Ludger College Zorgplan 2014-2015 Inhoudsopgave A. 1. Huidige visie op de onderwijszorg 2. Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) 3. Beschrijving van de huidige situatie m.b.t. de leerlingenzorg 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 Aannamebeleid Organisatiestructuur van de zorg Het Zorg Advies Team Interne expertise Routekaart zorg Richtlijnen terugkoppeling testgegevens B. Gewenste visie op de onderwijszorg Huidige versus gewenste situatie; confrontatiemix 1. Veilige leeromgeving 2. Vormen van ondersteuning 3. Consequenties van de geformuleerde doelen 4. Kaders C. Bijlagen en protocollen 1. Dyslexieprotocol 2. Protocol ZAT 3. Protocol pesten 4. Richtlijnen AMK 5. Ondersteuningsplan samenwerkingsverband (SWV) 6. Werkwijze Jeugdgezondheidszorg van de GGD 7. Interne aanmeldingsformulieren voor gebruik interne expertise 8. Voorbeeld ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College A. 1 Huidige visie op de gezondheidszorg Talentontwikkeling in een veilige leeromgeving Het Ludger College is een katholieke school voor Mavo, Havo, en Vwo (Atheneum en Gymnasium). De school ziet het als haar belangrijkste taak om goed onderwijs te verzorgen. Daarbij gaan wij uit van de talenten en mogelijkheden van de leerlingen. Dat betekent dat wij inspelen op de ontwikkelingsmogelijkheden en onderwijsbehoeften van leerlingen. Daarbij willen wij hen een passende leeromgeving bieden die stimulerend, uitdagend en veilig is. Op deze wijze willen wij bijdragen aan een positief en reëel zelfbeeld van leerlingen en willen wij hun sociale ontwikkeling stimuleren en hun cognitieve mogelijkheden optimaal benutten. Verderop in dit zorgplan wordt nader ingegaan op de verschillende facetten die maken dat talent optimaal tot ontwikkeling kan komen en dat de veilige leeromgeving gewaarborgd wordt . Verwachtingen en grenzen Naast de vele mogelijkheden die het Ludger College biedt zal de school ook haar grenzen aangeven. Ouders mogen van de school ondersteuning verwachten die te maken heeft met de begeleiding van het leren, eventuele obstakels die het leren in de weg staan (faalangst, stoornissen enz.) kunnen , samen met de ouders, aangepakt worden. Wanneer de school constateert dat de problemen van de leerling de expertise van de school te boven gaat of waarbij intensievere begeleiding nodig is dan de school kan bieden, dan zal zij dit tijdig aangeven. In de meeste gevallen betreft het problematiek die niet direct gerelateerd is aan het leren. In die gevallen mogen ouders een relevante doorverwijzing van de school verwachten. Verantwoordelijkheden De ouders zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het welzijn en welbevinden van hun kind, maar ook de school neemt haar verantwoordelijkheid. Het uitgangspunt van het Ludger College is dat ouders en school 'schouder aan schouder' moeten staan om het beste uit het kind te halen. Naast het aanbod van de school in de begeleiding van het kind verwacht het Ludger College op haar beurt dat ouders zich coöperatief opstellen en adviezen ter harte nemen. Zo bestaat een sociale vaardigheidstraining uit een schooldeel en uit een aantal opdrachten die thuis uitgevoerd moeten worden. Deelname aan de training is weinig zinvol wanneer alleen het schooldeel uitgevoerd wordt. Zonder medewerking van het thuisfront zal het kind daarom niet kunnen deelnemen aan de training. Een ander voorbeeld betreft de dyslexiebegeleiding. Een kind dat wekelijks een uur begeleiding krijgt op school zal onvoldoende vorderingen maken wanneer er thuis onvoldoende met het kind geoefend wordt. Een deel van het leren gebeurt thuis en valt onder de verantwoordelijkheid van ouders. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Samenwerkingsverbanden Alle VO scholen in en rond Doetinchem deel uit van het samenwerkingsverband Doetinchem e.o. VO (SWV). In dit samenwerkingsverband beslist de toewijzingscommissie (TW) welke extra ondersteuning voor een leerling nuttig en nodig is. De kosten voor die extra ondersteuning zijn dan voor het samenwerkingsverband (tenminste, als er van het recht op die extra ondersteuning gebruik gemaakt wordt). Daarnaast beschikt de school over een groot netwerk van instanties die de ondersteuning kunnen bieden waarover de school zelf niet beschikt. Leerlingen kunnen hiernaar doorverwezen worden. Ouders zijn uiteraard vrij om een eigen keuze te maken in de begeleiding van hun kind. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College A. 2 Kader wet en regelgeving OPP Voorheen hebben wij het altijd gehad over rugzakleerlingen. Met de komst van passend onderwijs spreken we van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Voor deze leerlingen werden eerder het handelingsplan en de wegwijzer geschreven. In de loop van dit jaar worden de wegwijzers voor de leerlingen met onderwijsondersteuning (in en/of buiten de klas) vervangen door een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). In dit OPP, in het laatste onderdeel (Onderwijsondersteuningsplan, handelingsdeel) staan tips voor de mentor en lesgevende docenten. De begeleider van de leerling is aanspreekpunt voor de mentor en verantwoordelijk voor de inhoud van het OPP. Het is voor alle partijen een nieuwe ontstane situatie: bij vragen/onduidelijkheden over OPP, handelingsdeel of leerling zelf kan men contact op te nemen met de begeleider van de leerling. De begeleider is ook verantwoordelijk voor het contact met ouders daar waar het betreft het plannen van een overleg. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College A. 3 Huidige situatie m.b.t. leerlingenzorg 3.1 Aannamebeleid Per schooljaar 2014 2015 weegt het schooladvies het zwaarst bij de toelating tot het VO. Middelbare scholen mogen toelating niet meer laten afhangen van het resultaat van de eindtoets (wordt in de 2e helft van april afgenomen, na aanmelding en niveauplaatsing). Regionale samenwerkingsverbanden van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs kunnen afspraken maken over de overstap van leerlingen en over de regels die binnen het samenwerkingsverband gelden. Het is mogelijk dat onderstaande procedure gedurende dit schooljaar wordt aangepast als gevolg van afspraken binnen het samenwerkingsverband. Werkwijze toelatingscommissie 2014 2015 Algemene procedure 1. Aanmeldingen komen gebundeld binnen via de basisschool. 2. De administratie verwerkt de aanmelding op een verzamellijst per school. Per leerling wordt vermeld: naam, 1. wo (wens ouders), 2. ab (advies basisschool) en 3: (overeenstemming tussen 1 en 2) men noteert een + of een ? 3. De administratie maakt per aangemelde leerling een overdrachtsformulier. 4. De administratie telt de aanmeldingen. 5. De administratie heeft een overzicht welk lid van de TC welke scholen bezoekt. 6. De administratie geeft de dossiers, verzamellijst en overdrachtsformulier aan het betreffende lid. 7. Een kopie van de verzamellijst gaat naar voorzitter van TC. 8. De leden van de TC gaan aan het werk: - doornemen van de dossiers - vooradvies bij de ?-leerlingen formuleren, zo nodig na contact met bs. - aangeven wanneer het TC-lid NIET beschikbaar is - verzoeken om tijdstip waarop gebeld kan worden TOELATINGSCOMMISSIELEDEN GEVEN VOORRANG AAN HET VERWERKEN VAN BINNENGEKOMEN AANMELDING BOVEN HUN NORMALE ACTIVITEITEN. IN PRINCIPE VERWERKEN ZIJ DE DOSSIERS DEZELFDE DAG WAAROP ZE HEN ONTVANGEN, EN NEMEN CONTACT OP MET DE BASISSCHOOL. 9. De TC komt bijeen en neemt besluiten over: a) Toelating: toelaten/afwijzen b) Plaatsing: welke afdeling: mavo/havo/ath/gymn Ad a) M.b.t. de toelating wordt de volgende vuistregel gehanteerd: de aangemelde leerlingen worden in de brugperiode verdeeld over vier verschillende determinatieklassen. De plaatsing wordt gebaseerd op het advies van de basisschool, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en eventuele aanvullende rapportages. In de loop van de eerste twee jaar wordt gekeken of Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College de gekozen afdeling voor de leerling het meest geschikt is. Er kan zonder probleem worden gewisseld, als dat wenselijk is. Ad b) M.b.t. de plaatsing worden de volgende gegevens gehanteerd. : 1. Advies van de basisschool 2. LVS, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor begrijpend lezen en rekenen Er bestaan inmiddels drie systemen v.w.b. normeren van het LVS A t/m E 5 t/m 0 I t/m V A = Ath/gymn 4–5 I = hoge A of A B = Havo 3–4 II = lage A of B C = Mavo 2–3 III = lage B of Hoge C D = Kbl 1–2 IV = C of hoge D E = Bbl V=D/E 3.Eindtoets/Citoscore. Onderstaande norm wordt niet strikt genomen maar is meer een vuistregel. De eindtoets wordt in de tweede helft van april afgenomen. Na aanmelding en niveauplaatsing. Als de leerling de eindtoets beter maakt dan verwacht, kan de basisschool het schooladvies aanpassen. Als de eindtoets lager uitvalt dan verwacht, telt het basisschooladvies. a. 532 – 539: mavo b. 540 – 545: havo c. 545 – 550: atheneum/gymnasium Er mag geen IQ-test meer worden afgenomen om het niveau te bepalen. 10. Het lid van de TC noteert op de verzamellijst het besluit van de TC. Een cc van deze lijst gaat naar de administratie. 11. Als alle aanmeldingen beoordeeld zijn, wordt vastgesteld hoeveel leerlingen per afdeling geplaatst zouden kunnen worden. Voorzitter TC volgt dit gedurende de hele periode van aanmelden. Definitieve terugkoppeling van het TC-lid naar de basisschool volgt na overleg. 12. Een kopie van deze lijst gaat retour naar de administratie voor het definitief inschrijven en kopie van de verzamellijst gaat naar voorzitter TC. 13. Lid TC stelt bs op de hoogte (na overleg met voorzitter TC). De ouders worden geïnformeerd bij een afwijzing door de TC. 14. De basisschool neemt contact op met TC-lid indien na de eindtoets het niveau naar boven moet worden bijgesteld. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Leerlingen die naar verwachting extra ondersteuningsbehoeften hebben. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Deze dossiers gaan van de TC naar de orthopedagoog. De afspraken met de orthopedagoog zijn hierover gemaakt. Deze geeft een eerste advies aan de TC: gewoon toelaten/plaatsen of ouders uitnodigen voor een gesprek. In het laatste geval belt de administratie de ouders op om hen op een vastgesteld tijdstip uit te nodigen. Dit jaar zullen de gesprekken zijn op ………………uur met de orthopedagoog of voorzitter TC en een reservedatum op………. Gesprek(ken) met orthopedagoog, ouders, en lid TC. Hiervan wordt een verslag gemaakt, waarin wordt vastgelegd wat de verwachte extra ondersteuning zal moeten zijn. Uit dit gesprek volgt het tweede advies van de orthopedagoog naar de TC: toelaten/plaatsen/plaatsen op ander onderwijs (bijv. speciaal onderwijs) dan m/h/v in het ‘reguliere’ onderwijs. Wanneer het advies ander onderwijs is zal de procedure ,opgesteld door de toewijzingscommissie van het samenwerkingsverband, van kracht worden (zie bijlagen) De zorgcoördinator ontvangt het gespreksverslag en het dossier om te bepalen welke ondersteuning ingezet zou moeten worden. Dit advies van de schoolzorgcoördinator, naast advies orthopedagoog wordt besproken in de TC. De TC neemt een besluit. Indien leerling niet toegelaten kan worden, informeren wij de basisschool. Het dossier blijft op het Ludger totdat het kind op een andere school is aangemeld, en deze het dossier opvraagt. Klassenindeling 1. De administratie levert een lijst van alle toegelaten leerlingen aan de afdelingsleider (AL). 2. Leden van de TC geven een advies over het al dan niet bij elkaar plaatsen van leerlingen. Hierbij worden alle verzoeken van ouders of basisschool meegenomen. 3. Deze lijst gaat naar de AL, deze zijn verantwoordelijk voor de klassenindeling. 4. De toegelaten leerlingen krijgen via de administratie een brief waarin staat in welke afdeling en welke klas ze geplaatst zijn en wanneer de Open Zondag is 5. Rond XX juni ontvangen de leerlingen een uitnodiging met het precieze tijdstip voor het Open Huis en de klassenindeling. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College 3.2 Organisatiestructuur van de zorg ZORGSTRUCTUUR (2014-2015) Zorgcoördinator coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding en coacht collega’s bij de uitvoering van leerling-zorgtaken. Overleg Onderzoek Uitvoering Uitvoering Zorgbeleid ZAT BLB Rugzakbegeleiding Zorgleerlingen BOF TOM Zorgcoördinatie Zorgteam Leerjaar 1:Leerjaar 3: Stuurgroep Zorg Orthopedag.onderzoek SOVA Examencoaching Leerjaar 2: SZVO Dyslexie Goede start Extra faciliteiten Huiswerkklas leerjaar 1 Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College 3.3 Zorg Advies Team Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Doetinchem hebben sinds enkele jaren consultatieteams, ook wel zorgadviesteams geheten. Het zorgadviesteam ondersteunt de school bij het oplossen van complexe problemen bij leerlingen, waarvoor de school geen kant en klare oplossingen heeft. Het betreft psychosociale en/of psychiatrische problemen. Het zorgadviesteam bestaat uit interne en externe deskundigen. Het team komt zes keer per jaar bijeen. Vanuit de school zitten de zorgcoördinator, de mentor en eventueel de afdelingsleider in het team. De externe deskundigen zijn de jeugdarts, een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg, de orthopedagoog en de leerplichtambtenaar. Op verzoek kan het team uitgebreid worden met andere deskundigen. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College 3.4 Interne Expertise Zorgaanbod (Zorgbrochure) Zorgcoördinator (ZC) De zorgcoördinator organiseert de zorg binnen de school. Zij coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding, coacht collega’s bij de uitvoering van leerling-zorgtaken, coördineert de rugzakbegeleiding en stuurt het zorgteam en het zorgadviesteam (ZAT) aan. Verder neemt de zorgcoördinator deel aan het Samenwerkingsverband voor zorgcoördinatoren van het voortgezet onderwijs (SWV) en onderhoudt de contacten met de externe instanties. Onderwijskundige zorg Z-uren in alle leerjaren Voor wie: alle leerlingen Tijdens de zelfwerkzaamheidsuren leren leerlingen hun werk te plannen en zelfstandig te werken. Elke week hebben de leerlingen naast de vaklessen een aantal verplichte Z-uren in hun rooster. In de loop van de jaren krijgen de leerlingen steeds meer vrijheid om die uren zelfstandig in te vullen. Ze maken tijdens deze uren huiswerk, werken aan de computer of in de media-theek, overleggen voor groepsopdrachten etc. In de Z-uren zijn mentoren beschikbaar aan wie leerlingen om extra uitleg kunnen vragen. Huiswerkbegeleiding Voor wie: alle leerlingen Studeren op school kan op het Ludger College: elke dag van 14.30 tot 17.30 uur. Voor leerlingen die gebaat zijn bij meer hulp dan tijdens de Z-uren geboden kan worden is er, tegen betaling, de huiswerkklas. Begeleiding en tips worden gegeven door een orthopedagoog op het gebied van leren studeren en plannen en organiseren. Daarnaast is een tutor leerling beschikbaar voor extra uitleg bij vakken en om te overhoren. Extra begeleidingsuren (IC uren) Voor wie: onderbouwleerlingen die meer begeleiding nodig hebben Onderbouwleerlingen die meer begeleiding nodig blijken te hebben op het gebied van studievaardigheden worden in een kleinere groep begeleid. Dit gebeurt intensief gedurende een korte periode en er wordt doelgerichte studiehulp geboden. We noemen het IC-uren (intensive care-uren). Te denken valt aan leerlingen die meer dan gemiddeld moeite hebben met studievaardigheden zoals plannen en organiseren. Contactpersonen: afdelingsleiders onderbouw Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Dyslexiebegeleiding Voor wie: alle leerlingen Dyslectische leerlingen hebben in het bijzonder problemen met het lezen en begrijpen van teksten en met het spellen. Op de meeste basisscholen worden leerlingen al getest op dyslexie. Bij de overige leerlingen vindt op onze school alleen een dyslexieonderzoek plaats als het onderwijskundig rapport daartoe aanleiding geeft. Leerlingen met een dyslexieverklaring kunnen op vrijwillige basis coaching krijgen. De coaching begint ongeveer vier weken na de start van het schooljaar. Zo spoedig mogelijk daarna wordt begonnen met de begeleiding van de vermoedelijke dyslecten. Wie dyslectisch is, heeft recht op extra faciliteiten. Zij kunnen dan met een extra-faciliteitenkaart gebruik maken van de bijzondere voorzieningen, zoals meer tijd bij toetsen, het gesproken boek en ICT-hulpmiddelen zoals Kurzweil, dat op een door de leerling zelf aangeschafte computer/laptop geïnstalleerd kan worden, indien de leerling er baat bij heeft. Hiervoor vraagt de school een borgsom. Examencoaching Voor wie: examenleerlingen die zeer gespannen zijn voor schooltoetsen en landelijke eindexamentoetsen De cursus richt zich op het leren omgaan met spanning bij toetsen. Wat zijn de oorzaken en wat kun je eraan doen. In zes bijeenkomsten leren leerlingen op een andere manier omgaan met deze spanning. Extra faciliteiten Voor wie: leerlingen met een dyslexieverklaring of met een zorgindicatie Leerlingen met een dyslexieverklaring hebben recht op extra werktijd tijdens het maken van opdrachten en toetsen. Leerlingen met een zorgindicatie kunnen ook recht hebben op meer tijd en/of vergrote opgaven. Soms hebben leerlingen om andere redenen recht op deze extra faciliteiten, zoals aangepaste software, werken met een laptop of een Daisy-speler. Tijdens toetsweken werken deze leerlingen in een apart lokaal. Zij zijn in het bezit van een extra-faciliteitenkaart. Aanbod hoogbegaafden (TOM) Voor wie: meer- en hoogbegaafde leerlingen Vanaf 1 vwo tot en met 6 vwo heeft het Ludger College TOM (Trajecten op Maat) voor meeren hoogbegaafde leerlingen. TOM 1 is een intensief programma voor hoogbegaafden. TOM 2 is de ‘lichtere’ variant voor vwo'ers die meer uitdaging willen en aankunnen. Het programma bestaat uit denklessen (hoe ga je effectief met je begaafdheid om), vakmodules (filosofie, ICT, film, wetenschap, etc.) en projecten naar eigen keuze. Daarbij wordt gerichte groepsgewijze begeleiding geboden. De leerlingen volgen het TOMprogramma (drie tot vijf lesuren per week) in plaats van hun reguliere lessen. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Sociaal-emotionele zorg Mentor Voor wie: alle leerlingen Elke klas heeft een eigen mentor. Leerlingen die overstappen van de basisschool naar het voortgezet onderwijs krijgen te maken met allerlei nieuwe zaken: zij krijgen les in meer vakken van verschillende docenten en in verschillende lokalen. In het begin is dat even wennen voor de leerlingen en dan is het belangrijk dat zij met hun vragen bij iemand terecht kunnen. De mentor is in deze situatie de meest aangewezen persoon. In alle leerjaren is de mentor het eerste aanspreekpunt en de vertrouwenspersoon voor de leerling en de ouders. Verder geeft de mentor studielessen/mentor-Z-uur en begeleidt hij/zij de klas als leefgemeenschap. Zorg Advies Team (ZAT) Voor wie: leerlingen met een zwaardere sociaal-emotionele problematiek Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Doetinchem hebben sinds enkele jaren consultatieteams, ook wel zorgadviesteams geheten. Het zorgadviesteam ondersteunt de school bij het oplossen van complexe problemen bij leerlingen, waarvoor de school geen kant en klare oplossingen heeft. Het betreft dan psychosociale en/of psychiatrische problemen. Het zorgadviesteam bestaat uit interne en externe deskundigen. Het team komt zes keer per jaar bijeen. Vanuit de school zitten de zorgcoördinator, de mentor en eventueel de afdelingsleider in het team. De externe deskundigen zijn de jeugdarts, een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg, de orthopedagoog en de leerplichtambtenaar. Op verzoek kan het team uitgebreid worden met andere deskundigen. Zorgteam Het zorgteam komt wekelijks bijeen om leerlingen te bespreken die door mentoren en/of afdelingsleiders zijn aangemeld. Vervolgens wordt bekeken welk hulptraject moet worden gestart om deze leerlingen zo goed mogelijk te helpen. Dit zorgteam bestaat uit de zorgcoördinator en verder een ambulant begeleider, een pedagogisch medewerker en 2 orthopedagogen Orthopedagoog Voor wie: leerlingen met specifieke hulpvragen De orthopedagoog geeft leerlingen met specifieke hulpvragen op het gebied van welbevinden, gedrag, werkhouding en leren een tijdelijke professionele ondersteuning. Dit gebeurt zoveel mogelijk op het Ludger College zelf. De orthopedagoog onderzoekt, adviseert mentoren, leerlingbegeleiders en afdelingsleiders, onderhoudt contact met externe deskundigen en geeft begeleiding c.q. (kortdurende) behandeling. Daarnaast heeft de orthopedagoog op het Ludger College een adviserende rol met betrekking tot de toelating van leerlingen met specifieke behoeften en de verdere ontwikkeling van het zorgbeleid. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Bij ons zijn werkzaam: een orthopedagoog-generalist, een orthopedagoog en een pedagogisch medewerker. Jeugdarts en jeugdverpleegkundige van GGD Noord- en Oost- Gelderland Voor wie: alle leerlingen en hun ouders. De maatschappij verandert en daarmee ook de visie op gezondheid. Gezondheid is het vermogen je aan te passen, al dan niet met ondersteuning, aan lichamelijke, emotionele en sociale uitdagingen die op je pad komen en daar je eigen keuzes in te maken. Deze verandering van de maatschappij vraagt om een andere werkwijze. De stelselherziening jeugd gaat uit van méér preventie en ondersteuning, van versterken van eigen kracht, ontzorgen en normaliseren en een integrale aanpak op maat. Om beter aan te sluiten op deze nieuwe ontwikkelingen, verandert de Jeugdgezondheidszorg van GGD Noord- en Oost-Gelderland vanaf dit schooljaar haar werkwijze. Het belangrijkste gevolg van die nieuwe werkwijze is dat wij vaker op school beschikbaar zijn voor jongeren, ouders en docenten. Dit doen wij, naast het aanbod aan alle eerste en derde of vierde klas leerlingen, door het houden van open spreekuren. Hierin kunnen leerlingen, ouders en docenten met hun vragen terecht. Die vragen kunnen liggen op het gebied van groei of lichamelijke gezondheid maar ook op het gebied van psychische gezondheid en welbevinden. Het doel is de gezondheid en het welbevinden van leerlingen waar nodig te ondersteunen of te verbeteren. Daarbij werken jeugdverpleegkundige en jeugdarts samen met school. Relevante gegevens worden onderling uitgewisseld, uiteraard na toestemming van leerling en/of ouders (afhankelijk van de leeftijd van de leerling). Klas 1: Alle leerlingen worden in de eerste klas gezien door de jeugdverpleegkundige, nadat zij thuis met hun ouders een digitale gezondheidsvragenlijst hebben ingevuld. Zij worden gemeten en gewogen. Het verdere gesprek hangt af van waar de vragen van leerling en ouders liggen. Een aantal leerlingen zal vervolgens ook bij de jeugdarts worden uitgenodigd indien de vragen of bijzonderheden liggen op medisch gebied. In klas 3 VMBO en 4 HAVO/VWO worden alle leerlingen uitgenodigd een digitale gezondheidsvragenlijst in te vullen. Afhankelijk van de antwoorden en vragen van de leerling en eventueel de ouders kan de leerling uitgenodigd worden voor een onderzoek/gesprek bij de jeugdverpleegkundige of de jeugdarts. Daarnaast vragen de jeugdgezondheidszorgprofessionals aan school om leerlingen waar zij vragen/zorgen over hebben bij hen aan te melden, uiteraard altijd in overleg met leerling/ouders. De jeugdarts neemt deel aan het Zorg Advies Team van school. Vertrouwenspersonen Voor wie: leerlingen met klachten over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld en geestelijk geweld, zoals grove pesterijen In ons land zijn enkele onderwijsinspecteurs belast met de opdracht op te treden als vertrouwensinspecteur, en wel voor klachten over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld en geestelijk geweld, zoals grove pesterijen. Dat geldt ook voor signalen over discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, e.d. Het landelijke telefoonnummer voor de vertrouwensinspecteurs is: 0900-1113111. Er zijn op onze school enkele vertrouwenspersonen aangesteld, die in eerste instantie de klachten behandelen. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College De vertrouwenspersoon probeert eerst te bemiddelen. Lukt het niet een oplossing te vinden, dan informeert de vertrouwenspersoon na overleg met de rector de vertrouwensinspecteur. Vertrouwenspersonen handelen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid. Beter Omgaan met Faalangst (BOF) leerjaar 1 Voor wie: faalangstige leerlingen uit leerjaar 1 Ongeveer tien procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft last van faalangst. Dit houdt in dat ze door hun angst om te falen zo zenuwachtig of gespannen zijn dat ze slechter presteren op school dan ze eigenlijk zouden kunnen. Het doel van bovengenoemde training is om de leerlingen hulp te bieden bij het leren omgaan met faalangst. Mentoren kunnen leerlingen bij wie ze faalangst vermoeden, aanmelden voor de faalangsttraining. In leerjaar 1 wordt dit gedaan naar aanleiding van de Saqi (Schoolbelevingsvragenlijst). Ouders worden samen met hun kind uitgenodigd voor een informatieavond. Zij beslissen of hun kind wel of niet deelneemt aan de training. De training zelf bestaat uit een achttal bijeenkomsten in de tweede helft van het schooljaar. Beter Omgaan met Faalangst (BOF) leerjaar 3 Voor wie: faalangstige leerlingen uit leerjaar 3 De schoolvragenlijst in leerjaar 3 geeft de mentor vaak voldoende aanleiding om leerlingen te adviseren deel te nemen aan de cursus faalangstreductie. De inhoud is vergelijkbaar met de cursus in leerjaar 1. Sociale Vaardigheidstraining (SOVA) leerjaar 2 Voor wie: minder sociaalvaardige leerlingen uit leerjaar 2 Voor sommige leerlingen is het niet vanzelfsprekend dat zij gemakkelijk contact maken. Leerlingen die sociaal minder vaardig zijn, kunnen een sociale vaardigheidstraining op onze school volgen. Tijdens deze training krijgen leerlingen handreikingen aangeboden om gemakkelijker om te gaan met bijvoorbeeld verlegenheid, het innemen van een eigen plek en de weerstand in sociale contacten. In overleg tussen mentor, leerling, ouders/verzorgers, schoolorthopedagoog en soms externe hulpverlening wordt besloten of een leerling deze training van ongeveer acht bijeenkomsten gaat volgen. Cursus Goede Start Voor wie: leerlingen klas 1 In het kader van Passend Onderwijs biedt onze school dit jaar een nieuwe training aan: ‘Een goede start”. Deze training is speciaal voor eerstejaars leerlingen die gebaat zijn bij kortdurende maar intensieve ondersteuning op het gebied van planning en organisatie, agendagebruik en ‘leren leren’ direct aan het begin van het schooljaar. De leerlingen zijn grotendeels geselecteerd naar aanleiding van de afstemmingsgesprekken die met school en ouders voor de zomervakantie hebben plaatsgevonden. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Anti-pestcoördinator Voor wie: alle leerlingen De anti-pest coördinator van het Ludger College brengt de verschillende activiteiten m.b.t. pesten in kaart. Hij/zij is verantwoordelijk voor het up-to-date houden van het pestprotocol en het materiaal / literatuur omtrent pesten. Verder zorgt hij/zij ervoor op de hoogte te zijn van de stand van zaken omtrent de anti-pest methoden en adviseert directie en de onderwijs ontwikkelgroep (OOG) hieromtrent. Bijzondere leerlingbegeleiding ( BLB ) Voor wie: leerlingen met sociaal-emotionele problemen Een leerling met sociaal-emotionele problemen kan begeleiding krijgen van een leerlingbegeleider. Deze geeft advies en/of hulp. De leerlingbegeleider kan naast een luisterend oor ook praktische hulp bieden. Hij streeft ernaar binnen maximaal vijf gesprekken het probleem samen met leerling en ouders op te lossen of, wanneer dit niet lukt, samen te zoeken naar een externe oplossing (huisarts, psycholoog, Bureau jeugdzorg, een huiswerkinstituut, etc.). De mentor of afdelingsleider meldt de leerling schriftelijk aan bij het zorgteam. Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte Wanneer bij de overdracht van leerlingen uit groep 8 van de basisschool, door de groepsleerkracht, aangegeven wordt dat een leerling extra ondersteuningsbehoefte heeft, worden de ouders uitgenodigd voor een afstemmingsgesprek. Bij dit gesprek zijn de afdelingsleider en orthopedagoog aanwezig. Samen met de ouders wordt bekeken welke ondersteuning wenselijk is en of dit door de school geboden kan worden. Verwijsindex De verwijsindex is een databank waarin diverse instanties (school, leerplichtambtenaar, jeugdzorg, maatschappelijk werk, politie, justitie e.d.) een jongere kunnen registreren. Zij doen dit wanneer zij vermoeden dat er sprake is van meervoudige problematiek. Daardoor kunnen hulp- en dienstverleners eenvoudig en in een vroeg stadium contact met elkaar opnemen voor efficiëntere hulp aan jongeren. Zo kan men informatie met elkaar uitwisselen en afspraken maken over de coördinatie van de zorg aan de jongere. Indien de school besluit een registratie te doen, worden de ouders hiervan op de hoogte gesteld. Indien twee instanties met elkaar in overleg willen treden, moeten de ouders hiervoor toestemming geven. Procedure verwijsindex De mentor of de afdelingsleider brengt de leerling in bij het zorgteam. Het zorgteam geeft advies aan de mentor en de afdelingsleider. Een van die adviezen kan zijn dat de mentor de leerling moet inbrengen in het zorgadviesteam. De mentor vult hiertoe een formulier in dat hij ontvangt van de zorgcoördinator. In het zorgadviesteam wordt bepaald of er een registratie moet worden gedaan bij de verwijsindex. De zorgcoördinator doet vervolgens eventueel de registratie. Wanneer er een match ontstaat, nemen de betrokken instanties contact met elkaar op. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Taakomschrijvingen van de verschillende experts Zorgcoördinator Organiseert de zorg binnen de school. Coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding, coacht collega’s bij de uitvoering van leerling-zorgtaken, coördineert de rugzakbegeleiding en stuurt het zorgteam en zorg advies team aan. Verder neemt de zorgcoördinator deel aan het SWV en onderhoudt de contacten met externe instanties. Sturen, volgen en evalueren van zorgtaken m.b.t.: • BOF klas 1 en 3 • SOVA klas 2 • Dyslexie screening en begeleiding • Examen coaching • MRT • BLB • Goede Start klas 1 • Anti-pestbeleid Voorzitten en voorbereiden van: • Zorgoverleg (wekelijks) • Stuurgroepvergadering (3 keer per jaar) • Overleg met schoolleiding (1 keer in de drie weken). • ZAT (minimaal 6 keer per jaar) Onderhoudt contact : • Ambulant begeleiders cl 2,3 en 4 • Orthopedagoog • Orthopedagogisch medewerker • Schoolarts • Jeugd maatschappelijkwerk (JMW) Neemt deel aan: • Vergaderingen/studiemiddagen SWV • Vergaderingen Profijt • Overleg over leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte (waar wenselijk) Overige taken: • Organiseert studiedagen voor collega’s. • Zorgt ervoor dat de informatie m.b.t. de zorg up-to date is. • Doet de registratie in de verwijsindex. • Is betrokken bij het maken van een zorgplan. • Volgt de ontwikkelingen m.b.t. de zorg (o.a. passend onderwijs, meldcode kindermishandeling) en implementeert deze binnen de school. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Overige taken zorg coördinatie • • • • • • • • • • • • • • Neemt deel aan het zorgoverleg. Zorgt ervoor dat de adviezen bij de juiste personen komt (mentor,afdelingsleider etc.) Ziet toe op naleving van de adviezen, volgt de zorgleerlingen van de bovenbouw. Koppelt terug in het zorgoverleg. Neemt deel aan het ZAT. Nodigt collega’s en externen uit voor het ZAT. Bijzondere leerlingenbegeleiding (BLB) Beleidsondersteunende activiteiten: zoals ( digi.) / orthotheek, publicaties, vergaderingen (SZVO, directie, stuurgroep) Aanspreekpunt en hoofdverantwoordelijke van de BLB Zorgt voor de planning van de vergaderingen. Maakt de agenda voor de vergaderingen. Doet aanbevelingen voor trainingen/cursussen. Zorgt voor de dossiervorming. Zet een extern netwerk op Begeleiders van leerlingen met een OPP • • • • • • • • • • • maken van een OPP. Evalueren en bijstellen OPP. Dossiers bijhouden. Organiseren groot overleg(2 keer per jaar) ouders, mentor en eventueel derden. Maakt de agenda voor het groot overleg. Lesobservatie waar wenselijk Klassenvoorlichting waar wenselijk . Tips aan docenten. Individuele begeleiding van docenten.. Onderhoudt contact met de ouders. Informeert de zorgcoördinator. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College 3.5 ROUTEKAART ZORG (niet – geïndiceerde leerlingen) Ouders Docenten O.O.P. Leerlingen Afd.Leider Orthopedagoog Mentor Zorgcoördinator Decaan Zorgcoördinator SOVA BOF BLB Zorgteam ZAT Actie * Zie Zorgbrochure voor uitgebreide informatie Extern Advies Dyslexie Intern Jeugdzorg Diagnostiek Horizon Orthopedagoog Jekk Jeugdarts BLB Jeugdarts 3.6 Richtlijnen terugkoppeling testgegevens • • • • • • Op het Ludger College wordt de uitslag besproken met ouders, leerling en mentor; Het onderzoeksverslag komt in de dossierkast van de orthopedagogen op het Willibrordgebouw; De mentor ontvangt een kopie en zorgt dat het verslag in het leerlingdossier komt; Na bespreking verstuurt de orthopedagoog via de mail een samenvatting (conclusie + handelingstips) naar de mentor; De mentor verwerkt deze samenvatting in magister; De mentor stelt de vakdocenten en afdelingsleider op de hoogte. B. Gewenste visie op de onderwijszorg Huidige versus gewenste situatie; confrontatiemix 1. Veilige leeromgeving 2. Vormen van ondersteuning 3. Consequenties van de geformuleerde doelen 4. Kaders Huidige visie versus gewenste situatie In de ideale situatie kan de school voor leerlingen met een mavo-,havo-, atheneum- of gymnasiumniveau een passende vorm van onderwijs aanbieden. Dit geldt voor de leerling die extra ondersteuning nodig heeft om optimaal te kunnen leren tot en met de leerling die extra uitdaging nodig heeft. Voor alle leerlingen stelt de school zich als doel om de talenten optimaal te benutten en verder te ontwikkelen. Een absolute voorwaarde om te kunnen leren is een veilige leeromgeving en alle medewerkers van het Ludger College hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. In de gewenste situatie meten we regelmatig of hetgeen we aanbieden ook voldoet aan de verwachtingen zodat bijgestuurd kan worden wanneer dat nodig blijkt te zijn. De vraag dient zich aan wat nodig is om van de huidige situatie naar de gewenste situatie te groeien. Hieronder worden de mogelijkheden en wensen beschreven en de stappen die gezet worden om tot de gewenste situatie te komen. 1. Veilige leeromgeving Om met de hierboven genoemde randvoorwaarde te beginnen is blijvende aandacht voor een veilige leeromgeving nodig. Enkele jaren gelden zijn alle mentoren getraind om te werken op basis van de ‘No Blame’ methode, een manier van werken m.b.t. het omgaan met pestgedrag. Een vervolg daarop zou kunnen zijn om alle medewerkers mee te nemen in dit principe en de scholing daarin verder uit te bouwen. We willen dat op alle plekken in de organisatie in een veilige leeromgeving gewerkt kan worden. Een school moet een plek zijn waar mensen samenwerken, naar elkaar luisteren, fouten mogen maken, leren van conflicten en schade herstellen. Een oriëntatie daarop is gaande. Daarvoor zijn alle betrokkenen bij het onderwijs (leerlingen, ouders, docenten, ondersteunend personeel en directie) nodig. Het Ludger College beschikt over een pestprotocol en is alert op pestgedrag. De meest recente tevredenheidenquête onder leerlingen en ouders laat een hoge mate van tevredenheid zien (97%) m.b.t. de veilige leeromgeving. In de leerlingenenquêtes die docenten afnemen voor hun functioneringsgesprek is dit een apart onderdeel dat uit meerdere vragen bestaat. Uit de resultaten valt op te maken of een docent door zijn gedrag doorgaans zorgt voor een veilig leerklimaat. De ervaring van de schoolleiding is dat docenten het persoonlijk van belang vinden dat deze score hoog is. Ons streven is dat de school als veilig wordt ervaren door alle leerlingen en medewerkers. 2. Vormen van ondersteuning Ondersteuning buiten de klas De ondersteuning die gegeven wordt aan leerlingen vindt voor een belangrijk deel buiten de lessen plaats. Dit geldt voor diverse trainingen zoals BOF (beter omgaan met faalangst), sociale vaardigheden, dyslexiebegeleiding, gesprekken met leerlingbegeleiders (BLB), TOM (aanbod voor meer- en hoogbegaafden) enz. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Daarnaast is er begeleiding in de school door de begeleider van een leerling met een OPP. Er is op elke locatie een zorglokaal ingericht waar begeleiding kan plaats vinden en waar de leerling terecht kan voor een time out en waar hij zich even kan terug trekken in een prikkelarme omgeving (bijv. in pauzes). De complexe organisatie en communicatie van de zorg is behoorlijk goed op orde binnen het Ludger en is in handen van de school zorgcoördinator. Een overzicht van de mogelijkheden is te vinden in de zorgbrochure en de lijnen in de zorgstructuur zijn zichtbaar gemaakt in een schema dat redelijk goed bekend is in de school. Ondersteuning buiten de school Het is van belang voor alle betrokkenen binnen de school om op tijd door te verwijzen naar professionele hulp buiten de school. Daarvoor zijn meerdere mogelijkheden: de mentor en afdelingsleider kunnen via een aanmeldformulier het zorgteam inschakelen. Wanneer hulp binnen de school niet mogelijk is, kan een doorverwijzing volgen naar andere gespecialiseerde instanties. Het zorgteam is op de hoogte van deze mogelijkheden en kan gericht doorverwijzen. Het zorgteam weet waar de grenzen liggen m.b.t. de zorg die de school kan bieden en wijst daar anderen ook op zodat ouders tijdig worden doorverwezen naar externen. Betrokkenheid van ouders De school ziet het als haar taak om de betrokkenheid van ouders te vergroten en hun verantwoordelijkheid helder te verwoorden. Dit gebeurt door een schrijven in het Contactblad aan het begin van elk schooljaar, op de algemene ouderavonden, op de ouderavonden die vooraf gaan aan trainingen en bij de intake van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. We willen zo helder mogelijk zijn over de ondersteuning die de school kan bieden en ook duidelijk zijn over wat de school niet kan. Ook willen we helder verwoorden welke verwachtingen we hebben m.b.t. de inzet van ouders. De al eerder genoemde dyslexiebegeleiding is hiervan een voorbeeld. Wanneer de ondersteuning van het kind beperkt blijft tot de inzet (lees: training/ begeleiding) vanuit school zal het kind onvoldoende vorderingen kunnen maken. Ouders moeten vooraf voldoende geïnformeerd worden over de verwachtingen die de school van hen heeft. We willen dat ouders en school ‘schouder aan schouder’ staan in de begeleiding van het kind. Ondersteuning binnen de klas Uit het rapport van de audit (M&O groep, ’s Hertogenbosch, november 2011) die op het Ludger College is uitgevoerd om te komen tot een beschrijving van het zorgprofiel, blijkt dat de school de expertise m.b.t begeleiding en zorg vooral buiten de klas heeft georganiseerd. Het Ludger wordt beschreven als een netwerkschool waarbij de groei naar een begeleidingsschool een reële mogelijkheid is wanneer de geconstateerde kennis en vaardigheid die er is buiten de klas meer ingezet kan worden binnen de klas om daarmee tegemoet te komen aan de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen. Om ons voor te bereiden op een toenemend aantal leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte zal meer ingezet moeten worden op ondersteuning van de leerling binnen de klas. Dat is ook noodzakelijk omdat we verwachten dat de financiële mogelijkheden voor ondersteuning buiten de klas eerder zullen dalen dan toenemen. Hierna worden de mogelijkheden beschreven waaraan het Ludger denkt om de leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte zo goed mogelijk te bedienen. Dit zijn achtereenvolgens de aandacht voor klassenmanagement en differentiatie in de klas. Daarvoor wil de school een gedeelte van het scholingsbudget inzetten. Verder zien we in co-teaching en lesobservaties mogelijkheden om de docent in de klas handvatten te geven voor de begeleiding van leerlingen. Tenslotte blijven de adviezen van specialisten (bijv. van de orthopedagoog) van belang en biedt de school een aparte opvang in het zorglokaal. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Klassenmanagement Alle leerlingen én docenten gedijen bij een goed klassenmanagement. Afspraken (m.b.t. te laat komen, huiswerk maken, spullen bij je hebben, gebruik van gsm, leefregels, er heerst een werkklimaat) moeten niet steeds opnieuw ‘bevochten’ worden. Als het klassenmanagement van de vakdocent in orde is dan biedt dit structuur voor de leerling en zorgt het ervoor dat de energie en tijd van de docent niet weglekt in dit onderdeel waardoor minder overblijft voor de vakinhoud en differentiatie tussen leerlingen. Dit onderdeel behoeft op verschillende plekken verbetering. Vanuit lesobservaties (door specialisten uit de zorg, door leidinggevenden) wordt aangegeven dat hier nog winst te behalen is. Met name leerlingen uit het autistisch spectrum zijn gebaat bij duidelijkheid, dit geldt echter voor alle leerlingen. Klassenmanagement is een vast onderdeel uit de leerlingenenquête die zittende docenten afnemen in hun klassen ter voorbereiding op hun functioneringsgesprek. Wanneer uit de resultaten uit de enquête blijkt dat verbeteringen nodig is, vindt in voorkomende gevallen coaching plaats. Goed klassenmanagement geeft duidelijkheid voor leerlingen, evenals het nakomen van centraal gemaakte afspraken (rondom te laat komen, mobieltjes enz). Differentiatie binnen de klas In de gewenste situatie kan de docent inspelen op verschillen tussen leerlingen. Het is tegelijkertijd de competentie die de gemiddelde docent als heel lastig ervaart (ook de zeer ervaren docent). Ook de inspectie constateert bij de vele lesbezoeken dat er weinig gedifferentieerd wordt. De noodzaak om verschil te maken tussen het onderwijsaanbod aan leerlingen wordt groter naarmate er, in het kader van ‘Passend Onderwijs’ meer leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte de reguliere VO scholen binnenkomen. Dit ziet de schoolleiding als de competentie die de meeste aandacht verdient. De komende jaren zal het accent van scholing gericht zijn op oplossingsgericht werken. 3. Consequenties van de geformuleerde doelen Wanneer we, zoals hierboven benoemd wordt, de docent in de klas beter willen toerusten om de leerlingen binnen de klas beter te begeleiden dan zullen we eerst moeten formuleren over welke vaardigheden hij moet beschikken. Lesbezoeken en tevredenheidenquêtes zijn instrumenten waarmee kwaliteitsmeting kan worden gedaan m.b.t. de docentvaardigheden. Daarna kan ingezet worden op scholing om de (individuele) docent vaardiger te maken, wanneer dat nodig mocht blijken te zijn. Docentvaardigheden • elke docent is in staat om een veilig leerklimaat te vestigen in zijn klas • elke docent is in staat om te differentiëren tussen leerlingen in zijn klas waarbij ingespeeld wordt op de verschillen in leerbehoeften • de docent kan, binnen grenzen, ondersteuning bieden bij de hierboven genoemde leerbehoeften (Individuele) scholing m.b.t. • het vestigen van een veilig leerklimaat • klassenmanagement • differentiatie binnen klassenverband • omgaan met leerlingen met speciale leerbehoeften • oplossingsgericht werken (de docent gaat uit van de mogelijkheden en kwaliteiten van de leerling) Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College • • • 4. Kaders De schoolleiding, in dezen de toelatingscommissie, moet toezien op een goede plaatsing van de leerling in een afdeling. Er is oog voor de combinatie: cognitief niveau en specifieke onderwijsbehoeften. Om differentiatie binnen de klas te vergemakkelijken moet de schoolleiding de aanschaf van hulpmiddelen (bijv. lesmethodes, computers) en scholing hierin faciliteren. Indien de financiële mogelijkheden er zijn is het verlagen van de klassengrootte van belang. Ook is het van belang om plekken in de school in te richten waar de docent leerlingen kan laten werken die begeleiding op afstand prima aankunnen. Wat onderzocht moet worden is welke (betaalbare) mogelijkheden er zijn om meer ondersteuning voor de docent in de klas mogelijk te maken (inzet onderwijsassistenten). Daarbij is ook een omslag in het denken van de docent nodig zodat deze anderen in de klas toelaat (daar merken we ook nog een drempel). Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College C. Bijlagen en protocollen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Dyslexieprotocol Protocol ZAT Protocol pesten Richtlijnen AMK Ondersteuningsplan samenwerkingsverband (SWV) Werkwijze Jeugdgezondheidszorg van de GGD Interne aanmeldingsformulieren voor gebruik interne expertise Voorbeeld ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Bijlage 1 Dyslexieprotocol Ludger College Definitie van dyslexie Het Ludger College hanteert de definitie zoals deze is geformuleerd door de Stichting Dyslexie Nederland (SDN) en onderschrijft daarmee ook de uitgangspunten die hebben geleid tot deze definitie: Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Uitgangspunten bij het formuleren van de definitie: • De definitie staat in het teken van onderkenning (classificatie) van de stoornis. Daarmee wordt niets gezegd over mogelijke oorzaken, noch over (onderwijs-) belemmeringen die daarmee samenhangen. • De definitie heeft uitsluitend betrekking op de stoornis zoals die zich manifesteert op vaardigheidsniveau. Objectief waarneembaar gedrag in lezen en spelling staat centraal. • Dyslexie is een stoornis in het lezen of in het spellen op woordniveau, of in beide. Voor een stoornis in overwegend de spelling wordt geen aparte term gebruikt. Wel wordt, indien nodig, een nadere specificatie gegeven. • Dyslexie is een hardnekkig fenomeen dat verbonden is met individugebonden factoren. Lees- en spellingproblemen die primair het gevolg zijn van (depriverende) omgevingsfactoren worden niet als stoornis geclassificeerd. • Dyslexie kan zich niet alleen manifesteren in de periode van het aanleren van lezen op woordniveau en het spellen, maar ook op latere leeftijd. Procedure Screening Het Ludger College screent alle leerlingen in leerjaar 1. De gegevens op het gebied van (technisch) lezen/spelling van de basisscholen worden hierbij wel meegenomen. Ook vragen de dyslexiecoaches aan de mentoren en lesgevende docenten om alle mogelijke relevante informatie met betrekking tot vermoedelijke dyslexie door te geven. Hierbij wordt gedacht aan: traag leestempo, opvallende spelfouten, omdraaien van letters, fonetisch spellen van woorden, woordjes niet kunnen automatiseren bij de vreemde talen e.d. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Coaching van dyslexieverdachten Indien screening heeft plaatsgevonden, wordt de leerling gedurende een half jaar begeleid. Deze begeleiding is verplicht. Na een half jaar volgt er weer een screening. Als er dan werkelijk sprake is van hardnekkigheid, zal de ouders aangeraden worden om hun zoon/dochter extern te laten testen.. Voordat de dyslexiecoaches met de begeleiding van nieuwe aanmeldingen beginnen, worden de resultaten met ouders en leerlingen besproken. Daarna komen de namen in de Ludomare zodat de lesgevende docenten op de hoogte zijn. Coaching van dyslecten De leerlingen uit het eerste leerjaar die al een dyslexieverklaring hebben, worden in leerjaar 1 gecoacht. Dat gebeurt op vrijwillige basis of op verzoek van de mentor, vakdocent of ouders. Ook de leerlingen van leerjaar 2 en hoger worden op die manier gecoacht. Bij hen wordt echter ook gelet op structurering en de gerichte vragen van de leerling. Ook het emotionele aspect krijgt aandacht. Voordat met coaching gestart wordt, worden de leerlingen bij elkaar geroepen en krijgen ze een korte voorlichting over de opzet en de vrijwilligheid van de coachingsuren. Zij krijgen hier te horen wat hun rechten, maar ook wat hun plichten zijn. Tevens krijgen ze een brief mee voor de ouders waarin het een en ander wordt uitgelegd. N.a.v. dit onderzoek krijgen de collega’s van de talen bericht; hen wordt gevraagd om zwakke spellers wat extra aandacht te geven. Aanvraag dyslexietest Voor de dyslexietest geldt altijd: • Aanmelden via Zorgteam • Dossieranalyse • Basisschoolgegevens • Rapportcijfers • Opmerkingen van lesgevende docenten • Informatie van de test in leerjaar 3 van de Geldergroep • Vragenlijst laten invullen Bij dyslexieverdachten in hogere jaarlagen: • Screenen • Een half jaar begeleiden • Daarna bij hardnekkigheid laten testen door SZVO Faciliteiten Wij verwachten van onze dyslectische leerlingen dat zij een meer dan gemiddelde inspanning verrichten om te leren omgaan met hun handicap. De school, op haar beurt, ondersteunt de leerlingen op een passende wijze; hiervoor zijn meerdere mogelijkheden. De school bepaalt welke voorziening voor de betreffende leerling passend en mogelijk te maken is. Hieronder volgen de faciliteiten waarover de school beschikt: • het werk van de leerling wordt op een andere manier nagekeken: spelling wordt alleen fout gerekend als de spelling wordt getoetst; • verruiming van tijd bij toetsen; • vaker mondelinge beurten; Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College • • • • • • • de faciliteitenkaart; zie hieronder; toetsen in Arial 12, regelafstand 1½; veelvuldig gebruik van een woordenboek; gebruik van het "gesproken boek"; werken met een eigen laptop. De leerling schaft die dus ZELF aan; gebruik maken van ICT-hulpmiddelen, zoals Kurzweil; mogelijkheid van een audio-examen. Het kan voorkomen dat bepaalde faciliteiten op enig moment om organisatorische redenen niet (meer) te realiseren zijn; ‘de macht van het getal’ achterhaalt soms een positieve intentie. De schoolleiding kan in deze gevallen ingrijpen en toezeggingen herroepen. Faciliteitenkaart Elke leerling die een geldige dyslexieverklaring met een bijbehorend onderzoeksverslag inlevert bij de afdelingsleider, krijgt een faciliteitenkaart. Op deze kaart staan verschillende faciliteiten. Deze kaart maakt deel uit van het beleid van de school om dyslectische leerlingen extra ondersteuning en faciliteiten te bieden, zodat deze leerlingen hun schoolloopbaan met succes kunnen doorlopen. De kaart geeft de leerling een steuntje in de rug. De kaart is een soort ‘contract’ tussen de leerling met dyslexie en de school. Het beleid van de school is erop gericht dat de docent de aanbevelingen die op de kaart staan en de afspraken, die er gemaakt zijn over de aanpak van dyslexie, opvolgt. Van de dyslectische leerling verwacht de school dat hij zich aan een aantal afspraken houdt. De leerling heeft bijvoorbeeld een inspanningsplicht. De kaart mag niet misbruikt worden voor het niet of slechts ten dele maken/ leren van het huiswerk. Zodra de dyslexiebegeleider de dyslexieverklaring in bezit heeft, maakt deze een afspraak met de leerling om de faciliteitenkaart in te vullen. Tevens bespreekt hij met de leerling de mogelijkheden voor hulp en de wijze waarop deze geregeld is. De indicerende diagnose dient als uitgangspunt bij het invullen en aankruisen van de faciliteiten op de kaart. Het betreft de aanbevelingen die gedaan zijn op basis van de onderkennende en de verklarende diagnose. (De adviezen uit het handelingsplan van de orthopedagoog / psycholoog) De faciliteitenkaart is dus een persoonlijke kaart, aangepast aan de behoefte van de betreffende leerling. Deze leerling heeft recht op: meer tijd (25%) met een max. van 30 min. vergrote opgaven/materiaal gebruik van laptop (i.v.m. spellingscontrole) gebruik van audio gebruik van hulpmiddelen …………………………………………. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Ontheffing voor een Moderne Vreemde Taal Hieronder noemen we de (on)mogelijkheden om ontheffing te verlenen voor een moderne vreemde taal bij dyslexie. Wanneer de ontheffing wettelijk mogelijk blijkt te zijn is het aan de school om een beslissing te nemen om deze ontheffing al dan niet te verlenen. De school heeft hiervoor een procedure opgesteld. Voor het vwo/havo is het alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk om in het derde leerjaar een ontheffing te verlenen voor een moderne vreemde taal (Frans of Duits). De vrijgekomen tijd moet gebruikt worden om de andere talen te ondersteunen. Er is een commissie die het verzoek beoordeelt; daarin hebben de afdelingsleider, de zorgcoördinator en de conrector onderwijs/zorg zitting. Er moet aangetoond worden dat de MVT een onoverkomelijk bezwaar vormt en de leerling voor het overige meer dan gemiddeld begaafd is voor vwo/havo. Voor de mavoleerlingen is een vrijstelling eerder bespreekbaar, hiervoor zijn ook al gedurende het tweede leerjaar wettelijke mogelijkheden. De leerling die ontheffing aanvraagt voor een MVT moet eerst begeleiding hebben gehad van een dyslexiecoach. Die begeleiding staat los van de begeleiding die de leerling in leerjaar 1 heeft gehad ten behoeve van het verkrijgen van de dyslexieverklaring. Bovendien moet aangetoond worden dat de leerling er alles aan gedaan heeft om voor de betreffende taal een voldoende te behalen. De ouders moeten een ontheffing aanvragen bij de betreffende afdelingsleider. Deze verzoekt de mentor, de talendocenten Duits en Frans en de dyslexiecoach om een advies over de betreffende leerling uit te brengen; dit advies moet ook toegevoegd zijn voordat het verzoek bij de ontheffingscommissie in bespreking komt. Zorgplan versie 2014-2015 Ludger College Bijlage 2 PROTOCOL ZORG ADVIES TEAM Inhoudsopgave pagina 1. Inleiding …………………………………………………………………… 3 2. Protocol Zorg Advies Team 2.1. doel …………………………………………………………………….. 4 2.2. samenstelling ………………………………………………………….. 4 2.3. werkwijze ……………………………………………………………… 5 2.3.1. de aanmelding 2.3.2. de organisatie van het overleg 2.3.3. de inhoud van het overleg 2.3.4. de verslaglegging 2.3.5. rapportage schoolleiding 2.4. berichtgeving aan de ouders of de leerling van 16 jaar en ouder …… 7 2.5. dossiervorming en dossierbeheer …………………………………....... 7 2.6. recht op inzage van de dossiers ……………………………………….. 7 2.7. aanvullende bepalingen ………………………………………………… 8 1 1. Inleiding Het ZAT kan worden opgevat als een periodiek multidisciplinair afstemmingsoverleg ten behoeve van leerlingenzorg, waarin naast vertegenwoordigers van de school ook functionarissen van externe voorzieningen participeren. Het gaat hierbij vooral om het versterken van samenwerking tussen zorgstructuur op school en externe voorzieningen op het gebied van welzijn, gezondheid, leerplicht, jeugdzorg en veiligheid. Naast het interne zorgteam is het Zorg Advies Team opgericht en wel om de volgende redenen: • de opdracht van de overheid om te komen tot een betere afstemming tussen onderwijs en jeugdhulpverlening. • de ontwikkelingen binnen het samenwerkingsverband. • de wens van het Samenwerkingsverband Zorg Voortgezet Onderwijs Doetinchem (SZVO) om haar leerlingenzorg zo optimaal mogelijk te organiseren. De werkwijze en de manier van samenwerken tussen de betrokkenen moeten zodanig zijn dat de kwaliteit gegarandeerd is. Het ZAT levert een bijdrage aan: • de integrale aanpak van problemen van leerlingen; • snelle hulpverlening aan leerlingen door deskundigen buiten school; • het aanvragen van tijdelijke opvangprojecten, dan wel verwijzing naar andere vormen van onderwijs; • de ontwikkeling van protocollen voor problemen die vaak voorkomen; • de opzet/uitvoering van preventieve activiteiten voor leerlingen; • de uitwisseling van kennis. 2. Protocol Zorg Advies Team Samenwerkingverband Zorg VO 2.1 Doel van het Zorg Advies Team Het Zorg Advies Team is een multidisciplinair overleg, waarin de brug geslagen wordt tussen de schoolinterne - en de schoolexterne leerlingenbegeleiding. Het doel van het overleg is: Zo effectief en snel mogelijk advies en ondersteuning bieden aan leerlingen, ouders en school inzake psychosociale problemen, gedragsproblemen en gezinsproblemen. Gemeenschappelijk doel daarbij is het vergroten van het welzijn van de leerling en het bevorderen van een goede schoolloopbaan, passend bij de wensen en intellectuele mogelijkheden van de leerling. Om het doel te bereiken streeft het ZAT er naar te komen tot afstemming van activiteiten in en buiten de school bij leerlingen met meervoudige problematiek. Van belang hierbij zijn: • preventieve, dan wel vroegtijdige signalering van problemen bij leerlingen; • bewaken van de grenzen van de leerlingenbegeleiding op school; • benutten van elkaars deskundigheid om de eigen taak beter te kunnen uitvoeren; • zo nodig consultatie van / verwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening; 2 • meewegen van de informatie van de school i.v.m. indicatiestelling voor geïndiceerde jeugdzorg. De voorgenomen activiteiten worden vastgelegd in een advies. Formeel blijft de schoolleiding eindverantwoordelijk; ook voor de besluitvorming in het ZAT. Uitgangspunt in de praktijk is dat de schoolleiding de adviezen van het ZAT zal volgen. Toelichting: In het Zorg Advies Team worden leerlingen besproken die niet of niet voldoende binnen de interne begeleidingsstructuur van de school begeleid kunnen worden. Het gaat meestal om leerlingen met een meervoudige problematiek, waarbij reeds meerdere acties zijn ondernomen op verschillende niveaus: docenten, mentor, coördinator, intern zorgteam. Ernstige, acute problemen kunnen hierop een uitzondering vormen. Het functioneren van het ZAT en de effectiviteit van het ZAT zal aan het begin van elk schooljaar over het voorgaande schooljaar worden geëvalueerd. Punten waarop kan worden geëvalueerd zijn: het functioneren van het ZAT, de besproken aantallen, de inhoud en casuïstiek, de verslaglegging. De bevindingen zullen in een bijeenkomst met de leden van het ZAT worden besproken. Indien nodig kunnen er aanpassingen worden afgesproken die de effectiviteit van het ZAT bevorderen. De voorzitter van het ZAT rapporteert de bevindingen aan de directeur en aan de deelnemende externe partijen. 2.2 Samenstelling van het Zorg Advies Team De samenstelling van het ZAT is als volgt: Vaste deelnemers: • de zorgcoördinator (voorzitter) • een vertegenwoordiger van de Jeugdgezondheidszorg • een contactpersoon van het Bureau Jeugdzorg Vaste deelnemers, dan wel deelnemers op de vrije stoel (kan per school variëren): • orthopedagoog • een ambtenaar leerplichtzaken • een maatschappelijk werk • een jeugdmaatschappelijk werker • een intern functionaris leerlingenzorg • de mentor/ teamleider • een vertegenwoordiger van een REC • een interne dan wel externe deskundige op uitnodiging (bijv. van politie, Jekk, EHBS) • ……………………………………….. 2.3 Werkwijze van het Zorg Advies Team 2.3.1. De aanmelding • De mentor meldt een leerling ter bespreking aan bij de zorgcoördinator. Dat kan middels het bespreekformulier, dat voor een ZAT-bijeenkomst moet worden ingevuld. Dit kan in overleg met de functionaris leerlingenzorg/ teamleider/ 3 • • • • afdelingsleider. De mentor is zelf tijdens de bespreking van de leerling in het ZAT aanwezig Met de ouders (ook te lezen als: gezaghebbende verzorgers) van een leerling tot 16 jaar wordt de voorgenomen aanmelding besproken. De betreffende leerling wordt zoveel mogelijk betrokken bij dit proces. De ouders zijn verantwoordelijk voor de overdracht van informatie aan hun zoon/dochter. Een leerling onder de 16 jaar kan alleen met vermelding van naam besproken worden nadat ouders daar toestemming voor gegeven hebben. Een leerling van 16 jaar of ouder dient zelf toestemming te geven voor bespreking in het ZAT. De aanmelding wordt in dat geval ook met de leerling zelf besproken, zo mogelijk in aanwezigheid van de ouders. Een leerling kan altijd anoniem besproken worden. Daartoe is geen toestemming van de ouders of de leerling vereist. 2.3.2. De organisatie van het overleg • • • • Het ZAT komt 6 keer per jaar bij elkaar op voorafgestelde tijd en plaats. De vergaderdata worden voor het begin van het schooljaar worden vastgelegd. Het overleg van het ZAT wordt geleid door de zorgcoördinator. De zorgcoördinator heeft voor het ZAT de volgende taken: + beleggen van de ZAT-bijeenkomsten; + leiden van het overleg; + bewaking van de kwaliteit van het overleg: alleen gegevens die relevant zijn voor de vraagstelling kunnen ingebracht worden; + zorg dragen voor verslaglegging en verspreiding ervan aan de deelnemers van het overleg; + registratie en dossiervorming; + controle op de uitvoering van de afspraken; + onderhouden van tussentijdse contacten met de deelnemers; + aanspreekpunt binnen de school en voor externe instanties; + verzorging van de jaarlijkse evaluatie en de kengetallen. De leden van het ZAT worden bij voorkeur een week van tevoren uitgenodigd voor het overleg. Aan de uitnodiging worden de casusbeschrijvingen van de nieuwe aanmeldingen gevoegd. 2.3.3. De inhoud van het overleg De besprekingen van het ZAT zijn vertrouwelijk. De leden van het ZAT hebben een geheimhoudingsplicht. • • • • Aan het eind van elke casusbespreking wordt het advies geformuleerd. Dit advies wordt aan de ouders of leerling van 16 jaar of ouder voorgelegd. Nadat deze hebben ingestemd met het advies, kan er uitvoering aan worden gegeven. Op ZAT-bijeenkomsten wordt teruggekomen op cases die in de vorige bijeenkomst zijn besproken. Hierbij wordt gekeken of de adviezen zijn uitgevoerd en of ze effect hebben gehad. Vervolgens wordt bekeken of de casus kan worden afgesloten. Indien nodig kan tussentijds contact gehouden worden tussen de mentor (incidenteel de zorgcoördinator) en de uitvoerenden van het advies. 2.3.4. De verslaglegging van het overleg 4 • • In het verslag worden de cases voorzien van naam en geboortedatum. Het verslag wordt in principe binnen 14 dagen na het overleg opgestuurd naar de betrokken externen. 2.3.5. Rapportage schoolleiding • Jaarlijks ontvangt de schoolleiding een rapportage waarin vermeld staat: - aantal ZAT-meldingen - aard van de problematiek - verloop van de ZAT-bijeenkomsten 2.4 Berichtgeving aan de ouders of de leerling van 16 jaar of ouder • Tijdens de bespreking van de aanmelding bij het ZAT met de ouders of de leerling van 16 jaar of ouder, worden zij geattendeerd op het protocol voor het ZAT. • Na het ZAT-overleg: - worden de ouders dan wel de leerling van 16 jaar of ouder op de hoogte gebracht van het voorgestelde advies; - bij een leerling onder de 16 jaar zijn de ouders verantwoordelijk voor het informeren van hun kind; - worden binnen de schoolorganisatie alleen gegevens aan derden doorgegeven wanneer dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het advies. • Bij anoniem besproken leerlingen is er geen berichtgeving aan de ouders of de leerling van 16 jaar of ouder. 2.5 Dossiervorming en dossierbeheer • • • • Van de leerlingen die worden besproken in het ZAT wordt een apart dossier aangelegd. Het dossier bestaat uit: - het bespreekformulier - het verslag van de bespreking - het advies - informatie voor derden (na toestemming van de ouders) In het “gewone” leerlingendossier wordt vermeld dat de leerling is besproken bij het ZAT en welke onderdelen op schoolniveau in het advies zijn opgenomen. De dossiers van het ZAT bevinden zich in een afgesloten kast in de werkruimte van de zorgcoördinator. De zorgcoördinator beheert de dossiers. Een leerlingendossier wordt bewaard tot maximaal 2 jaren nadat de leerling de school heeft verlaten. Daarna wordt het vernietigd. 2.6 Recht op inzage van de dossiers • • Ouders en leerlingen van 16 jaar of ouder hebben recht op inzage van het dossier. Ouders en leerlingen van 16 jaar of ouder hebben het recht hun commentaar te geven op weergegeven informatie te laten opnemen in het dossier. • De schoolleiding heeft recht op inzage van het dossier Het gehele protocol ligt ter inzage bij de zorgcoördinator en de schoolleiding en is opgenomen als bijlage bij het Zorgplan van de school. 2.7 Aanvullende bepalingen • Docenten en ouders worden door de school geïnformeerd over doel en werkwijze van het ZAT. 5 • Als ouders of derden zich over schoolproblematiek rechtstreeks tot één van de bij het ZAT betrokken externe instanties wenden, zal de vraag worden teruggekoppeld naar de school, eventueel gevolgd door een melding in het ZAT. • Externe hulpzorgverleners (bijvoorbeeld huisartsen, jeugdhulpverleners, door de ouders ingeschakelde testbureaus) worden aangemoedigd de door hun voorgestelde maatregelen ten behoeve van de voortgang op school te doen verlopen via de deelnemers van het ZAT-samenwerkingsverband. • Externe deskundigen kunnen per geval uitgenodigd worden bij een ZAT-overleg. Informatieverzameling • Na inbrengen van een casus wordt in de ZAT-bijeenkomst bij de participanten informatie verzameld. Wanneer onvoldoende informatie beschikbaar is om te bepalen welke acties eventueel ondernomen moeten worden, wordt afgesproken welke instantie de ontbrekende informatie zal opvragen en verstrekken. • Aanvullende informatie dient uiterlijk de eerstvolgende ZAT-bijeenkomt aangeleverd te worden. Indien noodzakelijk wordt informatie tussentijds uitgewisseld tussen participanten. Analyse van de cases • Na verzameling van de noodzakelijke informatie wordt expliciet stilgestaan bij de analyse van de informatie. Op grond van de verzamelde informatie wordt een analyse van de (dreigende) problemen gemaakt, waarbij gezocht wordt naar consensus over de aanpak. • De gemaakte afspraken worden vastgelegd. Aanpak/interventie Inhoudelijk De gemaakte afspraken leveren in principe vier “afhandelingmogelijkheden” op: 1. Geen actie. Er wordt geen actie ondernomen als blijkt dat er eigenlijk geen problemen aanwezig zijn. 2. Voorlopig geen actie. Het besluit om voorlopig van verdere actie af te zien wordt genomen als de problematiek te licht blijkt te zijn om directe stappen te ondernemen en als er onduidelijkheid bestaat of er wel van problematiek sprake is. In beide situaties wordt afgesproken dat de jongere enige tijd “gevolgd” zal worden door één van de ZAT-deelnemers. 3. Actie vanuit het netwerk. Hiertoe wordt besloten als de gesignaleerde problematiek om interventies vraagt die door één of meerdere ZAT-deelnemers uitgevoerd kunnen worden, waarbij het kan voorkomen dat betrokkene niet direct met een hulpvraag is gekomen. Vastgesteld wordt welke interventies vanuit het ZAT noodzakelijk zijn en welke instantie(s) die interventie(s) zal/zullen uitvoeren. 6 4. Verwijzing naar een externe hulpverleningsinstantie. Hiertoe wordt besloten als er geen passend aanbod vanuit het ZAT beschikbaar is. Afgesproken wordt welke ZAT-deelnemer het verwijzingsproces begeleidt en controleert. Indien er sprake is van een complexe problematiek kan een casusbespreking onevenredig veel tijd vragen in een ZAT-bijeenkomst. In dergelijke gevallen vindt extra bilateraal overleg of meerpartijenoverleg plaats om te komen tot een volledig plan van aanpak. Dit overleg vindt plaats voor de eerstvolgende ZATbijeenkomst. 7 Bijlage 3 PESTPROTOCOL voor alle betrokkenen (O.P.,O.O.P.,ouders en leerlingen) LUDGER COLLEGE DOETINCHEM Op het Ludger College wordt pestgedrag niet geaccepteerd. Wat is pestgedrag? Hiervan is sprake als een leerling of medewerker van de school het slachtoffer wordt van het gedrag van een ander (of een groep) die er bewust op uit is hem of haar geestelijk of lichamelijk schade toe te brengen. Wat is pesten? Dat is als iemand een ander regelmatig of systematisch bedreigt en intimideert. Dat is een vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend. Hoe wordt er gepest? Met woorden bijv. hatemailtjes, schelden (dreigende smsjes). Met beelden bijv. suggestieve filmpjes op you tube. Lichamelijk bijv. in de gang tegen een muur duwen. Achtervolgen bijv. opsluiten, klem zetten. Uitsluiten bijv. doodzwijgen en negeren. Stelen en vernielen bijv. etui of boeken bekladden. Afpersen bijv. dwingen om geld of spullen te geven. Wat is een pestprotocol ? Dat is een verklaring van de school waarin is vastgelegd dat pestgedrag ten aanzien van leerlingen en medewerkers van het Ludger College niet wordt geaccepteerd en waarin staat hoe het pestgedrag preventief én curatief wordt aangepakt. Aanpak actueel pestgedrag Signaleren pestgedrag door: - leerlingen - ouders 8 - docenten - andere medewerkers van de school - betrokkenen buiten school Melden pestgedrag bij: - mentor - afdelingsleider - docent of andere medewerker - peermediator *(bemiddeling bij kleine incidenten) Bespreken en aanpakken pestgedrag: de melding wordt besproken met de mentor en/of afd.leider. getracht wordt de betrokken leerlingen tot het inzicht te laten komen dat het pestgedrag meteen moet stoppen. de mentor of afd.leider spreekt met: .. de gepeste .. de pesters .. de meelopers .. de neutrale leerlingen aanpak in principe volgens de No Blame-methode*, maar: .. houdt het pestgedrag toch aan, dan wordt een plan van aanpak gemaakt en volgen eventueel strafmaatregelen als nablijven, contract, interne of externe schorsing en evt. verwijdering van school. .. als het gaat om pestgedrag in een extreme vorm van bedreiging en/of lichamelijk geweld, dan zal de school de ouders erop wijzen dat ze aangifte kunnen doen bij de politie of de school zal zelf met de politie contact opnemen. de mentor of afd.leider legt de gemaakte afspraken vast in het leerlingvolgsysteem en informeert de ouders van pester, gepeste en van eventueel andere betrokkenen. De No Blame-methode Dit is een probleemoplossende methode die een beroep doet op de kracht van de groep. Pesten is vaak een groepsgebeuren en het is de groep die de macht heeft het pesten te signaleren, te melden en te veroordelen. Bij deze aanpak gaan de pester(s), de meeloper(s) en een aantal neutrale medeleerlingen op zoek naar positieve voorstellen die ertoe bijdragen dat het nare en onveilige gevoel van het slachtoffer afneemt en – liever nog - verdwijnt. Pesten is nooit goed te keuren en het is altijd de pester die een probleem heeft. De pester moet zich ervan bewust worden wat zijn gedrag met het slachtoffer doet en ervaren dat hij de steun van de groep krijgt als hij zijn gedrag in positieve zin verandert, zonder dat daar (meteen) straffen aan te pas komen. 9 In het kort: het gaat er niet om een schuldige aan te wijzen, niemand zit in de problemen, niemand wordt gestraft. niet de feiten, maar de gevoelens staan centraal. de groep komt bijeen om samen voorstellen te bedenken die helpen bij het oplossen van het probleem. de voorstellen worden in de ik-vorm geformuleerd. pestgedrag wordt niet goedgepraat. na een week volgt een gesprek over het verloop en wordt, als dat nodig lijkt, het voorstel bijgeschaafd of wordt een nieuw voorstel gemaakt. Alle maatregelen en acties worden geëvalueerd. Voorkomen pestgedrag In alle leerjaren wordt door de mentor met de leerlingen stil gestaan bij de manier waarop we op het Ludger College met elkaar omgaan. Dit gebeurt ook in diverse vaklessen, hetzij door de keuze voor een bepaald thema, hetzij door de aandacht voor het proces van samenwerken. We hebben respect voor elkaar en we hebben respect voor onze omgeving. Informatieve sites over pesten. www.pesten.startpagina.nl www.i-respect.nl www.mijnleerlingonline.nl www.dekinderconsument.nl www.iksurfveilig.nl www.internetsoa.nl 10 Bijlage 4 Richtlijnen AMK Een schriftelijke melding is een verzoek aan het AMK om onderzoek te doen naar de opvoedingssituatie van kinderen die (ernstig) in hun ontwikkeling bedreigd of belemmerd worden. Het bijgaande meldingsformulier is bedoeld als richtlijn voor professionals om zowel de problematiek te ordenen als op relevante punten te beschrijven. Het AMK gaat er van uit dat bij een schriftelijke melding, ouders bekend zijn met de beschreven zorgen en standpunten. Iedere melding wordt door het AMK open met ouders besproken. Om die reden zal van de schriftelijke melding ook een kopie naar ouders gezonden moeten worden. Vast staat, dat de beschreven richtlijnen geen beletsel mogen zijn om het AMK om een onderzoek te vragen. Bij vragen of twijfel kan de intake van het AMK behulpzaam zijn. 11 Format AMK Meldingen voor professionals Gegevens van de melder Naam, adres, telefoonnummer en relatie tot betrokkenen Gegevens van betrokkenen Naam, adres van ouders/verzorgers Naam, adres en geboortedatum kind(eren) Verblijfplaats kind(eren), nationaliteit Waarover bestaan de zorgen? Beschrijving van de problematiek Kindfactoren, ontwikkeling en problematiek Ouderfactoren, opvoedingsvaardigheden, specifieke problemen Sociale/omgevingsfactoren Sinds wanneer bestaat het probleem. Achtergrondinformatie Gezinssamenstelling, wie heeft het gezag, culturele achtergrond, nationaliteit, Nederlandse taal sprekend, woon- en werksituatie, steun uit omgeving Eerdere hulpverlening Welke hulp is tot nu toe geadviseerd, geboden, daadwerkelijk ingezet, welke hulp is op het moment van de melding aanwezig Bespreking van de zorg Wat is de aanleiding van de doorgeleiding, waarom stagneert de zorg en is de zorg zoals hierboven vermeld met ouders besproken? Hoe hebben ouders hierop gereageerd? Bespreking van de melding Wie heeft wanneer en hoe aan ouders laten weten melding bij het AMK te doen? Hebben ouders een afschrift van de melding gekregen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, (hoe) hebben ouders gereageerd? Relevante namen en adressen Bijv. school, huisarts, hulpverlenende instanties. 12 Nadere omschrijving terminologie format: Kindsignalen Blauwe plekken Bedelen om eten Op straat zwerven Er onverzorgd uitzien Schoolverzuim Agressief of ander afwijkend gedrag Plotselinge verandering van gedrag Afnemende leerprestaties Oudersignalen Slaan/schoppen Schreeuwen/dreigen Kinderen alleen thuis laten Kinderen van school thuis houden anders dan vanwege ziekte Geen gehoor geven aan uitnodigingen (om zorg te bespreken) Adviezen m.b.t. de kinderen/het verbeteren van de situatie niet opvolgen Relatieproblemen/huiselijk geweld Alcohol- gok- en/of drugsproblematiek Psychiatrische problemen Zwakbegaafdheid Financiële problemen Seksueel misbruik verleden ouders Ziekte/handicap Gezinsgrootte Eén ouder gezin 13 Stiefgezin/veel partnerschap Criminaliteit Culturele achtergrond Hulpverleningsachtergrond, voor zover bekend. Is het gezin of zijn de kinderen bekend bij: Gezinsvoogdij GGV AMW Speciaal onderwijs MEE/SPD GGZ (Meregaard/Meerkanten) BJZ SMW enz. Beschermende factoren (positieve factoren) 14 Bijlage 5 ONDERSTEUNINGSPLAN SAMENWERKINGSVERBAND 25-03 Versie 29 april 2014 15 Inhoudsopgave VOORWOORD 4 INLEIDING Wet passend onderwijs Ondersteuningsplan De regio SWV 25-03 De procedurele route ondersteuningsplan 5 5 5 6 7 1. VISIE EN AMBITIE 1.1 Ambitie 1.2 Visie 1.3 Basiswaarden 1.4 Van visie naar actie 1.5 Begrenzing 1.6 Werkagenda 2013-2014 1.7 Werkagenda 2014-2015 8 8 8 8 9 10 12 12 2. ORGANISATIE 2.1 Rechtsvorm en organogram 2.2 Good governance 2.3 Een krachtige uitvoeringsorganisatie 2.4 Communicatie 2.5 Werkagenda 2013-2014 2.6 Werkagenda 2014-2015 13 13 14 14 15 15 15 3. DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR 3.1 Basisondersteuning - algemeen 3.2 Basisondersteuning - SWV 25-03 3.3 Extra ondersteuning 3.4 Arrangementen 3.5 Inrichting bovenschoolse voorziening 3.6 Afstemming met cluster 1 en 2 3.7 Afstemming met gemeenten 3.8 Werkagenda 2013-2014 3.9 Werkagenda 2014-2015 16 16 17 17 18 19 20 22 23 23 4. LEERLINGSTROMEN 4.1 Inleiding 4.2 Het nieuwe arrangeren 4.3 Toelaatbaarheid tot het VSO 4.4 Toekenning LWOO en PrO 4.4.1 LWOO/PrO 4.5 Toewijzing van arrangementen 4.6 Samenwerking in de regio ACHTERHOEK 4.7 Taken en samenstelling toewijzingscommissie 4.8 Procedure van de toewijzingscommissie 4.9 Ontwikkelingsperspectief (OPP) 4.10 Bezwaar en beroep 4.11 Werkagenda 2013-2014 4.12 Werkagenda 2014-2015 24 24 24 24 25 25 25 26 26 27 30 31 31 31 16 5. DOORLOPENDE LEER-EN ONDERSTEUNINGSLIJNEN 5.1 PO-VO 5.2 SO-VSO 5.3 VO-VSO 5.4 SO-VO 5.5 (V)SO-VO 5.6 VMBO-MBO 5.7 Aansluiting op arbeid 5.8 Uitstroom naar dagbesteding 5.9 Voorkomen thuiszitters 5.10 Afspraken over overdracht 5.11 Werkagenda 2013-2014 5.12 Werkagenda 2014-2015 32 32 32 33 33 33 33 33 34 34 35 35 35 6. OUDERBETROKKENHEID 6.1 Inleiding 6.2 Samenwerking met ouders 6.3 Ontwikkelingsperspectief 6.4 Geschillen 6.5 Werkagenda 2013-2014 6.6 Werkagenda 2014-2015 36 36 36 36 37 37 37 7. KWALITEIT 7.1 Een overzicht van indicatoren en doelstellingen 7.2 Kwaliteitszorgbeleid van het samenwerkingsverband 7.3 Verantwoording 7.4 Werkagenda 2013-2014 7.5 Werkagenda 2014-2015 38 38 38 40 41 41 8. FINANCIËN 42 9. ONTWIKKELAGENDA 47 10. BEGRIPPENLIJST 48 In het bijlagenboek van het Ondersteuningsplan zijn de volgende bijlagen opgenomen: • Statuten Samenwerkingsverband VO Doetinchem; • Medezeggenschapsreglement Ondersteuningsplanraad; • Regiovisie ‘Nieuwe arrangeren Achterhoek’; • Basisondersteuningsprofiel begeleidingsschool; • Basisondersteuningsprofiel dialoogschool; • Meerjarenbegroting. 17 VOORWOORD Voor u ligt het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband Doetinchem en omstreken. Het is het resultaat van een intensief proces van overleg, afweging en besluitvorming. Het OP is niet alleen een formeel startdocument van het samenwerkingsverband, maar ook het strategisch beleidsplan voor de komende jaren. Toen twee jaar geleden een ‘regiegroep passend onderwijs in de Achterhoek’ aan het werk ging, was de verwachting dat besturen, scholen en gemeenten elkaar op essentiële aspecten betreffende passend onderwijs en jeugdzorg zouden vinden en tot afspraken zouden gaan komen. Dat is in belangrijke mate gelukt. Met de twee andere samenwerkingsverbanden in de Achterhoek zijn afspraken gemaakt over het minimaal te realiseren ondersteuningsniveau in de scholen en over de principes van toewijzing van arrangementen. Voor de afstemming met de gemeenten blijkt meer tijd nodig te zijn. De transitie jeugdzorg is een immense operatie die gemeenten voor inhoudelijke en financiële opdrachten stelt. Op de aspecten waar onderwijs en jeugdzorg elkaar raken zal dit ondersteuningsplan dan ook verder uitgewerkt dienen te worden. Binnen het samenwerkingsverband hebben we ons een aantal ambitieuze doelen gesteld: • De realisatie van een stevig ondersteuningsniveau in alle reguliere VO-scholen; • Het terugbrengen van het deelnemersvolume in het speciaal voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs; • Het tot stand brengen van een kleine, krachtige bovenschoolse voorziening. Het vraagt een forse inspanning om die doelen te bereiken. Hoe in de komende jaren de leerlingenstromen daadwerkelijk gaan veranderen en de ondersteuningskwaliteit er in de praktijk uit gaat zien, zal nog moeten blijken. Regelmatige monitoring van resultaten en kwaliteit, adequate interventies en waar nodig bijsturing van beleid moeten helpen de juiste ontwikkelrichting vast te houden. In die zin is dit ondersteuningsplan geen beschrijving van een eindplaatje maar een koersdocument dat moet leiden naar de kern van onze missie: de beste onderwijsplek voor elke leerling. W. Huiskamp, voorzitter ALV J. Geurtzen, voorzitter bestuur 18 INLEIDING WET PASSEND ONDERWIJS Op 1 augustus 2014 gaat de Wet passend onderwijs in werking. Passend onderwijs houdt in dat zoveel mogelijk leerlingen schoolnabij onderwijs, begeleiding en ondersteuning krijgen. De scholen hebben de plicht om dit in de eigen regio goed te regelen en te zorgen voor een dekkend onderwijsaanbod binnen het voortgezet onderwijs (VO) en het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Deze zorgplicht houdt in dat de scholen verantwoordelijk zijn ieder kind dat zich bij hen aanmeldt een passende onderwijsplaats te bieden. In eerste instantie op de eigen school, maar als dat niet verantwoord is op een andere school binnen het samenwerkingsverband (SWV). Scholen in de regio werken samen om alle leerlingen de beste onderwijsplek te bieden. De centrale gedachte binnen passend onderwijs is dat de onderwijsbehoefte van de leerling uitgangspunt is en dat van daaruit wordt gekeken in hoeverre de school waar de leerling zich heeft aangemeld, aan deze onderwijsbehoefte kan voldoen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de basisondersteuning en de extra ondersteuning, die worden beschreven in de schoolondersteuningsprofielen (SOP) van de afzonderlijke scholen en het ondersteuningsplan (OP) van het samenwerkingsverband. ONDERSTEUNINGSPLAN In dit ondersteuningsplan, dat elke vier jaar opnieuw wordt vastgesteld, leggen de bevoegde gezagen van de scholen in het SWV 25-03 vast welke ondersteuning zij op hun scholen bieden, vanuit welke visie zij handelen en welke ambities hierbij leidend zijn (zie hoofdstuk 1). Op schoolniveau gebeurt dit in het zogenaamde schoolondersteuningsprofiel. Deze profielen gezamenlijk bepalen het ondersteuningsprofiel van het samenwerkingsverband dat uiteindelijk wordt vastgelegd in het OP. Het OP is daarmee een belangrijke informatiebron voor iedereen die wil weten hoe de ondersteuning in de scholen binnen het samenwerkingsverband is geregeld. De schoolondersteuningsprofielen worden opgesteld, nadat het OP is vastgesteld. Daarnaast geeft het OP een beeld van de extra ondersteuning die binnen het samenwerkingsverband beschikbaar is. Hierbij kan het gaan om fysieke voorzieningen, maar ook om zogenaamde arrangementen. In het OP is ook beschreven hoe (ouders van) leerlingen toegang tot deze voorzieningen kunnen krijgen en welke procedures hiervoor gelden (zie hoofdstuk 3). In het OP is het beleid van het samenwerkingsverband beschreven. Om die reden is het van belang dat alle betrokken partijen zich erin kunnen vinden. Het OP wordt vastgesteld na goedkeuring van de schoolbesturen in het samenwerkingsverband en de ondersteuningsplanraad (OPR) en wordt daarna ter goedkeuring naar de onderwijsinspectie gestuurd. Deze procedure is wettelijk vastgelegd. Het OP gaat over ondersteuning in het onderwijs voor leerlingen die dat nodig hebben. Dit raakt ook de jeugdzorg en voor sommige leerlingen de AWBZ-zorg. De jeugdzorg valt binnenkort integraal onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten en ook bepaalde onderdelen van de AWBZ worden de komende jaren gedecentraliseerd. Het is daarom van belang met de gemeenten in het samenwerkingsverband afstemming te vinden tussen jeugdzorg enerzijds en passend onderwijs anderzijds (hoofdstuk 3). Dit is van belang omdat de landelijke overheid verlangt dat na de vaststelling van het OP door het samenwerkingsverband er afstemming is met de gemeenten in de regio, formeel geregeld in een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) tussen samenwerkingsverband en gemeentebesturen (hoofdstuk 6). Als het kind centraal staat, is de aansluiting met primair onderwijs van wezenlijk belang. De afstemming tussen primair, speciaal en voortgezet onderwijs is een doorlopend proces. Het primair, speciaal en voortgezet onderwijs heeft elkaar nodig in verband met overdracht en goede advisering (hoofdstuk 5). Het OP legt daarnaast de zorg voor de kwaliteit van passend onderwijs in de regio vast en heeft zich hierbij te houden aan de kaders die daarvoor zijn gesteld (hoofdstuk 7). De uitvoering van het OP vindt plaats binnen de financiële kaders, zoals deze door de landelijke overheid zijn gesteld. Deze kaders en de daaraan gekoppelde middelen bieden enerzijds veel mogelijkheden om de uitgangspunten van passend onderwijs te realiseren, maar dwingen anderzijds ook tot het maken van keuzes (hoofdstuk 8). 19 Het OP beschrijft met andere woorden een nieuw bestel, dat ingaat op 1 augustus 2014. Daarmee is op die datum nog geen nieuwe praktijk gerealiseerd. De Wet passend onderwijs vraagt om doorontwikkeling in de praktijk (hoofdstuk 9). Daarnaast hebben we in onze regio te maken met een transitie van het OPDC naar een nieuwe bovenschoolse voorziening. DE REGIO SWV 25-03 De gemeenten Doetinchem, Oude IJsselstreek en Doesburg liggen geheel binnen de grenzen van het samenwerkingsverband 25-03. Voor Bronckhorst geldt dat de postcodes 7233, 7234 en 7251 buiten het samenwerkingsverband vallen. Voor Montferland zijn dat de postcodes 6941 en 6942. Figuur 0.1: Samenwerkingsverband 25-03 In onderstaand overzicht zijn de vestigingen opgenomen die binnen het samenwerkingsverband liggen met het totaal aantal leerlingen en rugzakleerlingen op 1 oktober 2012. Schoolnaam Locatienaam BRIN Gemeentenaam Aantal Aantal leerlingen rugzakken AOC Oost VMBO Groen Doetinchem 01IC01 Doetinchem 553 36* AOC Oost VMBO Groen Doetinchem Dependance 01IC18 Doetinchem 220 0 De Isselborgh VSO 01QH01 Doetinchem 306 0 PC College Ulenhof 02FC00 Doetinchem 1382 34 Ludger College 02NZ00 Doetinchem 1892 48 Metzo College 02NZ01 Doetinchem 1215 33 Almende College Locatie Isala 14UM00 Oude IJsselstreek 1026 16 Almende College Locatie Bluemers 14UM01 Oude IJsselstreek 541 10 Almende College Locatie Wesenthorst 14UM02 Oude IJsselstreek 780 21 Rietveld Lyceum 20AD00 Doetinchem 1299 14 PRAKTICON 26KH00 Doetinchem 366 28 Figuur 0.2: Aantal leerlingen en aantal rugzakken op 1 oktober 2012 voor de scholen binnen het SWV 25-03 inclusief VSO * dit aantal is een samenvoeging van twee locaties De enige VSO-school die binnen het samenwerkingsverband ligt, is de Isselborgh (cluster 4). Van de leerlingen die binnen het samenwerkingsverband wonen, gaan er circa 200 naar een school van de Onderwijsspecialisten. Het merendeel hiervan gaat naar de Ziep, Hamalandschool of Mariendael-VSO (alle cluster 3) en het Briant College (cluster 4). In onderstaande figuur zijn de VSO-leerlingen opgenomen die op dit moment (teldatum 1 oktober) worden bekostigd door het samenwerkingsverband. 20 Bestuursnaam Schoolnaam Gemeentenaam Categorie Eindtotaal 1 2 3 SOTOG VSO Klein Borculo Berkelland 66 66 SOTOG VSO De Isselborgh Doetinchem 148 148 Stg. Orthopedag. Onderwijs.inst. Briant College Arnhem 14 14 Stg Orthopedag. Onderwijs.inst. De Vaart / Vierbeek College Renkum 12 12 Stg De Onderwijsspecialisten Hamalandschool Oost Gelre 33 7 40 Stg De Onderwijsspecialisten De Ziep Montferland 53 21 74 Stg De Onderwijsspecialisten Het Aladon Aalten 2 6 8 Stg De Onderwijsspecialisten SG Mariëndael (VSO-LG) Arnhem 16 4 1 21 Stichting (v)so De Brouwerij Sgm. So/vso De Brouwerij Renkum 9 9 Figuur 0.3 VSO-leerlingen die worden bekostigd vanuit het SWV op 1 oktober 2013. NB: alleen scholen opgenomen met 5 of meer leerlingen DE PROCEDURELE ROUTE ONDERSTEUNINGSPLAN Korte termijn Op 24 april 2014 is het ondersteuningsplan vastgesteld en op 30 april is het opgestuurd naar de Inspectie. Het OOGO met de betreffende gemeenten heeft op 7 april de gevraagde overeenstemming opgeleverd. Het overleg met de OPR heeft op 22 en 25 april plaatsgevonden en de OPR heeft ingestemd met dit ondersteuningsplan. Lange termijn Dit ondersteuningsplan wordt ten minste één keer per vier jaar opgesteld en kan tussentijds worden gewijzigd. Jaarlijks zal er dan ook een evaluatiemoment plaatsvinden (voorjaar 2015 voor het eerst) waarbij de OPR, de ALV en het bestuur betrokken zijn. 21 1. VISIE EN AMBITIE De visie is richtinggevend voor het beleid, de activiteiten en de werkprocessen van het samenwerkingsverband. Het beleid van het samenwerkingsverband is geformuleerd binnen en vanuit de Wet passend onderwijs en het Referentiekader Passend Onderwijs. Op basis daarvan zijn ook de ambities geformuleerd en de actiepunten die visie en ambities moeten realiseren. De visie en ambities worden gekaderd door een aantal wettelijke en financiële begrenzingen. 1.1 AMBITIE De leerlingen in het verzorgingsgebied van het nieuwe samenwerkingsverband krijgen, zoveel mogelijk schoolen thuisnabij, een passend onderwijsaanbod richting vervolgonderwijs, startkwalificatie of arbeidsparticipatie zodat zij de kans krijgen om volwaardig in de maatschappij te kunnen participeren en functioneren. Door een verantwoorde samenwerking met andere betrokken partijen en het delen van expertise creëren we voor de leerlingen een meerwaarde ten opzichte van de mogelijkheden van de afzonderlijke scholen. Dit doen wij op zodanige wijze dat we kennis en middelen bundelen om zo de kracht van de deelnemende scholen te versterken. Door onderscheid te maken tussen basisondersteuning en extra ondersteuning geven we een helder beeld van de ondersteuning waarvoor de scholen dan wel het samenwerkingsverband verantwoordelijkheid draagt. Het realiseren van deze ambitie moet ervoor zorgen dat in de regio geen leerlingen tussen de wal en het schip vallen en dat alle leerlingen het onderwijs, de begeleiding en ondersteuning krijgen die aansluiten bij zijn ondersteuningsbehoeften. 1.2 VISIE Passend onderwijs betekent dat iedere leerling het onderwijs en de ondersteuning krijgt waar zij of hij recht op heeft. Goed onderwijs is de basis van passende ondersteuning. Kwalitatief goed onderwijs betekent: • goede prestaties; • aandacht voor talentontwikkeling; • opbrengstgericht werken; • kunnen omgaan met verschillen; • doorgaande schoolloopbanen; • een professionele, lerende cultuur. Goede ondersteuning betekent dat er voor alle leerlingen een passend antwoord is op de ondersteuningsvraag die zij, bij het onderwijsleerproces, kunnen hebben. 1.3 BASISWAARDEN De ambitie en visie van het samenwerkingsverband worden gedragen door de volgende vier basiswaarden. 1. Kwalitatief goed onderwijs, zo regulier en thuisnabij mogelijk Het samenwerkingsverband staat voor kwalitatief goed onderwijs met een sterke basisondersteuning op alle VO-scholen. Vragen van leerlingen èn docenten naar ondersteuning worden zoveel als mogelijk op school beantwoord. We willen zo weinig mogelijk leerlingen verwijzen naar speciale voorzieningen. We benutten hierbij de preventieve inzet van ketenpartners. 2. Voor alle leerlingen een passende plek, gespecialiseerd indien nodig Het samenwerkingsverband staat voor een passende plek op school voor alle leerlingen die bij een VO- of VSOschool van één van de scholen in het samenwerkingsverband staan ingeschreven dan wel woonachtig zijn in één van de gemeenten van de regio 25.03 en ondersteuning behoeven. Een passende plek betekent een arrangement voor een leerling dat aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van leerlingen, ouders, docenten en scholen. Het streven van het samenwerkingsverband is erop gericht om leerlingen, wanneer een arrangement binnen het reguliere onderwijs niet volstaat, zoveel mogelijk dichtbij huis een plek op een speciale voorziening te bieden. 3. Eén kind, één gezin, één plan, één contact Het samenwerkingsverband staat voor integrale ondersteuning aan leerlingen. Een passend onderwijsaanbod gaat vaak samen met opvoed- en opgroeiondersteuning. Ondersteuning op school is onderdeel van de totale ondersteuning en zorg rond een jongere en het gezin, op basis van het principe “Eén kind, één gezin, één plan, één contact”. 22 4. Continuïteit in de onderwijsloopbaan, geen thuiszitters Het samenwerkingsverband staat voor continuïteit in de onderwijsloopbaan, als onderdeel van een ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Thuiszitten is onacceptabel omdat je daarmee de toekomst van de jongere op het spel zet. Het samenwerkingsverband zal al het mogelijke doen om thuiszitten te voorkomen. Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden begeleid om een soepele overgang van PO naar VO en van VO naar MBO te bewerkstelligen. 1.4 VAN VISIE NAAR ACTIE Om de uitgangspunten van passend onderwijs in SWV 25-03 te vertalen naar een werkende en deels nieuwe praktijk moet het nodige gebeuren. Een directe taak voor de scholen is om hun basisondersteuning voortdurend te versterken. De scholen hebben een belangrijke rol in de opvang van leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag. Sommige scholen hebben al veel ervaring in het omgaan met verschillen, andere scholen wellicht wat minder. Voor vrijwel alle scholen zal gelden dat ze hun bekwaamheden moeten vergroten om meer leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften op te kunnen vangen. In de acties wordt een scheiding gemaakt tussen de uitgangspunten. Uiteraard is die scheiding kunstmatig. De maatregelen lopen in elkaar over. 1. Kwalitatief goed onderwijs, zo regulier en thuisnabij mogelijk Om de basisondersteuning te versterken wordt een aantal acties ondernomen: a. Het samenwerkingsverband staat voor een sterke basisondersteuning en kent daarvoor een hoge standaard. De scholen hebben zich verplicht om aan die basisondersteuning te voldoen. De standaard voor basisondersteuning is de leidraad en het minimum voor het opstellen van de schoolondersteuningsprofielen. In schoolondersteuningsprofielen is die standaard basisondersteuning herkenbaar. b. In het samenwerkingsverband wordt kennisdeling georganiseerd tussen de scholen om de basisondersteuning te versterken. Kennisdeling kan verschillende vormen hebben: scholing, kenniskringen, netwerken voor de specialisten en studiedagen. c. Het samenwerkingsverband ondersteunt experimenten op scholen die hun kennis willen vergroten op specifieke onderwijsbehoeften. De resultaten van de experimenten moeten overdraagbaar zijn naar andere scholen en een ‘good practice’ zijn voor andere scholen. Het samenwerkingsverband stelt een programma van eisen op en scholen kunnen een experimenteeraanvraag doen. d. De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor handelingsbekwame docenten. Docenten beschikken als het ware over ‘passend onderwijs-competenties’. Het samenwerkingsverband ondersteunt de scholen bij het verwerven van die competenties/ bekwaamheden. e. Ter versterking van de basisondersteuning binnen het samenwerkingsverband maakt het VO waar nodig gebruik van enerzijds de expertise binnen het samenwerkingsverband en anderzijds de instellingen voor jeugdhulpverlening, jeugdmaatschappelijk werk, de jeugdgezondheidszorg, de GGZ en leerplicht. f. Jeugdmaatschappelijk werk en de expertise van het VSO is in voldoende mate beschikbaar op de reguliere VO-scholen. De professionals van het maatschappelijk werk en het VSO zijn zoveel mogelijk onderdeel van de ondersteuningsstructuur van de reguliere VO-school. g. De scholen brengen systematisch de extra ondersteuningsvragen van leerlingen in beeld en stemmen hier hun aanbod op af. Dit om zoveel mogelijk leerlingen die eerst waren aangewezen op het speciaal onderwijs (extra ondersteuning) in het regulier onderwijs te bedienen. 2. Voor alle leerlingen een passende plek, gespecialiseerd indien nodig a. Voor leerlingen die tijdelijk niet bediend kunnen worden in het regulier onderwijs en het VSO is er een bovenschoolse voorziening. Deze leerlingen blijven ingeschreven op de school van herkomst. b. De verblijfsduur op deze bovenschoolse voorziening is afgestemd op het perspectief van de leerling en vereist een bijzondere toelaatbaarheidsverklaring. Het doel is dat deze leerlingen wordt zo spoedig mogelijk terug kunnen keren naar het reguliere onderwijs dan wel kunnen doorstromen naar een passende onderwijsvoorziening. c. We maken gebruik van het dekkende netwerk aan expertise dat we in het SWV hebben. 23 3. Eén kind, één gezin, één plan, één contact a. Zodra er op kind- en/ of gezinsniveau ondersteuning plaatsvindt door personen van buiten de eigen school is het leidend principe: één kind – één plan. b. De scholen spreken met de gemeenten af dat er per school vanuit de Jeugdhulp één schoolmakelaar/ regisseur/ hulpverlener ter beschikking komt die de contacten onderhoudt tussen de interne zorgstructuur het netwerk in de jeugdhulpverlening. De scholen werken actief samen met de ketenpartners onder het uitgangspunt “Eén kind, één gezin, één plan, één contact”. De communicatielijnen met de jeugdhulp worden zo kort mogelijk gehouden en de ondersteuning vanuit de domeinen gezondheid, opvoed- en opgroeiondersteuning en veiligheid wordt zo doelmatig mogelijk georganiseerd. 4. Continuïteit in de onderwijsloopbaan, geen thuiszitters a. De overgang van P(S)O-V(S)O en van V(S)O naar MBO van leerlingen met ondersteuningsvragen wordt met een warme overdracht begeleid. De schoolbesturen van PO - VO - MBO versterken de afspraken over een effectieve overgang van leerlingen met een extra zorgvraag of ondersteuningsbehoefte. b. De overgang van leerlingen praktijkonderwijs of leerlingen VSO met een uitstroomprofiel arbeid of dagbesteding wordt met een warme overdracht en nazorg begeleid. c. Er is speciale aandacht voor leerlingen die langdurig thuiszitten. Om thuiszitten zoveel als mogelijk te voorkomen voeren alle scholen een actief verzuimbeleid. Het protocol leerplicht is hiervoor de basis. Indien een leerling langer thuiszit wordt door de school en leerplicht in overleg met het samenwerkingsverband een passende oplossing gezocht om te voorkomen dat de continuïteit van het onderwijs aan de leerling in gevaar komt. Indien nodig wordt er onderwijs op afstand georganiseerd of kan de leerling het onderwijs tijdelijk volgen in een tussenvoorziening. d. Voor jongeren die over onvoldoende vaardigheden beschikken om te kunnen worden bemiddeld naar een reguliere werkgever en voor wie regulier onderwijs niet voldoet om die vaardigheden te verwerven, is de voorziening Werknet bedoeld. Deze voorziening verbindt en ontwikkelt leer/werktrajecten op maat. 1.5 BEGRENZING Naast de ambities die passend onderwijs kent, zijn er ook kaders die ambities mogelijk begrenzen. Uiteraard is er de financiële begrenzing. Het samenwerkingsverband heeft te maken met een negatieve verevening en op termijn ook met krimpende leerlingenaantallen. De negatieve verevening wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een relatief hoog aantal leerlingen in categorie 1 en categorie 3 van het VSO. De taakstelling van het samenwerkingsverband is om de omvang van alle categorieën van het VSO gefaseerd op de landelijke norm te krijgen in 2020 en het aantal PrO- en LWOO indicaties verminderen. Door het versterken van de basisondersteuning en het realiseren van arrangementen wordt deze taakstelling als moeilijk doch haalbaar beschouwd. Wat betreft de plaatsingen in categorie 2 en 3 van het VSO houdt het samenwerkingsverband rekening met een daling in de residentiële plaatsingen, als gevolg van beleid van de gemeente in de transitie jeugd. 24 DE REGIO CIJFERMATIG IN KAART Zoals onderstaande figuur laat zien heeft het samenwerkingsverband Doetinchem e.o., op 1 oktober 2012, 9.094 leerlingen die naar één van de reguliere scholen (inclusief PrO, exclusief VSO) voor voortgezet onderwijs gaan. We zien dat het totaal aantal leerlingen en het aantal PrO-leerlingen gestegen is in de afgelopen jaren. In de komende jaren zal de krimp zijn intrede doen (zie verderop). Teldatum 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 LWOO 1.028 1.124 1.111 1.081 PRO 290 308 335 366 overig VO totaal VO*) 7.678 8.996 7.624 9.056 7.615 9.061 7.828 9.275 Figuur 1.1: Aantal leerlingen LWOO, PrO, overig en totaal dat naar één van de scholen binnen het samenwerkingsverband gaat In de figuur hieronder is het aantal VSO-leerlingen opgenomen dat woont in het gebied van het samenwerkingsverband. Dit is van belang voor het budget zware ondersteuningsbekostiging dat het samenwerkingsverband ontvangt. We zien een relatief sterke stijging tussen 2010 en 2011 als het gaat om het aantal leerlingen in categorie 1. Teldatum 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 vso cat 1 326 372 376 363 vso cat 2 vso cat 3 8 48 6 49 8 47 5 43 vso totaal 382 427 431 411 Figuur 1.2: Aantal leerlingen VSO dat woont in het gebied van het SWV 25-03 In onderstaande tabel zien we dat de deelnamepercentages voor LWOO en PrO in het SWV 25-03 hoger liggen dan de landelijk gemiddelden. VO2503 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 Landelijk 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 LWOO 11,43% 12,41% 12,26% 11,65% LWOO 10,36% 10,55% 10,71% 10,61% PRO 3,22% 3,40% 3,70% 3,95% PRO 2,81% 2,79% 2,84% 2,93% Figuur 2.1: Deelnamepercentages LWOO en PrO binnen het SWV 25-03 en landelijk We zien dat het percentage rugzakken in de regio boven het landelijk gemiddelde ligt, maar relatief stabiel is gebleven vergeleken met de stijgende landelijke trend. De percentages VSO categorie 1 en 3 liggen ruim boven het landelijk gemiddelde. VO2503 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 Landelijk 01-10-10 01-10-11 01-10-12 01-10-13 vso cat 1 3,62% 4,11% 4,15% 3,91% vso cat 1 2,95% 3,02% 3,08% 3,15% vso cat 2 0,09% 0,07% 0,09% 0,05% vso cat 2 0,11% 0,11% 0,11% 0,11% vso cat 3 0,53% 0,54% 0,52% 0,46% vso cat 3 0,29% 0,30% 0,31% 0,34% vso totaal 4,25% 4,72% 4,76% 4,43% vso totaal 3,35% 3,44% 3,51% 3,61% rugzakken 2,75% 2,65% 2,67% 2,59% rugzakken 1,64% 1,85% 1,93% 1,94% Figuur 2.2: Deelnamepercentages VSO en rugzakken binnen het SWV 25-03 en landelijk 25 1.6 WERKAGENDA 2013-2014 • • • • De scholen voor VO ontwikkelen voor de ondersteuning in de eigen school de zogenaamde steunpunten. De functie van deze steunpunten binnen de school wordt nader gedefinieerd. (§ 1.4 – punt 1). Dit onderwerp wordt nader uitgewerkt door de werkgroep toewijzen & arrangeren (§ 1.4 – punt 2b) De taakstelling wordt nader uitgewerkt door de werkgroep financiën; deze werkgroep vertaalt de taakstelling gefaseerd naar 2020 en geeft daarbij ook aan wat nodig is om de taakstelling verantwoord re realiseren (§ 1.5) Onderzoek naar de waarneembare trends in de cijfers: wat zijn verklaringen voor een toename (zoals bij PrO tussen 2012 en 2013) of afname (zoals bij het VSO) in verwijzingspercentages? 1.7 WERKAGENDA 2014-2015 • 26 2. ORGANISATIE 2.1 RECHTSVORM EN ORGANOGRAM Het SWV 25-03 heeft gekozen voor de rechtsvorm van een vereniging. De vereniging kent twee bestuursorganen: de algemene ledenvergadering (ALV) en het bestuur. De ALV wordt gevormd door de schoolbesturen die lid zijn van de vereniging. De Onderwijsspecialisten participeert als opting in partner binnen het samenwerkingsverband als volwaardig lid. De finale besluitvorming in de vereniging, voor zover niet overgelaten aan het bestuur, is voorbehouden aan de ALV. De ALV heeft als taak om toezicht te houden op het beleid en van het bestuur en op de gang van zaken binnen de vereniging. De ALV ziet toe op: • het verwezenlijken van de doelstelling en het bereiken van de gewenste resultaten; • het functioneren van de bestuursleden en het naleven van de wettelijke verplichtingen en de code goed bestuur; • de rechtmatige verwerving van middelen en de aanwending van middelen. De ALV bestaat uit vier leden, zijnde bestuursleden van: • Stichting AOC Oost-Nederland (AOC Oost); • Stichting Achterhoek VO (Achterhoek VO); • Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost Gelderland (SOTOG); • Stichting ter bevordering van basisonderwijs, speciaal onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs aan leerlingen met een beperking (De Onderwijsspecialisten). De vereniging heeft een bestuur van acht leden, namelijk de rectoren/directeuren van de scholen in het samenwerkingsverband: • AOC Oost (vestiging Doetinchem); • Het Ludger College; • Het Almende College; • Het Rietveld Lyceum; • PC College Ulenhof; • PRAKTICON; • De vestiging Isselborgh Doetinchem van SOTOG; • De Onderwijsspecialisten. Het bestuur bestuurt de vereniging en is belast met de realisatie van de doelstelling van de vereniging, daaronder begrepen het voldoen aan de uitvoering van de wettelijke taken, de strategie en het beleid met de daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling van de vereniging. Het bestuur legt verantwoording af aan de ALV over het gevoerde beleid. Het bestuur brengt periodiek verslag uit aan de ALV. De realisatie van het OP wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd door de directeur. Hij bereidt de bestuursbesluiten voor en zorgt voor een adequate uitvoering. Verder is hij voorzitter van de toewijzingscommissie, geeft hij leiding aan de bovenschoolse voorziening en draagt hij zorg voor de verdere ontwikkeling van passend onderwijs in deze regio, conform de visie, ambitie en uitgangspunten zoals deze zijn verwoord in hoofdstuk 1. De Ondersteuningsplanraad is een speciale medezeggenschapsraad binnen de vereniging en bestaat uit een vertegenwoordiging van ouders, personeelsleden en eventueel leerlingen van de scholen in het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het OP van het samenwerkingsverband. 27 In organogram vorm ziet de organisatie er daarmee als volgt uit: Secretariaat & administratie ALV (toezicht) OPR Bestuur (8 leden) Toewijzingscommissie Directeur Monitoring & kwaliteit Figuur 2.1 Organogram SWV 25-03 De scheiding van toezicht en bestuur is organiek vastgelegd: de ALV is het toezichthoudende orgaan en het bestuur is het bevoegde gezag van het samenwerkingsverband. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van beide organen zijn vastgelegd in de op 1 november 2013 vastgestelde statuten. 2.2 GOOD GOVERNANCE In de statuten zijn de verhouding en de verantwoordelijkheden tussen bestuur en toezicht vastgelegd. We streven naar een situatie waarin formele toezichthoudende en toetsende kaders (vanuit de ALV) gepaard gaan met voldoende bestuurlijke slagkracht en bijbehorende strategische en formele beslisruimte. Relevant om hierbij vermelden is dat de schoolbesturen primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de basisondersteuning en het samenwerkingsverband voor de extra ondersteuning. De details over de inrichting van het samenwerkingsverband staan beschreven in de volgende documenten: • Statuten Samenwerkingsverband VO Doetinchem; • Medezeggenschapsstatuut van de Ondersteuningsplanraad. 2.3 EEN KRACHTIGE UITVOERINGSORGANISATIE Uitgangspunt bij de inrichting van de organisatie van het samenwerkingsverband is dat deze met zo min mogelijk bureaucratie en overhead gepaard gaat. Op de scholen zelf wordt immers het verschil gemaakt. Tegelijkertijd zijn er voor de uitvoering van de wettelijke taken en onze beleidsambities mensen nodig. De volgende functies en organisatieonderdelen zijn hierbij cruciaal: • Directeur: heeft een belangrijke sturende en verbindende rol, zie hiervoor ook het programma ‘bestuur, management, administratie & organisatie’ in de meerjarenbegroting • Monitoring & kwaliteitszorg: zie hiervoor hoofdstuk 7 van dit OP en het programma ‘monitoring en kwaliteitszorg’ in de meerjarenbegroting • Secretariaat & administratie: zie hiervoor het programma ‘bestuur, management, administratie & organisatie’ in de meerjarenbegroting Belangrijke organen binnen onze organisatie zijn de OPR en de toewijzingscommissie. 28 2.4 COMMUNICATIE Gedurende de ontwikkeling van het regionale beleid op Passend Onderwijs binnen de SWV 25-03 is goede interne communicatie belangrijk. Dit gezien de veelheid aan bestuurlijke werkgroepen, organisaties en partners. Om al deze partijen aangesloten te houden, één periodieke nieuwsbrief opgesteld. Om de “omgeving” te informeren wordt een website opgezet. De website kan tevens gebruikt worden als algemeen communicatieplatform voor alle betrokken partijen. De volgende doelgroepen zijn betrokken bij het samenwerkingsverband en zijn de communicatiedoelgroepen: 1. Leden (schoolbesturen) binnen het samenwerkingsverband; 2. Externe organisaties: de gemeentes, het MBO, aangrenzende samenwerkingsverbanden, het samenwerkingsverband PO; 3. Toeleverende scholen van primair onderwijs en speciaal onderwijs; 4. Ouders/leerlingen/inwoners gebied Doetinchem en omstreken. 2.5 WERKAGENDA 2013-2014 • Afhankelijk van het besluit of het samenwerkingsverband de werkgeversrol op zich neemt voor meerdere medewerkers, moet er nog een medezeggenschapsraad worden opgericht met alleen een personeelsgeleding. Dit kan eventueel ook op de werkagenda van 2014-2015 worden geplaatst. 2.6 WERKAGENDA 2014-2015 • 29 3. DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR In april 2013 heeft de Regiegroep Passend Onderwijs Achterhoek VO een beleidsnotitie gepubliceerd waarin voorstellen zijn gedaan om voor de samenwerkingsverbanden in de Achterhoek tot gemeenschappelijke kaders te komen betreffende het arrangeren van leerlingen. In het SWV 25-03 worden de uitgangspunten uit deze notitie (Het nieuwe arrangeren in de Achterhoek) onderschreven. Het in deze notitie gehanteerde onderscheid tussen een begeleidingsschool (regulier voortgezet onderwijs) en een dialoogschool (LWOO en Praktijkonderwijs) wordt in de OP overgenomen: in feite gaat het om twee onderscheiden profielen van basisondersteuning. In dit hoofdstuk staat de basisondersteuning en extra ondersteuning centraal. In hoofdstuk 4.2 wordt verder ingegaan op het nieuwe arrangeren. Er wordt van arrangeren gesproken wanneer er een combinatie is van onderwijs en ondersteuning waarvoor aanspraak wordt gedaan op middelen die de basisbekostiging overstijgen. De beide basisondersteuningsprofielen begeleidingsschool en dialoogschool zijn als bijlagen opgenomen in het bijlagenboek van het OP. 3.1 BASISONDERSTEUNING - ALGEMEEN Wettelijk is vastgelegd dat het samenwerkingsverband het niveau van basisondersteuning vastlegt in het OP: de wet biedt ruimte om hieraan een eigen invulling te geven en daarover afspraken te maken. We omschrijven basisondersteuning als het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd. In deze omschrijving zijn dus vier aspecten te onderscheiden. 1. Preventieve en lichte ondersteuning Onder preventie verstaan we de basisondersteuning voor alle leerlingen die er op is gericht om tijdig leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen te signaleren. In de beschrijving van de basisondersteuning worden de lichte curatieve interventies vastgelegd voor leerlingen met dyslexie, meer of minder gemiddelde intelligentie, fysieke beperkingen of voor leerlingen die behoefte hebben aan extra sturing op pedagogisch vlak. 2. Onderwijsondersteuningsstructuur In het ondersteuningsprofiel van de school wordt in ieder geval aangegeven wat de expertise is van het (ondersteunings)team voor wat betreft preventieve en (licht) curatieve interventies en hoe die zichtbaar worden in de onderwijsorganisatie van de school. 3. Planmatig werken De indicatoren zorg en begeleiding, zoals die door de onderwijsinspectie in het toezichtkader VO zijn vastgelegd, vormen hiervoor het uitgangspunt. 4. Kwaliteit van de basisondersteuning Criterium hiervoor is het landelijk vastgestelde toezichtkader van de onderwijsinspectie waarin een minimumnorm voor basiskwaliteit wordt omschreven: de opbrengsten van de school zijn tenminste voldoende en daarnaast voldoen het onderwijsleerproces en de zorg en begeleiding aan de gestelde norm. Samenvattend verstaan we onder basisondersteuning de door het samenwerkingsverband afgesproken preventieve en licht curatieve interventies die: • eenduidig geldend zijn voor het VO binnen het hele samenwerkingsverband, • uitgevoerd worden binnen de ondersteuningsstructuur van de school en • onder regie en verantwoordelijkheid van de school, • indien nodig worden ondersteund met de inzet van expertise van andere scholen en • soms met de inzet van ketenpartners en • zonder indicatiestelling en op het overeengekomen kwaliteitsniveau • planmatig worden uitgevoerd. 30 3.2 BASISONDERSTEUNING - SWV 25-03 Op alle scholen binnen het samenwerkingsverband is door Sardes een audit gedaan naar de zorgstructuur van de scholen. Deze audit geeft een foto van de stand van zaken in 2012 van de schoolzorgstructuur op vijf velden, namelijk; 1. de hoeveelheid aandacht en tijd die aan de zorg wordt besteed; 2. het onderwijsmateriaal; 3. de ruimtelijke omgeving; 4. de beschikbare expertise; 5. de samenwerking met andere instanties. Op basis van deze vijf velden zijn de scholen ingedeeld naar ondersteuningsprofielen. Er zijn vier ondersteuningsprofielen: • Netwerkschool; • Begeleidingsschool; • Dialoogschool; • Integratieschool. De profielen verschillen in niveau van dialoog en het niveau van aanpassingen die ingezet worden. Onder deze vierdeling van profielen ligt een dimensie die loopt van gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs (‘inclusie’). Met andere woorden: de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde speciale (onderwijs)ondersteuning binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen of in gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de integratieschool daarentegen is in principe alle speciale onderwijsondersteuning 'in huis’ aanwezig om zorgleerlingen binnen te kunnen houden, mede door een vaste partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs, zoals het genoemde revalidatiecentrum. De ondersteuningsprofielen kunnen benaderd worden vanuit een ‘ontwikkelingsperspectief’, waarbij de netwerkschool als beginfase en de integratieschool als eindfase wordt gezien 1. Deze indeling heeft er uiteindelijk toe geleid dat elke school binnen het samenwerkingsverband tenminste functioneert als begeleidingsschool en dat scholen met LWOO-afdelingen en praktijkscholen aan de voorwaarden van de dialoogschool voldoen. Beide profielen zijn nader uitgewerkt in het basisondersteuningsprofiel begeleidingsschool en het basisondersteuningsprofiel dialoogschool. De individuele scholen hebben uiteindelijk te voldoen aan deze profilering en kunnen op basis hiervan bepalen waar zij op dit moment staan. De scholen geven dit in het schoolondersteuningsprofiel duidelijk aan en maken daarbij ook inzichtelijk welke interventies nog nodig zijn om op uiterlijk 1 augustus 2015 aan deze profilering te voldoen (= de ontwikkelagenda van de school). In het document Niveau van basisondersteuning VO-scholen staat per VO-school binnen het samenwerkingsverband in hoeverre zij op dit moment (april 2014) voldoen aan de profilering voor hun school. De schoolzorgstructuur van de VO-scholen is grotendeels op orde als het gaat om de ruimtelijke omgeving en de samenwerking met andere instanties. Op de overige velden is nog verdere ontwikkeling nodig. De VOscholen werken vooral aan het belangrijkste aandachtspunt, namelijk een betere differentiatie in de klas en daarbij in te spelen op het didactisch repertoire van de docenten en de communicatie met de ouders. 3.3 EXTRA ONDERSTEUNING Een hoog niveau van basisondersteuning laat onverlet dat een deel van de leerlingen extra ondersteuning nodig heeft. Zij kunnen gebruik maken van de zogenaamde onderwijs- en zorgarrangementen. Voor alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen hanteren wij het begrip extra ondersteuning. Binnen het samenwerkingsverband wordt een dekkende infrastructuur van extra onderwijsondersteuning ingericht om alle leerlingen met een extra ondersteuningsvraag een passend aanbod te bieden. Deze extra onderwijsondersteuning omvat alle vormen en combinaties van onderwijs, ondersteuning en/of zorg die de basisondersteuning overstijgen. De grens tussen basisondersteuning en extra ondersteuning wordt door het samenwerkingsverband bepaald. Aan de bovenkant wordt de extra ondersteuning begrensd door het beschikbare budget van het samenwerkingsverband. De extra onderwijsondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze kunnen variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. 11 Rapport audit ondersteuningsaanbod IVO, Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Noordwest-Veluwe, 2012 31 3.4 ARRANGEMENTEN De arrangementen moeten nog worden vastgesteld en omschreven. De aandacht is tot op dit moment vooral uitgegaan naar het in kaart brengen en versterken van de basisondersteuning op de scholen enerzijds en het organiseren van de nieuwe bovenschoolse voorziening anderzijds. De verdere invulling van de arrangementen zal vooral plaatsvinden in het schooljaar 2014-2015 en staat dan ook voor dat jaar op de werkagenda. Op de begroting is voor dat jaar een bedrag gereserveerd om de nog te ontwikkelen arrangementen ook daadwerkelijk te kunnen financieren. Het betreft hier uiteraard enkel arrangementsvragen die vanuit het VO worden gesteld. Bij het inrichten van deze arrangementen wordt uiteraard ook gebruik gemaakt van de expertise van het VSO. Met cluster 1 en 2 zijn werkafspraken gemaakt, die terug te vinden zijn in § 3.6. De inrichting van de bovenschoolse voorziening staat beschreven in § 3.5. In deze paragraaf beperken we ons tot de reeds bestaande voorzieningen, die (al dan niet gewijzigd) worden gecontinueerd in het nieuwe samenwerkingsverband. Het betreft de programma’s Herstart / Op de Rails en Horizon. Onder het programma Herstart / Op de Rails ligt een convenant met het oude samenwerkingsverband waarin de invulling en vormgeving verder is geregeld. Het project Herstart helpt leerplichtige leerlingen die niet naar school gaan (thuiszitters) in een traject van 16 weken weer naar school te gaan. Herstart heeft twee doelstellingen: 1. Bepalen welke school het beste past bij de thuiszitter; 2. De thuiszitter weer leren wennen aan het ritme en de regelmaat van naar school gaan. Om deel te nemen aan Herstart moet een leerling: 1. Meer dan vier weken thuiszitten, zonder uitzicht op plaatsing op een school; 2. Bekend zijn bij een leerplichtambtenaar; 3. Geen indicatie hebben van een Commissie voor Indicatiestelling (CvI); 4. Niet in een indicatietraject zitten. In het project Op de Rails doet de leerling mee aan een onderwijsprogramma dat veel persoonlijke aandacht en begeleiding biedt. Er wordt gewerkt met duidelijke regels en afspraken om de te bereiken dat de leerling de kans krijgt een nieuwe start te maken. Een leerling kan deelnemen aan Op de Rails als: 1. Er structurele gedragsproblemen zijn, waardoor de veiligheid van de leerling, medeleerlingen en/of leerkrachten in gevaar komt; 2. Er geen sprake is van een geclassificeerde stoornis; 3. Hij of zij naar het regulier onderwijs gaat; 4. Hij of zij meer zorg en aandacht nodig heeft dan de huidige school kan bieden; 5. Er geen CvI-indicatie is voor speciaal onderwijs; 6. Hij of zij niet in een CvI-indicatietraject zit; 7. Hij of zij ingeschreven blijft op de school van herkomst. In de regio Doetinchem en omgeving worden Herstart en Op de Rails in een gezamenlijk programma aangeboden middels bekostiging vanuit het REC. De omvang betreft maximaal 8 leerlingen tegelijkertijd. Deze bekostiging is vervallen. De middelen zijn als lump-sum bedrag toegedeeld aan de nieuwe SWV-en. Horizon is een VSV project, waarin onderwijs en Bureau Jeugdzorg samenwerken. Horizon kent 15 onderwijsplaatsen voor leerlingen uit het VO en MBO en wordt verzorgd door SOTOG (cluster 4). Deze leerlingen zijn vanwege een complexe problematiek in het reguliere onderwijs tijdelijk of definitief uitgevallen. Tot nu toe komen deze leerlingen in aanmerking voor plaatsbekostiging. Plaatsbekostiging is zware zorg bekostiging en in dit construct, categorie 1 bekostiging. Het is van belang dat deze drie bestaande programma’s in samenhang met de bovenschoolse voorziening opnieuw worden beoordeeld. Herstart, Op de Rails, Horizon, Rebound en Herplaatsing hebben mogelijk overlap op inhoud en doelgroep of voorzien nu in de expertise zoals wenselijk binnen de nieuwe bovenschoolse voorziening. Dit thema krijgt een plaats op de werkagenda 20132014 en 2014-2015. Nieuwe bovenschoolse voorziening Rebound Herplaatsing Herstart Samenwerkingsverband Op de Rails SOTOG Horizon 32 3.5 INRICHTING BOVENSCHOOLSE VOORZIENING Beelden De toekomstige bovenschoolse voorziening krijgt een kleine OPDC-functie met als hoofdtaken Rebound en het begeleiden van Herplaatsingstrajecten (traject voor leerlingen die om bepaalde redenen niet langer op de eigen school kunnen blijven / voor wie een plaats elders op een school meer perspectief biedt voor een succesvolle schoolloopbaan). Het gaat komend schooljaar om een groep van in totaal ca. 60 VO- en VSO- leerlingen (Rebound en Herplaatsing), die voor een kortere of langere periode op de bovenschoolse voorziening les en ondersteuning krijgen. We gaan er vooralsnog vanuit dat de groepen niet groter worden dan maximaal 12 leerlingen en dat er in het schooljaar 2014-2015 begroot wordt op drie klassen. Hierbij gaan we voor Rebound uit van een verblijfsduur van drie maanden met een eventuele verlenging van nog eens drie maanden. Dit is twee maanden korter dan de huidige gemiddelde verblijfsduur. Bij Herplaatsing bekijken we per leerling wat de verblijfsduur wordt. Het SWV 25-03 heeft de ambitie dat de basisondersteuning op de VO-scholen zich voor 1 augustus 2015 heeft ontwikkeld tot het afgesproken niveau van begeleidingsschool. Voor het praktijkonderwijs en de scholen met LWOO gaat het in dezelfde periode om een ontwikkeling op het niveau van dialoogschool. Deze moet ertoe leiden dat er gaandeweg minder gebruik wordt gemaakt van de bovenschoolse voorziening. We verwachten een afbouw van de toekomstige bovenschoolse voorziening van 10% per jaar, waarbij de voorziening binnen vijf jaar kan worden gehalveerd. Door middel van zorgvuldige monitoring gedurende deze periode wordt bepaald of deze afbouw realistisch is. Het (nieuwe) SWV 25-03 stuurt de toewijzing aan via de toewijzingscommissie en beheert/verdeelt de middelen. De directeur van het samenwerkingsverband stuurt de voorziening aan. De medewerkers van SWV 25-03 vallen onder cao VO. Het samenwerkingsverband kan uiteraard ook besluiten om de administratie en/of het werkgeverschap bij een andere partij onder te brengen. De toekomstige bovenschoolse voorziening is in ieder geval niet: • Een voorziening met expertise over indicatiestelling; deze expertise is ondergebracht bij de toewijzingscommissie en valt als onderdeel van het samenwerkingsverband onder de directe verantwoordelijkheid van de directeur; ook is de directeur verantwoordelijk voor het opzetten van een kennisnetwerk expertise waarin de experts op de VO en VSO scholen kennis kunnen delen; • Een voorziening die binnen het samenwerkingsverband en voor de individuele scholen expertisedeling organiseert en de zorgexpertise onderhoudt; deze taak is voor de directeur van het samenwerkingsverband. Doel Het doel van de bovenschoolse voorziening is om de leerlingen terug te leiden naar de school van herkomst (Rebound) of een andere, best passende, school bijvoorbeeld bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, binnen het MBO of Werknet (Herplaatsing) om zo hun schoolloopbaan met succes te kunnen vervolgen. Relatie met het VO • de Rebound-leerlingen krijgen les conform de afspraken met de school van herkomst; • er is een actieve betrokkenheid van de school bij de eigen leerlingen: bij Rebound tot de leerling terug is op school (of in een uitzonderlijk geval elders) of, bij Herplaatsing, elders verantwoord is geplaatst en overgedragen; • met andere woorden: plaatsing in de bovenschoolse voorziening ontslaat de school niet van zijn verantwoordelijkheid voor de eigen leerlingen. Huisvesting De bovenschoolse voorziening wordt in het schooljaar 2014-2015 gehuisvest in het huidige OPDC, waar in datzelfde jaar ook nog één jaar het Parallelle Leerjaar is ondergebracht. Daar komt bij dat het huurcontract van dit gebouw loopt tot en met 2016. Deze oplossing geeft het samenwerkingsverband tijd en ruimte om vervolgens op zoek te gaan naar geschikte huisvesting voor de nieuwe bovenschoolse voorziening zonder het Parallelle Leerjaar en waarin rekening kan worden gehouden met de hiervoor geschetste afbouw. Omdat het ultieme doel is de leerlingen terug te leiden naar het reguliere onderwijs, is het aan te bevelen de leerlingen zo dicht mogelijk bij het VO te houden. Hierbij kan wel de expertise van een VSO-school ingezet 33 worden om tot een betere ondersteuning te komen. Huisvestingsvoorwaarden zijn: • op één plek; • maximaal drie klaslokalen (waaronder praktijkruimte) geconcentreerd in de school; • afgeschermd met een eigen structuur; • ruimte voor het afbouwprogramma; • betaalbaar en organiseerbaar. Uitgangspunten Op basis van en naar aanleiding van het voorafgaande zijn de volgende uitgangspunten voor de toekomstige bovenschoolse voorziening geformuleerd: • De voorziening valt vanaf 1 augustus 2014 onder het nieuwe samenwerkingsverband; • De relatie met de vraag uit het VO staat centraal en daarom is deze voorziening ook gekoppeld aan het VO; • De voorziening biedt twee diensten aan, namelijk Rebound en Herplaatsing; • De opvang van leerlingen is altijd van tijdelijke aard; • Doel is terugleiden naar de school van herkomst (Rebound) of een andere, best passende, school bijvoorbeeld bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, binnen het MBO of Werknet (Herplaatsing); • De voorziening maakt gebruik van de expertise die binnen het hele samenwerkingsverband aanwezig is. 3.6 AFSTEMMING MET CLUSTER 1 EN 2 In de huidige situatie werken de scholen voor voortgezet onderwijs samen in 83 samenwerkingsverbanden om de lichte ondersteuning voor leerlingen te regelen. De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken samen in 34 regionale expertisecentra. Met de invoering van passend onderwijs gaan alle scholen in een regio (met uitzondering van scholen in cluster 1 en 2) deel uitmaken van een (nieuw) samenwerkingsverband. Cluster 1 heeft vanwege de schaalgrootte en de specialistische expertise een landelijke systematiek, met budgetfinanciering en zonder landelijk vastgestelde criteria. Omdat de situatie voor cluster 2 vergelijkbaar is met cluster 1, haakt cluster 2 in de nieuwe situatie aan bij de landelijke systematiek van cluster 1. Net als in cluster 1 wordt in cluster 2 een beperkt aantal instellingen ingericht die het onderwijs gaan verzorgen. De huidige vestigingen voor cluster 2 gaan op termijn op in die instellingen. Dat moet heel zorgvuldig gebeuren en heeft daarom tijd nodig. Daarom geldt tot 1 augustus 2015 een overgangsperiode. Tot die tijd vallen de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs onder de huidige besturen en worden nog niet overgedragen aan de instellingen in oprichting. Wel zijn de instellingen in oprichting per 1 augustus 2014 een rechtspersoon en moeten ze een commissie van onderzoek hebben ingericht. Dat betekent dat de rec’s, de commissies voor de begeleiding en de commissies voor de indicatiestelling per 1 augustus 2014 ophouden te bestaan. De instellingen in oprichting voeren vanaf 1 augustus 2014 een deel van de taken van de instelling uit, zoals die in de wet zijn beschreven. Namelijk: • indiceren (toelaatbaarheid tot het (voortgezet) speciaal onderwijs of begeleiding binnen het regulier onderwijs); • het leveren van begeleidingsarrangementen; • trajectbegeleiding van ouders. Met ingang van 1 augustus 2015 is de samenstelling van de instellingen definitief en zijn de instellingen volledig ingericht. De huidige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn bestuurlijk ondergebracht bij de instellingen. In het kader van passend onderwijs zal er overleg en eventueel samenwerking zijn tussen SWV 25-03 en cluster 1 en 2. Wanneer er samengewerkt gaat worden in de vorm van aanbieden arrangementen, dan zal cluster 1 of 2 afstemmen met de directeur van SWV 25-03. Cluster 1: Visio Na de invoering van de Wet Passend Onderwijs zal het onderwijs in Cluster 1 landelijk georganiseerd blijven. De redenen hiervoor zijn de beperkte omvang van de doelgroep en de specialistische expertise. In deze regio is Koninklijke Visio de organisatie die de ondersteuning voor blinde en slechtziende leerlingen (Cluster 1) biedt. Cluster 1 gaat wettelijk geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Vanuit Visio Onderwijs is er een 34 contactpersoon verbonden aan het samenwerkingsverband die benaderd kan worden bij vragen rondom het onderwijs aan visueel beperkte leerlingen. Het streven van Visio Onderwijs is zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op reguliere, of andere vormen van speciale, scholen onderwijs te laten volgen. Op dit moment wordt bijna 75% van de leerlingen door de Ambulant Onderwijskundige Dienst van Visio begeleid. Om dit te realiseren wordt ondersteuning op maat geboden. Op basis van de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht wordt een Begeleidingsplan opgesteld. Ondersteuning aan docenten en leerlingen kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er financiële middelen beschikbaar t.b.v. de visueel beperkte leerling. De toekenning van deze middelen zal centraal via Cluster 1 gaan lopen. Zodra de exacte invulling hiervan bekend is, wordt deze gecommuniceerd met de scholen en samenwerkingsverbanden. Wanneer sprake is van (een vermoeden van) een visuele beperking, kunnen ouders, maar ook de school, hun kind aanmelden bij Koninklijke Visio. Na onderzoek, beoordeelt de Commissie van Onderzoek of het kind op basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op een Cluster 1 indicatie. Hierbij wordt ook aangegeven of het kind recht heeft op ambulant onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op één van de scholen voor leerlingen met een visuele beperking van Visio. Cluster 2: Kentalis Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (t.g.v. doofheid, slechthorendheid en/of ernstige spraaktaalmoeilijkheden, eventueel in combinatie met een autisme spectrumstoornis), die ingeschreven staan bij de scholen van het Samenwerkingsverband en waarbij de onderwijsbehoefte de zorgplichtmogelijkheden van de scholen in het Samenwerkingsverband overstijgt, werkt het Samenwerkingsverband SWV 25-03 samen met de Stichting Kentalis Onderwijs, te Arnhem. De gemaakte afspraken van deze samenwerking zijn ten aanzien van: Basisondersteuning Wanneer de schoolinterne zorg ontoereikend is en vragen rondom een vermoede cluster2 problematiek niet beantwoord kunnen worden, kan een aanvraag voor Consultatie en Advies worden gedaan bij Kentalis Onderwijs. Het invullen van een signaleringsinstrument (in ontwikkeling) door de school t.a.v. vermoede cluster2-problematiek gaat hier aan vooraf. Consultatie en advies zijn kosteloos. Extra onderwijsondersteuning Wanneer blijkt, dat schoolinterne zorg en, indien van toepassing, schoolnabije zorg vanuit het samenwerkingsverband, de school en/of het samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan voldoen, dan wordt bij Kentalis Onderwijs extra onderwijsondersteuning aangevraagd. De kosten van de extra onderwijsondersteuning komen ten laste van Kentalis Onderwijs (cluster 2 budget). De onderwijsondersteuning van Kentalis kan bestaan uit: 1. het begeleiden van een individuele leerling (licht arrangement); 2. het beschikbaar stellen door Kentalis van een leerkracht/docent voor een groep leerlingen met een gelijkwaardige specifieke cluster 2 onderwijsvraag (mediumarrangement); 3. het zo nodig uitbreiden van deze ondersteuning met logopedie door een logopedist van Kentalis Onderwijs; 4. het onderhouden van een directe lijn vanuit het loket voor Consultatie en Advies om adequaat hulp te kunnen bieden aan de doelgroep; 5. het assisteren op schoolniveau bij het opstellen van het Ontwikkelingsperspectief voor de leerling wat betreft de specifieke cluster 2 problematiek. De mate van inzet van Kentalis wordt bepaald door de Commissie van Onderzoek en is afhankelijk van de onderwijsbehoefte van de leerling(en) en de ondersteuningsbehoefte van de school. 35 Verwijzing en plaatsing op een cluster 2 school Wanneer blijkt, dat de interne zorg van de school, de extra inzet vanuit het Samenwerkingsverband en de extra inzet door Kentalis Onderwijs onvoldoende zijn om aan de onderwijsvraag van de leerling en de ondersteuningsbehoefte van de school te voldoen, dan kan een plaatsing op een cluster 2 school van Kentalis Onderwijs aangevraagd worden. Tijdens de aanvraagprocedure levert Kentalis Onderwijs een trajectbegeleider. Expertise-overdracht Kentalis Onderwijs ondersteunt de scholen binnen het Samenwerkingsverband bij het vergroten van de cluster2 expertise. De scholen kunnen daarbij gebruikmaken van het Kentalis scholingsaanbod. De expertiseoverdracht kan bestaan uit: 1. Het begeleiden van een leerkracht/docent i.v.m. een ondersteuningsvraag betreffende cluster 2 problematiek bijvoorbeeld in de vorm van co-teaching; 2. Het verzorgen van voorlichtingsbijeenkomsten voor individuele leraren of (een deel van) het team over spraak-/taalproblemen en hoorproblemen; 3. Het verzorgen van een cursus voor een (deel van het) team. 3.7 AFSTEMMING MET GEMEENTEN Over het concept van het ondersteuningsplan voeren samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeente(n), omdat nieuw beleid en uitvoering van dat beleid over en weer gevolgen kan hebben. De gemeente is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de leerplicht, het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting. Daarnaast is het streven dat na invoering van de wet op het Passend Onderwijs er geen thuiszitters meer zijn. Gemeenten worden per 1 januari 2015 door de decentralisaties verantwoordelijk voor de zorg voor jeugd. Volgens de nieuwe Wet op de Jeugdzorg moeten gemeenten met zowel met het samenwerkingsverband PO als VO afspraken maken over de afstemming tussen onderwijs en jeugdzorg. Anderzijds hebben samenwerkingsverbanden in hun werkgebied meestal met meerdere gemeenten te maken. Dat betekent dat er ook met de gemeenten op een aantal terreinen nadere afstemming plaats zal moeten vinden. Ook is afstemming tussen de vijf gemeenten onderling van belang. De samenwerkingsverbanden 25-03 (PO en VO) én de gemeenten in het betreffende gebied (Bronckhorst, Doesburg, Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek) hebben in het kader van de Wet Passend Onderwijs en de Jeugdwet een werkagenda opgesteld. Zowel het samenwerkingsverband als de gemeenten onderstrepen het belang van afstemming, elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid, om er voor te zorgen dat alle jeugdigen passend onderwijs en, wanneer nodig, passende ondersteuning krijgen. Gedeelde uitgangspunten voor de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten zijn: • Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kind(eren). Versterken van het gewone, positieve opgroeien en opvoeden; • We gaan uit van wat het kind nodig heeft (en niet van wat het kind heeft); • Lichte ondersteuning waar nodig, zwaarder als het moet; • De ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid; • Jeugdigen, ouders en professionals zijn betrokken en bepalen samen welke ondersteuning passend en haalbaar is; • De ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de directe opgroeiomgeving geboden (thuisnabij), met zoveel mogelijk gebruik van het eigen sociale netwerk; • Er zijn geen thuiszitters; • Er is een doorgaande lijn; • Een effectieve en samenhangende aanpak (één kind/gezin, één plan, één regisseur). 36 Doelstellingen • Kinderen in de West Achterhoek groeien gezond en veilig op en ontplooien zich maximaal tot zelfstandige en evenwichtige inwoners; • Jeugdigen en ouders met een extra ondersteuningsbehoeften krijgen zo snel mogelijk passende, effectieve en samenhangende ondersteuning in de directe opgroeiomgeving. Het OOGO over het ondersteuningsplan kent als belangrijkste thema’s: 1. Jeugdzorg; 2. Leerlingenvervoer; 3. Leerplicht; 4. Onderwijshuisvesting. De jeugdzorg en het onderwijs zijn op basis van de Wet passend onderwijs en de nieuwe Wet op de jeugdzorg (transitie en transformatie jeugdzorg) verplicht te beschrijven hoe zij in de toekomst samenhang creëren en gaan samenwerken. 3.8 WERKAGENDA 2013-2014 • • De afstemming passend onderwijs en jeugdzorg moet nog nader worden uitgewerkt. De agenda van Herstart, Op de Rails, Horizon, Rebound en Herplaatsing nader uitwerken op inhoudelijke overlap en overlap in doelgroep (§3.4 en § 3.5). Tevens bepalen of volumeafspraken nodig zijn. Nader uit te werken ten aanzien van de bovenschoolse voorziening: o Werkgeverschap; o Huisvesting na schooljaar 2014-2015; o Verhouding bovenschoolse voorziening tot arrangementen. 3.9 WERKAGENDA 2014-2015 • Arrangementen vanuit het VO inrichten. 37 4. LEERLINGSTROMEN 4.1 INLEIDING Met de invoering van passend onderwijs verandert er het nodige op het gebied van de toewijzing van extra ondersteuning in het VO. • De toewijzing van middelen voor extra ondersteuning in de vorm van arrangementen wordt per 1 augustus 2014 uitgevoerd door het samenwerkingsverband. • Vanaf 1 augustus 2014 verdwijnen de Regionale Expertise Centra (REC); hiermee verdwijnen ook de Centra voor Indicatiestelling (CVI) en de oude indicaties voor VSO. • Vanaf 1 augustus 2014 verzorgt het samenwerkingsverband een bovenschoolse voorziening en bepaalt ook welke leerlingen daar geplaatst kunnen worden • Op 1 januari 2016 verdwijnen de Regionale Verwijzingscommissies (RVC) die de LWOO- en PrObeschikkingen toekennen; vanaf 2015 worden de budgetten overgeheveld naar het samenwerkingsverband die ook de toewijzing organiseert. De uitgangspunten van passend onderwijs en de bovenstaande wijzigingen vragen om een nieuwe manier van toewijzing van middelen. Vanaf 2014-2015 is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor de budgetten van alle vormen van lichte ondersteuning (het regionaal zorgbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails) en zware ondersteuning (plaatsing VSO) en vanaf 2015-2016 komen daar de ondersteuningsbudgetten voor LWOO en PrO nog bij. 4.2 HET NIEUWE ARRANGEREN Het uitgangspunt van het samenwerkingsverband is om zoveel mogelijk de ondersteuning school-en leerlingnabij te organiseren. Dit betekent dat de leerling zoveel als mogelijk binnen de (reguliere) school de ondersteuning ontvangt die nodig is. Voor de scholen betekent dat dat zij de basisondersteuning goed op orde hebben. Het nieuwe arrangeren heeft betrekking op de extra ondersteuning. Voor leerlingen die het reguliere VO (al dan niet tijdelijk) niet kunnen volgen, worden door het samenwerkingsverband arrangementen opgesteld. Voorbeelden van arrangeren zijn plaatsing in het VSO voor bepaalde of onbepaalde tijd, het toekennen van LWOO en PrO, het tijdelijk plaatsen van de leerling in een bovenschoolse voorziening, Op de Rails en Herstart en aanvullende specifieke ondersteuning in de reguliere school. De kosten voor deze arrangementen overstijgen de basisbekostiging van de georganiseerde ondersteuningsstructuur. Binnen het samenwerkingsverband worden criteria en de procedures vastgesteld voor deze arrangementen. Het samenwerkingsverband richt een toewijzingscommissie in die zich zowel bezig houdt met de toelaatbaarheid tot het VSO als met de toekenning en invulling van LWOO en PrO en de arrangementen. Gelet op het werk van de toewijzingscommissie, maken we hier onderscheid tussen de toelaatbaarheid tot het VSO, de toekenning van LWOO en PrO en de toewijzing van een arrangement. 4.3 TOELAATBAARHEID TOT HET VSO Het samenwerkingsverband heeft de taak om kritisch te sturen op de deelname aan het VO en het VSO tussen 2015 en 2020. De taak die het samenwerkingsverband zichzelf heeft opgelegd is om uiteindelijk in 2020 uit te komen op de door OCW gestelde landelijke norm voor wat betreft het VSO en de omvang verkleinen van LWOO en PrO. Het realiseren van deze taakstelling wordt gefaseerd uitgevoerd. Algemene uitgangspunten: • Een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) is landelijk geldig. • Het samenwerkingsverband bepaalt zelf, binnen de wettelijke kaders, hoelang een TLV geldig is en of deze wordt verlengd. • Het samenwerkingsverband dat de TLV afgeeft is verantwoordelijk voor de financiering van deze verklaring, ook als de leerling speciaal onderwijs volgt en/of woont in een andere SWV-regio. • Voor leerlingen die geplaatst zijn in een residentiële voorziening betaalt het SWV waar de leerling vandaan komt. • De aanmeldende school doet de aanvraag samen met ouders. Dit kan een PO, SO of VO-school zijn. • De toewijzingscommissie bepaalt of en hoe lang de leerling toegelaten wordt tot het VSO. • Aanvragen voor verlenging van de TLV gebeurt door de VSO-school waar het kind onderwijs volgt. 38 De toewijzingscommissie stelt, samen met ouders en de betrokken school, vast of de afgesproken en in het ontwikkelingsperspectief vastgelegde ondersteuning is geboden. Vervolgens bepaalt deze commissie of en voor hoe lang de leerling geplaatst wordt in het VSO (categorie I, II of III). Aanvragen voor toelating tot het VSO kunnen door de verwijzende school worden gedaan. Dat kan een PO, SO of VO school zijn. Ouders kunnen eveneens hun kinderen rechtstreeks bij een VSO school aanmelden, of de leerling daar wordt toegelaten wordt besloten door de toewijzingscommissie. Tevens worden aanvragen voor het verlengen van het verblijf in het VSO bij de toewijzingscommissie ingediend, altijd door de VSO school waar de leerling op dat moment onderwijs volgt. Het samenwerkingsverband dat de toelaatbaarheidsverklaring afgeeft is verantwoordelijk voor de financiering van deze verklaring, ook als de leerling speciaal onderwijs volgt en/of woont in een andere SWV-regio. Voor leerlingen die zijn geplaatst in een residentiële voorziening betaalt het samenwerkingsverband waar de leerling vandaan komt. 4.4 TOEKENNING LWOO EN PRO De toekenning LWOO en PrO zal vanaf 2016 toevallen aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband moet nog een keuze maken of het hierbij wel of niet gebruik maakt van opting out betreffende LWOO, PrO of beide. Het bestuur en de ALV hebben deze vraag op de werkagenda voor het schooljaar 2014-2015 gezet om deze opting out keuze zorgvuldig te kunnen maken. 4.4.1 LWOO/PRO Aanvankelijk zouden de wet- en regelgeving ten aanzien van LWOO en PrO ongewijzigd blijven en daarmee buiten de stelselwijziging passend onderwijs. In het Regeerakkoord Rutte II is met betrekking tot LWOO/PrO echter vastgelegd: “maximering en onder stelsel passend onderwijs brengen (vanaf 2015-2016)”. Op 5 april 2013 is de Tweede Kamer globaal geïnformeerd over de uitwerking van deze zin in het Regeerakkoord. Deze hoofdlijnenbrief kan als volgt worden samengevat: • Het landelijk beschikbare budget voor LWOO en PrO wordt per 1 januari 2014 gebudgetteerd. Als het aantal leerlingen toeneemt wordt het bedrag per leerling lager (en omgekeerd); • LWOO en PrO worden met ingang van het schooljaar 2015-2016 ondergebracht in passend onderwijs. Dit betekent dat bekostiging van LWOO/PrO en indicering voor LWOO/PrO per 1 augustus 2015 onder verantwoordelijkheid van het SWV VO gaan vallen. Het SWV ontvangt vanaf dat moment voor LWOO/PrO een budget dat gebaseerd is op de leerlingtelling van 1 oktober 2012. Of en wanneer deze situatie ooit gaat veranderen is nog niet bekend. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van een onderzoek naar effecten van verevening van de gelden voor LWOO en PrO; • In 2016 wordt door het ministerie van OCW beslist over zo´n eventuele verevening. De eventuele ingangsdatum daarvan is nog niet bekend. Rekening zal worden gehouden met de risico’s van een eventuele samenloop van de verevening waar de SWV-en in de periode 2015 tot en met 2020 mee worden geconfronteerd; • In plaats van de geplande bezuiniging van €50 miljoen op LWOO/PrO wordt onder meer het ondersteuningsbudget van het SWV VO per 1 januari 2016 met ongeveer 1% gekort (ongeveer €7 per leerling). De middelen voor LWOO en PrO zullen deel gaan uitmaken van het budget voor lichte ondersteuning, Het SWV VO krijgt ook de indicerende taak op basis van de huidige criteria voor LWOO en PrO en zal hiervoor dus een post in de meerjarenbegroting van het SWV moeten opnemen. 4.5 TOEWIJZING VAN ARRANGEMENTEN Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben of waarmee de VO scholen handelingsverlegen dreigen te worden, worden binnen het samenwerkingsverband ingebracht in de toewijzingscommissie. De toewijzingscommissie stelt, samen met ouders en de betrokken school, vast of de afgesproken en in het ontwikkelingsperspectief vastgelegde ondersteuning is geboden. Vervolgens bepaalt deze commissie of en voor hoe lang de leerling in aanmerking komt voor een arrangement. De route begint in de meeste gevallen in de VO school: daar worden de nodige lichte interventies ingezet om aan de behoefte van de leerling te voldoen. Bij onvoldoende resultaat, is het mogelijk om extra ondersteuning (middelen samenwerkingsverband) toe te voegen aan het arrangement. Deze ondersteuning is afhankelijk van de onderwijsbehoefte van de leerling. Mocht blijken dat er toch zwaardere inzet nodig is, die de mogelijkheden 39 van de VO school overstijgt, dan kan het arrangement verder uitgebreid worden met bijvoorbeeld tijdelijke plaatsing in de bovenschoolse voorziening, of uiteindelijk plaatsing in het VSO. Hiermee wordt dan dus eerst aanspraak gedaan op het budget voor lichte ondersteuning, en daarna mits noodzakelijk, op het budget voor zware ondersteuning. In voorkomende gevallen kan het zijn dat leerlingen vanuit het speciaal onderwijs (SO), via de toewijzingscommissie, doorstromen naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). In het kader van Passend Onderwijs, de Jeugdwet, de Participatiewet en de veranderingen in de AWBZ, is het voor de samenwerkingsverbanden van groot belang dat onderwijs en gemeenten nauw samenwerken. Immers, een leerling met extra ondersteuningsbehoeften heeft die ondersteuning vaak ook nodig in de individuele en/of gezinssituatie. Hoe eerder die hulp wordt ingezet, hoe beheersbaarder de problematiek is, ook financieel. 4.6 SAMENWERKING IN DE REGIO ACHTERHOEK De opstellers van Het nieuwe arrangeren pleiten op termijn voor het opstellen van bovenregionale spelregels en procedures voor de hele regio Achterhoek met een eigen verantwoordelijkheid van de afzonderlijke samenwerkingsverbanden over de uitvoering ervan. Deze intentie wordt in het SWV 25-03 gedeeld door de leden van de ALV en het bestuur. Zij onderstrepen de volgende voordelen van gelijke spelregels en procedures voor de hele regio: • duidelijkheid voor alle partijen; scholen, ouders en leerlingen begrijpen hoe het nieuwe arrangeren is vormgegeven in de gehele Achterhoek; • bij uitwisseling van leerlingen tussen de samenwerkingsverbanden spreken we dezelfde taal; • bij toelating van leerlingen voorkomen we ‘shoppen’ van ouders omdat we dezelfde uitgangspunten hanteren; • bij toekenning van een toelaatbaarheidsverklaring binnen het ene samenwerkingsverband, kan in geval van bijvoorbeeld verhuizing, het andere samenwerkingsverband inhoudelijk ook uit de voeten; • bij uitwisseling van leerlingen voorkomen we onnodige bureaucratie en tijdsverlies in aanvullende of andere formulieren, testen en vergaderingen omdat we dezelfde uitgangspunten hanteren; • door het voorkomen van bureaucratie, aanvullende gegevens en overleggen is deze werkwijze goedkoper. 4.7 TAKEN EN SAMENSTELLING TOEWIJZINGSCOMMISSIE Voor bepaalde leerlingen is de extra ondersteuning die de VO-scholen kunnen bieden, niet toereikend. Het bevoegd gezag van de school waarop een leerling is aangemeld of van de school waarop de leerling onderwijs volgt, kan een aanvraag indienen bij de Toewijzingscommissie. De Toewijzingscommissie is belast met de beoordeling van aanvragen m.b.t.: • Het toewijzen van arrangementen zowel op de VO-scholen als bovenschools; • Het toekennen van beschikkingen LWOO en PrO (vanaf schooljaar 2015-2016, uitwerking volgt2); • Toelaatbaarheidsverklaringen voor VSO cluster 3 en 4 (incl. verlengingsaanvragen); • Het terugplaatsen van leerling van VSO naar een van de VO-scholen, al dan niet met extra ondersteuning. De Toewijzingscommissie heeft een belangrijke taak in het realiseren van de geformuleerde streefcijfers en de taakstelling VO en VSO (bekostigingscategorie I, II en III). Daaraan gekoppeld is de vraag of voorliggende taken/verantwoordelijkheden goed zijn ingevuld. Deze taak hangt samen met de budgetverantwoordelijkheid van de directeur van SWV VO 25-03, die tevens voorzitter is van de Toewijzingscommissie. Samenstelling De Toewijzingscommissie bestaat in ieder geval uit: 1. De directeur van het samenwerkingsverband; is als voorzitter verantwoordelijk voor het volgen van de juiste procedure en de administratieve afhandeling (al dan niet m.b.v. secretariële ondersteuning). Neemt het besluit over al dan niet toewijzen van een arrangement of afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring. Is budgetverantwoordelijk. Verder zijn in ieder geval de volgende functies en/of inhoudelijke kennis vertegenwoordigd: 22 Het invullen van de toewijzing van LWOO en PrO is belegd bij de Toewijzingscommissie. De mogelijkheden en eventuele keuze voor ‘opting- out’, moet nader verkend worden. 40 2. 3. 4. Een orthopedagoog / psycholoog vanuit zowel VO als VSO (cluster 3 en 4) die ervaring heeft met het oude indiceren, de verwijzing naar Rebound / Op de rails en jeugdzorg en die de sociale kaart goed kent; Een persoon die ervaring heeft opgedaan binnen de PCL met het toekennen van LWOO en PrO en met deze ervaring kan reflecteren op het succes van deze leerlingen binnen deze onderwijsvorm; Iemand die de scholen binnen het samenwerkingsverband kent waarvoor de leerling is aangemeld en ervaring heeft met de toelating tot het regulier VO. Het maximum van deelnemers is bereikt, wanneer toevoeging van een nieuwe persoon de effectiviteit van het overleg tekort doet. Een kleine groep komt tevens de flexibiliteit ten goede. Andere deskundigen kunnen door de Toewijzingscommissie worden geconsulteerd (‘vrije stoel’). Leerlingenstromen Bij aanmelding voor de Toewijzingscommissie, onderscheiden we verschillende leerlingenstromen: • VO meldt instroomleerlingen aan, afkomstig van PO of van SO • VO meldt leerlingen aan die al op deze school voor VO zitten en tussentijds een arrangement of toelaatbaarheidsverklaring nodig hebben (kunnen ook zijinstromers van een andere VO -school zijn) of waarvan ze de toewijzing van een arrangement willen verlengen • VSO meldt instroomleerlingen aan, afkomstig van PO of van SO • VSO meldt leerlingen aan waarvan de toelaatbaarheidsverklaring afloopt (gedurende de eerste 2 jaar worden alle toelaatbaarheidsverklaringen van zittende leerlingen beoordeeld door de Toewijzingscommissie) • VSO meldt leerlingen aan die al dan niet met een arrangement kunnen terugstromen naar het VO Vanaf schooljaar 2015/2016 komt hier de leerlingenstroom naar LWOO en Pro bij, afhankelijk van de keuzes die daarin gemaakt worden. 4.8 PROCEDURE VAN DE TOEWIJZINGSCOMMISSIE Aanmelden bij de Toewijzingscommissie Als een leerling wordt aangemeld bij een van de scholen van het samenwerkingsverband, volgt de school haar eigen aanmeldprocedure. Als er sprake is van een leerling met ondersteuningsbehoefte onderzoekt de school of deze ondersteuning kan worden geboden binnen de basisondersteuning of extra ondersteuning van de eigen school of van een andere school van het samenwerkingsverband. Lukt dat niet, dan wordt gekeken op welke manier passend onderwijs aan de leerling kan worden geboden. Nadat vastgesteld is dat een arrangement op de VO-school of bovenschools of een plaatsing op VSO wenselijk is voor een leerling, wordt de aanvraag voor de Toewijzingscommissie voorbereid. In de voorbereiding wordt de leerling besproken in de Commissie voor de Begeleiding (voor nieuwe leerlingen) van de school of in het ZAT (voor zittende leerlingen en/of verlengingen). De coördinatie van de aanvragen die naar de Toewijzingscommissie worden gestuurd, liggen bij iedere school bij een vaste persoon. Aanvraag bestaat uit: • • • een aanmelding van de aanvraag onder vermelding van de naam van de leerling, per e-mail bij de Toewijzingscommissie. vermelding van het soort aanvraag; een toewijzing van een arrangement op de VO-school, of vanuit een bovenschoolse voorziening of een verlenging daarvan, een toelaatbaarheidsverklaring voor VSO cluster 3 of cluster 4 of een verlenging daarvan, of een terugplaatsing binnen 4 weken na aanmelding verstrekken van de relevante documenten die nodig zijn voor de toewijzing/toekenning (dossier) Voor iedere leerlingen die op een VSO school worden aangemeld en waarvan de Commissie voor de Begeleiding vaststelt dat de VSO school de meest passende onderwijsplek is voor deze leerling, dient de VSO school een aanvraag in bij de Toewijzingscommissie. 41 Relevante documenten Voor iedere aanvraag wordt een aanvraagformulier ingevuld (standaard formulier moet nog ontwikkeld worden). De school vraagt het arrangement of de toelaatbaarheidsverklaring aan. Dit betekent dat de aanvraag wordt ondertekend door de verantwoordelijke rector/directeur van de school. Ouders ondertekenen de aanvraag ook. Zij geven daarmee aan dat zij het dossier hebben gelezen en alle van belang zijnde informatie, conform de wettelijke verplichting hiertoe, hebben aangeleverd. Als keuze kan worden vermeld dat ouders instemmen met de aanvraag. De volgende documenten moeten door de school waar de leerling staat ingeschreven worden verstrekt aan de Toewijzingscommissie voor een aanvraag voor een: Arrangement op de VO-school of bovenschools (Rebound of Herplaatsing, Herstart, Op de Rails): • Het Onderwijskundig Rapport en/of leerlingvolgsysteem; • Gegevens m.b.t. de capaciteiten van de leerling en de sociaal emotionele situatie indien aanwezig onderbouwd met de resultaten van afgenomen onderzoeken en/of testen • Beschrijving van de geboden ondersteuning (inclusief didactische ondersteuning) en de resultaten/effecten daarvan; • Gegevens m.b.t. de omstandigheden in de thuissituatie en omgeving; • Betrokkenheid van zorginstellingen en het effect daarvan; • De ondersteunings- en onderwijsbehoeften die de leerling heeft, handelingsgericht geformuleerd; • Het ontwikkelingsperspectief (OPP): daarin staan altijd de stimulerende en belemmerende factoren en het verwachte uitstroomniveau. De opgroeisituatie van de leerling is goed in beeld gebracht met eventuele ondersteuning. Is deze hulpverlening momenteel nog effectief? Is eerdere hulpverlening helpend geweest? Ligt er ook een vraag tot effectievere hulpverlening? • Toevoegen andere relevante documenten zoals medische bijzonderheden, dyslexie/dyscalculieverklaring, observaties, eerder psychologisch onderzoek, etc, indien aanwezig; Aanvraag toelaatbaarheidsverklaring VSO cluster 3 en 4: • Het Onderwijskundig Rapport; • Een WISC III, niet ouder dan 2 jaar; • De beschrijving van het ondersteuningstraject, gerelateerd aan het ondersteuningsprofiel van de school zelf. In dit traject staat tenminste benoemd welke interventies school heeft genomen, welke interventies er in de thuissituatie zijn genomen, welke externe hulpverlening betrokken is of in het verleden is geweest en welke resultaten/effecten deze hulpverlening heeft opgeleverd; • De ondersteunings- en onderwijsbehoeften die de leerling heeft, handelingsgericht geformuleerd; • Het ontwikkelingsperspectief (OPP): daarin staan altijd de stimulerende en belemmerende factoren en het verwachte uitstroomniveau. De opgroeisituatie van de leerling is goed in beeld gebracht met eventuele ondersteuning. Is deze hulpverlening momenteel nog effectief? Is eerdere hulpverlening helpend geweest? Ligt er ook een vraag tot effectievere hulpverlening? • Toevoegen andere relevante documenten zoals medische bijzonderheden, dyslexie/dyscalculieverklaring, observaties, eerder psychologisch onderzoek etc, indien aanwezig; Criteria De Toewijzingscommissie hanteert voor het proces van toewijzing van arrangementen (op de school of bovenschools) en voor het toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring, de volgende criteria: Toewijzing vindt plaats: • op basis van (multidisciplinaire) handelingsgerichte onderkenning van de ondersteuningsbehoefte vanuit het principe van thuis- en schoolnabijheid • na overleg met ouders • met transparante procedures, en • met minimale bureaucratie. De criteria voor toewijzing/toekennen, worden nader uitgewerkt door de Toewijzingscommissie. 42 Werkwijze De Toewijzingscommissie komt gemiddeld een keer per twee weken bij elkaar. De frequentie kan wisselen gedurende het schooljaar en is afhankelijk van het aantal aanvragen. Tijdens de bijeenkomsten worden binnengekomen aanvragen behandeld. De leden ontvangen de te bespreken dossiers uiterlijk één week voor de vergadering. Naast de geplande vergadering is het aan de voorzitter om tussentijds vergaderingen te beleggen voor (urgente)aanvragen. Op basis van het complete dossier formuleert de commissie binnen drie weken na ontvangst van het complete dossier, het handelingsgerichte advies. Als het nodig is om aanvullende informatie op te vragen bij de school die de aanvraag heeft ingediend of bij deskundigen, wordt de termijn met maximaal twee weken opgeschort. De directeur van het samenwerkingsverband neemt het besluit om het gevraagde arrangement of de toelaatbaarheidsverklaring al dan niet toe te kennen en voor welke periode. Daarnaast kan de commissie handelingsgerichte adviezen geven aan de aanvraagschool over de beste passende ondersteuning. Ook bij aanvragen die betrekking hebben op het terugstromen van een leerling naar het reguliere VO, neemt de directeur een besluit en kunnen adviezen worden geformuleerd. Het besluit en de adviezen worden binnen een week onderbouwd teruggekoppeld naar de aanvrager die het vervolgens terugkoppelt naar ouders. Een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven voor minimaal 1 jaar en maximaal 2 jaar. Daarna zal opnieuw bekeken worden welke ondersteuning passend is voor de leerling. In bijzondere gevallen (bijv. EMB leerlingen) kan een toelaatbaarheidsverklaring voor de hele schoolloopbaan worden afgegeven. De toelaatbaarheidsverklaring wordt voorzien van een nummer, de start- en einddatum en de overeengekomen bekostigingscategorie (categorie I, II of III). Tegen het besluit van de commissie om al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring toe te kennen, kunnen ouders en/of de school bezwaar aantekenen en in beroep gaan. 43 Doorlooptijd 4.9 ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF (OPP) Voor alle leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan de ondersteuning die binnen de basisondersteuning van een begeleidingsschool geboden kan worden, stelt de school een ontwikkelingsperspectief op. Het gaat dan om leerlingen van het VMBO, de HAVO en het VWO met extra ondersteuningsbehoefte en alle leerlingen die LWOO, PrO of VSO volgen. Het bevoegd gezag van de school stelt het OPP vast, nadat hierover zorgvuldig overleg is gevoerd met de ouders en leerling. Binnen zes weken na de start van het onderwijs of na constatering van de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling, moet een ontwikkelingsperspectief zijn vastgesteld. Dit geldt niet voor leerlingen die tijdelijk op een school zijn geplaatst omdat nog geen andere, geschikte onderwijsplek is gevonden. Bij het opstellen van het OPP is een gedragsdeskundige (orthopedagoog (generalist), (GZ) psycholoog, ontwikkelingspsycholoog) betrokken. Als sprake is van een gecombineerd traject met jeugdzorg, worden ook de betreffende ketenpartners betrokken. Het ontwikkelingsperspectief wordt ten minste een keer per schooljaar met de ouders geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. 44 Wat staat er in het ontwikkelingsperspectief? Het OPP gaat in op de mogelijkheden van de leerling. Het OPP beschrijft hoe dicht de leerling de gestelde doelen kan benaderen en welke extra ondersteuning daar voor nodig is. Het document biedt school, ouders en inspectie houvast bij het reflecteren op de gerealiseerde opbrengsten. In het OPP staan o.a. de belemmerende en stimulerende factoren van de leerlingen, mede op basis hiervan worden sociaal-emotionele en didactische doelen geformuleerd met een plan van aanpak op weg naar een te verwachten uitstroombestemming/niveau. Gegevens die aan de Toewijzingscommissie moeten worden aangeleverd vormen de basis van het ontwikkelingsperspectief van de leerling; • N.a.w. gegevens school en leerling; • De schoolloopbaan; • De capaciteiten en sociaal emotionele situatie; • De omstandigheden in de thuissituatie; • Overzicht van al uitgevoerde ondersteuningsactiviteiten en het effect ervan; • Betrokkenheid van instelling zorg en welzijn en effect ervan; • Wat moet er (in een periode) bereikt worden met de leerling (doelen); • Het verwachte uitstroomniveau van de leerling • De leerrendementsverwachting per leergebied • Bevorderende en stimulerende omstandigheden voor het bereiken van de doelen; • Belemmerende omstandigheden voor het bereiken van de doelen; De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee ook op het ontwikkelingsperspectief. 4.10 BEZWAAR EN BEROEP Als er over toelaatbaarheid een geschil is, dan is er een bezwaar- en beroepsprocedure op grond van de algemene wet bestuursrecht mogelijk. Dit betekent dat ouders eerst bij het bestuur van het samenwerkingsverband bezwaar maken. Vervolgens zal een onafhankelijke commissie het bestuur van het samenwerkingsverband adviseren. Het samenwerkingsverband neemt op grond van dat advies een besluit op het bezwaar. Als ouders het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij in beroep gaan bij de bestuursrechter en eventueel een voorlopige voorziening aanvragen. De beschikking over de toelaatbaarheid van de toewijzingscommissie is bindend. Op elke beschikking staat vermeld hoe belanghebbenden gebruik kunnen maken van de bezwaar- en beroepsprocedure. In alle gevallen zal het bestuur van het samenwerkingsverband erop toezien dat voorafgaand aan de formele procedures er een gesprek plaatsvindt tussen bezwaarmakers en samenwerkingsverband. 4.11 WERKAGENDA 2013-2014 • De afstemming passend onderwijs en jeugdzorg moet nog nader worden uitgewerkt. 4.12 WERKAGENDA 2014-2015 • LWOO en PrO (wel of geen opting out) worden nader uitgewerkt. 45 5. DOORLOPENDE LEER-EN ONDERSTEUNINGSLIJNEN Een onderdeel van alle doorlopende leerlijnen is de toewijzingscommissie. Binnen elke doorlopende leerlijn worden leerlingen met een bijzondere ondersteuningsbehoefte gemeld bij de toewijzingscommissie voorafgaand aan een nieuw schooljaar of tussentijds wanneer er sprake is van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte. De toewijzingscommissie brengt advies uit over de ondersteuning die de leerling binnen de doorlopende leerlijn van zijn schoolloopbaan nodig heeft. 5.1 PO-VO Tussen het SWV VO en het SWV PO is er regelmatig overleg en daar waar nodig en wenselijk afstemming op beleid en activiteiten. Het gaat over het maken van afspraken over leerlingvolgsystemen, een warme overdracht van dossiers en het vinden van een passende onderwijsplek voor iedere leerling. Leerlingen uit het primair onderwijs schrijven zich in bij een school voor voortgezet (speciaal) onderwijs naar keuze, rekening houdend met het schooladvies. Bij onduidelijkheid of twijfel over de overdrachtsgegevens neemt de ontvangende school altijd contact op met de contactpersoon van de toeleverende school. De aannamecommissie van de V(S)O-school beoordeelt aan de hand van het ondersteuningsprofiel van hun school en de richtlijnen van toelaatbaarheid of zij de betreffende leerling een passende onderwijsplaats kan bieden. Mocht de basisondersteuning die een school biedt onvoldoende (b)lijken, dan kan de VO-school via de verwijzingscommissie een aanvraag indienen voor extra ondersteuning. Hierbij kan het gaat over diverse arrangementen, binnen of buiten de school en mogelijkerwijs ook een (tijdelijke) plaats op een school voor VSO. NB: in de stroomschema’s vanuit OCW (die we nog aan zullen passen naar de situatie binnen ons samenwerkingsverband) staat omschreven hoe de stappen en communicatie in de overgang van PO naar VO precies verlopen. De overlegstructuur PO-VO wordt opnieuw ingericht. Het nieuwe overlegorgaan ‘Werkgroep’ krijgt twee opdrachten mee. De eerste opdracht is een adequate invoering van OSO in de regio. Het komen tot regioafspraken over hoe toelatingsbesluiten te nemen bij een uitgestelde CITO-toets is de tweede opdracht. Naast de ‘Werkgroep’ zal er afstemmingsoverleg plaatsvinden. De belangrijkste aandachtspunten voor dit overleg zijn: • Afspraken over (warme) overdracht PO-VO van leerlingen met een bijzondere ondersteuningsvraag; • Criteria m.b.t. het toekennen van arrangementen zo dicht mogelijk bij elkaar brengen (bovenop wat in het VO aan regulier ondersteuningsaanbod wordt geboden); • Afstemming m.b.t. werkwijzen, protocollen, planning e.d.; • Regionale afstemming op de bovengenoemde aspecten met de samenwerkingsverbanden Zutphen e.o. en Slinge-Berkel. Vanwege de afbouw van SZVO, het oude SWV, wordt nog één jaar het Parallelle Leerjaar aangeboden. Komend schooljaar wordt bekostigd door dit samenwerkingsverband en uitgevoerd door het SZVO. 5.2 SO-VSO Het is binnen ons samenwerkingsverband niet vanzelfsprekend dat een leerling vanuit het speciaal onderwijs (SO) automatisch doorstroomt naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Leerlingen die van het SO naar het VSO willen, melden zich aan bij een school voor V(S)O. Deze school beoordeelt, volgens dezelfde richtlijnen en criteria als bij alle leerlingen, of er sprake is van een behoefte aan extra ondersteuning. Mocht (de aannamecommissievan) de school voor V(S)O van mening zijn dat plaatsing binnen het VSO nodig is of dat er zodanig extra zware ondersteuning wenselijk lijkt dat een reguliere school in het VO deze niet kan bieden, dan legt de school waar de leerling zich heeft aangemeld het overdrachtsdossier voor aan de toewijzingscommissie. Deze commissie besluit over het al dan niet verstrekken van een toelaatbaarheidsverklaring voor het VSO cluster 3 of 4. 46 5.3 VO-VSO Ook leerlingen die reeds op een school voor regulier onderwijs zitten kunnen, door redenen van pedagogischdidactische aard, in aanmerking komen voor een plaats in het VSO. Bij uitzondering zal dit rechtstreeks gebeuren, maar vaker zullen eerst bepaalde vormen van extra ondersteuning (denk aan type arrangementen als Rebound, Herplaatsing of de Horizon-klas op het Isselborgh) worden ingezet. Wanneer bijvoorbeeld ouders van mening zijn dat hun kind beter tot zijn recht komt op het VSO, dan zal dit eerst worden besproken binnen de zorgstructuur van de school. De zorgcoördinator is de aangewezen persoon om te bepalen of een leerling wordt aangemeld bij de toewijzingscommissie, die vervolgens besluit over het al dan niet afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring. 5.4 SO-VO Leerlingen die op het speciaal onderwijs zitten en naar een school voor voortgezet onderwijs gaan, melden zich aan bij een school voor VO in het samenwerkingsverband. De aannamecommissie van de school voor VO beoordeelt de toelating. Bij aanmelding op een VSO-school is een TLV van het samenwerkingsverband verplicht. 5.5 (V)SO-VO Wanneer een leerling zich in voldoende mate ontwikkeld heeft op het VSO, dan kan deze leerling geplaatst worden op het VO of keert deze terug naar de school van herkomst of naar een andere school voor VO. In overleg met de ouders en de ontvangende school vindt een warme overdracht plaats. 5.6 VMBO-MBO Een belangrijk doel van samenwerking binnen onze regio is de aansluiting van VMBO op MBO en de ontwikkeling van doorlopende zorg- en leerlijnen VMBO-MBO-HBO. In lijn met het regionaal plan onderwijsvoorzieningen en de doelstellingen van regionale platforms bevordert het samenwerkingsverband initiatieven die gericht zijn op een verbeterde aansluiting van VMBO-MBO op de regionale arbeidsmarkt. Samen met betrokken gemeenten en werkgevers hebben we aandacht voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Profijt is zo’n initiatief waarin VO, VSO en MBO in de Achterhoek nauw samenwerken. Docenten ontmoeten elkaar 3 à 4 keer per jaar (per vakgroep) om te praten over de aansluiting VO – MBO binnen hun opleidingen/ vakgebied. Daarnaast zijn er vakoverstijgende groepen m.b.t. Taal & Rekenen, Decanaat, Zorg, Techniek en LOB. Directies van de aangesloten scholen vergaderen 5 keer per jaar en er zijn 2 coördinatoren (1 uit VO en 1 uit MBO) die elk voor ca. 0,8 fte voor Profijt werken. In het onderliggende convenant is het volgende overeengekomen: het doel van Profijt is om in gezamenlijk beleid zodanige voorwaarden te ontwikkelen, dat de inrichting van het onderwijs en de werkwijze in de scholen van het VBO en het VSO, in aansluiting tot het MBO, AOC Oost en ROC Graafschap College, leiden tot meer onderwijsdeelnemers, die (beroeps-) gekwalificeerd hun opleiding zullen afronden. De samenwerking met het HBO, vooralsnog Hogeschool Iselinge, heeft als doel versterking van de kennisinfrastructuur en versterking van de onderlinge en externe relatiestructuur. Profijt is gericht op het versterken van de beroepskolom en onderscheidt vier overkoepelende thema’s: • Verbeteren van programmatische aansluiting door het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen; • Verbeteren van loopbaanoriëntatie en –begeleiding; • Bewaken van doorlopende zorglijnen en pedagogische ontwikkelingen voor specifieke groepen leerlingen; • Versterken kennisinfrastructuur en betere samenwerking onderwijs – bedrijfsleven. 5.7 AANSLUITING OP ARBEID Het primaire doel van ons samenwerkingsverband is de leerlingen zodanig onderwijs te bieden dat zij hun schoolloopbaan gediplomeerd en/of met een startkwalificatie kunnen afsluiten. Sommige leerlingen zullen dit doel niet kunnen halen. Wij bereiden hen voor op een arbeidsplaats in de regio. In de voorliggende jaren ging het hierbij voornamelijk om leerlingen in het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Voor hen zijn er arbeidsmarktgerichte routes inclusief begeleiding bij de overgang van school naar werk. Dit in lijn met de (wettelijke) verantwoordelijkheid voor uitstroomroutes. 47 Hoewel het nog niet duidelijk is of dit voor het VO ook een wettelijke taak wordt, bieden diverse scholen in ons samenwerkingsverband leer- en begeleidingstrajecten naar arbeid voor leerlingen. Zo dragen wij bij aan het realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten, zoals: • meer jongeren behalen een startkwalificatie; • meer jongeren verwerven duurzaam een inkomen uit arbeid; • meer jongeren participeren actief in de samenleving. Scholen zijn zelf maatschappelijk verantwoordelijk voor de aansluiting op arbeid voor leerlingen bij wie alle inzet om een diploma of startkwalificatie te halen, geen effect heeft gesorteerd. Voor de leerlingen in het VO ligt er ook een verantwoordelijkheid voor aansluiting op het MBO indien zij ongediplomeerd van school gaan (entree-trajecten). Leerlingen in het Praktijkonderwijs en het Voortgezet Speciaal Onderwijs beschikken over begeleidingsmogelijkheden die de nadruk leggen op vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen functioneren. De vraag vanuit de arbeidsmarkt is bepalend voor de inrichting van de leerroutes richting werk. Een gezamenlijk initiatief om de toeleiding tot de arbeidsmarkt te verbeteren is Werknet . Werknet is een initiatief van AOC Oost, PRAKTICON, VSO cluster 3, VSO cluster 4, de gemeenten, het Werkgeverservicepunt en het UWV. Het Werknet heeft als doel het verbinden en ontwikkelen van leer/werktrajecten. Het gaat hier om jongeren die over onvoldoende vaardigheden beschikken om te kunnen worden bemiddeld naar een reguliere werkgever en voor wie regulier onderwijs niet voldoet om die vaardigheden te verwerven. In deze trajecten worden jongeren op een alternatieve manier, met maatwerk, vanuit de situatie waarin ze terecht gekomen zijn, uiteindelijk naar de arbeidsmarkt geleid met al of niet een diploma of certificaten. Onderdeel van de trajecten is een combinatie van re-integratie, onderwijs en jobcoaching. Het budget dat verschillende partijen in fases van dat traject op tafel kunnen leggen wordt gebundeld. Hierdoor wordt er een doorlopend traject van gemaakt. Vanaf 1 augustus 2014 maakt Werknet de overgang van project naar een structurele voorziening bekostigd uit regulier beschikbare middelen. Dit betekent dat er op zijn laatst aan het eind van dit project een meerjarig convenant overeengekomen zal zijn tussen de partijen. Werknet is nauw verbonden met de werkgevers door middel van de werkgeversservicepunten (samenwerkingsverband van UWV, SW Bedrijven en gemeenten die mede invulling geven aan de integrale dienstverlening naar werkgevers). Hiermee is Werknet is de verzamelnaam voor alle bestaande en toekomstige leer-/werktrajecten waarin jongeren op een alternatieve manier, met maatwerk, vanuit de situatie waarin ze terecht gekomen zijn, uiteindelijk door een combinatie vanuit re-integratie, onderwijs en jobcoaching naar de arbeidsmarkt worden geleid met al dan niet een diploma of certificaten. 5.8 UITSTROOM NAAR DAGBESTEDING Voor een beperkt aantal leerlingen in het VSO is er geen perspectief op arbeid, ook niet binnen de sociale werkvoorzieningen met ‘gesubsidieerde ondersteuning’. Voor deze leerlingen is het ontwikkelingsperspectief gericht op het vinden van een zinvolle dagbesteding. Om ook deze doelgroep in het samenwerkingsverband optimaal te kunnen ondersteunen kan samenwerking worden gezocht met ketenzorgpartners c.q. AWBZ- en/of WMO-voorzieningen. 5.9 VOORKOMEN THUISZITTERS Tot de monitoringsfunctie (zie programma 5 meerjarenbegroting) behoort ook het volgen van leerlingen die (dreigen) tot de groep thuiszitters (te gaan) behoren. De regio Achterhoek hanteert hiervoor een preventieve aanpak ten aanzien van thuiszitters. De scholen in het PO, VO en MBO en de gemeenten hebben een verzuimprotocol ingesteld. Elke leraar registreert verzuim en signaleert vroegtijdig opvallend verzuim. Deze werkwijze wordt inmiddels een jaar gehanteerd en evaluatie van de werkwijze door het samenwerkingsverband kan de werkwijze verder verbeteren. Naast deze preventieve aanpak is een curatieve aanpak nodig. Voordat een curatieve aanpak wordt ontwikkeld, is het nodig om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek zoals het aantal ontheffingen en thuiszitters. Het samenwerkingsverband heeft hier nog geen zicht op en zet dit als prioriteit in de ontwikkelagenda. 48 5.10 AFSPRAKEN OVER OVERDRACHT Over de overdracht van leerlingen zijn binnen het samenwerkingsverband de volgende gezamenlijke afspraken gemaakt: • De overdracht gebeurt digitaal; • En wel volgens het OSO; • De richtlijnen voor een warme overdracht worden hierbij gevolgd; • Er is altijd de mogelijkheid om aanvullende informatie op te vragen bij de aanleverende school. 5.11 WERKAGENDA 2013-2014 • Komen tot een verdeling over verantwoordelijkheden/taken met de afdeling RMC-/leerplicht van de gemeente(n). 5.12 WERKAGENDA 2014-2015 • 49 6. OUDERBETROKKENHEID 6.1 INLEIDING Bij de toelating tot een VO-school van een leerling worden onderwijsbehoeften van de leerling vastgesteld. De focus is binnen passend onderwijs verschoven van de beperking van leerling naar de kansen die hij heeft. Dit vraagt (op onderdelen) ook om andere begeleidingsactiviteiten. Leerling en ouders worden hierbij, als deskundigen, betrokken. Tevens wordt gezamenlijk een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Op basis van de onderwijsbehoeften wordt bepaald welke ondersteuning de leerling nodig heeft binnen school. Waar we voorheen gericht waren op de beperkingen van een leerling, kijken we nu naar de kwaliteiten en onderwijsbehoeften van de leerling. De school brengt in kaart hoe zij tegemoet kan komen aan deze (bijzondere) onderwijsbehoeften of gaat, indien zij dit niet kan waarmaken, met ouders op zoek naar een andere school. Wanneer een leerling extra ondersteuning nodig heeft wordt er een arrangement opgesteld waarin de begeleiding wordt omschreven. Ouders worden intensief betrokken bij beslissingen en de toewijzing van een arrangement is helder en transparant. Met ouders, interne en externe deskundigen wordt constructief samen gewerkt 6.2 SAMENWERKING MET OUDERS Ouders krijgen binnen passend onderwijs een andere positie. Zij worden gezien als gelijkwaardige deskundigen als het gaat om hun kind, onze leerling. Het is van belang dat ouders betrokken worden bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief en de onderwijsbehoeften van de leerling en bij het kiezen van het daarbij passende arrangement. Naast de onderwijsbehoeften van leerlingen is er aandacht voor ondersteuningsbehoeften van ouders. Belangrijk in de samenwerking met ouders is dat het onderwijssysteem transparant is. Ouders krijgen inzicht in het ondersteuningsprofiel van de school. Toelatingscriteria, maar ook criteria voor de toewijzing van een arrangement moeten helder zijn voor ouders. Ouders kunnen door middel van deelname aan een Medezeggenschapsraad (MR) ook zitting nemen in de Ondersteuningsplanraad (OPR). Deze OPR bestaat uit een vertegenwoordiging van ouders, personeelsleden en eventueel leerlingen van de scholen in het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het OP van het samenwerkingsverband. Het schoolondersteuningsprofiel wordt beoordeeld door de MR van elke school. Ook hierin is de rol van ouders geborgd. 6.3 ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF Het opstellen van een ontwikkelingsperspectief is verplicht voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Dit geldt niet voor leerlingen die ondersteuning ontvangen vanuit de basisondersteuning van de school. De verplichte onderdelen in het ontwikkelingsperspectief zijn: 1. De te verwachten uitstroombestemming van de leerling; 2. De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling. Deze onderbouwing bevat de samenhangende argumenten die relevant zijn voor het onderwijs en die daarmee de keuze onderbouwen voor een uitstroombestemming; 3. In het ontwikkelingsperspectief is ook ondersteuning en begeleiding opgenomen en, indien aan de orde, de afwijkingen van het onderwijsprogramma. Ten minste jaarlijks evalueert de school met de ouders het ontwikkelingsperspectief. Op basis van deze evaluatie treft de school, indien nodig, extra maatregelen om de leerling op de koers van de vastgelegde uitstroombestemming te houden of stelt het ontwikkelingsperspectief bij. Binnen ons samenwerkingsverband wordt grote waarde gehecht aan de ouderbetrokkenheid. Niet alleen betrokkenheid van ouders, maar ook hun commitment en regie zijn essentieel. Het is van groot belang dat ouders al bij de overdracht van PO naar VO betrokken zijn. Het moet voor ouders helder zijn wat de VO school kan bieden aan een leerling met extra ondersteuningsbehoeften, zodat zij een verantwoorde keuze kunnen maken. Transparantie in aanbod en handelen is hierbij van belang. Concreet betekent dit openheid van zaken 50 als het gaat om het ondersteuningsprofiel van de school, het ontwikkelingsperspectiefplan met daarin het ontwikkelingsperspectief en de eventuele inzet van arrangementen. Naast de jaarlijkse evaluatie worden ouders betrokken bij grote wijzigingen in de doelen of inzet van de ondersteuning. 6.4 GESCHILLEN Het kan voorkomen dat ouders zich niet kunnen vinden in het besluit van het samenwerkingsverband. Ouders kunnen dit kenbaar maken aan de Bezwaaradviescommissie van het samenwerkingsverband. Wanneer na overleg met het samenwerkingsverband en advies van de Bezwaaradviescommissie over het besluit, er sprake blijkt te zijn van een geschil, dan kan men hiervoor terecht bij de landelijke geschillencommissie. Deze (tijdelijke) landelijke geschillencommissie houdt zich bezig met geschillen op het terrein van passend onderwijs tussen ouders en school. Vanaf 1 augustus 2014 zal deze commissie oordelen in een geschil tussen ouders en het bevoegd gezag van scholen voor PO, VO en (V)S) over: • De (weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven; • De verwijdering van leerlingen; • Het ontwikkelperspectief. De geschillencommissie doet uitspraken over de toelating in het kader van passend onderwijs. Dat is niet aan de orde indien het besluit over toelating te maken heeft met plaatsgebrek of niet voldoet aan de voorwaarden die het bevoegd gezag of de wet stelt voor inschrijving. 6.5 WERKAGENDA 2013-2014 • • Geschillenregeling uitwerken; Communicatie nog verder uitwerken in overleg met bestuur. 6.6 WERKAGENDA 2014-2015 • 51 7. KWALITEIT 7.1 EEN OVERZICHT VAN INDICATOREN EN DOELSTELLINGEN Vanuit de Inspectie van het Onderwijs wordt toezicht gehouden op de uitvoering van de Wet passend onderwijs. De inspectie heeft hiervoor het Toezichtkader Passend Onderwijs ontwikkeld. Het toezicht op de samenwerkingsverbanden valt onder integraal toezicht, omdat het in samenhang toezicht houdt op de kwaliteit, de naleving van de wet en het financiële beleid. Voor het kwaliteitszorgbeleid van het samenwerkingsverband is het waarderingskader van de inspectie het uitgangspunt, aangevuld met specifieke doelstellingen en afspraken in het samenwerkingsverband. In het waarderingskader van de inspectie is onderscheid gemaakt tussen drie normindicatoren: 1. Resultaten: het samenwerkingsverband voert de opgedragen taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. 2. Management en organisatie: het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 3. Kwaliteitszorg: het samenwerkingsverband heeft zorg voor de kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen. De inspectie houdt niet alleen toezicht op de kwaliteit, maar ook op de naleving van wettelijke voorschriften voor de samenwerkingsverbanden, zoals de regels voor vaststelling van het ondersteuningsplan en de verantwoording via jaarverslaggeving. Wanneer de normen van basiskwaliteit opgesteld door de inspectie, bekend zijn zal het kwaliteitsbeleid daarop aangepast worden. Het samenwerkingsverband houdt zo zicht op de onderwerpen die ook voor de inspectie van belang zijn. 7.2 KWALITEITSZORGBELEID VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND Het kwaliteitszorgbeleid is erop gericht gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van het samenwerkingsverband en waar nodig te verbeteren, op basis van systematisch onderzoek. Het kwaliteitszorgbeleid stelt daarmee het bestuur van het samenwerkingsverband in staat om met voldoende inzicht te sturen op gewenste beleidsresultaten, en bijbehorende inzet van middelen. Voor beoordelen van kwaliteit samenwerkingsverband is het nodig: • Te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben; • Zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van het samenwerkingsverband; • Te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is. A. Krijgen leerlingen de ondersteuning waar ze recht op hebben? Binnen het samenwerkingsverband wordt onderscheid gemaakt tussen: • Basisondersteuning: Voldoen scholen aan de afspraken over de basisondersteuning? • Extra ondersteuning: Voorziet het samenwerkingsverband in een dekkend aanbod van passende onderwijsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben? Voldoen scholen aan de afspraken over de basisondersteuning? Elke school moet voldoen aan de basisondersteuning: In het ondersteuningsplan is basisondersteuning omschreven als het geheel van preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd. Om het niveau van basisondersteuning vast te stellen wordt gebruik gemaakt van de 4 niveaus van ondersteuning. Binnen het samenwerkingsverband is afgesproken dat elke school VO-school ten minste 52 voldoet aan niveau begeleidingsschool. Scholen met LWOO-afdelingen en praktijkscholen moeten aan de voorwaarden van de dialoogschool voldoen. Daarnaast dienen scholen voldoende te scoren op de opbrengsten, een ondersteuningsprofiel te hebben met een ontwikkelagenda. Het samenwerkingsverband heeft inzicht in deze gegevens en stuurt erop dat scholen hieraan voldoen. In het document Niveau van basisondersteuning VO-scholen staat beschreven in hoeverre de VO-scholen voldoen aan de profielen begeleidingsschool of dialoogschool. Hoewel de scholen zorgplicht hebben, en aan kwaliteitseisen moeten voldoen, is onderstaand overzicht niet bedoeld om toezicht te houden of om deze verantwoordelijkheid over te nemen van de scholen. Daar zijn aparte toezichtkaders voor ontwikkeld. Wel heeft het samenwerkingsverband de informatie nodig om vast te stellen of het samenwerkingsverband ervoor zorgt dat leerlingen de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. De inspectie heeft de overlappende beleidsterreinen erkend en heeft gezegd daar rekening met te houden in haar oordelen. Hieronder staat hoe het samenwerkingsband gegevens verzamelt om vast te stellen of scholen aan het niveau van basisondersteuning voldoet. Waar moet een VO-school aan voldoen? Indicatoren begeleidingsschool/dialoogschool Waar halen we gegevens vandaan? In het bijlagenboek van het OP staan de profielen uitgewerkt Opbrengsten voldoende Opbrengstenkaarten School heeft een ondersteuningsprofiel School heeft een plan van aanpak ter verbetering: de ontwikkelagenda School werkt planmatig aan verbetering van de punten op de ontwikkelagenda Het ondersteuningsprofiel Het ondersteuningsprofiel In jaarverslag staan plannen en evaluaties rondom passend onderwijs Wat doet (kwaliteitszorg) SWV? Analyse van inventarisatie van maart 2014 waarin scholen hebben aangegeven hoe ver ze zijn met indicatoren van het profiel begeleidings- of dialoogschool. Critical friends project waarbij scholen elkaar bezoeken en zich richten op een aspect van passend onderwijs. Hierbij kan mogelijk aangesloten worden bij het critical friends traject dat AchterhoekVO sinds dit jaar organiseert. Analyse op opbrengstenkaart per school SWV maakt een overzicht van de ondersteuningsprofielen. SWV maakt een overzicht van de ontwikkelagenda’s en eventuele ondersteuningsbehoefte bij de uitvoering daarvan. Voorziet het samenwerkingsverband in een dekkend aanbod van passende onderwijsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben? Voor het monitoren van extra ondersteuning wordt gebruik gemaakt van normindicator 1 ‘resultaten’ van het waarderingskader van de inspectie. • Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben (is er een dekkend aanbod); • Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en plaatsing van leerling tijdig en effectief; • Het samenwerkingsverband zet zijn middelen doelmatig in; • Het samenwerkingsverband realiseert de beoogde kwantitatieve en kwalitatieve resultaten die het voor leerlingen heeft opgesteld; • Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk) extra ondersteuning nodig hebben; • Het samenwerkingsverband stemt goed af met jeugdzorg en WMO zorg. Extra ondersteuning kan op de school of buiten de school worden geboden. Scholen krijgen van het samenwerkingsverband een budget om op school extra ondersteuning te kunnen bieden. Via de toewijzingscommissie kunnen scholen daarnaast extra middelen ontvangen voor specifieke extra 53 ondersteuning op school. Wanneer een leerling extra ondersteuning nodig heeft dat niet op de school geboden kan worden, kan de leerling een arrangement toegewezen krijgen voor een arrangement buiten de school, zoals een bovenschoolse voorziening of het speciaal voortgezet onderwijs. Om na te gaan of het samenwerkingsverband de resultaten behaalt, heeft het samenwerkingsverband inzicht nodig in een aantal zaken. Op hooflijnen gaat het om inzicht in het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft, het totaal aanbod van extra ondersteuning op school en buiten de school en de kwaliteit daarvan, de besteding van middelen dat scholen krijgen van het samenwerkingsverband voor extra ondersteuning, de besteding van de middelen voor extra ondersteuning via de toewijzingscommissie. • • • • • • • • Scholen verantwoorden hoe zij het budget dat zij van het samenwerkingsverband ontvangen besteed wordt. Het samenwerkingsverband heeft inzicht in het aantal leerlingen dat extra ondersteuning krijgt en in welke vorm; Het samenwerkingsverband registreert elke aanvraag bij het samenwerkingsverband, dat binnen komt bij de toewijzingscommissie, welke beslissing genomen wordt en binnen welke termijn. Zo kan bepaald worden hoeveel leerlingen een arrangement wordt toegewezen en of dit binnen de wettelijke termijnen gebeurt; De toewijzingscommissie stelt daarvoor heldere criteria op en deze worden jaarlijks geëvalueerd. Om vast te stellen hoe de leerlingen presteren wordt gedacht aan een leerlingvolgsysteem waarin de leerlingen die via het samenwerkingsverband extra ondersteuning aangeboden krijgen worden gevolgd. Dit onderdeel moet verder uitgewerkt worden in lijn met de afspraken over arrangeren en toewijzen in het samenwerkingsverband; De toewijzingscommissie evalueert tevens de verschillende arrangementen en andere vormen van extra ondersteuning van het samenwerkingsverband stelt deze bij, indien blijkt dat er geen dekkend aanbod in de regio is. Het samenwerkingsverband heeft heldere kwantitatieve en kwalitatieve doelen opgesteld die getoetst kunnen worden; Het samenwerkingsverband heeft het verzuim in de regio in beeld. Het aantal thuiszitters is een van de parameters voor de risicoanalyse van de inspectie. Op basis van de risicoanalyse bepaalt de inspectie of het inspectieonderzoek verder wordt uitgebreid dan een analyse op de resultaten alleen; Het samenwerkingsverband werkt samen met verschillende partijen en evalueert de kwaliteit van deze samenwerkingen. B. Is de bestuurlijke en organisatorische inrichting van het samenwerkingsverband doelmatig? Dit betekent dat het samenwerkingsverband zijn missie en doelstellingen weet te realiseren en door een slagvaardige aansturing, effectieve communicatie en een doelmatige inzichtelijke organisatie. Op dit moment kan het OP hierin voorzien. Komend jaar zou een evaluatiebijeenkomst met de betrokken partijen uitgevoerd kunnen worden: bijvoorbeeld op de grootste knelpunten en succesfactoren van het samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden in de regio Achterhoek werken samen. De bestuurlijke en organisatorisch inrichting betreft daarom niet alleen het samenwerkingsverband, maar ook de afspraken die gemaakt worden op regioniveau. Een helder overzicht van kwalitatieve en kwantitatieve doelen stelt het samenwerkingsverband in staat hierop te evalueren. C. Is de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig? Hiervoor moet een koppeling gemaakt worden tussen de uitgaven, passend binnen de meerjarenbegroting enerzijds en de realisatie van de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van het samenwerkingsverband anderzijds. In de registratie van elke aanvraag en het verloop van de aanvraag hoort ook een weergave van de financiële consequenties. 7.3 VERANTWOORDING Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden leggen via het jaarverslag, jaarrekening en het ondersteuningsplan verantwoording af over de inzet van de ontvangen middelen en de daarmee bereikte resultaten. Daarnaast legt het bestuur van het samenwerkingsverband verantwoording af aan de algemene 54 ledenvergadering en aan de inspectie. Op deelaspecten legt het samenwerkingsverband verantwoording af aan relevante partners, zoals de gemeente inzake jeugdmaatschappelijk werk en het primair onderwijs inzake de doorstroom en toewijzing van arrangementen. 7.4 WERKAGENDA 2013-2014 • Ten aanzien van kwaliteit zal bij de nadere uitwerking van de kwaliteitszorg aansluiting worden gezocht bij de huidige methoden van monitoring binnen de scholen. Indien nodig zullen aanvullende instrumenten worden ontwikkeld. 7.5 WERKAGENDA 2014-2015 • 55 8. FINANCIËN In dit hoofdstuk presenteren we de budgetten die het samenwerkingsverband vanaf 1 augustus 2014 ontvangt en uitgeeft in een meerjarenbegroting, die loopt tot en met 2021, het eerste jaar waarin van verevening geen sprake meer is. De meerjarenbegroting is in het bijlagenboek bij dit ondersteuningsplan opgenomen. In dit hoofdstuk geven we een toelichting op de inkomsten en uitgaven en keuzes die het samenwerkingsverband daarin heeft gemaakt, naast de verplichtingen die moeten worden nagekomen. De meerjarenbegroting kent dan ook een nadrukkelijke relatie met de overige hoofdstukken van het ondersteuningsplan. De meerjarenbegroting is in de eerste plaats een financiële vertaling van de gemaakte keuzes in het ondersteuningsplan. In dit samenwerkingsverband zijn de financiën echter ook sturend geweest in deze keuzes. Dit heeft te maken met enerzijds de negatieve verevening van ruim € 1,7 miljoen, die het samenwerkingsverband de komende jaren moet verwerken, en anderzijds met de uitspraak van de leden dat passend onderwijs gefinancierd moet worden uit de bekostiging zoals deze vanaf 1 augustus 2014 geldt. Voor deze regio geldt verder dat er niet alleen een flinke transitie (= stelselwijziging) moet worden doorgevoerd naar passend onderwijs, maar tevens een transformatie naar een situatie waarin het voortgezet onderwijs een bestaande en goed functionerende bovenschoolse voorziening met lesplaatsen, opvangmogelijkheden en georganiseerde expertise verliest. Met name deze transformatie vraagt van het samenwerkingsverband een zorgvuldige overgang van de oude naar de nieuwe situatie en de nodige investeringen. De meerjarenbegroting zoals deze in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd en toegelicht geeft aan wat de begroting voor schooljaar 2014-2015 is en geeft inzicht in de begroting voor de schooljaren erna. Voor deze jaren geldt dat de begroting jaarlijks besproken wordt in relatie tot het ondersteuningsplan en vooral de ontwikkelingen in de praktijk. Op basis van deze besprekingen kan de begroting op onderdelen worden aangepast, of het beleid worden bijgesteld. Uitgangspunten 1. De meerjarenbegroting gaat uit van de bekostiging zoals deze vanaf 1 augustus 2014 geldt, hetgeen betekent dat er geen aanspraak wordt gedaan op de lumpsumgelden van de scholen. Teneinde dit te bereiken moet het aantal VSO-leerlingen in de regio terug naar de landelijke norm en het aantal PrO- en LWOO-indicaties worden verminderd. Dit uitgangspunt heeft nog geen vertaling gevonden in de meerjarenbegroting. 2. Het samenwerkingsverband zet, vooral in de eerste twee jaren in op de versterking van de basisondersteuning van leerlingen in het VO en zet middelen en expertise in om deze ondersteuning optimaal te kunnen realiseren. De VO scholen blijven zelf verantwoordelijk voor deze versterking van de basisondersteuning. De voorwaarden en eisen die zijn omschreven in de profielen voor de basisondersteuning van de begeleidingsscholen en de dialoogscholen vormen hiervoor het fundament. Deze beide profielen worden per school vertaald in de schoolondersteuningsprofielen. 3. De versterking van de basisondersteuning mag niet ten koste gaan van de noodzaak en de continuïteit van de extra ondersteuning. Hierbij kan ook het VSO van betekenis zijn. Toelichting op de meerjarenbegroting In de toelichting wordt de opbouw van de meerjarenbegroting per schooljaar 2013-2021 gevolgd. De opbouw kent de volgende vier onderdelen: 1. Baten 2. Lasten VSO, PrO & LWOO 3. Lasten Ondersteuningsplan 4. Resultaat BATEN De inkomsten van het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op de ILT t-1 en zijn opgesteld conform de wet. De laatste gepubliceerde telling is 1 oktober 2013 (versie januari 2014). De onderstaande toelichting verwijst conform overzicht bekostiging OCW naar het bekostigingsoverzicht van OCW, getiteld Bekostiging SWV vanaf 2014 en gedateerd op januari 2014. De inkomsten en leerlingenprognose voor de jaren daarna zijn hierop gebaseerd. 56 Het samenwerkingsverband heeft te maken met een negatieve verevening. Dit betekent dat het budget voor zware ondersteuning in de jaren 2015-2016 tot en met 2019-2020 geleidelijk aan wordt afgebouwd. Het budget voor zware ondersteuning is in het overgangsjaar 2014-2015 beperkt, omdat het dan nog bestaat uit het schooldeel van het LGF-geld (gebaseerd op 1 oktober 2013) plus € 16,65 per leerling. In dat jaar betaalt het samenwerkingsverband nog niet de VSO ondersteuningsbekostiging en de eventuele tussentijdse groei van het VSO komt in dat schooljaar nog voor rekening van OCW. Naast het budget voor zware ondersteuning ontvangt het samenwerkingsverband een tweede hoofdbudget, namelijk het budget voor lichte ondersteuning: € 87,- per leerling in het VO. Aangezien er in ons samenwerkingsverband sprake is van een negatief herverdeeleffect ten aanzien van het eerdere budget dat was gerelateerd aan het aantal leerlingen in 3 en 4 vmbo (€ 401,- per leerling), wordt dit verschil in het eerste jaar voor 66% gecompenseerd en in het tweede jaar voor 33%. Het verschil is: € 27.957,-. Rugzakgelden De rugzakken bestaan uit twee delen, een Schooldeel en een deel Ambulante Begeleiding (AB- deel). In de totale rugzak van een leerling in het regulier VO zit momenteel ongeveer € 6.400, in het LWOO/PrO ongeveer € 4.800. Het Schooldeel bedraagt voor de reguliere VO-scholen ongeveer de helft van het totale bedrag van € 6.400, namelijk ongeveer € 3.200. Voor het LWOO/PrO is het Schooldeel ongeveer de helft lager, namelijk € 1.600. Het AB-deel is in beide gevallen even groot, ongeveer € 3.200. Per type rugzak kunnen de bedragen enigszins verschillen. Invoering van het stelsel passend onderwijs betekent het einde van LGF-systematiek. De middelen blijven wél beschikbaar. Ze worden in het nieuwe stelsel toegekend aan de samenwerkingsverbanden, als onderdeel van het nieuwe (verevende) budget voor vormen van zware ondersteuning (€ 504). Het Schooldeel van het (voormalige) rugzakgeld ontvangt het SWV in dit kader vanaf 1 augustus 2014. Ook de omvang van het AB-deel van de rugzak is met de invoering van passend onderwijs aan verandering onderhevig. Deze verandering verloopt geleidelijker dan de verandering van het Schooldeel. Deze middelen worden feitelijk per 1 augustus 2016 aan het budget toegevoegd. Op vrijwillige basis is dit per 1-8-2014 mogelijk, indien gebruik wordt gemaakt van Opting out. Van Opting out is sprake als een samenwerkingsverband en alle VSO-scholen die betrokken zijn bij het leveren van ambulante begeleiding op vrijwillige basis afspraken maken over het per 1 augustus 2014 binnen het samenwerkingsverband onderbrengen van alle ambulant begeleiders (indiensttreding bij het samenwerkingsverband of één van de schoolbesturen). In ruil hiervoor ontvangt het samenwerkingsverband direct per 1 augustus 2014 alle middelen die op 1 oktober 2013 gemoeid zijn met ambulante begeleiding. Samenwerkingsverband 25-03 past de Opting outconstructie niet toe. De inkomsten op rij: 1. Lichte ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW Het budget voor lichte ondersteuning bestaat uit vier samengevoegde budgetten, namelijk: a. het Regionaal Zorgbudget; b. Rebound middelen c. Herstart middelen d. Op de Rails middelen 2. LWOO (zie ook lasten LWOO): dit geldt vanaf 1 januari 2016 en is conform overzicht bekostiging OCW. 3. PrO (zie ook lasten PrO): dit geldt vanaf 1 januari 2016 en is conform overzicht bekostiging OCW. 4. Verevening lichte ondersteuning algemeen: betreft de verevening als gevolg van de overgang van de telling 3 en 4 vmbo naar alle leerlingen VO. 5. Zware ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW. 6. Verevening zware ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW. 7. Overige baten: basisbekostiging VSO (peildatum) te ontvangen van VO. 8. Geoormerkte baten: het gaat hier om de baten betreffende 1) de bovenschoolse voorziening (Rebound en Herplaatsing) op basis van 60 leerlingen op schooljaarbasis: het is de overdracht van de basisbekostiging (€800 per maand) vanuit de school waar de leerling staat ingeschreven gedurende de verblijfsduur in de bovenschoolse voorziening, en 2) Herstart / Op de Rails van €800,- per leerling per maand. 57 LASTEN VSO, PrO & LWOO Een deel van deze uitgaven wordt uitgevoerd door DUO op basis van de hierboven aangegeven ILT-gegevens. 1. Afdracht LWOO (via DUO). 2. Afdracht PrO (via DUO). 3. Afdracht VSO (via DUO): mede op basis van de gemaakte prognoses, maar vooral op basis van de afspraak om het VSO in 2020 teruggebracht te hebben naar de landelijke norm, is de afdracht VSO berekend. Dit betekent het volgende: het samenwerkingsverband kent op dit moment 363 categorie 1 leerlingen (volgens de telling van 01-10-2013); dat is 0,89% boven de landelijke norm (volgens de telling van 01-102011); om op het landelijk gemiddelde te komen, betekent dit dat er in de komende jaren 90 leerlingen minder naar het VSO moeten en in het reguliere VO moeten worden opgevangen. Zie ook programma 2B: hier is een stelpost opgenomen voor (deels) niet gerealiseerde reductie VSO vanaf 2017/18. 4. Afdracht VSO, peildatum, (tussentijdse groei VSO), ondersteuningsbekostiging: deze geldt vanaf schooljaar 2015-2016 en is wettelijk verplicht; het samenwerkingsverband voert dit uit. 5. Afdracht VSO, peildatum, (tussentijdse groei VSO), basisbekostiging. LASTEN ONDERSTEUNINGSPLAN Uitgaven die voortvloeien uit de keuzes die het samenwerkingsverband maakt. De bovengenoemde afdrachten zijn bepalend voor de hiervoor beschikbare middelen. 1. Verplichte besteding AB bij VSO in het schooljaar 2015-2016: aangezien het samenwerkingsverband niet heeft gekozen voor opting out wordt in 2014-2015 (het zogenaamde overgangsjaar) het AB-deel van de rugzakgelden door DUO rechtstreeks uitgekeerd aan de VSO scholen; in 2015-2016 ontvangt het SWV deze gelden, maar moeten deze verplicht worden besteed bij de VSO scholen die tot dan toe de AB-diensten leverden (verplichte winkelnering). 2. Versterking basisondersteuning Begeleidingsschool: beschikbare middelen voor de komende drie jaar bestaande uit €5.000 per BRIN en €25 per leerling voor het verder ontwikkelen en versterken van de basisondersteuning. In aanloop naar schooljaar 2017-2018 zal geëvalueerd en bepaald worden welke middelen in de overige schooljaren nodig zijn. 3. Versterking basisondersteuning Dialoogschool: beschikbare middelen voor de komende drie jaar bestaande uit €5.000 per BRIN en €25 per leerling voor het verder ontwikkelen en versterken van de basisondersteuning. In aanloop naar schooljaar 2017-2018 zal geëvalueerd en bepaald worden welke middelen in de overige schooljaren nodig zijn. 4. Eenmalige LGF: 80% schooldeel 1-10-2013). 5. Aanvullende arrangementen buiten de school (Rebound/Herplaatsing): de voorziening is berekend op maximaal 5 fte en een halvering in vijf jaar. 6. Arrangeren en toewijzen: het samenwerkingsverband heeft ervoor gekozen om a) de toelating van de leerlingen tot het VSO, b) de indicering PrO en LWOO (vanaf schooljaar 2015-2016) en c) het toewijzen van de arrangementen onder te brengen bij de toewijzingscommissie, die onder leiding staat van de directeur van het samenwerkingsverband en verder bestaat uit een orthopedagoog en enkele nog nader te benoemen vertegenwoordigers en specialisten (zie § 4.8 op blz. 26). Bijzondere expertise wordt op afroep ingeschakeld door de commissie. Alle overige werkzaamheden en diensten worden geleverd vanuit de bestaande aanstellingen op de scholen (of andere instellingen) en brengen geen kosten met zich mee voor het samenwerkingsverband. 7. Sturing en monitoring: het samenwerkingsverband gaat ervan uit dat het verder ontwikkelen van passend onderwijs in de regio en het monitoren (kwaliteitszorg) van de voortgang de eerste jaren vraagt om nader onderzoek en doorontwikkeling; daarvoor is een jaarlijks bedrag van € 25.000 opgenomen in de begroting. 8. Overgangsmaatregelen: het oude samenwerkingsverband verzorgt in het schooljaar 2014-2015 nog één jaar het zogenaamde parallelle leerjaar, maar ontvangt daarvoor geen financiële middelen; hiervoor is een bedrag van € 65.000 in de begroting opgenomen. Daarnaast is er ruimte voor het bekostigen van andere overgangsmaatregelen. 9. Bestuur, management, administratie en organisatie: het gaat hier onder andere om de personele lasten van de directeur, de secretarieel medewerker en de beleidsmedewerker; verder hebben we hier de dotatie voor het weerstandsvermogen ondergebracht (totaal: €450.000 op te bouwen in de eerste drie schooljaren; op basis van een risico-analyse in schooljaar 2014-2015 wordt het definitieve weerstandsvermogen vastgesteld). 10. Onvoorzien 58 11. Arrangementen: het gaat hier om arrangementen die lopen via de toewijzingscommissie; de arrangementen worden nog nader bepaald; hierin is ook de stelpost niet gerealiseerde reductie VSO opgenomen vanaf 2016-2017. Herstart / Op de Rails is één van de arrangementen. 12. Beleidsrijk MJB: geld dat nu nog geen bestemming heeft maar gereserveerd wordt voor nog te ontwikkelen nieuw beleid. RESULTAAT De volgende onderwerpen verdienen nog nadere uitwerking en moeten worden opgenomen in werkagenda. In willekeurige volgorde. Administratie en control Het budget van het samenwerkingsverband loopt (ook na aftrek van de verplicht af te dragen ondersteuningsbekostiging) in de miljoenen. Aan het beheer en de verantwoording van het geld worden eisen gesteld. Het samenwerkingsverband moet dus werk maken van de inrichting van haar financiële functie. Te meer daar de middelen nu via de zogenaamde Kassier school van OCW ontvangen en verantwoord worden en in de toekomst rechtstreeks door het samenwerkingsverband. De financiële functie (planning- en control cyclus) is het complete financieel beleid en beheer van een organisatie. Het gaat enerzijds om de opzet, namelijk het geformuleerde beleid en de structuur van de financiële “poot” binnen de organisatie. En anderzijds om de uitvoering, namelijk het verloop van de processen en de personele bezetting. De financiële functie van SWV VO 25-03 Doetinchem e.o. zal nader uitgewerkt worden. Ook een voorstel worden gedaan voor invulling van de controlefunctie. Personele gevolgen Het verleggen van de geldstromen (schooldeel rugzakken, ambulante begeleiding, opheffen REC’s enz.) heeft werkgelegenheidsconsequenties. Waar geld verdwijnt, verdwijnt werkgelegenheid. Aan het accepteren van de implementatiesubsidie passend onderwijs 2013-2014 (€ 10 per leerling) is de voorwaarde gekoppeld dat het samenwerkingsverband een “aan het ondersteuningsplan gerelateerd personeelsplan opstelt”, dat concreet ingaat op het managen van de personele gevolgen van het verleggen van de geldstromen. Tevens is er op landelijk niveau een “Tripartiete overeenkomst personele gevolgen passend onderwijs” opgesteld. Sectororganisaties, vakbonden en het ministerie van OCW hebben hierin een landelijk kader afgesproken voor de opvang van de personele gevolgen die resulteren uit het verleggen van geldstromen in het nieuwe stelsel passend onderwijs. Het kader moet richting geven om maatwerk op lokaal niveau mogelijk te maken in overleg tussen samenwerkingsverbanden, VO-besturen, VSO- besturen en vakorganisaties. Doel van de overeenkomst is om zoveel mogelijk expertise te behouden en meer preventief in te zetten in het nieuwe stelsel passend onderwijs. Partijen kunnen in drie fases tot een gezamenlijke oplossing komen. In fase 1 en 2 wordt een koppeling gemaakt tussen het vinden van een gezamenlijke oplossing voor het personeel en het beschikken over middelen voor ambulante begeleiding (Opting out en verplichte herbesteding). Aangezien er door ons samenwerkingsverband geen afspraken zijn gemaakt in de eerste twee fases, moet er in fase drie (2016-2017) alsnog overleg over betrokken personeel plaats te vinden met de werkgevers. Voeren van financiële administratie De mogelijkheden voor het voeren van de financiële administratie zijn: 1. in eigen beheer 2. bij een (onderwijs)administratiekantoor 3. bij de administratieve unit van één van de participerende schoolbesturen Zodra het bestuur een besluit heeft genomen zal een plan van aanpak opgesteld worden. Beschrijving van Administratieve Organisatie / Interne Controle (AO/IC) De rol van alle functionarissen in het kader van het financieel management moet beschreven worden. 59 Planning & Control – cyclus In de Planning & Control - cyclus wordt het financieel beleid en het financieel beheer verankerd (wie doet wat wanneer). Managementrapportages Periodiek dienen aan bestuur en directeur van het samenwerkingsverband 25-03 managementrapportages verstrekt te worden over de (financiële) stand van zaken (uitputting) van de begrote activiteiten. De directeur bewaakt en controleert aan de hand van de managementrapportages de financiële budgetten en ziet toe op de voortgang van de geplande activiteiten. Jaarrekening en verantwoording De nieuwe samenwerkingsverbanden VO hebben een directe bekostigings- en verantwoordingsrelatie met de rijksoverheid. De inkomsten worden ontvangen op de bankrekening van het nieuwe samenwerkingsverband. De (verticale) financiële en inhoudelijke verantwoording vindt plaats aan de Onderwijsinspectie. Hierbij gaat het om een koppeling tussen beleid en financiën: het samenwerkingsverband bepaalt de beleidsdoelstellingen, vertaalt deze in activiteiten en voorziet deze activiteiten van budgetten. Beleid en financiën zijn dan ook geïntegreerd gepresenteerd in dit Ondersteuningsplan. 60 9. ONTWIKKELAGENDA Afsluitend is in elk hoofdstuk de werkagenda benoemd met de onderwerpen die het samenwerkingsverband in schooljaar 2014-2015 of schooljaar 2015-2016 verder uit gaat werken. In deze ontwikkelagenda beschrijven we kort deze onderwerpen en de samenhang ertussen. Vraagstuk 1: Hoe wordt de organisatie van het samenwerkingsverband ingericht? Voordat de organisatie kan starten met het uitvoeren van activiteiten is het noodzakelijk om de organisatie van het samenwerkingsverband in te richten. Onder inrichting verstaan we de onder andere de bedrijfsvoering en de rol als werkgever (functiebouwwerk, medezeggenschap, functioneren en beoordelen, ARBO, salarisadministratie, etc.). Vraagstuk 2: Welke doelgroepen ondersteunt het samenwerkingsverband met welke arrangementen? De werkgroep toewijzen/arrangeren gaat de arrangementen uitwerken en koppelen aan de meerjarenbegroting. Zodra deze arrangementen bekend zijn, kan bepaald worden hoe de arrangementen zich verhouden tot Herstart, Op de Rails, Horizon en de bovenschoolse voorziening (Rebound en Herplaatsing). Tevens zal in kaart worden gebracht welke doelgroepen de risico groepen zijn en mogelijk niet voldoende ondersteund zullen worden door de arrangementen en voorzieningen. Vraagstuk 3: Welke beleidsontwikkelingen zijn relevant voor het samenwerkingsverband en hoe stemt het samenwerkingsverband zijn beleid hierop af? Een aantal beleidsontwikkelingen zijn bekend en raken aan of zijn onderdeel van het beleid van het samenwerkingsverband, zoals de herziening AWBZ, opting out LWOO en afstemming jeugdzorg. Het samenwerkingsverband zal zijn beleid hierop af gaan stemmen. Vraagstuk 4: Hoe ziet de basisondersteuning op scholen eruit en hoe gaan de scholen de basisondersteuning versterken? Elke school zal een schoolondersteuningsprofiel opstellen waarin de school beschrijft welke ondersteuning wordt geboden. Het komend schooljaar zullen de scholen gaan werken aan het versterken van de basisondersteuning en het vormgeven van de onderwijssteunpunten binnen de school waar leerlingen terecht kunnen met extra onderwijs- ondersteuningsbehoeften. Vraagstuk 5: Wat houdt de rol van ouders concreet in? In hoofdstuk 6 wordt het belang van de positie van de ouders onderstreept en staat beschreven welke positie ouders innemen binnen het samenwerkingsverband. Hoe dit concreet vorm krijgt in de praktijk wordt uitgewerkt. Vraagstuk 6: Hoe wordt de bovenschoolse voorziening ingericht? Het kader voor de inrichting van de bovenschoolse voorziening is helder. De directeur van het samenwerkingsverband zal de bovenschoolse voorziening volgens dit kader in gaan richten. De belangrijkste uitdagingen bij de inrichting zijn betaalbaarheid, organiseerbaarheid en flexibiliteit. Vraagstuk 7: Welke veranderingen in leerlingenstromen treden op door de invoering van passend onderwijs en welke aanpassingen in het samenwerkingsverband zijn nodig om adequaat bij te sturen? Het beleid is opgesteld, maar wat het effect is van het sturen op dit beleid (o.a. taakstelling) in de praktijk is nog onbekend. Om met deze onzekerheid om te gaan is continue monitoring op leerlingenstromen nodig en flexibiliteit van het samenwerkingsverband om bij te sturen. Er zal onderzoek worden gedaan naar waarneembare trends in de cijfers en onderzoek in samenwerking met aangrenzende samenwerkingsverbanden naar de leerlingenstromen tussen samenwerkingsverbanden. 61 10. BEGRIPPENLIJST De hier gehanteerde begrippenlijst komt uit het referentiekader, uitgezonderd de teksten die cursief gedrukt zijn. Het referentiekader is het geheel van werkwijzen en afspraken waarnaar schoolbesturen en samenwerkingsverbanden zich richten bij de vormgeving van de ondersteuningsplicht Passend Onderwijs. BEGRIP Arrangement TOELICHTING/DEFINITIE Extra onderwijsondersteuning op maat, met inzet van bovenschoolse voorzieningen, expertise en financiën. Een arrangement kan variëren van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Een onderwijsondersteunings-arrangement beperkt zich tot het domein van het onderwijs. Basiskwaliteit Inspectienorm: opbrengsten (voortgezet onderwijs zijn tenminste voldoende en het onderwijsleerproces of de ondersteuning en begeleiding voldoet op de kernindicatoren. Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van preventieve en licht curatieve interventies die binnen de onderwijs ondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd. Cluster 1: Visueel gehandicapte kinderen; speciaal onderwijs Cluster 2: Auditief en communicatief gehandicapte kinderen, dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met ernstige spraakproblemen; Cluster 3: Lichamelijk gehandicapte kinderen, verstandelijk en meervoudig gehandicapte kinderen, langdurig zieke kinderen; Cluster 4: Kinderen met ernstige gedragsproblemen. Alle vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen. Binnen ‘extra ondersteuning’ kunnen verschillende typeringen voor het aanbod worden gebruikt, zoals breedte - en diepte ondersteuning of een indeling in zwaarte. Beleidsdocument van het samenwerkingsverband dat laat zien op welke wijze een dekkend aanbod van onderwijsondersteuning in de regio word gerealiseerd. In het ondersteuningsplan SWV zijn tenminste de onderwijsondersteuningsprofielen van de scholen opgenomen en het door het samenwerkingsverband vastgestelde (ambitie)niveau van basisondersteuning dat voor alle scholen geldt. Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de onderwijsondersteuning van zittende en nieuwe leerlingen (inclusief aanmelding, inschrijving en toelating). Hierin staan de ontwikkelpunten per school in voor de inrichting van de basisondersteuning en extra ondersteuning. Deze ontwikkelagenda komt in het schoolondersteuningsprofiel te staan van elke school. Het Parallelle Leerjaar is voor leerlingen vanuit groep 8 van de basisschool die het eerste jaar van het VO op de bovenschoolse afdeling hun eerste jaar volgen. Een reboundvoorziening (sinds 2006) biedt tijdelijke opvang aan leerlingen met gedragsproblemen voor wie de zorg die de eigen school kan bieden niet langer toereikend is. Betrokkenheid van de eigen school gedurende het verblijf van een leerling in rebound is een vereiste: de leerling blijft Basisondersteuning Clusterindeling Extra ondersteuning Ondersteuningsplan SWV Ondersteuningsplicht Ontwikkelagenda Parallelle Leerjaar Rebound 62 Regulier onderwijs (VO) Schoolondersteuningsprofiel Voortgezet speciaal onderwijs (VSO) AFKORTING LWOO PrO MJB SWV OPR VSO LGF LGB ILT t-1 dan ook ingeschreven op de school van herkomst. De leerling volgt gewoonlijk een programma waarin onderwijs en gedragsbeïnvloeding centraal staan, met het doel zo snel mogelijk terug te keren in het reguliere onderwijs, bij voorkeur op de eigen school, of anders op een andere school binnen het samenwerkingsverband. Het programma dat de leerling volgt is maatwerk en is vastgelegd in een individueel handelingsplan. Bij vertrek van de leerling wordt deze voorzien van een gefundeerd advies over het voor hem meest passende vervolg en een eindverslag met aanbevelingen voor de vervolgsituatie. In veel gevallen biedt rebound nabegeleiding om de terugkeer te vergemakkelijken en de in rebound bereikte resultaten in het VO te behouden. Praktijkonderwijs, vmbo, mavo, havo of vwo. De beschrijving per individuele school waarin basis- en extra ondersteuning omschreven worden en de ontwikkelagenda van de school is weergegeven. Cluster 3 en 4 onderwijs. BETEKENIS Leerweg ondersteunend onderwijs Praktijkonderwijs Meerjarenbegroting Samenwerkingsverband Ondersteuningsplanraad Voortgezet speciaal onderwijs Leerling gebonden financiering Leerling gebonden budgetten Integrale Leerlingen Telling t-1 1 Bijlage 6 Informatie voor professionals Voortgezet onderwijs In juni kreeg u van ons een brief waarin wij aankondigden dat de werkwijze binnen de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) gaat veranderen. In deze brief vindt u meer informatie over de nieuwe werkwijze van de JGZ in het voortgezet onderwijs. Wij vinden dat alle kinderen belangrijk zijn, samen zijn zij de toekomst. Kinderen moeten gezond en veilig kunnen opgroeien. Graag zetten wij, in samenwerking met u als school, onze kennis en ervaring in om dat mogelijk te maken. De maatschappij verandert en ook de visie op gezondheid. Gezondheid is niet meer de afwezigheid van ziekte. Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen keuzes te maken in de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Ook andere ontwikkelingen vragen om een andere werkwijze. De stelselherziening jeugd gaat uit van méér preventie en ondersteuning, versterken van eigen kracht, ontzorgen en normaliseren en een integrale aanpak op maat. Om beter aan te sluiten op deze nieuwe ontwikkelingen, verandert de Jeugdgezondheidszorg van GGD Noord- en Oost-Gelderland daarom vanaf het schooljaar 2014-2015 haar werkwijze. Het belangrijkste gevolg van de nieuwe werkwijze is dat wij vaker op school beschikbaar zijn voor jongeren, ouders en leerkrachten. Dit doen wij door het houden van open spreekuren, begeleiden van risicokinderen en het bieden van extra ondersteuning bij schoolgezondheidsbeleid. In de vernieuwde werkwijze blijft de aandacht voor leerlingen, hun ouders en de school centraal staan. De nieuwe werkwijze Jeugdgezondheidszorg staat voor • een flexibele, vraaggerichte inzet die dichtbij wordt georganiseerd, • advisering over en ondersteuning bij actuele gezondheidsthema’s, • een verbinding met het gezondheidsbeleid in de gemeente. In bijlage 1 vindt u een korte beschrijving van de (deels) nieuwe werkwijze JGZ in het voortgezet onderwijs. In bijlage 2 vindt u informatie over de bereikbaarheid van de JGZ voor uw school. Met deze aanpassingen sluiten wij beter aan op het nieuwe stelsel passend onderwijs. Vanzelfsprekend blijven wij met u in gesprek over deze aansluiting. Heeft u adviezen ter verbetering, dan horen wij dat graag. Met een vriendelijke groet, Ingrid Coenen – van der Burg Algemeen manager Jeugdgezondheidszorg, Kennis- en Expertisecentrum en Academische Werkplaats AGORA 2 Bijlage 1 Jeugdgezondheidszorg in het Voortgezet onderwijs Introductie JGZ De jeugdverpleegkundige informeert de school over de onderzoeken en spreekuren van de GGD. Gezondheidsonderzoek klas 1 Alle leerlingen vullen thuis een digitale vragenlijst in. De antwoorden geven inzicht in de gezondheidssituatie van de leerling en daarmee kunnen we eventuele gezondheidsproblemen opsporen. Op school vragen wij naar de gezondheid en het welzijn van de leerling. We vragen bijvoorbeeld ook naar het spijbelgedrag en/of ziekteverzuim. Afhankelijk van de antwoorden op de vragen, komt de leerling op de schoollocatie bij de verpleegkundige of de arts. Alle leerlingen worden gemeten en gewogen. Als een leerling zelf vragen heeft, bespreken wij die ook. Samen zoeken we naar mogelijkheden om de gezondheid en/of het welzijn van de leerling te verbeteren. Gezondheidsonderzoek in klas 3 VMBO/Mavo en klas 4 Havo/VWO en de spreekuren Gemeenten uit de regio’s Midden-IJssel/Oost-Veluwe en uit de Achterhoek hebben GGD Noord- en OostGelderland (GGD NOG) opdracht gegeven voor een pilot ‘Extra contactmoment adolescenten’. Het extra contactmoment adolescenten van GGD NOG bestaat uit: • afname digitale vragenlijst in klas 3 of 4, • gesprek met arts of verpleegkundige als de antwoorden daar aanleiding voor geven, • mogelijkheid voor de jongeren om direct alle vragen over gezondheid te mailen, chatten en twitteren met een jeugdarts, • collectieve voorlichting (groepslessen, ouderbijeenkomsten), over de thema’s gezond gewicht, seksueel gedrag, middelengebruik, sociaal-emotionele ontwikkeling en mediawijsheid, • ondersteuning bij formuleren en opzetten van structureel schoolgezondheidsbeleid. Inloopspreekuur Het inloopspreekuur is nieuw. Ouders, leerlingen en leerkrachten met vragen kunnen hier gebruik van maken. De jeugdverpleegkundige en de arts houden enkele keren per jaar een inloopspreekuur. Gezonde School-aanpak De GGD biedt op meerdere manieren ondersteuning om op een planmatige en effectieve manier aan de slag te gaan met gezondheid op scholen. Allereerst geeft de website www.gezondeschoolnog.nl per gezondheidsthema een overzicht van de aanwezige activiteiten en interventies in uw regio. Aanvullend brengt de GGD 6 keer per jaar, voor zowel het BO als voor het VO/Mbo, een nieuwsbrief uit. In de nieuwsbrief staat het laatste nieuws over gezonde leefstijlactiviteiten in het onderwijs. Ook kan de GGD o.a. op basis van de uitkomsten van de GGD-gezondheidsonderzoeken en de verschillende monitors een schoolprofiel opstellen. Het schoolprofiel geeft de school kort en bondig inzicht in de gezondheid en leefstijl van leerlingen. Tot slot is er de mogelijkheid om samen met het JGZ-team van de school te kijken welke activiteiten passen bij het huidige aanbod, en de mogelijkheden en behoeften van de school. Eventueel kan structureel gezondheidsbeleid opgesteld worden voor één of meer gezondheidsthema’s. Hierdoor komt er meer samenhang in de activiteiten, met wellicht het Vignet ‘Gezonde School’ als resultaat. E-MOVO Eenmaal per vier jaar wordt digitaal een vragenlijst afgenomen bij jongeren in klas 2 en 4. De resultaten van E-MOVO geven gemeenten en organisaties handvatten om te werken aan de verbetering van factoren die de gezondheid van jongeren beïnvloeden. De jongeren zelf krijgen, na het invullen van de vragenlijst, een persoonlijk gezondheidsprofiel en persoonlijke gezondheidsadviezen. 3 Deelname aan zorgoverleggen en mogelijkheden voor advies en consultatie. De leerkracht, de leerling of de ouder kan de jeugdarts of de verpleegkundige om advies vragen. De jeugdarts neemt deel aan het zorgadviesteam en aan bovenschoolse zorgoverleggen. In het nieuwe stelsel passend onderwijs kan de JGZ-professional een belangrijke vraagbaak zijn. Verwijzen door de jeugdarts Nieuw is dat de jeugdarts rechtstreeks kan verwijzen naar eerste- en tweedelijns hulpverleners. De jeugdarts brengt de huisarts op de hoogte van de verwijzing. 4 Bijlage 2 Bereikbaarheid team Jeugdgezondheidszorg Teamondersteuner en teammanager Het team van uw school wordt ondersteund door Bep de W ilde. U kunt haar bereiken op telefoonnummer 088 – 443 3379 of mailadres [email protected] . Binnenkort ontvangt u informatie over de jeugdarts, jeugdverpleegkundige, logopediste, assistent JGZ en gezonde school adviseur die aan uw school is verbonden. De teammanager JGZ in uw gebied is Petra van Woerkom. Zij is bereikbaar op telefoonnummer 088 – 443 3385 en via [email protected] . Heeft u vragen? U kunt de JGZ bereiken op telefoonnummer 088 – 443 30 00 (voor algemene vragen) of op 088 – 443 31 00 (voor verzetten van afspraken alleen tussen 8.00 en 12.00 uur) of per e-mail: [email protected]. Jongeren kunnen direct met alle vragen over gezondheid mailen, chatten of twitteren met een jeugdarts. Meer informatie hierover vindt u op de website: jouwggd.nl September 2014 GGD Noord- en Oost-Gelderland is kernpartner van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en werkt samen met ondersteunende en hulpverlenende organisaties. Wilt u op de hoogte blijven van de diensten die de GGD biedt? Neem regelmatig een kijkje op de website van de GGD: www.ggdnog.nl. Wilt u meer weten over de laatste landelijke en regionale ontwikkelingen over gezondheidsprogramma’s op scholen? Abonneer u dan op de nieuwsbrief Gezonde School, via www.gezondeschoolnog.nl Bijlage 7 Aanmeldingsformulier Zorgteam 2014-2015 Naam leerling: Klas: Geboortedatum: Mentor: Adres: Afd. leider: Tel.nr.: Datum aanmelding: 1. Ouders en leerling moeten op de hoogte zijn van de aanmelding. Als er een reden is om dit niet te doen dan graag hieronder vermelden. 2. Samenstelling gezin: O 2-ouder gezin O 1-ouder gezin O adoptieouders O pleeggezin Plaats leerling in kinderrij: 3. Omschrijf de problematiek in concreet waarneembaar gedrag: 4. Formuleer de hulpvraag: 5. Is er sprake van een gediagnosticeerde stoornis of beperking? Ja/nee 6. Hoe zijn de leerresultaten nu en in het verleden? 7. Beschrijf de motivatie en werkhouding van de leerling. 8. Heeft de leerling last van fysieke klachten? Ja/nee Zo ja, welke? 9. Sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling. -Welke positieve resp. negatieve aspecten zijn waar te nemen in het gedrag van de leerling? Denk hierbij aan bv.:stil.teruggetrokken en/of naar buiten gericht,regels overschrijdend Pesten,provoceren,verdrietig,down,onzeker etc. -Hoe ervaart de leerling zelf zijn /haar situatie? 10. Is er sprake van extreem verzuim? Ja/nee Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim;wat zijn de opgegeven redenen voor het verzuim en welke rol hebben ouders hierin? 1 Is er melding gedaan bij de leerplichtambtenaar? 11. Is voor deze leerling bij een externe instantie hulp gezocht? Zo ja, bij wie? (indien aanwezig verslag s.v.p. bijvoegen) Ja/nee Ja/nee Wat is op school gedaan om deze leerling te ondersteunen? Wat was het effect? 12. Zijn er binnen de gezinssituatie omstandigheden die mogelijk te maken hebben met de problemen van de leerling?(echtscheiding,rouwverwerking etc.) Ja/nee Zo ja, welke? Advies zorgteam: (s.v.p. Aanmeldingsformulier in magister plaatsen door mentor) 2 Bijlage 8 Ontwikkelingsperspectiefplan/Onderwijsondersteuningsplan (handelingsdeel) naam leerling: adres en telefoon: gezinssituatie: mailadres/ telefoon moeder: mailadres / telefoon vader: geboortedatum: BSN: School, leerjaar en niveau: Contactpersoon binnen de school: Verwacht uitstroomniveau : Verwacht vervolgonderwijs: Startdatum en aanleiding opstellen OPP: Integratief beeld Uitstroomprofiel Domeinen 1. Cognitieve en didactische ontwikkeling 2. Werkhouding 3. Gedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid Stimulerende factoren (Wat helpt de leerling om het verwachte uitstroomniveau te behalen? Belemmerende factoren (Wat belemmert de leerling om het verwachte uitstroomniveau te behalen? Ondersteuningsbehoefte (Wat heeft de leerling nodig om het verwachte uitstroomniveau te halen?) . 4. Gezondheid 5. Veiligheid en verzuim 6. Thuissituatie en vrije tijd Samenvattende analyse Wat heeft de leerling volgens de school nodig om zijn uitstroomniveau te behalen? Wat vindt de leerling? Wat heb je nodig om je uitstroomniveau te behalen? Hoe zie jij je toekomst, wat wil je bereiken? Tip: zelf of met ouders thuis via mail zelf in laten vullen Wat vinden ouders/verzorgers? Wat heeft uw kind nodig om zijn of haar uitstroomniveau te behalen? Hoe ziet u de toekomst van uw kind, wat wenst u voor hem of haar? Tip: zelf via mail zelf in laten vullen Ontwikkelingsperspectiefplan besproken met leerling/ouders/verzorgers/school datum: handtekening leerling voor gezien: Gezien en akkoord : handtekening ouders/verzorgers voor gezien: Gezien en akkoord: ☐ toestemming/akkoord ouders/leerling voor bespreking (school en kernpartners - leerplicht, schoolmaatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, begeleider passend onderwijs) ☐ toestemming/akkoord ouders/leerling voor het delen van informatie met andere partijen (zie ook privacyreglement) Handtekening school: Evaluatie ontwikkelingsperspectiefplan besproken met leerling/ouders/verzorgers/school (jaarlijks) Datum: Het ontwikkelingsprofiel is wel/niet bijgesteld. Bijgesteld is: Reden van bijstelling Handtekening leerling voor gezien: Handtekening ouders/verzorgers voor gezien: Handtekening school: Integratief beeld uitstroomprofiel Uitstroombestemming Onderwijsondersteuningsplan (handelingsdeel ontwikkelingsperspectiefplan) domeinen beginsituatie doel korte termijn welke activiteiten/middelen, door wie? (tussen)evaluatie 1 of 2x per jaar 1. cognitieve en didactische ontwikkeling Datum: Datum: Datum: 20-5-2014 Datum: Resultaat: Doel behaald: Kort en concreet Naam leerling… kan……. Datum: Datum: Datum: Datum: Resultaat: Doel behaald: Datum: Datum: Datum: Datum: Resultaat: Doel behaald: Datum: Datum: Datum: Datum: Resultaat: Doel behaald: Datum: Datum: Datum: Datum: Resultaat: Doel behaald: Datum: Datum: Datum: Datum: Resultaat: Doel behaald: lange termijn doel: 2. werkhouding lange termijn doel: 3. gedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid lange termijn doel: 4. gezondheid lange termijn doel: 5. veiligheid en verzuim lange termijn doel: 6. thuissituatie en vrije tijd lange termijn doel:
© Copyright 2024 ExpyDoc