DE STORK SCHEEPSDIESELMOTOR 3.000 - 32.000 pk. DOOR ir. A. HOOTSEN Overdruk uit het Weekblad 'DE INGENIEUR' no. 8, 1963. Werktuig- en Scheepsbouw 3. • • De Stork Scheepsdieselmotor 3.000 - 32.000 pk. door i·r. A . Hoot se n, Afdeling Dieselmoto ren der Kon. Mach inefabriek Gebr. Stork & Co. N.V. - Hengelo (0.). Summary: The Stork marine diesel engine 3,000-32,000 bhp. Description of the Stork two-stroke single acting marine diesel engine with uniflow scavenging and pulse systc;n, turbocharging without any additional means of air supply. The engine is designed for the use of heavy fuel oil up to 3,500 sec. Redwood I (Bunker-C). Discussion of the high efficiency of this Stork engine with the favourable characteristics of its four exhaust valves, involving a high turbocharging efficiency and thus a large quantity of scavenging air and a low thermal load of the . eng me. Quick and easy maintenance is a feature of this Stork engine. Special refe,r ence is made to the hydraulic method of stressing bolts and studs and quick exchange of piston rings and removal of the complete piston crown sideways through the scavenging air belt, without disturbing the cylinder cover. Algemene inleiding De Stork Scheepsdieselmotor, zie fig. 1, 2 en 3, is een enkelwerkende tweetakt kruishoofd motor met langsspoeling en drukvulling, geconstrueerd voor bet gebruik van zware brandstofolie tot een viscositeit van 3500 s Redwood I bij 100° F (zgn. Bunker-C). De spoellucht wordt onder in de cilinder toegelaten door een rij tangentiaal geplaatste spoelpoorten over de gehele omtrek van bet onderste gedeelte van de cilindervoering; de uitlaatgassen verlaten de cilinder aan de bovenzijde door 4 uitlaatkleppen in het cilinderdeksel. Voor de drukvulling zijn nabij de cilinderdeksels een aantal druk.vulgroepen, fig. 4·, opgesteld die elk bestaan uit een door de uitlaatgassen gedreven turbine die direct gekoppeld is met een centrifugaal compressor voor levering van de Iucht voor spoeling en drukvulling. De drukvulgroepen zijn niet mechanisch met de motoras gekoppeld. Door toepassing van h~t zgn. stootsysteem, waarbij zowel gebruik wordt gemaakt van de statische eneq~ie in de uitlaatgassen als van de kinetische energie daarvan tijdens de uitlaatstoten, wordt bereikt dat onder alJ..e omstandigheden, met inbegrip van starten en manoeuvreren, voldoende Iucht wordt geleverd voor een rookloze verbranding. Hierdoor zijn de, vroeger voor tweetakt motoren noodzakelijke, spoelpompen overbodig geworden en· wordt een hoog mechanisch rendement (tot 92 % ) en - mede daardoor - een laag brandstofverbruik van minder dan 150 g/ epk.h bereikt. D aar zelfs bij bet uitvallen van een drukvulgroep nog voldoende Iucht wordt geleverd voor gereduceerd vermogen, is ook de bedrijfszekerheid voldoende gewaarborgd om gebeel zonder spoelpompen, ook in letterlijke zin, in zee te gaan. V oor bet gebruik van zware olie is deze motor, door een volledige afscheiding tussen cilinder en krukkast, bij uitstek geschikt, daar geen zwavelboudende verbrandingsprodukten langs de zuiger kunnen ontwijken naar de krukkast, waar zij de smeerolie in korte tijd zo zouden verontreinigen dat deze voor verder gebruik ongeschikt zou zijn. Aangezien zware olie wegens haar hoge viscositeit v66r gebruik moet worden verhit tot max. ca. 115° C, zijn de brandstofpomr>en zo dicbt mogelijk bij de cilinderdeksels geplaatst om, door een korte persleiding naar de brandstofklep, afkoeling te voorkomen. H et thermisch rendement is bij deze motor met zware olie gelijk aan dat met dieselolie. De motor wordt in 4 afmetingen gemaakt, met boringen van 540, 630, 750 en 850 mm, bij een slaglengte = 2-2,14 maal de boring en met max. continue cilindervermogens tot resp. 700, 1100, 1670 en 2670 epk, b1_1 toerentallen tot resp. 150, 135, 118 en 115 per rninuut. Nadat de eerste motor van dit type in 1954 in dienst werd genomen, zijn iruniddels meer dan 125 motoren afgeleverd, waarvan een aantal door onze Nederlandse licentienemer, de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam, werd vervaardigd. In Groot-Brittannie werden licentierechten verleend aan Fairfield Shipbuilding & Engineering Co. Ltd. te Glasgow (Lithgow Group), Wallsend Slipway & Engineering Co. Ltd. te W all.send on Tyne (Swan Hunter Group) en H awthorn Leslie (Engineers) Ltd. te New Castle on Tyne; in Duitsland aan Howaldtswerke A.G. te Hamburg. Door een voortdurend nauw contact met de technische diensten van vooral de Nederlandse rederijen kon bet motortype naar aanleiding van bun bedrijfservaringen steeds weer in details worden verbeterd. Tevens konden door de fusie tussen Stork en Werkspoor een aantal constructie-elementen van de Werkspoor-Lugtmotor worden overgenomen, waardoor een combinatie van de beste eigenschappen van beide motortypen werd bereikt. 1 • Fig. l. 8-Cilindermotor type SW 85. • --·--··-- ' -~~F-. . ( .... ·' ~"'":J. """ \-- • • • I 1 j .~-Cj , f ' ! •I o-..,, -;: , - .. '. .... '.. .~ - - I " :;:- r.-:\' 'I 'l ; ; i ,. -· ·11\ ~J L~-( ~~ .. 0-,..lJ /- ij ! I ' I I .......... ... l . ··I • a • .._ Daarnaast maakte echter de snelle ontwikkeling van deze tijd het bezit van een of meer proefmotoren absoluut noodzakelijk en daarom beschikt Stork thans over twee 3-cilinder proefmotoren; zie fig. 5. De achterste motor op deze figuur heeft een boring van 750 mm en een slaglengte van 1600 mm; de voorste een boring en slag van resp. 850 mm en 1700 mm. Beide proefmotoren zijn voorzien van de modernste apparatuur ter registratie van de belangrijke gegevens voor controle in het algemeen en van de warmtebelasting in het bijzonder. Fig. 6 en 7 tonen de resultaten van de grootste motor tot 2500 epk per cilinder, waarbij de uitlaattemperatuur na de kleppen nog slechts 310° C bedraagt bij een maximale verbrandingsdruk van minder dan 70 kg/ cm2 en een drukstijging bij de verbranding van slechts 10 kg/ cm2 boven de compressiedruk. Op grond van deze resultaten kon het toelaatbare maximum continu vermogen van deze motor verhoogd worden tot 2670 epk per cilinder, overeenkomend met een gemiddelde effectieve druk van bijna 11 kg/ cm2 • Hierbij zal de uitlaattemperatuur na de kleppen de, nog steeds relatief lage, waarde van 320° C - zoals ook bij de kleinere motoren van de serie - niet overschrijden en kan de verbrandingsdruk beperkt blijven tot 70 kg/ c'm2 bij gelijkblijvend brandstofverbruik, door vergroting van de capaciteit van het brandstofinspuitsysteem. Daar voor eenzelfde motor zonder drukvulling een gemiddelde effectieve druk van 5, 3 kg/ cm2 normaal zou zijn, is door de toepassing van drukvulling het vermogen dus meer dan verdubbeld, waarmee wel zeer duidelijk de enorme ontwikkeling van de laartste 10 jaren geillustreerd wordt. Constructie fi'ig. 2. Dwarsdoorsnede SW 85. De constructie van de motor zij beschre~en aan de hand van de doorsneden (fig. 2 en 3) van de grootste motor 2 • - ,.,w - 1- 1-- 8 ;s I----1 \V - B 8 13 ~I..t 13 '-1~ 8 _M Fig. 3. Langsdoorsnede SW 85. van de serie, daar in deze jongste uithreiding van het programma uit de aard der zaak de nieuwste inzichten en ervaringen zijn verwerkt. Zoals gehruikelijk hij de Stork motoren, worden de drie boofddelen van de motorconstructie, t.w. fundatieplaat, kolommen en cilinderhalk, verhonden door lange doorlopende trekankers. Hierdoor worden trekkrachteh in deze hoofddelen als gevolg van de druk in de cilinder vermeden. De gelaste fundatieplaat hestaat uit 2 delen die in het midden van de motor door middel van flenzen en ruimhouten stijf met elkaar zijn verhonden. De plaat is opgehouwd uit duhhele langsliggers die tussen de cilinders zijn verhonden door dwarsschotten. Ben relatief dunne hodemplaat, uitsluitend voor het opvangen van de cartersmeerolie, sluit het geheel aan de onderzijde af. Het middenstuk van de dwarsschotten, met het zadel voor het hoofdltiger en ter weerszijden daarvan de kokers voor de trekankers, hestaat uit een s:tuk gietstaal, zodat geen enkele lasnaad door de cilin_derdruk rechtstreeks wordt helast. De langsliggers van de fundatieplaat zijn aan de vliegwielzijde van de motor verlengd voor het opnemen van het aangehouwde stuwhlok. De gelaste kolommen tussen de cilinders zijn onderling verhonden met zware gelaste tussenstukken en door de oliegekoelde gietijz.eren lei.: hanen. Dit gebeel vormt een stijf middenstuk tussen fundatieplaat en cilinderhalk. Aile lasconstructies zijn v66r de mechanische hewerking spanningsvrij gegloeid. De krukkast wordt tussen de kolommen afgedicbt door stijve plaatstalen deuren die met doorlopende houten zijn hevestigd. Aan de niet-hedieningszijde zijn deze deuren in scharnieren opgehangen om de krukkast gemakkelijker toegankelijk te maken. De cilinderhalk is opgehouwd uit een aantal gietijzeren cilinderhlokken, ieder van een tot drie cilinders, die door middel van flenzen en ruimhouten stijf met elkaar zijn v~rhonden. Het hovendeel van de cilindervoering is hovenin het cilinderblok opgehangen door middel van een topflens, die door het cilinderdeksel wordt vastgedrukt. Deze hovenvoering wordt met zoetwater gekoeld. Het onderste deel van de cilindervoering met de spoelpoorten is in de spoelluchtruimte van bet cilinderhlok met een flens hevestigd tegen de onderzijde van het watergekoelde hovendeel van bet cilinderhlok. Beide voeringen kunnen naar heneden vrij uitzetten. Door een gegolfde scheiding tussen hoven- en ondervoering is een geleidelijke overgang van de zuigerveren gewaarhorgd. Het loopvlak van de cilindervoeringen wordt als regel voorzien van een barde cbroomlaag; de voeringen kunnen echter ook worden vervaardigd van een slijtvaste gietijzerlegering zonder chroomlaag. Onder de spoelpoorten hevinden zicb 6 smeerpunten waardoor cilindersmeerolie tussen zuiger en cilindervoering wordt geperst in de tijd waarin de zuiger zicb nabij het onderste dode punt hevindt. Per cilinder is hiervoor een smeertoestel aanwezig dat door een bulpas vanuit de krukkast wordt aangedreven. De hodem van bet cilinderhlok is duhhelwandig uitgevoerd met pakkinghussen voor Iucht- en oliedichte doorvoering van de zuigerstang ter volledige scbeiding van cilinder en krukkast. Door de ondervoering op de hodem van het cilinderblok te Iaten zakken, kunnen zuigerveren worden ver- 3 • ' ' .-- __.,.; I \ \\ \\ \ \\ . ···-···---···. \ \\ 1 \ ', \ ~: x/·., . I \ .A,~... ll iflij ' - - - ' \\ t-.:; ' i • ··········1F···············'{f... • ....... .,............................... . .............. J •• Fig. 4. Dntk vul groep. J Fig. 5. Proefmotoren. wisseld in de spoelluchtruimte zonder dat verder iets aan de motor gedemonteerd behoeft te worden. Ook kan zo de boring van de bovenvoering worden opgemeten. Door een verticale deling van de ondervoering kan deze bovendien nog in twee helften zijdelin gs uit de spoelluchtruimte van bet cilinderblok worden verwijderd, waarna het mogelijk is ook de zuigerkop op deze wijze te verwijderen. Bovengenoemde demontages worden geheel uitgevoerd met behulp van de torninrichting van de motor. H et cilinderdeksel blijft daarbij volledig op zijn plaats. Demontage van een cilinderdeksel is derhalve aileen nog nodig bij verwisseling van een bovenvoering. De krukas is opgebouwd uit smeedstalen krukwangen met ingekrompen astappen en bestaat uit twee delen, die in het midden van de motor met flenzen en ruimbouten aan elkaar zijn verbonden. Door de krukpenlagers te smeren vanaf de kruishoofden konden smeerolieboringen in de . krukas en daarmee bronnen van spanningsconcentraties worden vermeden. Waar nodig wordt de krukas voorzien van contragewichten voor uitwendige balancering en/ of voor outlasting van lagers die door hun ligging tussen twee krukken met gering hoekverschil te zwaar zouden wordt belast door de massakrachten van de roterende delen; zie fig. 8. De hoofdlagers zijn voorzien van afzonderlijke stalen lagerschalen die gevoerd zijn met witmetaal en verwisseld kunnen worden zonder de krukas van zijn plaats te nemen. De stalen krukpen- en kruishoofdlagers zijn direct met witmetaal gevoerd, zonder afzonderlijke lagerschalen en worden beide vanuit bet kruishoofd gesmeerd; de drijf- 4 , stang is daarvoor van een centrale boring voorzien. Het kruishoofdlager bestaat uit drie delen, namelijk een lang ondermetaal dat over de gehele lengte van de kruishoofdtap draagt waardoor een lage vlaktedruk wordt bereikt, alsmede twee smalle bovenmetalen die ter weerszijden van bet kruishoofd de kruishoofdtap omvatten. Het smeedstalen kruishoofd, fig. 9, is met bouten bevestigd tegen een flens onderaan de zuigerstang en is voorzien van een sleutelgatvormige opening waardoor de ingeklemde afzonderlijke kruisboofdtap aan de onderzijde over de gebele 1 __... v 400 380 360 340 v v voor turbine / v v '- ] i ~ ~ . • 320 - L- 300 ~ 280 260 I-" na kleppen . ~ I-" 70 na turbine ~ ~ ~ ·-:. ~ verbrandingsdrvk 60 0,9 50 0,8 40 "'e: "'~ compressiedruk '~ <.> 0,7 '~ 0,6 0,5 7000 v 0,4 v I;' v / v I/ ~ v spoelluchtdruk L- toerental drukvulgroep 5000 160 4000 brandstof verbruik 150 140 ~5 7 7.5 8 8.5 9 9.5 10 10,5 gem. eff. druk in kg/cm2 ~----+---~---+~----~ 1600 1800 2000 2200 2400 2500 epk !cit . Fig. 6. Prestatie-diagram. 100 90 80 V?/ lengte vrij blijft. Aan de leibaanzijde is de gietstalen leislof, voorzien van witmetalen loopvlakken, tegen bet kruishoofd bevestigd. De afzonderlijke kruishoofdtap van deze Werkspoor constructie kan gemakkelijk en daardoor zeer nauwkeurig op de draaibank worden bewerkt waardoor een zuiver draagvlak over de gehele lengte gewaarborgd wordt. Het kruisboofd wordt met smeerolie gevoed vanuit een aan de kolom bevestigde stoel door middel van korte scharnierpijpen. Hiermee wordt tevens de toevoer van koelolie naar de zuiger verzorgd. De koelolie wordt na terugkeer uit de zuiger op dezelfde wijze door scbarnierpijpen naar een stoel aan de tegenoverstaande kolom en vandaar naar een verzamelleiding buiten de motor afgevoerd. Door een thermometer en kijkglas buiten de motor kan de koelolie van elke cilinder afzonderlijk worden gecontroleerd . De koelolie gaat naar de zuiger door een centrale boring in de zuigerstang en wordt door een vulstuk in de zuiger eerst langs de zuigeromtrek omboog en vervolgens door een spiraalvormig kanaal langs de zuigerbodem naar bet midden geleid om vandaar door een binnenpijp in de centrale boring van de zuigerstang te worden afgevoerd. De smeedstalen zuigerkop is met bouten op een flens bovenaan de zuigerstang bevestigd en kan de cilindervoering niet raken doordat onder tegen deze flens een (tweedelige) gietijzeren geleidering is bevestigd van grotere diameter. Het cilinderdeksel van molybdeen gietstaal wordt met zoetwater gekoeld en omvat volledig de verbrandingsruimte; zodat de bete brandstofstralen nergens ongekoelde wanden kunnen raken. In bet midden van bet cilinderdeksel is de brandstofklep geplaatst. De verstuiver spuit de brandstof door een aantal radiale gaatjes, dus stervorrnig symmetrisch, in de verbrandingsruimte waardoor een zeer goede menging met de - door de tangentiaal geplaatste spoelpoorten - rondwervelende verbrandingslucht V /r/ ///, r / / / / / / /V / / ' / / / ----- v~ ~ ~ I 8 .... , '====" 10kg/cm2 .... , ' -------, ·... I f:// [/// r ' / / / "/// [ / // ~ '// / \ \ I'V\: '/// .I ' vr r I I I I \ / / / Vrr /// \ I \ I \ ~ t\ ' ' ' ....... effectief vermogen ~ / 180" / ........ ~ 0 I ·\ 1'. '\.'\. goo I •• \ /// \ I \ ////, ~ 10 \ I koe/water 1/ 1/ \ mo , Vr r lr r / lr ".6k~el r en/m~erolie / / I/ r r r r ~'\..'\..'\1:\.. '\.."\: l '""' !'--"\."\."\ !:'\"\"' "' ~ ..... ' v ~// , I f -- uitlaatgassen ~ 70 met contragewichfen zonder contragewichfen _... ... . l. -- I • / / / 1800 ~ ~ ~ ~'\' I'-'' 7 1600 ''''8 1800 l '\.'\.'\. ,,,,!'\.'\.'' 2000 Fig. 7. Warmtebalans. 9 krukken • l'\.' ' 10 gem.eff. druk in kg/cm2 2200 2400 epk /cit. --==T'.rP.~ 270° confragewichten 2600 F ig. 8. Hoofdlagerbelastingen - polair diagram. 5 ' -. Behalve bovengenoemde kleppen bevat het cilinderdeksel nog een veiligheidsklep, een pneumatisch bediende aanzetluchtklep en een indicateuraansluiting. Dit cilinderdeksel is op het cilinderblok bevestigd met 8 lange tapeinden die hydraulisch worden vastgezet. Ook de eerder genoemde trekankers, de 4 tapeinden voor bevestiging van elk uitlaatklephuis, de hoofdlager-, krukpenlager- en kruishoofdlagerbouten, de tapeinden voor bevestiging van zuiger en kruishoofd tegen de zuigerstang en de klepveren worden hydraulisch gespannen. Fig. 9. Kruishoofd. wordt verkregen. De vier uitlaatkleppen , van hittebestendig staal met stelliet zitting, zijn symmetrisch rondom de brandstofklep gegroepeerd. Bike klep is ondergebracht in een afzonderlijke gietijzeren klephuis dat tot op de zitting met zoetwater wordt gekoeld. De uitlaatkleppen wo·r den automatisch gesmeerd en - door middel van een juk, klephefboom, stootstang en rol - paarsgewijs vanaf de hooggelegen nokkenas aangedreven. De gasuitlaten van de klephuizen zijn ook paarsgewijs gecombineerd, in zorgvuldig gestroomlijnde uitlaatkanalen in het cilinderdeksel, zodat er dus 2 gasuitlaten aan elk cilinderdeksel zijn. Het principe van deze hydraulische span-methode volgt uit fig. 10. Op het verlengde van tapeind of bout wordt de plunjer van een vijzel geschroefd die daarna, met behulp van een oliepomp, op (de voorgeschreven) druk wordt gebracht. Vervolgens wordt de (ronde) moer uit de hand vastgedraaid en de oliedruk afgelaten, waarna dus tapeind of bout door de moer op spanning wordt gehouden. Een manometer met dubbel binnenwerk en twee wijzers waarborgt de juistheid van de afgelezen oliedruk. Deze hydraulische methode waarborgt niet aileen de juiste spankracht en afwezigheid van ongewenste torsiespanningen in tapeinden en bouten; door •toepassing van enige vijzels tegelijk op een pomp wordt bovendien een gelijkmatig en snel vastzetten van het betreffende onderdeel bereikt. Bij het huidige gebrek aan personeel en de vaak korte ligtijden (tankers) is deze snelheid een belangrijke factor, waarnaast het vervallen van de noodzaak tot gebruik van voorhamers en slagsleutels voor het aanhalen van de zware moeren zeker niet onderschat mag worden. Het speciale hydraulische gereedschap en de reeds eerder beschreven gemakkelijke verwisseling van zuigerveren en demontage van ondervoering en zuigerkop zijn kenmerken van de Storkmotor ten aanzien van gemakkelijk en snel onderhoud. De toepassing van 4 uitlaatkleppen per cilinder houdt ten nauwste verband met de 'drilkvulling waarvoor deze motor van begin af aan is geconstrueerd. Hierbij moet • • Fig. 10. Hydraulisch gereedschap. 6 • ., 1--"""1 l or-~--~------~,t 0. -- - - - -, ~ _ _ _ _ _.J :::;; symmetrische verbrandingsruimte, waartegenover bij een grote uitlaatklep 2 tot 3 excentrisch geplaatste brandstofkleppen nodig zijn. Tenslotte zijn kleine kleppen gemakkelijker te hanteren en bieden, bij toepassing van 4 uitlaatkleppen, de twee gescheiden uitlaatkanalen in bet cilinderdeksel bepaalde voordelen, daar dan de uitlaatgassen van een cilinder over twee drukvulgroepen verdeeld kunnen worden. Dit maakt, o.a. bij oneven cilinderaantallen, een gelijkmatige verdeling van uitlaatgasenergie over de druk- ..-·· t -- / / / / / a = versnelling v = snelhei d L = k/ep heffing A = k /ep doorfochf n = a.anfal k·teppen D = k/ep diameter / 4 kleppen 1 k/ep T :-: f1)d doorfaat J:l' ig. 11. Uitlaatklep-diagrammen. (Verg.elijking tussen 4 kleine kleppen en 1 grote klep). tijdens de uitlaatperiode v66r het openen van de spoelpoorten voldoende energie van de uitlaatgassen aan de gasturbine van de drukvulgroep worden toegevoerd. Deze v66ruitlaatperiode moet echter zo kort mogelijk zijn, om weinig expansiearbeid aan de cilinder te onttrekken ten einde het gelndiceerde rendement van de motor hoog te houden en derhalve het brandstofverbruik laag. Daartoe moet aan twee voorwaarden worden voldaan, namelijk de uitlaat moet zo snel mogelijk openen en de maximum uitlaatdoortocht moet zo groot mogelijk zijn. De eerste voorwaarde kan worden vervuld met zo klein mogelijke kleppen met evenredig kleine benodigde lichthoogte; de tweede voorwaarde vraagt naar een zo groot mogelijke klepdoortocht. Beide voorwaarden worden aileen vervuld door 4 uitlaatkleppen met een gezamenlijke doortocht die even groot is als die van een klep, echter bij een lichthoogte die slechts de helft is van die van een grote klep. Daar de kleine kleppen gezamenlijk een tweemaal zo grote omtrek hebben als een grote klep, zal de doortocht bij gelijke openingssnelheid tweemaa1 zo snel toenemen. Bij gelijke totale versnellingskrachten zullen bovendien de toelaatbare versnellingen bij de achtmaal lichtere kleine kleppen tweemaal zo groot mogen zijn. Als gevolg hiervan kunnen de kleinere kleppen in de helft van de tijd geopend worden en kan dezelfde tijddoorlaatintegraal in ongeveer drie kwart van de tijd worden bereikt; zie fig. 11 . De 4 kleppen hebben door hun kleine afmetingen een lagere warmtebelasting en veroorzaken een veel kleinere totale 'spoelschaduw'. Bovendien veroorloven zij de toepassing van een centrale brandstofklep met stervormig .I I - - - -··· • Fig. 12. Brandstofpom.p. 7 • zonder rustdrukklep Fig. 13. Inspuit-diagrammen. met rustdrukk/ep I • I. .I • r---t---- - - - openingsdruk ,-,+ __ -----• openinr;sdruk 1 I I I I I I I I I slui tdru k • ~~ I 1 ~· ll .... . •- I 1 - -- - - - - rustdruk I I - I I I · 1 : ...1 , .lc I I ~. I . :::. . 1 il · I t I s/uildruk .,.. rusfdrok . 'f''-- r;raden krukhoek I I I ~ 'L._.. ~ I I ___ j - i ---graden krukhoek druk in de brands/of perslei dinr; heffing van de brandsfofnaaldklep vulgroepen mogelijk, met als res.ultaat een zeer stabiel bedrijf. Daar de hydraulisch gespannen tapeinden van de uit· laatklephuizen snelle demontage mogelijk maken en daarbij de klephefbomen, compleet met jukken en tuimelas, gemakkelijk en snel verwijderd kunnen worden na losdraaien van enkele moeren en bouten, zijn de 4 uitlaatklephuizen van e~n cilinder even snel te verwijderen als een grote uitlaatklep. Een afzonderJijke brandstofpomp is bij elke cilinder hoven de nokkenas gemonteerd. De brandstofplunjer wordt op de gebruikelijke wijze vanaf de nokkenas aangedreven door een brandstofnok - die tweedelig is en gemakkelijk verstelbaar - door middel van een rol met rolhouder, (fig. 12), die tevens dienst doet om via twee kniehefbomen de zuigklep na een bepaalde plunjerslag open te drukken en zo het einde van de inspuiting te bepalen. Dit moment bepaalt de inspuitduur en daarmee het afgegeven motorvermogen en is daarom vanaf het centrale manoeuvreerpaneel regelbaar door verdraaiing van het excentrisch gelagerde asje van de bovenste kniehefboom. Bij vollast is de inspuitduur ongeveer 25 krukgraden. Ter outlasting van de aandrijving is de zuigklep voorzien van een ingebouwd ontlastklepje, dat 0,5 mm wordt opengedrukt v66r het de zuigklep meeneemt. Met het oog op het gebruik van zware olie wordt door 8 Fig. 14. Brandstofklep. I .t. Fig. 15. Bovenaanzicht cilinderdeksel. een extra scheidingswand onder brandstofplunjer en zuigklep, met onder druk gesmeerde stempeldoorvoeringen, lekkage van brandstof naar de nokkenaskast met absolute zekerheid verhinderd. Eveneens voor het gebruik van zware olie is de brandstofzuigruimte van 2 aansluitingen - een aan elke kant van het pompblok - voorzien, waardoor een drie- tot vijfvoudige overmaat verwarmde zware olie-door het pompblok gecirculeerd wordt om dit onder aile omstandigheden op temperatuur te houden. In het persklephuis van de brandstofpomp is een ontlastklepje ingebouwd dat door de druk in de brandstofpersleiding wordt geopend, zodra deze druk meer dan ca. 100 kg/ cm.J2 hoger wordt dan de druk in de pompruimte. Hierdoor wordt de persleiding aan het eind van elke pomp slag snel tot op 100 kg/ cm:2 ontlast en daarmee de kans op na-inspuiting met zekerheid vermeden; zie fig. 13. De brandstofklep, fig. 14, wordt met 2 tapeinden op het cilinderdeksel bevestigd met schotelveren onder de moeren voor de nodige elasticiteit. Door de reeds eerder genoemde toepassing van 2 uitlaatklephefbomen is de brandstofklep tussen de uitlaatkleppen goed toegankelijk, fig. 15, en kan gemakkelijk verwijderd worden, mede dankzij de toepassing van rubberslangen met zelfsluitende snelkoppelingen voor koelwater en lekolie. De brandstofklep bevat een veerbelaste naaldklep die door de brandstofdruk wordt geopend; zitting en geleiding van deze naaldklep bevinden zich in een afzonderlijk element dat, samen met de verstuiver, met een dopmoer tegen het brandstofklephuis wordt gedrukt en zodanig is gevormd dat tussen element en dopmoer een koelruimte overblijft voor koeling met zoetwater. Na verwijdering van de dopmoer komen dus element, verstuiver en koelruimte vrij voor inspectie, · schoonmaken en zonodig verwisseling. De brandstofklepveer wordt afgesteld voor een openingsdruk van 300 kg/ cm2 en de lichthoogte van de naald, afhankelijk van de grootte van de motor, op 0,6-1 mm. D aar het motorkoelwater op 60-65 o C moet worden gehouden tegen corrosie door condensatie van zwavelprodukten uit de brandstof, is voor de brandstofklepkoeling een apart koelsysteem nodig om de gewenste lage temperatuur van ca. 40° C te kunnen bereiken. Tevens is in dit systeem een verwarmingselement geplaatst om het klepkoelwater te kunnen verhitten. Dit is nodig voor het geval de motor gestopt zou zijn op zware olie en in deze toestand gelegenheid zou hebben gehad om af te koelen, waardoor de zware olie in de brandstofklep te dik zou zijn geworden voor inspuiting bij weer aanzetten van de motor. Om dezelfde reden is langs de brandstofpersleiding tussen brandstofpomp en brandstofklep een stoomleidinkje gelegd en samen met de persleiding in isolatie verpakt, zodat ook de persleiding op temperatuur kan worden gebracht. Door bovengenoemde voorzieningen is het dus mogelijk de motor onder aile omstandigheden te starten en te manoeuvreren op zware olie. Fig. 16. Manoeuvreerpaneel. De nokkenas wordt vanaf het midden van de krukas aangedreven door een rollenketting en bevat behalve de uitlaat- en brandstofnokken ook nog de aanzetnokken voor aandrijving van de stuurschuifjes, die pneumatisch de aanzetluchtkleppen van de cilinders commanderen. Deze stuurschuifjes zijn samengebracht in een gemeenschappelijk huis aan een der einden van de nokkenas. 9 Het manoeuvreerpaneel, fig. 16, is overgenomen van de Werkspoor-Lugt motor en bevindt zich aan de leibaanzijde (bakboordzijde) in bet midden van de motor, voor bediening vanaf de machinekamervloer. De manoeuvres worden uitgevoerd met een enkel bandwiel dat vanuit de stopstand naar links gedraaid moet worden voor vooruitdraaien en naar recbts voor acbteruit. Vanuit de stopstand wordt eerst de draairicbtingpositie zonodig omgekeerd door verstelliog van de nokkenas met behulp van een draairicbtingservomotor. Slecbts bij overeenstemrning van de draairichtiogpositie van de motor met de draairichting van het manoeuvreerwiel, is bet wieJ mechanisch ontgrendeld voor doordraaien naar de aanzetstand en vervolgens naar de normale bedrijfsstand. In deze bedrijfsstand wordt de brandstofinspuiting door het manoeuvreerwiel geregeld; dit is daarvoor aan de omtrek van een vertanding voorzien voor fijnregeling door middel van een worm en handwieltje die zich midden hoven het manoeuvreerwiel bevinden en bij manoeuvreren kunnen worden weggeklapt. Ben handel achter bet manoeuvreerwiel, draaiend om dezelfde as, bedient de antwoordwijzer van de machinekamertelegraaf hoven in bet manoeuvreerpaneel. Dit handel is zodanig mechaniscb vergrendeld met bet manoeu- I 2.0 - 2,1 I -~ I I I I I 1 kg/em? adiabatisch compressor r endement 80% v / / / De drukvulgroepen, fig. 4, zijn op stoelen direct t'egen de cilinderbalk bevestigd waardoor geen trillingen op bet / 1,9 naastliggende hordes kunnen worden overgebracht. De / / - 1,8 uitlaatleidingen tussen cilinders en drukvulgroepen kunnen / L hierbij tevens gemakkelijk worden gemonteerd, terwijl 1, 7 / tuchtdichtheid na eveneens wordt voldaan aan de voorwaarde dat deze / koeter bij 40"C 1,6 "/ 1::1 leidingen, in verband met bet stootsysteem van drukq, v ./ -<:: 1, 5 vulling, zo kort mogelijk moeten zijn. -<:: ·1.1 ~uchtdichtheid na 1::1 / De drukvulgroepen zijn van bet fabrikaat Brown Boveri, .... 1, 4 compressor -<:: ..., / mede omdat de bijzondere goede samenwerking met de ::, ~ 1, 3 technici van deze firma van groot belang is bij de steeds -doorgaande ontwikkeJing van de motoren met drukvulling. 1,2 - · /'~ / tuchtdichtheid voor compressor De groepen zijn voorzien van een open hogedrukwaaier I 1, 1 voor de compressor en bij bet afgebeelde grootste type I 1,0 tevens van een diffusor ook achter de turbine. Mede bier1.0 f. I 1,2 1.3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 zo drukverhouding door werden met dit nieuwste type weer verrassend goede resultaten bereikt. Fig. 17. Luchtdichtheid-diagram. De afgebeelde drukvulgroep is voorzien van glijdlagers 2, 4 die vanuit een apart smeersysteem voor de gezamenlijke 2,2 drukvulgroepen van de motor, onder druk worden ge(\ 2.0 smeerd. Daar in dit systeem een hooggeplaatste tank met 1, 8 niveau-alarm is opgenomen, is de smering van de lagers, druk in uittaatleiding 1, 6 vvoor turbine I ook na uitvallen van de oliecirculatiepomp, voldoende lang 1, 4 f"E. :8,5 kglcm2 gewaarborgd om tijdig de nodige maatregelen te kunnen ~I 1, 2 'l = 115 omw /min nemen. 1, 0 druk in cit . 2 druk in spoe{[uchfLuk in cit. 1 De kleinere drukvulgroepen kunnen naar keuze wor0, 8 . receiver / / t: den geleverd met glijdlagers of met kogel- en rollagers. ~ 0,6 In het laatste geval is elke drukvulgroep selfsupporting z. 0, 4 0,2 wat de smering betreft en is dus geen uitwendig systeem bodem cit.1 . 0 nodig; daar staat tegenover dat de kogel- en roUagers ._/ , spoetpoorten -0,2 spoetpoorten periodiek (om de 8000 uur) moeten worden vernieuwd. l ' uittaa tkleppen De drukvulgroepen worden aan de turbinezijde met zoetuittaat kt;p~en I ~ 100 uo ~ ~ ~o ~ 340 ~~w water gekoeld. krukgraden cit. 1 E lke drukvulgroep is voorzien van een aangebouwde gecombineerde luchtaanzuigfilter-geluiddemper. De geFig. 18. Uitlaatstoot-diagram. v I • I omgevingstemperatuur en druk resp. 30 °C en vreerwiel dat bet wiel alleen vanuit de stopstand kan worden bewogen als bet handel - en dus de telegraaf niet in de stopstand staat; daarbij kan bet wiel uitsluitend gedraaid wordep. in de richting die correspondcert met de door de telegraaf gevraagde draairicbting van de motor. De omkeerbeweging van de motor is mechanisch vergrendeld in de aanzet- en bedrijfsstanden van bet manoeuvreerwiel en een pneumatische vergrendeling maakt bet onmogelijk de motor aan te zetten als de tornmachine is ingeschakeld. Direct hoven bet manoeuvreerwiel is een synchroon met de motor draaiende schijf ingebouwd voor controle van de draairichting en bet eventueel bepalen van bet toerental met een handtachometer. Bij stilstaande motor geeft deze schijf tevens de stand van de krukken aan. Boven deze draairichtingaanwijzer is de mecbaniscbe tachometer ingebouwd en verder uiterst links de kwikbuis spoellucbtdrukmanometer, links de standaanwijzer van de brandstofregelas, recbts de aanwijzer van de draairichtingpositie en uiterst rechts het handwiel voor insteUing van de Woodward veiligheidsregulateur. Ter weerszijden van de telegraaf zijn de elektronische tachometers van de drukvulgroepen (een voor reserve) ingebouwd. Boven bet paneel bevindt zich bet manometerbord met de diverse manometers voor aanzetlucht, koelolie en smeerolie, brandstof en water. De thermometers voor uitlaatgassen en koelwater zijn in de leidingen ter plaatse overzichtelijk gemonteerd. v -- v / - I ('< v v I 10 bodemcil. ~ I I I beta sf waterrem I max. onbelast toerenverst ellifl9 regulateur / . 60 20 J ·<:: 1201~ 80 / ... / loerental motor 1- 220 0,4 0,3 0,2 0,1 0 18:) "'§ '~ ~- 9000 7000 5000 3000 1000· 10000 7500 5000 2500 v"' / ·!:: e: ........_ ./" 3CO 260 stand regelas / ~ 340- / / ..... / '!!: - ~ ~ / _,/ L ,....,.,. ::::: ~ ~ ~ / 0 10 li'ig. 19. Belastiogsvariatie-diagram. vuldruk aangezogen I uchthoeveefheid v 20 uitfaafgaslemp verzame{{eiding foerenfal drukvulgroepen 30 40 seconden •• comprimeerde en daardoor verwarmde Iucht wordt, v66r aflevering aan de spoelluchtreceiver langs de motor, gekoeld in een zeewatergekoelde luchtkoeler waardoor dus teveos de dichtheid van de Iucht wordt verhoogd. Met de· luchtkoeler wordt daarom niet aileen een lagere luchtintreetemperatuur voor de motor en daarmee een verlaging van de procestemperaturen bewerkstelligd, maar door de hogere dichtheid wordt tevens een toename van het gewicht der luchtvulling bereikt waardoor meer brandstof kan worden ingespoten. Dit effect wordt gei1lustreerd door fig. 17, waaruit blijkt dat de toename van de luchtdichtheid door compressie nog eens met ca. 50 % wordt verhoogd door de koeling. De luchtkoelers zijn opzij tegen de spoelluchtreceiver geplaatst waardoor het mogelijk is het binnenwerk rechtstandig omhoog te hijsen na verwijdering van de bovenliggende bordesplaat. Dit is nodig voor periodieke reiniging van dit binnenwerk, waarvan het belang met het oog op bovengenoemd koeleffect wei zonder meer duidelijk zal zijn. Per motor worden, afhankelijk van het aantal cilinders, minstens. 2 drukvulgroepen toegepast, daar bij het stootsysteem moet worden voorkomen dat uitlaatstoten en spoelperioden van verschillende cilinders elkaar zouden storen, wat bij aansluiting op eenzelfde turbine (gedeelte) het geval kan zijn. Fig. 18 laat zien dat bij een krukhoekverschil van 120° de uitlaatstoot van de tweede cilinder de spoelperiode v..an de eerste cilinder nog juist niet stoort, zodat deze krukhoek als minimum bepalend is voor de aansluiting van verschillende cilinders op eenzelfde uitlaatleiding tussen cilinders en drukvulgroep. Tevens geeft dit diagram een indruk van de grootte der uitlaatstoten en van de lage spoelweerstand van de motor. Algemeen kan gesteld worden dat bij de Storkmotoren 1Yz tot 3 cilinders worden aangesloten op een drukvulgroep, waarmee het maximum aantal drukvulgroepen beperkt wordt tot 4 stuks bij een 12 cilinder motor. . Tot slot illustreert fig. 19 het gedrag van de motor bij plotselinge belastingsvariatie, zoals kan voorkomen bij toepassing van een verstelbare schroef waarbij de bladen bij gereduceerd toerental worden versteld en daarna het toerental snel wordt opgevoerd door middel van de regulateur. D it diagram toont dat de drukvulgroepen snel genoeg volgen om door voldoende luchtlevering de uitlaattemperaturen binnen redelijke grenzen te houden gedurende het verloop van dit proces . • I1
© Copyright 2024 ExpyDoc