BOEKBESPREKINGEN

BOEKBESPREKINGEN
Fiskaal jaarboek 1993.1, Ced.Samson (ed.), Diegem, Ced.Samson, 1993,
708 p ..
Belgit5 is volgens sommigen het land van belofte, maar volgens velen het
land van belastingen. Inderdaad, de Belgen klagen. De belastingdruk stijgt,
er worden steeds meer nieuwe belastingen in het Ieven geroepen door steeds
meer bestuurslagen, bestaande belastingen worden aangepast, enz. Het wordt
als belastingplichtige of als belastingconsulent soms moeilijk om door de
bomen het belastingbos nog te zien.
De praktijk is zich echter van het probleem bewust.
Regelmatig
verschijnen nieuwe publicaties die de fiscale spitstechnoloog, de jurist, de
consulent of de ge'interesseerde leek moeten toelaten om helder te zien in het
Belgische belastingarsenaal. De ene uitgave is hierbij al wat verdienstelijker
dan de andere. .
Het Fiscaal Jaarboek 1993.1 behoort tot de (zeer) verdienstelijke groep.
Ced. Samson is erin geslaagd om een publicatie op de markt te brengen die
elkeen met een zekere voorkennis, inlicht over de grote en kleine details in het
Belgische belastingrecht.
_ De Inkomstenbelasting vormt het corpus van het boek. Hierbij worden,zoals gebruikelijk, de personenbelasting, de vennootschapsbelasting, de
rechtspersonenbelasting en de belasting der niet-inwoners besproken. Ook
wordt een hoofdstuk gewijd aan voorheffingen en inhoudingen, aan de fiscale
historiek en aan de administratieve procedures. Elk deel begint met de hoofdlijnen, om dan over te gaan naar een wat meer gedetailleerde bespreking. Het
interessante ligt dan ook in het detail. Het Fiscaal Jaarboek biedt de practicus, naast (uitleg over) de fiscale wetteksten, ook concrete cijfergegevens,
procenten, tabellen en adressenlijsten aan. Dat alles maakt van het Jaarboek
een handig en praktisch werkinstrument.
Na de Inkomstenbelasting, komen de met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen en de belasting over de toegevoegde waarde aan bod.
Ten slotte werd een interessant en overzichtelijk repertorium opgenonien van
de successie-, registratie-, hypotheek-, griffie- en zegelrechten. Opnieuw
wordt hier erg praktische informatie aangereikt. Wei dient te worden vermeld
dat een aantal cijfergegevens niet meer correct zijn ingevolge (zeer) recente
wetswijzigingen waarmee het Fiscaal Jaarboek geen rekening meer heeft
kunnen houden. We denken hier bijvoorbeeld aan de wijziging van het vast
registratierecht van 750 BEF naar 1000 BEF en de stijging van de zegelrech. ten van 90 BEF naar 200 BEF. De uitgave is immers maar bijgewerkt tot 31
december 1992.
480
Het Fiscaal Jaarboek 1993.1 is ongetwijfeld een aanrader voor de jurist die
wat meer met het fiscaal recht begaan is of voor de fiscalist. Het handige
(zak)formaat za1 hem toelaten om zich correct te informeren en te documenteren, ook wanneer hij zijn wettenarchief niet bij de hand heeft. Deze uitgave
lijkt echter niet geschikt voor de leek.
Jo Vanbelle
LANCKSWEERDT, E., Het administratief kort geding, Ahtwerpen, Kluwer
Rechtswetenschappen Belgie, 1993, XXII + 234 p ..
In de uitstekende reeks "Recht en Praktijk" van Kluwer Rechtswetenschappen is thans voor de tweede maa1 een monografie verschenen van Eric
LANCKSWEERDT. Deze auteur -die auditeur is bij de Raad van State- schreef
in dezelfde reeks samen met B. Hubeau en J. Vande Lanotte ook al "De Tijdelijke Huurwet 1990" en heeft zich overigens in het algemeen reeds verdienstelijk gemaakt doorheen publikaties in het domein van het publiek recht en
het huurrecht.
In de tien delen die dit boek rijk is, wordt elk aspekt van het administratief
kort geding onder de Ioupe genomen en dit op een gedetailleerde en nauw-gezette wijze.
Deel I bevat een kort historisch overzicht en omschrijft de verschillende
etappes van invoering van het administratief kort geding, dat telkens aan belang wint.
In het tweede deel zijn de algemene kenmerken van de schorsing van
tenuitvoerlegging en van de voorlopige maatregelen aan de orde : de auteur
legt er sterk de nadruk op dat binnen het administratief re~ht het privilege du
prealable nog steeds als basisprincipe vooropstaat ter behartiging van de
continuteit van de openbare dienst. Dit beginsel mag volgens de auteur niet
worden uitgehold doch, gezien de steeds groeiende invloed van de overheid
op het maatschappelijk Ieven (zowel kwalitatief als kwantitatiet), neemt de
nood aan een goede rechtsbescherming in hoofde van de burger rechtevenredig toe.
LANCKSWEERDT behandelt uitgebreid de modaliteiten, de gevolgen en de
attributen van de vordering tot schorsing. Tevens gaat hij dieper in op de
voorlopige maatregelen die de Raad kan bevelen.
Het derde deel heeft een teer punt tot onderwerp: de BEVOEGDHEID van
de Raad van State inzake het bevelen van schorsingen en voorlopige maatregelen. Hier is immers het delikaat probleem aan de orde van de bevoegd-
481
beidsverdeling tussen de Raad van State en de Voorzitter van de Recbtbank
van Eerste Aanleg zetelend in kort geding.
Hij gaat daarbij uit van de constitutionele benadering doorbeen de artikelen 92, 93 en 94 G.W., teneinde vervolgens meer in extenso zowel m.b.t.
de scborsingsmaatregelen als de voorlopige maatregelen (en met de tekst van
de artikelen 17 en 18 van de gecoordineerde wetten op de Raad van State voor
ogen) de delikate bevoegdheidsverdeling uiteen te rafelen.
De delen IV en V vormen bet corpus van deze studie : LANCKSWEERDT
bespreekt er respektievelijk de ontvankelijkheidsvoorwaarden en grondvoorwaarden van de vordering tot scborsing en van de vordering tot bet
verkrijgen van voorlopige maatregelen.
De ontvankelijkheid van de vordering tot scborsing wordt vooreerst
bekeken in haar samenhang met bet annulatieberoep en vervolgens in haar
formeel aspekt. De ontvankelijkheid van de vordering tot bet verkrijgen van
voorlopige maatregelen wordt slecbts kort behandeld, gezien haar samenhang
met de scborsingsvraag.
Het uitgebreide deel over de grondvoorwaarden vormt bet meest interessante leerstuk van dit werk. LANCKSWEERDT bespreekt uitgebreid de drie
scborsingsvoorwaarden.
De eerste voorwaarde is bet voor handen zijn van ernstige middelen.
Daarbij wordt o.m. de interessante vraag gesteld of de Raad ambtshalve emstige middelen kan opwerpen. De auteur haalt een viertal redenen aan als
argumenten pro, die enerzijds gebaseerd zijn op bet ontbreken van een verbod
dienaangaande, anderzijds op opportuniteitsgronden.
De tweede scborsingsvoorwaarde, bet moeilijk te berstellen ernstig nadeel,
wordt bet meest omstandig behandeld: enerzijds m.b.t. de algemene principes
ervan en dit doorbeen vijftien (!) verschillende paragrafen, anderzijds doorbeen een appreciatie van bet begrip op enkele domeinen van bet administratief
recbt (milieu, vreemdelingen, overbeidsopdracbten, onderwijs, ambte-narenbenoemingen en stedebouw).
Voigt tenslotte de derde scborsingsvoorwaarde : de dringende noodzakelijkheid.
In een afsluitend boofdstuk gaat LANCKSWEERDT dieper in op de belangenafweging die door de Raad van State wordt toegepast; vooraf plaats hij dat
begrip ook in een ruimer (recbts)vergelijkend perspektief.
Deel VI behandelt kort de beeindiging van de scborsing en van de voorlopige maatregelen.
Vanuit praktijkoogpunt vormen de delen VII en VIII tevens zeer interessante onderdelen_ : ze omvatten een omstandige uiteenzetting van bet verloop
van de procedure m.b.t. de verschillende vormen van bet administratief kort
geding.
In concreto betekent dat dat na een bespreking van de algemene
kenmerken van de procedure (inquisitoriaal, summiere recbtspleging, schrif-
482
telijk, spoedprocedure, summier onderzoek), de onderscheiden procedures
volledig worden uiteengerafeld.
De gewone schorsing krijgt bet meeste aandacht : vanaf bet instellen van
de vordering, overheen bet verloop van de openbare terechtzetting tot en met
aile mogelijke tussengeschillen.
Volgen daarna nog : de procedure ingeval van kennelijke onontvankelijkheid of ongegrondheid, de procedure ingeval van uiterst dringende noodzak:elijkheid, deze tot intrekking, wijziging of opheffing van bet schorsingsarrest,
de versnelde procedure na schorsing en (in deel VIII) de procedure bij voorlopige maatregelen.
In deel IX wordt de dwangsom besproken en in deel X tenslotte formuleert
de auteur een aantal besluiten. Na bet verschaffen van enkele facts and
figures, wijst hij o.m. op de heroplevende rol van de Raad van State, die
thans d.m. v. bet kort geding weer bij machte is een ware rechtsbeschermende
functie te vervullen. Daarnaast constateert hij echter dat bet kort geding de
Raad nog meer belast en de 'gewone' beroepen voor de Raad nog meer
achterstand doet oplopen. Hij breekt daarom (zoals reeds velen v66r hem)
een lans voor bet oprichten van administratieve rechtbanken van eerste aanleg.
Hij wijst ook nogmaals op de bevoegdheidsproblematiek in de relatie Raad
van State - gemene rechter, die volgens hem bet gevolg is van bet verwarrend
onderscheid dat de artikelen 92 en 93 G. W. maken. Ben herdenking en
herziening van deze artikelen is volgens LANCKSWEERDT dan ook aangewezen.
Achteraan in bet boek vindt de lezer ook nog een aantal bijlagen
(schema's, trefwoordenregister en modellen van verzoekschriften).
De ruim zevenhonderd voetnoten en de mooie literatuurlijst mogen de
lezer nog meer overtuigen van de degelijkheid van dit werk; ook de recente
rechtspraak en rechtsleer zijn een belangrijke troef.
Het ware dan ook een gemeenplaats te zeggen dat dit werk moet figureren
op de boekenplank van elkeen die met administratieve procespraktijk van ver
of van dichtbij te maken heeft. We moeten werkelijk zeggen dat Eric
LANCKSWEERDT hiermee een pracht van een STANDAARDWERK heeft
geschreven, dat in de uitmuntende "Recht en Praktijk" -reeks (en a fortiori in
uw bibliotheek) voorwaar niet misstaat.
WimDeBruyn
483
BLANPAIN, R., ENGELS, C. en VERBEECK, M., European Employement
and Industrial Relations Glossary: Belgium, London, Sweet and Maxwell,
1992, 238 p ..
De laatste jaren worden we geconfronteerd met de steeds sneller toenemende mondialisering van de economie. Dit fenomeen bezorgt menig jurist
ernstige kopzorgen en vele slapeloze nachten. Hij moet zich internationaal
opstellen. Hij krijgt steeds meer te maken met internationale situaties en zijn
gesprekspartners zijn meer en meer buitenlanders. Deze tendens doet zich
ook (en voorai ook) voor in bet arbeidsrecht. En net daar- wil deze
verklarende woordenlijst een helpende hand reiken.
De titel verklarende woordenlijst van de arbeidsterminologie" is een emstig understatement want dit Engelstalige boek is veel meer. Het maakt deel
uit van een veel ruimer opgevatte reeks. De bedoeling is om voor elke lidstaat van de Europese U nie een dergelijke glossary te publiceren. Iedereen
die met internationale arbeidsverhoudingen te maken krijgt kan emaar refereren om op die manier heel wat vitale informatie over zijn tegenpartij te
ontdekken. De auteurs hadden bij bet maken van deze reeks nog een tweede
doelgroep voor ogen nl. de niet-ingewijde lezers, die over een bepaald arbeidsstelsel wat meer wensen te weten.
Deze publicatie vait uiteen in twee grote delen. Vooreerst is er een korte,
maar afdoende schets van bet Belgische arbeidsstelsel, waarna er wordt
overgegaan tot de verklarende woordenlijst.
De beschrijving van bet arbeidsstelsellegt op een klare manier uit hoe ons
arbeidssysteem is gegroeid, hoe bet vandaag functioneert en wat zijn meest
treffende karakteristieken zijn.
Het corpus van bet werk is ongetwijfeld de verklarende woordenlijst.
Deze lijst Iicht op een heldere wijze de terminologie van bet arbeidsrecht toe.
Dankzij de verschillende trefwoordregisters is de woordenlijst zeer makkelijk
te raadplegen. Zowel N ederlandstaligen, Engelssprekenden ais Franstaligen
kunnen zeer snel een term en de bijhorende verklaring terugvinden.
Verder vinden we in dit boek nog een aantal gegevens i.v.m. de sociaie
zekerheid, vakbonden e.d ..
Besluitend kan men dus stellen dat bet bier niet aileen gaat over een lovenswaardig iniatief, maar bovendien om een iniatief dat bijzonder goed uitgewerkt is. Menigeen zai zeer verheugd zijn met de komst van dit werk en dankzij dit handige werkinstrument kan de sociale diaioog in bet Europa van
de twaalf er aileen maar op vooruitgaan.
II
II
II
Jurgen Massie
484
LAMINE, L., Het retentierecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen,
1993, XXIII + 234 p ..
In cursussen en handboeken wordt wel eens licbtvaardig omgesprongen
met de figuur van bet retentierecbt. Hetzelfde geldt voor sommige recbtspraak. A1 te vaak kennen sommige recbters of auteurs een bepaalde schuldeiser een recht van terugbouding toe op andermans zaak, tot voldoening van
een schuld. In andere gevallen dan weer, waar een toepassing van bet retentierecbt wel gerecbtvaardigd zou zijn, wordt er niet of te laat aan gedacht.
Deze grief kan worden aangevuld met de vaststelling dat, in elk geval, over
bet retentierecht in doctrine en recbtspraak veel discussie bestaat.
Misscbien beeft deze houding tegenover bet retentierecht te maken met een
gebrek aan informatie. Daartoe is echter a1 een bele tijd geen reden meer, nu
een degelijk werk terzake, van de hand van Prof. Luc LAMINE, op de markt
is. Het boek dat bier voorligt, is bovendien de tweede editie, waarvan de
materie is bijgehouden tot 1 juli 1993.
Het gaat bier om een degelijk, gestructureerd en verzorgd werkstuk, kortom, een publicatie die volkomen thuisboort in de prestigieuze Kluwer-reeks
"Recht en Praktijk".
In zijn werk gaat de auteur, na een reeks algemene beschouwingen, nader
in op de juridiscbe grondslag en de toepassingsvoorwaarden van bet retentierecbt. Interessant bierbij is ook de toepassing die wordt gemaakt naar de
voornaamste bijzondere contracteD toe (koop, buur, aanneming, bruikleen,
bewaargeving en lastgeving). In bet laatste deel komen de gevolgen van bet
retentierecbt aan bod, inter partes, zowel als tegenover derden.
De auteur beeft geprobeerd om op een overzicbtelijke en weloverwogen
wijze bet retentierecht de lege lata uiteen te zetten. Hij is bierbij de discussie
niet uit de weg gegaan. Op die wijze wordt de lezer een eerlijk antwoord gebod~n op de vraag wat bet retentierecht eigenlijk is, wanneer bet kan worden
toegepast en wat er de gevolgen van zijn.
Dit interessante hoek kan stellig worden aanbevolen aan elke praktijkjurist!
Jo Vanbelle
485
BLANPAIN, R., Temporary Work and Labour Law of the European
Community and Member States, Deventer, Kluwer Law and Taxation
Publishers, 1993, 286 p ..
In deze moeilijke economische tijden heeft men de mond vol over onze
(vermeende?) slechte productiviteit. Meest geopperde (en toegepaste) remedie
blijkt vooralsnog - helaas - bet ontslag te zijn. Uiteraard zoekt men verbeten
naar alternatieven om deze neerwaartse trent om te buigen.
Zo komt er in Frankrijk een debat op gang (via de voorstellen van Pierre
Larrouturou) over de vierdaagse werkweek. Ben andere, minder omstreden,
oplossing is bet aanbieden van .. temporary work... Tijdelijke arbeid, bier
vooral bekeken in de betekenis van interimarbeid, is recent uitgegroeid tot een
belangrijk fenomeen op de Europese arbeidsmarkt, hoewel tussen de lidstaten
van de E.G. onderling nog aanzienlijke verschillen bestaan.
Dit boek beschrijft de wetten en de heersende praktijken betreffende tijdelijke arbeid in de E.G. en de verschillende lidstaten (met uitzondering van
Luxemburg). De nationale rapporten worden opgesteld door specialisten
(hoofdzakelijk academici) uit elk van de Ianden, wat, zo blijkt al snel, borg
staat voor een adequate en hoogstaande berichtgeving.
Terecht begint men met bet schetsen van een Europees rapport dat (evenals
de nationale overzichten) overzichtelijk en, niet evident voor dergelijke prestigieuze werken, in zeer begrijpelijke taal neergeschreven is. Vervolgens geeft
men ons, alfabetisch geordend, de situatie in de desbetreffende lidstaten. Dit
gebeurt volgens een steeds weerkerend schema :
1.
2.
3.
4.
Defmities en wettelijke bronnen
De rol van de sociale partners
De rol van de regering
De 11 temporary labour ftrm 11 (in Belgie zouden wij spreken van het
interimkantoor)
5. De gebruiker van tijdelijke werkkrachten
6. De tijdelijke werkkrachten
7. De impact van Europese verordeningen en richtlijnen
Deze werkmethode leidt er toe dat onderlinge vergelijkingen betreffende
welbepaalde aspecten van deze problematiek door de lezer zelf kunnen gemaakt worden, inzoverre dit al niet gebeurd is in bet vergelijkende rapport,
waarmee bet boek begint.
Uitzondering op deze werkwijze maakte men voor Griekenland, Italie en
Spanje, waar tijdelijke arbeid in de betekenis van interimarbeid, nog steeds
wettelijk verboden is, met aile (nadelige) gevolgen van dien voor de
arbeidsmarkt in die Ianden.
Tot besluit kan dan ook gezegd worden dat dit boek een uitstekend overzicht biedt voor niet-ingewijden in deze materie, zowel als voor de praktijk486
juristen en studenten. Ook voor niet-Europese bedrijven kan dit ~~n van de
(vele) bulpmiddelen zijn om te beslissen waar een eventuele Europese docbter
kan neergeplant worden. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de verspreiding
in de V. S. en Canada een scbot in de roos za1 blijken.
Theo Moris
INTERUNIVERSITAIR CENTRUM MENSENRECHTEN (ed.), De
Betekenis van het lnternationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke
Rechten voor de interne rechtsorde, Antwepen, Maldu, 1993, 115 p ..
Dit werk omvat een vijftal rapporten geschreven naar aanleiding van een
studiedag over bet Internationaal Verdrag inzak:e burgerlijke en politieke recbten en de interne werking ervan. Het Interuniversitair Centrum Mensenrecbten ricbtte deze studiedag in naar aanleiding van bet regeringsinitiatief tot
goedkeuring door bet parlement van bet individueel klacbtenrecbt bij bet
V.N.-comit~ voor de recbten van de mens.
De afwezigbeid van dit klacbtenrecbt is de belangrijkste oorzaak voor bet
feit dat bet I.V.B.P.R. minder bekend is en minder vaak wordt ingeroepen
dan bet E. V .R.M., ondanks een aantal winstpunten voor bet eerste.
Met bet oog op een frequenter gebruik van bet verdrag zijn de bier
opgenomen bijdragen door een aantal specialisten op bet gebied dan ook zeer
interessant.
Zo wordt de werking en de recbtspraak van bet V.N.-comit~ besproken.
Ook aan de verslagen van de Belgiscbe regering wordt aandacbt besteed.
Vooral de Belgiscbe recbtspraak met betrekking tot bet I. V .B .P.R. wordt
onder de loep genomen. Een overzicbtelijke tabel is bier een goede bulp.
Tenslotte is er ruimte voor de invloed van bet verdrag bij onze
noorderburen. Een aanrader voor elke jurist. Het boek kost bovendien maar
950 BEF.
Doenja Briers
De Nieuwe FBW, editie 1993, Antwerpen, Maldu, 1993, 2 delen.
Reeds enkele maanden na de lancering ervan medio 1992, kwam de nieuwe
versie van de Nieuwe FBW (editie 1993) op de markt, meer bepaald in de loop
487
van de maand maart. Aldus bad de uitgever bet besloten en aldus geschiedde ook.
Vanaf dat moment eenmaal per jaar een volledig nieuwe versie uitgebracht.
Mocht de eerste editie er al best wezen, de tweede ziet alvast nog beter uit. Rekening houdend met de opmerkingen van lezers en vooral gebruikers (want wie
leest zoiets nu tenslotte voor zijn plezier) heeft Kluwer Rechtswetenschappen een
aantal praktische verbeteringen aangebracht. 'ill is in de eerste plaats de slappe kaft
vervangen door een stevige kaft, wat de stevigheid en hanteerbaarheid van bet
werk ten goede komt; zowel voor huis-, tuin, kantoor- en rechtbankgebruikers,
wier wetboek als boekentasversie (en dat was toch een van de bestaansredenen van
dit nieuwe wetboek).
WimDeBruyn
DRAYE, A.M., Monumenten en landschappen in Belgie- juridische aspecten, Antwerpen, Maklu, 1993, 358 p ..
De auteur publiceert hiermee haar geactualiseerd proefschrift, dat zij verdedigde op 29 september 1992 aan de K. U.Leuven, en waarmee zij de graad van doctor
in de rechtsgeleerdheid behaalde. Alvorens aan haar proefschrift te beginnen,
heeft de auteur jarenlang op bet terrein gewerkt. Zij heeft zich jaren ingezet binnen
de Koning Boudewijnstichting. Deze jarenlange praktijkervaring heeft zij daama
omgezet via academische research, tot bet uiteindelijk resultaat, dat nu voor ons
ligt. Dit boek heeft dan ook de bedoeling een uitstekende gids te zijn doorheen bet
specifiek juridische landschap waarin monumenten en landschappen in Belgie een
plaatsje moeten vinden.
Omdat bet een gids is, heeft bet boek de eigenschap dat bet een zeer logische
structuur heeft, welke de gebruiker ervan moet wegwijsmaken in bet nieuwe federate Belgie.
De auteur vertrekt dan ook met een terugblik op de monumentenzorg doorheen
de jonge Belgische geschiedenis.
Reeds in 1835 werd onder invloed van Koning Leopold I een "Commission
Royale des Monuments" opgericbt. Dit was de start van de Belgiscbe monumentenzorg, en daama was Belgie een voorloper in West-Europa. Een goede eeuw
later stemde bet Parlement op 7 augustus 1931 een eerste wet, waarbij op algemene
wijze een structuur werd uitgetekend voor bet beboud van monumenten en
landschappen. Deze historische benadering beslaat bet eerste hoofdstuk en dient tot
een beter begrip van bet fenomeen in Belgie.
In bet tweede boofdstuk snijdt de auteur bet gebeel van bevoegde overheden
aan welke in Belgie voor bet behoud van monumenten en landschappen instaan. In
dit hoofdstuk komen de grondwetswijzigingen aan bod, zoals we kunnen zien in de
488
verscbuiving van de bevoegdheid van de nationale overheid over de cultuurraden
over de gemeenschappen om uiteindelijk bij de gewesten te belanden, bet Vlaamse,
bet Waalse en bet Brussels Hoofdstedelijk Gewest dragen deze bevoegdheid. In dit
perspectief moeten bijzondere aandacbt uitgaan naar de interactie tussen reeds
bestaande wet en regelgeving en nieuwe initiatieven van de bevoegde wetgever.
Voor deze bevoegdheidsatbakening zijn de grondwet en de bijzondere wetten van
8 augustus 1980 en 8 augustus 1988 ricbtinggevend.
In de drie volgende boofdstukken gaat de auteur over naar een bijzonder
interessante bespreking van de monumenten- en landschapszorg in de bogervermelde drie gewesten. De auteur vertrekt vanuit bet Vlaamse gewest, welk bet
meest uitgebreid aan bod komt, waarna hij verder gaat vergelijken met bet Waalse
en Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Dit is bijzonder interessant omdat bet als bet
ware om interne recbtsvergelijking gaat; wat een nieuwigheid is in bet Belgiscbe
juridiscb landschap. Deze vergelijking leert ons in de eerste plaats dat monumenten- en landschapszorg niet enkel techniscbe beslissingen zijn, maar vooral politieke besluitvonning is.
Het laatste boofdstuk wordt gewijd aan een actuele bescbouwing over de
monumenten- en landschapszorg en hierin blijkt zeer duidelijk dat bet vooral de
politieke wil is, die aanwezig moet zijn om adequate regelgeving op te stellen. De
beleidsbeslissingen moeten later in wetteksten worden vertaald.
Praldiscb maken de uitgebreide bibliografie en de bijzonder volledige inhoudstafel dit boek tot de praktiscbe reisgids doorbeen bet Belgiscb Monumenten- en
Landschapszorgsbeleid.
Graag wil ik afsluiten met een filosofiscbe bescbouwing door de auteur
opgenomen : "Waak over een oud gebouw met angstige zorg, beboud bet zo goed
als maar kan en tot elke prijs voor aile invloeden van verval. Tel zijn stenen als
waren bet de juwelen uit een kroon; zet er wacbten voor als aan de poort van een
belegerde stad; becbt bet met ijzeren ankers waar bet begeeft, ondersteun bet met
balken waar bet steun nodig beeft."
Doe dit alles met zorg, voortdurend, en zo zal menig geslacbt geboren worden
en voorbij kunnen gaan in zijn schaduw.
Luc De Houwer
BLANBAIN R. en ENGELS Chr., European Labour Law, Deventer,
Kluwer, 1993, 315 p ..
Nu Europa zijn deuren beeft opengegooid en vrijbeid en democratie boog in
bet vaandel worden gedragen, is bet duidelijk dat bet om een sociaal Europa
moet gaan. Zo' n Europa zal een eigen sociaal beleid en een eigen
arbeidsrecbt moeten ontwikkelen. Hierover bebben BLANPAIN en ENGELS
489
bet in hun boek dat eigenlijk bet resultaat is van de herziening en de integratie van twee oudere boeken : Labour Law and Industrial Relations of the
European Community (1991) en Labour Law and Industrial Relations of the
European Union. Maastricht and beyond : from a Community to a Union
(1992).
In een algemeen deel worden de instellingen en de procedures bekeken die
aan de grondslag liggen van de Europese wetgeving. Na dit algemene deel
volgt een eerste deel gewijd aan bet individuele arbeidsrecht. Hier hebben
zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan, vooral dankzij de belangrijke rol
van bet Europese Hof. Zo worden bijvoorbeeld de gelijke behandeling van
mannen en vrouwen, bet vrij verkeer van werknemers en de veiligheid van
werknemers in de werkomgeving behandeld.
Het volgende deel snijdt bet collectieve arbeidsrecht aan. De mogelijkheden voor Europese C.A.O. 's worden bekeken in bet kader van de huidige
sociale verhoudingen in Europa. Verder worden ook de voorstellen van de
Europese Raad betreffende de deelname en de inspraak van werknemers
onderzocht. Ten slotte gaat in dit deel de aandacht uit naar de levenskansen
van de Europese arbeidsraad.
Het laatste en derde deel is gewijd aan bet Europese arbeidsrecht na de top
in Maastricht. Hier worden de nieuwe instellingen en hun objectieven maar
vooral de nieuwe sociale dimensie van Europa behandeld.
Dit is een onmisbaar boek voor a1 diegenen die op de hoogte willen zijn
van de ontwikkelingen van een nieuw en sociaal Europa.
Doenja Briers
490