Beste deelnemers en belangstellenden, Op het risico af dat het tot cliché verwordt, ook de vijfde bijeenkomst van ons kennisnetwerk ‘Onderwijsrecht voor leiding & staf in het VO’ werd gehouden op een unieke en schitterende locatie. Ditmaal mochten we gebruik maken van de gastvrijheid van kantoor van Nysingh te Zwolle. De gehele organisatie was dit keer tot in de puntjes – een symposium waardig– georganiseerd door mevrouw Lans van dit kantoor. Terecht mocht deze bijeenkomst zich dan ook verheugen in een ruime belangstelling, waaronder veel nieuwe gezichten. De enige ‘wanklank’ zou kunnen zijn, dat we met drie inhoudelijk stevige thema’s en dito inleiders in drie uur tijd een (te) ambitieus programma hebben willen aanbieden. Uitwisseling informatie over leerlingen Het spits werd enthousiast afgebeten door mr. Dik Berkhout met een thema, dat in de dagelijkse onderwijspraktijk nog altijd tot dilemma’s en soms vervelende verkeerde beslissingen leidt: “Uitwisseling informatie studievoortgang leerlingen”. Een thema dat, zeker bij leerlingdossiers die steeds omvangrijker worden, nog altijd actueel is. In een helder betoog, doorspekt met voorbeelden uit de praktijk, nam hij ons mee langs een aantal valkuilen van dossiervorming en privacy. De rode draad was, dat het bij informatie verzamelen en verwerken naast kennis van wet-‐ en regelgeving aankomt op zorgvuldigheid en goede communicatie. Voor een deel verwerkt een school persoonsgegevens om aan een “wettelijke verplichting” te voldoen. Daar waar dat niet het geval is, is voor de verwerking “ondubbelzinnige toestemming” van de betrokkene vereist. Op scholen is lang niet altijd duidelijk wie de verantwoordelijke voor de verwerking is. Dat ervoor gewaakt moet worden een leerlingdossier te gebruiken om ‘het hart te luchten’ lijkt een vanzelfsprekendheid, de praktijk is echter soms weerbarstig . Zoals gesteld, veel draait om duidelijkheid en communicatie. Tips Dik Berkhout deed de aanbeveling de systematiek van het leervolgsysteem (lvs) een plek te geven in de schoolgids. Het gaat dan om het antwoord op vragen als: ‘Welke informatie wordt verzameld?’, ‘Wie heeft toegang tot deze informatie?’. ‘Waar is de verzamelde informatie te raadplegen?’ etc. Wat de inzage van het leerlingdossier betreft, op een verzoek daartoe moet binnen vier weken gereageerd worden. Bijvoorbeeld door het verstrekken van een kopie of een samenvatting van het dossier. Daarbij mag uiteraard geen informatie worden achtergehouden. In het voorkomende geval van mogelijk ‘pijnlijke’ informatie voor de betrokkene doet men goed aan een begeleidende en verklarende brief mee te sturen. Opschonen van een dossier voordat dit is opgevraagd, is wel mogelijk en valt in feite onder ‘zorgvuldig beheer’. Niet onbelangrijk is dat de verantwoordelijke bij het verstrekken van die info aan derden tevens verantwoordelijk is voor het doorgeven van eventuele wijzigingen aan die derde. Tot slot van zijn heldere presentatie ging Dik nog even kort in op de conceptprivacyverordening van de Europese Unie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de Nederlandse (juridische) praktijk. Helaas kon dit deel, mede als gevolg van de te krappe tijdsplanning door de organisatoren (sic) niet meer uitputtend worden behandeld. Een reden temeer om Dik zodra deze verordening definitief is nogmaals uit te nodigen. De Leerplichtwet en thuiszitters Mr. Theo Storimans ging, puttend uit een rijke praktijkervaring als oud-‐inspecteur van het onderwijs, dieper in op de thuiszittersproblematiek en met name de rol die de samenwerkingsverbanden hier kunnen / moeten pakken om het aantal thuiszitters te verkleinen. Zijn bijdrage sloot waar het het verwerken van persoonsgegevens naadloos aan op de vorige. Als eerste toonde Theo aan dat de ‘harde’ cijfers rondom de thuiszittersproblematiek ‘zachter’ worden, zodra men ‘speelt’ met definitie, hetgeen tot vertekening van de af-‐ en toename kan leiden. De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van absoluut verzuim ligt in de eerste plaats bij de ouders en de leerplichtambtenaar. Daarnaast heeft het samenwerkingsverband de taak om te voorkomen dat een leerling thuis komt te zitten, omdat het schoolbestuur een aangemelde leerling niet plaatst of omdat die leerling niet geplaatst wordt. Dat schoolbestuur komt daarmee haar zorgplicht niet na. Het samenwerkingsverband heeft de mogelijkheid hiervoor regionaal beleid te ontwikkelen en afspraken te maken met schoolbesturen. Zo kunnen schoolbesturen voorkomen dat zij niet aan de zorgplicht zouden voldoen. Bij het aanleveren van het leerlingdossier aan de vervolgschool, kan als gevolg van Passend Onderwijs een juridisch dilemma ontstaan. Een leerlingdossier hoort pas overgedragen te worden, nadat een leerling op de vervolgschool is ingeschreven. In de nieuwe situatie meldt een ouder echter zijn kind aan bij de school van voorkeur. Betreft het een kind met een extra ondersteuningsbehoefte, dan zal de school van aanmelding eerst willen nagaan of in het specifieke geval passend onderwijs geboden kan worden of dat het kind beter af is op een andere school binnen het samenwerkingsverband. Om tot deze afweging te kunnen maken zal de school al voor de inschrijving moeten kunnen beschikken over het leerlingdossier, terwijl de leerling nog niet is ingeschreven. De centrale eindtoets in het PO en de relatie met toelaten in het VO Mr. Jacques Dijkgraaf vroeg in zijn bijdrage aandacht voor de mogelijke gevolgen voor het VO van de Wet centrale eindtoets en leerling-‐ en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs ( kortweg:Toetsbesluit PO). Toelaten versus toelaatbaar In School en Wet van september 2013 had mevrouw dr. R. van Schoonhoven in haar bijdrage ‘De centrale eindtoets als criterium voor toelating tot het voortgezet onderwijs: geen weg terug?’ reeds gewezen op mogelijk inperking van de beslissingsruimte voor VO-‐ besturen, waar het het toelaten van leerlingen betreft. Zij verbaasde zich er destijds al over, dat de kritiek van de VO-‐raad op het wetsvoorstel zich beperkte tot het late tijdstip (periode van 15 april tot 15 mei) van afname, met name waar het de gevolgen voor de formatieve planning van het nieuwe schooljaar betrof. Het bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ingediende amendement Ypma (PvdA) / Van Meenen (D66) voorziet nu in een zodanige wijziging van de leden 3 en 4 van art 27 Inrichtingsbesluit Wvo (‘Toelating’), dat de status van het schooladvies PO verder toeneemt en de beslissingsruimte voor VO-‐schoolbesturen mogelijk navenant ingeperkt wordt. Deze wijziging houdt kort gezegd in, dat het schooladvies en niet de eindtoets leidend wordt voor het toelaten van leerlingen in het voortgezet onderwijs. De eindtoets geldt in dat geval als een objectieve ‘second opinion’. Naast het schooladvies mogen er geen toelatingstoetsen of –eisen meer door een VO-school worden afgenomen c.q. gesteld. Onderbouwrendement In het geval de eindtoets een hogere score te zien geeft dan het schooladvies, moet de PO-‐school het schooladvies heroverwegen. Bij handhaving van het schooladvies dient dit gemotiveerd te worden . Zo niet dan wordt deze leerlingen “het voordeel van de twijfel” gegund. Om mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor het onderbouwrendement van de VO-‐school in voorkomende gevallen te voorkomen, heeft de regering toegezegd dat de inspectie bij de beoordeling van het onderbouwrendement rekening zal houden met het oorspronkelijke (dus ‘lagere’) schooladvies. Zoals we van hem gewend zijn, sloot hij zijn presentatie af met het voorleggen van enkele dilemma’s uit de dagelijkse praktijk. Korte evaluatie van de eerste vijf bijeenkomsten Als ‘lerend’ kennisnetwerk is het goed na vijf bijeenkomsten de balans op te maken en eventuele verbeterpunten te benomen. Na vijf goed bezochte (telkens 15 á 20 deelnemers) bijeenkomsten mag zondermeer geconcludeerd worden, dat ons kennisnetwerk in een behoefte voorziet. Wel zijn er enkele verbeterpunten mogelijk. In de eerste plaats de geografische ligging van de locatie. Zowel op onze locatiekeuze Rotterdam als Zwolle kwamen afmeldingen binnen op grond van de reistijd. Wij overwegen voor een meer centrale plek te kiezen (op de lijn Amsterdam-‐Utrecht-‐Amersfoort). In de tweede plaats het moment van aankondiging, eveneens een terugkerende reden voor afzegging: een reeds volgelopen agenda. Wij streven naar een tijdige planning in het komende schooljaar van tenminste twee bijeenkomsten, opdat ieder die tijdig kan vastleggen in de agenda. Jacques Dijkgraaf Paul valk
© Copyright 2024 ExpyDoc