OER Opleiding tot Leraar Basisonderwijs - Bijlage D

Bijlage D Aanvullende informatie – Speciale trajecten
•
Academische Opleiding tot Leraar Basisonderwijs (AOLB)
•
International Teacher Education for Primary Schools (ITEPS)
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 1 van 37
Speciaal traject ‘Academische Opleiding tot Leraar
Basisonderwijs’
De opleiding tot leraar Basisonderwijs participeert in een samenwerkingsverband (Stenden Hogeschool,
Hanzehogeschool, NHL Hogeschool en Rijksuniversiteit Groningen) dat de AOLB aanbiedt. Studenten
behalen twee bachelors: Opleiding tot leraar Basisonderwijs (HBO) en Pedagogische Wetenschappen
(WO). De opleiding is alleen toegankelijk voor VWO’ers.
Overzichtstabel “Contacturen 1e jaar bachelor-voltijdopleiding”
Opleiding:
AOLB
Studiejaar:
2014-2015
45
Contactuur (in minuten)
Aantal klokuren per jaar
Aantal onderwijsweken per
jaar:
294,8
30
Contacturen 1e jaar voltijd bacheloropleiding
Periode 1
Hoorcolleges
PGO
Werkcolleges/practica
Periode 2 Periode 3 Periode 4
16
36
38
55
145
0
0
0
0
0
46
53
26
28
153
Werkveldbezoek/excursies
0
Stagebegeleiding
8
6
4
6
24
Studiebegeleiding
6
4
2
0
12
Tentamens
9
12
14
24
0
85,0
111,0
84,0
113,0
393,0
7,0
9,0
9,0
9,0
8,0
8,0
7,0
7,0
Totalen
Aantal dagen stage (indien van
toepassing)
Aantal onderwijsweken per periode:
Definitie contacturen:
Een contactuur is een onderwijsuur, waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon
die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling(inclusief studentassistenten en tutoren).
Onder contacturen vallen onder meer hoor- en werkcolleges, studie(loopbaan)begeleiding,
stagebegeleiding en tentamens voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd.
Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd behoort niet tot de contacturen, ook al
is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt. Contacturen worden beschouwd als deel van de
totale onderwijstijd.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 2 van 37
Beoogde eindkwalificaties
Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie
geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.
Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master;
hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen
die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de
inhoud van de opleiding.
SBL-competenties, Academische vaardigheden, Dublin Descriptoren
Als richtsnoer in de opleiding worden de AOLB-competenties gehanteerd. Deze zijn samengesteld uit de
zeven SBL-competenties van een leraar basisonderwijs (gebaseerd op de Wet Beroepen In het
Onderwijs, BIO) en de tien academische vaardigheden die een afgestudeerde academicus moet
beheersen (geformuleerd door de UU, met toestemming overgenomen). Aan het einde van de
opleiding moet de student zich op voldoende niveau hebben ontwikkeld in deze competenties. Zij geven
een samenhangend beeld van de eisen die aan een academisch gevormde leraar basisonderwijs worden
gesteld. De doorgaande lijnen worden hiermee helder, zowel voor studenten als voor docenten, stageen studieloopbaanbegeleiders, mentoren en ontwikkelaars. In de opleiding wordt per periode en cursus
aangegeven aan welke competenties wordt gewerkt. In elk studiejaar komen alle competenties aan de
orde, maar per studiejaar kan het accent op een competentie verschillen. Het niveau waarop wordt
uiteraard elk studiejaar hoger.
Het programma is mede gebaseerd op de internationale richtlijn van de Dublin descriptoren. Er is een
koppeling gemaakt van Dublin Descriptoren naar eindtermen en SBL-competenties.
Bron: Kritische Reflectie AOLB
Zie bijlage Standaard 1
Onderwijsleeromgeving
Standaard 2: Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de
instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren.
Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stellen de toegelaten studenten in staat de
beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke
voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten
samenhangende onderwijsleeromgeving.
Toelatingseisen
Voor toelating tot de AOLB is een diploma VWO verplicht. Daarnaast wordt op basis van een
motivatiebrief een intakegesprek gevoerd.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 3 van 37
BSA
Omdat de AOLB toe leidt naar 2 bachelordiploma’s kent de opleiding een dubbel BSA (Bindend
Studieadvies): een BSA vanuit de RUG en een BSA vanuit de HBO-instelling van inschrijving (Stenden of
Hanze). Er zijn voor verschillende cohorten verschillende regelingen.
Zie bijlage Standaard 2
Overstappen van AOLB naar OLB
Er is geen vaste beleidsregel voor overstappen van AOLB naar OLB. Individuele verzoeken worden door
de OEC van de ‘ontvangende’ opleiding en de samengestelde OEC van de AOLB behandeld. De
Stuurgroep AOLB heeft de samengestelde OEC verzocht om casuistiek te archiveren en te analyseren en
op basis daarvan de Stuurgroep in 2014 (gehele programma AOLB heeft dan tenminste één keer
gedraaid) te adviseren over de formulering van een eventuele beleidsregel.
Programma
Het AOLB-programma is geënt op het programma van de bachelor OLB en de bachelor PW. De
programma’s AOLB-OLB zijn vergelijkbaar ten aanzien van Eindkwalificaties, Vakgebieden (inclusief
Kennisbasis), Stage en SLB.
Ten opzichte van de reguliere OLB is het verschil dat in het AOLB-programma (nog) niet themagericht
gewerkt wordt en het onderwijs niet aangeboden wordt in de vorm van PBL. Voor de opbouw van het
samengestelde opleidingsprogramma is prioritair gekozen voor de borging van eindkwalificaties en
afstemming van de body of knowledge van de beide bachelorcurricula. De didactische keuzes ten
aanzien van themagericht werken en PBL zijn hieraan ondergeschikt gemaakt omdat dit de opleiding
qua studeerbaarheid en complexiteit niet ten goede gekomen zou zijn.
Zie bijlage standaard 2
Bronnen:Programmaoverzicht, OER-regeling samengestelde OEC, Studiegids
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Standaard 3: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de
beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd.
Toelichting: Het gerealiseerde niveau blijkt uit de tussentijdse en afsluitende toetsen, de afstudeerwerken
en de wijze waarop afgestudeerden in de praktijk of in een vervolgopleiding functioneren. De toetsen en
de beoordeling zijn valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk.
Voor de AOLB is specifiek toetsbeleid beschreven.
De docent bepaalt welke toetsvorm(en) er voor het vak gehanteerd wordt/worden, passend bij de
vakinhoud. In de studiegids staat bij de vakbeschrijvingen vermeld welke toetsvorm(en) gehanteerd
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 4 van 37
wordt/worden. Bij aanvang van het vak worden de criteria aan de studenten bekend gemaakt en in
geval van meerdere toetsvormen de weging van elk van de toetsvormen om tot een eindcijfer te komen.
Er zijn twee toetsmogelijkheden per vak per jaar, studenten hebben dus recht op 1 herkansing per vak
per jaar. Herkansingen worden gepland aan het eind van blok 2 (vakken van blok 1 en 2) en aan het eind
van blok 4 (vakken van blok 3 en 4). Er is een hardheidsclausule voor gevallen van overmacht.
Er zijn geen bepalingen aangaande participatie; dat is de eigen verantwoordelijkheid van de student.
Zie bijlage standaard 3
Bronnen: toetsbeleid AOLB, Aanvullende afspraken OER, Studiegids
Afronding
In 2012 is door de Colleges van Bestuur van de partnerinstellingen AOLB (Stenden Hogeschool,
Hanzehogeschool, NHL, RU Groningen) een “Advies nieuw traject” aangevraagd bij de NVAO. Dit
accreditatietraject is met een positieve waardering door VIB en NVAO afgerond.
Bronnen:
Paneladvies en NVAO-oordeel juli 12
Stenden APN AOLB april 2013
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 5 van 37
BIJLAGEN standaard 1
De AOLB-competenties:
1.
Interpersoonlijke en pedagogische competenties voor werken met kinderen
Gebaseerd op de SBL-competenties 1 en 2, aangevuld tot academisch niveau.
-
2.
3.
4.
5.
Basiscommunicatie met kinderen en leidinggeven aan kinderen.
Kennis van theoretische pedagogische kennis en de toepassing hiervan in de praktijk.
Inzicht in eigen communicatief handelen en in pedagogisch en communicatief handelen ten aanzien van
kinderen en in de effecten daarvan.
Kennis van en inzicht in de invloed van sociaal, cultureel, economisch en emotioneel kapitaal op de ontwikkeling
en het leren van kinderen.
Vakinhoudelijke en vakdidactische competenties en hun wetenschappelijke onderbouwing
Gebaseerd op SBL- competentie 3, aangevuld tot academisch niveau.
Eigen kennis, vaardigheden en houdingen ten aanzien van schoolvakken en
vormingsgebieden.
Idem mbt de bijbehorende vakdidactiek en haar wetenschappelijke onderbouwing;
Kennis van ontwikkelings- en leerprocessen bij kinderen en verschillen tussen kinderen.
Kennis en vaardigheden voor analyse en gebruik van lesmethoden, lesmaterialen en media en ict.
Kennis en vaardigheden voor diagnose en remediëring.
Didactische en onderwijskundige competenties voor het ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en verbeteren van het
onderwijs en het beoordelen van leerresultaten
Gebaseerd op SBL-competentie 3, aangevuld tot academisch niveau.
Open staan voor vernieuwing van onderwijs en deze op schoolniveau kunnen initiëren.
Kennis van leerproblemen, signaleren en werken aan oplossing van leerproblemen;
Aansluiten bij de beginsituatie.
Inhouden en werkvormen kiezen bij leerdoelen.
Toetsen en beoordelen.
Evalueren van onderwijs en benutten van onderwijsevaluaties.
Organisatorische competentie
Gebaseerd op SBL-competentie 4, aangevuld tot academisch niveau.
Klassenmanagement.
Onderwijs plannen en organiseren.
Methoden en materialen in het eigen onderwijs functioneel inzetten.
Samenwerkingcompetenties
Gebaseerd op SBL-competentie 5 en 6, aangevuld tot academisch niveau.
-
6.
Samenwerking met collega’s en betrokkenen buiten de school, met aandacht voor taakinhoudelijke,
communicatieve en sociale aspecten.
Afstemming van werk.
Bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie.
Bijdragen aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk en didactisch klimaat op de school.
Contacten onderhouden met de ouders / verzorgers.
Afstemmen van eigen professioneel handelen en dat van anderen buiten de school.
Competenties voor kennisontwikkeling en professionele groei en een brede onderwijskundige kennisbasis
Gebaseerd op SBL-competentie 7, aangevuld tot academisch niveau.
-
Reflecteren, ontwikkelen en professionaliseren, zelfsturing.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 6 van 37
-
7.
Begrijpen, analyseren en waar nodig bijstellen van het werkconcept en de eigen professionele
bekwaamheid op basis van ervaring, inzicht, actuele ontwikkelingen in praktijk en relevant onderzoek.
Maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen kunnen vertalen naar de eigen schoolsituatie.
Reflecteren op het proces binnen de school en de eigen rol daarin.
(Overige) academische competenties
Gebaseerd op academische vaardigheden, voor zover niet verwerkt in bovengenoemde competenties.
-
Academische informatievaardigheden (informatie zoeken & selecteren, kritisch analyseren,
synthetiseren).
Onderzoeksvaardigheden.
Communicatieve en argumentatieve vaardigheden (schrijven, mondeling presenteren, discussiëren en
argumenteren).
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 7 van 37
Versimpelde weergave koppeling Dublin Descriptoren, Eindtermen PW, AOLB-competenties en curriculumonderdelen
Dublin Descriptoren
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare
kennis en inzicht van
een vakgebied, waarbij
wordt voortgebouwd op
het niveau bereikt in het
voortgezet onderwijs en
dit wordt overtroffen;
functioneert doorgaans
op een niveau waarop
met ondersteuning van
gespecialiseerde
handboeken, enige
aspecten voorkomen
waarvoor kennis van de
laatste ontwikkelingen
in het vakgebied vereist
is.
Eindtermen PW (bachelor)
Vakinhoud
De student heeft kennis van
en inzicht in fundamentele
begrippen en theorieën uit
de pedagogiek en
ondersteunende
wetenschapsgebieden.
Toepassen kennis &
inzicht
Is in staat om zijn/haar
kennis en inzicht op
dusdanige wijze toe te
passen, dat dit een
professionele
benadering van
zijn/haar werk of beroep
laat zien, en beschikt
verder over
competenties voor het
opstellen en verdiepen
van argumentaties en
voor het oplossen van
problemen op het
vakgebied.
Vakinhoud
De student heeft kennis van
en inzicht in fundamentele
begrippen en theorieën uit
de pedagogiek en
ondersteunende
wetenschapsgebieden en is
in staat vanuit deze kennis
en inzicht te reflecteren op
pedagogische en
onderwijskundige
praktijken.
AOLB-competenties
1. Interpersoonlijke en pedagogische
competenties voor werken met kinderen
Theoretische pedagogische kennis.
Inzicht in eigen communicatief en
pedagogisch communicatief
handelen ten aanzien van kinderen
en in de effecten daarvan.
Kennis van en inzicht in de invloed
van sociaal, cultureel, economisch
en emotioneel kapitaal op de
ontwikkeling en het leren van
kinderen.
2.
Methoden & statistiek
De student heeft kennis van
en inzicht in het brede
spectrum van gangbare
technieken en methoden in
het sociaal
wetenschappelijk
onderzoek en kan deze
toepassen op een of enkele
fases van onderzoek.
1.
2.
Vakinhoudelijke en vakdidactische
competenties en hun wetenschappelijke
onderbouwing
Eigen kennis, vaardigheden en
houdingen ten aanzien van
schoolvakken en vormingsgebieden
Idem mbt de bijbehorende
vakdidactiek en hun
wetenschappelijke onderbouwing;
Kennis van ontwikkelings- en
verwervingsprocessen bij kinderen
en verschillen tussen kinderen;
Kennis en vaardigheden voor
analyse en gebruik van
lesmethoden, lesmaterialen en
media en ict;
Kennis en vaardigheden voor
diagnose en remediëring.
Interpersoonlijke en pedagogische
competenties voor werken met kinderen
De toepassing van theoretische
pedagogische kennis in de praktijk.
Vakinhoudelijke en vakdidactische
competenties en hun wetenschappelijke
onderbouwing
Eigen kennis, vaardigheden en
houdingen ten aanzien van
schoolvakken en vormingsgebieden
Idem mbt de bijbehorende
vakdidactiek en hun
wetenschappelijke onderbouwing;
Kennis van ontwikkelings- en
verwervingsprocessen bij kinderen
en verschillen tussen kinderen;
Kennis en vaardigheden voor
analyse en gebruik van
lesmethoden, lesmaterialen en
media en ict;
Kennis en vaardigheden voor
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Curriculumonderdeel
Bijvoorbeeld:
Rekenen
Taal
Onderwijssociologie
Onderwijspsychologi
e
Bijvoorbeeld:
Pedagogische taken
van het onderwijs
Leren & reflecteren
Methodologie
Stage
Pagina 8 van 37
diagnose en remediëring.
Oordeelsvorming
Is in staat om relevante
gegevens te verzamelen
en interpreteren
(meestal op het
vakgebied) met het doel
een oordeel te vormen
dat mede gebaseerd is
op het afwegen van
relevante
sociaalmaatschappelijke
,
wetenschappelijke of
ethische
aspecten.
Communicatie
Is in staat om
Academische vaardigheden
De student kan vanuit een
academische houding
gegevens van
wetenschappelijk
onderzoek binnen het
pedagogisch domein
analyseren en de resultaten
daarvan zowel schriftelijk
als mondeling rapporteren.
Beroepsvaardigheden
De student is in staat om als
een in de praktijk werkzame
pedagoog/onderwijskundig
e wetenschappelijke kennis
te benutten
Academische vaardigheden
De student kan vanuit een
3.
Didactische en onderwijskundige
competenties voor het ontwikkelen,
uitvoeren, evalueren en verbeteren van
het onderwijs en het beoordelen van
leerresultaten
Open staan voor vernieuwing van
onderwijs en op schoolniveau
kunnen initiëren;
Kennis van leerproblemen,
signaleren en werken aan oplossing
van leerproblemen;
Aansluiten bij de beginsituatie;
Inhouden en werkvormen kiezen bij
leerdoelen;
Toetsen en beoordelen;
Evalueren van onderwijs en
benutten van onderwijsevaluaties.
4.
Organisatorische competentie
Klassenmanagement
Onderwijs plannen en organiseren
Methoden en materialen in het
eigen onderwijs functioneel
inzetten.
Didactische en onderwijskundige
competenties voor het ontwikkelen,
uitvoeren, evalueren en verbeteren van
het onderwijs en het beoordelen van
leerresultaten
Open staan voor vernieuwing van
onderwijs en op schoolniveau
kunnen initiëren;
Kennis van leerproblemen,
signaleren en werken aan oplossing
van leerproblemen;
Aansluiten bij de beginsituatie;
Inhouden en werkvormen kiezen bij
leerdoelen;
Toetsen en beoordelen;
Evalueren van onderwijs en
benutten van onderwijsevaluaties.
5.
7.Academische competenties
Academische
informatievaardigheden (informatie
zoeken & selecteren, kritisch
analyseren, synthetiseren)
Onderzoeksvaardigheden
Communicatieve en argumentatieve
vaardigheden (schrijven, mondeling
presenteren en discussiëren en
argumenteren)
1. Interpersoonlijke en pedagogische
competenties voor werken met kinderen
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Bijvoorbeeld:
Pedagogische taken
van het onderwijs
Leren & reflecteren
Bijvoorbeeld:
Klassenmanagement
Pagina 9 van 37
informatie, ideeën en
oplossingen over te
brengen op publiek,
bestaande uit
specialisten of niet
specialisten.
Leervaardigheden
Bezit de
leervaardigheden die
noodzakelijk zijn om een
vervolgstudie die een
hoog niveau van
autonomie
veronderstelt aan te
gaan.
academische houding
gegevens van
wetenschappelijk
onderzoek binnen het
pedagogisch domein
analyseren en de resultaten
daarvan zowel schriftelijk
als mondeling rapporteren.
Academische vaardigheden
De student kan vanuit een
academische houding
gegevens van
wetenschappelijk
onderzoek binnen het
pedagogisch domein
analyseren en de resultaten
daarvan zowel schriftelijk
als mondeling rapporteren.
-
5.
Basiscommunicatie met kinderen en
leidinggeven aan kinderen
-
Onderwijskunde en
referaat
Samenwerkingcompetenties
Samenwerking met collega’s en
betrokkenen buiten school, met
aandacht voor taakinhoudelijke,
communicatieve en sociale
aspecten;
Afstemming van werk;
Bijdragen aan het goed
functioneren van de
schoolorganisatie
Bijdragen aan een goed
pedagogisch en vakinhoudelijk &
didactisch klimaat op de school.
Contacten onderhouden met de
ouders / verzorgers,
Afstemmen van eigen professionele
handelen en dat van anderen buiten
de school.
7.Academische competenties
Communicatieve en argumentatieve
vaardigheden (schrijven, mondeling
presenteren en discussiëren en
argumenteren)
6. Competenties voor kennisontwikkeling
en professionele groei en een brede
onderwijskundige kennisbasis
Reflecteren, ontwikkelen en
professionaliseren, zelfsturing.
Begrijpen, analyseren en waar nodig
bijstellen van het werkconcept en
de eigen professionele
bekwaamheid op basis van ervaring,
inzicht, actuele ontwikkelingen in
praktijk en relevant onderzoek.
Maatschappelijke en
onderwijskundige ontwikkelingen
kunnen vertalen naar de eigen
schoolsituatie;
Reflecteren op het proces binnen de
school en de eigen rol daarin.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Bijvoorbeeld:
SSLB
Stage
Pagina 10 van 37
BIJLAGEN Standaard 2
BSA-regeling samengestelde OEC AOLB
Voor de cohorten van de studiejaren 2010-2011 en 2011-2012 gold voor RUG en HBO-instellingen dat een reguliere student 40
van de 60 EC van het eerste jaar behaald moest hebben. Voor de AOLB gold dat de student:
-
1
voor het RUG-BSA 40/60 van de RUG-EC gehaald moest hebben, dat betekent dus 20 van de 30 RUG-EC ,
voor het HBO-BSA 40/60 van de PABO-EC gehaald moest hebben, dat betekent dus 20 van de 30 HBO-EC. Voor het
cohort 2011-2012 geldt dat de studenten in het eerste jaar de taal-, reken en WO-toets gehaald moeten hebben.
Voor het cohort 2010-2011 geldt dat de studenten in het eerste jaar de WO-toets gehaald moeten hebben, de taalen rekentoets behoorden toen tot de criteria voor toelating.
Voor deze cohorten geldt dat zij de RUG-propedeuse (zie artikel 10b) en de Pabo-propedeuse (zie artikel 10a) binnen 3 jaar
gehaald moeten hebben.
Voor het AOLB-cohort van het studiejaar 2012-2013 gelden de volgende regels:
-
voor het RUG-BSA blijft, vanwege het feit dat de RUG de AOLB als deeltijdstudie beschouwt, gelden dat de student 20
2
van de 30 RUG-EC moet behalen,
voor het HBO-BSA moeten 45 van de 60 EC uit het eerste jaar zijn behaald. Binnen de 45 behaalde EC moeten alle EC
in de praktijklijn (de stages) behaald zijn. In het eerste jaar moet de student ook de taal-, reken- en WO-toets gehaald
3
hebben .
Voor dit cohort geldt dat zij de RUG-propedeuse (zie artikel 10b) binnen 3 jaar en de Pabo-propedeuse (zie artikel 10a) binnen 2
jaar gehaald moeten hebben.
De student moet beide BSA’s halen om door te mogen studeren aan de AOLB. Als een student een van beide of beide BSA’s niet
haalt dan gelden de volgende regels:
-
-
De student haalt wel het Pabo-BSA maar niet het RUG-BSA: in overleg met de examencommissie van de eigen Pabo
kan de student de opleiding voortzetten op de reguliere Pabo. De student mag zich de eerste twee jaar niet
inschrijven bij de opleiding PW.
De student haalt wel het RUG-BSA, maar niet het Pabo-BSA: hoewel de student formeel niet voldoet aan het BSA voor
de PW-opleiding (de student heeft immers maximaal 30 RUG-EC behaald in plaats van de vereiste 40 (in 2012-2013
45) mag de student zich wel inschrijven voor de opleiding PW maar moet in het eerste jaar beginnen. De student mag
zich de eerste twee jaar niet bij de eigen reguliere Pabo inschrijven.
De student haalt beide BSA’s niet: de student mag zich de eerste twee jaar niet inschrijven bij de eigen reguliere Pabo
of bij PW.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 11 van 37
Programma-overzicht
Urentabel ‘14-‘15 (aangepast tov ‘13-‘14 vanwege 5 EC-structuur RUG)
JAAR 1
Periode
+/- 80
stn
Theorie-lijn
Ped/did-lijn
Praktijk-lijn:
Stage/studiebegeleiding/vaardigheden
In groepjes van +/- 12 studenten,
begeleiding in koppels Pabo/RUG
SSLB
In jaar 1 moet gehaald worden de Entreetoetsen Taal, Rekenen en WO (PABA-REK, PABA-TAAL, PABA-WO)
1.1a
15 EC
Ontwikkelings- en
onderwijspsychologie 1a PABAA108
3 EC
Taal 1 (gr 4-8), PABA-H112, 4 EC
Leren lesgeven & reflecteren 1,
PABA-H113, 3 EC
Schrijfvaardigheid op
bord/papier/digibord, PABA-H104
1 EC
1.1b
15 EC
Ontwikkelings- en
onderwijspsychologie 1b
2 EC
Pedagogische taken van het
onderwijs, PABA-A104
5 EC
1.2a
15 EC
Onderwijssociologie, PABAA103
5 EC
Rekenen 1 (gr 4-8), PABA-H114
4 EC
Levensbeschouwing, PABA-H106
1 EC
60 EC
Inleiding Onderwijskunde
PABA-A112
5 EC
Totaal 25 EC (25 EC Aca)
Stage in dezelfde groep als in 1.1a
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
2 EC PABA-H101B + 1 EC PABA-A111B
SSLB/studie/ vaardigheden/KM
Leren lesgeven & reflecteren 2,
PABA-H107
2 EC
Stage in groep 7 of 8
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
2 EC PABA-H101C + 1 EC PABA-A111C
SSLB/studie/ vaardigheden/KM
NB EC worden toegekend na 2b
Wereldoriëntatie 1, PABA-H109
3 EC
Stage in dezelfde groep als in 1.2a
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
3 EC PABA-H101D + 1 EC PABA-A111D
SSLB/studie/ vaardigheden/KM
Inleiding Onderzoek PABAA110
5 EC
1.2b
15 EC
Stage in groep 5 of 6
Ca. 4 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
3 EC PABA-H101A + 1 EC PABA-A111A
SSLB/studie/vaardigheden/KM
NB EC worden toegekend na 1b
Kunstzinnige oriëntatie 1, PABAH108
2 EC
Godsdienst, PABAH111/Geestelijke stromingen 1,
PABA-H110, 1 EC
Totaal 21 EC (4 EC HBO, 16 EC Aca)
Totaal 14 EC (8 EC HBO, 4 EC Aca)
Verschil tov 2013-2014: Statistiek 1 & Methodologie 1 naar jaar 2 (onderdeel PW-prop), Inhoud
Klassenmanagement naar LL&R1 (+ 1 EC) en praktijklijn (totaal van 12 naar 14 EC), Taal 1 en Rekenen 1 beiden 1 EC
extra
Jaar 2, 3 & 4 gelijk aan 2013-2014, aanpassing 5 EC-structuur in aankomende collegejaren
JAAR 2
Theorie-lijn
Ped/did-lijn
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Praktijk-lijn: Stage &
Pagina 12 van 37
Periode
+/- 60 stn
2.1a
14 EC
Ontwikkelings- en
1
onderwijspsychologie 2a (PWprop), PABA-A201
3 EC:
Inleiding Orthopedagogiek (PWprop), PABA-A203
3 EC:
2.1b
16 EC
Ontwikkelings- en
onderwijspsychologie 2b (PWprop), PABA-A201
3 EC:
Gespreks- & interviewpracticum
(PW-prop), PABA-A205
4 EC:
Workshop
s
2.2a
16 EC
2.2b
14 EC
Tot 60 EC
studiebegeleiding
SSLB-ers (10/12 stn per groep):
SSLB
Stage in groep 1 of 2
Ca. 4 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
2 EC PABA-H201A +
1 EC PABA-A211A
Rekenen 2 (gr 1-3), PABA-H204
3 EC: (N)
1
Spel en ontwikkeling in groep 1-2 a ,
PABA-H203
1 EC: (S)
1
Bewegingsonderwijs jonge kinderen a ,
PABA-H205
1 EC: (N)
Taal 2 (gr 1-3), PABA-H202
4 EC: (H)
Spel en ontwikkeling in groep 1-2 b,
PABA-H203
1 EC: (S)
Stage in dezelfde groep als in
2.1a
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
2 EC PABA-H201B +
1 EC PABA-A211B
Bewegingsonderwijs jonge kinderen b,
PABA-H205
1 EC: (N)
Onder voorbehoud: Filosoferen met kinderen, Groninger cultuur, Bewegingsonderwijs, Prentenboeken, Stellen
en creatief schrijven, deelname is voorwaarde om studiepunten te krijgen voor Stage/SSLB
Observeren, PABA-A208
Wereldoriëntatie 2, PABA-H206
Stage in groep 3 of 4
4 EC:
4 EC: (S)
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
M&T: Statistiek 2, PABA-A204
2 EC PABA-H201C +
5 EC:
1 EC PABA-A211C
Methodologie 2, PABA-A207
Kunstzinnige oriëntatie 2, PABA-H207
Stage in dezelfde groep als in
4 EC:
2 EC: (H)
2.2a
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
Testtheorie/LOVS, PABA-A206
Godsdienst, PABA-H209/Geestelijke
2 EC PABA-H201D +
4 EC:
stromingen 2, PABA-H208
1 EC: (S) & (N)
1 EC PABA-A211D
Totaal 30 EC (30 EC Aca)
Totaal 18 EC (6 EC HBO, 13 EC Aca)
Totaal 12 EC (8 EC HBO, 4 EC
Aca)
Onderstreepte EC’s in Ped/did-lijn en Praktijk-lijn hebben academische oriëntatie en tellen mee voor bachelor PW
1
EC’s worden verstrekt na periode 2.1b
JAAR 3
Periode
+/- 65 stn
Theorie-lijn
Ped/did-lijn
Praktijk-lijn: Stage &
studiebegeleiding
SSLB-ers (10/12 stn per groep):
SSLB
In jaar 3 moet gehaald worden de Kennisbasistoets Taal en Rekenen (PABA-3REK, PABA-3TAAL)
3.1a
Diagnostiek en hulpverlening,
Taal 3, PABA-H302
Stage in groep naar keuze waar
16 EC
PABA-A301
3 EC: (H)
student nog niet is geweest
3 EC
Ca. 4 losse dagen stage en 5
Rekenen 3, PABA-H303
opeenvolgende dagdelen
3 EC: (S)
1 EC PABA-A311A
Leer- en onderwijsproblemen,
PABA-A302
6 EC
3.1b
Gedragsproblemen, PABA-A303
Sociaal-emotionele
Stage in dezelfde groep als in
14 EC
6 EC
ontwikkeling/gedrag, PABA-H304
3.1a
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 13 van 37
Workshop
s
3.2a
15 EC
3.2b
15 EC
60 EC
2 EC: (N)
Ca. 6 losse dagen stage en 5
M&T: Onderzoekspracticum
opeenvolgende dagdelen
(M&TII-3), PABA-A304
3 EC PABA-A311B
3 EC
Onder voorbehoud: Solliciteren, Rechtspositie, Oudergesprekken, Energizers, Techniek deelname is voorwaarde
om studiepunten te krijgen voor Stage/SSLB
Ontwikkelings- en
Capita Selecta (JK & OK)
Stage in de bouw van de eigen
1
3 EC
specialisatie
onderwijspsychologie 3a , PABAInleidend college en coördinatie: (RUG)
Ca. 6 losse dagen stage en 5
A305
Thema’s worden nog nader
opeenvolgende dagdelen
4 EC
1
gespecificeerd door lectoraat
3 EC PABAH301C +
M&T: Statistiek 3a , PABA-A306
1 EC PABA-A311C
Stenden/Hanze/NHL
(RUG)
3 EC
Ontwikkelings- en
onderwijspsychologie 3b, PABAA305
3 EC
Godsdienst, PABA-H308/Geestelijke
stromingen 3, PABA-H309
1 EC: (S) & (N)
Kunstzinnige orientatie 3
Muziek, PABA-H306A
Beeldend, PABA-H306B
3 EC: (N) & (H)
M&T: Statistiek 3b, PABA-A306
2 EC
Wereldoriëntatie 3: Science (natuur &
techniek), PABA-H307, 3 EC: (H)
Totaal 30 EC (30 EC Aca)
Totaal 18 EC (4 EC HBO, 14 EC Aca)
Stage in dezelfde groep als in
3.2a
Ca. 6 losse dagen stage en 5
opeenvolgende dagdelen
3 EC PABA-H301D +
1 EC PABA-A311D
Totaal 12 EC (6 EC HBO, 6 EC
Aca)
Onderstreepte EC’s in Ped/did-lijn en Praktijk-lijn hebben academische oriëntatie en tellen mee voor bachelor PW
1
EC’s worden verstrekt na periode 3.2b
JAAR 4
Periode
+/- 30 stn
Theorie-lijn
Ped/did-lijn
4.1a
15 EC
4.1b
15 EC
4.2a
16 EC
4.2b
14 EC
Organisaties in beeld, PABA-A401
4 EC (ipv 6 EC, wordt in reguliere opleiding in 2b
aangeboden)
Praktijk-lijn
Stage & stage- en
studiebegeleiding
SSLB-ers (+/- 10 stn per groep):
SSLB
LIO-stage
1
12 EC + 3 EC
LIO-stage
12 EC PABA-H401A +
3 EC PABA-A411A
Programmaevaluatie/Meth. kwalitatief onderzoek,
PABA-5362A
4 EC (aanschuif)
2
Onderwijs ontwerpen a , PABA-3204
3 EC (aanschuif)
2
Bachelorwerkstuk a , PABA-6000B
5 EC (aanschuif)
Effectiviteit van onderwijs en
volwasseneneducatie, PABA-3304, 6 EC (aanschuif)
Onderwijs ontwerpen b, PABA-3204
3 EC (aanschuif)
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 14 van 37
60 EC
Bachelorwerkstuk b, PABA-6000B
4
5 EC (aanschuif)
Totaal 30 EC (30 EC Aca)
Totaal 30 EC (24 EC HBO, 6 EC
Aca)
Onderstreepte EC’s in Ped/did-lijn en Praktijk-lijn hebben academische oriëntatie en tellen mee voor bachelor PW
1
2
EC’s worden verstrekt na periode 4.1b, EC’s worden verstrekt na periode 4.2b
4
Om studiepunten voor bachelorwerkstuk te krijgen moet de student in de totale studie 10 actualiteitencolleges gevolgd
hebben.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 15 van 37
BIJLAGEN Standaard 3
Toetsing in de AOLB
Versie 24 september 2012
Voor wat betreft het toetsen van vorderingen en het vaststellen van het niveau van studenten hebben alle instellingen die met elkaar de AOLB
vormen beleid en regelgeving ontwikkeld. Voor de docenten en de studenten kan dit tot verschillende praktijken leiden al naar gelang wie hun
werkgever is of waar zij ingeschreven staan. Om voor alle AOLB-docenten en -studenten dezelfde regels te laten gelden hebben de
examencommissies van de 4 instellingen afspraken vastgelegd in het document ‘Aanvullende afspraken Onderwijs- en Examenreglement ten
behoeve van de Academische opleiding leraar basisonderwijs’. Het gaat dan bijvoorbeeld om de aanwezigheidsplicht, het aantal herkansingen
en vaststelling en bekendmaking van tentamenuitslagen. Naast deze afspraken bevat onderliggend document de richtlijnen voor kwaliteitszorg
van de toetsing zoals die gelden voor de AOLB. Ook voor deze richtlijnen geldt dat zij samengesteld zijn uit de richtlijnen van de
examencommissies van de 4 instellingen om zodoende ongelijkheid te voorkomen, transparantie, betrouwbaarheid, validiteit en een constant
niveau te waarborgen.
Binnen de AOLB worden 180 van de 240 EC op WO-bachelorniveau afgesloten en 60 EC op HBO-bachelorniveau. Van de 180 WO-EC worden er
120 EC behaald via vakken uit de WO-bachelor Pedagogische Wetenschappen, 60 EC wordt behaald via verzwaarde vakken uit de PABOopleiding.
Voor gevallen waarin deze richtlijnen niet voorzien, geldt de regelgeving van de eigen instelling.
Onderliggende documenten:
-
Nota Toetsbeleid GMW, versie januari 2011
-
Notitie Toetsbeleid van de Pedagogische Academie Hanzehogeschool Groningen, per september 2011, versie 1.2, datum 28 juni
2011
-
Onderwijs- en Examenreglementen van RUG, Hanze en Stenden
-
Aanvullende afspraken Onderwijs- en Examenreglement ten behoeve van de Academische opleiding leraar basisonderwijs
-
Regels & Richtlijnen van de examencommissies
-
Docentengids Pedagogische Wetenschappen & Onderwijskunde, 17 maart 2011
Niet aan de orde komt de vakevaluatie die tegelijk met de toetsing wordt uitgevoerd en de bespreking daarvan in de verschillende gremia.
1
Algemeen
1.1
Uit de examencommissies van de 4 instellingen (1 vertegenwoordiger per examencommissie) is een samengestelde
examencommissie gevormd. Deze samengestelde examencommissie heeft geen formele bevoegdheden. Zij sorteert beslissingen van de
formele examencommissies voor en brengt casuïstiek in kaart. Formeel zien de examencommissies van de instellingen van inschrijving
(Hanzehogeschool Groningen, Stenden Hogeschool en Rijksuniversiteit Groningen) erop toe dat de vastgestelde procedures uit de OER-en
worden nageleefd. Elke instelling heeft zijn eigen OER aangevuld met de ‘Aanvullende afspraken Onderwijs- en Examenreglement ten behoeve
van de Academische opleiding leraar basisonderwijs’. Deze documenten zijn te vinden op Nestor.
1.2
De docent bepaalt welke toetsvorm(en) er voor het vak gehanteerd wordt/worden, passend bij de vakinhoud. In de studiegids staat
vermeld welke toetsvorm(en) gehanteerd wordt/worden. Bij aanvang van het vak worden de criteria aan de studenten bekend gemaakt en in
geval van meerdere toetsvormen de weging van elk van de toetsvormen om tot een eindcijfer te komen.
Er zijn twee toetsmogelijkheden per vak per jaar, studenten hebben dus recht op 1 herkansing per vak per jaar. Herkansingen worden gepland
aan het eind van blok 2 (vakken van blok 1 en 2) en aan het eind van blok 4 (vakken van blok 3 en 4). Er is een hardheidsclausule voor gevallen
van overmacht.
1.3
Er zijn geen bepalingen aangaande participatie; het is de eigen verantwoordelijkheid van de student.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 16 van 37
1.4
Studenten zijn verplicht zich voor de toetsen in te schrijven in Progress (RUG). Als ze daarvoor te laat zijn kan dit ook nog bij de
onderwijsbalie van de RUG (A3O). Studenten die zich niet hebben ingeschreven kunnen op eigen risico meedoen en moeten zich achteraf
melden bij de examencommissie als zij toch willen dat hun resultaat geldig is.
1.5
Studenten die gebruik willen maken van een extra voorziening moeten hiervoor van de eigen examencommissie toestemming
hebben en ze moeten dat minstens 10 werkdagen voor een tentamen via het daarvoor bestemde formulier (zie Nestor) aan het
tentamenbureau kenbaar gemaakt hebben.
1.6
Studenten zijn verplicht een geldig legitimatiebewijs te tonen voor afname van de toets.
2
Ontwikkeling van toetsen en kwaliteitsbewaking
2.1
De verantwoordelijk docent van een vak (in geval van meerdere docenten is één docent de verantwoordelijk docent) is tevens
examinator. Jaarlijks worden docenten als examinator benoemd door de examencommissie van de eigen instelling. De examencommissies van
de andere instellingen tekenen voor akkoord.
2.2
De docent ontwikkelt de toets(en) waarmee het vak wordt afgesloten, de sleutel of de beoordelingscriteria en de weging (bij gebruik
van meerdere toetsen) en laat deze door een andere docent (zie hieronder) accorderen. Daartoe tekenen beiden het aanbiedingsformulier. De
toets, de sleutel/beoordelingscriteria, de weging en het formulier worden minstens drie weken voor het tentamen ingeleverd bij het
secretariaat van de eigen examencommissie (in een afgesloten postvak) en bij de samengestelde examencommissie (opsturen naar RUG,
Pedok, Grote Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen, t.a.v. Marja Kroeze)
Een andere docent is een inhoudsdeskundige van een van de betrokken instellingen, bij voorkeur iemand die niet van de eigen instelling van de
docent is. De AOLB-coördinatie maakt het uitwisselingsrooster aan het begin van het collegejaar bekend.
Voor RUG-docenten geldt dat zij zoveel mogelijk gebruik maken van dezelfde toetsen en criteria als zij gebruiken voor de reguliere
bacheloropleiding. PABO-docenten die een verzwaard PABO-vak geven dienen duidelijk te maken waarin die verzwaring tot uitdrukking komt
(bv. extra literatuur, complexere vragen, criteria op een hoger niveau, meer leerstof in een hoger tempo).
2.3
Na afloop van de toets geeft de docent ten behoeve van controle door de toetscommissie de volgende gegevens door aan de eigen
toetscommissie (en voor de PABO-vakken die academische EC leveren ook aan de RUG-toetscommissie (opsturen naar RUG, Pedok, Grote
Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen, t.a.v. Marja Kroeze)
-
Slaag/zak percentages en, indien van toepassing, analyse van multiple choice vragen
-
Spreiding van de eindcijfers (bv. 2,7 – 9,2)
3
Beknopte toelichting over de beslissingen van de docent (bv. schrappen van items/vragen, herformulering van
antwoordalternatieven, bijstellen van de normering).
Planning en uitvoering van de (schriftelijke) toetsen
3.1
Alle organisatie van de toetsen is in handen van het tentamenbureau van de Hanzehogeschool.
3.2
De roosteraar van de RUG (Edwin Kiers) plant de dag/tijd van de toetsen en geeft die door aan het Hanze-tentamenbureau.
3.3
De toetsen vinden plaats op het Zernike gebouw. Een actueel toetsschema is op te vragen via Nestor > Algemene Informatie AOLB >
Informatie Algemeen > Roosters > Tentamenrooster AOLB 20xx-20xx. Er is soms sprake van meerdere lokalen; studenten worden dan ingedeeld
naar eerste letter van de achternaam
3.4
Het tentamenbureau regelt voldoende surveillance, de docent hoeft niet aanwezig te zijn. Wil de docent wel aanwezig zijn dan
meldt hij/zij zich bij de hoofdsurveillant. De hoofdsurveillant blijft verantwoordelijk voor de afname van de toets.
3.5
De docent levert een origineel van de toets aan bij het tentamenbureau van de Hanzehogeschool. De toets (.doc, .docx of .pdf) moet
uiterlijk tien werkdagen van te voren binnen zijn bij [email protected], inclusief een algemeen voorblad. Het voorblad maakt
deel uit van de toets (één document). De toetsen worden in zwart/wit en tweezijdig vermenigvuldigd. De docent vermeldt ook een retouradres
waar het gemaakte werk naar toe moet.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 17 van 37
3.6
Als de docent gebruik wil maken van het inlezen van een multiple choice tentamen door het UOCG dan moet op het voorblad
vermeld worden dat er gebruik gemaakt moet worden van RUG-scoreformulieren (die zijn bij het tentamenbureau aanwezig). De docent stuurt
dan - naast de digitale versie van de toets met daarop voor elke vraag het aantal antwoordalternatieven – ook een ingevuld scoreformulier (te
verkrijgen bij het secretariaat van onderwijskunde, Sonja Abels) en een papieren versie van de toets per post op naar het tentamenbureau
(Hanzehogeschool Groningen, Tentamenbureau Kamer B2.32, Zernikeplein 7, 9747 AS Groningen). Het tentamenbureau stuurt dat samen met
de ingevulde toetsen op naar het UOCG. De docent krijgt de resultaten rechtstreeks van het UOCG, mits op de papieren versie ook duidelijk een
retouradres is vermeld.
3.7
Voor tentamens die niet tijdig naar het tentamenbureau zijn gestuurd, geldt dat deze in de juiste aantallen bij het tentamenbureau
ingeleverd mogen worden. Uiterlijk 2 werkdagen voorafgaand aan het tentamen. Hierbij geldt voor interne locaties; het volledig aangegeven
aantal + 10 stuks extra, voor externe locaties; het volledig aangegeven aantal + 20 stuks extra.
3.8
Het gemaakte werk wordt direct na afname van de toets per post verzonden naar het aangegeven retouradres. Een presentielijst is
in de envelop bijgevoegd. Als een docent bij de toets aanwezig is kan hij/zij het gemaakte werk ook meenemen; dit moet afgestemd worden
met de hoofdsurveillant die dat met het tentamenbureau afstemt.
3.9
De vakdocent ontvangt een kleine week voor de toets van A3O via de mail een intekenlijst van studenten, hier kunnen (later) de
cijfers op ingevuld worden. Studenten kunnen zich tot een dag van te voren aan de balie na-aanmelden, A3O stuurt dan een nieuwe,
bijgewerkte lijst.
3.10
Op de intekenlijst vermeldt de docent de eindcijfers 5 (geen eigen formats, geen onderliggende berekeningen of voorbehouden,
maar alleen het eindcijfer zoals dat in Progress moet worden opgenomen); de intekenlijst is nu een resultatenlijst geworden. Cijfers die kunnen
worden verwerkt zijn: cijfers met maximaal één decimaal, V en O voor voldoende/onvoldoende, VR voor vrijstelling. Nemen studenten aan een
herkansing deel, dan is het hoogste resultaat geldig.
3.11
Een digitale versie van de resultatenlijst moet naar [email protected] worden gestuurd, een uitgeprinte en ondertekende lijst per
post naar:
Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen
t.a.v. Onderwijsbalie GMW
Grote Kruisstraat 2/1
9712 TS Groningen.
De digitale versie wordt gebruikt om in te lezen in Progress. De papieren versie is nodig omdat er voor dossiervorming van ieder cijfer een
handtekening van een docent nodig is. De resultatenlijst alleen gebruiken voor het vermelden van resultaten van schriftelijke toetsen.
3.12
Resultaten van toetsen moeten binnen tien 6 werkdagen gepubliceerd zijn. Als na zeven werkdagen er nog geen resultaten binnen
zijn krijgt de verantwoordelijke docent een herinnering van A3O. Als na tien werkdagen nog geen resultaten binnen zijn krijgt de
verantwoordelijk docent een herinnering van de programmacoördinator.
Publicatie van de cijfers vindt plaats via Progress.
3.13
A3O verwerkt alle resultaten in Progress van de RUG. De examencommissies van RUG, Hanzehogeschool, Stenden, de studieadviseur van de RUG, de AOLB-coördinatie en de SSLB-ers hebben inzagerecht in de resultaten van alle studenten. Gegevens worden online,
digitaal uitgewisseld.
4
Planning en uitvoering van andere toetsvormen
4.1
Regels mbt ontwikkeling van toetsen en kwaliteitsbewaking (zie onderdeel 2) zijn eveneens van toepassing op andere toetsvormen
dan het tentamen.
5
Hierover wordt nog overlegd, mogelijk worden in de toekomst ook deelcijfers in Progress opgenomen.
Als een toets gecombineerd wordt met een opdracht waarvoor de termijn 15 werkdagen is, is de termijn voor het publiceren van het
eindcijfer ook 15 werkdagen. Daar waar de studenten in dezelfde periode een herkansing hebben dient de docent hiermee rekening te houden.
6
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 18 van 37
4.2
Andere toetsvormen betreffen bijvoorbeeld het portfolio (voor het afsluiten van de stage), een verslag van een onderzoek, een
(bachelor)werkstuk of een lessenserie. Voorwaarde is dat de toetsvorm wordt gebruikt voor het bepalen van het eindcijfer van een
studieonderdeel.
4.3
Voor het inleveren van een dergelijke toetsvorm is een centrale deadline vastgesteld: de vrijdag in de laatste onderwijsweek van een
blok om 12:00 ’s middags. De locatie waar het werk moet worden ingeleverd wordt vastgesteld door de docent en zal in de regel op de eigen
instelling van de docent zijn, behalve voor docenten van de NHL.
4.4
De docent kijkt het werk na en is verantwoordelijk voor de beoordeling. Alleen voor het bachelorwerkstuk is er standaard een
tweede beoordelaar betrokken.
4.5
Voor andere toetsvormen geldt een nakijktermijn van 15 werkdagen. Bij mondelinge toetsen wordt het resultaat direct na het
afnemen van de toets meegedeeld.
4.6
De beoordeling van de stage is gebaseerd op het portfolio van de student en een bezoek aan de stageschool door een
onafhankelijke beoordelaar aan het eind van blok 2 voor wat betreft de eerste stageperiode en aan het eind van blok 4 voor wat betreft de
tweede stageperiode. Deze beoordelaar bekijkt minimaal een les 7 van de student en betrekt de scores van de mentor bij de beoordeling. Bij de
beoordeling maakt de beoordelaar en de mentor gebruik van de gedragscriteria (geconcretiseerde SBL-competenties). Deze beoordelingslijst is
opgenomen in de SSLB-handleiding die aan het begin van de stageperiode is besproken met de student en overhandigd is aan de mentor. Ook
de SSLB-er die in blok 1 en 3 de student op de stageschool komt bezoeken maakt daarbij gebruik van deze lijst, dit bezoek is bedoeld voor
formatieve feedback en kent geen summatief karakter.
5
Inzage en beroep
5.1
Studenten hebben recht om het beoordeelde werk in te zien tot 6 weken na de uitslag. Voor de inzage wordt in de verroostering al
per vak een moment ingepland vlak na het verstrijken van de nakijktermijn. Het cijfer in Progress is na 30 dagen definitief.
5.2
De tentamens van de pabo-vakken worden 12 weken bewaard, die van de RUG vijf jaar. De studenten moeten van elk ingeleverd
werk een kopie bewaren.
5.3
Wanneer een student het niet eens is met de examinator, overlegt hij dit eerst met de examinator zelf. Komt hij er niet uit, dan
wendt hij zich tot de studieadviseur en overlegt hij eventuele bezwaren. De student kan via de studieadviseur tegen een beslissing van de
examinator binnen vier weken na deze beslissing bezwaar maken bij de examencommissie van de instelling waar de student staat
ingeschreven. Als de student het niet eens is met het besluit van de examencommissie kan hij zich wenden tot het College van Beroep.
6
Vrijstelling
6.1
De examencommissie waar de student staat ingeschreven kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator,
vrijstelling verlenen van een tentamen, indien de student een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere
beroepsopleiding heeft voltooid.
7
Een les is een aaneengesloten tijd waarin de student een instructie geeft en de leerlingen de stof verwerken in een van de basisvakken
(rekenen, tal of wereldoriëntatie).
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 19 van 37
Aanvullende afspraken Onderwijs-en Examenreglement t.b.v. Academische Opleiding Leraar
Basisonderwijs 2014-2015
Vastgesteld in AOLB-stuurgroep van 24 april 2014
Het betreft hier afspraken die de Examencommissies van Rijksuniversiteit Groningen, NHL Hogeschool,
Hanzehogeschool Groningen en Stenden hogeschool hebben gemaakt met als doel voor alle AOLBstudenten dezelfde regels te laten gelden. Voor onderwerpen die niet genoemd staan in deze afspraken,
wordt verwezen naar het Onderwijs- en Examenreglement (OER) van de instelling van inschrijving.
Waar in onderstaande afspraken gesproken wordt over de Examencommissie, dan wordt bedoeld de
Examencommissie van de instelling die verantwoordelijk is voor het betreffende studieonderdeel. De
betreffende Examencommissie brengt het verzoek zo nodig in ter bespreking in de Samengestelde
Examencommissie en/of stelt de andere betrokken Examencommissies op de hoogte van haar besluit.
De volgende afspraken gelden voor alle studenten AOLB:
1. Participatie, aanwezigheidsplicht en voorbereid aanwezig zijn
Er zijn geen bepalingen aangaande participatie.
2. Aantal herkansingen/toetsgelegenheden
Er zijn voor elk studieonderdeel twee toetsgelegenheden per studiejaar. In gevallen van overmacht kan
de student een verzoek indienen bij de Examencommissie.
3. Legitimatie tijdens een tentamen
De examinandus is verplicht op verzoek van of vanwege de Examencommissie, de examinator en/of
surveillant te legitimeren door middel van zijn collegekaart of een wettelijk geldig identiteitsbewijs.
4. Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag
a) De examinator(en) stel(en)t terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de
uitslag vast en reik(en)t de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit.
b) De examinator stelt de uitslag van een schriftelijk tentamen vast binnen 10 werkdagen na
de dag waarop het is afgelegd, waarna het bekend gemaakt wordt aan de student.
c) Voor een op andere wijze dan mondeling of schriftelijk af te leggen tentamen, bijvoorbeeld
een paper of werkstuk, ontvangt de student binnen 15 dagen de uitslag.
5. Inzage in toetsen
De student heeft recht op inzage tot 6 weken na de uitslag. 30 dagen na de uitslag is deze definitief.
6. Bewaartermijnen
De tentamens van de pabo-studieonderdelen worden 12 weken bewaard, die van de RUG vijf jaar. De
studenten moeten van elk ingeleverd werk een kopie bewaren.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 20 van 37
7. Bezwarenprocedures en termijnen
Wanneer een student het niet eens is met de examinator, overlegt hij dit eerst met de examinator zelf.
Komt hij er niet uit, dan wendt hij zich tot de studieadviseur en overlegt hij eventuele bezwaren. De
student kan via de studieadviseur tegen een beslissing van de examinator binnen vier weken na deze
beslissing (= dag dat de uitslag bekend is gemaakt) bezwaar maken bij de Examencommissie. Als de
student het niet eens is met het besluit van de Examencommissie kan hij zich wenden tot het College
van Beroep voor de examens.
8. Vrijstelling
De Examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator,
vrijstelling verlenen voor een studieonderdeel, indien de student een qua inhoud en niveau
gelijkwaardig studieonderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid.
9. Dubbel Bindend Studieadvies
Omdat de AOLB toe leidt naar 2 bachelordiploma’s kent de opleiding een dubbele BSA (Bindend
Studieadvies): een BSA vanuit de RUG en een BSA vanuit de HBO-instelling van inschrijving (Stenden of
Hanze).
Voor het AOLB-cohort van het studiejaar 2012-2013 gelden de volgende regels:
-
voor het RUG-BSA blijft, vanwege het feit dat de RUG de AOLB als deeltijdstudie beschouwt,
gelden dat de student in het eerste jaar 20 van de 30 RUG-EC8 moet behalen,
voor het HBO-BSA moeten 45 van de 60 EC uit het eerste jaar zijn behaald. Binnen de 45
behaalde EC moeten alle EC in de praktijklijn (de stages) behaald zijn. In het eerste jaar
moet de student ook de entreetoetsen taal, rekenen en wereldoriëntatie (aardrijkskunde,
geschiedenis en natuur) gehaald hebben.
Voor het AOLB-cohort van het studiejaar 2013-2014 en 2014-2015 gelden de volgende regels:
-
voor het RUG-BSA blijft, vanwege het feit dat de RUG de AOLB als deeltijdstudie beschouwt,
gelden dat de student 20 van de 30 RUG-EC1 moet behalen,
voor het HBO-BSA moeten 48 van de 60 EC uit het eerste jaar zijn behaald. Binnen de 48
behaalde EC moeten alle EC in de praktijklijn (de stages) behaald zijn. In het eerste jaar
moet de student ook de entreetoetsen taal, rekenen en wereldoriëntatie (aardrijkskunde,
geschiedenis en natuur) gehaald hebben.
Voor alle cohorten geldt dat zij de RUG-propedeuse (zie artikel 10b) binnen 3 jaar en de Pabopropedeuse (zie artikel 10a) binnen 2 jaar gehaald moeten hebben.
De student moet beide BSA’s halen om door te mogen studeren aan de AOLB. Als een student een van
beide of beide BSA’s niet haalt dan gelden de volgende regels:
8
Het betreft hier dus alleen de EC van de studieonderdelen die gegeven worden door RUG-docenten, niet de
verzwaarde Pabo-studieonderdelen.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 21 van 37
-
-
-
De student haalt wel het Pabo-BSA maar niet het RUG-BSA: in overleg met de
examencommissie van de eigen Pabo kan de student de opleiding voortzetten op de
reguliere Pabo. De student mag zich de eerste twee jaar niet inschrijven bij de opleiding PW.
De student haalt wel het RUG-BSA, maar niet het Pabo-BSA: hoewel de student formeel niet
voldoet aan het BSA voor de PW-opleiding (de student heeft immers maximaal 30 RUG-EC
behaald in plaats van de vereiste xx (in 2014-2015) mag de student zich wel inschrijven voor
de opleiding PW maar moet in het eerste jaar beginnen. De student mag zich de eerste
twee jaar niet bij de eigen reguliere Pabo inschrijven.
De student haalt beide BSA’s niet: de student mag zich de eerste twee jaar niet inschrijven
bij de eigen reguliere Pabo of bij PW.
10. Propedeuse
Omdat de AOLB toe leidt naar 2 bachelordiploma’s kent de opleiding ook 2 propedeuses: een
propedeuse voor Pedagogische Wetenschappen (PW) van de RUG en een Pabo-propedeuse van Stenden
of Hanze.
10a. Propedeuse Pabo
Vanaf het cohort van het studiejaar 2012-2013 geldt dat zij de 60 EC gehaald moeten hebben uit het 1e
jaar (dwz alle EC van de Pabo-studieonderdelen en de RUG-studieonderdelen uit het 1e jaar) evenals de
entreetoetsen taal, rekenen en wereldoriëntatie (aardrijkskunde, geschiedenis en natuur). De studenten
mogen maximaal 2 jaar doen over het behalen van de Pabo-propedeuse.
10b. Propedeuse RUG-PW
Om in aanmerking te komen voor de PW-propedeuse van de RUG moet de student 60 academische EC
behaald hebben. De student kan op z’n vroegst na 1,5 jaar de PW-propedeuse halen en heeft maximaal
3 jaar de tijd om de PW-propedeuse te halen.
In het 1e jaar (cohort 2012-2013 en 2013-2014) kan de student 47 academische EC halen uit de RUGstudieonderdelen en de verzwaarde Pabo-studieonderdelen. In het 2e jaar moeten dan nog 13
academische EC behaald worden uit de volgende studieonderdelen:
-
Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 2
Inleiding Orthopedagogiek
M&T: gespreks- en interviewpracticum
6 EC
3 EC
4 EC
In het 1e jaar (cohort 2014-2015) kan de student 45 academische EC halen uit de RUG-studieonderdelen
en de verzwaarde Pabo-studieonderdelen. In het 2e jaar moeten dan nog 15 academische EC behaald
worden uit de volgende studieonderdelen:
-
Ontwikkelings- en onderwijspsychologie 2
Methoden en technieken van Onderzoek 1
Statistische modellen 1
5 EC
5 EC
5 EC
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 22 van 37
Speciaal traject ‘International Theacher Education for
Primairy Schools’
The International Teacher Education for Primary Schools is a four year Bachelor degree program in
education offered jointly by Stenden University (the Netherlands), University College Sealand (Denmark)
and Buskerud University College (Norway).
It is a teacher education program for the international market. The basis of the Teacher Education
should be a broad foundation in western culture. In that regard, the Consortium considers the ideal of
the open, democratic society and its respect for individual rights to be at the centre, as they are
expressed in, for instance, the different declarations of human rights.
Overzichtstabel “Contacturen 1e jaar bachelor-voltijdopleiding”
Opleiding:
ITEPS
Studiejaar:
2014-2015
45
Contactuur (in minuten)
Aantal klokuren per jaar
Aantal onderwijsweken per
jaar:
582,0
40
Contacturen 1e jaar voltijd bacheloropleiding
Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
Hoorcolleges
156
156
156
156
0
0
0
0
Stagebegeleiding
1
1
1
1
Studiebegeleiding
12
12
12
12
Tentamens
25
25
25
25
PGO
Werkcolleges/practica
Werkveldbezoek/excursies
Totalen
194,0
194,0
194,0
194,0
Aantal dagen stage (indien van toepassing)
10,0
10,0
10,0
10,0
Aantal onderwijsweken per periode:
10,0
10,0
10,0
10,0
Definitie contacturen:
Een contactuur is een onderwijsuur, waarbij een docent fysiek aanwezig is. Een docent is een persoon
die onderwijs verzorgt in dienst van de onderwijsinstelling(inclusief studentassistenten en tutoren).
Onder contacturen vallen onder meer hoor- en werkcolleges, studie(loopbaan)begeleiding,
stagebegeleiding en tentamens voor zover de instelling die voor alle studenten heeft geprogrammeerd.
Tijd voor zelfstudie, stages/werkplekleren en (onbegeleide) tijd behoort niet tot de contacturen, ook al
is dit wel tijd die de student aan zijn opleiding besteedt. Contacturen worden beschouwd als deel van de
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 23 van 37
totale onderwijstijd.
Intended learning outcomes
Standard 1: The intended learning outcomes of the program have been made concrete with regard to
content, level and orientation; they meet international requirements.
Explanation: As for level and orientation (bachelor’s or master’s; professional or academic), the intended
learning outcomes fit into the Dutch qualifications framework. In addition, they tie in with the
international perspective of the requirements currently set by the professional field and the discipline
with regard to the contents of the program.
During the ITEPS program, in addition to intercultural competence, the student is to obtain
competencies (in accordance with the SBL competencies and the Stenden 'OLB' competencies ):
1. Intercultural competency; The teacher possesses a critical awareness of the dimensions of his/her
own cultural identity. He/She also knows and understands central international and global issues,
political processes, and mechanisms of inclusion and exclusion in local, national and global
perspectives (including androcentrism, nationalism, eurocentrism etc.) He/she is able to
communicate with others, listen and enter into a dialogue. The inter-culturally competent teacher is
globally and internationally minded. Therfore he/she is aware of different representations of
diversity, and of cultural and minority issues (including home/family issues, gender, ethnicity,
language, sexuality, disability and social class) in education. He/she is able to employ a range of
teaching approaches, methods and materials in response to diversity. The interculturally competent
teacher initiates and sustains positive communication with pupils, parents and colleagues from
different national, cultural and religious backgrounds.
2. Interpersonal competency; an interpersonally competent teacher displays good leadership. He/she
is able to communicate accurately. The teacher is aware of social and group processes, and aspect of
teacher/child and child/child relations. He/she creates a friendly, cooperative and empowering
atmosphere for students of different national, cultural and religious backgrounds. He/She is able to
create a classroom situation marked by participation, inclusion, and mutual tolerance and
understanding of each other’s values and norms.
3. Pedagogical competency, methodology and evaluation: A pedagogically competent teacher offers
the students a safe, participatory, inclusive and sustainable learning environment where they find
their basis and a structure for social, emotional and moral development. He/she is able to facilitate a
learning environment that meets the needs of students learning (in) English as an additional
language, at different levels of fluency, and understands the importance of developing mothertongue literacy.
He/She is able to critically evaluate diversity within teaching materials, e.g. textbooks, videos and
media.
4. Subject knowledge and didactics: Methodological competency: A methodologically competent
teacher with thorough knowledge of the subject matter helps his/her students to acquire the
necessary cultural knowledge, which every citizen needs in order to function as a (full) valid member
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 24 van 37
of our society. Motivating and stimulating all students to engage in learning individually and in cooperation with others.
5. Organisational competency: An organisationally competent teacher makes sure that his/her
students can work in an orderly and task-oriented environment. Is able to manage the classroom in
an effective way.
6. Collaborating competency: A teacher who is competent in collaborating with his/her colleagues
contributes towards a sound and pedagogical learning climate in the school
7. Communicating competency: A teacher who is competent in cooperating with people in his/her
working environment ensures good communication that involves parents as well as institutions, by
making effective use of the school’s professional network.
8. Reflection and development competency: A competent teacher is a reflective teacher who
continuously and systematically develops new ways of improving the other competencies.
The competencies 2-8 are based on the SBL competencies formulated by the Dutch organisation for the
Professional Quality of Teachers and on the Stenden OLB competencies. In the further development of
ITEPS a good knowledge about the IB and IPC curriculum and those national curricula which are broadly
used also outside the specific country will be integrated in the competencies.
From: Application ITEPS, august 29, 2013
See Annex 1: Competency Guide ITEPS 2013-2014
Teaching-learning environment
Standard 2: The curriculum, staff and program-specific services and facilities enable incoming students
to achieve the intended learning outcomes.
Explanation: The contents and structure of the curriculum enable the students admitted to achieve the
intended learning outcomes. The quality of the staff and of the program-specific services and facilities
are essential to that end. Curriculum, staff, services and facilities constitute a coherent teaching-learning
environment for the students.
Intake
The requirement for admission to ITEPS is the Advanced Level, i.e. level 4 according to the European
Qualifications Framework (2008 or its equivalent). In addition, the student should have English language
competencies equivalent to B2 of the Common European Framework.
In some countries, the selection of students that fulfil Advanced Level admission requirements is not
permitted. Those countries will offer summer schools for students that have not yet mastered English at
B2.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 25 van 37
In the examination regulation of Stenden it is stated (in accordance with the ITEPS joint program
agreement):
To enrol in the ITEPS program, the prior education requirement is a diploma in pre-university education
(VWO) or general senior secondary education (HAVO) or a diploma from a middle-management program
or of a specialist program as referred to in Article 7.2.2, first paragraph, of the Adult and Vocational
Education Act (WEB)(level 4).
A prospective student who wants to enrol in the ITEPS program, must demonstrably have obtained level
B2 (European Framework of Reference for Languages) in English and Dutch.
An intake interview is part of the application procedure.
A student who is enrolled in the ITEPS-program can only start in September of each year.
BSA
At the end of the first year of study, Dutch students 9 will receive a recommendation on continuation of
studies, according to the Dutch Higher Education and Scientific Research Act (WHW). The
recommendation can be positive, conditionally positive or negative, depending the students study
results. If the recommendation is negative the student is not to be entitled to continue the study in
ITEPS. This is generally referred to as a ‘binding recommendation on continuation of studies with
rejection’ or, in short, BSA (“Bindend studieadvies met Afwijzing”).
In addition, it is not permissible to extend the propaedeuse phase indefinitely. The student therefore
must have passed the propaedeuse phase by the end of the second year.
The student needs 51 ECTS at the end of the first year. In addition, the student should have English
language competencies equivalent to C1 of the Common European Framework. Otherwise the
recommendation will be negative.
Program
The three Universities participating in ITEPS jointly developed a program based on the objectives
above. The students enrol officially in one of the institutions. Further, through the four years of the
program the students continue taking compulsory subjects at the institution where they initially
enrolled in the ITEPS program, travelling to their partner institutions for their optionals and for teaching
practice according to the principles described in the scheme below.
This organisational principle will secure from the students perspective a coherence in the program. The
students’ learning will be generally supervised and followed by the university where the student is
9
See Stenden Examination-regulations OER-OLB
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 26 van 37
enrolled. The common staff development program will also support and secure the development of the
whole program and the professional development of the student.
Year 1
Compulsory subjects.
Year 2
Compulsory subjects:
Research and acadamic
methods, Educational
studies. Institution of
enrolment, Teaching
experience.
Compulsory subjects:
Research and academic
methods, Educational
studies, Teaching
experience.
Year 3
Year 4
Educational studies,
Teaching experience,
Bachelor Thesis.
Optional course, At
partner institutions.
Optional course,
Partner institutions.
Optional course,
partner institutions.
Standards and educational programs for primary school teachers vary in different national systems. As a
Teacher Education program intended to suit international education across borders, ITEPS lays the
accent on ‘depth’ rather than on ‘width’ in the study of teaching subjects. The compulsory subjects
educational studies, democratic citizenship, English as an additional language, research and academic
working methods and teaching practice prepare the student for the professional competencies
necessary for teaching in international settings, and/or with intercultural competence. The study
progression helps the student meet the learning outcomes and aims of the entire program. While all
subjects are taught jointly, the main responsibility of educational studies is with the institution where
the student group initially enrols. Thus, the compulsory subjects function as an educational continuum
throughout the program and secures that the intended goals of the program are met.
From: Application ITEPS, august 29, 2013
See Annex 2 Program overview
Assessment and achieved learning outcomes
Standard 3 : The program has an adequate assessment system in place
Explanation: The level achieved is demonstrated by interim and final tests. The tests and assessments
are valid, reliable and transparent to the students.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 27 van 37
Testing is an integral component of the educational program and ITEPS’s integrated vision of testing is
derived from competence-oriented education. In ITEPS testing is not only used as an instrument to test
the student’s level (summative testing), but also the variety of test forms stimulates learning and
reflection on the student’s experience and development (formative testing). Thus testing is used as an
instrument to stimulate interest and give the student the perspective to develop in the long term and in
the framework of the competences that the starting professional should have mastered. The giving and
receiving of feedback is essential to steering towards the intended end level of knowledge, skills and
attitude.
The assessment criteria are included in the ITEPS study guide. This means that the students will be
familiar with the criteria in advance. ITEPS distinguishes between formative and summative tests. The
study guide indicates the status of all the different tests. All oral tests are in principle assessed by two
assessors. In principle, all summative papers and reports are assessed by two lecturers. All final tests
from a subject are preferably assessed by two lecturers from two partner institutions.
ITEPS makes use of the following table for the transfer of grades:
ECTS grade
A
B
C
D
E
F
Denmark
12
10
7
4
2
0 and -3
Norway
A
B
C
D
E
F
The Netherlands
8-10
7.5-7.9
7.0-7.4
6.5-6.9
5.5-6.4
1-5.4
From: Application ITEPS, august 29, 2013
See Annex 3 Testing of the learning outcomes
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 28 van 37
Annex standard 1
Competency Guide ITEPS
(De schuingedrukte teksten zijn de toevoegingen aan de standaard SBL-competenties.
Dit betekent, dat ITEPS studenten, uiteindelijk aan meer eisen moeten voldoen , dan de reguliere OLBstudent)
1 Intercultural competency
The international primary school teacher works in a multicultural and diverse setting, enables pupils to
recognise and respect different perspectives, and offers equal opportunities for education and
development for all pupils. To achieve this, the international primary school teacher must have
intercultural competence.
Intercultural competence in the teaching profession includes the acceptance, recognition and
enhancing of diversity in the classroom, and eliminating mechanisms of prejudices and discrimination.
Intercultural competence starts with the teacher him/herself, and his or her ability to reflect on and
explore identity and diversity in relation to him or herself. The international primary school teacher
helps in (together with selfreflection, knowledge and understanding of diversity in society, education
and the individual)
communication and relationship with pupils, colleagues and parents of diverse backgrounds, in
employing inclusive educational strategies, and in
creating intercultural learning situations.
Competency requirement
•
The intercultural & international primary school teacher endorses his/her intercultural
responsibility.
•
The international & intercultural primary school teacher possesses a critical awareness of the
dimensions of his/ her own cultural identity.
•
S/he is aware of different representations of diversity and of cultural and minority issues
(including home/ family issues, gender, ethnicity, language, sexuality, disability and social
class) in education.
•
S/he values diversity in language and culture as a rich asset, and promotes equal
opportunities for all pupils.
•
S/he fosters cultural exchanges between pupils.
•
S/he should be seeking skillfully to explore opportunities to extend learning, particularly if a
greater awareness of local issues can be achieved.
•
S/he has sufficient knowledge and skills to handle group processes and intercultural and
international communication, in order to achieve respect and good collaboration with and
among the pupils.
In order to fulfil this requirement the international teacher in pre-higher education must act as
follows:
•
S/he is able to communicate with others, listen and enter into a dialogue.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 29 van 37
•
•
•
•
•
•
S/he is able to employ a range of teaching approaches, methods and materials in response to
diversity.
S/he adopts methodology and strategies for the learning needs of pupils, and which enables
all pupils to participate fully in learning, and enhance diversity in the classroom.
S/he initiates and sustains positive communication with pupils, parents and colleagues from
different socio-cultural backgrounds.
S/he is able to critically evaluate diversity within teaching materials, e.g. textbooks, videos
and media.
S/he is able to deal with conflicts and violence to prevent marginalization and school failure.
S/he is able to develop mutual understanding between pupils from different backgrounds by
drawing upon activities and events which have been conducted outside the classroom and
utilise positive elements of internationalism and intercultural awareness to enhance interaction
and respect among the pupils.
In order to fulfil this requirement the teacher in pre-higher education
must have the following knowledge:
•
•
•
•
•
S/he knows and understands the political, legal and structural context of socio-cultural
diversity.
S/he is aware of international frameworks and understanding of the key principles that relate
to socio-cultural diversity education.
S/he is aware different dimensions of diversity, e.g. ethnicity, gender, special needs and
understanding of their implications in school settings.
S/he seeks to utilise knowledge of local and national culture to improve experience of the
pupils.
At a practical level s/he is informed about intercultural communication theories, group
dynamics, intercultural and international diversities. In particular s/he knows about the
implications of these on own conduct.
2 Interpersonal competency
The international primary school teacher must create a pleasant living- and working climate in a
group. That is the international primary school teacher’s responsibility, and in order to take this
responsibility the international primary school teacher must be interpersonally competent.
An interpersonally competent international primary school teacher shows good leadership.
S/he creates a friendly and cooperative atmosphere and stimulates
and achieves open intercultural and international communication. S/he encourages the pupils’
autonomy, and in his/her interaction seeks the right balance between
•
•
•
•
guidance and counselling
steering and following
confrontation and reconciliation
corrective measures and stimulation
3 Pedagogical competency
The international teacher in primary education must stimulate the children’s socio-emotional and
moral development. S/he must help them to become independent and responsible individuals. That is
the international primary school teacher’s responsibility. In order to be able to fully take this
responsibility the international primary school teacher must be pedagogically competent.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 30 van 37
A pedagogically competent international primary school teacher creates a safe learning environment in
his/her groups and classes. Such a teacher makes sure that the children
•
know that they belong and that they are welcome
•
know that they are appreciated
•
treat each other with respect
•
are challenged to take responsibility for each other
•
are able to take initiatives and to work autonomously
4 Subject knowledge & methodological competency
The international primary school teacher must help children to acquire the necessary cultural and
international baggage, which each citizen in the international society needs to be a full member of that
society. That is the international primary school teacher’s responsibility. In order to be able to fully
take this responsibility the international primary school teacher must have sufficient knowledge of
subject matter and teaching methods (or is able to learn it quickly).
An international primary school teacher who is competent with respect to subject knowledge and
teaching methods creates a powerful learning environment in his/her group and classes. Such an
international primary school teacher
•
•
•
•
gears his/her behaviour and way of acting to the children and takes individual differences into
account
motivates the children to engage in their learning tasks, challenges them to do their best, and
helps them accomplish the tasks successfully
teaches the children to learn from and with each other, also to enhance their independence.
provides an international learning environment in which children can discuss their personal
involvement as part of becoming active local and global citizens
5 Organizational competency
The international primary school teacher takes care of all aspects of classroom management for
his/her group. That is the international primary school teacher’s responsibility, and in order to take
this responsibility the international primary school teacher must have organizational competency.
An international primary school teacher with organizational competency creates a well organized, neat
and task-oriented international and intercultural atmosphere in his/her classes and in the classroom.
S/he makes sure that the children
•
•
know where they stand and how much room they have for initiatives of their own
know what they must do and how and with what aim in mind they must do it.
6 Competency of collaboration with colleagues
The international primary school teacher must make sure that his/her work tunes in with that of
his/her colleagues. S/he must also contribute to a well functioning school organization. That is the
international primary school teacher’s responsibility. In order to take this responsibility the
international primary teacher must be competent in collaborating with his/her colleagues.
An international primary school teacher who is competent in collaborating with his/her colleagues
makes a contribution to a good pedagogical learning climate in the school, to good mutual cooperation
and to a good school organization, which means that s/he
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 31 van 37
•
•
•
communicates and cooperates effectively with his/her colleagues
makes constructive contributions to meetings and other types of consultations within the
school, as well as to activities that have to be performed to run the school well
makes a contribution to the development and improvement of his/her school
In addition the international primary school teacher develops / initiates the development of a
transcultural classroom and school policy and sets up international or transnational projects.
7 Competency for collaboration with the working environment
The international primary school teacher must keep in touch with the children’s parents or guardians.
S/he must make sure that his/her professional activities are in line with those of others outside the
school. This is the responsibility of the international primary school teacher, and to take this
responsibility the international primary school teacher must be competent in collaborating with the
school’s working environment (which is also based upon the international policy of the school).
An international primary school teacher with a competency for collaboration with his/her working
environment makes his/her contribution to a good collaboration with people and institutions in the
school’s working environment, whenever this is to the children's advantage. Such a teacher
•
•
keeps in touch with the children’s parents and guardians
keeps in touch with other people and institutions that are also involved in child welfare.
8 Competency for reflection and development
The international primary school teacher must permanently work on his/her personal and professional
development. This is his/her responsibility, and in order to take this responsibility the international
primary school teacher must have competency for reflection and development.
An international primary school teacher who is competent in terms of reflection and development
gives regular thought to his/her professional views and competency. S/he keeps his/her professional
practice up to date and improves it. S/he
•
•
•
•
•
•
knows what is important in his/her professional practice and what the underlying standards,
values and educational views are.
has a fairly good idea of his/her own competences, strengths and weaknesses.
works on his/her professional development in a systematic way.
gears his/her personal development to the school policy and uses the opportunities the school
offers for his/her personal development.
develop new ways in improving his/her competences taking into account intercultural and
international contextual changes.
is be able to do (practioners-) research.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 32 van 37
Annex Standard 2
The four year ITEPS program consists of the following subjects:
Table 1: four year overview
Teaching subjects
ECTS
Year 1
English
Educational Studies
Teaching Experience
Democratic Citizenship
Coaching
Basic Knowledge Tests (in Dutch)
27
9
9
9
3
3
Year 2
Educational Studies
Teaching Experience
Research an Academic Methods
Coaching
Optional subject
9
10
9
2
30
Year 3
Educational Studies
Teaching Experience
Research an Academic Methods
Coaching
Optional subject
9
10
9
2
30
Year 4
Dutch Knowledge Bases (in Dutch)
Educational Studies
Teaching Experience
Bachelor Thesis
30
5
10
15
Table 2: optional subjects total overview
Subject
(Optional subjects are scheduled in
the spring semesters in combination
with the Teaching Experience)
Art and Culture
*
Stenden
University of
Applied
Sciences
University
College
Sjælland
(UCSJ
Denmark)
X
X
Mathematics
X
Special needs
X
History and social geography
Intercultural understanding and religion
Science and Technology
Buskerud and
Vestfold Univ
ersity college
(HBV Norway)
X
X
X
X
X
X
X
X
Physical education and health
X
X
* At Stenden students must choose mathematics as one of the optional subjects.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 33 van 37
Table 3: carousel of the optional subjects
Stenden
Spring 2014
-Maths
-Art & Culture
Spring 2015
-Maths
-Special needs
-Art & Culture
UCSJ
-Special needs
-PE and health
-History and social
geography
HBV
-Maths
-Intercultural
understanding and
religion
-Natural science,
life science and
technology
Spring 2016
-Intercultural
understanding and
religion
-PE and health
-Special needs
-Art & Culture
-Natural science,
life science and
technology
-Technology
-Maths
-History and social
geography
Table 4: ITEPS curriculum structure including teaching practice
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 34 van 37
Bijlage Standaard 3
Testing of the learning outcomes ITEPS year 1
Subject
Educational
Studies
Module 1
Report of a
structured and
an unstructured
observation
Review of own
psychological
development
related to
theory
English
Module 2
Presentation
lesson design
and
justification
Module 3
Instructional
movie about a
leadership or
communication
skill
Written report
about leadership
and
communication
in cultural
perspective
Democratic
Citizenship
Written
autobiography
Written
autobiography
Portfolio
documentation
Basic
Knowledge
tests
CITO test
CITO test
Teaching
practice
Coaching
Teaching
practice folder
with Lesson
plans and
reflections
PDP
Blog
portfolio
Testing learning outcomes ITEPS year 2
subject
Educational
Studies
Module 1
Written child
portrait
Group folder
Module 4
ECTS
Written paper 9
and
presentation
of a topic
related to one
of the themes’
studied in the
4 modules
Final essay
27
9
Teaching
practice folder
with Lesson
plans and
reflections
9
CITO test
Teaching
practice
folder with
Lesson plans
and
reflections
CITO test
PDP
Blog
portfolio
PDP
Blog
portfolio
3
Module 2
Report about the
learning vision of the
TP-school
Module 3
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Module 4
Pagina 35 van 37
3
ECTS
9
Design of
lessons of
cooperative
learning
Observation
assignments
Research and
academic
methods
Teaching
practice
Coaching
Optional
subject
Research
design on
chosen topic
Teaching
practice
folder with
Lesson plans
and
reflections
PDP
Blog
Portfolio
Lesson plans that
prove a various
didactic repertoire
and a variety of
didactic work forms
Review of a learning
arrangement
covering design,
pedagogical vision,
implementation,
results and
evaluation
Literature review
and peer feedback
over that review of a
fellow student
Teaching practice
folder with Lesson
plans and reflections
PDP
Blog
portfolio
9
10
2
see
description
in
document
‘subject of
ETEPS 10’
April 2011
see
description
in
document
‘subject of
ETEPS,’
April 2011
Testing of the learning outcomes ITEPS (subject Mathematics in year 2 or 3)
The course has an integrative assessment based on:
• The written test "numeracy"
• The Intensive Program ESTMEE
• The mathematics portfolio
• The final assessment
10
The student can find this document in Fronter (the ELO that ITEPS-student use)
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 36 van 37
30
The written test "numeracy"
The test consists of open answers questions on the subjects:
• Numbers (integers, decimals and fractions, percentages)
• Geometry
• Measurement
The Erasmus IP "ESTMEE"
The Intensive Program takes place in Bielefeld, Germany, in the period 25/3 - 4/4. Each
student's participation is graded according to the European grading scale.
The mathematics portfolio
During the course, students work on assignments. These can be individual or group assignments
and teaching practice assignments. The products of these assignments are placed in the portfolio,
where they work as proofs for the mathematical competencies.
Final Assessment
The details have to be set. Probably it will consist of:
• A preparation phase in which one or more papers on a given topic have to be written in a time
frame of two three weeks.
• An individual interview in which the student presents his portfolio.
• A 5 minute video in which the student shows his competencies and his vision on math education
at primary schools.
• An individual case study based on one of the topics used for the papers: on the assessment day
this case study leads to a paper that will be graded.
Bijlage D OER 2014-2015 – Aanvullende informatie – Speciale trajecten
Pagina 37 van 37