om bij verstandelijk gehandicapten die met andere gehandicapten gaan wonen of werken de HBV-status na te gaan. Ook dient er op te worden toegezien dat tenminste alle door de Gezondheidsraad genoemde risicodragers gevaccineerd zijn. Met name wijs ik in dit verband op die kinderen die deel uit maken van de allochtone bevolkingsgroepen. Vaccinatierespons Er is geen reden om aan te nemen dat het nieuwe beleid 6 betreffende de hoogte van een beschermende postvaccinatietiter voor mensen met een verstandelijke handicap zou moeten afwijken. Dat betekent dat een titer van boven 10 Internationale Eenheden per Liter (IE/L) voldoende bescherming biedt voor het leven. Ook voor de mensen met het syndroom van Down. Wij adviseren om mensen die onvoldoende reageren op de vaccinatie (anti-HBs titer onder 100 IE/L) altijd te onderzoeken op hepatitis B-dragerschap omdat zij vanwege hun gedrag niet alleen risico lopen op besmetting maar ook een risico vormen wanneer zij eenmaal besmet zijn. P.P.M. de Witte -van der Schoot, arts manager expertise Vizier, Gennep Postbus 9, 6590 AA Gennep tel: 0485-499999 e-mail: [email protected] Literatuur 1 2 Gezondheidsraad. Advies inzake hepatitis B. Den Haag: Gezondheidsraad;1983. Gezondheidsraad. Bescherming tegen Hepatitis B. Den Haag: Gezondheidsraad;1996. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 3 4 Gezondheidsraad. Algemene vaccinatie tegen Hepatitis B. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001. De Witte-van der Schoot PPM. Hepatitis B and Mental Handicap [proefschrift]. Nijmegen: KUN; 1999. 5 6 Arbeidsomstandighedenwetgeving. Beleidsregels; art 4.91; 2000. Vroom BCM, Van Hattum J. Vaccinatie tegen hepatitis B. TVAZ 2002 dec; 20 (4): 5-7. PAARDRIJDEN ALS THERAPIE, EEN PILOTSTUDIE IN ASVZ DE MERWEBOLDER Mw. F. Mineur, arts Inleiding Paardrijden lijkt bij gehandicapte mensen een aantal gunstige lichamelijke effecten teweeg te brengen. Beschreven zijn: • betere ontspanning van de spieren, met name bij spasticiteit, en verkrijgen van een groter bereik van de gewrichten • stimulering van de darmperistaltiek waardoor een gunstig effect kan ontstaan bij obstipatie (medicatie vermindering) • vermindering van de aanvalsfrequentie bij epilepsie • loskomen van slijm bij longaandoeningen • verbetering van de balans, evenwicht, houding en loopfunctie • verbetering coördinatie en sensorische integratie • prikkeling en stimulatie door bewegingen van het paard • spierversterking en conditieverbetering, verbeterde doorbloeding • vergroten van zelfvertrouwen en verbeteren van sociaal contact. Paardrijden is voor veel gehandicapten prettig en heeft een grote recreatieve waarde. Over de therapeutische waarde is bij artsen slechts weinig bekend. Vanuit de fysiotherapie zijn meerdere publicaties verschenen1-4 en is een cursus ontwikkeld tot instructeur paardrijden voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten.5 Artikelen berusten vooral op casuïstiek.6,7 Slechts één publicatie is met cijfers ondersteund. In 1989 heeft M. Jacobs, huisarts, een studie verricht naar effecten van huifbedgebruik bij de Manege Zonder Drempels in Bennekom.8 Een huifbed is een constructie waarbij een gespannen zeil rust op de ruggen van speciaal getrainde pony’s. Cliënten liggen op hun rug en voelen zo bewegingen en warmte van de pony’s. Uit de 33 verwerkte enquêteformulieren komen een aantal van de bovengenoemde effecten naar voren. Doel In deze pilotstudie is getracht effecten van paardrijden op verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapte mensen te beoordelen en te objectiveren. Methoden De in september 2001 geopende Boldermanege (op het terrein van ASVZ de Merwebolder) heeft als vereniging momenteel 90 leden, allen met een verstandelijke of meervoudige handicap. Omdat het huifbed op deze manege nog TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 niet in gebruik is, zijn in deze studie alleen mensen opgenomen die (met steun) op een zadel kunnen zitten. Alle ruiters krijgen een proefles waarin hun stabiliteit wordt onderzocht. Ruiters met een verminderde stabiliteit rijden met hulpmiddelen als een aangepast zadel of met behulp van backriding (op een met klittenbandblokken aangepast zadel zit een instructrice achter de ruiter en ondersteunt deze of geeft aanwijzingen), slechts enkelen rijden zelfstandig. Zowel bij verminderde stabiliteit als bij ruiters met een vertraagde prikkelverwerking loopt een extra begeleider mee naast het zadel. Daarnaast is er een vrijwilliger die de pony begeleidt. Alleen ruiters woonachtig in de Merwebolder zijn in deze pilotstudie betrokken. Ruiters met een lichte verstandelijke handicap, zonder bijkomende lichamelijke handicap, zijn niet in de studie opgenomen omdat het paardrijden voor hen met name recreatief is. Er is een gesloten, uit twee delen bestaande vragenlijst ontworpen. Het medische gedeelte is met behulp van de status ingevuld. Voor het tweede deel zijn de effecten van het paardrijden met ervaren (en zoveel mogelijk dezelfde) groepsbegeleiders doorgesproken. Hierbij werd aangegeven of een bepaald item verbeterd, gelijkgebleven of verslechterd is. Daarnaast konden aanvullende opmerkingen gegeven worden. Resultaten Van 29 ruiters zijn beide vragenlijsten ingevuld. Omdat een van de bewoonsters pas op de Merwebolder was komen wonen, kon de groepsleiding nog niet over een aantal factoren oordelen. Bij die items is gerekend met 28 ruiters. De gemiddelde leeftijd is 29 jaar (spreiding 11 - 55 jaar). De meeste ruiters rijden sinds de oprichting van de manege, inmiddels negen maanden. Enkelen zijn later gestart, de kortste periode was drie maanden. Lichamelijke handicap Omdat de ruiters min of meer zelfstandig in het zadel moeten zitten, hebben alle deelnemers een redelijke zit-/ rompbalans. 16 (55%) kunnen zelfstandig lopen, 10 (34%) hebben hierbij een ondersteunende arm nodig of gebruiken een rolstoel voor buiten of voor langere afstanden. Eén persoon (3%) gebruikt een soort skate-board en twee mensen (7%) worden door derden in een rolstoel gereden. Spasticiteit komt bij 6 (21%) cliënten voor, evenals parese. Bij 9 ruiters zijn hiervoor aanpassingen in het zadel en/of de teugels nodig. 11 Een zintuiglijke handicap komt voor bij 9 mensen (31%). Slechthorendheid (> 35 dB verlies) bij 4 (13%) ruiters en slechtziendheid (visus <0,6) bij 5 (17%) ruiters. Verstandelijke handicap Allen hebben een matige (ZMLK-niveau) (34%) of ernstige beperking (66%). Dertien ruiters (45%) zijn bekend met epilepsie. Acht van hen (62%) waren bij aanvang van het paardrijden aanvalsvrij, vijf met en drie zonder medicatie. Twee mensen (15%) hadden matige epilepsie (= meerdere aanvallen per maand tot enkele malen per week) en drie (23%) hadden ernstige epilepsie (meerdere aanvallen per dag). Vijf ruiters (17%) zijn bekend met ADHD, acht (28%) hebben de diagnose autisme. Bijkomende lichamelijke problemen Obstipatie komt voor bij twaalf (41%) van de ruiters, en is als zodanig gescoord als bij aanvang van het paardrijden hiervoor medicatie werd gebruikt. verbetering spierspanning contracturen zitbalans balans, valneiging spierontspanning bij spastici conditie concentratie/alertheid oog-handcoördinatie gedrag (rustiger?) gedragsmedicatie (daling?) slapen lichamelijk contact makkelijker blijheid/vreugde obstipatie medicatie voor obstipatie bloeddoorstroming benen epilepsiefrequentie epilepsiemedicatie luchtwegproblemen 15/28 0 4/28 1 4/5 2/29 8/28 1 13/28 4/13 0 9/28 22/29 6/12 4/12 0 2/6 0 1/3§§ (54%) (14%) (4%) (80%) (7%) (29%)** (4%) (46%) (31%) (32%) (76%) (50%) (33%) (33%) gelijk 12/28 8/9 24/28 27/29 1/5 27/29 20/28 28/29 14/28 8/13 29/29 19/28 6/29 6/12 7/12 29/29 3/6 5/6 1/3 (43%) (89%) (86%) (92%) (20%) (93%) (68%) (96% (50%) (62%) (100%) (68%) (21%) (50%) (58%) (100%) (50%) (83%) Luchtwegproblemen komen slechts bij drie ruiters (10%) voor, eenmaal astma/ allergie, eenmaal door roken en eenmaal na een kinkhoestinfectie. Effecten van het paardrijden Voor een overzicht van de effecten van het paardrijden, zie tabel 1. In tabel 2 zijn de effecten vermeld voor cliënten met een autistische stoornis. Angst was geen item in de vragenlijst. Viermaal (14%) werd echter spontaan door de groepsbegeleiding vermeld dat vanwege het paardrijden een stuk angst was overwonnen hetgeen een gunstig effect had op het zelfvertrouwen. Omdat er niet specifiek naar gevraagd werd, is er mogelijk een onderschatting van dit effect. verslechtering 1/28 1/9 0 1 0 0 1 (4%) (11%) 1 1 0 0 1 0 1 0 1 1 1/3 (4%)# (7%) (4%)* (4%) (3%)## (8%) (17%)§ (17%) * waarschijnlijk medicamenteus geïnduceerd. ** bij 3 alleen tijdens les, bij 5 meer langdurig # zelfde jongen bij wie een hogere spierspanning is gescoord ## zelfde oudere dame bij wie concentratie verminderde § cliënt heeft epilepsie ontwikkeld in onderzoeksperiode §§ respectievelijk degene met kinkhoest, de roker en de ruiter met astma en allergie, hij heeft meer klachten gekregen door het hooi Effecten zoals beschreven bij de huifbedrijders zijn in deze populatie dan ook niet waargenomen. Tabel 1. Effecten paardrijden bij gehandicapten verbetering spierontspanning gedrag gedragsmedicatie lichamelijk contact makkelijker 7/8 7/8 4/6 6/8 (88%) (88%) (67%) (75%) gelijk 1/8 1/8 2/6 2/8 (12%) (12%) (33%) (25%) verslechtering 0 0 0 0 Tabel 2. Effecten bij selectie van cliënten met een autistische stoornis 12 TVAZ Discussie In deze pilotstudie is een poging gedaan effecten van het paardrijden te objectiveren. Bij het interpreteren moeten echter een paar kanttekeningen worden geplaatst. Het is een kleine onderzoeksgroep, slechts 29 personen, de resultaten zijn (nog) niet statistisch getoetst en het betreft een retrospectief onderzoek over een variabele periode (drie tot negen maanden). Door uitval kan een bias optreden, immers ruiters die het paardrijden plezierig vinden of bij wie vorderingen werden geboekt, gaan door met paardrijden en komen zo in de studie terecht. Navraag bij de manege leert echter dat slechts weinig ruiters zijn gestopt. In deze studie spelen diverse factoren een niet te kwantificeren rol zoals woongroep, begeleiding en persoonlijke aanpak, medebewoners, verhuizing, medicatie, dagbesteding, fysiotherapie en dergelijke. Objectieve gegevens over de effecten van het paardrijden kunnen alleen verkregen worden indien de situatie rondom de ruiters stabiel is, dit is nooit het geval. Het scoren van verschillende effecten is gebaseerd op de waarnemingen en interpretatie van de groepsbegeleiding en zijn subjectief. De gegevens wijzen echter op een gunstige invloed van het paardrijden. Er is sprake van positieve veranderingen of gelijkblijven van de situatie gedurende de onderzoeksperiode. Verslechtering komt weinig voor. Het is mogelijk dat reeds een opwaartse spiraal is ingezet, waardoor paardrijden mogelijk werd. Dit is zeker aannemelijk bij een aantal cliënten na hun verhuizing. Paard- 20; (4) 2 0 0 2 rijden zal echter minstens een positieve bijdrage hebben geleverd. Bij diverse items zijn gunstige effecten te zien. Het betreft een verbeterde spierontspanning, de concentratie is beter, het gedrag is verbeterd waarbij soms gedragsmedicatie kon worden verminderd, er was makkelijker lichamelijk contact, de darm functioneert beter waardoor minder obstipatiemedicatie nodig was, er werd toegenomen blijheid gezien en er is mogelijk een gunstig effect op epilepsie. Opvallend is dat in totaal slechts één epileptisch insult is gezien tijdens het paardrijden. Bij autisten leken de effecten sterker te zijn. Dit komt overeen met de gunstige effecten op gedrag van autisten die worden beschreven door Heloisa et al.9 De daling van gedragsmedicatie is in dit onderzoek zelfs alleen bij autisten beschreven (66%). Contracturen zijn veelal gelijkgebleven en bij één cliënt zelfs verslechterd. Over de rol die paardrijden kan hebben gespeeld in het voorkomen van verslechtering kan niets gezegd worden, want er is immers geen controlegroep. In de literatuur is een verbetering van de zitbalans beschreven. Dit is in dit onderzoek niet gevonden. Groepsleiding ging echter niet altijd mee naar paardrijden en beoordeelde de zitbalans in een stoel. Dat is niet helemaal te vergelijken met zitten op een paardenrug. Hierdoor kan sprake zijn van een onderschatting van balansverbetering. Daarnaast zijn veel ruiters motorisch redelijk zelfstandig en hebben dus al een (redelijk) goede zitbalans. Zes ruiters kregen fysiotherapeutische behandeling, de therapeut was niet betrokken bij het paardrijden. De suggestie uit de literatuur om fysiotherapie (gedeeltelijk) te vervangen door paardrijtherapie kan hier niet ondersteund worden. Naast de medische aspecten is met name het plezier dat de ruiters hebben in het paardrijden van groot belang. Bij meer dan de helft werd door de begeleiders spontaan vermeld dat ze er zo van genoten. Een meisje zit de hele les schaterend op haar paard. Een ander heeft het de hele week over Paatie Rijden, rent naar de manege en is diep teleurgesteld als hij weer van de ponyrug af moet. Een andere jongen kan niet praten, maar geeft het paardrijden aan door met zijn tong te klakken en weet donders goed als hij die dag weer aan de beurt is. Nog een andere jongen werd zo enthousiast, dat hij de pony’s al knuffelend ging bijten. Als dat gebeurt moet hij de les uit, maar inmiddels houdt hij het al de hele les vol in plaats van vijf minuten. Zo worden op kleine schaal kleine of grotere overwinningen geboekt. interpreteren en kunnen alleen een indicatie geven. Desondanks lijken er duidelijk positieve effecten te zijn op spierspanning, gedrag en obstipatie, met een vermindering van medicatiebehoefte. Met name bij autisten komen deze effecten nog duidelijker naar voren en kan inderdaad van therapie worden gesproken. Verder speelt het plezier in het paardrijden een grote rol. Aanbevelingen voor verder onderzoek Om resultaten beter te onderbouwen, te objectiveren en relevante adviezen te kunnen geven met name ten aanzien van gehandicapten met specifieke problemen als bijvoorbeeld autisme, is uitbreiding van dit onderzoek aan te bevelen. Alle ruiters van de Boldermanege zouden mee moeten doen om zo de resultaten in een grotere groep te kunnen bekijken. Voor mensen die verder weg wonen kan de enquête per post worden verstuurd. Het lijkt de moeite waard om de resultaten in te voeren in een databestand en met SPSS statistische significantie te toetsen. Verder is het goed om ongeveer een jaar na invoering van huifbedrijden op de Boldermanege de enquête af te nemen bij de gebruikers van het huifbed. Het is goed mogelijk dat bij deze gebruikers de beschreven effecten duidelijker naar voren komen in verband met hun ernstiger handicap. Daarnaast is het interessant de resultaten van het huifbedrijden te vergelijken met de ‘gewone’ vorm van paardrijden. Femke Mineur, arts e-mail: [email protected] Literatuur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Boezewinkel P, Endedijk P. Hippotherapie bij een cerebrale parese. Bespreking van de scriptie. Klein Hoefblad 2001;18:11-3. Gaukema E. Paardrijden voor gehandicapten. Hippotherapie meer dan recreatie.1996. Van Vliet AGM. Paardrijden met gehandicapten. Het paard als superfysiotherapeut. 1981. Van de Heuvel G. De waarden van het paardrijden. (lezing) 1997 Nebas Nsg (Nederlandse Sportorganisatie voor mensen met een beperking). Werkboek Instructeur paardrijden voor mensen met een beperking. 2001. Endedijk P. Stapvoets op het doel af. Klein Hoefblad 2002;19:20-31. Vogelaar L. Martijn is eindelijk ontspannen. Terdege 1999;12: 41- 43. Jacobs M. Het huifbed: Een manier van paardrijden voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten. 1989. Heloisa, Bruna, Grubits, Freire. Therapeutisch paardrijden als therapeutisch hulpmiddel bij de behandeling van autistische kinderen (Vertaling uit: Scientific & Educational Journal of Therapeutic Riding 2000). Klein Hoefblad 2001;18:38-43. Conclusie De resultaten van onderzoek naar de therapeutische effecten van het paardrijden bij gehandicapten zijn lastig te TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 13 NAAR DE DOKTER Kwaliteitsproject ter bevordering van efficiëntie en effectiviteit van polikliniekbezoeken Mw. R. van Dijken – Visser, AVGIO Summary Normalization, integration, acceptation and participation are important items in the care for people with a mental handicap. In fact: we focus on a future in which everybody with or without a mental handicap can go to a general practitioner. To achieve this, it is important for clients and their caregivers to know when to go to a doctor and what information is needed. Aim of this study is enhancing proficiency and changing the attitude of caregivers. It’s obvious that these two factors will influence the efficiency of the policlinic. For medical knowledge and awareness sixteen protocols and sixteen questionnaires were created concerning most common reasons for calling on a doctor. Before introduction the project, the frequency of visiting a doctor with correct information or with insufficient information was measured. Also frequency of not showing with or without previous notification was measured. After implementation of the protocols and questionnaires the measurements were repeated. Results of this study support the following conclusion: Before implementation, over one quarter of the appointments at the policlinic was not efficient. Following implementation efficiency improved slightly (despite the fact that good implementation took place in only one out of four RVE*): 80% of the appointments at the policlinic were efficient. Moreover: offering a good system of information with a simple questionnaire improves efficiency of the policlinic. *Result responsible unit Inleiding Normalisatie, integratie, acceptatie en participatie zijn termen die in de huidige zorgvisie van de Stichting Hendrik van Boeijen centraal staan. Dit betekent onder meer dat gericht wordt op een toekomst waar iedere persoon (met of zonder een verstandelijke handicap) naar de reguliere huisarts kan gaan. Om dit te bereiken, is het van belang dat de bewoners van Stichting Hendrik van Boeijen, maar vooral ook de begeleiders, weten wanneer en waarvoor je naar de huisarts gaat. Tijdens de spreekuren bleken veel begeleiders niet te weten waarvoor en waarmee ze naar een arts kunnen gaan. Dit was de aanleiding om een project op te starten. Het doel van dit kwaliteitsproject is vergroten van deskundigheid en verandering van attitude van het begeleidingssysteem en daarmee de doelmatigheid van de polibezoeken vergrotend. Dit alles met als toekomstperspectief: “samen naar de huisarts”. 14 De huidige situatie bij de Stichting Hendrik van Boeijen Ook de Stichting Hendrik van Boeijen is meegegaan met de ontwikkelingen binnen de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Was het in het verleden nog zo dat alle bewoners zorg met een medische basis aangeboden kregen, inclusief zorg door medisch geschoold personeel, vanuit de overgang van het medisch model naar het orthopedagogisch model wordt in de jaren tachtig de verzorging meer gericht op gedragskundige aspecten. Ook vanuit de zorgvisie ‘zorg op maat’ is meer vraag naar begeleiding op gedragsmatig gebied. Door het normalisatiedenken neemt het bewustzijn van de vraag naar medische begeleiding af. Daarnaast bestaat de kans dat de invloed van iemands lichamelijke welzijn op zijn functioneren wordt ontkend. Toch zal de verstandelijk gehandicapte frequent gebruik moeten maken van medische zorg. Zijn verstandelijke niveau en (in de meeste gevallen) complexiteit van zijn handicaps met bijbehorende morbiditeit dragen hieraan bij. Als cliënten moeten worden ondersteund in deelname aan de samenleving (waarbij gestreefd wordt naar autonomie), zal ook gebruik gemaakt moeten worden van medische zorg. Naast verbetering van communicatie en bevordering van zelfredzaamheid, is het terugbrengen van medische problemen een noodzaak. Bij de Stichting Hendrik van Boeijen is de medische zorg geconcentreerd binnen het cluster Medische Dienst van de sector Service & Ondersteuning. Deze medische dienst biedt AVG-specifieke zorg en daarnaast op dit moment nog huisartsenzorg. Als er een medische vraag is, wordt er contact gezocht met de medische dienst. Vervolgens kan een heel pakket aan zorg geleverd worden: curatieve en preventieve zorg, paramedische zorg en de coördinatie van specialistische zorg. Er zijn echter veel problemen rond het op de juiste manier kunnen leveren van zorg. Deze problemen doen zich voornamelijk voor bij de polikliniekbezoeken: • een bewoner heeft onvoldoende informatie bij zich waardoor er een nieuwe afspraak gemaakt moet worden • een bewoner komt niet de op de afgesproken tijd of zelfs helemaal niet • er wordt om verkeerde redenen een afspraak gemaakt. Deze problemen hebben verschillende oorzaken: • er is een tekort aan personeel • de personele bezetting overdag is onvoldoende • er is onvoldoende medische kennis. Methoden Om zicht te krijgen op de praktijksituatie is vanaf 1 juli 2001 tot en met 11 oktober 2001 (periode 1) en 1 november 2001 TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 tot en met 1 maart 2002 (periode 2) de efficiëntie van de polibezoeken gemeten. Hierbij zijn er 4 parameters gekozen: 1. De bewoner neemt voldoende informatie over zijn klachten mee. 2. De bewoner heeft onvoldoende informatie over zijn klachten. 3. De bewoner komt niet en belt af. 4. De bewoner komt niet en belt niet af. Als populatie zijn de woongroepen RVE-1 tot en met RVE-4 genomen (resultaat verantwoordelijke eenheid). Tijdens het spreekuur tekende de arts op de agenda bovenstaande parameters af. Aan het eind van het spreekuur werd de agenda ingeleverd en werden de gegevens verwerkt per RVE. Tijdens periode 1 werd de uitgangssituatie gemeten. Tijdens periode 2 werd de situatie gemeten na invoering van het protocol. Deze richtlijnen zijn geschreven met behulp van de bestaande NHG-standaarden. Bij de richtlijnen horen 16 vragenlijsten. Het is de bedoeling dat bij elke poli-afspraak zo’n vragenlijst wordt ingevuld en meegenomen. Resultaten periode 2 Het kwaliteitsproject werd alleen bij RVE3 officieel geïntroduceerd en bij de overige groepen werd de klapper zonder duidelijke uitleg ingevoerd. De meetperiode na invoering van het kwaliteitsproject duurde van 1 november 2001 tot en met 1 maart 2002. In totaal werden er tijdens deze periode 741 poli-afspraken gemaakt. Daarvan konden 599 afspraken op een ‘voldoende’ manier worden afgehandeld. Er waren 52 afspraken waarbij de bewoner en/of begeleiding geen informatie bij zich had. Men belde 23 afspraken af en bij 67 afspraken kwam de bewoner niet opdagen zonder af te bellen. De percentages staan aangeven in grafiek 2. Resultaten periode 1 In totaal zijn er vanaf 1 juli 2001 tot en met 11 oktober 2001 449 polikliniekafspraken gemaakt. Daarvan konden 329 afspraken op een bevredigende manier worden afgehandeld. Er waren 62 afspraken waarbij de bewoner en/of begeleiding geen informatie bij zich had, 24 afspraken werden afgebeld en bij 34 afspraken kwam de bewoner niet opdagen. De percentages staan aangegeven in grafiek 1. Grafiek 2: percentage van de polibezoeken in periode 2 1. voldoende informatie 2. onvoldoende informatie 3. niet gekomen zonder bellen 4. niet gekomen met bellen Grafiek 1: percentage van de polibezoeken in periode 1 1. voldoende informatie 2. onvoldoende informatie 3. niet gekomen zonder bellen 4. niet gekomen met bellen Het kwaliteitsproject ‘naar de dokter’ Als handvat voor medische kennis en besef is voor begeleiders het volgende totstandgebracht: Er zijn zestien richtlijnen geschreven voor de meest voorkomende klachten waarmee bewoners naar een poli komen. Met deze richtlijnen kunnen begeleiders zien wanneer ze een arts moeten bellen en of ze zelf ook iets kunnen doen. Daarnaast wordt kort iets uitgelegd over de klacht. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 Conclusies Uit de gegevens zijn de volgende conclusie te trekken: Van de poli-afspraken uit periode 1 is meer dan een kwart inefficiënt. Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door het ontbreken van voldoende informatie. De redenen die gegeven worden zijn velerlei: 1. Er is geen continuïteit. (“Ik ben een aantal dagen vrij geweest.”) 2. Er is te weinig personeel. (De bewoner komt vaak alleen.) 3. Er is een slechte overdracht. (“Het stond in de agenda.”) 4. Er is geen personeel overdag. (“Ik ben de gastvrouw.”) De alomvattende redenen zijn de volgende: Er is te weinig medische kennis en daarnaast beseft men maar al te vaak niet hoe belangrijk goede informatie is voor de huisarts. Ook beschikt men vaak niet over de vereiste methodische deskundigheid (zoals rapportage bijhouden en 15 doorlezen). Het is niet de intentie om de begeleiding medisch te scholen. Doel is wel de begeleiding bewust te maken van het belang van methodische deskundigheid, en het (daardoor kunnen) aanleveren van adequate (medische) informatie. Ondanks het feit dat bij slechts een RVE goede implementatie plaatsvond, is toch een lichte verbetering te zien: 80% van de polibezoeken verloopt efficiënt. Uit deze resultaten blijkt dat aanbieden van een informatiesysteem met daarbij eenvoudige vragenformulieren de efficiëntie van het polikliniekwerk doet toenemen. Aanbevelingen 1. Goede implementatie is het halve werk. Hierbij moeten niet alleen de managers betrokken worden maar ook de teamleiders. 2. Om het kwaliteitsproject levend te houden is het noodzakelijk jaarlijks te evalueren. Hierbij moet met name de directe begeleiding betrokken worden. 3. De richtlijnen en vragenlijsten moeten actief up-to-date worden gehouden. R. van Dijken – Visser, AVGIO Stichting Hendrik van Boeijenoord, Assen Burg. Bothenius Lohmanweg 8, 9404 LB Assen tel: 0592-305305 OP EN TOP AVG IN DE TOEKOMST Een vervolgopiniestuk Mw. S. Huisman, AVGIO, F. Ewals, AVG Inleiding In het vorige TVAZ hebben we een aantal lastige dilemma’s en spannende uitdagingen voor de AVG belicht. Zowel maatschappelijke als professionele ontwikkelingen nopen tot reflectie op de vakinhoud en heroriëntatie van de beroepsuitoefening. De intramurale, generalistische functie van de AVG voor een kleine groep zal moeten plaatsmaken voor een integrale, specialistische behandel- en consultatiefunctie voor alle mensen met een verstandelijke handicap, voor wie dat expliciet noodzakelijk is. Het is duidelijk dat we op een keerpunt staan: prioriteiten stellen en keuzes maken. In dit vervolgopiniestuk willen we de draad weer oppakken en een beeld schetsen van enkele organisatiemodellen en andere randvoorwaarden om de schaarse AVGdeskundigheid selectief en efficiënt in te kunnen zetten. Hierbij is het uitgangspunt dat de AVG een medisch specialist is, die met specifieke deskundigheid op specifieke vragen van een specifieke, maar heterogene doelgroep op een specifieke werkwijze inspringt, hetzij als primaire behandelaar hetzij ter ondersteuning van de primaire behandelaar. Het gaat hier expliciet om vragen en problemen, die samenhangen met of gekleurd worden door de verstandelijke handicap en die niet in de bestaande, reguliere gezondheidszorg beantwoord kunnen worden, omdat AVG-specifieke expertise vereist is. Positionering van de AVG los van de instellingen en integratie in de reguliere gezondheidszorg zijn daarbij een pre. Specifieke expertise van de AVG Hoe kan deze expertise worden omschreven? Welke meerwaarde heeft de AVG ten opzichte van de andere medische beroepsuitoefenaren in de gezondheidszorg? Wat zijn de kenmerken van de vakinhoud en beroepsuitoefening van de 16 AVG? Centraal staat weer de aard van de problematiek, die in belangrijke mate is geassocieerd met of gekleurd door de verstandelijke handicap. Kenmerken van de vakinhoud zijn: meervoudige en complexe gezondheidsproblemen, diagnostische en therapeutische problemen door barrières in communicatie en coöperatie, etiologie-gerelateerde gezondheidsproblemen, verschil in epidemiologie van aandoeningen en ziektes in vergelijking met die van de reguliere populatie, atypische klachtenpresentatie, wisselende gradaties van wilsbekwaamheid en aandacht voor zowel cliënt als zijn zorgsysteem. Kenmerkend voor de beroepsuitoefening zijn: een biopsychosociale en integrale werkwijze, een op ontwikkelingsniveau en mogelijkheden toegesneden communicatieve benadering, methodisch werken: doelgericht en planmatig, handicapverlichtende en participatiebevorderende aanpak, specifieke medische expertise op het terrein van de somatiek en de psychiatrie, professionele methodieken en richtlijnen, rolbewustzijn en interdisciplinaire samenwerking en een (supra)regionaal netwerk. Core business van de AVG Steeds weer dringt zich het gevoel op dat de AVG zich deels met oneigenlijke taken bezighoudt en dat onvoldoende gebruik wordt gemaakt van specifieke kwaliteiten. Het bewustzijn van de eigen specifieke deskundigheid zou de AVG steeds weer scherp moeten houden op welke vragen en problemen hij ingaat: een triage. De kenmerken van onze specifieke expertise kunnen als criteria dienen voor beoordeling en selectie van problematiek die expliciet bij de AVG thuishoort en het beste door hem beantwoord kan worden. Daardoor zullen op den duur de vragen en problemen, die door hun aard en relatie met de verstandelijke handicap specifieke expertise vereisen, steeds vanzelfsprekender bij de AVG terecht komen. Naast de problematiek waarvoor door anderen naar de AVG verwezen wordt, is de AVG er TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 primair verantwoordelijk voor actief te voorzien in de specialistische zorg aan die mensen met een verstandelijke handicap, die de weg naar de AVG moeilijk kunnen vinden. Zo valt te denken aan (volwassen) mensen met ernstige meervoudige beperkingen en mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag, voor wie geen specifieke expertise bestaat in de bestaande reguliere gezondheidszorg. tratie op kerntaken én het stellen van prioriteiten efficiënt functioneren van de AVG veel beter mogelijk Maken. Het tempo waarin enerzijds ontwikkelingen in de maatschappij en gezondheidszorg plaatsvinden en anderzijds de beroepsgroep in omvang afneemt, maakt dat we als beroepsgroep doortastend en voortvarend te werk moeten gaan. Geen tijd voor evolutie, eerder voor revolutie. De AVG: een schaars goed De AVG is een schaars goed: ongeveer 135 AVG’s voor meer dan 120.000 mensen. Qua omvang is de beroepsgroep te vergelijken met de neurochirurgen (92, bijna allemaal mannen) en niet met kinderartsen (1100), verpleeghuisartsen (1100) of huisartsen (9000). Door de huidige organisatie en werkwijze van de AVG wordt hoogstens een derde van de totale populatie van mensen met een verstandelijke handicap door een AVG bediend. Vanwege de leeftijdsverdeling en feminisatie binnen de beroepsgroep valt te verwachten dat de beschikbaarheid van de AVG de komende jaren verder zal afnemen. Nieuwe organisatiemodellen voor de AVG In de nabije toekomst zullen huisvesting, woonondersteuning en diagnostiek- en behandelfuncties gescheiden zijn. Wat betekent dat voor de organisatie van de medische zorg door de AVG? Hoe kan de positionering van de AVG er dan uitzien? We schetsen hieronder enkele modellen. Op dit moment is niet de zorgvraag maar de woonlocatie grotendeels bepalend voor toegang tot en beschikbaarheid van een AVG. Mensen met een verstandelijke handicap die (nog) in een instelling wonen (grofweg 20% van de verstandelijk gehandicapten) hebben niet voor alle vragen en problemen een AVG nodig. Voor complexe en AVG-specifieke vragen van mensen die elders wonen (80% van de VG), is een AVG niet vanzelfsprekend en gemakkelijk te consulteren. Ook zal de semimurale teamarts zich verder ontwikkelen en zich profileren als een specialistisch consulent, die complementair samenwerkt met de huisarts en andere disciplines zoals met de revalidatiearts, waarmee een heldere en gelimiteerde taakverdeling bestaat. Met schaarste moeten we verstandig omgaan. Onze deskundigheid moet dus selectief en efficiënt worden ingezet. In het vorige artikel hebben we de knelpunten beschreven die veel AVG’s ervaren in het dagelijks werk en de trage realisering van zorgvernieuwende initiatieven. De paradox doet zich gelden dat noodzakelijke veranderingen in doelgroep, werkwijze en organisatorisch verband eerst lijken te leiden tot een verscherping van de ervaren knelpunten. Het continueren van de bestaande taken en tegelijkertijd aan de slag gaan met nieuwe activiteiten gaan ernstig wringen. Een wezenlijke keuze voor kerntaken en het consequent afstoten van oneigenlijke taken is derhalve onontkoombaar. Van evolutie naar revolutie Historisch gezien is het vak geëvolueerd uit de instellings- en teamarts, die de afgelopen decennia een gestaag professionaliseringproces heeft doorgemaakt. De instellingen heroriënteren zich nu op hun taken en de organisatie die daarbij past. Huisvesting en woonondersteuning raken steeds meer losgekoppeld. Voor het eerste zorgt de woningbouwvereniging, voor het tweede de categorale zorgorganisatie, veelal in samenwerking met de reguliere thuiszorg. Dit is een natuurlijk moment voor de AVG om zich de vraag te stellen in welk organisatorisch kader het vak het meest efficiënt uitgevoerd kan worden. Wij denken dat een positionering onafhankelijk van organisaties die gericht zijn op ondersteuning bij wonen en dagbesteding, de concen- TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 expertisecentrum De AVG is werkzaam vanuit een verzelfstandigd Centrum voor Gespecialiseerde Zorg, ook wel een Regionaal Expertise Centrum (REC) genoemd. Hieraan zijn naast gedragswetenschappers en paramedici ook ervaren verpleegkundigen verbonden naar analogie van de plaats die de sociaal-psychiatrisch verpleegkundige in de GGZ inneemt. De AVG kan als transliniair specialist vanuit dit REC op contractbasis integrale zorg leveren aan verstandelijk gehandicapte mensen met complexe zorgvragen, maar kan ook poliklinisch werken, beleidsondersteunende werkzaamheden verrichten voor zorgaanbieders en overheid of zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Dit alles op basis van helder omschreven afspraken met de opdrachtgever. Een dergelijke organisatievorm zal naar verwachting tot een efficiëntere inzet van de schaarse deskundigheid van de AVG leiden, stimuleert tot delegeren en maakt functiedifferentiatie mogelijk. maatschap Gezien de hierboven genoemde beroepskenmerken is het vormen van een (monodisciplinaire) maatschap en het werken vanuit een regionale ziekenhuispoli misschien geen eerste keuze, maar kan wel een alternatief zijn, dat mogelijk eenvoudiger te realiseren is. Enkelvoudige of strikt medische vragen kunnen hier bij uitstek goed beantwoord worden. Een voordeel van deze vorm kan zijn dat de vraag naar de meerwaarde van multidisciplinaire betrokkenheid voor de individuele cliënt uitdrukkelijker aan de orde komt. Noodzakelijk is in dit geval dat op efficiënte wijze nauw samengewerkt kan worden met een netwerk van gespecialiseerde paramedische, gedragswetenschappelijke en andere professionals. universitair centrum Vanwege de noodzaak van academische verankering zal een klein aantal AVG’s zich een plaats moeten verwerven in een 3e lijns setting in verschillende universitaire medische centra. Deze hebben als taak de specialistische, medische zorg voor mensen met een verstandelijke handicap te integreren in het curriculum, wetenschappelijk onderzoek op een hoger plan te brengen, gekwalificeerde (bij)scholing voor AVG’s en andere professionals te ontwikkelen en te voorzien in 3e lijns gezondheidszorg. Praktijkondersteuning door de verpleegkundig specialist VG Uitdrukkelijk pleiten we ervoor om in de staf van een exper- 17 tisecentrum een plaats in te ruimen voor verpleegkundigen. Ze zijn bij uitstek getraind om als casemanager in de fase van vraagverheldering, uitvoering en monitoring van het voorgestelde medische beleid een heleboel oneigenlijke taken van de AVG vakkundig over te nemen. De verpleegkundig specialist VG zal ook health watch projecten initiëren en deels kunnen uitvoeren en (zintuig)screeningsprogramma’s deskundig voor zijn rekening kunnen nemen. Kiezen en overwinnen Kiezen is verliezen en elke verandering heeft zijn prijs. Wat verloren gaat is de nauwe, langdurige en brede betrokkenheid met de individuele cliënt in zijn woonomgeving, maar ook het vertrouwde en overzichtelijke werken binnen een min of meer gesloten zorgorganisatie. Daar staat winst tegenover: een efficiëntere inzet van de specifieke expertise van de AVG, meer invloed hebben op de voorwaarden waaronder deze expertise optimaal benut kan worden, een duidelijker profiel van de AVG, gunstiger omstandigheden waarin geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten als wetenschappelijke discipline zich kan ontwikkelen en een gedifferentieerder carrièreperspectief. De ‘nieuwe’ AVG: kiezen, niet delen In dit opiniestuk hebben we het belang van een aantal innovaties in de taakopvatting en organisatie van de ‘nieuwe’ AVG voor het voetlicht proberen te brengen. Kernbegrippen zijn daarbij: loskoppeling medisch-specialistische zorg van wonen/werken, integratie van de AVG in de reguliere gezondheidszorg, complementair aan bestaande disciplines, focus op behandel- en consultatiefunctie, praktijkondersteuning door gespecialiseerde verpleegkundigen, verdergaande profilering door professionalisering en academische verankering. Tevens hebben we enkele nieuwe organisatiemodellen geschetst, waarin de schaarse AVGexpertise optimaal kan worden ingezet en benut. In het buitenland wordt al met verschillende van deze modellen gewerkt. Ervaringen uit het buitenland zijn onder meer op de NVAZ-dag op 29 november 2002 aan de orde geweest. Laten we de gedachtewisseling en discussie voortzetten om vervolgens de handen ineen te slaan en te werken aan een helder en vruchtbaar perspectief voor de AVG! Dank Tot slot willen we Mayonne Scheper en Suzanne Duffels danken voor hun e-mailreacties op het eerste opiniestuk en Marijke Meijer voor haar waardevol commentaar op een eerdere versie van deze tekst. We hebben geprobeerd hun opmerkingen te verwerken in bovenstaand artikel. Sylvia Huisman, AVGIO Frans Ewals, AVG Prinsenstichting en Stichting ODION Postbus 123, 1440 AC Purmerend HAGGIS EN KILTS: EEN BRON VAN INSPIRATIE Het IASSID-congres in Glasgow Mw. K. van den Brink, mw. S. Duffels, mw. A. Ferwerda, mw. S. Huisman, allen AVGIO De International Association for the Scientific Study of Intellectual Disabilities (IASSID) is een van de internationale en interdisciplinaire wetenschappelijke verenigingen, die zowel wetenschappelijk onderzoek als kennisuitwisseling bevordert en daartoe congressen organiseert. De IASSIDrondetefelconferentie van de Physical health en Mental health SIRG (Special Interest Research Group) werd dit jaar gehouden in Glasgow van 11 tot en met 13 september. De Nederlandse delegatie bestond uit een handvol ‘onderzoeksminded’ AVG’s en een viertal nieuwsgierige AVGIO’s. We willen graag door middel van dit verslag een impressie geven van onze congreservaringen. Zo hopen we ook andere AVG’s meer te interesseren voor wetenschappelijk ontwikkelingen en het bezoeken van internationale congressen. In het opleidingsplan staat dat internationale oriëntatie van belang is voor de beroepsontwikkeling. Deelname aan een internationaal congres of rondetafelconferentie tijdens de opleiding wordt daarom gestimuleerd. Voor ons was dit een 18 uitgelezen kans om geïnformeerd te raken over de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek en gezondheidszorg voor verstandelijk gehandicapten en onze internationale contacten op te bouwen. De eerste dag was opgebouwd rond het thema screening en primaire lichamelijke gezondheidszorg. Na een inleiding door dr. Helen Beange (University of Sydney) over de toekomst van ons vak, waren er in parallelsessies diverse presentaties over screeningsinstrumenten en samenwerking met de huisartsen en gespecialiseerde verpleegkundigen. ’s Middags hield dr. Henny van Schrojenstein Lantman – de Valk (Universiteit van Maastricht) een keynote lecture over het onderzoek naar gezondheidsproblemen van verstandelijk gehandicapten in de huisartspraktijk en aanknopingspunten voor een samenwerkingsstrategie in het ‘community care’ model. In parallelsessies kwamen gastrointestinale onderwerpen als Helicobacter pylori-infectie en over-/ondergewicht aan de orde en endocrinologische problematiek rond menstruatie en hypogonadisme. Ter TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 bevordering van de internationale contacten was er ’s avonds een receptie voor alle congresbezoekers bij professor Sally-Ann Cooper (University of Glasgow) thuis. Het thema van de tweede dag was epilepsie en na de voordracht van dr. Michael Kerr (University of Wales) over samenhang tussen epilepsie en psychiatrie, hielden diverse sprekers presentaties over medicatie, de samenhang met syndromen en de relatie met gedrag. Die avond heeft iedereen kennisgemaakt met Haggis, een traditioneel Schots gerecht en konden we met de internationale AVGwereld dansen op de Schotse muziek, want bij een conferentie in Glasgow hoort natuurlijk een Ceilidh, een Schotse dansavond. Na deze boeiende maar vooral vermoeiende avond waren er de laatste dag presentaties rondom het thema psychiatrie waarbij onder andere onderwerpen als agressie, forensische hulpverlening, dementie en autisme besproken werden. De 7th Annual Penrose Lecture door professor Anthony Holland (University of Cambridge): ’Genetic influences of brain functions and behaviour: investigating the links’ was voor velen een inhoudelijk hoogtepunt. Internationaal wordt op heel veel verschillende terreinen onderzoek verricht. De kwaliteit van de diverse presentaties is wisselend. Voordrachten bieden een goed overzicht wie waar op welke manier in de wereld mee bezig is. Daardoor worden ook de wetenschappelijke lacunes en de praktische knelpunten in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap duidelijk. Hoewel de zorg in de verschillende landen heel anders wordt georganiseerd, zijn er opvallend veel overeenkomsten in de visie en beroepsuitoefening van dokters die begaan zijn met de medische zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Dat biedt hele waardevolle aanknopingspunten voor de verdere ontwikkeling van het AVG-vak en de beroepsinhoud. We hebben ervaren dat het heel belangrijk is om systematisch aandacht aan onderzoeksontwikkelingen en internationale richtlijnen te gaan geven in Nederland. We hebben ervaren dat we niet goed op de hoogte zijn van onderzoek in binnen- en buitenland en dat implementatie van onder- zoeksresultaten in de praktijk moeizaam verloopt. Dit is uiteraard de verantwoordelijkheid van alle AVG’s, maar er ligt ook een hele belangrijke taak voor de NVAVG, een wetenschappelijke vereniging, en de AVG opleiding, een academisch instituut. Misschien realiseren we ons wel veel te weinig wat een uitzonderlijk goede uitgangspositie we hebben met een sterke beroepsvereniging, een specialistische opleiding en liaisons met instellingen voor verstandelijk gehandicapten, om wetenschappelijk onderzoek op te zetten en onderling samen te werken. Dit IASSID-congres was voor ons heel prikkelend en stimulerend om meer betrokken te zijn bij wetenschappelijke ontwikkelingen, zelf onderzoek te doen, congressen te bezoeken en zelf op den duur presentaties te houden! Van de stad Glasgow hebben we niet veel gezien, maar wel was er uitgebreid gelegenheid om interessante internationale contacten te leggen. De volgende IASSID meeting wordt gehouden in New York. The place to be! Hope to see you there! Kathleen van den Brink1 Suzanne Duffels2 Annemarie Ferwerda3 Sylvia Huisman4 1 Het Westerhonk Binnenhof 3, 2681 JH Monster PB 1035, 2680 BA Monster 2 Vizier locatie Gennep Stiemensweg 38, 6591 MD Gennep PB 9, 6590 AA Gennep 3 ASVZ Zuid West, Merwebolder Crayenstein 1, 3363 AA Sliedrecht PB 121, 3360 AC Sliedrecht 4 Dr. M.J. Prinsenstichting, St. Odion Spinnekop 5, 1444 GN Purmerend PB 123, 1440 AC Purmerend BOEKBESPREKING Mental Retardation, Diagnostic Studies on Aetiology Clara van Karnebeek heeft dit proefschrift op 31 oktober 2002 verdedigd in de Oude Lutherse Kerk aan het Singel in Amsterdam. Hieronder een korte samenvatting van deze voor onze beroepsgroep heel belangwekkende dissertatie. Voor een volgend nummer van het TVAZ zal de auteur een uitvoeriger artikel over haar onderzoek schrijven. Teneinde de diagnostische evaluatie van een individu met mentale retardatie (MR) te optimaliseren, werd een systematische literatuurreview verricht om de beschikbare ‘evidence’ betreffende de opbrengst van de voornaamste diagnostische onderzoeken te verzamelen. Aansluitend TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 werd een prospectieve studie onder 281 kinderen met mentale retardatie verricht. Hieruit kwam naar voren dat problemen rond de geboorte een zeldzame oorzaak van MR zijn. Eén op de twintig diagnoses was te herleiden tot syndromen met multipele aangeboren afwijkingen, één op de vijf gevallen van MR werd veroorzaakt door cytogenetische afwijkingen op celniveau en bijna de helft werd veroorzaakt door een fout in één gen of in één enkele erfelijke eigenschap. Op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek kon in eenderde van de gevallen een diagnose worden gesteld. In nog eens eenderde leverden ze voldoende informatie op om te kunnen bepalen welke aanvullende onderzoeken noodzakelijk waren. Het overige deel van de diagnoses werd louter op basis van aanvullend onderzoek gesteld. Preventie van 19 MR door het vermijden van omgevings- of neonatale factoren of door prenataal onderzoek zou mogelijk zijn geweest bij ongeveer tien procent van de patiënten. Het proefschrift is per mail te bestellen via [email protected], onder gelijktijdig overmaken van 15 euro op rekeningnummer 48 73 17 394 ten name van CD van Karnebeek Amsterdam onder vvermelding van ‘proefschrift’. UIT DE REGIO’S Regio Brabant Zuid-Oost Onze regiovergadering bestaat uit een tiental artsen te weten: Bert van de Meeberg, AVG, Meare locatie Eckartdal, Eindhoven; Wera Dillo, teamarts, KDV Monique Eindhoven; Monique Veendrick, AVG, Kempenhaeghe, Heeze; Kees van Schie, AVG, Severinus, Veldhoven; Kees Dollekens, AVG, Severinus, Veldhoven; Ide de Jonge, AVG, Vincent van Gogh instituut, Venray; Jans Sandmann, AVG, SWZ locatie Zonhove, Son; Eelco van Gelder, AVG, Waalborg, Druten; Renske Bouman, basisarts, De Plaatse locatie Donksbergen, Duizel; Mariëlle Das, AVGIO Severinus, Veldhoven/De Plaatse locatie Donksbergen, Duizel. Tijdelijk uitgebreid met Willem van de Kar, waarnemend huisarts De Plaatse locatie Donksbergen, Duizel. In ons overleg komen verschillende zaken aan de orde; soms worden casussen besproken maar vaker staat de avond in het teken van een bepaald thema waar een van bovenstaande artsen zich in verdiept heeft en/of waarvoor een extern deskundige wordt uitgenodigd. Verder wordt er vaak gesproken over interessante bij-/nascholingen en literatuur. Het afgelopen jaar zijn de volgende onderwerpen de revue gepasseerd: Nieuwe anti-epileptica, Health Watch Downsyndroom, endocrinologie (schildklierdisfunctie, hormoonsuppletie bij (primaire) amenorroe/osteoporose, effecten van anti-epileptica/psychofarmaca op endocrinologische systemen, effecten van langdurig gebruik van de prikpil, farmacologisch geïnduceerde hyperprolactinemie), ethiek, meerjarenbeleidsplan NVAZ, vraaggestuurde bekostiging en gynaecologische problemen ((doorslikken) OAC, prikpil, PMS, climacteriële klachten, uitstrijkjes ja/nee?). Mariëlle Das, AVGIO UIT DE COMMISSIES EN WERKGROEPEN Commissie PR Voor het jaarverslag 2002 zijn wij op zoek naar: • foto’s van AVG-/NVAZ-activiteiten • praktijkperikelen: korte teksten over de ervaringen van de AVG in de nieuwe context, maximaal 200 woorden. Graag opsturen naar: Mw. M. Meijer Erasmus Medisch Centrum Rotterdam Afdeling Huisartsgeneeskunde/AVG-opleiding Postbus 1738 3000 DR Rotterdam tel: 010-4089435 e-mail: [email protected] 20 Redactie TVAZ De redactie heeft besloten de naam van het tijdschrift te veranderen in TAVG: Tijdschrift van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten. Met ingang van 2003 zal deze naam gebruikt worden en zal ook het uiterlijk veranderen, passend bij de nieuwe huisstijl van de NVAVG. Verder heeft de redactie besloten om de regels met betrekking tot het aanleveren van kopij strikt te gaan naleven om zodoende op tijd uit te kunnen komen. Alle inleverdata staan vanaf nu vermeld in het colofon. M. Manshande gaat de redactie verlaten. Wie wil hem opvolgen? TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 VAN DE OPLEIDING Najaarsvergadering Op de najaarsvergadering van de NVAZ (de laatste) hebt u nader kennis kunnen maken met de opleiding tot AVG. De beide groepen AVG’s in opleiding hebben met groot enthousiasme zelf invulling aan de dag gegeven en u meegenomen naar een terugkomdag in Rotterdam. De vaste onderdelen van de terugkomdag, namelijk het rondje uitwisselingen van ervaringen, de communicatietraining door middel van een illustratieve videoband, de literatuurbespreking en medisch-inhoudelijke onderwerpen, kwamen aan de orde. In dat laatste onderdeel werden drie stageverslagen gepresenteerd uit binnen- en buitenland, waarna een discussie met de zaal volgde over de toekomst van ons vak. De dag werd afgesloten met een discussie over de GORZrichtlijn. De aanwezigen hebben hopelijk een goede indruk gekregen van de kwaliteit en het enthousiasme van de nieuwe generatie AVG’s. Vrijstellingsregeling Begin 2003 zal een vrijstellingsregeling worden vastgesteld door de Minister. Artsen met een geldige registratie voor een ander specialisme kunnen in aanmerking komen voor een verkorting met minstens één jaar. Ook werkervaring opgedaan in de laatste vijf jaar in een door HVRC, MSRC of SGRC erkende opleidingsinstelling kan eveneens leiden tot verkorting. Het hoofd van de opleiding moet een verzoek tot verkorting voorleggen ter goedkeuring aan de HVRC. Verkorte opleiding Dankzij de vrijstellingsregeling is het mogelijk geworden praktisch invulling te gaan geven aan de “bezemklas”. Waarschijnlijk zullen we medio 2003 starten met een groep van ongeveer 10-12 (ex)huisartsen, die thans al in de zorg werken maar nog niet als AVG geregistreerd kunnen worden. De duur van hun opleidingstraject wordt individueel bepaald op grond van de vrijstellingsregeling, doch zal gemiddeld anderhalf jaar bedragen (bij fulltime aanstelling). Groep 2003 Medio januari start een nieuwe groep AVG’s met de opleiding. Voor zover nu te overzien zijn alle 12 plaatsen bezet. Drie AVGIO’s zullen, dankzij de vrijstellingsregeling, instromen in een andere groep: twee in lichting 2001 en één in lichting 2000. De nieuwe groep start daardoor met 9 AVGIO’s. De volgende opleidingsinstellingen doen mee aan deze ronde: • ’s Heerenloo Midden Nederland,locatie Apeldoorn, opleider Koos de Geest, AVGIO Barber Tinselboer • Sherpa, opleider Ietje van Gelderen, AVGIO Agnies van Eeghen • ’s Kooningsjacht, opleider Wim Kok, AVGIO Marianne Houben • de Lathmer, opleider Titia Kranenburg, AVGIO Quinta Bergman TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 • Waalborg, opleider Eelco van Gelder, AVGIO Ellis Gremmen • ASVZ, opleider Luc Imschoot, AVGIO Daphne Konz • Willem van de Bergh, opleider Jan den Ouden, AVGIO Min Fai Hau • Pepijn, opleider Anneke Schoonbrood, AVGIO Christel Jansen-Jacobs • Westerhonk, opleider Daisy Thompson, AVGIO Annet van Rooyen. De drie AVGIO’s die via de vrijstellingsregeling een verkort opleidingstraject hebben, zijn werkzaam in ’s Heerenloo Midden Nederland locatie Ermelo, Noorderhaven in Den Helder en Esdégé-Reigersdaal in Heerhugowaard. De nieuwe opleiders zijn op een tweedaagse bijeenkomst op de hei voorbereid op hun nieuwe rol als opleider. Ook onder hen heerst groot enthousiasme over de mogelijkheid om hun leuke vak over te kunnen gaan dragen, maar ze vinden het opleiderschap ook wel een beetje spannend. Tia Bouma, AVG, en Beatrijs de Leede, gedragswetenschapper, begeleiden de nieuwe groep. Beatrijs is tevens onderwijskundige, zij zal de helft van haar 0.6 aanstelling besteden aan de verdere onderwijskundige vormgeving van het onderwijsprogramma. Groep 2001 Deze groep start op 1 december met hun stagejaar. Ervaringen uit het vorige jaar hebben ertoe geleid dat er aanpassingen zijn gekomen in omvang en invulling van de stages. Ook is in het tweede jaar een periode van twee maanden ingepland om te werken aan het leeronderzoek; ze volgen in deze periode geen stage. Klinische genetica, psychiatrie, revalidatie en epilepsie vormen weer de hoofdmoot. Helaas heeft Heili Both, gedragswetenschapper, een andere functie aanvaard; haar plaats wordt per 15 januari ingenomen door Anne Heijnen. Zij zal samen met Anne Idzinga (dus Anne & Anne) de groep begeleiden. AVGIO Talitha van der Heuvel beviel in oktober van een dochter. Groep 2000 Deze groep heeft het stagejaar afgerond en is met enige opluchting weer teruggekeerd naar de opleidingsinstelling. Zo’n stagejaar is nuttig, soms erg leuk, maar soms ronduit teleurstellend. Door de korte duur van sommige stages blijkt het namelijk lang niet altijd mogelijk zelfstandig te werken. Vanuit de groep kwam de terechte opmerking dat we in het vervolg maar niet meer over stages moeten spreken, maar over externe leerwerkperiodes. Dat doet meer recht aan het feit dat de tweedejaars AVGIO’s bevoegde artsen zijn met een eigen beroepsverantwoordelijkheid, die in de regel al een aantal jaren werkervaring hebben. Mogelijk vermindert dat het risico dat ze worden beschouwd als een veredelde co-assistent. 21 De AVGIO’s zullen echter pas echt het nut van het stagejaar ondervinden in de komende jaren, waarin ze de verworven kennis gaan gebruiken in de dagelijkse praktijk. Vacature Er is momenteel nog sprake van een vacature van een dag per week als begeleider van de terugkomdagen van de opleiders. De noodzaak van het vervullen van deze vacature is nog dringender geworden nu Marien Nijenhuis in verband met ziekte voorlopig uitgeschakeld zal zijn. Lijkt het u leuk één dag per week bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de opleiding, neem dan s.v.p. contact met me op. Marijke Meijer Hoofd opleiding AVG tel: 010-4089350 e-mail: [email protected] VAN DE AVGIO’S Pubers? Ons tweede jaar zit er op. Zoals Margriet Maas het op het volledig door de AVGIO’s verzorgde thematische deel van de najaarsvergadering zo treffend verwoordde, hebben we het ‘jonge honden’ stadium gehad en zijn uitgegroeid tot pubers, inclusief een identiteitscrisis. Dit was Margriets inleiding voor het drieluik met Suzanne Duffels en Sylvia Huisman. Hun Engeland- en Australië-ervaringen zijn gezet naast haar ervaring in Nederland. Behalve de plek van de AVG nu en in de toekomst is ook de-institutionalisering en community care belicht. Met de zaal ontstond een interessante discussie naar aanleiding van de stellingen. Ook het verhaal over GORZ van Luc Bastiaanse en Heleen Eijlders ontlokte een leuke discussie aan een zaal die tot op het laatst goed gevuld is gebleven. Eigenlijk lieten de aanwezige AVG’s ons bij geen enkel onderdeel in de steek. Handvatten voor het leiden van discussies hebben we aangereikt gekregen van onze gedragswetenschapper Bas Themans. Dit was zowel plenair van grote waarde als in kleiner verband bij het onderdeel ‘ervaringsrondje’. Voor zover wij dat konden inschatten is het veel deelnemers duidelijk geworden hoe waardevol dit programmaonderdeel van de terugkomdag voor ons is. We hopen dat de presentaties en discussies nieuwe ideeën hebben opgeleverd en goede impulsen hebben gegeven om door te gaan, ook al zijn werkomstandigheden niet altijd ideaal. De najaarsvergadering was een waardige afsluiting van het jaar dat voor ons in het teken heeft gestaan van de stages. Bij de evaluatie blijkt, hoe kan het ook anders, dat er vele wisselende ervaringen zijn. Algemene tendensen zijn dat 22 een klinisch specialist als stagebegeleider veelal als waardevol is ervaren omdat op deze wijze veel van het betreffende aanpalende specialisme kan worden gezien. Op veel plekken kan de stage verder vorm krijgen. Verder blijkt in veel gevallen dat ons vak als specialisme wat meer gezicht heeft gekregen en men hierop over het algemeen heel positief reageert. Hoe veel we ook hebben gezien en/of geleerd, iedereen is weer klaar voor de dagelijkse patiëntenzorg. Gewoon weer je eigen functie uitoefenen. In het derde jaar werken we zowel intramuraal als semi-muraal. Het is niet op ieder opleidingsinstituut even makkelijk een pakket te bieden dat aan de opleidingseisen voldoet. Als een oplossing gevonden is om de werkzaamheden in een andere organisatie te verrichten, gaat dat soms gepaard met een andere opleider dan die van het eerste jaar. Er zijn AVGIO’s die een andere opleider hebben gekregen doordat een aantal van de opleiders een andere werkplek heeft. In totaal zijn er 3 AVGIO’s die dit derde jaar een andere opleider hebben. Maar ook op het eigen instituut met de eigen opleider is soms een andere situatie ontstaan. Het is spannend hoe dit zal gaan. Een andere verandering in onze groep is dat er een elfde AVGIO bijkomt. Zij hoeft niet de volle drie jaar opleiding te volgen en om een aantal redenen is het voor haar het meest passend om komend jaar in onze groep mee te draaien. Het zal niet makkelijk zijn om in een groep te komen die al twee jaar samen is en zo langzamerhand heel hecht is geworden. In de tweede groep zal er ook iemand bijkomen. De tweede groep gaat nu het stagejaar in. Bij hen wordt apart tijd ingeruimd voor wetenschappelijk onderzoek, een goede zaak. Het lijken leuke onderzoeken te worden. Wellicht zien we de resultaten hiervan nog eens in het TVAZ verschijnen. Het wetenschappelijk onderzoek dat door een groot deel van onze jaargroep is verricht nadert nu de afronding of is inmiddels afgerond. Voor het derde jaar staat ‘kwaliteitsonderzoek’ op het programma. Zodra dat wat meer vorm krijgt hoort u daar uiteraard meer over. De onderwerpen die voor ons in het komend jaar op het programma staan zijn voor een behoorlijk deel aangedragen door onze groep. Na inventarisatie van wat wij ervaren als lacunes in onze kennis in combinatie met de opleidingseisen die al eerder zijn opgesteld, is een voorstel gemaakt voor de invulling van het derde jaar. Naast diverse medischinhoudelijke programmaonderdelen wordt bijvoorbeeld ook plek ingeruimd voor methodisch/systematisch werken, consulentschap en intervisie. De staf staat er achter en wij worden in toenemende mate verantwoordelijk gesteld voor de concrete invulling. Dat is een ware uitdaging en de start is al gemaakt. Aan het eind van dit jaar moeten we immers zijn uitgegroeid tot volwassen AVG’s. De nieuwe groep pubers is al onderweg. Namens de AVGIO’s Marijke von der Möhlen-Tonino TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 MEDEDELINGEN Samenwerking huisarts en AVG bij Community living Op 9, 15 en 24 april 2003 wordt op 3 verschillende plaatsen in Nederland een regionale bijeenkomst georganiseerd. Hier wordt de richtlijn gepresenteerd die gebruikt kan worden als de medische zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt overgedragen van de AVG aan de huisarts. De richtlijn is ontwikkeld door alle betrokkenen, namelijk cliënten, verzorgers, huisartsen en AVG’s. Tijdens de bijeenkomst zullen er lezingen worden gehouden en wordt uw mening gevraagd bij workshops en discussies. Wij hopen velen van u te mogen begroeten op deze bijeenkomsten. Organisatie: Universiteit Maastricht, Capaciteitsgroep Huisartsgeneeskunde. Inlichtingen: www.hag.unimaas.nl/onderzoek/projecten of Magda Wullink, tel. 043-3882330. Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke handicap Eind oktober heeft de Gezondheidsraad het advies over bovengenoemd onderwerp uitgebracht. Het rapport is te bestellen bij: Gezondheidsraad Postbus 16052 2500 BB Den Haag tel: 070-3407520 fax: 070-3407523 e-mail: [email protected] NVAZ-cursus oogheelkundig onderzoek bij verstandelijk gehandicapten In maart 1997 verschenen de NVAZ-uitgaven: -richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen bij verstandelijk gehandicapten en -epidemiologie, diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen bij verstandelijk gehandicapten. Destijds is naar een modus gezocht om deze richtlijnen breed onder de aandacht te brengen binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg en daaruit is de cursus “oogheelkundig onderzoek bij verstandelijk gehandicapten” ontstaan. De cursus wordt georganiseerd door het Cursuscentrum en gegeven door medewerkers van het Visueel Advies Centrum van Bartiméus, instelling voor onderwijs, zorg en dienstverlening aan mensen met een visuele handicap. De cursus bestaat uit 4 cursusdagen: één dag gericht op het opfrissen van oogheelkundige kennis en uitleg en demonstratie van onderzoeksmaterialen en –technieken, gevolgd door twee dagen praktijkonderwijs op de instelling. De vierde dag wordt nader ingegaan op bovengenoemde richtlijnen, is er uitgebreid tijd voor vragen uit de praktijk en wordt de middag besteed aan casuïstiek. Aan het eind van de cursus wordt een deelnamecertificaat uitgereikt. De cursus is door de accrediteringscommissie van de NVAZ goedgekeurd voor 15 punten. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 In de loop der jaren hebben ongeveer tachtig enthousiaste deelnemers de cursus gevolgd. Het onderdeel visuele problematiek is inmiddels ondergebracht bij de opleiding tot AVG aan het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, waardoor de cursus, zoals tot nu toe gegeven, waarschijnlijk zal komen te verdwijnen. Omdat er echter nog enkele deelnemers op de wachtlijst staan, willen wij reeds geregistreerde artsen in de zorg voor verstandelijk gehandicapten die belangstelling hebben voor deze cursus een (mogelijk laatste) kans geven in 2003 de cursus te volgen. Voor meer informatie en een inschrijvingsformulier kunt u contact opnemen met het secretariaat van het Cursuscentrum: postbus 1003 3700 BA Zeist tel: 030-6982324. Herhalingscursus Tevens bleek uit de evaluatieformulieren die door de deelnemers zijn ingevuld dat velen graag zouden zien dat er een herhalingscursus wordt aangeboden, met name gericht op praktijkervaring. Graag willen wij inventariseren hoeveel mensen hiervoor belangstelling hebben, waarna wij kunnen besluiten hoe wij deze cursus vorm zouden kunnen geven. Mocht U geïnteresseerd zijn in een herhalingscursus dan kunt u contact opnemen met: Trudy Arentz, oogmeetkundige VAC postbus 87 3940 AB Doorn, tel:0343-526841, e-mail: [email protected] Onderzoekscongres 2003 NGBZ en LKNG Op 26 en 27 juni vindt voor de derde keer een congres plaats over wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de sector verstandelijk gehandicapten. Naast het NGBZ is het LKNG betrokken bij opzet en organisatie. De komende tijd wordt u op de hoogte gehouden van de voorbereidingen van het congres via de websites van LKNG, www.lkng.nl en NGBZ, www.ngbz.nl. Ds. Visscherprijs In 2003 zal voor de zesde maal de Ds. Visscherprijs worden uitgereikt. Deze prijs wordt iedere twee jaar toegekend aan een onderzoeker die een waardevolle publicatie heeft verzorgd over integratie van mensen met een verstandelijke handicap. Personen die in aanmerking willen komen voor deze prijs, danwel anderen voor de prijs willen voordragen, worden opgeroepen publicaties in te zenden. De inzendingstermijn voor de Ds. Visscherprijs 2003 sluit op 31 maart 2003. De prijs zal op 26 juni 2003, tijdens het landelijke tweedaags congres ‘Onderzoek in de zorg aan mensen met een verstandelijke handicap’ worden uitgereikt. De prijswinnaar ontvangt een geldbedrag van € 6.000,--. 23 Deelname en beoordeling Voor beoordeling komen in aanmerking wetenschappelijke publicaties op het terrein van de zorg aan mensen met een verstandelijke handicap, waarin een onderwerp wordt behandeld vanuit het perspectief van integratie van deze mensen in de samenleving. Voorts dient de publicatie: • betrekking te hebben op de situatie in het Nederlandse taalgebied; • feitelijk gepubliceerd te zijn; • geschreven te zijn in de Nederlandse of Engelse taal; • een volwaardige wetenschappelijke verhandeling te zijn (dus geen afstudeerscriptie, lespakket, en dergelijke); • materieel één publicatie te zijn (dus niet meerdere publicaties die als pakket worden aangeboden); • verschenen te zijn nà 1 juni 2001; • in vijfvoud te worden ingezonden voorzien van een volledig ingevuld aanmeldingsformulier. De ingezonden publicaties zullen, behalve op wetenschappelijke kwaliteit, ook worden beoordeeld op toegankelijkheid, originaliteit, maatschappelijke relevantie en toepassingsmogelijkheden. Procedure Zij die wensen mee te dingen naar de Ds. Visscherprijs 2003, danwel kandidaten voor deze prijs willen voordragen, worden verzocht de vijf exemplaren van de publicatie en het ingevulde aanmeldingsformulier toe te sturen aan het secretariaat van de jury. Publicatie en formulier dienen uiterlijk 31 maart 2003 in het bezit van het jurysecretariaat te zijn. Vanzelfsprekend worden de publicaties vertrouwelijk behandeld. Alle inzenders krijgen een bevestiging van ontvangst en worden van de uitslag op de hoogte gesteld. Over de uitslag is geen correspondentie mogelijk. Voor het aanvragen van aanmeldingsformulieren en het inzenden van publicaties kan men terecht bij: Secretariaat jury Ds. Visscherprijs 2003 P/a Pluryn Werkenrode Groep, vestiging Groesbeekse Tehuizen, Mevrouw M. Gieling Postbus 22 6560 AA Groesbeek tel: 024-3998911 e-mail: [email protected] Nadere informatie is te verkrijgen bij W.I.V. vzw Postbus 40 4450 AA Sas van Gent tel: 06-51517994 fax: 00 32 9 238 2430 e-mail: [email protected] Richtlijnen voor de praktijk van onderzoek en diagnostiek van problemen met de geestelijke gezondheid bij volwassenen met een verstandelijke beperking Deze publicatie is de eerste richtlijn die op initiatief van de European Association for Mental Health in Mental Retardation is uitgegeven. Een groot aantal deskundigen uit verschillende landen heeft onder leiding van dr. S. Deb, dr. T. Matthews, dr. G. Holt en dr. N. Bouras aan dit boek gewerkt. Prof. dr. A. van Gennep heeft de Nederlandse vertaling voor zijn rekening genomen. De brochure is uitgegeven door het LKNG, het Landelijk KennisNetwerk Gehandicaptenzorg, en is daar gratis te verkrijgen zolang de voorraad strekt. De richtlijnen zijn ook te downloaden. LKNG Postbus 19152 3501 DD Utrecht tel: 030-2306575 fax: 030-2319641 internet: www.lkng.nl Nationaal Epilepsie Symposium Op vrijdag 23 mei a.s. vindt in de Flint in Amersfoort het Nationaal Epilepsiecongres plaats met als titel “Vrouwen en Epilepsie”. Inlichtingen zijn te verkrijgen bij: Stichting Nationaal Epilepsie Fonds mevr. J. van den Boogaard tel: 030-6344063 fax: 030-6344060 e-mail: [email protected] Problemen met impulscontrole en onaangepast gedrag bij mensen met een verstandelijke handicap Op donderdag 6 februari 2003 vindt deze studiedag plaats in de conferentiezaal van het opleidingscentrum ‘Cello’ te Rosmalen. 24 TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 NVAZ VERENIGINGSADRESSEN AGENDA Bestuur: F. Scholte, voorzitter E-mail: [email protected] of [email protected] Tel. 055-3696169 (werk), 055-5761477 (privé) 24 januari 2003 Oorzaken en diagnose bij luchtwegproblemen bij MCG-bewoners; kinderpsychiatrie EMCO, Rotterdam F. Ewals, secretaris E-mail: [email protected] Tel. 0299-459334 (werk), 0299-674320 (privé) 6 februari 2003 Problemen met impulscontrole en onaangepast gedrag bij mensen met een verstandelijke handicap Opleidingcentrum ‘Cello’, Rosmalen Mw. A. Wagemans, penningmeester E-mail: [email protected] Tel. 043-3568700 Mw. W. Veraart E-mail: [email protected] Tel. 0226-332000 9, 15 en 24 april 2003 Samenwerking huisarts en AVG by commmunity living 11 april 2003 Voorjaarsvergadering NVAVG Mw. O. Hutten E-mail: [email protected] Tel. 071-4060100 23 mei 2003 Nationaal Epilepsie Symposium ‘Vrouwen en Epilepsie’ De Flint, Amersfoort Mw. H. Veeren E-mail: [email protected] Tel. 070-3386007 13 juni 2003 Regiocontactdag NVAVG P. Deman E-mail: [email protected] Tel. 015-3102245 26 en 27 juni 2003 Onderzoekscongres 2003 NGBZ en LKNG Secretariaat: mw. C. Mansveld-Uittenbogaard p/a Postbus 20058 3502 LB Utrecht tel.: 030-2823352, fax: 030-2887820 e-mail: [email protected] 31 oktober 2003 Najaarsvergadering NVAVG 28 november 2003 Uitreiking eerst AVG-diploma’s en internationale politieke meeting Website: http://www.nvaz.nl Inhoud: Actueel: Oproep: wie heeft cliënten met San Filippo? 3rd international MAMHconference, Hongarije Vaste rubrieken o.m.: Literatuur o.a.literatuurlijst opleiding, scripties opvragen Nascholingsagenda Links: SYNDROMEN, medisch, organisaties Vacaturebank: gevraagd en aangeboden (gratis plaatsen) Discussieforum (NVAZ leden) Verder op deze site: Informatiebulletin AVG opleiding Oproep: Bij welk onderzoek bent u betrokken? Info opleiding AVG Welke HIS moet ik kiezen als AVG? LCI: bij welke infecties weren van dagverblijf? Samenvatting consensusrichtlijnen refluxziekte bij verst. gehandicapten Oratie Prof dr Heleen Evenhuis Overgangsregeling Opleidingseisen TVAZ 20; (4) 14 februari 2003 regiocontactdag NVAVG 2 0 0 2 PERSONEELSADVERTENTIE IN OF BIJ HET TVAZ Het bestuur heeft besloten een tarief te berekenen voor het plaatsen in of los toevoegen bij het TVAZ van personeelsadvertenties. De tarieven zijn als volgt: • los toegevoegd: € 250,-• A4-formaat zwart-wit in TVAZ: € 250,-• Half A4-formaat zwart-wit in TVAZ; € 150,--. Vóór plaatsing heeft de adverteerder eerst contact met de penningmeester en zorgt hij tevens dat het benodigde bedrag overgemaakt is op nummer 2183416 van de Postbank ten name van 'Penningmeester NVAZ' onder vermelding van 'personeelsadvertentie TVAZ'. Opgave van de te plaatsen advertentie of inlichtingen bij Bart Elffers, e-mail: [email protected]. 25 Overzicht NVAZ-publicaties kosten leden niet-leden - Ethische toetsing van wetenschappelijk onderzoek bij mensen met een verstandelijke handicap; . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,- - Epidemiologie, diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen bij verstandelijk gehandicapten; maart 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van visuele stoornissen bij verstandelijk gehandicapten; maart 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 9,- € 9,€ 12,- - Epidemiologie, diagnostiek en behandeling van slechthorendheid bij verstandelijk gehandicapten; februari 1995 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 9,- Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van slechthorendheid bij verstandelijk gehandicapten; februari 1995 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,- - Preventief Geneeskundig Onderzoek (PGO) door de arts voor mensen met een verstandelijke handicap; een werkboek; E.Weijers/AVG, augustus 1998 . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 13,- € 17,- - Epilepsieprotocol, regio Nijmegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50,- € 5,- € 12,- - Epilepsie bij mentale retardatie, richtlijnen voor diagnostiek en behandeling: samenvatting; regio West- en Midden-Noord Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 5,- Epilepsie bij mentale retardatie, richtlijnen voor diagnostiek en behandeling: wetenschappelijke verantwoording. regio West- en Midden-Noord Brabant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 7,- € 9,- - Preventie van Hepatitis B in de zorg voor geestelijk gehandicapten; (beleidsadvies NVAZ, maart 1991 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50 € 5,- - Prikaccidentenprotocol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3,50 € 5,- - Van psychofarmacagebruik naar psychofarmacabeleid 2002 Y.van Loon, commissie NVAZ psychische en gedragsstoornissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 3.50 € 5,- - Medische zorgorganisaties in relatie tot een veranderende zorg; juni 1996 . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 6,- € 9,- - Kwaliteit van Zorg, een speerpunt; november 1997 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . -- -- - Curriculum Opleiding tot Medisch Specialist Arts voor Verstandelijk Gehandicapten; 12 maart 1998 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .gratis € 5,- - Beleidsnotitie bestuur NVAZ: 'Van generalist tot specialist', mei 1999 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .gratis gratis - TVAZ (losse nummers) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 10,- € 10,- - Richtlijnen voor farmacologische sedatie bij mensen met een verstandelijke handicap. Mw. E. Weijers/AVG, juli 2001 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .€ 13,- € 17,- € 7,- - Consensus: "Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van gastro-oesofagale refluxziekten bij verstandelijk gehandicapten", H. Gimble/H.A.R.E. Tuynman, juni 1999 (ISBN 90 71534 33 2) Opvragen bij: Bartiméus, secretariaat stafbureau Postbus 1003, 3700 BA Zeist, tel. 030-6982403 (€ 12,-) - Richtlijnen Infectiepreventie ten behoeve van de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap; juni 1997: Opvraagbaar bij: Documentatiecentrum St. Werkgroep Infectieziekten Preventie Lab. Med. Microbiologie, Gebouw I-E4-P, AZL, Postbus 9600, 2300 RC Leiden, tel. 071-5266756 De publicaties zijn te bestellen bij het secretariaat NVAZ (mw. C. Mansveld-Uittenbogaard) p/a LAD Postbus 20058 3502 LB Utrecht tel.: 030-2823352, fax: 030-2782088, e-mail: [email protected] 26 TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 Effatha Guyot Zorg Noord-Holland Flevoland zoekt voor haar intra- en extramurale dienstverlening een ARTS VOOR VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN (M/V) 8 uur / 1 dag per week De taakgebieden van de Arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) betreffen specialistische medische zorg, zoals etiologische diagnostiek, coördineren/initiëren onderzoek, behandelingsadvies, gedragsproblemen, psychiatrische problematiek, epilepsie, stoornissen van het bewegingsapparaat, voeding-/eetstoornissen, diagnostiek, preventie en behandelen van zintuigstoornissen enzovoort, en het coördineren van specialistische zorg. Daarnaast levert deze arts een bijdrage aan het begeleidings-/of handelingsplan van cliënten en kan zonodig adviseren bij het intake- en plaatsbeleid. Hij levert zijn aandeel voor de deskundigheidsbevordering, zoals de interne opleiding. De AVG-arts houdt zich ook bezig met preventieve gezondheidszorg (vaccinatiebeleid en hygiëne) en neemt deel aan interne en externe werkgroepen. De AVG-arts is betrokken bij Weerklank, een observatie- en begeleidingscentrum voor verstandelijk en auditief gehandicapte jongeren/jong-volwassenen, het activiteitencentrum De Kameleon en de Ambulante Dienstverlening voor externe cliënten. Voor deze functie worden de volgende eisen gesteld: • Opleiding tot Arts voor verstandelijk gehandicapten en Bigregistratie; • Ervaring in een intramurale instelling en medische zorg voor cliënten met complexe handicaps, waaronder gedragsproblemen; • Bereidheid tot samenwerking, overleg en taakverdeling met de huisarts, consulentpsychiater en andere deskundigen; • Een ondersteunende en begeleidende rol kunnen hebben naar begeleiders, onderwijskrachten en eventueel ook voor ouders van cliënten; • In staat zijn tot het leveren van een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek • Communicatief, representatief en een goed relativeringsvermogen • Goed kunnen functioneren in een groeiende en snel veranderende organisatie Wij bieden • Een leuke werkomgeving met inspirerende collegiale samenwerking • Een dienstverband voor 1 jaar met de mogelijkheid van een aanstelling voor onbepaalde tijd • Een salaris conform CAO Gehandicaptenzorg (FG 65/70) • Een assessment-onderzoek maakt deel uit van de sollicitatieprocedure Meer informatie? Bel op werkdagen tussen 9.00 uur en 16.30 uur (tel.020-6678678) en vraag naar Mark Hiddema, hoofd Weerklank. Solliciteren? Schrijf voor 30 januari 2002 naar afdeling P & O Effatha Guyot Zorg Noord-Holland/Flevoland, Hoogheemraadweg 2, 1069 VM Amsterdam of e-mail [email protected]. TVAZ 20; (4) 2 0 0 2 27 Advertentie Cunera bv Advertentie Keppra
© Copyright 2024 ExpyDoc