Bijl 2 - AP Rapport MGZ

Rapport MGZ
Vaststelling geneeskundige voorzieningenniveau
en de toetsing van voorgenomen reorganisaties
aan dit voorzieningenniveau
Juli 2014
Georganiseerd overleg sector Defensie
(SOD)
verzonden
briefnummer
zaaknummer
status
01-07-2014
AP/14.00396 bijlage 2.
ZD. 600.1
x Behandel
Pieptermijn
Informatie
RAPPORT MGZ
Inhoud
 Weergave plan van aanpak
 Stap 1. Inventarisatie geneeskundig voorzieningenniveau
 Stap 2. Vaststelling geneeskundig voorzieningenniveau
 Stap 3. Toetsing reorganisatieplannen aan het geneeskundig
voorzieningen niveau inbegrepen conclusies
 Stap 4. Voorstel voor agenda voor informeel overleg
 Stap 5. Verslag van het overleg over de bevindingen en conclusies uit stap
3. Alsmede de op dit overleg gebaseerde aanbevelingen zoals deze
worden aangeboden aan de Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid.
2
Plan van Aanpak
Algemeen
Een aantal malen is in het overleg over het Geneeskundig Voorzieningenniveau binnen
Defensie gesproken. Aanleiding voor die discussie vormde onder andere de reorganisatie
van de ‘geneeskundige dienst’, onder meer met de consequentie dat gezondheidscentra
zouden worden gesloten. Ook werd er geconstateerd dat afspraken uit het verleden niet
worden nagekomen. Het gevolg was dat de centrales in het overleg niet wensten te
spreken over de reorganisatieplannen en de reorganisaties binnen de geneeskundige dienst
stil liggen.
De centrales van overheidspersoneel willen overleg voeren over het huidige en
toekomstige voorzieningenniveau, voordat behandeling van de diverse Voorlopige
Reorganisatieplannen (VRP’n) aan de orde kan zijn. De centrales richten zich daarbij niet
louter op de wijzigingen van het voorzieningenniveau als gevolg van de (huidige)
reorganisaties, maar ook op de beschouwing– en wijze van afdoening – van onderwerpen
die in de afgelopen jaren binnen de Werkgroep Algemene Personeelsbeleid (WG AP)
betreffende het geneeskundig voorzieningenniveau en het stelsel van de MGZ geagendeerd
zijn geweest.
Naar aanleiding van overleg in de WG AP is besloten om onder leiding van de Lgen b.d. Leijh
te onderzoeken hoe partijen op dit punt tot overeenstemming kunnen komen.
De volgende opdracht is daarbij aan de Lgen b.d. Leijh verstrekt:
Opdracht
Conform afspraak in de werkgroep AP van 29 oktober 2013, wordt de Luitenant-generaal
(bd) J.G.A. Leijh, in opdracht van de HDP, belast met de voorbereiding van een formele
behandeling van het overleg tussen Defensie en de centrales van overheidspersoneel
aangaande het geneeskundig voorzieningenniveau dat aan het militaire personeel van
Defensie wordt geboden.
Specifiek zal de Luitenant - generaal (b.d.) Leijh zich richten op:
*
*
Het scheppen van helderheid over de ontwikkeling van het voorzieningen niveau in
de afgelopen jaren in relatie tot de afspraken die hieromtrent zijn gemaakt,
In overleg met alle partijen de resultaten hiervan in relatie brengen met de beoogde
inrichting van de DGO
Het advies moet het formele overleg zo snel mogelijk een basis bieden om enerzijds tot
overeenstemming te komen over het geneeskundig voorzieningenniveau Defensie en
anderzijds hiermee de weg te effenen voor de implementatie van een herinrichting van het
geneeskundig functiegebied Defensie.
3
Analyse van de opdracht en plan van aanpak
Analyse van de opdracht
De bijzondere positie van de militair stelt regels aan de geschiktheid en beschikbaarheid
van de militair. De “werkgever” Defensie moet inzicht hebben in de (fysieke en geestelijke)
inzetbaarheid van de militair om verantwoord besluiten te kunnen nemen over de
(operationele) inzet van de militair. Om onder andere die reden is de militair verplicht
aangewezen op geneeskundige zorg door of vanwege de militair geneeskundige dienst. De
keerzijde van deze verplichting van de militair ligt in de verplichting van de militair
geneeskundige dienst om onder alle omstandigheden directe en kwalitatief hoogwaardige
gezondheidszorg ter beschikking te stellen.
Het geneeskundig voorzieningen niveau geeft de afgesproken standaard aan voor de
geneeskundige dienstverlening bij Defensie. Het gaat daarbij om het totaal aan
geneeskundige diensten, geneeskundige goederen en geneeskundige activiteiten die de
militair ter beschikking moeten staan en ondersteunen.
Er is geen eenduidige definitie en weergave van wat onder het (militair) geneeskundig
voorzieningen niveau wordt verstaan. Het is – in oorsprong gebaseerd op de grondslagen
en hoofdlijnen van het geneeskundig beleid - veeleer een samenstel van in de loop van de
tijd tussen Defensie en Centrales overeen gekomen regels over de beschikbaarheid en
kwaliteit van de militair geneeskundige zorg.
Vastgesteld moet worden wat in dat verband de laatst geldende set van afspraken over het
niveau van geneeskundige voorzieningen is.
Vervolgens zal moeten worden nagegaan wat het effect is van de voorziene
reorganisatieplannen op dit (dan) vastgesteld voorzieningenniveau.
Is er – als gevolg van de plannen - sprake van een (gedeeltelijke) aanpassing/verandering
van het vastgestelde voorzieningenniveau, dan zal de desbetreffende aanpassing eerst met
de Centrales moeten worden overlegd. Op basis van dat overleg kunnen conclusies worden
getrokken.
Plan van aanpak
Stap 1. HDP, DGO en Centrales zullen worden gevraagd alle relevante informatie over het
geneeskundig voorzieningenniveau en daartoe gemaakte afspraken ter beschikking te
stellen. Daarnaast zal het CAOP worden gevraagd alle relevante documenten uit het
georganiseerd overleg met als onderwerp geneeskundige voorzieningen/gezondheidszorg
ter beschikking te stellen.
Het ligt in de rede om in de tijd gezien niet verder terug te gaan dan het tijdstip waarop de
wijzigingen in de Militaire Ambtenarenwet zijn geaccordeerd. In deze wijziging was
inbegrepen de omvorming naar een stelsel van geïntegreerde zorg.
Op basis van de beschikbare en daartoe relevante documenten zal – aan de hand van een
desk studie – het in onderling overleg overeengekomen voorzieningenniveau worden
4
gepresenteerd. Met de afronding van deze stap wordt de basis gelegd voor het vervolg van
het onderzoek.
Stap 2. Het aan de hand van de deskstudie gepresenteerde voorzieningenniveau wordt
vastgesteld in overleg tussen Defensie en Centrales. Vooral moet worden vastgesteld of – in
de beleving van de deelnemers – aspecten niet of onvoldoende zijn geadresseerd.
Stap 3. Het bestuderen van de diverse reorganisatieplannen en desgewenst bespreken met
projectleiders, teneinde vast te stellen of de implementatie van deze plannen gevolgen
heeft voor het vastgestelde geneeskundig voorzieningenniveau.
Opstellen van een overzicht met elementen uit het geneeskundig voorzieningenniveau, die
bij het ongewijzigd doorvoeren van reorganisaties worden aangetast.
Stap 4. Overzicht uit stap 3 bespreken in een overleg met Defensie en Centrales, teneinde
informeel te verkennen wat mogelijke oplossingen zijn. Deze oplossingen betreffen zowel
een mogelijke aanpassing van de voorliggende reorganisatieplannen, als een mogelijke
bijstelling van het voorzieningenniveau.
Stap 5. Verslag van informeel overleg, de conclusies en aanbevelingen ter behandeling in de
werkgroep Algemeen Personeelsbeleid.
5
Stap 1. Geneeskundig Voorzieningenniveau
Algemeen
In de desk studie van voorliggende documenten is een driedeling gemaakt naar
documenten betreffende:
a. Vastlegging en uitwerking van aspecten van gezondheidszorg in de Militaire
Ambtenarenwet en daarvan afgeleide (rechtspositionele) regelingen;
b. grondslagen van het Defensie gezondheidszorgbeleid;
c. in het Georganiseerd Overleg overeengekomen en vastgelegde
regelingen/afspraken.
In de documenten is vervolgens gezocht naar aspecten die de geneeskundige
dienstverlening – onder zowel vredes- als operationele omstandigheden - betreffen op het
punt van:
a.
b.
c.
d.
e.
De organisatie van de gezondheidszorg/geneeskundige voorzieningen;
de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van de geneeskundige organisatie;
de beschikbaarheid van direct toegankelijke zorg;
de rechten en plichten van de patiënt/cliënt;
de controle op de kwaliteit van de zorg.
Militaire Ambtenarenwet (MAW)
Op 19 juni 2007 wordt door de Tweede Kamer ingestemd met een wijzigingsvoorstel op de
Militaire Ambtenarenwet 1931.
Dit wijzigingsvoorstel behelst onder andere aanpassingen op het punt van de
geneeskundige zorg aan militairen.
“………………. Voorts worden bepalingen vastgesteld ten aanzien van het verlenen van
geneeskundige zorg aan militairen, waarbij een op de krijgsmacht en haar taken
toegesneden stelsel van geneeskundige zorg wordt geregeld. Hierin wordt aandacht
besteed aan het feit, dat de minister van Defensie ten aanzien van de militaire ambtenaar
niet alleen werkgever, maar ook gezondheidszorgaanbieder is en dat de militair ten
behoeve van het waarborgen van de inzetbaarheid van de krijgsmacht gehouden is van
deze zorg gebruik te maken. In samenhang leidt dat tot een militair stelsel van
gezondheidszorg, dat in zijn opzet en uitwerking voor zowel de militairen die zorg
ontvangen, als voor de militairen die daarin de rol van zorgverlener vervullen,
verplichtingen met zich draagt die afwijken van wat op grond van bepalingen in andere
wetten in de civiele gezondheidszorg gebruikelijk is. ………………”
In artikel 12h van de gewijzigde MAW zijn een aantal elementen te vinden die richting
geven aan de organisatie van de gezondheidszorg en van betekenis zijn voor de rechten en
plichten van de militair. Hiermee is dit artikel richtinggevend voor het vast te stellen
voorzieningenniveau:
6
1. Aan de militaire ambtenaar in werkelijke dienst wordt gezondheidszorg verleend
door of vanwege de militair geneeskundige dienst. De militair ambtenaar in
werkelijke dienst is gehouden zich tot het voor hem aangewezen medisch zorgteam
te wenden ter verkrijging van gezondheidszorg………
2
………….. De militair in werkelijke dienst is in geval van ziekte of gebrek verplicht zich
te houden aan de voorschriften van de verantwoordelijk militair arts. Hij is evenwel
niet verplicht zich te onderwerpen aan een ingreep van heelkundige aard of een
andere kunstbewerking.
3
De militair in werkelijke dienst is verplicht zich te onderwerpen aan en zijn
medewerking te verlenen aan een geneeskundig of tandheelkundig onderzoek door
of vanwege het voor hem aangewezen medisch zorgteam:…………………………
4. De militair in werkelijke dienst is verplicht zich te onderwerpen en zijn
medewerking te verlenen aan een geneeskundig of tandheelkundig onderzoek
indien Onze Minister op goede gronden van oordeel is, dat de militair:
a. langdurig of blijvend ongeschikt is voor de vervulling de functie of de groep van
functies waarvoor de militair is bestemd;
b. blijvend ongeschikt is voor de vervulling van de militaire dienst.
Het in de eerste volzin bedoelde onderzoek wordt verricht door artsen die niet zijn
belast met het verstrekken van gezondheidszorg als bedoeld in het eerste lid. Bij
het onderzoek wordt alleen met toestemming van de militair gebruik gemaakt van
gegevens uit het geïntegreerd militair geneeskundig dossier.
5. Ten behoeve van de gezondheidszorg maken de tot het medisch zorgteam
behorende zorgverleners gebruik van de in het geïntegreerd militair geneeskundig
dossier beschikbare medische gegevens en bescheiden.
6. Een daartoe aangewezen militaire arts van het medisch zorgteam adviseert na
overleg met de militair de commandant desgevraagd dan wel op eigen initiatief en
ongeacht de toestemming van de militair over diens inzetbaarheid. Daarbij wordt
geen inhoudelijke geneeskundige informatie verstrekt. Het oordeel van de arts is
doorslaggevend.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met
betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en medische gegevens die de
gezondheid van militairen betreffen door of ten behoeve van het medisch zorgteam
en omtrent verplichtingen van militaire artsen en overig tot de militair
geneeskundige dienst behorend personeel die het registreren, kennisnemen en
overdragen van medische gegevens met betrekking tot de militair betreffen.
Voorzieningenniveau 1
De vormgeving van- en de procesgang binnen de geneeskundige organisatie en de
geneeskundige dienstverlening dient in lijn te zijn met de punten als genoemd in
artikel 12h van de MAW
7
Relevante afspraken met betrekking tot de invoering van de geïntegreerde zorg (MAW)
In het Georganiseerd Overleg is nader gesproken over de invulling van de MAW-wijzigingen.
De discussie spits zich toe op
a. De scheiding tussen curatieve-, bedrijfsgeneeskundig- en
verzekeringsgeneeskundige zorg;
b. De taken en verantwoordelijkheden van het zorgteam in relatie tot punt a;
c. De (automatische) inzage in geneeskundige dossiers door de diverse
geneeskundige disciplines als genoemd in a.
d. De vastlegging van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van geneeskundig
personeel in een professionele code.
De nota naar aanleiding van het verslag van oktober 2006 (kamerstuk 2007-2007,30674,nr
9), het gespreksverslag van een overleg tussen DMG en Vz ACOM van 3 april 2007, de brief
van HDP met nr P2008009997 van 07 mei 2008 en de nota HDP met nr. P/2008014925 van
15 juli 2008 besproken in de Werkgroep AP (AP08.00539) op 22 juli 2008 geven de
weergave van de afspraken over de invulling van de geïntegreerde zorg en de wijze van
dossier vorming. Dit zijn vervolgens uitgangspunten voor de wijze waarop de
geneeskundige zorg wordt georganiseerd en de wijze waarop de medische procesgang
wordt vormgegeven. De volgen noties passen daarbij.
De geïntegreerde eerstelijns gezondheidszorg voor militairen omvat zowel curatieve zorg
als operationeel geneeskundige zorg (waaronder ook nazorg) en bepaalde aspecten van
bedrijfsgeneeskundige zorg.
De eerstelijns gezondheidszorg door of vanwege de geneeskundige dienst wordt ingevuld
door het de medische zorgteams (gezondheidscentra, ziekenboeg, schepen en Role 1
tijdens uitzendingen).
Duidelijk is dat de elementen van bedrijfsgeneeskundige zorg binnen het medisch zorgteam
zich beperken tot de aspecten inzetbaarheid, belastbaarheid en re-integratie in relatie tot
operationele inzet ( in de documenten wordt operationele inzet respectievelijk
uitzendbaarheid gebruikt).
Dit impliceert dat overige elementen van bedrijfsgeneeskundige zorg zich specifiek richten
op alle andere bedrijfsgezondheidszorg aspecten en worden uitgevoerd door een daartoe
gekwalificeerde en los van het zorgteam opererende arbodienst. Hier valt ook onder de
beoordeling van de militair die te maken heeft met de vaststelling van zijn
functiegeschiktheid.
De beoordeling van de dienstgeschiktheid – i.c. de keuringen met rechtspositioneel
karakter – vindt plaats binnen het verzekeringsgeneeskundig domein.
De dossiervorming bij de medische zorgteams vindt plaats door de registratie in het
geneeskundig informatiesysteem defensie, het elektronisch medisch dossier voor de
geïntegreerde zorg voor alle militairen. De bedrijfsgeneeskundige informatie in relatie tot
inzetbaarheid, belastbaarheid en re-integratie in relatie tot operationele inzet is in dit
dossier opgenomen. Deze bedrijfsgeneeskundige informatie kan worden gebruikt om
8
commandanten te adviseren, zonder dat daarbij medisch inhoudelijke gegevens worden
prijsgegeven.
De dossiervorming voor het geïntegreerde zorgmodel zal volledig separaat van de dossier
vorming van andere vormen van geneeskundige zorgverlening, waaronder de
bedrijfsgeneeskundige zorg door de arbodienst, plaatsvinden.
Informatie-uitwisseling van medische gegevens met tweedelijns klinisch specialisten vindt
alleen plaats met (veronderstelde) toestemming van de patiënt.
Informatie-uitwisseling tussen zorgteam en bedrijfsartsen van arbodienst vindt alleen met
toestemming van betrokken militair plaats. Evenzeer geldt dit voor informatie-uitwisseling
met de organisatie voor bijzondere medische beoordelingen (keuringen met
rechtspositioneel karakter)
Voorzieningenniveau 2
De geïntegreerde eerstelijnszorg voor de militairen omvat curatieve zorg, operationeel
geneeskundige zorg en aspecten van bedrijfsgeneeskundige zorg die te maken hebben met
inzetbaarheid, belastbaarheid en re-integratie in relatie tot operationele inzet. De eerstelijnszorg
voor militairen wordt verleend vanuit de medische zorgteams.
De arbodienst richt zich op alle overige bedrijfsgeneeskundige gezondheidsaspecten (ic alle niet
aan operationele inzet gerelateerde bedrijfsgeneeskundige aspecten). Hieronder ook de
medische beoordeling ter vaststelling van de functie geschiktheid van de militair.
De medische dossiervorming binnen het eerstelijns zorgteam vindt volledig gescheiden plaats
van de medische dossiervorming binnen de andere gezondheidszorgorganisaties (arbodienst,
organisatie voor medische beoordelingen, verzekeringsgeneeskundige domein).
Het medisch zorgteam kan de commandant adviseren inzake beperkingen bij operationele inzet,
zonder daarbij medisch inhoudelijke informatie te verstrekken. Voor informatie –uitwisseling
tussen zorgteam en andere geneeskundige diensten (arbodienst, 2e lijnsinstellingen, organisatie
voor bijzondere medische beoordelingen) is steeds toestemming van de patiënt vereist.
Indien medische informatie wordt opgeslagen binnen een elektronisch medisch dossier dient
een stelsel van autorisatie te borgen dat de inzage beperkt blijft tot het domein waar men – als
zorgverlener - gerechtigd is kennis van te nemen.
Professionele code van de eerstelijns militaire arts (MAW)
Bij het besluit om over te gaan tot een geïntegreerd zorgmodel voor de eerstelijns militaire
gezondheidszorg wordt in de memorie van toelichting van het voorstel van wijziging van de
MAW aangegeven dat:
“Bij ministeriele regeling zal een gedragscode en protocol worden vastgesteld, wat de
bevoegdheden en verplichtingen van de artsen en het personeel van de militair
geneeskundige diensten reguleert”
In de professionele code worden onder andere regels gesteld ten aanzien van:
a. Taken waarvoor de eerstelijns militaire arts kan worden ingezet;
b. Verantwoordelijkheden van de militaire arts;
9
c. Deskundigheid van de militaire arts;
d. Beroepscode voor militaire artsen;
e. Professioneel statuut van de eerstelijnsarts in het medisch zorgteam, met
daarbinnen onder andere de plichten van arts, patiënt en commandant ten
opzichte van elkaar. Ook in deze paragraaf de aanwijzingen voor hoe met
dossiers om te gaan.
Over de professionele code (gedragscode en protocollering), laatste versie nr.
P/2009012437 van 5 augustus 2009, wordt in het Georganiseerd Overleg veelvuldig
gesproken. De code wordt in de Werkgroep AP van 25 augustus 2009 besproken en
vastgesteld.
Voorzieningenniveau 3
De professionele code geeft aanwijzingen voor de artsen werkzaam in de eerstelijns
gezondheidszorg ten aanzien van onder andere hun taak, verantwoordelijkheid, en de
protocollering van de uitvoering.
Daarmee is de professionele code randvoorwaardelijk voor de vormgeving van de
geneeskundige organisatie en dienstverlening. De professionele code is vanuit die
invalshoek bepalend voor het voorzieningenniveau.
Vermelden blootstellingsgegevens in medisch dossier (MAW)
In de afspraken over dossiervorming moet worden opgenomen (referte Werkgroep AP van
25 augustus 2009) de mogelijkheid dat op verzoek van de militair relevante gegevens qua
blootstelling aan gevaarlijke stoffen, fysische processen en overige omstandigheden met
mogelijk effect op de gezondheidstoestand (tijdens dienstuitoefening) naast in het
personeelsdossier ook in het medisch dossier moeten kunnen worden opgenomen. Dit
biedt de militair de mogelijkheid om naast de opname in het personele systeem
(persoonsregistratie gevaarlijke stoffen), zonder een interpretatie van de medische
gevolgen van de desbetreffende blootstelling, ook een aantekening te laten maken in het
medisch dossier. Het betreft dan de melding dat de militair in een bepaalde periode onder
bepaalde omstandigheden zich op een bepaalde locatie bevond.
Grondslagen, Hoofdlijnen en Systeemeisen voor de Militaire Gezondheidszorg (GHS)
In mei 2002 worden de grondslagen, hoofdlijnen en systeemeisen voor de militaire
gezondheidszorg binnen de organisatie bekend gesteld (aanwijzing SG). In oktober 2007
volgt een herziene en geactualiseerde uitgave. In deze paragraaf zijn de elementen
opgenomen die een directe relatie hebben met het voorzieningenniveau
Grondslagen
Voor alle omstandigheden waarin de militair kan komen te verkeren is een goede
personeelszorg en een specifieke militaire gezondheidszorg vereist. De militaire
gezondheidszorg is gericht op het bewaken, bevorderen en zo nodig herstellen van de
gezondheid van de militair. De militaire gezondheidszorg draagt bij aan de inzetbaarheid
van de militair en daarmee aan de onbelemmerde uitvoering van de operationele taak van
de individuele militair en zijn eenheid. (grondslag 1)
De gezondheidszorg voor de krijgsmacht richt zich, met inachtneming van de
omstandigheden waaronder de krijgsmacht moet opereren, de uitvoering van de
10
operationele taak en de eisen die in dit kader aan het personeel worden gesteld, op de in
Nederland civiel gebruikelijke kwaliteitsnormen, de Nederlandse wetgeving en de
Nederlandse professionele standaard. De militaire gezondheidszorg volgt de verplichtingen
voortvloeiend uit internationale verdragen. (grondslag 2)
Defensie heeft planmatig de verplichting tot het leveren van optimale gezondheidszorg,
met name ook onder operationele omstandigheden. Het moet aannemelijk gemaakt
kunnen worden, dat gelet op de omstandigheden een zo goed mogelijke zorg is geleverd.
Deze zorg moet toetsbaar zijn aan tevoren vastgestelde criteria. Op Nederlands
grondgebied geschiedt dit mede op basis van de Kwaliteitswet Zorginstellingen, buiten
Nederland wordt deze wet als leidraad gebruikt. Binnen de militaire gezondheidszorg dient,
naast de richtlijnen van Defensie, rekening te worden gehouden met de functionele
verantwoordelijkheid van de individuele militair geneeskundige beroepsbeoefenaar ( als
gevolg van de wet BIG) en de eigen verantwoordelijkheid van de individuele militair
(referentie kader bij grondslag 2)
Voorzieningenniveau 4
De grondslagen voor de militaire gezondheidszorg zijn uitgangspunt voor de vaststelling van
het geneeskundig voorzieningenniveau.
Kaders voor de inrichting en de uitvoering van de zorg
Binnen het geneeskundig gezondheidszorg systeem worden door of vanwege de organisatie
alle aspecten van gezondheidszorg in een continuüm uitgevoerd. Dit betreft de eerstelijns
curatieve geneeskundige zorg, de spoedeisende- en rampengeneeskunde,
bedrijfsgezondheidszorg, public health (preventieve zorg) en verzekeringsgeneeskunde,
tandheelkundige zorg, farmaceutische en fysiotherapeutische zorg, specialistisch-curatieve
zorg en geestelijke gezondheidszorg (functionele afbakening van de zorg) (systeemeis)
Binnen de militaire gezondheidszorg wordt onderscheid gemaakt tussen eerstelijnszorg en
tweedelijnszorg. De eerstelijnszorg is dat deel van de zorg dat direct voor patiënten
toegankelijk is. Tweedelijns zorg betreft de zorg die, na verwijzing door een arts of tandarts
wordt uitgevoerd in een gezondheidszorginrichting door medisch-specialistisch
personeel.(systeemeis)
Onder operationele omstandigheden wordt de zorg, cf. NATO MC 326, ingedeeld in Roles.
Role 1 is hierbij vergelijkbaar met de (vredes) eerstelijnszorg. Role 2 en hoger zien toe op
specialistische en verpleegkundige capaciteit.(systeemeis)
Het niveau voordat formele geneeskundige hulpverleners betrokken zijn betreft de ZHKH
en de hulp verleend door geneeskundige neventakers (zoals Medic en Combat Life
Saver).(systeemeis)
Zoveel als mogelijk is worden eerstelijns militair geneeskundige (sub) eenheden
organisatorisch opgenomen bij operationele eenheden. Zij volgen de operationele eenheid
bij oefenen, voorbereiden en inzet.(systeemeis)
Binnen het gezondheidszorgsysteem wordt datgene gedaan dat noodzakelijk is voor het
behoud en herstel van de gezondheid, mede in relatie tot de inzetbaarheid, van de militair.
Daarbij wordt ook invulling gegeven aan nazorg, re-integratie activiteiten en de medische
beoordeling van dienstgeschiktheid.(systeemeis)
11
De inzetbaarheid van de militair moet worden gewaarborgd en worden verbeterd. Daarom
is een zeker gestelde binding tussen de militair en een eigen militaire
gezondheidszorgdienst vereist. Een militair dient zich voor gezondheidszorg te wenden tot
het militaire gezondheidszorgsysteem. (systeemeis)
Wanneer er geen noodzaak is tot direct medisch handelen, kan hulpverlening aan
operationeel ingezet of in te zetten personeel en andere taken gericht op bevordering en
instandhouding van de inzetbaarheid, voorrang krijgen boven elke andere taak van de
militaire gezondheidszorg. (systeemeisen)
Voorzieningenniveau 5
Bij de inrichting van de militair geneeskundige organisatie moet rekening worden gehouden
met de op de grondslagen en hoofdlijnen van de militair geneeskundige zorg gebaseerde
systeemeisen
Deze systeemeisen zien toe op de omvang, de inrichting en de uitvoering van de zorg en zijn
daarmee richtinggevend voor het voorzieningenniveau
Tijdslimieten
Kengetallen onder operationele omstandigheden
Binnen de militaire gezondheidszorg worden tijdslimieten gehanteerd. Zij vormen de basis
voor de organisatorische inrichting met name onder operationeel landoptreden.
Daadwerkelijke omstandigheden bepalen in hoeverre aan deze limieten kan worden
voldaan. Met name voor amfibische en maritieme operaties, bij speciale operaties en bij
individueel uitgezonden militairen kunnen de tijd ruimte factoren zodanig zijn dat
tijdslimieten niet worden gehaald.
Tijdslimieten zijn primair gebaseerd op medische gronden. Gegeven dat de tijd tussen ziek
worden c.q. gewond raken en melding zo kort mogelijk is gelden, vanaf het moment van
melden, planmatig onder andere de volgende tijdslimieten:
a. Direct eerste hulp door zelfhulp en kameradenhulp;
b. Binnen 15 minuten aanvang met de professionele hulpverlening, minimaal door
geneeskundig personeel dat bevoegd en bekwaam is tot het stabiliseren van
vitale functies en het transport gereed maken voor afvoer;
c. Voor acute en ernstige trauma patiënten geldt de ‘golden hour’;
d. Voor acute en ernstige zieke patiënten binnen tenminste een uur hulp van een
algemeen militaire arts’;
e. Voor overige trauma en zieke patiënten geldt binnen vier uur geavanceerde
hulp door specialistisch geneeskundig personeel;
f. Tandheelkundige hulp in alle gevallen binnen 48 uur beschikbaar;
g. Psychologische hulp in alle gevallen binnen 72 uur beschikbaar;
h. Voor niet spoedeisende curatieve zorg binnen zes uur kunnen terugvallen op
geneeskundige hulp;
Kengetallen voor de situatie in Nederland
In Nederland gelden de civiel gebruikelijke toegangs- en doorlooptijden met dien verstande
dat een militaire patiënt, behoudens spoedgevallen:
12
a. Binnen een dag gezien moet kunnen worden door een militair arts;
b. Binnen twee dagen gezien moet kunnen worden door een tandarts’;
c. Binnen veertien dagen gezien moet kunnen worden door een militair specialist.
Kengetallen voor onder oefenomstandigheden (inbegrepen voorbereiding op inzet)
De inzet van geneeskundige ondersteuning bij oefeningen is geregeld in een
geactualiseerde beleidsaanwijzing van de Directeur Militaire Gezondheidszorg
DMG/048 van 21 januari 2013 (ter vervanging van de aanwijzing van 9 maart 2011).
Deze aanwijzing is niet aangeboden aan het Georganiseerd Overleg.
In deze nota relevante passages uit de DMG/048-aanwijzing
Bij militaire activiteiten in Nederland wordt in principe teruggevallen op de reguliere
inrichting voor militaire gezondheidszorg of – ingeval deze niet of niet tijdig beschikbaar
is – civiele gezondheidszorgvoorzieningen. Buiten Nederland, bij grotere aantallen
participerende militairen, op open water, of daar waar sprake is van verhoogde, niet
met beheersmaatregelen weg te nemen gezondheidsrisico's kan in overleg met de
militair geneeskundige dienst besloten worden tot specifieke aanvullende maatregelen.
De beleidsaanwijzing betreft uitsluitend gezondheidszorg aan eenheden of groepen van
maximaal 1200 militairen. Dit aantal vormt de bovengrens voor het begrip kleinschalige
militaire activiteiten. De geneeskundige ondersteuning bij oefeningen boven land of
water en op of in het water, inclusief duikactiviteiten, wordt meegenomen in deze
aanwijzing.
Voorafgaand aan een oefening wordt de planning van de geneeskundige ondersteuning
gecoördineerd en vastgesteld (veelal door CDS/DOPS).
Bij militaire activiteiten dient voor niet-spoedeisende zorg primair te worden
teruggevallen op de reguliere militaire of civiele gezondheidszorg. In Nederland kan
voor de reguliere gezondheidszorg doorgaans gebruik worden gemaakt van een militair
gezondheidscentrum in de omgeving. De eenheidscommandant coördineert met het
hoofd van het gezondheidscentrum over de plaatselijke gang van zaken, zoals de
tijdstippen van het ziekenrapport en de waarneemregeling buiten de diensturen. In
onderlinge afstemming worden zo nodig een afwijkende plaats en tijd van het
ziekenrapport overeengekomen.
Bij militaire activiteiten in het buitenland moet worden bezien of binnen 24 uur een
militair gezondheidscentrum kan worden bezocht dat aan de Nederlandse maatstaven
voldoet. In dat geval wordt de reguliere niet-spoedeisende gezondheidszorg in principe
door of vanuit dat gezondheidscentrum gerealiseerd; Indien niet binnen 24 uur een
adequaat militair gezondheidscentrum kan worden bezocht, gelden de volgende
aanvullende richtlijnen voor niet-spoedeisende hulp:
* bij eenheden van 800 tot 1200 te verzorgen militairen: dagelijks spreekuur op
locatie door een militair arts;
* bij eenheden van 100 tot 800 militairen: dagelijks verpleegkundig spr eekuur op
locatie door een (zelfstandig optredend) Algemeen Militair Verpleegkundige
(AMV); deze beoordeelt, zo nodig in overleg met de achterwacht (militair arts),
of een aanvullend bezoek aan een arts noodzakelijk is;
13
*
bij eenheden van minder dan 100 militairen: geen specifieke ondersteuning;
voor reguliere geneeskundige verzorging moet worden teruggevallen op
plaatselijke civiele geneeskundige voorzieningen (huisarts, dokterspost en
dergelijke).
Voor incidentele spoedeisende geneeskundige hulp kan van een militair
gezondheidscentrum in de directe omgeving (binnen 15 minuten bereikbaar) dan wel
van een lokale civiele voorziening gebruik worden gemaakt. Tevens dient de eenheid te
beschikken over een mobiele telefoon waarmee deze hulp kan worden ingeroepen (het
lokale militaire alarmnummer, 112 of het buitenlandse equivalent daarvan, of het
telefoonnummer van de civiele artsenpraktijk waarmee afspraken zijn gemaakt voor de
zorgverlening, uitgaande van een adequaat gezondheidszorgsysteem ter plaatse).
In alle gevallen dat geen militair arts aanwezig is in het gebied, dient het mogelijk te zijn
telefonisch een militair arts in Nederland te consulteren. De stafarts van het
operationeel commando dient te voorzien in een dergelijke 24-uurs bereikbaarheid.
Indien een AMV is ingezet dient de communicatie met de arts in Nederland via deze
AMV te lopen. Ingeval, zoals doorgaans bij activiteiten zoals varen, de afvoerlijnen niet
binnen de vastgestelde tijdslimieten kunnen worden gerealiseerd kan de VMA in
afstemming met de stafarts nadere maatregelen doen treffen.
NIET SPOEDEISEND
Nederland
buitenland
SPOEDEISEND
Nederland
800-1200 miln
mil arts in gzhc / mil arts < 24 u, mil gzhc < 15
ziekenboeg of
anders 1 x AMA min, anders
op locatie
112
100-800 miln
mil arts in gzhc / mil arts < 24 u,
ziekenboeg
anders 1 x AMV
< 100 miln
mil arts in gzhc / mil arts < 24 u,
ziekenboeg
anders civiel
buitenland
mil gzhc < 15
min, anders
equivalent
van 112 (mits
adequaat)
Note: De aantallen zijn gebaseerd op ervaring bij CLAS- onderdelen/ eenheden. Van de
geschetste aantallen kan gemotiveerd worden afgeweken, afhankelijk van de
activiteiten en omstandigheden.
Daar waar bij militaire activiteiten sprake is van verhoogde, niet met
beheersmaatregelen weg te nemen gezondheidsrisico’s kan in overleg met de VMA,
worden besloten tot specifieke aanvullende maatregelen.
Beoordeling van de specifieke activiteit, het terrein, de beschikbaarheid en
bereikbaarheid van militaire en civiele hulpverleningsinstanties, de afstanden en de
geschiktheid van lokale gezondheidscentra en ziekenhuizen (inclusief mogelijk transport
op/ boven water) maken onderdeel uit van de verkenning vooraf.
Een adequate risico-inventarisatie is noodzakelijk om een advies over de kwalitatieve en
kwantitatieve personele en materiële geneeskundige ondersteuning te kunnen geven;
dit is vaak maatwerk!
14
Primaire voorwaarde is dat de risico's vooraf terdege zijn geïnventariseerd, en zoveel
mogelijk maatregelen voor preventie en terugdringing van die risico's zijn genomen.
Eerst als sprake is van een onvermijdelijk resterend maar aanvaardbaar risico wordt
vastgesteld welke gezondheidszorg bij deze activiteit noodzakelijk is. Wat aanvaardbaar
is, kan alleen de commandant vaststellen. Hij wordt daarin geadviseerd door zijn VMA
en arbo/HPG-functionarissen en op het niveau van het OPCO door de stafarts.
Maatgevend voor de gezondheidszorg bij activiteiten met een verhoogd risico is de
vraag of binnen de voor Nederland geldende normen op of nabij de plaats van een
eventueel ongeval geneeskundig personeel aanwezig kan zijn (15 minuten) en of een
geschikt ziekenhuis kan worden bereikt (één uur). Wanneer aan deze normen met
lokaal aanwezige civiele of militair geneeskundige middelen kan worden voldaan, dan
behoefd de activiteit in principe niet verder aanvullend militair geneeskundig
ondersteund te worden: men beschikt over een mobiele telefoon en bij calamiteiten
kan gebruik worden gemaakt van het lokale alarmnummer (112 of het equivalent
daarvan, dan wel het alarmnummer van het dichtstbijzijnde militaire
gezondheidscentrum).
Als de potentiële ongeval locatie of de afstand verhinderen dat geneeskundig personeel
binnen 15 minuten na alarmering aanwezig kan zijn, dan dient de eenheid ter plaatse te
kunnen beschikken over minimaal één AMV met adequate uitrusting, inbegrepen
communicatiemogelijkheden, waar mogelijk een geschikt militair
gewondentransportmiddel en in ieder geval sluitende afspraken over de beschikbare
afvoerlijnen, zolang de risicovolle activiteiten duren.
Als een geschikt ziekenhuis niet binnen één uur kan worden bereikt, is ook de
aanwezigheid van een arts (AMA of militair huisarts) met adequate uitrusting op of in
de directe nabijheid van de plaats van de activiteiten noodzakelijk, eveneens voor de
duur van de risicovolle activiteiten.
mil of civiele ambu op locatie
lokaal ziekenhuis bereikbaar
binnen 1 u
niet binnen 1 u
binnen 15 minuten
geen aanvullende
faciliteiten
1 x AMA
niet binnen 15 minuten
Minimaal 1 x AMV met
zau1/ terreinambulance
/gewondentransport
1 x AMA + 1 x AMV met
zau/ terreinambulance /
gewondentransport
1
De zau is standaard bemand met een chauffeur met minimaal PTLS, hieraan wordt de AMV toegevoegd. De militaire
ambulance wordt minimaal bemand met een chauffeur-gewondenverzorger met opleiding voorrangsvoertuigen + een AMV.
15
Voorzieningenniveau 6
De (planmatige) kengetallen voor operationele inzet zijn bepalend voor de omvang en
organisatie van de (operationeel) inzetbare geneeskundige eenheden.
De kengetallen voor de situatie in Nederland zijn bepalend voor de omvang, de organisatie
en de locatie van de geneeskundige inrichtingen en daarmee direct van invloed op het
voorzieningenniveau
De kengetallen voor oefenomstandigheden zijn bepalend voor de omvang, de organisatie
en de locatie van de ter ondersteuning ingezette geneeskundige capaciteit en daarmee
direct van invloed op het voorzieningenniveau
Kaders voor geneeskundige infrastructuur
Inrichtingseisen van geneeskundige installaties voldoen aan wet en regelgeving. Onder
operationele omstandigheden kan hier op nader aan te geven wijze van worden
afgeweken. In dit kader is ook het Arbeidsomstandighedenbesluit Defensie van
overeenkomstige toepassing.
Overige met het Georganiseerd Overleg overeengekomen regelingen en afspraken
Voorzieningen regeling militaire oorlogs- en dienstslachtoffer
In de werkgroep PA van 30 oktober 2007 is er overeenstemming bereikt over de concept
Voorzieningenregeling voor Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers. Na overleg met de
Ministeries van VWS en BZK, evenals de VNG, wordt in juli 2009 (PA/09.00458), de regeling
definitief af geprocedeerd. De regeling gaat onder andere over de navolgende
voorzieningen: vervoer, rolstoelen, hobby, conditietraining, revalidatiemiddelen, wonen en
geneeskundige verzorging.
De regeling ziet toe op de een loket gedachte, waarbij begeleiding wordt voorzien door de
casemanager of zorg coördinator van het Zorgloket MOD (ABP).
De regeling is niet van invloed op het geneeskundig voorzieningen niveau van de militair in
werkelijke dienst.
Militair geneeskundig verwijs- en terugkoppelingsbeleid
In de werkgroep AP van 8 november 2011 wordt door de voorzitter aangegeven dat
Defensie de aanscherping van het verwijsbeleid zal invoeren. Hij zegt na te gaan welke
afspraken zijn gemaakt en wat daarvan op schrift is gesteld t.a.v. de betaling en afwikkeling
van de factuur. De ultieme consequentie zal in ieder geval niet van toepassing zijn zolang de
discussie met de centrales niet op nette wijze is afgerond.
Vervolgens brief van 26 april 2012 nr. AP/12.00235 wordt in de vergadering
doorgeschoven. Bij de korte bespreking van het punt bij de actiepuntenlijst wordt de zorg
uitgesproken over de toegankelijkheid van de zorg (relatie grote afstanden van verwijzing,
gebrek aan tandartsen etc.). Voorzitter verschuift de discussie over de kwaliteit van
voorzieningen naar een later tijdstip.
Geen afrondende conclusies getrokken
16
Doorlooptijden proces van medische beoordelingen
In de werkgroep AP van 21 november wordt gesproken over de norm voor de doorlooptijd
voor medische beoordelingen. Voor een Incidenteel Geneeskundig Onderzoek geldt een
gemiddelde doorlooptijd van 1 – 5 weken. Als het gaat om een medebeoordeling door een
arbeidsdeskundige m.b.t. dienstgeschiktheid ( o.a. MGO) dan is er sprake van een
gemiddelde doorlooptijd van 7 weken. Wordt daaraan een psychiatrisch onderzoek
toegevoegd dan is er sprake van een gemiddelde doorlooptijd van 7 – 11 weken.
Centrale Klachtencommissie
Op advies van de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg zal een krijgsmachtbrede
klachtencommissie voor de militaire gezondheidszorg worden ingevoerd. In de nieuwe
structuur van klachtenbehandeling komt voor de huidige, onafhankelijk van elkaar
functionerende klachtencommissies voor de zorg een nieuwe centrale klachtencommissie
voor de militaire gezondheidszorg.
Met de nieuwe structuur zal de Ministeriele Regeling over de klachtenbehandeling
gezondheidszorginstellingen Defensie worden gewijzigd. Deze wijziging is gepubliceerd in
de Staatscourant nr. 6809 van 19 april 2011. Zij treedt in werking 1 juli 2011.
De IMG houdt algemeen toezicht met de mogelijkheid om in dat kader ook signalen met
betrekking tot ernstige en/of structurele misstanden te onderzoeken. De IMG behoudt
tevens een rol in de klachtenbehandeling doordat zij toezicht houdt op het functioneren
van de nieuwe klachtencommissie. De IMG zal alleen nog meldingen in behandeling nemen
die betrekking hebben op ernstige of structureel tekortschieten van de militaire
gezondheidszorg. Daarmee is deze werkwijze gelijk aan die wordt gehanteerd door de
civiele inspectie voor gezondheidszorg.
De definitieve regeling heeft als kenmerk nr. AP/11.00150 van 24 juni 2011
De Wet Klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz) zal naar verwachting per 1 januari 2015
vervangen worden door de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Er komt
meer aandacht voor klachtopvang en –ondersteuning en naast de interne klachtenregeling
komt er een onafhankelijke geschilleninstantie die bindende uitspraken doet over
voorgelegde klachten. De tweede helft van 2013 heeft Bgen b.d. mr Spijk de opdracht
gekregen onderzoek te doen naar de gevolgen van deze nieuwe wetgeving.
Militaire Basisvaardigheden
In relatie tot zijn operationele inzetbaarheid is de militair gehouden te voldoen aan de
militaire basiseisen. Een van de eisen (aanwijzing CDS) behelst het dental fit zijn van de
militair, wat de beschikbaarheid van militaire tandartsen vraagt en zich niet verhoudt met
wachttijden. (referte werkgroep AP d.d. 29 juni 2010)
De oplossing in dergelijke gevallen te kiezen voor civiele tandheelkundige zorg kan niet
structureel zijn (problematiek wordt meegenomen in tandheelkundige studie)
Clientraden
Met referte AP/13.00126 van 02 april 2013 wordt bevestigd dat MRC Aardenburg conform
de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen een cliëntenraad kent, daar bekend als
‘Revalidantenraad’. De Revalidantenraad heeft bevoegdheden op grond van de Wet
medezeggenschap cliënten zorginstellingen.
17
Voorzieningenniveau 7
Afspraken met het Georganiseerd Overleg, van invloed op de organisatie, de dienstverlening
en de kwaliteit van de militaire gezondheidszorg, maken voor zover van toepassing deel uit
van het geneeskundige voorzieningenniveau
18
Stap 2. Vaststellen van het voorzieningenniveau
Algemeen
Op 18 februari 2014 is het voorzieningenniveau als uitgewerkt in stap 1 besproken in een
overleg tussen vertegenwoordigers van de Centrales voor Overheidspersoneel en Defensie.
Vervolgens is ter formele vaststelling het voorzieningen niveau in een silent procedure
aangeboden aan de Centrales.
Bij nota AP is het voorzieningenniveau vervolgens vastgesteld.
De inventarisatie van het voorzieningenniveau dient in de volgende stap als brondocument
voor de toetsing van de voorliggende reorganisatieplannen aan dit voorzieningenniveau.
19
Stap 3. Vaststellen of de Reorganisatieplannen leiden tot afwijkingen van het
vastgestelde voorzieningenniveau
Algemeen.
In deze stap zijn – door deskstudie - alle voorliggende reorganisatieplannen binnen het
geneeskundig veld bezien op de mogelijke effecten op het voorzieningen niveau. Daarnaast
is, in interviewrondes met de opstellers van de diverse reorganisatieplannen, gezocht naar
de rationale achter de diverse voorgestelde reorganisaties. Tevens is in deze interviews
vastgesteld of de bij de deskstudie gevonden effecten op het voorzieningenniveau konden
worden onderschreven.
In de navolgende opsomming worden de in de reorganisatieplannen gevonden effecten op
het voorzieningenniveau beschreven.
Geïntegreerde Zorg (voorzieningenniveau 1,2)
Binnen de eerstelijns geneeskundige zorg wordt niet gewerkt conform de afspraken zoals
deze bij de introductie van het model van geïntegreerde zorg zijn gemaakt.
In het reorganisatieplan van het Eerstelijns Gezondheidszorg Bedrijf (EGB) wordt niet het
onderscheid gemaakt tussen de functionaliteiten belast met geïntegreerde zorg, de
bedrijfsgeneeskundige beoordeling van de functiegeschiktheid en de
verzekeringsgeneeskundige beoordeling inzake de dienstgeschiktheid.
In het Medische Zorgteam (MZT) gaat het om geïntegreerde zorg, i.c. de integratie van
curatieve zorg en (elementen van) bedrijfsgeneeskundige zorg, gericht op de
inzetbaarheid/belastbaarheid van de militair gerelateerd aan de uitzending/inzet op korte
termijn. Binnen het MZT is ook de oorspronkelijke “huisarts” functie ondergebracht. Binnen
het MZT wordt gebruikt gemaakt van een geïntegreerd dossier.
De bedrijfsgeneeskundige beoordeling van de functiegeschiktheid vindt thans versnipperd
plaats deels door de verzekeringsartsen bij BMB, deels door bedrijfsartsen uit het MZT en
deels door het dienstencentrum werving en selectie. Dit is een werkwijze die niet aansluit
bij de – op basis van het advies van J. Legemaate (KNMG) – waar de bedrijfsgeneeskundige
beoordeling over functiegeschiktheid en de beoordeling van dienstgeschiktheid, meer op
afstand en buiten het MZT zou moeten plaatsvinden. Op basis daarvan is destijds
afgesproken dat aparte organisatie elementen (in de terminologie van toen ARBO-dienst en
BMB) met die taken zouden worden belast.
Het binnen het MZT gebruikte (geïntegreerd) dossier mag niet gebruikt worden ten
behoeve van de beoordeling van functiegeschiktheid en dienstgeschiktheid. De organisatieelementen belast met deze taak dienen eigen dossier vorming te verzorgen.
De bonden hechten zeer aan het vasthouden aan de afspraken zoals deze bij de introductie
van het geïntegreerd zorgmodel zijn gemaakt. Dit betekent dat er thans bij de reorganisatie
van de eerstelijns gezondheidszorg moet worden aangesloten bij de destijds gemaakte
afspraken, zoals onlangs nogmaals vastgelegd in het voorzieningen niveau. Op dit punt kan
derhalve op voorhand worden geconcludeerd dat niet het voorzieningenniveau maar het
reorganisatieplan zal moeten worden aangepast.
20
Het reorganisatieplan EGB zal zodanig moeten worden aangepast dat er naast de
geïntegreerde zorg binnen het MZT aparte organisatie-elementen (ook in personele zin)
worden belast met de bedrijfsgeneeskundige beoordeling van de functiegeschiktheid en de
verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de dienstgeschiktheid van de militair. In stap
4. treft u een zodanig voorstel tot aanpassing van het huidige reorganisatieplan EGB dat
aansluit bij het eerder vastgestelde voorzieningenniveau.
Beschikbaarheid van zorg (vredesomstandigheden)(voorzieningenniveau 5,6)
In het reorganisatieplan Eerstelijns Gezondheidszorgbedrijf (EGB) en het reorganisatieplan
Tandheelkundige Dienst (DTD) wordt het aantal locaties waar gezondheids- en
tandheelkundige centra aanwezig zijn teruggebracht. De vraag is of dit voornemen in strijd
is met het afgesproken voorzieningenniveau.
Soms sluit het voornemen tot sluiting aan de voorgenomen sluiting van locaties en in
andere gevallen heeft het te maken met de omvang van de patiënten populatie
(doelmatigheid), het aanwezig zijn van gezondheids- c.q. tandheelkundige centra in de
directe omgeving of het bundelen van min of meer schaarse kwaliteit.
Voor de gezondheidscentra betekent dit sluiting van de centra De Peel, Breda
(luchtmachttoren), MVKV de Kooy, Marine Etablissement Amsterdam, De Harskamp,
Soesterberg, Hilversum (KvO-kazerne), Eindhoven en ACOS Nieuw Millingen. Voor het
Marine Etablissement en Hilversum is de sluiting in lijn met de voorgenomen sluiting van de
desbetreffende locatie. Met uitzondering van de Peel, ligt na sluiting van het op de locatie
aanwezige gezondheidscentrum, het gezondheidscentrum waarop kan worden
teruggevallen om en nabij de 10km.
Bij gezondheidscentra wordt er – na overleg – geen onderscheid meer gemaakt tussen
gezondheidscentra en dependances. Er wordt gesproken over gezondheidscentra
Bij de tandheelkundige centra betekent dit dat de tandheelkundige zorg gegroepeerd gaat
worden in grote ( qua zorgaanbod gespecialiseerde) centra in Den Helder, Havelte,
Garderen, Utrecht, Schiphol, Gilze Rijen, Oirschot en centra in ‘t Harde/Wezep, Assen,
Leeuwarden, Schaarsbergen, Woensdrecht en Volkel. De overige centra komen op termijn
te vervallen. Daarnaast beschikt de DTD over mobiele tandheelkundige capaciteit (Dental
truck).
Binnen het voorzieningenniveau zijn een aantal opmerkingen die toezien op de
beschikbaarheid van geneeskundige zorg onder vredes ( zijnde niet inzet, varen, oefenen)
omstandigheden:
“ ….Daarom is een zeker gestelde binding tussen de militair en een eigen militaire
zorginstelling vereist……”
“ …. In Nederland gelden voor de te verlenen (militair geneeskundige) zorg de civiel
gebruikelijke toegangs- en doorlooptijden, met dien verstande dat een militaire
patiënt, behoudens directe spoed in voorkomend geval binnen een dag gezien
moet worden door een militaire arts, binnen twee dagen gezien moet worden door
een tandarts, en binnen veertien dagen gezien moet kunnen worden door een
specialist……”
21
De keuzes gemaakt in de reorganisatieplannen EGB en DTD voor wat betreft de locaties van
gezondheidscentra staat niet op gespannen voet met wat er in het voorzieningenniveau is
afgesproken. In alle gevallen kan binnen de daartoe gestelde tijd worden voldaan aan het
leveren van adequate en reguliere zorg. Voor periodieke tandheelkundige zorg geldt
bovendien dat deze (in de tijd) meer te plannen is en niet direct afhankelijk van
zorgfaciliteiten die op de locatie aanwezig zijn.
Daarbij komt dat er buiten de diensturen en in spoedgevallen, er zodanige regelingen zijn
getroffen dat er 24/7 kan worden teruggevallen op (reguliere) civiele zorg.
De inzet van de mobiele tandheelkundige capaciteit wordt in het reorganisatieplan ( blz.
25) beschreven als bij de eenheid op locatie planbare tandheelkundige zorg. Eenheden
weten waar ze aan toe zijn en patiënten hoeven alleen nog maar te reizen voor meer
complexe behandelingen op de regiocentra.
Naar mijn mening past hier een andere onderbouwing. De spoedeisende, en periodiek en
preventief tandheelkundige zorg kan voor een belangrijk deel planbaar en volgens afspraak
gerealiseerd worden op de daartoe beschikbare tandheelkundige centra. Deze opzet is niet
anders dan die in de civiele maatschappij. Het bijzondere aan de eigen tandheelkundige
dienst zit hem in één de binding aan het operationele domein, maar twee aan de eis dat de
militair dental fit dient te zijn op het moment dat hij wordt uitgezonden. Deze dental fitheid
stelt eisen aan de tandheelkundige dienstverlening en de beschikbaarheid van deze
dienstverlening. De mobiele capaciteit leent zich voor een planbare inzet, eenheidsgewijs
en gerelateerd aan de voorbereiding op de operationele inzet. Dat in het verlengde van
deze dental fit zorg ook behandeling plaats vind is een (bijkomend) gegeven.
Los van of de zorg binnen de gestelde tijd kan worden geleverd leidt de voorliggende keuze
tot de sluiting van centra tot én langere afwezigheid van de werkplek van de patiënt én
meer reisbewegingen. Nu is dit op zich niet nieuw, want ook in het verleden werd er in het
geval er kazernes of locaties op korte afstand van elkaar lagen gekozen voor één
gezondheidscentrum (Breda, Garderen /Stroe, Amersfoort etc.) en werden er door de
Commandant regelingen getroffen om bezoek aan het gezondheidscentrum mogelijk te
maken (vervoer, afgesproken tijden, etc.). Die manier van werken zou – in beschouwing
genomen de locaties waar het om gaat - ook nu afdoende kunnen zijn. Bij de keuze voor de
te sluiten locaties dient de situatie op de Peel bijzondere aandacht gelet op afstand van het
dichtstbijzijnde gezondheidscentrum in Volkel (24 km) en de omvang van de populatie
(>600).
Een bijzondere vorm van geneeskundige verzorging betreft de verzorging van het in het
buitenland geplaatst personeel en hun gezinsleden. In de werkgroep Algemeen
Personeelsbeleid is met enige regelmaat gesproken over de geneeskundige faciliteiten in
Mons (B) en Münster (D). In april 2012 is afgesproken dat de locaties openblijven totdat de
discussie over reorganisatie en voorzieningen niveau is afgerond. Ik constateer dat in het
reorganisatieplan EGB rekening wordt gehouden met het open houden van de
gezondheidscentra op de locaties Aruba, Casteau/Mons, Curaçao, en Münster. Het overige
in het buitenland geplaatst personeel kan terugvallen op voorzieningen van Host Nation of
NATO-partner, of civiele voorzieningen ter plekke. Voor totaal overzicht wordt verwezen
naar de bijlage.
Ten aanzien van het openhouden van de gezondheidscentra in Münster en Mons is binnen
het reorganisatieplan EGB geen rekening gehouden met de formatieve consequenties.
Voor Münster heeft de CLAS in een eerder stadium toegezegd in formatie te voorzien.
Vastgesteld wordt dat deze formatieve claim nog niet is ingevuld.
22
Geconcludeerd kan worden dat de in de reorganisatieplannen opgenomen
uitgangspunten met betrekking tot de sluiting van gezondheids- en tandheelkundige
centra niet strijdig zijn met het voorzieningenniveau. Op dat punt behoeven de
reorganisatieplannen geen aanpassing, waarbij:
*De geneeskundige voorziening ten aanzien van het in het buitenland geplaatst personeel
blijft als eerder in het overleg afgesproken. Wijzigingen in deze vorm van voorziening kan
alleen na overleg met de Centrales. De aan het openhouden van de gezondheidscentra in
Münster en Mons verbonden formatieve claim is nog niet gehonoreerd.
*In overweging wordt gegeven de eerstelijns zorg van het personeel tewerk gesteld in de
Peel in overleg met de commandant ter plaatse nogmaals te beschouwen op
uitvoeringsmodaliteiten.
*De mobiele tandheelkundige capaciteit nadrukkelijk geschikt te maken en in te zetten
gerelateerd aan de operationele inzet en de verplichtingen aangaande de dental fitheid van
de militair
Beschikbaarheid van zorg (operationele omstandigheden)(voorzieningenniveau 5,6)
Bij de opgestelde kaders voor de inrichting en de uitvoering van zorg wordt als systeemeis
vermeld, dat zoveel als mogelijk de eerstelijns militair geneeskundige (sub) eenheden
organisatorisch opgenomen dienen te zijn bij de operationele eenheden. Zij volgen de
operationele eenheden bij oefenen, voorbereiden en inzet.
Deze binding moet zeker stellen dat er een wederzijds vertrouwen ontstaat tussen degene
die “ het gevecht voert” en degene die in de buurt is om direct te ondersteunen op de
momenten dat het nodig is. Die binding gaat verder dan enkel de arts-patiënt/verzorgerpatiënt relatie; het gaat om het samen vanuit verschillende rollen optreden onder dezelfde
omstandigheden, dezelfde dreiging en hetzelfde gevoel. Die binding en dat vertrouwen zijn
essentieel om de degene die het gevecht voert zich volledig te laten focussen op zijn taak
en opdracht. Vooral bij grondoptreden is diepe inbedding van de direct eenheidsgebonden
role 0 en 1 geneeskundige ondersteuning in het operationele domein een voorwaarde.
Deze systeemeis stelt beperkingen aan het binnen het operationele domein centraliseren
van geneeskundige capaciteit. Er zal steeds gezocht moeten worden naar de balans van wat
designated bij de te ondersteunen eenheid hoort te zijn (role1) en wat vanuit een meer
centraal punt ondersteunt (veelal role 2). Geconstateerd wordt dat in de reorganisatie
plannen dit principe geen geweld wordt aangedaan, al wordt de omvang van de role 1
beperkt en gedimensioneerd op de krijgsmacht ambitie en minder op het
gereedstellingsproces.
De binnen het voorzieningenniveau gehanteerde tijdslimieten als kengetallen voor de
planning van de geneeskundige ondersteuning onder operationele omstandigheden geven
een maat voor de benodigde beschikbare middelen (medisch personeel, geneeskundig
transport, geneeskundige voorzieningen).
Per operatie/inzet zal worden vastgesteld wat de behoefte aan medische ondersteuning is
en hoe daarin kan worden voorzien ( nationaal of in internationaal verband). De omvang
van de eigen geneeskundige organisatie bepaalt wat zou kunnen worden bijgedragen, met
dien verstande dat uitgangspunt is dat bij inzet van eenheden de designated geneeskundige
ondersteuning deel uit maakt van die eenheid.
23
De geneeskundige ondersteuning kenmerkt zich door een ketenbenadering, het is een
benadering waarbij de gewonde militair zo snel als mogelijk wordt gestabiliseerd, afgevoerd
naar een niveau waarop adequate (eind)behandeling kan plaatsvinden.
De reorganisatieplannen die toezien op het operationele geneeskundig domein geven
geen richting die haaks staat op de in het voorzieningen niveau vastgestelde
uitgangspunten. Dit komt veelal doordat geneeskundige ondersteuning voor
daadwerkelijke inzet – in de plannings en besluitvormingsfase - tailor made wordt
samengesteld al dan niet in internationale setting. Toch passen een aantal opmerkingen in
dat verband:
*
De geneeskundige afvoerketen en de ketenbenadering wordt geen geweld
aangedaan, al is de bezetting binnen de keten-entiteiten – in een 24/7 optreden –
tot het hoog nodige teruggebracht en een zekere ‘reserve’ ontbreekt.
*
In de kengetallen voor geneeskundige ondersteuning en de aannames daarbij
wordt o.a. uitgegaan van de inzet van dedicated luchttransport (aeromedevac)
voor de afvoer van gewonden met als aanvulling daarop grondgebonden/weg
gewondentransport. Door de jaren heen wordt in plannen tot reorganisatie deze
behoefte aan lucht gewondentransport (aeromedevac) in beeld gebracht. Zolang er
op dit punt echter geen eigen (organieke en dedicated in te zetten) capaciteit voor
handen is moet de keuze voor een andere inzet van de airframes worden
geaccepteerd. Er ontstaat afhankelijkheid van de inzet van de aeromedevac
capaciteit van partners (gebaseerd op vooraf gemaakte afspraken op dit punt).. Dit
legt druk op de totale geneeskundige keten en veelal op de noodzakelijke
beschikbaarheid van vervangend wegtransport voor de afvoer van gewonden. Ook
al is duidelijk dat wieltransport niet in alle opzichten een adequate vervanging is
voor aeromedevac als men binnen gestelde tijdslimieten wil blijven. De toewijzing
en indeling van grondgebonden gewondentransport middelen (zowel role1 als role2
) lijkt – met voorgaande in de beschouwing meegenomen – aan de ‘magere ‘ kant.
Dit dient een punt van aandacht te zijn, waarbij op het moment dat middelen ter
beschikking komen deze behoefte moet worden ingevuld
*
De eerstelijns (reguliere) geneeskundige verzorging van eenheden wordt
overgedragen aan het EGB. Dit moet leiden tot een vaste binding tussen arts en
patiënt. Bij de operationeel geneeskundige eenheid (de eenheid in binding met de
te ondersteunen eenheid) zijn echter ook algemeen militaire artsen geplaatst
(AMA’s). De vraag is hoe deze artsen op het moment dat er geen sprake is van het
voorbereiden op- en de daadwerkelijke operationele inzet, kunnen worden
betrokken bij de uitvoering van de eerstelijns vredes zorg voor het personeel van de
eenheid die zij ondersteunen. Er is immers van huis uit al sprake van een binding
tussen deze arts en het personeel van de betreffende eenheid en ook deze artsen
moeten hun bekwaamheden inzake zorg bijhouden.
*
Binnen een geneeskundige eenheid is er al naar gelang de taak van de eenheid een
zekere verhouding tussen de omvang van geneeskundige professionals aan de ene
kant en de omvang van het ondersteunend C2 en logistiek personeel aan de andere
kant. De groep geneeskundige professionals omvat de specialisten, artsen,
verpleegkundigen, etc. De groep ondersteunend personeel omvat het personeel
dat o.a. verantwoordelijk is voor de opbouw van de installatie en de 24/7
instandhouding van de geneeskundige inrichting. Er is geen vooropgezette maat
voor de verhouding tussen beide groepen personeel, maar de indruk bestaat dat –
met uitzondering van personeel belast met de nutsvoorziening – de
24
ondersteunende functies binnen de role 2 dun bezet zijn en dat in de afweging “de
bezuiniging” gevonden is binnen met name deze categorie personeel. Dit heeft
onder andere te maken met de keuze van de CLAS over de logistieke
zelfstandigheid van deze geneeskundige eenheden. Indirect betekent dit een risico
voor de binnen de geneeskundige installatie te bieden kwaliteit van de
geneeskundige voorziening onder operationele omstandigheden. Geadviseerd
wordt na te gaan hoe in de initiële fase de opbouw kan worden ondersteund door
personeel uit de groep geneeskundige professionals (vereist beschrijving van
dubbelfuncties) en vervolgens te bezien in hoeverre de groep ondersteunend
personeel kan worden uitgebreid. Net als bij het gewondentransport geldt hier, dat
bij de vrijval van middelen deze behoefte moet worden ingevuld.
De kwaliteit van geneeskundige zorg (voorzieningenniveau 3,5)
In het overleg is langdurig gediscussieerd over de kwaliteit van de geneeskundige zorg en
de wijze waarop de kwaliteit van de individuele geneeskundige beroepsbeoefenaar kan
worden zeker gesteld. Er wordt hier aangesloten bij de eisen zoals deze in Nederland civiel
worden gehanteerd. De in Nederland gebruikelijke kwaliteitsnormen, de Nederlands
wetgeving en de Nederlandse professionele standaard zijn onverkort van toepassing op de
militair geneeskundige beroepsbeoefenaar.
Een aantal instrumenten zijn en blijven daartoe ingezet. Registreren (BIG) is een eerste
vereiste, het bijhouden van deze registratie is vervolgens noodzaak en moet worden
gecontroleerd. Evenzeer zal een kwaliteitsregister moeten worden bijgehouden voor wat
betreft de registratie van de Algemeen Militair Arts.
Krijgsmacht specifieke eisen ten aanzien van de militair geneeskundige professionals zijn
vastgelegd en geprotocolleerd. Enerzijds door de vormgeving van militaire opleidingen,
specifieke opleidingen voor de Algemeen Militair Arts (AMA) en de Algemeen Militair
Verpleegkundige (AMV), en anderzijds door de professionele code voor de eerstelijns
hulpverleners. In de praktijk volgt het tweedelijns geneeskundig personeel deze code waar
dat voor hen van toepassing is.
De professionele code geeft aanwijzing voor de artsen werkzaam in de eerstelijns
gezondheidszorg ten aanzien van hun taak, verantwoordelijkheid, en de protocollering van
de uitvoering.
In de voorliggende reorganisatieplannen blijven de diverse functies van militair
geneeskundige beroepsbeoefenaren, evenals de diversiteit aan functies van het
geneeskundig ondersteunend- en hulppersoneel bestaan. Toegevoegd wordt – naar civiel
gebruik – de functie van praktijkondersteuner. Er vindt geen wijziging plaats ten opzichte
van de op dit moment gehanteerde werkwijze. Het aantal – binnen het EGB - beschikbare
geneeskundige beroepsbeoefenaren in relatie tot de zorgvraag verandert ook niet, zodat
ook op het punt van capaciteit geen druk wordt gelegd op de kwaliteit.
Bij de nieuw op te richten DTD zal door bundeling van expertise in regionaal gesitueerde
tandheelkundige centra en door civiele certificering van de zorg de kwaliteit toenemen.
Aparte capaciteit is genormeerd voor het dental fit houden van het militair personeel.
De reorganisatieplannen geven – gelet op bovenstaande - geen aanleiding om te
veronderstellen dat de kwaliteit en vaardigheid van de individuele geneeskundige
beroepsbeoefenaar – bij een acceptabele vulling - onder druk komt te staan.
25
Dit geldt echter niet voor de kwaliteit van het krijgsmacht gezondheidssysteem als zodanig
gedurende de transitie naar de nieuwe organisatie. De eerste systeemeis gaat er vanuit dat
binnen het geneeskundig gezondheidszorg systeem door of vanwege de organisatie de
aspecten van gezondheidszorg in een continuüm worden uitgevoerd. Dit betreft alle
aspecten van zorg. De vraag is of de kwaliteit van het geneeskundig systeem als zodanig
niet onder druk staat. De reorganisaties leiden er toe dat geneeskundige taken en
verantwoordelijkheden anders worden belegd en er andere vormen van samenwerking
gaan ontstaan. De in de diverse plannen beschreven koppelvlakken geven een beeld over
de complexiteit op dit punt. Dit geldt niet alleen voor de eerstelijns gezondheidszorg, maar
ook voor de operationeel geneeskundige keten. De Inspecteur Militaire Gezondheidszorg
(IMG) constateert in dit verband en in de huidige situatie dat sturen op de kwaliteit een
vereiste is en dat stappen op dat punt moeten worden gezet om te voorkomen dat er een
“zorgelijke” situatie ontstaat.
In de diverse reorganisatieplannen wordt over kwaliteit het volgende opgemerkt:
*DTD: blz. 13. Voor DTD zal een certificeerbaar kwaliteitssysteem worden ontwikkeld……..
*EGB: blz. 37. De kwaliteitswet zorginstellingen is onverkort van toepassing op de
geleverde zorg………..dit vereist dat op gestructureerde wijze de kwaliteit van de
zorg wordt bewaakt, beheerst en verbeterd. CZSK,CLAS en CLSK hebben de
afgelopen jaren inspanningen verricht om een eigen kwaliteitssysteem in te richten.
Het CLSK heeft als enige een extern gecertificeerd systeem. Dit kwaliteitssysteem,
aangevuld met ‘best practices’ uit de kwaliteitssystemen van de andere OPCO’s, zal
als basis dienen voor een certificeerbaar kwaliteitssysteem voor het EGB. Op
termijn zal dit systeem daadwerkelijk extern gecertificeerd worden.
blz. 33. De afdeling Zorgkwaliteit van het Centrum Expertise Eerstelijnszorg draagt
er zorg voor dat de kennisprodukten worden verwerkt in richtlijnen en protocollen
en worden opgenomen in de kwaliteitssystemen van zowel het EGB als van andere
organisaties die belang hebben bij deze protocollen, zoals de operationele
eerstelijns gezondheidszorg.
*TGB: blz. 29. Binnen staf TGB is voorzien een sectie Zorgontwikkeling en Kwaliteit. Deze
sectie draagt zorg voor het ontwikkelen van een TGB breed
kwaliteitsmanagementsysteem……
*Role2: verwezen wordt naar DGO/HMA als verantwoordelijke voor de toetsing van de
kwaliteit van het systeem
Uit bovenstaande blijkt dat zowel binnen DTD, EGB, als TGB wordt ingezet op het
ontwikkelen van een uniform en geharmoniseerd kwaliteitsmanagementsysteem. Bij EGB
en TGB is in de organisatie stafcapaciteit hiertoe voorzien en DTD valt terug op de capaciteit
binnen het EGB.
Het ontwikkelen van kwaliteitsmanagement systemen is tijdrovend en zeker als er sprake is
van audits om te komen tot certificering een langdurig traject. Die tijd is er niet, gegeven de
omvang van de reorganisaties en het moeten herijken van processen met de risico’s
daaraan verbonden. Geadviseerd wordt om in deze fase vanuit staf DGO de bewaking van
de kwaliteit van het gehele gezondheidssysteem prioriteit te geven en daartoe personele
ondersteuning te bieden. Bovendien moeten met voorrang de stafelementen van de
nieuwe organisatie-elementen belast met kwaliteitsmanagement worden opgelopen.
26
Duidelijk moet worden hoe DGO/HMA zijn verantwoordelijkheid neemt voor de toetsing
van de kwaliteit van het regulier en operationeel geneeskundig systeem.
Geconcludeerd kan worden dat na afronding van de voorziene reorganisaties de kwaliteit
van het gezondheidssysteem als beschreven in het voorzieningenniveau niet is gewijzigd.
Er ligt – lopende de reorganisatie en het zetten van het nieuwe stelsel - wel een risico waar
het gaat over de kwaliteit van het gezondheidssysteem als zodanig. Geadviseerd wordt om
vanuit staf DGO hier sturend in op te treden en de maatregelen te nemen die de kwaliteit
van het systeem gedurende de transitiefase borgen.
Centrale Klachtencommissie (voorzieningenniveau 7)
Als besproken bij de vaststelling van het voorzieningenniveau wordt afgesproken voor wat
betreft de klachtenregeling aan te sluiten bij de Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg
(Wkkgz). Er komt in die situatie meer aandacht voor klachtopvang en ondersteuning en
naast de interne klachtenregeling komt er een onafhankelijke geschilleninstantie die
bindende uitspraken doet over voorgelegde klachten.
De Bgen mr J.P.Spijk doet onderzoek naar de gevolgen van deze wetgeving en de
consequenties voor de defensie situatie. Op dit moment teken de navolgende contouren
zich af van een defensie klachtenregeling, die in lijn is met enerzijds de Wkkz en anderzijds
aansluit bij de structuur van het defensie gezondheidszorg stelsel.
(pm)
De Bgen Spijk is thans in de afrondende fase van zijn werkzaamheden die moeten leiden tot
een voorstel voor een nieuwe klachten structuur.
De Bgen Spijk overlegt in dit verband met een vertegenwoordiger namens de Centrales, die
participeert in het werkverband.
Ligt in de rede om dit voorstel af te wachten.
De concept regeling zal te zijner tijd worden geagendeerd voor de werkgroep AP, waarbij
na vaststelling de regeling onderdeel kan gaan uit maken van de afspraken over het
voorzieningenniveau
Cliëntenraad (voorzieningenniveau 7)
Conform de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen is het mogelijk een
cliëntenraad in te stellen. De bevoegdheden van een dergelijke Raad zijn in de wet
vastgelegd. Binnen de militaire gezondheidsinstellingen is het opportuun deze
bevoegdheden - gegeven de bijzondere aan de krijgsmacht gerelateerde taken – qua
toepassing vast te leggen en in lijn te brengen met de taken belegd bij andere
overlegpartners werkzaam binnen de instelling. Een dergelijke benadering voorkomt frictie
en onduidelijkheid op het moment dat overleg aan de orde is.
Binnen de militaire gezondheidsinstellingen heeft het MRC Aardenburg een cliëntenraad,
daar bekend als revalidantenraad.
Andere militaire gezondheidsinstellingen die in aanmerking komen voor een cliëntenraad
zijn de Militair Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) en het Centraal Militair Hospitaal
(MRC).
Aangezien de MGGZ – gelijk als het MRC – een erkenning heeft volgens de Wet toelating
zorginstellingen (Wtzi) dient ook hier aan de verplichting voldaan te worden om een
27
cliëntenraad in te stellen. Probleem is echter dat de patiëntenpopulatie uit voornamelijk
(militaire) ambulante cliënten bestaat. De animo om zitting te nemen in een dergelijke raad
is al jarenlang onvoldoende.
Het CMH heeft (nog) geen Wtzi-erkenning, derhalve geldt voor het CMH niet de
verplichting een cliëntenraad in te stellen.
Inmiddels wordt binnen het Ministerie van Volksgezondheid gewerkt aan de aanpassing van
de Wmcz, in die zin dat thans verschillende wetten zullen worden ondergebracht in één wet
die toeziet op patienten rechten en zorgaanbiedersverplichtingen. Tevens liggen er
initiatieven om te komen tot regelgeving op het gebied van goed bestuur alsmede de
medezeggenschap in de curatieve zorg.
Voorgesteld wordt om de ontwikkelingen met betrekking tot de voorziene wettelijke
aanpassingen te volgen en te bezien op de effecten voor het defensie gezondheidssysteem.
Bovendien de animo te peilen binnen de MGGZ om zitting te nemen in een op te richten
cliëntenraad, gegeven de uitbreiding van de doelgroep cliënten met (postactieve)
veteranen.
Verwijs en terugkoppelingsbeleid (voorzieningenniveau 7)
Door civiele consumptie van geneeskundige zorg, en dan in die gevallen waarbij militaire
zorg tot de mogelijkheden behoort, wordt het krijgsmacht gebonden verzekerings - en
vergoedingen- stelsel gefrustreerd.
Evenzeer geldt dit voor de systematiek waarin de militaire zijn civiele geneeskundige
consumptie niet adequaat terugkoppelt op zijn militaire (onderdeels) arts.
De verplichtingen van de militair en de organisatie op dit punt moeten helder zijn in cassu
het verwijzings- en terugkoppelingsbeleid.
Zolang dit niet eenduidig is geregeld, is de aanname dat in samenhang met de registratie
discipline binnen het militaire gezondheidssysteem, er een bepaald financieel
declaratievolume niet wordt gedeclareerd, dan wel inkomsten worden misgelopen door
civiele consumptie. De exacte omvang is onduidelijk al is de inschatting gebaseerd op de
ervaringen in de achterliggende jaren dat het om enkele miljoenen Euro’s gaat
In de reorganisatieplannen wordt het punt van registratie opgepakt. Wat resteert is het afprocederen van het verwijs- en terugkoppelingsbeleid. Voorgesteld wordt in relatie tot dit
dossier dit punt af te ronden. In samenspraak met SZVK/Unive moet de omvang van het in
het geding zijnde financiële volume worden onderzocht. De alsdan te genereren extra
inkomsten zouden moeten worden ingezet ten behoeve van het gezondheidszorgdomein
(mogelijke een gedeeltelijke oplossing voor de dekking van formatieve claims die ontstaan
bij het onderschrijven van de conclusies uit deze rapportage).
Overige onderwerpen
Tijdens mijn onderzoek zijn er twee onderwerpen, die in meer of mindere mate gerelateerd
aan de reorganisaties, naar voren zijn gebracht en indirect een relatie hebben met het
voorzieningenniveau:
a. de uitvoering van de re-integratie;
b. de governance binnen het militair gezondheidszorg stelsel.
28
In de volgende paragraaf geef ik mijn observaties op dat punt.
Uitvoering van de re-integratie
De uitvoering van de re-integratie is slechts ten dele gekoppeld aan het gezondheidszorg
domein, namelijk daar waar de bedrijfsarts en evt. keuringsarts betrokken zijn in het
proces.
De nota herzien Re-integratiebeleid Defensiepersoneel van maart 2007 beschrijft op welke
uniforme en eenduidige wijze invulling moet worden gegeven aan de wettelijke
verplichtingen (wet Poortwachter, WIA en UWV-kaders) en goed werkgeverschap in het
kader van de re-integratie van arbeidsverzuimend defensie personeel.
De uitvoering van de re-integratieprocedure/beleid is een gedeelde verantwoordelijkheid
van enerzijds de decentrale commandanten van de afzonderlijke defensieonderdelen (fase
1/eerste zes maanden) en anderzijds het DC Re-Integratie (fase 2 e.v.). Een uitzondering
hierop vormt de uitvoering bij CZSK waar gedurende fase 1 niet de decentrale commandant
verantwoordelijk is maar de SMDKM.
Geconstateerd wordt dat gemiddeld rond de 500 militairen die een arbeidsverzuim kennen
van meer dan 26 weken – tegen de voorschriften in -niet overgedragen zijn aan het DC-ReIntegratie. Veelal thuis zittend personeel, dat buiten de controle en behandelingssfeer valt
en waarvoor de bij de wet Poortwachter voorgeschreven procedure niet wordt gevolgd.
Het is ook personeel dat in de aanvangsfase niet de aandacht en zorg krijgt die in die fase
past. Voor een deel doordat decentrale commandanten niet hun rol kennen op dit punt,
deels omdat SMT’s en bedrijfsartsen niet de rol nemen die mag worden verwacht, deels
omdat het de consequenties van re-integreren voor de medewerker niet leuk worden
gevonden en men het verzuim zonder actie laat voortbestaan.
Er lijkt een toenemende willekeur bij de uitvoering van het re-integratiebeleid, waarbij
vertraging optreed met bijbehorende (salaris)kosten en een toename van het aantal door
het UWV opgelegde loonsancties.
Als gezegd raakt de uitvoering van het re-integratiebeleid voor een deel het handelen van
artsen en geneeskundig ondersteunend personeel. Op dat punt ligt er een rol voor de
DGO/HMA.
Los daarvan raakt de uitvoering van het Re-Integratiebeleid aan de
werkgeversverantwoordelijkheid i.c. de zorg voor het personeel. Voorgestelde wordt de
uitvoering van het re-integratiebeleid zodanig ter hand te nemen dat met name in fase 1 de
voorgeschreven procedures strikt worden gevolgd. Het SMD model van het CZSK laat de
verantwoordelijkheid in deze fase bij de Operationele Commandant, zonder dat
onderscheidende eenheidscommandanten die verantwoordelijkheid als decentrale
commandanten behoeven in te vullen. Een dergelijke aanpak – in ieder geval een centrale
sturing – zou binnen de andere Operationele Commando’s de uitvoeringsproblemen
kunnen verminderen. In overweging wordt gegeven op dit punt zodanige keuzes te maken
dat eenduidigheid in de uitvoering vanzelfsprekend wordt. Dit is thans onderwerp van een
door de HDP geïnitieerde studie
29
Governance binnen het militaire gezondheidszorg stelsel
Governance heeft letterlijk betrekking op ‘het besturen’. Breed opgevat heeft het
betrekking op het waarborgen van de onderlinge samenhang van het sturen, beheersen en
toezicht houden op een organisatie, gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van
beleidsdoelstellingen (het functioneren), en het op een open wijze communiceren en
verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden.
In de huidige situatie is een veelheid van rollen verenigd in de persoon van C-DGO. Wel zijn
de commandanten van de OPCO’ s thans nog zorgaanbieder voor hun eerstelijns
zorgsysteem, maar die rol komt na afronding van de reorganisaties te liggen bij de HMA.
Behalve voor de kwalitatieve inrichting van het militaire gezondheidszorgsysteem, is hij
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de geneeskundige zorg en het
borgen van het voorzieningenniveau. In zijn rol als Hoogste Medische Autoriteit vervult hij –
zonder last of ruggenspraak – een (bindende) adviserende rol in de richting van politieke,
ambtelijke en militaire top. Hij houdt toezicht op de uitvoering van de militair
geneeskundige zorg onder zowel vredes- als operationele omstandigheden.
Het leggen van een veelheid aan rollen in één hand kan in de praktijk leiden tot frictie,
zeker in een situatie waarin een functionele, fysieke inbedding binnen het bestuurlijk
domein ontbreekt. Op het punt van toezicht schuilt het gevaar van een rolneming die
conflicteert met de rol van de Inspecteur Militaire Gezondheidszorg (IMG)
Gezocht moet worden naar een oplossing waarin de onduidelijkheid over de rolneming
binnen het gezondheidszorgdomein wordt weggenomen. Een mogelijke oplossing daarbij
is:
De governance binnen het militaire gezondheids stelsel moet passen binnen en aansluiten
bij het besturingsmodel zoals dat binnen het Ministerie wordt gehanteerd. De politieke en
bestuurlijke verantwoordelijkheid, en daarmee de verantwoording over het functioneren
van het militaire zorgsysteem, ligt bij de Minister (en de ambtelijke top). In het contact met
het Parlement en externe partijen (bijvoorbeeld bonden) zal de Minister op deze
verantwoordelijkheid worden aangesproken (en niet C-DGO/HMA)
Vanuit zijn adviserende en bestuurlijk ondersteunende rol zou het in de rede liggen de
functionaliteit HMA een positie te geven in de bestuursstaf, van waaruit hij richtinggevend
kan zijn op het punt van strategie, beleid, parlementaria en uitvoering van het militair
gezondheidszorg beleid, i.c. de interne toetsing van de uitvoering van de zorg door audits,
accreditatie en evaluaties. Het ligt voor de hand een dergelijke geneeskundige
functionaliteit onder te brengen in de organisatie van de HDP gelet op de directe relaties
met het personele beleidsterrein. De HDP kan in bestuurlijke zin de belangen van het
gezondheidszorg domein vertegenwoordigen, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan
de positie en (medische) verantwoordelijkheden van de HMA.
De DGO blijft de rol vervullen zoals thans in de reorganisatie is voorzien.
Civiel zien we in gezondheidsinstelling veelal de rol van bestuurder/directeur
gecombineerd. In die zin moet de combinatie HMA tevens C-DGO mogelijk zijn, zeker als in
de ondersteunende sfeer sprake is van (fysiek) gescheiden organisatie-elementen. De
bestuurlijke rol wordt vervuld vanuit de HMA positie (ondergebracht in organisatie HDP),
de directeurs rol wordt vervuld vanuit de C-DGO positie (DGO ondergebracht binnen CDC).
Formatief zou deze benadering betekenen een uitbreiding van de formatie van HDP,
waarbij moet worden nagegaan of het mogelijk is deze formatie te ontvlechten uit (staf)
DGO.
30
Het past in deze oplossingsrichting na te gaan in hoeverre het opportuun is de HMA in zijn
rol te ondersteunen door een Raad van Toezicht .
Voorgesteld wordt de Governance binnen het militair gezondheidszorgstelsel nader te
doen uitwerken langs de lijnen als hier boven geschetst.
Conclusies ten aanzien van de toetsing van de (effecten van) voorziene
reorganisatieplannen aan het vastgestelde voorzieningenniveau
*
De reorganisatieplannen ten aanzien van de eerstelijns gezondheidszorg volgen niet
de afspraken als vastgelegd bij de introductie van het geïntegreerd zorgmodel.
Gelet op het principiële karakter van deze afspraak dient het reorganisatieplan van
het EGB zodanig te worden aangepast dat de bedrijfsgezondheidszorg in relatie tot
de beoordeling van functiegeschiktheid als apart organisatie-element wordt
opgenomen en er in de uitvoering sprake zal zijn van gescheiden dossiervorming
binnen de organisatie-elementen MZT, BMB, Bedrijfsgezondheidszorg. De taak van
het BMB dient zich te beperken tot de (verzekeringsgeneeskundige) keuringen met
een rechtspositioneel karakter.
*
Geconcludeerd kan worden dat de in de reorganisatieplannen opgenomen
uitgangspunten met betrekking tot de sluiting van gezondheids- en
tandheelkundige centra niet strijdig zijn met het voorzieningenniveau
Hierbij



*
blijven de geneeskundige voorzieningen in Münster, en Mons/Casteau
gehandhaafd met daaraan gekoppeld een formatieve claim;
wordt aandacht gevraagd voor de uitvoering van geneeskundige zorg voor het
personeel tewerk gesteld op de Peel;
dient de mobiele tandheelkundige capaciteit qua inzet te worden bestemd voor het
borgen van de dental fitheid van het militaire personeel
Geconcludeerd kan worden dat de reorganisatieplannen die toezien op het
operationele geneeskundig domein niet in strijd zijn met de in het voorzieningen niveau
vastgestelde uitgangspunten
Hierbij;



*
wordt geadviseerd aandacht te schenken – bij afwezigheid van dedicated
aeromedevac – aan de beschikbaarheid en indeling van gewondentransport en bij
vrijval van middelen uitbreiding te claimen;
wordt geadviseerd de gewenste omvang van het ondersteunend C2 en logistiek
personeel gegeven de opbouw en instandhouding van geneeskundige installaties in
kaart te brengen en bij vrijval uitbreiding te claimen;
wordt geadviseerd te bezien in hoeverre de (eenheidsgebonden) algemeen militaire
artsen werkzaam binnen het operationeel geneeskundig domein een rol kunnen
vervullen bij de vredesgeneeskundige zorg voor het personeel van hun eenheid.
Geconcludeerd kan worden dat na de finale afronding van de voorziene reorganisaties
de kwaliteit van het gezondheidssysteem als beschreven in het voorzieningenniveau
niet is gewijzigd.
Hierbij
31


de kwaliteit van de individuele geneeskundige beroepsbeoefenaar staat niet ter
discussie en blijf voldoen aan de afspraken als vastgelegd bij het
voorzieningenniveau;
risico wordt gelopen gedurende de transitie bij de kwaliteitsborging van het
gezondheidssysteem als zodanig. Om hier terugval te voorkomen wordt
geadviseerd de in te richten kwaliteitsbeheersing met prioriteit op te richten en
voorshands vanuit de DGO te sturen en te monitoren. Dit zou ongeacht de
voortgang van reorganisaties of de reorganisatie voorstellen ingericht moeten
worden.
*
De klachtensystematiek bij Defensie wordt aangepast aan de hand van de wetgeving op
dit punt. (Wkkz). De aangepaste regeling zal separaat – ter behandeling - aan het
overleg worden aangeboden. De alsdan nieuwe klachtenregeling maakt deel uit van het
vastgestelde voorzieningen niveau.
*
Ten aanzien van cliëntenraden wordt voorgesteld om de ontwikkelingen met
betrekking tot de voorziene wettelijke aanpassingen te volgen en te bezien op de
effecten voor het defensie gezondheidssysteem. Bovendien de animo te peilen binnen
de MGGZ om zitting te nemen in een op te richten cliëntenraad, gegeven de uitbreiding
van de doelgroep cliënten met (postactieve) veteranen.
*
Voorgesteld wordt in het overleg over het voorzieningenniveau in relatie tot
reorganisaties ook de hoofdlijnen van het verwijs en terugkoppelingsbeleid te
bespreken en vervolgens vast te leggen in het voorzieningenniveau.
*
Voorgesteld wordt de uitvoering van het re-integratiebeleid in fase 1 nader te
beschouwen en maatregelen te nemen die eenduidige uitvoering binnen de
operationele commando’s borgt.
*
Voorgesteld wordt gegeven de onduidelijkheid over de governance binnen het militaire
gezondheidszorgdomein, langs de lijn als beschreven in dit document, een opzet
hiervoor te maken. De gekozen governance is vervolgens
uitgangspunt/randvoorwaardelijk voor de uitwerking van de diverse
reorganisatieplannen.
*
Voorgesteld wordt de mogelijk extra inkomsten die voortvloeien uit het “strakker”
regelen van het verwijzings- en terugkoppelingsbeleid en het afdwingen van een
ordentelijke registratie van de te vergoeden medische verrichtingen aan te wenden
binnen het gezondheidszorgdomein. Bij het onderschrijven van de conclusies uit deze
rapportage zouden deze inkomsten kunnen worden aangewend voor een gedeeltelijke
dekking van de formatieve claims uit deze rapportage
32
Stap 4. Voorstel voor de overlegagenda over de bevindingen en conclusies in stap
3
Agenda
!. Voorgesteld wordt de bevindingen van stap 3 inbegrepen de conclusies met elkaar
te bespreken en daar waar mogelijk vast te leggen.
2. Bespreken van het voorstel tot aanpassing van het reorganisatieplan van het EGB,
volgens de contouren als hieronder geschetst.
3. Bespreken van het verwijs- en terugkoppelingsbeleid
4
Bespreken over hoe in het traject verder kan worden gegaan en aan welke
voorwaarden nog voldaan moet worden om de reorganisaties te kunnen hervatten.
Contouren van de voorgestelde aanpassing van het reorganisatieplan EGB
Voor de beeldvorming is het belangrijk dat de bedrijfsgeneeskundige zorg wordt
gesplitst in een deel binnen ( geïntegreerd met de curatieve zorg) en een deel
buiten de MZT’s.
Dat zou binnen een volgend model geregeld kunnen worden :
MZT staat dan voor Medisch Zorgteam met geïntegreerde zorg en
BE staat voor Bedrijfsgeneeskundige Entiteit):
33
EGB
Inzetbaarheid
BMB
functiegeschiktheid
Dienstgeschiktheid
Coördinatie
Mediprudentie
MZT
Mutaties
Advisering commandant
MAW 12 h 3a
MAW 12 h 3c (deels)
MAW 12 h 3d
PAGO’s
DMC
CML
TGTF
BE
FGA
MAW 12 h 3b
MAW 12 h 3c (deels)
MAW 12 h 4a
Bedenkingen
Herindeling hoger
functiecluster
MAW 12 h 4b
Aanspraken
.
MZT
De hoofdtaak van het MZT is vanzelfsprekend de geïntegreerde zorg waarmee de
inzetbaarheid wordt verzekerd. Als deze inzetbaarheid voor de korte termijn deels
wordt onderbroken, wordt daarover de commandant geadviseerd. Daar waar
personeel aan bijzondere belasting bloot staat, kan een geneeskundig onderzoek
worden verplicht (art 3a). Dat kan het best door het MZT worden uitgevoerd. De
patiënt heeft er het meest baat bij als al zijn gegevens worden betrokken in een
oordeel. (MZT)
Het onderzoek art 3c blijft (deels) in het pakket van het MZT omdat dit het enige
artikel is waarmee de commandant een zieke of geblesseerde militair kan
verplichten naar het MZT te gaan.(MZT)
Het art 3c is ook de grondslag van het IGO zoals dat nu door de BMB wordt
uitgevoerd en onderdeel is van het re integratieproces. Omdat het hier niet gaat
om het vaststellen van dienstongeschiktheid zou dit onderzoek onttrokken kunnen
worden aan de BMB en kunnen worden overgenomen door de BE (deels).
Het geneeskundig onderzoek 3d betreft het zogenoemde “uitkeuren bij
diensteinde” en hoort bij de geïntegreerde zorg. (MZT)
De re-integratie (die start bij het eerste verzuim) valt volledig binnen de
geïntegreerde zorg. Van onze zijde wordt ter overweging meegegeven om wel een DCR - gespecialiseerd MZT in de organisatie onder te brengen. Dit MZT zou het DCR
geneeskundig kunnen ondersteunen, repatrianten opvangen en ingewikkelde re
integratieprocessen begeleiden. (Dit is een extra behoefte.) (MZT)
34
BE
Functiegeschiktheid wordt nu deels buiten de geïntegreerde zorg bepaald. Dit
gebeurt enerzijds bij het DMC, TGTF en het CML en anderzijds bij BMB en DWS.
DMC, TGTF en CML zijn ondergebracht bij de OPCO’s.
Wij geven er de voorkeur aan de keuringen bij CML, DMC ,en TGTF zo te laten.
DWS alleen een rol geven bij de aanstellingskeuring en de initiële indeling in een
functiecluster.
De BE zou de overige functiegeschiktheidskeuringen voor haar rekening moeten
nemen. Bovendien krijgt de BE de coördinatie rol tussen de instellingen belast met
functiegeschiktheids beoordelingen. Voorts draagt het dan zorg voor opbouw van
expertise en mediprudentie (de verzameling gezaghebbende uitspraken inzake
geneeskundige onderzoeken).
De BE krijgt uitvoeringsverantwoordelijkheid voor de volgende zaken.
o Het functiegeschiktheidsadvies voor burgers. Dit FGA wordt nu door BMB
uitgevoerd maar er is geen twijfel dat dit een bedrijfsgeneeskundige
beoordeling betreft. Om ook voor de burgermedewerkers een met
militairen vergelijkbare scheiding van verantwoordelijkheden te bieden zou
het FGA door de BE uitgevoerd kunnen worden.
o Het geneeskundig onderzoek MAW 12 h 3 b ziet bij uitstek op
functiegeschiktheid en hoort niet thuis bij het MZT en kan bij de BE worde
ondergebracht.
o Het onderzoek onder 3c is deels ondergebracht bij het MZT (zie boven) en
kan deels verhuizen van het BMB naar de BE. Het betreft hier dan het
onderzoek waarin de BE van het EGB vaststelt dat er een vermoeden van
dienstongeschiktheid is. Indien dat vermoeden bestaat volgt verwijzing (via
de commandant) naar BMB om dat in het onderzoek MAW 12 h 4 b te laten
vaststellen. Maar het is ook mogelijk dat betrokkene toch dienstgeschikt
wordt geacht, het oordeel nog niet gegeven kan worden omdat nog
onvoldoende reïntegratieinspanningen zijn verricht of dienstgeschiktheid
nog bestaat voor een andere groep van functies dan waarvoor betrokkene
tot dan toe is ingedeeld. Voor de definitieve vaststelling van dat laatste is
een onderzoek MAW 12 h 4 a nodig dat de BE zelf uitvoert. In het
verlengde van dit laatste ligt ook de vaststelling dat iemand in een hoger
functiecluster kan worden ingedeeld. Deze herkeuring ligt nu bij DWS maar
is uit de aard van het onderzoek een bedrijfsgeneeskundige keuring die de
functiegeschiktheid regardeert.
o Als nieuw discussiepunt willen wij de bedenkingen procedure inbrengen.
Alle OPCO’s hebben nu een bedenkingenprocedure waarin patiënt of
commandant kunnen aangeven dat zij een ander geneeskundig oordeel
willen hebben aangaande de inzetbaarheid. Deze bedenkingenprocedure
kan bij de BE neergelegd worden.
o De BE (en DMC en CML ) gebruiken geen geïntegreerd dossier en het
dossier is gescheiden van het patiëntendossier in GIDS.
Alles bijeen geeft de vorming van een BE met zowel coördinerende als uitvoerende
taken invulling aan het losmaken van bepaalde vormen van bedrijfsgeneeskundige
zorg uit de geïntegreerde zorg.
35
Hiermee wordt recht gedaan aan de op dit punt gemaakte afspraken zonder dat de
kwaliteit van zorg , door de aanpassingen, onder druk komt te staan, er spanning
met de wet ontstaat of er structurele veranderingen nodig zijn in de organisatie van
de zorg.
De vertaling van de formatieve consequenties moet nader uitgevoerd worden
Indien met deze contouren kan worden ingestemd kan het reorganisatieplan EGB
als zodanig worden aangepast.
36
Stap 5: Verslag van het overleg over de bevindingen en conclusies uit stap 3.
Alsmede de op dit overleg gebaseerde aanbevelingen zoals deze worden
aangeboden aan de Vz en leden van de Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid.
Algemeen
Het overleg heeft tot doel de bevindingen en conclusies uit stap 3 te bespreken en te
bezien in hoeverre overeenstemming op deze punten kan worden bereikt, teneinde de
noodzakelijke aanpassingen van de voorliggende reorganisatieplannen te kunnen
adresseren. Op basis van de uitkomsten uit het overleg worden de aanbevelingen
geformuleerd die moeten leiden tot een hervatten van de reorganisatietrajecten binnen
het geneeskundig domein.
Het rapport met aanbevelingen wordt vervolgens ter behandeling aangeboden aan
Voorzitter en leden van de Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid.
Bij het overleg zijn aanwezig de HDP, de Directeur Arbeidsvoorwaardenbeleid,
vertegenwoordigers van de Centrales (met uitzondering van ACOP) en de commissie.
Vanuit de commissie worden de in stap 3 beschreven conclusies toegelicht en vervolgens
door de vergadering besproken. Waar opportuun worden conclusies getrokken en waar
relevant afspraken gemaakt voor verdere uitwerking.
Geïntegreerde Zorg
Er wordt geconcludeerd dat de afspraken bij het geïntegreerd zorgmodel thans niet worden
gevolgd. Het reorganisatieplan EGB is niet in lijn met de destijds gemaakte afspraken over
de toepassing van het geïntegreerde zorgmodel. Het reorganisatieplan van het EGB dient
op dat punt aanpassing.
Er dient een expliciete scheiding te worden aangebracht tussen de eerstelijns zorg (EGB
domein) enerzijds en het domein waarin functiegeschiktheidsbeoordeling en
dienstgeschiktheidsbeoordelingen aan de orde zijn anderzijds.
Over de rol verdeling tussen de drie domeinen wordt vastgesteld dat:
a. binnen het eerstelijns zorgteam alleen wordt toegezien op de belastbaarheid van de
militair in relatie tot (actuele) operationele inzet;
b. geneeskundige keuringen waarbij de vaststelling van de dienstgeschiktheid aan de orde
is (keuringen met een rechtspositioneel karakter) vallen binnen het bereik van de
verzekeringsgeneeskundige beoordeling waarvoor binnen Defensie BMB, exclusieve
verantwoordelijkheid draagt;
c. bedrijfsgeneeskundige keuringen gekoppeld aan functiegeschiktheid en de indeling in
enig functie cluster een apart domein betreffen, waarvoor een apart organisatieelement verantwoordelijkheid voor de uitvoering behoort te krijgen (werknaam
bedrijfsgeneeskundige entiteit).
37
Deze uitgangspunten betekenen dat het in het rapport bij stap 4 geformuleerde voorstel
moet worden aangepast daar de Bedrijfsgeneeskundige Entiteit (BE) niet binnen de
organisatie van EGB kan worden ondergebracht.
Vastgesteld wordt dat er thans bedrijfsgeneeskundige expertise binnen Defensie is belegd
bij het CEAG. Het ligt derhalve voor de hand de uitvoering van de bedrijfsgeneeskundige
functiegeschiktheidskeuringen organisatorisch onder te brengen bij het CEAG.
In de vaststelling over het takenpakket van de bedrijfsgeneeskundige entiteit dient
rekening te worden gehouden met de rol van DMC, CML en TGTF. De rol van DWS moet
zich op het punt van functiegeschiktheid beperken tot de aanstelling en initiële indeling in
enig functiecluster. BMB kan als resultante van een dienstongeschiktheids keuring oordelen
dat dienstongeschiktheid niet aan de orde is, maar dat kan worden volstaan met de
indeling in een ander functiecluster.
Voorshands wordt ingeschat dat voor de oprichting van de aparte bedrijfsgeneeskundige
entiteit een (meer) behoefte aan de orde is.
De bedrijfsgeneeskundige entiteit kan worden opgenomen in het reorganisatie traject van
het CEAG, waarbij de beschrijving van taken en de organisatorische inbedding nader kan
worden uitgewerkt. Om verlies aan voortgang in het lopend reorganisatietraject van het
CEAG tegen te gaan, kan worden gekozen voor een fasering binnen het reorganisatietraject,
dan wel een werkorganisatie. In het overleg met de bonden dienen hierover afspraken te
worden gemaakt.
Aanbeveling 1
Pas de taakstelling van en de werkwijze binnen het EGB zodanig aan dat het taakelement
wat toe ziet op functiegeschiktheidskeuringen e.a. uit de beschrijvingen wordt gehaald.
Stel tevens zeker dat in de werkwijze van het EGB de afspraken gemaakt in het kader van
het geïntegreerde zorgmodel worden nagekomen en dat naast de curatieve zorg er louter
bedrijfsgeneeskundige zorg wordt verleend die te maken heeft met de belastbaarheid
van de militair in relatie tot de aan de orde zijnde operationele inzet, waarbij er sprake
blijft van geïntegreerde zorg.
Aanbeveling 2
Pas het reorganisatietraject van het CEAG zodanig aan dat de bedrijfsgeneeskundige
entiteit binnen deze organisatie kan worden ondergebracht. Draag zorg voor een heldere
taakbeschrijving, een beschrijving van de koppelvlakken met andere geneeskundige
organisaties, en een organisatorische inbedding die recht doet aan de taakstelling. Stel
zeker dat binnen de bedrijfsgeneeskundige entiteit zelfstandige dossiervorming plaats
vindt gescheiden van de dossiervorming bij respectievelijk EGB (ZT) en BMB
Aanbeveling 3
Daar waar aanpassingen van de (lopende) reorganisatietrajecten – op een
onverantwoorde wijze – deze trajecten aanzienlijk gaan vertragen overleg met bonden
over mogelijkheden om binnen het traject te faseren, dan wel te gaan werken binnen een
(tijdelijke) werkorganisatie.
38
Beschikbaarheid van geneeskundige zorg
In het overleg wordt – op hoofdlijnen – ingestemd met de locatie keuze van de eerstelijns
gezondheidscentra, met dien verstande dat het kunstmatige onderscheid tussen
hoofdvestiging en dependance moet worden losgelaten. Dit laatste wordt door Defensie
toegezegd.
Er bestaat twijfel over het ontbreken van een eerstelijns gezondheidsvoorziening op de
Peel. De omvang van de populatie aldaar (> 500) en de afstand naar de dichtstbijzijnde
voorziening ( > 15 km, Volkel) leiden tot dit standpunt. Afgesproken wordt te zien of op dit
punt een aanpassing van het oorspronkelijke plan mogelijk is, door de inzet van een nurse
practitioner of door andersoortige bedrijfsvoering afspraken die zeker stellen dat het
personeel van de Peel kan beschikken over de noodzakelijke eerstelijns zorg ( te denken
valt aan inzet vervoer, geblokte tijden artsbezoek voor personeel de Peel, tijdsblok waarin
ziekenrapport op de Peel wordt aangeboden etc.
Met betrekking tot de eerstelijns voorzieningen in het buitenland wordt de eerdere
toezegging om de geneeskundige zorgvoorziening in Munster en Mons open te laten
herhaalt. Door de bonden wordt hier nogmaals het belang van deze voorziening benadrukt
gelet op de rol die zij vervullen voor ook de gezinsleden van de aldaar geplaatste militairen.
Er ligt als gevolg van deze toezegging nog wel een formatief probleem. Een informele
toezegging vanuit het CLAS is nog niet gehonoreerd.
Met betrekking tot de tandheelkundige zorg leeft er bij de bonden zorg over de dislocatie
van de tandheelkundige centra. Het verlies aan arbeidsproductiviteit, de reisafstanden en –
kosten, en het ongemak voor het personeel zijn argumenten die door de bonden naar
voren worden gebracht.
In de discussie over beschikbare capaciteit komt de vraag naar voren of er 7 of 13 locaties
voor tandheelkundige zorg beschikbaar zijn. Dit zonder de locaties in de West.
In het VRP wordt duidelijkheid verschaft. Er zijn 7 – regionaal gesitueerde –
tandheelkundige centra met openingstijden dagelijks van 0800-1700 uur en 6 locaties met
een tandheelkundig centrum aangeduid als dependance waar tandheelkundige zorg wordt
verleend op basis van afspraken en de ter plekke benodigde capaciteit om aan die
zorgvraag te kunnen voldoen. Aanbevolen wordt om geen onderscheid te maken tussen
centra en dependances, om onduidelijkheid te voorkomen wordt er gesproken over centra.
Ook is er onduidelijkheid of de mobiele tandheelkundige centra (oplegger) naast
tandheelkundige controle mogelijkheden ook tandheelkundige behandel capaciteit hebben.
Die onduidelijkheid is in de vergadering weggenomen: er is apparatuur aanwezig om zowel
tandheelkundige controles als (reguliere) tandheelkundige behandeling mogelijk te maken.
In de praktijk zullen in de mobiele tandheelkundige oplegger alle tandheelkundige
behandelingen plaatsvinden met uitzondering van specialistische verrichtingen
(kaakchirurgie).
De aangedragen oplossing om de mobiele tandheelkundige capaciteit ter plekke bij
eenheden in te zetten om de dental fitheid te beoordelen en te borgen wordt
onderschreven. Er is echter twijfel of deze werkwijze op de korte termijn uitkomst biedt,
omdat het invoerschema van deze mobiele capaciteit is voorzien in de jaren 2015, 2016 en
2017 (elk jaar een mobiele installatie).
39
Er wordt een oplossingsrichting gevonden waarin de eindsituatie als voorzien in het
reorganisatieplan van de DTD eerst wordt bereikt op het moment dat de mobiele
tandheelkundige capaciteit is ingevoerd en operationeel is. Het tempo van sluiten van
locaties loopt derhalve parallel aan de instroom van de mobiele tandheelkundige capaciteit.
Het in die zin handig om het effect van dit uitgangspunt te beschouwen op haar gevolgen
en in die zin te accepteren dat of de reorganisaties binnen de DTD eerst in 2017 zijn
afgerond of dat het Defensie Investeringsplan moet worden aangepast voor wat betreft de
instroom van mobiele tandheelkundige capaciteit.
Aanbeveling 4
Tref regelingen ten aanzien van het borgen van de eerstelijns geneeskundige zorg op de
locatie de Peel. Pas het reorganisatieplan EGB hierop aan.
Aanbeveling 5
Stel zeker dat de borging van de geneeskundige voorzieningen in Munster en Mons ook
formatief wordt vastgelegd.
Aanbeveling 6
Laat het tempo van de reorganisatie van de DTD gelijke tred houden met de instroom van
de mobiele tandheelkundige capaciteit. Draag zorg dat de afronding van de reorganisatie
DTD gelijk valt met het operationeel stellen van de laatste mobiele tandheelkundige
oplegger. Tref hiertoe de noodzakelijke maatregelen met betrekking tot het
opstellen/actualiseren van het Defensie Investeringsplan (DIP). Draag zorg dat in de
mobiele tandheelkundige oplegger alle tandheelkundige behandelingen kunnen
plaatsvinden met uitzondering van specialistische verrichtingen.
Operationele geneeskundige zorg
In het overleg wordt gesproken over de reorganisaties binnen het operationeel
geneeskundig domein. Er is het besef dat het realiseren van de kengetallen voor
geneeskundige ondersteuning bij operationele inzet sterk zal/kan verschillen bij de
omstandigheden waaronder die inzet zal plaatsvinden. Bij de afhankelijkheid van anderen
wat betreft de beschikbaarheid over (dedicated) aeromedevac wordt aangeraden
voldoende (weg) gewondentransport aan te handen. Afgesproken wordt dit punt bij de CDS
onder de aandacht te brengen.
Voorts wordt in het overleg aandacht gevraagd voor de voorziene afbouw van het
ondersteunend logistiek en C2 personeel bij de geneeskundige eenheden. De oplossing
waarin geneeskundige professionals zouden moeten worden ingezet voor ook
ondersteunende en C2 taken wordt niet onderschreven. Op dit punt zal derhalve de
operationeel geneeskundige organisatie moeten worden aangepast.
Vanuit de Centrales wordt aandacht gevraagd voor de omvang van het bestand
geneeskundige professionals (o.a. AMV) binnen het operationeel geneeskundig domein. De
in het verleden toegezegde 100% vulling van dit personeel – gerelateerd aan de veelal
langdurige operationele inzet – is nog steeds niet gerealiseerd, waarbij er ook nog
bezuinigd wordt. Vanuit Defensie wordt hier betoogd dat het totaal in de organisatie
aanwezige geneeskundig personeel (ook buiten het operationele domein) voldoende is om
de inzet af te dekken. Centrales zullen op dit punt de belasting van en de effecten op het
geneeskundig personeel volgen en er zo nodig op terugkomen.
40
Aanbeveling 7
Pas het reorganisatieplan met betrekking tot de operationeel geneeskundige organisatie
role2 (CLAS) zodanig aan dat de omvang van het functiebestand C2/Logistiek
ondersteunend personeel in lijn wordt gebracht met de behoefte.
Aanbeveling 8
Draag zorg dat zolang er geen gegarandeerde dedicated aeromedevac voorhanden is, er
binnen de geneeskundige afvoerketen voldoende weg gewondentransport is ingedeeld.
Stel de (aanvullende) behoefte vast en draag zorg voor opname in de plan-begroting
cyclus.
Kwaliteit van de zorg
Binnen het overleg wordt de zorg over de risico’s ten aanzien van de kwaliteit van
zorgverlening gedurende de transitie gedeeld. Ook al staat de kwaliteit van de individuele
geneeskundige beroepsbeoefenaar niet ter discussie wijzen Centrales op de eerdere
afspraken die zijn gemaakt over het onderhouden van de vaardigheden (bijscholing).
Tevens benadrukken zij het belang van de (actuele) registratie van deze groep
geneeskundige personeel (BIG, e.a.)
Centrales ondersteunen de gedachten op met prioriteit aandacht te schenken aan de
kwaliteitsborging van het totale gezondheidssysteem. Vragen aandacht voor zorglocaties,
zorgprocessen etc., kortom de samenhangende kwaliteit binnen de totale keten van
geneeskundige zorg. Er is geen bezwaar om binnen het reorganisatietraject EGB het
kwaliteitsorgaan (CEEZ) als eerste en versneld op te richten.
Aanbeveling 9
Draag zorg voor het in de reorganisatie met voorrang oppakken van die onderdelen die te
maken hebben met de beheersing van de kwaliteit van het totale gezondheidszorg
systeem. Stel zeker dat binnen het kwaliteitszorg systeem aandacht wordt geschonken
aan het (planmatig) bijhouden van de vaardigheid van de individuele geneeskundige
beroepsbeoefenaar en draag zorg voor een adequate registratie van dit personeel in het
registratieregister van toepassing voor desbetreffende beroepsgroep.
Verwijs en terugkoppelingsbeleid
Binnen het voorzieningenniveau zijn de afspraken ten aanzien van het verwijs en
terugkoppelingsbeleid nog steeds niet vastgelegd.
In het overleg wordt gesproken over de noodzaak van een dergelijke beleidsrichting:
a.
Gezondheidszorg vanwege de militair geneeskundige dienst , als vastgelegd in
de MAW, heeft mede tot doel inzicht te krijgen in belastbaarheid en inzetbaarheid in relatie
tot operationele inzet. Dit vraagt kennis van ook buiten defensie genoten zorgconsumptie
en een volledig medisch dossier van de militair;
b.
Niet geregistreerde civiele zorgconsumptie leidt tot inkomstenderving voor de
Militaire Gezondheidszorg (naar schatting rond de 6Meuro op jaarbasis).
41
In het overleg wordt door Centrale bovendien gewezen op het mislopen van
inkomsten als gevolg van een onvoldoende registratie discipline bij de militaire
zorgverleners. Er bestaat een belang om bij de militaire zorgverleners te benadrukken dat
de inkomsten als gevolg van de door hun verrichte behandelingen terug vloeien binnen het
geneeskundig zorgsysteem. Centrales benadrukken dat met de financiële middelen die
gevonden worden in een deugdelijk verwijs- en terugkoppelingsbeleid enerzijds en de
adequate registratie van medische behandelingen anderzijds de kosten genoemd bij
eerdere agendapunten kunnen worden gedekt. De exacte financiële omvang zal nader
onderzocht moeten worden.
Afgesproken wordt in dit verslag de contouren/uitgangspunten van het verwijs- en
terugkoppelingsbewijs vast te leggen:
Verwijs en terugkoppelingsbeleid (contouren)
Het is van belang dat personeel wordt geïnformeerd over het belang van een goed
verwijs en terugkoppelingsbeleid. Militair personeel dient geïnformeerd te worden waarom
in beginsel behandeling bij de eigen arts dient plaats te vinden, maar ook in welke
omstandigheden naar een civiele zorgverlener kan worden gegaan of kan worden
verwezen. Het is binnen de spoedeisende geneeskundige zorg van belang dat militairen
gelet op de verzekerings voorwaarden melden dat zij bij een civiele zorgverlener zijn
geweest en zorgdragen voor een verwijsbewijs. Dat voorkomt dat zij zelf voor kosten van
deze zorg moeten opdraaien.
Met een gedegen communicatie en uitleg moet de komende periode worden gevolgd in
hoeverre het personeel handelt naar de regels voor verwijzing en terugkoppeling.
Voorshands worden geen sancties ingezet.
De basis voor de militaire gezondheidszorg (MGHZ) is de militaire ambtenarenwet (
MAW) (artikel 12h), waarin staat:
Aan de militair ambtenaar in werkelijke dienst wordt gezondheidszorg verleend door of vanwege de militair
geneeskundige dienst. De militair ambtenaar in werkelijke dienst is gehouden zich tot het voor hem aangewezen
medisch zorgteam te wenden ter verkrijging van gezondheidszorg. Indien zulks onmogelijk is, kan de militair zich
wenden tot een ander onderdeel van de militair geneeskundige dienst of tot een civiele arts, waarvan hij vanwege de
noodzaak tot voortdurend zicht op de inzetbaarheid mededeling doet aan het voor hem aangewezen zorgteam.
Dit betekent dat een militair met een zorgvraag zich in principe meldt bij de eerstelijns zorg
van de MGHZ. Een uitzondering hierop zijn spoedgevallen, avond-, nacht- & weekend zorg
(ANW-zorg) of zorg in het buitenland. Indien een militair vervolgens wordt doorverwezen
naar de tweedelijnszorg, kan dit zowel een zorgaanbieder in de MGZ zijn, als een civiele
zorgaanbieder. Is dit laatste het geval, dan wordt gesproken over civiele zorgconsumptie.
Deze civiele zorgverlening, die buiten Defensie plaatsvindt, is aan regels gebonden. Eén van
die regels is dat de verzekeraar SZVK/Univé (desnoods achteraf) door middel van een
verwijskaart wordt geïnformeerd over verleende zorg en verstrekkingen zoals vervoer en
hulpmiddelen .
De verwijskaart wordt, wanneer een verwijzing naar de civiele zorg nodig wordt geacht,
door de militair arts afgegeven. Indien de zorg buiten de militair geneeskundige dienst om
zonder voorafgaande toestemming is geleverd, moet dat door de militair gemeld worden
bij de arts van het Medisch Zorgteam (MZT) of, indien van toepassing, bij de militair
tandarts.
42
In acute situaties mag de militair zonder tussenkomst van een militair arts rechtstreeks naar
een civiele zorgverlener gaan. In dat geval moet er bij voorkeur binnen 48 uur na
behandeling of anders zo snel mogelijk na terugkeer op de “werkplek” hiervan melding
worden gemaakt bij de militair arts van het MZT. De militair arts zal, indien de verleende
zorg aan de voorwaarden van het verwijsbeleid voldoet (alsnog) een verwijskaart
uitschrijven. De militair ontvangt een kopie van die verwijskaart.
Wanneer voor verleende civiele zorg een rekening gestuurd wordt naar de zorgverzekeraar
SZVK/Univé zal er een controle plaatsvinden of een verwijskaart hiervoor aanwezig is. Bij
het ontbreken van de verwijskaart zal SZVK/Univé een brief aan betrokken militair sturen
met het verzoek alsnog een verwijskaart aan te leveren, zo nodig gevolgd door een
herinnering. Door SZVK/Univé wordt alleen de zorg vergoed die staat omschreven in de
verzekeringsvoorwaarden.
Een verwijskaart voor 1e of 2e lijns civiele gezondheidszorg, tandheelkundige hulp, vervoer
of hulpmiddelen kan worden verstrekt :
a. indien de noodzakelijke medische zorg of verstrekking niet (tijdig)
binnen de militair geneeskundige dienst beschikbaar is;
b. als er voor de 1 e lijns zorg door of namens de beleidsverantwoordelijke
afspraken zijn gemaakt met civiele zorgverleners of over civiele
zorgverlening.
c. als medische behandeling of opname zo spoedeisend is dat de in punten
a en b genoemde voorziening niet tijdig kan worden bereikt;
d. wanneer langdurig vervoer schadelijk geacht wordt voor de patiënt;
e. indien de militaire patiënt samen met burgergezinslid/leden wordt
behandeld (‘gedeelde behandeling’), waarbij ook de samenwonende
levenspartner is inbegrepen;
f. wanneer er sprake is van het beëindigen/afronden van een behandeling
of van een controle op een behandeling die reeds voor opkomst of
indiensttreding door een civiele arts/specialist is ingesteld.
g. als bij een klinische behandeling sociale omstandigheden zich verzetten
tegen behandeling en opname binnen het Centraal Militair Hospitaal,
zoals:
*
een reistijd van meer dan twee uur (enkele reis) op basis van
openbaar vervoer vanaf de woonplaats van de militair naar het
Centraal Militair Hospitaal;
*
een verwachte opnameduur van meer dan 14 dagen in combinatie
met een reistijd van meer dan één uur;
*
omstandigheden welke naar het oordeel van de bevoegde
geneeskundige autoriteit van het operationeel commando waartoe
de militair behoort te diep ingrijpen in gezins- of privéleven.
Voor civiel verstrekte optische hulpmiddelen (brillen op sterkte, contactlenzen, etc.) is een
verwijskaart noodzakelijk.
43
Doorlopende verwijskaart:
Ingeval van een buitenlandplaatsing is het wenselijk om voor 1e en 2e lijns curatieve en
tandheelkundige zorg tijdig een doorlopende verwijskaart aan te vragen. Deze
gecombineerde doorlopende verwijskaart kan in door de militair arts worden afgegeven.
Ook wanneer langdurige zorg door een civiele huisarts in Nederland noodzakelijk is kan een
doorlopende verwijskaart worden afgegeven.
Voor zorg in Nederland door een door defensie gecontracteerde tandarts is vooralsnog ook
een doorlopende verwijskaart nodig, ook als de militair reeds in eerdere jaren door die
civiele tandarts behandeld is. Bij voorkeur wordt het verzoek daartoe gericht aan de militair
tandarts die de Dental Fitness van betrokken militair vaststelt.
Wanneer is een verwijskaart NIET nodig?

voor laboratoriumonderzoek (bijv. bloed, microbiologie, uitstrijkjes);

voor röntgenonderzoek;

voor spoed-ambulancevervoer;

voor verstrekking van geneesmiddelen via de burgerapotheek;

voor steunzolen of 3D3 steunzolen vervaardigd door de Orthopedische Centrum
Aardenburg MRC Doorn;

voor dienstbrillen die door het gezondheidscentrum of de oogarts die bij het CMH
via het MGLC zijn aangevraagd (daarvoor worden geen declaraties bij SZVK/Univé
ingediend)

voor contactlenzen die met een functionele indicatie via het CMH zijn
voorgeschreven, Hiervoor dient wel een voorafgaande machtiging door SZVK/Univé
afgegeven te worden.
Aanbeveling 10
Zorg voor bespreking met de bonden van de contouren van het verwijs en
terugkoppelingsbeleid. Stel op basis van dit overleg het beleid vast en geef aanwijzingen
voor de uitvoering van het beleid. Communiceer over het belang van een adequate
uitvoering van het beleid.
Aanbeveling 11
Draag bij de geneeskundige zorg voor een adequate registratie van (medische)
behandeling/verrichtingen door de zorgverlener. Neem in de professionele code op dat
het (eventueel) door verwijzen en het adequaat declareren behoort bij – de
administratieve – verantwoordelijkheden van de zorgverlener.
Governance binnen het gezondheidszorgdomein
De Centrales hebben in een eerdere fase reeds kenbaar gemaakt dat binnen het
geneeskundig domein bestuurlijke en uitvoerende zaken niet in een hand/organisatieelement behoren te liggen. Bovendien benadrukken zij de rol van de IMG als de
toezichthouder op de kwaliteit van de zorg. Terzijde wijzen zij op hun eerdere opmerkingen
over het rangsniveau van de IMG. Gelet hierop ligt het voor de hand binnen de organisatie
van de HDP gezondheidszorg expertise in te brengen zodat het geneeskundig domein in de
44
Haags bestuurlijke omgeving vertegenwoordigd is. Het lijkt zinvol met name de
ondersteuning van de HMA gerelateerde taken hier te beleggen.
Vanuit de bestuurlijke/HMA rol kunnen in de richting van het operationeel geneeskundige
zorggebied – waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij de operationele commandanten –
aanwijzingen worden gegeven op het punt van de inrichting en uitvoering van de zorg.
Op deze wijze ontstaan de contouren van de governance van het geneeskundige domein:
een scheiding tussen de bestuurlijke/HMA rol, de rol van DGO als verantwoordelijke voor
de uitvoering en de rol van de IMG als toezichthouder.
Aanbeveling 12
Laat de governance binnen het geneeskundig domein nader uitwerken langs de lijnen van
een driedeling waarin de bestuurlijke/HMA-rol wordt belegd binnen de organisatie van
de HDP, de uitvoerende rol wordt belegd binnen de organisatie van DGO en de
toezichthoudende inspectie rol bij de IMG.
Re-integratie
Ofschoon de re-integratie activiteiten niet geraakt worden door de reorganisaties in het
geneeskundig domein, baart de uitvoering van de re-integratie zorgen. Uit rapportages
blijkt dat grote aantallen ( > 500) medewerkers thuis verblijven en niet ondersteund
worden vanuit het Diensten Centrum Re-integratie. Voor Defensie betekent dit vaak extra
kosten (UWV toets). De fout wordt vaak al in het eerste deel van het traject gemaakt,
doordat rapportages en activiteiten ( uitvoering wet Poortwachter) niet tot stand komen.
Hier ligt een link met de uitvoering van taken door geneeskundig personeel (bedrijfsarts).
Centrales worden in het overleg door de HDP bijgepraat over een plan van aanpak om de
re-integratie procedures meer te stroomlijnen en verantwoordelijkheden, regie, sturing en
uitvoering duidelijk te beleggen. Ook de rolverdeling tussen de diverse betrokken actoren
worden besproken.
Niet altijd is even helder hoe verantwoordelijkheden belegd zijn of op welk tijdstip een
medewerker wordt overgedragen aan het DCR. Voor een deel is dat individueel bepaald
afhankelijk van de reden van het arbeidsverzuim en de prognose ten aanzien van
herstel/werkhervatting. Afspraken hierover moeten worden gemaakt.
Aanbeveling 13
Draag zorg voor het helder beschrijven van de verantwoordelijkheden in de uitvoering
van reintegratie trajecten. Draag zorg voor een centrale sturing en regie belegd bij de
HDP, een centrale uitvoering belegd bij de operationele commando’s (in beginsel eerste
zes maanden). Draag zorg voor een heldere beschrijving van de rol van DCR bij het
ondersteunen van de individuele re-integratie-trajecten; zorg voor een heldere
beschrijving van de verantwoordelijkheden van Commandanten en DCR in de
verschillende stadia van het re-integratie-traject.
Overige besproken onderwerpen
45
Over de klachtenregelingen wordt afgesproken dat de voorstellen zoals die thans door de
Bgen mr. J.P.Spijk worden voorbereid, aan het overleg worden aangeboden en dat in deze
rapportage geen conclusies op dat punt worden getrokken.
Op het punt van cliëntenraden wordt besproken dat Defensie voor wat de rol van deze
Raden aansluit bij de uitgangspunten zoals in de Wet hieromtrent verwoord.
Bonden vragen aandacht voor - gerelateerd aan de operationele inzet in het uitzendgebied
– de registratie, verslaglegging en daarop gebaseerde medische dossiervorming. Verwijzen
naar eerdere afspraken en vragen in procedures een adequate uitvoering op dit punt te
borgen.
Bonden vragen naar de positie van reservisten in relatie tot medische procedures, zoals
uitkeuren. In algemene zin – nu vaker reservisten voor langere of kortere periode worden
ingezet – is het zinvol om te bezien in hoeverre reservisten zouden moeten vallen onder de
medische procedures (voorzieningen) zoal die gelden voor het actief dienend personeel.
Bonden merken op dat MGGZ niet wordt genoemd in de rapportage. MGGZ wordt niet
gereorganiseerd, dus in die zin was er geen aanleiding om in de rapportage nader op dit
organisatie element in te gaan. Meer algemene voorzieningen, als doorlooptijden,
verwijsbeleid etc. gelden onverkort voor de MGGZ.
Aanbeveling 14
Bezie in hoeverre reserve personeel moet vallen onder de procedures/voorzieningen
zoals die gelden voor actief dienend personeel.
Aanbeveling 15
Benadruk het belang van verslaglegging, medische dossier vorming onder operationele
inzet omstandigheden. Controleer de actualiteit van de uitvoeringsrichtlijnen in deze.
Afronding overleg
Afgesproken wordt dat het rapport zal worden aangevuld met een weergave van het
overleg, met daarin verwerkt de aanbevelingen vanuit de Commissie
Rapport en aanbevelingen worden vervolgens aan Defensie aangeboden ter agendering in
de Werkgroep Algemeen Personeelsbeleid.
46