Informatieboekje voor de school- en praktijkopleiders

Informatieboekje voor de school- en
praktijkopleiders
Instituut Theo Thijssen
Studiejaar 2014-2015
Inhoudsopgave
Inleiding
Instituut Theo Thijssen
Visie
Opleidingsprofiel
Wat mag u van de student verwachten?
Begeleiding van de student
Beoordeling van de student
Feedback en tussenevaluatie
De organisatie van het werkplekleren
Het praktijkrooster voor het studiejaar 2014-2015
Contact
pagina 3
pagina 4
pagina 5
pagina 6
pagina 7
pagina 9
pagina 11
pagina 11
pagina 13
pagina 14
pagina 15
Dit informatieboekje voor de school- en praktijkopleider is
een uitgave van de Hogeschool Utrecht, Instituut Theo Thijssen.
Tekst en redactie
Paul Maasen en Henk Jacobs
Aan de inhoud van deze brochure kunnen geen rechten worden
ontleend. Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor
intern en eigen gebruik is toegestaan. Wijzigingen voorbehouden.
© September 2014
2
Inleiding
Het leren in de beroepspraktijk vormt een essentieel onderdeel van de opleiding tot leerkracht
primair onderwijs. Instituut Theo Thijssen (ITT) en basisscholen in de regio leiden samen
leerkrachten op, ieder vanuit zijn eigen rol en deskundigheid. Dit informatieboekje is geschreven
voor u als school- en praktijkopleider. U kunt hierin lezen wat u van ons en van de student mag
verwachten en wat wij van u verwachten. Met de professionele kennis en vaardigheden bent u voor
de student een voorbeeld, inspirator en criticus.
Het studiejaar 2014-2015 wordt het jaar waarin ITT een nieuw curriculum voor jaar 1 en 4 invoert.
Dat betekent dat op beide locaties van ITT in deze studiejaren gewerkt wordt met één curriculum. In
het studiejaar 2015-2016 volgen jaar 2 en 3. Dit studiejaar hebt u als werkveld nog te maken met
verschillen tussen de twee locaties wat betreft jaar 2 en 3. We hebben er voor gezorgd dat die
verschillen in de praktijk zo klein mogelijk zijn.
Dit studiejaar ontvangt u niet meer de gebruikelijke informatieboekjes van de opleiding. De
informatie is te vinden op de website voor het werkveld. De link naar deze website is:
http://www.voorbedrijven.hu.nl/los/Instituut%20Theo%20Thijssen.aspx. Het geeft ons de
mogelijkheid om de informatie naar het werkveld steeds up-to-date te houden.
Naast dit informatieboekje vindt u op de website documenten over de beoordeling van de
studenten en de organisatie van het werkplekleren dit studiejaar.
Mocht u na het lezen van dit informatieboekje nog vragen hebben, neem dan contact op met de
instituutsopleider van ITT die aan uw school is verbonden. Een overzicht van instituutsopleider vindt
u op de hiervoor genoemde website. De contactgegevens vindt u op de laatste bladzijde van dit
boekje.
Wij wensen u een goed studiejaar 2014-2015 toe.
Wichert Duyvendak (Directeur Instituut Theo Thijssen)
Paul Maasen en Henk Jacobs (Coördinatoren Centrum voor Werkplekleren Instituut Theo Thijssen)
3
Instituut Theo Thijssen
Instituut Theo Thijssen (ITT) is onderdeel van de Faculteit Educatie (FE) van Hogeschool Utrecht (HU)
en verzorgt de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs (PABO) op de locaties Utrecht en
Amersfoort. ITT verzorgt in samenwerking met de opleiding Onderwijskunde van Universiteit
Utrecht de academische lerarenopleiding primair onderwijs (ALPO).
‘Samen werken aan onderwijs’. Dit motto is leidend voor de wijze waarop wij, medewerkers en
directie van Instituut Theo Thijssen (ITT), vorm willen geven aan de PABO van Hogeschool Utrecht.
We werken intensief samen met het Kenniscentrum Educatie, regionale schoolbesturen en de
bacheloropleiding onderwijskunde van Universiteit Utrecht. Zo creëren wij in de opleiding en het
werkveld een leeromgeving waarin studenten zich optimaal kunnen ontwikkelen tot startbekwame
leerkrachten in het primair onderwijs.
ITT beschouwt samenwerken aan goed onderwijs als haar strategische prioriteit. Met het
scholenveld en onderwijspartners in de regio richt ITT zich op onderwijsinnovatie, onderzoek,
opleiden van nieuwe leraren en professionalisering van leraren. Het richtinggevend overleg voor
deze samenwerking is de Opleidingsraad waarin 15 regionale schoolbesturen en de Universiteit
Utrecht, onderwijskunde participeren.
Instituut Theo Thijssen verzorgt de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs (PABO) in Utrecht (ITTU)
en Amersfoort (ITTA). In Utrecht worden de voltijdvariant, deeltijdvariant en de versnelde
deeltijdvariant (VO) aangeboden. In Amersfoort alleen de voltijdvariant. In Utrecht wordt verder, in
samenwerking met de afdeling Onderwijskunde van de Universiteit Utrecht (UU), de Academische
Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO) in voltijd aangeboden. ALPO leidt op tot een universitair
gevormde leraar basisonderwijs. ALPO-studenten verwerven het HBO-bachelordiploma Leraar
Basisonderwijs en het universitaire bachelordiploma Onderwijskunde. De ALPO studenten zullen
binnen uw school naast activiteiten in de klas ook buiten de klas opdrachten vervullen om het
volledige pakket aan taken dat hoort bij de academisch gevormde leraar te kunnen uitvoeren.
4
Visie
Deze visie beschrijft het streefbeeld van de leerkracht basisonderwijs.
De innovatieve leerkracht die wij nastreven, is inspirator, opvoeder, kennisdrager, cultuurdrager,
organisator, onderzoeker en (wereld)burger tegelijk. Tijdens onze opleiding houden we studenten
(en onszelf) onderstaand streefbeeld voor en leggen we een stevig en vruchtbaar fundament voor de
realisatie ervan, onder andere door zelf het goede voorbeeld te geven.
Wij onderschrijven het beeld dat de onderwijzer Theo Thijssen zelf ooit schetste van de “gelukkige
klas”: het hechte verbond met de klas, de liefde voor het vak en het onnoemlijke begrip dat de
leerkracht van de leerlingen heeft. De leerkracht staat daartoe midden in de maatschappij, is op de
hoogte van actuele vraagstukken (diversiteit, probleemwijken, solidariteit etc.), maakt die voor
kinderen toegankelijk en helpt hen eigen standpunten in te nemen, te beargumenteren en uit te
dragen. De leerkracht geniet als kennis- en cultuurdrager aanzien bij kinderen, ouders en
gemeenschap. De leerkracht is voor kinderen en ouders een rolmodel en maakt hen bewust van de
rechten èn plichten van goed (wereld)burgerschap.
De leerkracht voelt zich deel van de school waar hij of zij werkt. Dat betekent dat hij of zij actief
participeert in het ontwikkelen en realiseren van de visie van de school. Dat uit zich in de organisatie
van en de deelname aan discussies, projecten, bijscholingsactiviteiten en evaluaties.
De leerkracht is een teamspeler: de eigen klas is geen geïsoleerd koninkrijkje maar deel van de
inspirerende leeromgeving die de school voor kinderen wil zijn. De leerkracht werkt graag samen en
communiceert uitstekend; ook over moeilijke of weerbarstige onderwerpen. Hij of zij kent de eigen
sterkten en zwakten, is loyaal naar teamleden en schroomt niet hen op een positieve manier aan te
spreken op hun gedrag of omgekeerd; echt te luisteren als zij hem of haar ergens op aanspreken.
De leerkracht paart een onderzoekende, positief-kritische houding aan de durf om gebaande paden
te verlaten als dat nodig of profijtelijk is. Hij of zij is zich ervan bewust dat kennis beperkt houdbaar
is, geeft daar blijk van in contacten met kinderen, ouders en collega’s en hecht grote waarde aan het
zich blijven ontwikkelen. Hij of zij is in staat om in samenwerking met anderen de resultaten van
(wetenschappelijk) onderzoek te benutten voor verbetering van de onderwijspraktijk, zowel in de
eigen klas, in de eigen school als in het basisonderwijs als geheel. In dat kader is de leerkracht ook in
staat om actief samen te werken met (wetenschappelijk) onderzoekers in de onderwijspraktijk.
Wij zien leerkracht basisonderwijs als een veelzijdig uitdagend beroep en dragen er met plezier aan
bij, dat studenten in dat beroep kunnen gaan werken.
Als leerkracht ben je voor de kinderen inspirator, kennisdrager, onderzoeker, cultuurdrager en
opvoeder tegelijk. Hij of zij inspireert de kinderen tot leerprestaties, draagt de noodzakelijke kennis
en vaardigheden over en zorgt voor een rijke leeromgeving die kinderen structuur, veiligheid en
inspiratie biedt. In die leeromgeving is ook aandacht voor de explicitering en onderbouwing van de
eigen waarden en normen van het kind. De leerkracht ondersteunt de kinderen bij hun leerproces,
zowel cognitief, emotioneel als sociaal. Daarbij heeft de leerkracht oog voor de groep
(samenwerken, discussiëren, omgaan met conflicten), maar ook voor de specifieke behoeften en
talenten van het individu. De leerkracht is zich bewust van diens voorbeeldrol en heeft een positieve
grondhouding tegenover de leervermogens van alle kinderen, ongeacht hun aanleg, afkomst, religie
of overtuiging.
De leerkracht is de opvoedkundige partner van de ouders, betrekt hen bij het leerproces van het
kind en fungeert zo nodig als hun gids en inspirator.
5
Opleidingsprofiel
ITT heeft een nieuw opleidingsprofiel ontworpen dat de basis vormt van het curriculum. Hierin zijn
kerntaken en deeltaken omschreven met daarbij behorende (gedrags)indicatoren. Deze omvatten
het gehele handelingsrepertoire van de leraar. Vanuit dit opleidingsprofiel worden cursusinhouden
ontwikkeld, maar ook wordt dit opleidingsprofiel gebruikt om de ontwikkeling van de student te
volgen, te ondersteunen en te beoordelen. Het opleidingsprofiel is als apart document terug te
vinden op de website.
Kerntaak 1. Pedagogisch adequaat handelen.
Opbouwen en onderhouden van een ondersteunende relatie met kinderen, leiding geven aan de
groep en zorgen voor een goed en pedagogisch adequaat leerklimaat
Kerntaak 2. Voorbereiden en evalueren.
Professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijsactiviteiten
Kerntaak 3. Uitvoeren van onderwijs en begeleiding.
Professioneel uitvoeren van onderwijsactiviteiten en volgen en begeleiden van kinderen
Kerntaak 4. Communiceren en samenwerken.
Communiceren, overleggen en samenwerken met ouders, collega’s en andere professionals
Kerntaak 5. Werken aan professionele ontwikkeling.
Blijven werken aan persoonlijke en professionele groei, kritisch, systematisch en gefundeerd
6
Wat mag u van de student verwachten?
Het werkplekleren start met een kennismakingsgesprek met de praktijk- en schoolopleider. Tijdens
dit gesprek worden afspraken gemaakt over aanwezigheid, over de uitvoering van activiteiten,
opdrachten, beroepstaken en beroepsproducten, over de regels en gewoontes van de school, over
taken, verantwoordelijkheden en over de manier waarop met elkaar wordt gecommuniceerd. Deze
afspraken worden door de student schriftelijk vastgelegd.
Van de student kan verwacht worden dat hij initiatiefrijk is en probeert zoveel mogelijk ervaring op
te doen in het werken met leerlingen in kleine groepen en met de totale groep. De student is
daarnaast behulpzaam bij alle activiteiten die behoren bij het uitoefenen van het beroep. Naarmate
de opleiding vordert wordt daar van de student steeds meer eigen initiatief in verwacht. Verder
wordt van de student verwacht dat hij zich aan de cultuur van de school aanpast.
Vanuit de opleiding krijgt de student opdrachten / beroepstaken mee die hij tijdens het
werkplekleren gaat uitvoeren. In overleg met de praktijkopleider maakt hij daarvoor een planning.
Daarnaast voert de student lesactiviteiten uit die horen bij de dagelijkse gang van zaken in een klas.
De student levert altijd van tevoren zijn lesvoorbereiding in bij de praktijkopleider en bespreekt hij
na de les zijn ervaringen met de praktijkopleider. Op basis van deze reflectie stelt hij zijn leerdoelen
bij. ALPO studenten zullen ook opdrachten buiten de klas moeten uitvoeren, deze kunnen
onderwijskundig van aard zijn.
De student legt de voorbereiding van de lessen en andere activiteiten vast in zijn (digitaal) portfolio
of dossier. De feedback, adviezen of commentaar van de praktijkopleider en zijn eigen
reflectieverslagen neemt hij ook op hierin op. Het werken met een digitaal portfolio of dossier is
verplicht. Hij levert via de e-mail of in een geprinte versie lesvoorbereidingen en reflecties bij de
praktijkopleider in. De schoolopleider of praktijkopleider kan de student vragen zijn digitale portfolio
of dossier te mogen inzien. Het geeft een goed beeld hoe een student op Instituut Theo Thijssen
studeert.
Mochten er vragen en/of opmerkingen zijn over de student dan kan er altijd contact worden
opgenomen met de instituutsopleider van uw school. Op de website vindt u een overzicht van de
instituutsopleiders.
Onderstaand overzicht geeft een indicatie wat u per opleidingsjaar minimaal van de student kunt
verwachten. Een student kan natuurlijk meer doen. De meeste studenten zullen al snel na de start
van de opleiding onder supervisie van de leerkracht op de basisschool lessen verzorgen voor de hele
groep.
Fase 1. Oriëntatie op het beroep (opleidingsbekwaam)
In het eerste semester werkt de student er naar toe per dag minimaal 2 praktijkactiviteiten (lessen)
achter elkaar uit te voeren. In het tweede semester werkt de student toe naar het verzorgen van
meerdere lesactiviteiten na elkaar.
Fase 2. Ontwikkelen van vakmanschap (basisbekwaam)
In het tweede jaar werkt de student er naar toe dat hij dagdelen onderwijs verzorgt in verschillende
leeftijdsgroepen, waarbij de student zijn praktijkactiviteiten op minimaal drie niveaus ontwerpt,
uitvoert en evalueert.
Fase 3. Verschillen tussen leerlingen (gevorderd bekwaam)
In het derde jaar werkt de student toe naar een volledige dag onderwijs verzorgen, waarbij de
student zijn praktijkactiviteiten op minimaal drie niveaus ontwerpt, uitvoert en evalueert. Hij werkt
toe naar het dragen van steeds meer groepsverantwoordelijkheid. Hiervoor ontwerpt de student
vanuit groepsplannen zijn praktijkactiviteiten op meerdere niveaus en waar nodig op individueel
niveau. Deze worden uitgevoerd en geëvalueerd. Bovendien werkt de student ook vanuit thema’s,
7
waarbij hij verschillende vak- en vormingsgebieden op elkaar afstemt en werkt vanuit projecten
waarbij een specifiek vak- of vormingsgebied langere tijd centraal staat.
Fase 4. De school als organisatie in ontwikkeling (startbekwaam)
In de afstudeerfase (tweede semester) ligt de focus op het dragen van volledige
groepsverantwoordelijkheid. In de oriëntatiefase verzorgt de student de eerste weken dagdelen
onderwijs toewerkend naar volledige dagen. In de afstudeerfase draagt de student 20 dagen
volledige groepsverantwoordelijkheid en voert hij alle taken van een leerkracht uit. De student
registreert en administreert de gegevens van kinderen. Als volwaardig teamlid participeert de
student actief in verschillende overlegsituaties binnen de school zoals oudergesprekken,
teamvergaderingen, bouwvergaderingen, commissievergaderingen en kindbesprekingen
8
Begeleiding van de student
In de begeleiding van de student onderscheiden wij vier rollen:
1.
De praktijkopleider op de basisschool.
2.
De schoolopleider op de basisschool.
3.
De instituutsopleider vanuit de opleiding.
4.
De docent Studie en Werk vanuit de opleiding. (voorheen studieloopbaanbegeleider)
Hieronder staat beschreven welke taken en verantwoordelijkheden bij elke rol horen.
1. De praktijkopleider
De praktijkopleider is verantwoordelijk voor de dagelijkse begeleiding van de student tijdens het
werken en leren op de school. Elke week bespreekt de student met de praktijkopleider de
voorbereide en uitgevoerde activiteiten voor en na. Het doel van werkplekbegeleiding is om de
student zelf antwoorden te laten vinden op de vragen: hoe doe ik het morgen/volgende week
beter en hoe bekwaam ik me als leraar? De praktijkopleider observeert, coacht, geeft (mondelinge
en schriftelijke) feedback en helpt de student. Op de school heeft de student het meest te maken
met de praktijkopleider.
De praktijkopleider:
• is de directe begeleider van de student.
• adviseert de student bij het maken van het POP (Persoonlijk OntwikkelingsPlan) en PAP
(Persoonlijk Activiteiten Plan) voor de komende periode en de bijstelling van het POP en PAP na
uitgevoerde lesactiviteiten
• bespreekt de uitgevoerde onderwijsactiviteiten en de planning voor de komende week.
• observeert onderwijsactiviteiten (o.a. lessen) van de student en geeft schriftelijke feedback en
licht deze mondeling toe.
• geeft tussentijds feedback met behulp van Scorion (zie voor een toelichting pag. ).
• begeleidt bij het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van de opdrachten en beroepstaken.
• maakt afspraken over de verslaglegging van de voorbereiding, uitvoering, evaluatie en reflectie en
begeleidt dit. Lessen worden door de student voorbereid op een lesvoorbereidingsformulier.
• geeft een adviesbeoordeling over het functioneren van de student aan de instituutsopleider.
2. De schoolopleider
De schoolopleider is verantwoordelijk voor de inhoud en coördinatie van het werkplekleren
binnen zijn school. Hij neemt deel aan activiteiten rond het keurmerk opleidingsscholen en
coördineert het keurmerkproces van de school. Hij traint en coacht de praktijkopleiders in het
begeleiden van de studenten. Tevens onderhoudt de schoolopleider het contact met de
instituutsopleider en het centrum voor werkplekleren van ITT.
De schoolopleider:
• is op de hoogte van de ontwikkeling en het algemeen functioneren van de studenten die op
zijn/haar school stage lopen.
• onderhoudt contact en overlegt regelmatig met de instituutsopleider.
• houdt aannamegesprekken met de studenten en koppelt de studenten aan de juiste
praktijkopleider.
• regelt voor de nieuwe studenten: sleutels, kluisjes, postbakjes, kopieerpas, toegang tot
computers en dergelijke.
• coacht de praktijkopleider in begeleidings- en beoordelingsadviestaken.
• houdt evaluatiegesprekken met praktijkopleiders over de begeleiding van de student.
9
• bemiddelt in conflicten tussen praktijkopleider en student en legt dit bij een blijvend geschil voor
aan de instituutsopleider.
• organiseert intervisiebijeenkomsten en informatieve bijeen- komsten over werkplekleren voor
de praktijkopleider
• ondersteunt de student bij het verhelderen en formuleren van een geschikte onderzoeksvraag
3. De instituutsopleider
De instituutsopleider onderhoudt het contact met de praktijkopleider en de schoolopleider voor
het optimaliseren van de leeromgeving voor de begeleiding en beoordeling van de student. De
instituutsopleider is tevens verantwoordelijk voor de eindbeoordeling van de student.
De instituutsopleider:
• overlegt structureel met de schoolopleider over de ontwikkeling en het algemeen functioneren
van studenten van de studenten.
• legt een klassenbezoek af bij alle eerstejaars studenten als onderdeel van het bindend
studieadvies.
• legt een klassenbezoek of schoolbezoek af bij studenten uit andere leerjaren als er sprake is van
een kritische tussenevaluatie of op verzoek van de praktijkopleider, schoolopleider, docent
Studie en Werk of van de student.
• bemiddelt indien nodig bij conflicten tussen student en school.
• stelt de eindbeoordeling vast op basis van advies van de praktijkopleider en zelfevaluatie door de
student.
• begeleidt in samenwerking met de schoolopleider praktijkopleiders.
• heeft contact met de docent Studie en Werk bij problemen of een onvoldoende stage van de
student.
4. Docent Studie en Werk (voorheen studieloopbaanbegeleider)
Binnen Studie en Werk (S&W) staan drie doelen voorop: reflectie, zelfsturing en studieoverstijgende problematiek. Bij S&W leert de student te leren reflecteren op de eigen
ontwikkeling ten aanzien van relatie, competenties en autonomie en vorming van het
professioneel werkconcept (wat kan en wil de student in het licht van zijn toekomstige beroep).
Daarnaast ondersteunt de docent S&W de student in de keuzes die hij in zijn studie kan maken en
in zijn competentieontwikkeling. Binnen de S&W-bijeenkomsten komen ervaringen uit de stage
regelmatig aan bod. De docent S&W ondersteunt de student bij het bijstellen van zijn POP en PAP.
De docent S&W:
•
•
•
•
begeleidt de student bij het reflecteren op de persoonlijke en professionele ontwikkeling.
begeleidt de student bij het ontwikkelen van een visie op onderwijs.
begeleidt de student bij het formuleren van zijn POP en PAP en geeft hier feedback op.
begeleidt de student bij het doen van onderzoek. Overlegt met de student over zijn voortgang en
ontwikkeling van de student op de werkplek. Zo nodig kan de docent S&W informatie verkrijgen bij
de instituutsopleider
• is op de opleiding het eerste aanspreekpunt voor de student
10
Beoordeling van de student
De Instituutsopleider beoordeelt aan de hand van tien centrale criteria vanuit het opleidingsprofiel
het professioneel handelen in de praktijk. De tien centrale criteria zijn in tweetallen geclusterd en
vormen vijf deelbeoordelingen die allemaal ‘even zwaar’ meetellen en gezamenlijk het eindcijfer
vormen. De tien centrale criteria worden door het werkveld en de opleiding essentieel geacht voor
het functioneren tijdens een praktijkperiode en moeten daarom allemaal ten minste met een zes
worden beoordeeld. Er kan niet worden gecompenseerd. Het oordeel van de instituutsopleider
wordt ingevuld op het beoordelingsformulier. Het is gebaseerd op de Scorionrapportages en het
advies van de praktijkopleider. Als bewijsvoering worden twee lesvoorbereidingen, voorzien van
feedback van de praktijkopleider en reflectie van de student, toegevoegd.
Voor studenten van het eerste studiejaar is een verplicht lesbezoek in het tweede semester een
onderdeel van de beoordeling. Wanneer de praktijkbeoordeling onvoldoende is, wordt door de
docent Studie en Werk samen met de student een praktijkcontract opgesteld.
De instituutsopleider moet zich goed kunnen voorbereiden op de beoordeling van de student. De
Scorionrapportages en twee lesvoorbereidingen vormen hierbij verplichte onderdelen. De
Scorionrapportages worden vooraf toegestuurd aan de instituutsopleider. De student neemt de
twee lesvoorbereidingen mee naar het gesprek. Mochten de documenten niet beschikbaar zijn dan
kan geen beoordelingsgesprek plaats vinden. De centrale criteria vindt u terug bij het hoofdstuk
feedback.
Feedback en tussenevaluatie
Scorion
Instituut Theo Thijssen gebruikt een digitaal feedbackinstrument, genaamd Scorion. Twee keer per
semester stuurt de student u een e-mail met het verzoek deze vragenlijst in te vullen. Eerstejaars
studenten vragen in het eerste semester één keer feedback via Scorion. Uw feedback is van groot
belang, omdat deze meetelt in de beoordeling van de student. Zie beoordeling student. Als de
uitslag van Scorion daar aanleiding toe geeft, dan vindt overleg plaats met de instituutsopleider.
De student verwerkt de feedback van de tussenevaluatie in zijn POP en PAP. Het totale overzicht
komt in het digitaal portfolio of dossier van de student.
In de spidergrafiek is per kerntaak de score van de student en de feedbackscore van de
praktijkopleider zichtbaar.
11
Score per centraal criterium
Centraal criterium 1: Aandacht en zorg hebben voor kinderen en tegemoet komen aan hun
basisbehoeften
Centraal criterium 2: Veilig leef- en leerklimaat creëren, duidelijk zijn over gedragsregels, het
voorbeeld geven in rekening houden met elkaar
Centraal criterium 3: Aansluiten bij de beginsituatie en lesdoelen formuleren met passende
inhouden, werkvormen, taken en leermaterialen
Centraal criterium 4: Systematisch gebruiken van evaluaties bij het voorbereiden van
onderwijsactiviteiten
Centraal criterium 5: Met de kinderen een onderwijsactiviteit starten, hen motiveren en
aansluiten bij hun voorkennis
Centraal criterium 6: Geven van doelgerichte en gedifferentieerde instructie met gebruik van
relevante (pedagogische, onderwijspsychologische en vakdidactische)
kennis.
Centraal criterium 7: Kinderen aan het werk zetten en houden met taken en werkvormen
passend bij de lesdoelen.
Centraal criterium 8: Begeleiden van kinderen bij hun leerproces met gebruik van relevante
kennis, behouden van het overzicht en samen de les evalueren.
Centraal criterium 9: Open en professioneel communiceren met volwassenen.
Centraal criterium 10: Leren van feedback en reflectie, zowel individueel als gezamenlijk.
12
De organisatie van het werkplekleren
De plaatsing van de studenten wordt uitgevoerd door de medewerkers van het Centrum voor
Werkplekleren in Utrecht. Na de toewijzing krijgen de school en de student bericht over de
plaatsing. Daarna neemt de student contact op voor het maken van een afspraak voor een
kennismakingsgesprek. In dit kennismakingsgesprek bespreekt de student zijn persoonlijk
ontwikkelingsplan (POP) voor de komende periode. Specifieke leerpunten uit een vorige stage.
Ook bespreekt de student evt. belemmeringen in zijn studie en stage. In fase 1 en 2 lopen
studenten stages van een half jaar waardoor ze in deze periode vier verschillende scholen zien. In
deze vier stages worden ze geplaatst in een groep 1/2, 3/4, 5/6 en 7/8. Studenten in fase 3 blijven
een heel jaar op dezelfde school maar wisselen binnen de gekozen bouw. De afstudeerfase in fase
4 vindt plaats in het tweede semester. In het eerste semester lopen deze studenten hun minor.
Studenten die vertragen of versnellen in de studie kunnen de afstudeerfase ook in het eerste
semester lopen.
Wanneer komen de studenten?
Eerstejaars studenten starten begin oktober met de stage. Voor de tweede- en derdejaars start de
stage begin september gelijk met het begin van het schooljaar (geldt voor de regio midden). De
eindstage van de vierdejaars start in de tweede week van februari. Alle (fasen) deeltijd en
versnelde deeltijd studenten starten begin september met de stage.
Aanwezigheid
De student is aanwezig op de stageschool op de in het bijgaande rooster aangegeven dagen.
Mocht een student door omstandigheden dagen missen dat maakt hij zelf afspraken met de
praktijkopleider om de gemiste dagen in te halen.
Deeltijdstudenten
Deeltijd- en versnelde deeltijdstudenten maken zelf met de school afspraken over hun
stagedagen. Zij lopen 20 dagen stage per semester. In de afstudeerfase van de deeltijd en
versnelde deeltijd lopen de studenten 40 dagen.
13
Het praktijkrooster voor het studiejaar 2014-2015
Amersfoort
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
ALPO 1
ALPO 2
ALPO 3
ALPO 4
Utrecht
Semester Dag
Dag
Start stage
Stageweken
Einde stage
Toetsweken
Scorion
1
dinsdag
donderdag
Week 40
41 en 50
Week 3
Week 45*
2
dinsdag
donderdag
Week 6
11 en 21
Week 24
Week 15*
Week 49
Week 11 en 20
1
donderdag
dinsdag
Week 36
41 en 50
Week 3
Week 45*
Week 42 en 49
Week 24
Week 15*
Week 11 en 20
Week 3
Week 45
Week 24
Week 15
2
donderdag
dinsdag
Week 6
Week 36 (A)
Week 37 (U)
Week 6 (U)
Week 7 (A)
11 en 21
41 en 50 (A)
50
Week 11
Week 21 (A)
1
ma + di
ma + di
2
ma + di
ma + di
1
Student loopt zijn minor. Bij sommige minoren loopt een student stage.
2
Ma t/m do
Week 11 en 20
week 21 (U)
Week 7
n.v.t.
student afh.
n.v.t.
Student afh.
1
Dinsdag
Week 40
41 en 50
Week 3
Week 45
2
Dinsdag
Week 6
11 en 21
Week 24
Week 15
Week 49
Week 11 en 20
1
donderdag
Week 36
41 en 50
Week 3
Week 45
Week 42 en 49
2
donderdag
Week 6
11 en 21
Week 24
Week 15
Week 11 en 20
1
Wo + do
Week 36
41 en 50
Week 3
Week 45
Week 42 en 49
2
Wo + do
Week 6
11 en 21
Week 24
Week 15
Week 11 en 20
1
Dinsdag
Week 36
50
Week 3
Week 45
student afh.
Week 15
14
week 46 (U)
Week 42 en 49
Ma t/m do
2
2 dagen
Week 6
* studenten hebben ook toetsen in week 44 en 14 maar lopen dan stage.
Op 5 december lopen alle voltijdstudenten stage.
Student
afwezig
Week 11
Contact
Hogeschool Utrecht, faculteit Educatie, Instituut Theo Thijssen
Directeur:
Wichert Duijvendak
Opleidingsmanagers: Matthijs Brouwer (onderwijs)
Louella Rooijer (bedrijfsvoering)
Instituut Theo Thijssen Utrecht
Padualaan 97
Postbus 14007
3584 CH Utrecht
3508 SB Utrecht
T. 088 481 71 00
Instituut Theo Thijssen Amersfoort
De Nieuwe Poort 21
3812 PA Amersfoort
T. 088 481 82 83
Postbus 512
3800 AM Amersfoort
Centrum voor Werkplekleren Instituut Theo Thijssen Utrecht en Amersfoort
Coördinatoren: Paul Maasen en Henk Jacobs
M. 06 23 90 08 02
E. [email protected]
M. 06 42 63 05 26
E. [email protected]
Centrum voor Werkplekleren: Heleen Ophof, Janneke Rosario en Anne Verweij
T. 088 481 71 73
E. [email protected]
15