Zorgplan 2014-2015 - Scholen op de kaart

Ludger College
Zorgplan
2014-2015
Inhoudsopgave
A.
1. Huidige visie op de onderwijszorg
2. Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)
3. Beschrijving van de huidige situatie m.b.t. de leerlingenzorg
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
Aannamebeleid
Organisatiestructuur van de zorg
Het Zorg Advies Team
Interne expertise
Routekaart zorg
Richtlijnen terugkoppeling testgegevens
B. Gewenste visie op de onderwijszorg
Huidige versus gewenste situatie; confrontatiemix
1. Veilige leeromgeving
2. Vormen van ondersteuning
3. Consequenties van de geformuleerde doelen
4. Kaders
C. Bijlagen en protocollen
1. Dyslexieprotocol
2. Protocol ZAT
3. Protocol pesten
4. Richtlijnen AMK
5. Ondersteuningsplan samenwerkingsverband (SWV)
6. Werkwijze Jeugdgezondheidszorg van de GGD
7. Interne aanmeldingsformulieren voor gebruik interne expertise
8. Voorbeeld ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
A. 1 Huidige visie op de gezondheidszorg
Talentontwikkeling in een veilige leeromgeving
Het Ludger College is een katholieke school voor Mavo, Havo, en Vwo (Atheneum en
Gymnasium).
De school ziet het als haar belangrijkste taak om goed onderwijs te verzorgen. Daarbij gaan
wij uit van de talenten en mogelijkheden van de leerlingen. Dat betekent dat wij inspelen op
de ontwikkelingsmogelijkheden en onderwijsbehoeften van leerlingen.
Daarbij willen wij hen een passende leeromgeving bieden die stimulerend, uitdagend en
veilig is. Op deze wijze willen wij bijdragen aan een positief en reëel zelfbeeld van leerlingen
en willen wij hun sociale ontwikkeling stimuleren en hun cognitieve mogelijkheden optimaal
benutten.
Verderop in dit zorgplan wordt nader ingegaan op de verschillende facetten die maken dat
talent optimaal tot ontwikkeling kan komen en dat de veilige leeromgeving gewaarborgd
wordt .
Verwachtingen en grenzen
Naast de vele mogelijkheden die het Ludger College biedt zal de school ook haar grenzen
aangeven. Ouders mogen van de school ondersteuning verwachten die te maken heeft met
de begeleiding van het leren, eventuele obstakels die het leren in de weg staan (faalangst,
stoornissen enz.) kunnen , samen met de ouders, aangepakt worden.
Wanneer de school constateert dat de problemen van de leerling de expertise van de school
te boven gaat of waarbij intensievere begeleiding nodig is dan de school kan bieden, dan zal
zij dit tijdig aangeven. In de meeste gevallen betreft het problematiek die niet direct
gerelateerd is aan het leren. In die gevallen mogen ouders een relevante doorverwijzing van
de school verwachten.
Verantwoordelijkheden
De ouders zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het welzijn en welbevinden van hun
kind, maar ook de school neemt haar verantwoordelijkheid.
Het uitgangspunt van het Ludger College is dat ouders en school 'schouder aan schouder'
moeten staan om het beste uit het kind te halen. Naast het aanbod van de school in de
begeleiding van het kind verwacht het Ludger College op haar beurt dat ouders zich
coöperatief opstellen en adviezen ter harte nemen.
Zo bestaat een sociale vaardigheidstraining uit een schooldeel en uit een aantal opdrachten
die thuis uitgevoerd moeten worden. Deelname aan de training is weinig zinvol wanneer
alleen het schooldeel uitgevoerd wordt. Zonder medewerking van het thuisfront zal het kind
daarom niet kunnen deelnemen aan de training. Een ander voorbeeld betreft de
dyslexiebegeleiding. Een kind dat wekelijks een uur begeleiding krijgt op school zal
onvoldoende vorderingen maken wanneer er thuis onvoldoende met het kind geoefend
wordt. Een deel van het leren gebeurt thuis en valt onder de verantwoordelijkheid van
ouders.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Samenwerkingsverbanden
Alle VO scholen in en rond Doetinchem deel uit van het samenwerkingsverband Doetinchem
e.o. VO (SWV). In dit samenwerkingsverband beslist de toewijzingscommissie (TW) welke
extra ondersteuning voor een leerling nuttig en nodig is. De kosten voor die extra
ondersteuning zijn dan voor het samenwerkingsverband (tenminste, als er van het recht op
die extra ondersteuning gebruik gemaakt wordt).
Daarnaast beschikt de school over een groot netwerk van instanties die de ondersteuning
kunnen bieden waarover de school zelf niet beschikt. Leerlingen kunnen hiernaar
doorverwezen worden. Ouders zijn uiteraard vrij om een eigen keuze te maken in de
begeleiding van hun kind.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
A. 2 Kader wet en regelgeving
OPP
Voorheen hebben wij het altijd gehad over rugzakleerlingen. Met de komst van passend
onderwijs spreken we van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte.
Voor deze leerlingen werden eerder het handelingsplan en de wegwijzer geschreven.
In de loop van dit jaar worden de wegwijzers voor de leerlingen met onderwijsondersteuning
(in en/of buiten de klas) vervangen door een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP).
In dit OPP, in het laatste onderdeel (Onderwijsondersteuningsplan, handelingsdeel) staan
tips voor de mentor en lesgevende docenten.
De begeleider van de leerling is aanspreekpunt voor de mentor en verantwoordelijk voor de
inhoud van het OPP.
Het is voor alle partijen een nieuwe ontstane situatie: bij vragen/onduidelijkheden over OPP,
handelingsdeel of leerling zelf kan men contact op te nemen met de begeleider van de
leerling. De begeleider is ook verantwoordelijk voor het contact met ouders daar waar het
betreft het plannen van een overleg.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
A. 3 Huidige situatie m.b.t. leerlingenzorg
3.1 Aannamebeleid
Per schooljaar 2014 2015 weegt het schooladvies het zwaarst bij de toelating tot het
VO. Middelbare scholen mogen toelating niet meer laten afhangen van het resultaat
van de eindtoets (wordt in de 2e helft van april afgenomen, na aanmelding en
niveauplaatsing). Regionale samenwerkingsverbanden van basisscholen en scholen
voor voortgezet onderwijs kunnen afspraken maken over de overstap van leerlingen
en over de regels die binnen het samenwerkingsverband gelden. Het is mogelijk dat
onderstaande procedure gedurende dit schooljaar wordt aangepast als gevolg van
afspraken binnen het samenwerkingsverband.
Werkwijze toelatingscommissie 2014 2015
Algemene procedure
1. Aanmeldingen komen gebundeld binnen via de basisschool.
2. De administratie verwerkt de aanmelding op een verzamellijst per school. Per leerling
wordt vermeld: naam, 1. wo (wens ouders), 2. ab (advies basisschool) en 3:
(overeenstemming tussen 1 en 2) men noteert een + of een ?
3. De administratie maakt per aangemelde leerling een overdrachtsformulier.
4. De administratie telt de aanmeldingen.
5. De administratie heeft een overzicht welk lid van de TC welke scholen bezoekt.
6. De administratie geeft de dossiers, verzamellijst en overdrachtsformulier aan het
betreffende lid.
7. Een kopie van de verzamellijst gaat naar voorzitter van TC.
8. De leden van de TC gaan aan het werk:
- doornemen van de dossiers
- vooradvies bij de ?-leerlingen formuleren, zo nodig na contact met bs.
- aangeven wanneer het TC-lid NIET beschikbaar is
- verzoeken om tijdstip waarop gebeld kan worden
TOELATINGSCOMMISSIELEDEN GEVEN VOORRANG AAN HET VERWERKEN VAN
BINNENGEKOMEN AANMELDING BOVEN HUN NORMALE ACTIVITEITEN. IN PRINCIPE
VERWERKEN ZIJ DE DOSSIERS DEZELFDE DAG WAAROP ZE HEN ONTVANGEN, EN
NEMEN CONTACT OP MET DE BASISSCHOOL.
9. De TC komt bijeen en neemt besluiten over:
a) Toelating: toelaten/afwijzen
b) Plaatsing: welke afdeling: mavo/havo/ath/gymn
Ad a) M.b.t. de toelating wordt de volgende vuistregel gehanteerd: de aangemelde leerlingen
worden in de brugperiode verdeeld over vier verschillende determinatieklassen. De plaatsing
wordt gebaseerd op het advies van de basisschool, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem
en eventuele aanvullende rapportages. In de loop van de eerste twee jaar wordt gekeken of
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
de gekozen afdeling voor de leerling het meest geschikt is. Er kan zonder probleem worden
gewisseld, als dat wenselijk is.
Ad b) M.b.t. de plaatsing worden de volgende gegevens gehanteerd. :
1. Advies van de basisschool
2. LVS, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor begrijpend lezen en rekenen
Er bestaan inmiddels drie systemen v.w.b. normeren van het LVS
A t/m E
5 t/m 0
I t/m V
A = Ath/gymn
4–5
I = hoge A of A
B = Havo
3–4
II = lage A of B
C = Mavo
2–3
III = lage B of Hoge C
D = Kbl
1–2
IV = C of hoge D
E = Bbl
V=D/E
3.Eindtoets/Citoscore. Onderstaande norm wordt niet strikt genomen maar is meer een
vuistregel.
De eindtoets wordt in de tweede helft van april afgenomen. Na aanmelding en
niveauplaatsing. Als de leerling de eindtoets beter maakt dan verwacht, kan de
basisschool het schooladvies aanpassen. Als de eindtoets lager uitvalt dan verwacht,
telt het basisschooladvies.
a. 532 – 539: mavo
b. 540 – 545: havo
c. 545 – 550: atheneum/gymnasium
Er mag geen IQ-test meer worden afgenomen om het niveau te bepalen.
10. Het lid van de TC noteert op de verzamellijst het besluit van de TC. Een cc van deze lijst
gaat naar de administratie.
11. Als alle aanmeldingen beoordeeld zijn, wordt vastgesteld hoeveel leerlingen per afdeling
geplaatst zouden kunnen worden. Voorzitter TC volgt dit gedurende de hele periode van
aanmelden. Definitieve terugkoppeling van het TC-lid naar de basisschool volgt na
overleg.
12. Een kopie van deze lijst gaat retour naar de administratie voor het definitief inschrijven en
kopie van de verzamellijst gaat naar voorzitter TC.
13. Lid TC stelt bs op de hoogte (na overleg met voorzitter TC). De ouders worden
geïnformeerd bij een afwijzing door de TC.
14. De basisschool neemt contact op met TC-lid indien na de eindtoets het niveau naar
boven moet worden bijgesteld.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Leerlingen die naar verwachting extra ondersteuningsbehoeften hebben.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Deze dossiers gaan van de TC naar de orthopedagoog. De afspraken met de
orthopedagoog zijn hierover gemaakt.
Deze geeft een eerste advies aan de TC: gewoon toelaten/plaatsen of ouders
uitnodigen voor een gesprek.
In het laatste geval belt de administratie de ouders op om hen op een vastgesteld
tijdstip uit te nodigen. Dit jaar zullen de gesprekken zijn op ………………uur met de
orthopedagoog of voorzitter TC en een reservedatum op……….
Gesprek(ken) met orthopedagoog, ouders, en lid TC. Hiervan wordt een verslag
gemaakt, waarin wordt vastgelegd wat de verwachte extra ondersteuning zal moeten zijn.
Uit dit gesprek volgt het tweede advies van de orthopedagoog naar de TC:
toelaten/plaatsen/plaatsen op ander onderwijs (bijv. speciaal onderwijs) dan m/h/v in het
‘reguliere’ onderwijs.
Wanneer het advies ander onderwijs is zal de procedure ,opgesteld door de
toewijzingscommissie van het samenwerkingsverband, van kracht worden (zie bijlagen)
De zorgcoördinator ontvangt het gespreksverslag en het dossier om te bepalen welke
ondersteuning ingezet zou moeten worden.
Dit advies van de schoolzorgcoördinator, naast advies orthopedagoog wordt
besproken in de TC. De TC neemt een besluit.
Indien leerling niet toegelaten kan worden, informeren wij de basisschool.
Het dossier blijft op het Ludger totdat het kind op een andere school is aangemeld, en
deze het dossier opvraagt.
Klassenindeling
1.
De administratie levert een lijst van alle toegelaten leerlingen aan de afdelingsleider
(AL).
2.
Leden van de TC geven een advies over het al dan niet bij elkaar plaatsen van
leerlingen. Hierbij worden alle verzoeken van ouders of basisschool meegenomen.
3.
Deze lijst gaat naar de AL, deze zijn verantwoordelijk voor de klassenindeling.
4.
De toegelaten leerlingen krijgen via de administratie een brief waarin staat in welke
afdeling en welke klas ze geplaatst zijn en wanneer de Open Zondag is
5.
Rond XX juni ontvangen de leerlingen een uitnodiging met het precieze tijdstip voor
het Open Huis en de klassenindeling.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
3.2 Organisatiestructuur van de zorg
ZORGSTRUCTUUR
(2014-2015)
Zorgcoördinator
coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding en coacht collega’s bij de
uitvoering van leerling-zorgtaken.
Overleg
Onderzoek
Uitvoering
Uitvoering
Zorgbeleid
ZAT
BLB
Rugzakbegeleiding
Zorgleerlingen
BOF
TOM
Zorgcoördinatie
Zorgteam
Leerjaar 1:Leerjaar
3:
Stuurgroep Zorg
Orthopedag.onderzoek
SOVA
Examencoaching
Leerjaar 2:
SZVO
Dyslexie
Goede start
Extra faciliteiten
Huiswerkklas
leerjaar 1
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
3.3 Zorg Advies Team
Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Doetinchem hebben sinds enkele jaren
consultatieteams, ook wel zorgadviesteams geheten. Het zorgadviesteam ondersteunt de
school bij het oplossen van complexe problemen bij leerlingen, waarvoor de school geen
kant en klare oplossingen heeft.
Het betreft psychosociale en/of psychiatrische problemen.
Het zorgadviesteam bestaat uit interne en externe deskundigen. Het team komt zes keer per
jaar bijeen.
Vanuit de school zitten de zorgcoördinator, de mentor en eventueel de afdelingsleider in het
team. De externe deskundigen zijn de jeugdarts, een vertegenwoordiger van Bureau
Jeugdzorg, de orthopedagoog en de leerplichtambtenaar. Op verzoek kan het team
uitgebreid worden met andere deskundigen.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
3.4 Interne Expertise
Zorgaanbod (Zorgbrochure)
Zorgcoördinator (ZC)
De zorgcoördinator organiseert de zorg binnen de school.
Zij coördineert het zorgbeleid, adviseert de schoolleiding, coacht collega’s bij de uitvoering
van leerling-zorgtaken, coördineert de rugzakbegeleiding en stuurt het zorgteam en het
zorgadviesteam (ZAT) aan. Verder neemt de zorgcoördinator deel aan het
Samenwerkingsverband voor zorgcoördinatoren van het
voortgezet onderwijs (SWV) en onderhoudt de contacten met de externe instanties.
Onderwijskundige zorg
Z-uren in alle leerjaren
Voor wie: alle leerlingen
Tijdens de zelfwerkzaamheidsuren leren leerlingen hun werk te plannen en zelfstandig te
werken. Elke week hebben de leerlingen naast de vaklessen een aantal verplichte Z-uren in
hun rooster. In de loop van de jaren krijgen de leerlingen steeds meer vrijheid om die uren
zelfstandig in te vullen. Ze maken tijdens deze uren huiswerk, werken aan de computer of in
de media-theek, overleggen voor groepsopdrachten etc. In de Z-uren zijn mentoren
beschikbaar aan wie leerlingen om extra uitleg kunnen vragen.
Huiswerkbegeleiding
Voor wie: alle leerlingen
Studeren op school kan op het Ludger College: elke dag van 14.30 tot 17.30 uur.
Voor leerlingen die gebaat zijn bij meer hulp dan tijdens de
Z-uren geboden kan worden is er, tegen betaling, de huiswerkklas.
Begeleiding en tips worden gegeven door een orthopedagoog op het gebied van leren
studeren en plannen en organiseren. Daarnaast is een tutor leerling beschikbaar voor extra
uitleg bij vakken en om te overhoren.
Extra begeleidingsuren (IC uren)
Voor wie: onderbouwleerlingen die meer begeleiding nodig hebben
Onderbouwleerlingen die meer begeleiding nodig blijken te hebben op het gebied van
studievaardigheden worden in een kleinere groep begeleid. Dit gebeurt intensief gedurende
een korte periode en er wordt doelgerichte studiehulp geboden.
We noemen het IC-uren (intensive care-uren).
Te denken valt aan leerlingen die meer dan gemiddeld moeite hebben met
studievaardigheden zoals plannen en organiseren.
Contactpersonen: afdelingsleiders onderbouw
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Dyslexiebegeleiding
Voor wie: alle leerlingen
Dyslectische leerlingen hebben in het bijzonder problemen met het lezen en begrijpen van
teksten en met het spellen.
Op de meeste basisscholen worden leerlingen al getest op dyslexie. Bij de overige leerlingen
vindt op onze school alleen een dyslexieonderzoek plaats als het onderwijskundig rapport
daartoe aanleiding geeft.
Leerlingen met een dyslexieverklaring kunnen op vrijwillige basis coaching krijgen.
De coaching begint ongeveer vier weken na de start van het schooljaar. Zo spoedig mogelijk
daarna wordt begonnen met de begeleiding van de vermoedelijke dyslecten.
Wie dyslectisch is, heeft recht op extra faciliteiten.
Zij kunnen dan met een extra-faciliteitenkaart gebruik maken van de bijzondere
voorzieningen, zoals meer tijd bij toetsen,
het gesproken boek en ICT-hulpmiddelen zoals Kurzweil, dat op een door de leerling zelf
aangeschafte computer/laptop geïnstalleerd kan worden, indien de leerling er baat bij heeft.
Hiervoor vraagt de school een borgsom.
Examencoaching
Voor wie: examenleerlingen die zeer gespannen zijn voor schooltoetsen en landelijke
eindexamentoetsen
De cursus richt zich op het leren omgaan met spanning bij toetsen. Wat zijn de oorzaken en
wat kun je eraan doen.
In zes bijeenkomsten leren leerlingen op een andere manier omgaan met deze spanning.
Extra faciliteiten
Voor wie: leerlingen met een dyslexieverklaring of met een zorgindicatie
Leerlingen met een dyslexieverklaring hebben recht op extra werktijd tijdens het maken van
opdrachten en toetsen.
Leerlingen met een zorgindicatie kunnen ook recht hebben op meer tijd en/of vergrote
opgaven. Soms hebben leerlingen om andere redenen recht op deze extra faciliteiten, zoals
aangepaste software, werken met een laptop of een Daisy-speler.
Tijdens toetsweken werken deze leerlingen in een apart lokaal. Zij zijn in het bezit van een
extra-faciliteitenkaart.
Aanbod hoogbegaafden (TOM)
Voor wie: meer- en hoogbegaafde leerlingen
Vanaf 1 vwo tot en met 6 vwo heeft het Ludger College TOM (Trajecten op Maat) voor meeren hoogbegaafde leerlingen. TOM 1 is een intensief programma voor hoogbegaafden. TOM
2 is de ‘lichtere’ variant voor vwo'ers die meer uitdaging willen en aankunnen.
Het programma bestaat uit denklessen (hoe ga je effectief met je begaafdheid om),
vakmodules (filosofie, ICT, film, wetenschap, etc.) en projecten naar eigen keuze. Daarbij
wordt gerichte groepsgewijze begeleiding geboden. De leerlingen volgen het TOMprogramma (drie tot vijf lesuren per week) in plaats van hun reguliere lessen.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Sociaal-emotionele zorg
Mentor
Voor wie: alle leerlingen
Elke klas heeft een eigen mentor. Leerlingen die overstappen van de basisschool naar het
voortgezet onderwijs krijgen te maken met allerlei nieuwe zaken: zij krijgen les in meer
vakken van verschillende docenten en in verschillende lokalen.
In het begin is dat even wennen voor de leerlingen en dan is het belangrijk dat zij met hun
vragen bij iemand terecht kunnen.
De mentor is in deze situatie de meest aangewezen persoon.
In alle leerjaren is de mentor het eerste aanspreekpunt en de vertrouwenspersoon voor de
leerling en de ouders.
Verder geeft de mentor studielessen/mentor-Z-uur en begeleidt hij/zij de klas als
leefgemeenschap.
Zorg Advies Team (ZAT)
Voor wie: leerlingen met een zwaardere sociaal-emotionele problematiek
Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Doetinchem hebben sinds enkele jaren
consultatieteams, ook wel zorgadviesteams geheten. Het zorgadviesteam ondersteunt de
school bij het oplossen van complexe problemen bij leerlingen, waarvoor de school geen
kant en klare oplossingen heeft.
Het betreft dan psychosociale en/of psychiatrische problemen.
Het zorgadviesteam bestaat uit interne en externe deskundigen. Het team komt zes keer per
jaar bijeen.
Vanuit de school zitten de zorgcoördinator, de mentor en eventueel de afdelingsleider in het
team.
De externe deskundigen zijn de jeugdarts, een vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg, de
orthopedagoog en de leerplichtambtenaar. Op verzoek kan het team uitgebreid worden met
andere deskundigen.
Zorgteam
Het zorgteam komt wekelijks bijeen om leerlingen te bespreken die door mentoren en/of
afdelingsleiders zijn aangemeld. Vervolgens wordt bekeken welk hulptraject moet worden
gestart om deze leerlingen zo goed mogelijk te helpen. Dit zorgteam bestaat uit de
zorgcoördinator en verder een ambulant begeleider, een pedagogisch medewerker en 2
orthopedagogen
Orthopedagoog
Voor wie: leerlingen met specifieke hulpvragen
De orthopedagoog geeft leerlingen met specifieke hulpvragen op het gebied van
welbevinden, gedrag, werkhouding en leren een tijdelijke professionele ondersteuning. Dit
gebeurt zoveel mogelijk op het Ludger College zelf. De orthopedagoog onderzoekt, adviseert
mentoren, leerlingbegeleiders en afdelingsleiders, onderhoudt contact met externe
deskundigen en geeft begeleiding c.q. (kortdurende) behandeling.
Daarnaast heeft de orthopedagoog op het Ludger College een adviserende rol met
betrekking tot de toelating van leerlingen met specifieke behoeften en de verdere
ontwikkeling van het zorgbeleid.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Bij ons zijn werkzaam: een orthopedagoog-generalist, een orthopedagoog en een
pedagogisch medewerker.
Jeugdarts en jeugdverpleegkundige van GGD Noord- en Oost- Gelderland
Voor wie: alle leerlingen en hun ouders.
De maatschappij verandert en daarmee ook de visie op gezondheid.
Gezondheid is het vermogen je aan te passen, al dan niet met ondersteuning, aan
lichamelijke, emotionele en sociale uitdagingen die op je pad komen en daar je eigen keuzes
in te maken. Deze verandering van de maatschappij vraagt om een andere werkwijze.
De stelselherziening jeugd gaat uit van méér preventie en ondersteuning, van versterken van
eigen kracht, ontzorgen en normaliseren en een integrale aanpak op maat. Om beter aan te
sluiten op deze nieuwe ontwikkelingen, verandert de Jeugdgezondheidszorg van GGD
Noord- en Oost-Gelderland vanaf dit schooljaar haar werkwijze.
Het belangrijkste gevolg van die nieuwe werkwijze is dat wij vaker op school beschikbaar zijn
voor jongeren, ouders en docenten. Dit doen wij, naast het aanbod aan alle eerste en derde
of vierde klas leerlingen, door het houden van open spreekuren. Hierin kunnen leerlingen,
ouders en docenten met hun vragen terecht. Die vragen kunnen liggen op het gebied van
groei of lichamelijke gezondheid maar ook op het gebied van psychische gezondheid en
welbevinden.
Het doel is de gezondheid en het welbevinden van leerlingen waar nodig te ondersteunen of
te verbeteren. Daarbij werken jeugdverpleegkundige en jeugdarts samen met school.
Relevante gegevens worden onderling uitgewisseld, uiteraard na toestemming van leerling
en/of ouders (afhankelijk van de leeftijd van de leerling).
Klas 1: Alle leerlingen worden in de eerste klas gezien door de jeugdverpleegkundige, nadat
zij thuis met hun ouders een digitale gezondheidsvragenlijst hebben ingevuld. Zij worden
gemeten en gewogen. Het verdere gesprek hangt af van waar de vragen van leerling en
ouders liggen. Een aantal leerlingen zal vervolgens ook bij de jeugdarts worden uitgenodigd
indien de vragen of bijzonderheden liggen op medisch gebied.
In klas 3 VMBO en 4 HAVO/VWO worden alle leerlingen uitgenodigd een digitale
gezondheidsvragenlijst in te vullen. Afhankelijk van de antwoorden en vragen van de leerling
en eventueel de ouders kan de leerling uitgenodigd worden voor een onderzoek/gesprek bij
de jeugdverpleegkundige of de jeugdarts.
Daarnaast vragen de jeugdgezondheidszorgprofessionals aan school om leerlingen waar zij
vragen/zorgen over hebben bij hen aan te melden, uiteraard altijd in overleg met
leerling/ouders.
De jeugdarts neemt deel aan het Zorg Advies Team van school.
Vertrouwenspersonen
Voor wie: leerlingen met klachten over seksueel misbruik, seksuele intimidatie, fysiek geweld
en geestelijk geweld, zoals grove pesterijen
In ons land zijn enkele onderwijsinspecteurs belast met de opdracht op te treden als
vertrouwensinspecteur, en wel voor klachten over seksueel misbruik, seksuele intimidatie,
fysiek geweld en geestelijk geweld, zoals grove pesterijen. Dat geldt ook voor signalen over
discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, e.d.
Het landelijke telefoonnummer voor de vertrouwensinspecteurs is: 0900-1113111.
Er zijn op onze school enkele vertrouwenspersonen aangesteld, die in eerste instantie de
klachten behandelen.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
De vertrouwenspersoon probeert eerst te bemiddelen.
Lukt het niet een oplossing te vinden, dan informeert de vertrouwenspersoon na overleg met
de rector de vertrouwensinspecteur.
Vertrouwenspersonen handelen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.
Beter Omgaan met Faalangst (BOF) leerjaar 1
Voor wie: faalangstige leerlingen uit leerjaar 1
Ongeveer tien procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft last van faalangst.
Dit houdt in dat ze door hun angst om te falen zo zenuwachtig of gespannen zijn dat ze
slechter presteren op school dan ze eigenlijk zouden kunnen.
Het doel van bovengenoemde training is om de leerlingen hulp te bieden bij het leren
omgaan met faalangst.
Mentoren kunnen leerlingen bij wie ze faalangst vermoeden, aanmelden voor de
faalangsttraining. In leerjaar 1 wordt dit gedaan naar aanleiding van de Saqi (Schoolbelevingsvragenlijst).
Ouders worden samen met hun kind uitgenodigd voor een informatieavond. Zij beslissen of
hun kind wel of niet deelneemt aan de training.
De training zelf bestaat uit een achttal bijeenkomsten in de tweede helft van het schooljaar.
Beter Omgaan met Faalangst (BOF) leerjaar 3
Voor wie: faalangstige leerlingen uit leerjaar 3
De schoolvragenlijst in leerjaar 3 geeft de mentor vaak voldoende aanleiding om leerlingen
te adviseren deel te nemen aan de cursus faalangstreductie. De inhoud is vergelijkbaar met
de cursus in leerjaar 1.
Sociale Vaardigheidstraining (SOVA) leerjaar 2
Voor wie: minder sociaalvaardige leerlingen uit leerjaar 2
Voor sommige leerlingen is het niet vanzelfsprekend dat zij gemakkelijk contact maken.
Leerlingen die sociaal minder vaardig zijn, kunnen een sociale vaardigheidstraining op onze
school volgen.
Tijdens deze training krijgen leerlingen handreikingen aangeboden om gemakkelijker om te
gaan met bijvoorbeeld verlegenheid, het innemen van een eigen plek en de weerstand in
sociale contacten.
In overleg tussen mentor, leerling, ouders/verzorgers, schoolorthopedagoog en soms
externe hulpverlening wordt besloten of een leerling deze training van ongeveer acht
bijeenkomsten gaat volgen.
Cursus Goede Start
Voor wie: leerlingen klas 1
In het kader van Passend Onderwijs biedt onze school dit jaar een nieuwe training aan:
‘Een goede start”. Deze training is speciaal voor eerstejaars leerlingen die gebaat zijn bij
kortdurende maar intensieve ondersteuning op het gebied van planning en organisatie,
agendagebruik en ‘leren leren’ direct aan het begin van het schooljaar. De leerlingen zijn
grotendeels geselecteerd naar aanleiding van de afstemmingsgesprekken die met school en
ouders voor de zomervakantie hebben plaatsgevonden.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Anti-pestcoördinator
Voor wie: alle leerlingen
De anti-pest coördinator van het Ludger College brengt de verschillende activiteiten m.b.t.
pesten in kaart. Hij/zij is verantwoordelijk voor het up-to-date houden van het pestprotocol en
het materiaal / literatuur omtrent pesten.
Verder zorgt hij/zij ervoor op de hoogte te zijn van de stand van zaken omtrent de anti-pest
methoden en adviseert directie en de onderwijs ontwikkelgroep (OOG) hieromtrent.
Bijzondere leerlingbegeleiding ( BLB )
Voor wie: leerlingen met sociaal-emotionele problemen
Een leerling met sociaal-emotionele problemen kan begeleiding krijgen van een
leerlingbegeleider. Deze geeft advies en/of hulp. De leerlingbegeleider kan naast een
luisterend oor ook praktische hulp bieden. Hij streeft ernaar binnen maximaal vijf gesprekken
het probleem samen met leerling en ouders op te lossen of, wanneer dit niet lukt, samen te
zoeken naar een externe oplossing (huisarts, psycholoog, Bureau jeugdzorg, een
huiswerkinstituut, etc.). De mentor of afdelingsleider meldt de leerling schriftelijk aan bij het
zorgteam.
Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte
Wanneer bij de overdracht van leerlingen uit groep 8 van de basisschool, door de
groepsleerkracht, aangegeven wordt dat een leerling extra ondersteuningsbehoefte heeft,
worden de ouders uitgenodigd voor een afstemmingsgesprek.
Bij dit gesprek zijn de afdelingsleider en orthopedagoog aanwezig. Samen met de ouders
wordt bekeken welke ondersteuning wenselijk is en of dit door de school geboden kan
worden.
Verwijsindex
De verwijsindex is een databank waarin diverse instanties (school, leerplichtambtenaar,
jeugdzorg, maatschappelijk werk, politie, justitie e.d.) een jongere kunnen registreren.
Zij doen dit wanneer zij vermoeden dat er sprake is van meervoudige problematiek.
Daardoor kunnen hulp- en dienstverleners eenvoudig en in een vroeg stadium contact met
elkaar opnemen voor efficiëntere hulp aan jongeren.
Zo kan men informatie met elkaar uitwisselen en afspraken maken over de coördinatie van
de zorg aan de jongere.
Indien de school besluit een registratie te doen, worden de ouders hiervan op de hoogte
gesteld. Indien twee instanties met elkaar in overleg willen treden, moeten de ouders
hiervoor toestemming geven.
Procedure verwijsindex
De mentor of de afdelingsleider brengt de leerling in bij het zorgteam. Het zorgteam geeft
advies aan de mentor en de afdelingsleider. Een van die adviezen kan zijn dat de mentor de
leerling moet inbrengen in het zorgadviesteam.
De mentor vult hiertoe een formulier in dat hij ontvangt van de zorgcoördinator. In het
zorgadviesteam wordt bepaald of er een registratie moet worden gedaan bij de verwijsindex.
De zorgcoördinator doet vervolgens eventueel de registratie. Wanneer er een match
ontstaat, nemen de betrokken instanties contact met elkaar op.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Taakomschrijvingen van de verschillende experts
Zorgcoördinator
Organiseert de zorg binnen de school. Coördineert het zorgbeleid, adviseert de
schoolleiding, coacht collega’s bij de uitvoering van leerling-zorgtaken, coördineert de
rugzakbegeleiding en stuurt het zorgteam en zorg advies team aan. Verder neemt de
zorgcoördinator deel aan het SWV en onderhoudt de contacten met externe instanties.
Sturen, volgen en evalueren van zorgtaken m.b.t.:
• BOF klas 1 en 3
• SOVA klas 2
• Dyslexie screening en begeleiding
• Examen coaching
• MRT
• BLB
• Goede Start klas 1
• Anti-pestbeleid
Voorzitten en voorbereiden van:
• Zorgoverleg (wekelijks)
• Stuurgroepvergadering (3 keer per jaar)
• Overleg met schoolleiding (1 keer in de drie weken).
• ZAT (minimaal 6 keer per jaar)
Onderhoudt contact :
• Ambulant begeleiders cl 2,3 en 4
• Orthopedagoog
• Orthopedagogisch medewerker
• Schoolarts
• Jeugd maatschappelijkwerk (JMW)
Neemt deel aan:
• Vergaderingen/studiemiddagen SWV
• Vergaderingen Profijt
• Overleg over leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte (waar wenselijk)
Overige taken:
• Organiseert studiedagen voor collega’s.
• Zorgt ervoor dat de informatie m.b.t. de zorg up-to date is.
• Doet de registratie in de verwijsindex.
• Is betrokken bij het maken van een zorgplan.
• Volgt de ontwikkelingen m.b.t. de zorg (o.a. passend onderwijs, meldcode
kindermishandeling) en implementeert deze binnen de school.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Overige taken zorg coördinatie
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Neemt deel aan het zorgoverleg.
Zorgt ervoor dat de adviezen bij de juiste personen komt (mentor,afdelingsleider etc.)
Ziet toe op naleving van de adviezen, volgt de zorgleerlingen van de bovenbouw.
Koppelt terug in het zorgoverleg.
Neemt deel aan het ZAT.
Nodigt collega’s en externen uit voor het ZAT.
Bijzondere leerlingenbegeleiding (BLB)
Beleidsondersteunende activiteiten: zoals ( digi.) / orthotheek, publicaties,
vergaderingen (SZVO, directie, stuurgroep)
Aanspreekpunt en hoofdverantwoordelijke van de BLB
Zorgt voor de planning van de vergaderingen.
Maakt de agenda voor de vergaderingen.
Doet aanbevelingen voor trainingen/cursussen.
Zorgt voor de dossiervorming.
Zet een extern netwerk op
Begeleiders van leerlingen met een OPP
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
maken van een OPP.
Evalueren en bijstellen OPP.
Dossiers bijhouden.
Organiseren groot overleg(2 keer per jaar) ouders, mentor en eventueel derden.
Maakt de agenda voor het groot overleg.
Lesobservatie waar wenselijk
Klassenvoorlichting waar wenselijk
.
Tips aan docenten.
Individuele begeleiding van docenten..
Onderhoudt contact met de ouders.
Informeert de zorgcoördinator.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
3.5
ROUTEKAART
ZORG
(niet – geïndiceerde leerlingen)
Ouders
Docenten
O.O.P.
Leerlingen
Afd.Leider
Orthopedagoog
Mentor
Zorgcoördinator
Decaan
Zorgcoördinator
SOVA
BOF
BLB
Zorgteam
ZAT
Actie
* Zie Zorgbrochure voor uitgebreide informatie
Extern
Advies
Dyslexie
Intern
Jeugdzorg
Diagnostiek
Horizon
Orthopedagoog
Jekk
Jeugdarts
BLB
Jeugdarts
3.6 Richtlijnen terugkoppeling testgegevens
•
•
•
•
•
•
Op het Ludger College wordt de uitslag besproken met ouders, leerling en mentor;
Het onderzoeksverslag komt in de dossierkast van de orthopedagogen op het
Willibrordgebouw;
De mentor ontvangt een kopie en zorgt dat het verslag in het leerlingdossier komt;
Na bespreking verstuurt de orthopedagoog via de mail een samenvatting (conclusie +
handelingstips) naar de mentor;
De mentor verwerkt deze samenvatting in magister;
De mentor stelt de vakdocenten en afdelingsleider op de hoogte.
B. Gewenste visie op de onderwijszorg
Huidige versus gewenste situatie; confrontatiemix
1. Veilige leeromgeving
2. Vormen van ondersteuning
3. Consequenties van de geformuleerde doelen
4. Kaders
Huidige visie versus gewenste situatie
In de ideale situatie kan de school voor leerlingen met een mavo-,havo-, atheneum- of
gymnasiumniveau een passende vorm van onderwijs aanbieden. Dit geldt voor de leerling
die extra ondersteuning nodig heeft om optimaal te kunnen leren tot en met de leerling die
extra uitdaging nodig heeft.
Voor alle leerlingen stelt de school zich als doel om de talenten optimaal te benutten en
verder te ontwikkelen. Een absolute voorwaarde om te kunnen leren is een veilige
leeromgeving en alle medewerkers van het Ludger College hebben hierin een belangrijke
verantwoordelijkheid. In de gewenste situatie meten we regelmatig of hetgeen we aanbieden
ook voldoet aan de verwachtingen zodat bijgestuurd kan worden wanneer dat nodig blijkt te
zijn.
De vraag dient zich aan wat nodig is om van de huidige situatie naar de gewenste situatie te
groeien. Hieronder worden de mogelijkheden en wensen beschreven en de stappen die
gezet worden om tot de gewenste situatie te komen.
1. Veilige leeromgeving
Om met de hierboven genoemde randvoorwaarde te beginnen is blijvende aandacht voor
een veilige leeromgeving nodig. Enkele jaren gelden zijn alle mentoren getraind om te
werken op basis van de ‘No Blame’ methode, een manier van werken m.b.t. het omgaan met
pestgedrag. Een vervolg daarop zou kunnen zijn om alle medewerkers mee te nemen in dit
principe en de scholing daarin verder uit te bouwen. We willen dat op alle plekken in de
organisatie in een veilige leeromgeving gewerkt kan worden. Een school moet een plek zijn
waar mensen samenwerken, naar elkaar luisteren, fouten mogen maken, leren van
conflicten en schade herstellen. Een oriëntatie daarop is gaande. Daarvoor zijn alle
betrokkenen bij het onderwijs (leerlingen, ouders, docenten, ondersteunend personeel en
directie) nodig. Het Ludger College beschikt over een pestprotocol en is alert op pestgedrag.
De meest recente tevredenheidenquête onder leerlingen en ouders laat een hoge mate van
tevredenheid zien (97%) m.b.t. de veilige leeromgeving. In de leerlingenenquêtes die
docenten afnemen voor hun functioneringsgesprek is dit een apart onderdeel dat uit
meerdere vragen bestaat. Uit de resultaten valt op te maken of een docent door zijn gedrag
doorgaans zorgt voor een veilig leerklimaat. De ervaring van de schoolleiding is dat docenten
het persoonlijk van belang vinden dat deze score hoog is. Ons streven is dat de school als
veilig wordt ervaren door alle leerlingen en medewerkers.
2. Vormen van ondersteuning
Ondersteuning buiten de klas
De ondersteuning die gegeven wordt aan leerlingen vindt voor een belangrijk deel buiten de
lessen plaats. Dit geldt voor diverse trainingen zoals BOF (beter omgaan met faalangst),
sociale vaardigheden, dyslexiebegeleiding, gesprekken met leerlingbegeleiders (BLB), TOM
(aanbod voor meer- en hoogbegaafden) enz.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Daarnaast is er begeleiding in de school door de begeleider van een leerling met een OPP.
Er is op elke locatie een zorglokaal ingericht waar begeleiding kan plaats vinden en waar de
leerling terecht kan voor een time out en waar hij zich even kan terug trekken in een
prikkelarme omgeving (bijv. in pauzes).
De complexe organisatie en communicatie van de zorg is behoorlijk goed op orde binnen het
Ludger en is in handen van de school zorgcoördinator. Een overzicht van de mogelijkheden
is te vinden in de zorgbrochure en de lijnen in de zorgstructuur zijn zichtbaar gemaakt in een
schema dat redelijk goed bekend is in de school.
Ondersteuning buiten de school
Het is van belang voor alle betrokkenen binnen de school om op tijd door te verwijzen naar
professionele hulp buiten de school. Daarvoor zijn meerdere mogelijkheden: de mentor en
afdelingsleider kunnen via een aanmeldformulier het zorgteam inschakelen. Wanneer hulp
binnen de school niet mogelijk is, kan een doorverwijzing volgen naar andere
gespecialiseerde instanties. Het zorgteam is op de hoogte van deze mogelijkheden en kan
gericht doorverwijzen. Het zorgteam weet waar de grenzen liggen m.b.t. de zorg die de
school kan bieden en wijst daar anderen ook op zodat ouders tijdig worden doorverwezen
naar externen.
Betrokkenheid van ouders
De school ziet het als haar taak om de betrokkenheid van ouders te vergroten en hun
verantwoordelijkheid helder te verwoorden. Dit gebeurt door een schrijven in het Contactblad
aan het begin van elk schooljaar, op de algemene ouderavonden, op de ouderavonden die
vooraf gaan aan trainingen en bij de intake van leerlingen met een extra
ondersteuningsbehoefte. We willen zo helder mogelijk zijn over de ondersteuning die de
school kan bieden en ook duidelijk zijn over wat de school niet kan. Ook willen we helder
verwoorden welke verwachtingen we hebben m.b.t. de inzet van ouders. De al eerder
genoemde dyslexiebegeleiding is hiervan een voorbeeld. Wanneer de ondersteuning van het
kind beperkt blijft tot de inzet (lees: training/ begeleiding) vanuit school zal het kind
onvoldoende vorderingen kunnen maken. Ouders moeten vooraf voldoende geïnformeerd
worden over de verwachtingen die de school van hen heeft. We willen dat ouders en school
‘schouder aan schouder’ staan in de begeleiding van het kind.
Ondersteuning binnen de klas
Uit het rapport van de audit (M&O groep, ’s Hertogenbosch, november 2011) die op het
Ludger College is uitgevoerd om te komen tot een beschrijving van het zorgprofiel, blijkt dat
de school de expertise m.b.t begeleiding en zorg vooral buiten de klas heeft georganiseerd.
Het Ludger wordt beschreven als een netwerkschool waarbij de groei naar een
begeleidingsschool een reële mogelijkheid is wanneer de geconstateerde kennis en
vaardigheid die er is buiten de klas meer ingezet kan worden binnen de klas om daarmee
tegemoet te komen aan de verschillende onderwijsbehoeften van leerlingen.
Om ons voor te bereiden op een toenemend aantal leerlingen met een extra
ondersteuningsbehoefte zal meer ingezet moeten worden op ondersteuning van de leerling
binnen de klas. Dat is ook noodzakelijk omdat we verwachten dat de financiële
mogelijkheden voor ondersteuning buiten de klas eerder zullen dalen dan toenemen.
Hierna worden de mogelijkheden beschreven waaraan het Ludger denkt om de leerlingen
met een extra ondersteuningsbehoefte zo goed mogelijk te bedienen. Dit zijn
achtereenvolgens de aandacht voor klassenmanagement en differentiatie in de klas.
Daarvoor wil de school een gedeelte van het scholingsbudget inzetten.
Verder zien we in co-teaching en lesobservaties mogelijkheden om de docent in de klas
handvatten te geven voor de begeleiding van leerlingen. Tenslotte blijven de adviezen van
specialisten (bijv. van de orthopedagoog) van belang en biedt de school een aparte opvang
in het zorglokaal.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Klassenmanagement
Alle leerlingen én docenten gedijen bij een goed klassenmanagement. Afspraken (m.b.t. te
laat komen, huiswerk maken, spullen bij je hebben, gebruik van gsm, leefregels, er heerst
een werkklimaat) moeten niet steeds opnieuw ‘bevochten’ worden. Als het
klassenmanagement van de vakdocent in orde is dan biedt dit structuur voor de leerling en
zorgt het ervoor dat de energie en tijd van de docent niet weglekt in dit onderdeel waardoor
minder overblijft voor de vakinhoud en differentiatie tussen leerlingen.
Dit onderdeel behoeft op verschillende plekken verbetering. Vanuit lesobservaties (door
specialisten uit de zorg, door leidinggevenden) wordt aangegeven dat hier nog winst te
behalen is. Met name leerlingen uit het autistisch spectrum zijn gebaat bij duidelijkheid, dit
geldt echter voor alle leerlingen.
Klassenmanagement is een vast onderdeel uit de leerlingenenquête die zittende docenten
afnemen in hun klassen ter voorbereiding op hun functioneringsgesprek. Wanneer uit de
resultaten uit de enquête blijkt dat verbeteringen nodig is, vindt in voorkomende gevallen
coaching plaats. Goed klassenmanagement geeft duidelijkheid voor leerlingen, evenals het
nakomen van centraal gemaakte afspraken (rondom te laat komen, mobieltjes enz).
Differentiatie binnen de klas
In de gewenste situatie kan de docent inspelen op verschillen tussen leerlingen. Het is
tegelijkertijd de competentie die de gemiddelde docent als heel lastig ervaart (ook de zeer
ervaren docent). Ook de inspectie constateert bij de vele lesbezoeken dat er weinig
gedifferentieerd wordt.
De noodzaak om verschil te maken tussen het onderwijsaanbod aan leerlingen wordt groter
naarmate er, in het kader van ‘Passend Onderwijs’ meer leerlingen met een extra
ondersteuningsbehoefte de reguliere VO scholen binnenkomen.
Dit ziet de schoolleiding als de competentie die de meeste aandacht verdient. De komende
jaren zal het accent van scholing gericht zijn op oplossingsgericht werken.
3. Consequenties van de geformuleerde doelen
Wanneer we, zoals hierboven benoemd wordt, de docent in de klas beter willen toerusten
om de leerlingen binnen de klas beter te begeleiden dan zullen we eerst moeten formuleren
over welke vaardigheden hij moet beschikken. Lesbezoeken en tevredenheidenquêtes zijn
instrumenten waarmee kwaliteitsmeting kan worden gedaan m.b.t. de docentvaardigheden.
Daarna kan ingezet worden op scholing om de (individuele) docent vaardiger te maken,
wanneer dat nodig mocht blijken te zijn.
Docentvaardigheden
• elke docent is in staat om een veilig leerklimaat te vestigen in zijn klas
• elke docent is in staat om te differentiëren tussen leerlingen in zijn klas waarbij
ingespeeld wordt op de verschillen in leerbehoeften
• de docent kan, binnen grenzen, ondersteuning bieden bij de hierboven genoemde
leerbehoeften
(Individuele) scholing m.b.t.
• het vestigen van een veilig leerklimaat
• klassenmanagement
• differentiatie binnen klassenverband
• omgaan met leerlingen met speciale leerbehoeften
• oplossingsgericht werken (de docent gaat uit van de mogelijkheden en kwaliteiten van de
leerling)
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
•
•
•
4. Kaders
De schoolleiding, in dezen de toelatingscommissie, moet toezien op een goede plaatsing
van de leerling in een afdeling. Er is oog voor de combinatie: cognitief niveau en
specifieke onderwijsbehoeften.
Om differentiatie binnen de klas te vergemakkelijken moet de schoolleiding de aanschaf
van hulpmiddelen (bijv. lesmethodes, computers) en scholing hierin faciliteren. Indien de
financiële mogelijkheden er zijn is het verlagen van de klassengrootte van belang.
Ook is het van belang om plekken in de school in te richten waar de docent leerlingen
kan laten werken die begeleiding op afstand prima aankunnen.
Wat onderzocht moet worden is welke (betaalbare) mogelijkheden er zijn om meer
ondersteuning voor de docent in de klas mogelijk te maken (inzet onderwijsassistenten).
Daarbij is ook een omslag in het denken van de docent nodig zodat deze anderen in de klas
toelaat (daar merken we ook nog een drempel).
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
C. Bijlagen en protocollen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Dyslexieprotocol
Protocol ZAT
Protocol pesten
Richtlijnen AMK
Ondersteuningsplan samenwerkingsverband (SWV)
Werkwijze Jeugdgezondheidszorg van de GGD
Interne aanmeldingsformulieren voor gebruik interne expertise
Voorbeeld ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Bijlage 1
Dyslexieprotocol
Ludger College
Definitie van dyslexie
Het Ludger College hanteert de definitie zoals deze is geformuleerd door de Stichting
Dyslexie Nederland (SDN) en onderschrijft daarmee ook de uitgangspunten die hebben
geleid tot deze definitie:
Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met
het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op
woordniveau.
Uitgangspunten bij het formuleren van de definitie:
• De definitie staat in het teken van onderkenning (classificatie) van de stoornis. Daarmee
wordt niets gezegd over mogelijke oorzaken, noch over (onderwijs-) belemmeringen die
daarmee samenhangen.
• De definitie heeft uitsluitend betrekking op de stoornis zoals die zich manifesteert op
vaardigheidsniveau. Objectief waarneembaar gedrag in lezen en spelling staat centraal.
• Dyslexie is een stoornis in het lezen of in het spellen op woordniveau, of in beide. Voor een
stoornis in overwegend de spelling wordt geen aparte term gebruikt. Wel wordt, indien nodig,
een nadere specificatie gegeven.
• Dyslexie is een hardnekkig fenomeen dat verbonden is met individugebonden factoren.
Lees- en spellingproblemen die primair het gevolg zijn van (depriverende)
omgevingsfactoren worden niet als stoornis geclassificeerd.
• Dyslexie kan zich niet alleen manifesteren in de periode van het aanleren van lezen op
woordniveau en het spellen, maar ook op latere leeftijd.
Procedure
Screening
Het Ludger College screent alle leerlingen in leerjaar 1. De gegevens op het gebied van
(technisch) lezen/spelling van de basisscholen worden hierbij wel meegenomen.
Ook vragen de dyslexiecoaches aan de mentoren en lesgevende docenten om alle mogelijke
relevante informatie met betrekking tot vermoedelijke dyslexie door te geven. Hierbij wordt
gedacht aan: traag leestempo, opvallende spelfouten, omdraaien van letters, fonetisch
spellen van woorden, woordjes niet kunnen automatiseren bij de vreemde talen e.d.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Coaching van dyslexieverdachten
Indien screening heeft plaatsgevonden, wordt de leerling gedurende een half jaar begeleid.
Deze begeleiding is verplicht. Na een half jaar volgt er weer een screening. Als er dan
werkelijk sprake is van hardnekkigheid, zal de ouders aangeraden worden om hun
zoon/dochter extern te laten testen..
Voordat de dyslexiecoaches met de begeleiding van nieuwe aanmeldingen beginnen,
worden de resultaten met ouders en leerlingen besproken. Daarna komen de namen in de
Ludomare zodat de lesgevende docenten op de hoogte zijn.
Coaching van dyslecten
De leerlingen uit het eerste leerjaar die al een dyslexieverklaring hebben, worden in leerjaar
1 gecoacht. Dat gebeurt op vrijwillige basis of op verzoek van de mentor, vakdocent of
ouders. Ook de leerlingen van leerjaar 2 en hoger worden op die manier gecoacht. Bij hen
wordt echter ook gelet op structurering en de gerichte vragen van de leerling. Ook het
emotionele aspect krijgt aandacht.
Voordat met coaching gestart wordt, worden de leerlingen bij elkaar geroepen en krijgen ze
een korte voorlichting over de opzet en de vrijwilligheid van de coachingsuren. Zij krijgen hier
te horen wat hun rechten, maar ook wat hun plichten zijn. Tevens krijgen ze een brief mee
voor de ouders waarin het een en ander wordt uitgelegd.
N.a.v. dit onderzoek krijgen de collega’s van de talen bericht; hen wordt gevraagd om
zwakke spellers wat extra aandacht te geven.
Aanvraag dyslexietest
Voor de dyslexietest geldt altijd:
• Aanmelden via Zorgteam
• Dossieranalyse
• Basisschoolgegevens
• Rapportcijfers
• Opmerkingen van lesgevende docenten
• Informatie van de test in leerjaar 3 van de Geldergroep
• Vragenlijst laten invullen
Bij dyslexieverdachten in hogere jaarlagen:
• Screenen
• Een half jaar begeleiden
• Daarna bij hardnekkigheid laten testen door SZVO
Faciliteiten
Wij verwachten van onze dyslectische leerlingen dat zij een meer dan gemiddelde
inspanning verrichten om te leren omgaan met hun handicap. De school, op haar beurt,
ondersteunt de leerlingen op een passende wijze; hiervoor zijn meerdere mogelijkheden. De
school bepaalt welke voorziening voor de betreffende leerling passend en mogelijk te maken
is. Hieronder volgen de faciliteiten waarover de school beschikt:
• het werk van de leerling wordt op een andere manier nagekeken: spelling wordt
alleen fout gerekend als de spelling wordt getoetst;
• verruiming van tijd bij toetsen;
• vaker mondelinge beurten;
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
•
•
•
•
•
•
•
de faciliteitenkaart; zie hieronder;
toetsen in Arial 12, regelafstand 1½;
veelvuldig gebruik van een woordenboek;
gebruik van het "gesproken boek";
werken met een eigen laptop. De leerling schaft die dus ZELF aan;
gebruik maken van ICT-hulpmiddelen, zoals Kurzweil;
mogelijkheid van een audio-examen.
Het kan voorkomen dat bepaalde faciliteiten op enig moment om organisatorische redenen
niet (meer) te realiseren zijn; ‘de macht van het getal’ achterhaalt soms een positieve
intentie. De schoolleiding kan in deze gevallen ingrijpen en toezeggingen herroepen.
Faciliteitenkaart
Elke leerling die een geldige dyslexieverklaring met een bijbehorend onderzoeksverslag
inlevert bij de afdelingsleider, krijgt een faciliteitenkaart. Op deze kaart staan verschillende
faciliteiten.
Deze kaart maakt deel uit van het beleid van de school om dyslectische leerlingen extra
ondersteuning en faciliteiten te bieden, zodat deze leerlingen hun schoolloopbaan met
succes kunnen doorlopen. De kaart geeft de leerling een steuntje in de rug.
De kaart is een soort ‘contract’ tussen de leerling met dyslexie en de school. Het beleid van
de school is erop gericht dat de docent de aanbevelingen die op de kaart staan en de
afspraken, die er gemaakt zijn over de aanpak van dyslexie, opvolgt. Van de dyslectische
leerling verwacht de school dat hij zich aan een aantal afspraken houdt. De
leerling heeft bijvoorbeeld een inspanningsplicht. De kaart mag niet misbruikt worden voor
het niet of slechts ten dele maken/ leren van het huiswerk.
Zodra de dyslexiebegeleider de dyslexieverklaring in bezit heeft, maakt deze een afspraak
met de leerling om de faciliteitenkaart in te vullen. Tevens bespreekt hij met de leerling de
mogelijkheden voor hulp en de wijze waarop deze geregeld is.
De indicerende diagnose dient als uitgangspunt bij het invullen en aankruisen van de
faciliteiten op de kaart. Het betreft de aanbevelingen die gedaan zijn op basis van de
onderkennende en de verklarende diagnose. (De adviezen uit het handelingsplan van de
orthopedagoog / psycholoog)
De faciliteitenkaart is dus een persoonlijke kaart, aangepast aan de behoefte van de
betreffende leerling.
Deze leerling heeft recht op:
meer tijd (25%) met een max. van 30 min.
vergrote opgaven/materiaal
gebruik van laptop (i.v.m. spellingscontrole)
gebruik van audio
gebruik van hulpmiddelen
………………………………………….
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Ontheffing voor een Moderne Vreemde Taal
Hieronder noemen we de (on)mogelijkheden om ontheffing te verlenen voor een moderne
vreemde taal bij dyslexie. Wanneer de ontheffing wettelijk mogelijk blijkt te zijn is het aan de
school om een beslissing te nemen om deze ontheffing al dan niet te verlenen. De school
heeft hiervoor een procedure opgesteld.
Voor het vwo/havo is het alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk om in het derde leerjaar
een ontheffing te verlenen voor een moderne vreemde taal (Frans of Duits). De vrijgekomen
tijd moet gebruikt worden om de andere talen te ondersteunen.
Er is een commissie die het verzoek beoordeelt; daarin hebben de afdelingsleider, de
zorgcoördinator en de conrector onderwijs/zorg zitting. Er moet aangetoond worden dat de
MVT een onoverkomelijk bezwaar vormt en de leerling voor het overige meer dan
gemiddeld begaafd is voor vwo/havo.
Voor de mavoleerlingen is een vrijstelling eerder bespreekbaar, hiervoor zijn ook al
gedurende het tweede leerjaar wettelijke mogelijkheden.
De leerling die ontheffing aanvraagt voor een MVT moet eerst begeleiding hebben gehad
van een dyslexiecoach. Die begeleiding staat los van de begeleiding die de leerling in
leerjaar 1 heeft gehad ten behoeve van het verkrijgen van de dyslexieverklaring.
Bovendien moet aangetoond worden dat de leerling er alles aan gedaan heeft om voor de
betreffende taal een voldoende te behalen.
De ouders moeten een ontheffing aanvragen bij de betreffende afdelingsleider. Deze
verzoekt de mentor, de talendocenten Duits en Frans en de dyslexiecoach om een advies
over de betreffende leerling uit te brengen; dit advies moet ook toegevoegd zijn voordat het
verzoek bij de ontheffingscommissie in bespreking komt.
Zorgplan versie 2014-2015
Ludger College
Bijlage 2
PROTOCOL
ZORG ADVIES TEAM
Inhoudsopgave
pagina
1. Inleiding ……………………………………………………………………
3
2. Protocol Zorg Advies Team
2.1. doel ……………………………………………………………………..
4
2.2. samenstelling …………………………………………………………..
4
2.3. werkwijze ………………………………………………………………
5
2.3.1. de aanmelding
2.3.2. de organisatie van het overleg
2.3.3. de inhoud van het overleg
2.3.4. de verslaglegging
2.3.5. rapportage schoolleiding
2.4. berichtgeving aan de ouders of de leerling van 16 jaar en ouder ……
7
2.5. dossiervorming en dossierbeheer ………………………………….......
7
2.6. recht op inzage van de dossiers ………………………………………..
7
2.7. aanvullende bepalingen …………………………………………………
8
1
1. Inleiding
Het ZAT kan worden opgevat als een periodiek multidisciplinair afstemmingsoverleg ten
behoeve van leerlingenzorg, waarin naast vertegenwoordigers van de school ook
functionarissen van externe voorzieningen participeren. Het gaat hierbij vooral om het
versterken van samenwerking tussen zorgstructuur op school en externe voorzieningen op
het gebied van welzijn, gezondheid, leerplicht, jeugdzorg en veiligheid.
Naast het interne zorgteam is het Zorg Advies Team opgericht en wel om de volgende
redenen:
• de opdracht van de overheid om te komen tot een betere afstemming tussen
onderwijs en jeugdhulpverlening.
• de ontwikkelingen binnen het samenwerkingsverband.
• de wens van het Samenwerkingsverband Zorg Voortgezet Onderwijs Doetinchem
(SZVO) om haar leerlingenzorg zo optimaal mogelijk te organiseren.
De werkwijze en de manier van samenwerken tussen de betrokkenen moeten zodanig zijn
dat de kwaliteit gegarandeerd is. Het ZAT levert een bijdrage aan:
• de integrale aanpak van problemen van leerlingen;
• snelle hulpverlening aan leerlingen door deskundigen buiten school;
• het aanvragen van tijdelijke opvangprojecten, dan wel verwijzing naar andere
vormen van onderwijs;
• de ontwikkeling van protocollen voor problemen die vaak voorkomen;
• de opzet/uitvoering van preventieve activiteiten voor leerlingen;
• de uitwisseling van kennis.
2. Protocol Zorg Advies Team Samenwerkingverband Zorg VO
2.1 Doel van het Zorg Advies Team
Het Zorg Advies Team is een multidisciplinair overleg, waarin de brug geslagen wordt
tussen de schoolinterne - en de schoolexterne leerlingenbegeleiding.
Het doel van het overleg is:
Zo effectief en snel mogelijk advies en ondersteuning bieden aan leerlingen, ouders en
school inzake psychosociale problemen, gedragsproblemen en gezinsproblemen.
Gemeenschappelijk doel daarbij is het vergroten van het welzijn van de leerling en het
bevorderen van een goede schoolloopbaan, passend bij de wensen en intellectuele
mogelijkheden van de leerling.
Om het doel te bereiken streeft het ZAT er naar te komen tot afstemming van activiteiten in
en buiten de school bij leerlingen met meervoudige problematiek.
Van belang hierbij zijn:
• preventieve, dan wel vroegtijdige signalering van problemen bij leerlingen;
• bewaken van de grenzen van de leerlingenbegeleiding op school;
• benutten van elkaars deskundigheid om de eigen taak beter te kunnen uitvoeren;
• zo nodig consultatie van / verwijzing naar gespecialiseerde hulpverlening;
2
•
meewegen van de informatie van de school i.v.m. indicatiestelling voor geïndiceerde
jeugdzorg.
De voorgenomen activiteiten worden vastgelegd in een advies.
Formeel blijft de schoolleiding eindverantwoordelijk; ook voor de besluitvorming in het
ZAT.
Uitgangspunt in de praktijk is dat de schoolleiding de adviezen van het ZAT zal volgen.
Toelichting:
In het Zorg Advies Team worden leerlingen besproken die niet of niet voldoende binnen de
interne begeleidingsstructuur van de school begeleid kunnen worden. Het gaat meestal om
leerlingen met een meervoudige problematiek, waarbij reeds meerdere acties zijn
ondernomen op verschillende niveaus: docenten, mentor, coördinator, intern zorgteam.
Ernstige, acute problemen kunnen hierop een uitzondering vormen.
Het functioneren van het ZAT en de effectiviteit van het ZAT zal aan het begin van elk
schooljaar over het voorgaande schooljaar worden geëvalueerd. Punten waarop kan worden
geëvalueerd zijn: het functioneren van het ZAT, de besproken aantallen, de inhoud en
casuïstiek, de verslaglegging. De bevindingen zullen in een bijeenkomst met de leden van
het ZAT worden besproken. Indien nodig kunnen er aanpassingen worden afgesproken die
de effectiviteit van het ZAT bevorderen. De voorzitter van het ZAT rapporteert de
bevindingen aan de directeur en aan de deelnemende externe partijen.
2.2
Samenstelling van het Zorg Advies Team
De samenstelling van het ZAT is als volgt:
Vaste deelnemers:
• de zorgcoördinator (voorzitter)
• een vertegenwoordiger van de Jeugdgezondheidszorg
• een contactpersoon van het Bureau Jeugdzorg
Vaste deelnemers, dan wel deelnemers op de vrije stoel (kan per school variëren):
• orthopedagoog
• een ambtenaar leerplichtzaken
• een maatschappelijk werk
• een jeugdmaatschappelijk werker
• een intern functionaris leerlingenzorg
• de mentor/ teamleider
• een vertegenwoordiger van een REC
• een interne dan wel externe deskundige op uitnodiging (bijv. van politie, Jekk,
EHBS)
• ………………………………………..
2.3 Werkwijze van het Zorg Advies Team
2.3.1. De aanmelding
•
De mentor meldt een leerling ter bespreking aan bij de zorgcoördinator. Dat kan
middels het bespreekformulier, dat voor een ZAT-bijeenkomst moet worden
ingevuld. Dit kan in overleg met de functionaris leerlingenzorg/ teamleider/
3
•
•
•
•
afdelingsleider. De mentor is zelf tijdens de bespreking van de leerling in het ZAT
aanwezig
Met de ouders (ook te lezen als: gezaghebbende verzorgers) van een leerling tot 16
jaar wordt de voorgenomen aanmelding besproken. De betreffende leerling wordt
zoveel mogelijk betrokken bij dit proces. De ouders zijn verantwoordelijk voor de
overdracht van informatie aan hun zoon/dochter.
Een leerling onder de 16 jaar kan alleen met vermelding van naam besproken worden
nadat ouders daar toestemming voor gegeven hebben.
Een leerling van 16 jaar of ouder dient zelf toestemming te geven voor bespreking in
het ZAT. De aanmelding wordt in dat geval ook met de leerling zelf besproken, zo
mogelijk in aanwezigheid van de ouders.
Een leerling kan altijd anoniem besproken worden. Daartoe is geen toestemming van
de ouders of de leerling vereist.
2.3.2. De organisatie van het overleg
•
•
•
•
Het ZAT komt 6 keer per jaar bij elkaar op voorafgestelde tijd en plaats. De
vergaderdata worden voor het begin van het schooljaar worden vastgelegd.
Het overleg van het ZAT wordt geleid door de zorgcoördinator.
De zorgcoördinator heeft voor het ZAT de volgende taken:
+ beleggen van de ZAT-bijeenkomsten;
+ leiden van het overleg;
+ bewaking van de kwaliteit van het overleg: alleen gegevens die relevant zijn voor
de vraagstelling kunnen ingebracht worden;
+ zorg dragen voor verslaglegging en verspreiding ervan aan de deelnemers van het
overleg;
+ registratie en dossiervorming;
+ controle op de uitvoering van de afspraken;
+ onderhouden van tussentijdse contacten met de deelnemers;
+ aanspreekpunt binnen de school en voor externe instanties;
+ verzorging van de jaarlijkse evaluatie en de kengetallen.
De leden van het ZAT worden bij voorkeur een week van tevoren uitgenodigd voor
het overleg. Aan de uitnodiging worden de casusbeschrijvingen van de nieuwe
aanmeldingen gevoegd.
2.3.3. De inhoud van het overleg
De besprekingen van het ZAT zijn vertrouwelijk. De leden van het ZAT hebben een
geheimhoudingsplicht.
•
•
•
•
Aan het eind van elke casusbespreking wordt het advies geformuleerd.
Dit advies wordt aan de ouders of leerling van 16 jaar of ouder voorgelegd. Nadat
deze hebben ingestemd met het advies, kan er uitvoering aan worden gegeven.
Op ZAT-bijeenkomsten wordt teruggekomen op cases die in de vorige bijeenkomst
zijn besproken. Hierbij wordt gekeken of de adviezen zijn uitgevoerd en of ze effect
hebben gehad. Vervolgens wordt bekeken of de casus kan worden afgesloten.
Indien nodig kan tussentijds contact gehouden worden tussen de mentor (incidenteel
de zorgcoördinator) en de uitvoerenden van het advies.
2.3.4. De verslaglegging van het overleg
4
•
•
In het verslag worden de cases voorzien van naam en geboortedatum.
Het verslag wordt in principe binnen 14 dagen na het overleg opgestuurd naar de
betrokken externen.
2.3.5. Rapportage schoolleiding
•
Jaarlijks ontvangt de schoolleiding een rapportage waarin vermeld staat:
- aantal ZAT-meldingen
- aard van de problematiek
- verloop van de ZAT-bijeenkomsten
2.4 Berichtgeving aan de ouders of de leerling van 16 jaar of ouder
•
Tijdens de bespreking van de aanmelding bij het ZAT met de ouders of de leerling
van 16 jaar of ouder, worden zij geattendeerd op het protocol voor het ZAT.
• Na het ZAT-overleg:
- worden de ouders dan wel de leerling van 16 jaar of ouder op de hoogte
gebracht van het voorgestelde advies;
- bij een leerling onder de 16 jaar zijn de ouders verantwoordelijk voor het
informeren van hun kind;
- worden binnen de schoolorganisatie alleen gegevens aan derden doorgegeven
wanneer dat noodzakelijk is voor de uitvoering van het advies.
• Bij anoniem besproken leerlingen is er geen berichtgeving aan de ouders of de
leerling van 16 jaar of ouder.
2.5 Dossiervorming en dossierbeheer
•
•
•
•
Van de leerlingen die worden besproken in het ZAT wordt een apart dossier
aangelegd. Het dossier bestaat uit:
- het bespreekformulier
- het verslag van de bespreking
- het advies
- informatie voor derden (na toestemming van de ouders)
In het “gewone” leerlingendossier wordt vermeld dat de leerling is besproken bij het
ZAT en welke onderdelen op schoolniveau in het advies zijn opgenomen.
De dossiers van het ZAT bevinden zich in een afgesloten kast in de werkruimte van
de zorgcoördinator. De zorgcoördinator beheert de dossiers.
Een leerlingendossier wordt bewaard tot maximaal 2 jaren nadat de leerling de
school heeft verlaten. Daarna wordt het vernietigd.
2.6 Recht op inzage van de dossiers
•
•
Ouders en leerlingen van 16 jaar of ouder hebben recht op inzage van het dossier.
Ouders en leerlingen van 16 jaar of ouder hebben het recht hun commentaar te geven
op weergegeven informatie te laten opnemen in het dossier.
• De schoolleiding heeft recht op inzage van het dossier
Het gehele protocol ligt ter inzage bij de zorgcoördinator en de schoolleiding en is
opgenomen als bijlage bij het Zorgplan van de school.
2.7 Aanvullende bepalingen
•
Docenten en ouders worden door de school geïnformeerd over doel en werkwijze
van het ZAT.
5
• Als ouders of derden zich over schoolproblematiek rechtstreeks tot één van de bij het
ZAT betrokken externe instanties wenden, zal de vraag worden teruggekoppeld naar
de school, eventueel gevolgd door een melding in het ZAT.
• Externe hulpzorgverleners (bijvoorbeeld huisartsen, jeugdhulpverleners, door de
ouders ingeschakelde testbureaus) worden aangemoedigd de door hun voorgestelde
maatregelen ten behoeve van de voortgang op school te doen verlopen via de
deelnemers van het ZAT-samenwerkingsverband.
• Externe deskundigen kunnen per geval uitgenodigd worden bij een ZAT-overleg.
Informatieverzameling
• Na inbrengen van een casus wordt in de ZAT-bijeenkomst bij de participanten
informatie verzameld. Wanneer onvoldoende informatie beschikbaar is om te
bepalen welke acties eventueel ondernomen moeten worden, wordt afgesproken
welke instantie de ontbrekende informatie zal opvragen en verstrekken.
• Aanvullende informatie dient uiterlijk de eerstvolgende ZAT-bijeenkomt
aangeleverd te worden. Indien noodzakelijk wordt informatie tussentijds uitgewisseld
tussen participanten.
Analyse van de cases
• Na verzameling van de noodzakelijke informatie wordt expliciet stilgestaan bij de
analyse van de informatie. Op grond van de verzamelde informatie wordt een analyse
van de (dreigende) problemen gemaakt, waarbij gezocht wordt naar consensus over
de aanpak.
• De gemaakte afspraken worden vastgelegd.
Aanpak/interventie
Inhoudelijk
De gemaakte afspraken leveren in principe vier “afhandelingmogelijkheden” op:
1. Geen actie.
Er wordt geen actie ondernomen als blijkt dat er eigenlijk geen problemen aanwezig
zijn.
2. Voorlopig geen actie.
Het besluit om voorlopig van verdere actie af te zien wordt genomen als de
problematiek te licht blijkt te zijn om directe stappen te ondernemen en als er
onduidelijkheid bestaat of er wel van problematiek sprake is.
In beide situaties wordt afgesproken dat de jongere enige tijd “gevolgd” zal worden door
één van de ZAT-deelnemers.
3. Actie vanuit het netwerk.
Hiertoe wordt besloten als de gesignaleerde problematiek om interventies vraagt die
door één of meerdere ZAT-deelnemers uitgevoerd kunnen worden, waarbij het kan
voorkomen dat betrokkene niet direct met een hulpvraag is gekomen.
Vastgesteld wordt welke interventies vanuit het ZAT noodzakelijk zijn en welke
instantie(s) die interventie(s) zal/zullen uitvoeren.
6
4. Verwijzing naar een externe hulpverleningsinstantie.
Hiertoe wordt besloten als er geen passend aanbod vanuit het ZAT beschikbaar is.
Afgesproken wordt welke ZAT-deelnemer het verwijzingsproces begeleidt en
controleert. Indien er sprake is van een complexe problematiek kan een
casusbespreking onevenredig veel tijd vragen in een ZAT-bijeenkomst. In dergelijke
gevallen vindt extra bilateraal overleg of meerpartijenoverleg plaats om te komen tot
een volledig plan van aanpak. Dit overleg vindt plaats voor de eerstvolgende ZATbijeenkomst.
7
Bijlage 3
PESTPROTOCOL
voor alle betrokkenen (O.P.,O.O.P.,ouders en leerlingen)
LUDGER COLLEGE DOETINCHEM
Op het Ludger College wordt pestgedrag niet geaccepteerd.
Wat is pestgedrag?
Hiervan is sprake als een leerling of medewerker van de school het slachtoffer wordt van
het gedrag van een ander (of een groep) die er bewust op uit is hem of haar geestelijk of
lichamelijk schade toe te brengen.
Wat is pesten?
Dat is als iemand een ander regelmatig of systematisch bedreigt en intimideert. Dat is een
vorm van geweld en daarmee grensoverschrijdend.
Hoe wordt er gepest?
Met woorden bijv. hatemailtjes, schelden (dreigende smsjes).
Met beelden bijv. suggestieve filmpjes op you tube.
Lichamelijk bijv. in de gang tegen een muur duwen.
Achtervolgen bijv. opsluiten, klem zetten.
Uitsluiten bijv. doodzwijgen en negeren.
Stelen en vernielen bijv. etui of boeken bekladden.
Afpersen bijv. dwingen om geld of spullen te geven.
Wat is een pestprotocol ?
Dat is een verklaring van de school waarin is vastgelegd dat pestgedrag ten aanzien van
leerlingen en medewerkers van het Ludger College niet wordt geaccepteerd en waarin
staat hoe het pestgedrag preventief én curatief wordt aangepakt.
Aanpak actueel pestgedrag
Signaleren pestgedrag door:
- leerlingen
- ouders
8
- docenten
- andere medewerkers van de school
- betrokkenen buiten school
Melden pestgedrag bij:
- mentor
- afdelingsleider
- docent of andere medewerker
- peermediator *(bemiddeling bij kleine incidenten)
Bespreken en aanpakken pestgedrag:
de melding wordt besproken met de mentor en/of afd.leider.
getracht wordt de betrokken leerlingen tot het inzicht te laten komen dat het
pestgedrag meteen moet stoppen.
de mentor of afd.leider spreekt met:
.. de gepeste
.. de pesters
.. de meelopers
.. de neutrale leerlingen
aanpak in principe volgens de No Blame-methode*, maar:
.. houdt het pestgedrag toch aan, dan wordt een plan van aanpak gemaakt en
volgen eventueel strafmaatregelen als nablijven, contract, interne of externe
schorsing en evt. verwijdering van school.
.. als het gaat om pestgedrag in een extreme vorm van bedreiging en/of lichamelijk
geweld, dan zal de school de ouders erop wijzen dat ze aangifte kunnen doen
bij de politie of de school zal zelf met de politie contact opnemen.
de mentor of afd.leider legt de gemaakte afspraken vast in het leerlingvolgsysteem
en informeert de ouders van pester, gepeste en van eventueel andere betrokkenen.
De No Blame-methode
Dit is een probleemoplossende methode die een beroep doet op de kracht van de groep.
Pesten is vaak een groepsgebeuren en het is de groep die de macht heeft het pesten te
signaleren, te melden en te veroordelen.
Bij deze aanpak gaan de pester(s), de meeloper(s) en een aantal neutrale medeleerlingen
op zoek naar positieve voorstellen die ertoe bijdragen dat het nare en onveilige gevoel van
het slachtoffer afneemt en – liever nog - verdwijnt.
Pesten is nooit goed te keuren en het is altijd de pester die een probleem heeft. De pester
moet zich ervan bewust worden wat zijn gedrag met het slachtoffer doet en ervaren dat hij
de steun van de groep krijgt als hij zijn gedrag in positieve zin verandert, zonder dat
daar (meteen) straffen aan te pas komen.
9
In het kort:
het gaat er niet om een schuldige aan te wijzen, niemand zit in de problemen,
niemand wordt gestraft.
niet de feiten, maar de gevoelens staan centraal.
de groep komt bijeen om samen voorstellen te bedenken die helpen bij het
oplossen van het probleem.
de voorstellen worden in de ik-vorm geformuleerd.
pestgedrag wordt niet goedgepraat.
na een week volgt een gesprek over het verloop en wordt, als dat nodig lijkt, het
voorstel bijgeschaafd of wordt een nieuw voorstel gemaakt.
Alle maatregelen en acties worden geëvalueerd.
Voorkomen pestgedrag
In alle leerjaren wordt door de mentor met de leerlingen stil gestaan bij de manier waarop
we op het Ludger College met elkaar omgaan. Dit gebeurt ook in diverse vaklessen, hetzij
door de keuze voor een bepaald thema, hetzij door de aandacht voor het proces van
samenwerken.
We hebben respect voor elkaar en we hebben respect voor onze omgeving.
Informatieve sites over pesten.
www.pesten.startpagina.nl
www.i-respect.nl
www.mijnleerlingonline.nl
www.dekinderconsument.nl
www.iksurfveilig.nl
www.internetsoa.nl
10
Bijlage 4
Richtlijnen AMK
Een schriftelijke melding is een verzoek aan het AMK om onderzoek te doen naar de
opvoedingssituatie van kinderen die (ernstig) in hun ontwikkeling bedreigd of belemmerd worden.
Het bijgaande meldingsformulier is bedoeld als richtlijn voor professionals om zowel de
problematiek te ordenen als op relevante punten te beschrijven.
Het AMK gaat er van uit dat bij een schriftelijke melding, ouders bekend zijn met de beschreven
zorgen en standpunten. Iedere melding wordt door het AMK open met ouders besproken. Om die
reden zal van de schriftelijke melding ook een kopie naar ouders gezonden moeten worden.
Vast staat, dat de beschreven richtlijnen geen beletsel mogen zijn om het AMK om een onderzoek
te vragen.
Bij vragen of twijfel kan de intake van het AMK behulpzaam zijn.
11
Format AMK Meldingen voor professionals
Gegevens van de melder
Naam, adres, telefoonnummer en relatie tot
betrokkenen
Gegevens van betrokkenen
Naam, adres van ouders/verzorgers
Naam, adres en geboortedatum kind(eren)
Verblijfplaats kind(eren), nationaliteit
Waarover bestaan de zorgen?
Beschrijving van de problematiek
Kindfactoren, ontwikkeling en problematiek
Ouderfactoren, opvoedingsvaardigheden,
specifieke problemen
Sociale/omgevingsfactoren
Sinds wanneer bestaat het probleem.
Achtergrondinformatie
Gezinssamenstelling, wie heeft het gezag,
culturele achtergrond, nationaliteit,
Nederlandse taal sprekend, woon- en
werksituatie, steun uit omgeving
Eerdere hulpverlening
Welke hulp is tot nu toe geadviseerd, geboden,
daadwerkelijk ingezet, welke hulp is op het
moment van de melding aanwezig
Bespreking van de zorg
Wat is de aanleiding van de doorgeleiding,
waarom stagneert de zorg en is de zorg zoals
hierboven vermeld met ouders besproken?
Hoe hebben ouders hierop gereageerd?
Bespreking van de melding
Wie heeft wanneer en hoe aan ouders laten
weten melding bij het AMK te doen?
Hebben ouders een afschrift van de melding
gekregen?
Zo nee, waarom niet?
Zo ja, (hoe) hebben ouders gereageerd?
Relevante namen en adressen
Bijv. school, huisarts, hulpverlenende instanties.
12
Nadere omschrijving terminologie format:
Kindsignalen
Blauwe plekken
Bedelen om eten
Op straat zwerven
Er onverzorgd uitzien
Schoolverzuim
Agressief of ander afwijkend gedrag
Plotselinge verandering van gedrag
Afnemende leerprestaties
Oudersignalen
Slaan/schoppen
Schreeuwen/dreigen
Kinderen alleen thuis laten
Kinderen van school thuis houden anders dan
vanwege ziekte
Geen gehoor geven aan uitnodigingen (om zorg
te bespreken)
Adviezen m.b.t. de kinderen/het verbeteren van
de situatie niet opvolgen
Relatieproblemen/huiselijk geweld
Alcohol- gok- en/of drugsproblematiek
Psychiatrische problemen
Zwakbegaafdheid
Financiële problemen
Seksueel misbruik verleden ouders
Ziekte/handicap
Gezinsgrootte
Eén ouder gezin
13
Stiefgezin/veel partnerschap
Criminaliteit
Culturele achtergrond
Hulpverleningsachtergrond, voor zover bekend.
Is het gezin of zijn de kinderen bekend bij:
Gezinsvoogdij
GGV
AMW
Speciaal onderwijs
MEE/SPD
GGZ (Meregaard/Meerkanten)
BJZ
SMW enz.
Beschermende factoren (positieve factoren)
14
Bijlage 5
ONDERSTEUNINGSPLAN
SAMENWERKINGSVERBAND 25-03
Versie 29 april 2014
15
Inhoudsopgave
VOORWOORD
4
INLEIDING
Wet passend onderwijs
Ondersteuningsplan
De regio SWV 25-03
De procedurele route ondersteuningsplan
5
5
5
6
7
1. VISIE EN AMBITIE
1.1 Ambitie
1.2 Visie
1.3 Basiswaarden
1.4 Van visie naar actie
1.5 Begrenzing
1.6 Werkagenda 2013-2014
1.7 Werkagenda 2014-2015
8
8
8
8
9
10
12
12
2. ORGANISATIE
2.1 Rechtsvorm en organogram
2.2 Good governance
2.3 Een krachtige uitvoeringsorganisatie
2.4 Communicatie
2.5 Werkagenda 2013-2014
2.6 Werkagenda 2014-2015
13
13
14
14
15
15
15
3. DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR
3.1 Basisondersteuning - algemeen
3.2 Basisondersteuning - SWV 25-03
3.3 Extra ondersteuning
3.4 Arrangementen
3.5 Inrichting bovenschoolse voorziening
3.6 Afstemming met cluster 1 en 2
3.7 Afstemming met gemeenten
3.8 Werkagenda 2013-2014
3.9 Werkagenda 2014-2015
16
16
17
17
18
19
20
22
23
23
4. LEERLINGSTROMEN
4.1 Inleiding
4.2 Het nieuwe arrangeren
4.3 Toelaatbaarheid tot het VSO
4.4 Toekenning LWOO en PrO
4.4.1 LWOO/PrO
4.5 Toewijzing van arrangementen
4.6 Samenwerking in de regio ACHTERHOEK
4.7 Taken en samenstelling toewijzingscommissie
4.8 Procedure van de toewijzingscommissie
4.9 Ontwikkelingsperspectief (OPP)
4.10 Bezwaar en beroep
4.11 Werkagenda 2013-2014
4.12 Werkagenda 2014-2015
24
24
24
24
25
25
25
26
26
27
30
31
31
31
16
5. DOORLOPENDE LEER-EN ONDERSTEUNINGSLIJNEN
5.1 PO-VO
5.2 SO-VSO
5.3 VO-VSO
5.4 SO-VO
5.5 (V)SO-VO
5.6 VMBO-MBO
5.7 Aansluiting op arbeid
5.8 Uitstroom naar dagbesteding
5.9 Voorkomen thuiszitters
5.10 Afspraken over overdracht
5.11 Werkagenda 2013-2014
5.12 Werkagenda 2014-2015
32
32
32
33
33
33
33
33
34
34
35
35
35
6. OUDERBETROKKENHEID
6.1 Inleiding
6.2 Samenwerking met ouders
6.3 Ontwikkelingsperspectief
6.4 Geschillen
6.5 Werkagenda 2013-2014
6.6 Werkagenda 2014-2015
36
36
36
36
37
37
37
7. KWALITEIT
7.1 Een overzicht van indicatoren en doelstellingen
7.2 Kwaliteitszorgbeleid van het samenwerkingsverband
7.3 Verantwoording
7.4 Werkagenda 2013-2014
7.5 Werkagenda 2014-2015
38
38
38
40
41
41
8. FINANCIËN
42
9. ONTWIKKELAGENDA
47
10. BEGRIPPENLIJST
48
In het bijlagenboek van het Ondersteuningsplan zijn de volgende bijlagen opgenomen:
• Statuten Samenwerkingsverband VO Doetinchem;
• Medezeggenschapsreglement Ondersteuningsplanraad;
• Regiovisie ‘Nieuwe arrangeren Achterhoek’;
• Basisondersteuningsprofiel begeleidingsschool;
• Basisondersteuningsprofiel dialoogschool;
• Meerjarenbegroting.
17
VOORWOORD
Voor u ligt het ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband Doetinchem en omstreken.
Het is het resultaat van een intensief proces van overleg, afweging en besluitvorming. Het OP is niet alleen een
formeel startdocument van het samenwerkingsverband, maar ook het strategisch beleidsplan voor de komende
jaren.
Toen twee jaar geleden een ‘regiegroep passend onderwijs in de Achterhoek’ aan het werk ging, was de
verwachting dat besturen, scholen en gemeenten elkaar op essentiële aspecten betreffende passend onderwijs
en jeugdzorg zouden vinden en tot afspraken zouden gaan komen. Dat is in belangrijke mate gelukt. Met de
twee andere samenwerkingsverbanden in de Achterhoek zijn afspraken gemaakt over het minimaal te realiseren
ondersteuningsniveau in de scholen en over de principes van toewijzing van arrangementen. Voor de
afstemming met de gemeenten blijkt meer tijd nodig te zijn. De transitie jeugdzorg is een immense operatie die
gemeenten voor inhoudelijke en financiële opdrachten stelt. Op de aspecten waar onderwijs en jeugdzorg elkaar
raken zal dit ondersteuningsplan dan ook verder uitgewerkt dienen te worden.
Binnen het samenwerkingsverband hebben we ons een aantal ambitieuze doelen gesteld:
• De realisatie van een stevig ondersteuningsniveau in alle reguliere VO-scholen;
• Het terugbrengen van het deelnemersvolume in het speciaal voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs
en leerwegondersteunend onderwijs;
• Het tot stand brengen van een kleine, krachtige bovenschoolse voorziening.
Het vraagt een forse inspanning om die doelen te bereiken. Hoe in de komende jaren de leerlingenstromen
daadwerkelijk gaan veranderen en de ondersteuningskwaliteit er in de praktijk uit gaat zien, zal nog moeten
blijken. Regelmatige monitoring van resultaten en kwaliteit, adequate interventies en waar nodig bijsturing van
beleid moeten helpen de juiste ontwikkelrichting vast te houden. In die zin is dit ondersteuningsplan geen
beschrijving van een eindplaatje maar een koersdocument dat moet leiden naar de kern van onze missie: de
beste onderwijsplek voor elke leerling.
W. Huiskamp, voorzitter ALV
J. Geurtzen, voorzitter bestuur
18
INLEIDING
WET PASSEND ONDERWIJS
Op 1 augustus 2014 gaat de Wet passend onderwijs in werking. Passend onderwijs houdt in dat zoveel mogelijk
leerlingen schoolnabij onderwijs, begeleiding en ondersteuning krijgen. De scholen hebben de plicht om dit in
de eigen regio goed te regelen en te zorgen voor een dekkend onderwijsaanbod binnen het voortgezet
onderwijs (VO) en het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Deze zorgplicht houdt in dat de scholen
verantwoordelijk zijn ieder kind dat zich bij hen aanmeldt een passende onderwijsplaats te bieden. In eerste
instantie op de eigen school, maar als dat niet verantwoord is op een andere school binnen het
samenwerkingsverband (SWV). Scholen in de regio werken samen om alle leerlingen de beste onderwijsplek te
bieden. De centrale gedachte binnen passend onderwijs is dat de onderwijsbehoefte van de leerling
uitgangspunt is en dat van daaruit wordt gekeken in hoeverre de school waar de leerling zich heeft aangemeld,
aan deze onderwijsbehoefte kan voldoen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de basisondersteuning
en de extra ondersteuning, die worden beschreven in de schoolondersteuningsprofielen (SOP) van de
afzonderlijke scholen en het ondersteuningsplan (OP) van het samenwerkingsverband.
ONDERSTEUNINGSPLAN
In dit ondersteuningsplan, dat elke vier jaar opnieuw wordt vastgesteld, leggen de bevoegde gezagen van de
scholen in het SWV 25-03 vast welke ondersteuning zij op hun scholen bieden, vanuit welke visie zij handelen
en welke ambities hierbij leidend zijn (zie hoofdstuk 1). Op schoolniveau gebeurt dit in het zogenaamde
schoolondersteuningsprofiel. Deze profielen gezamenlijk bepalen het ondersteuningsprofiel van het
samenwerkingsverband dat uiteindelijk wordt vastgelegd in het OP. Het OP is daarmee een belangrijke
informatiebron voor iedereen die wil weten hoe de ondersteuning in de scholen binnen het
samenwerkingsverband is geregeld. De schoolondersteuningsprofielen worden opgesteld, nadat het OP is
vastgesteld.
Daarnaast geeft het OP een beeld van de extra ondersteuning die binnen het samenwerkingsverband
beschikbaar is.
Hierbij kan het gaan om fysieke voorzieningen, maar ook om zogenaamde arrangementen. In het OP is ook
beschreven hoe (ouders van) leerlingen toegang tot deze voorzieningen kunnen krijgen en welke procedures
hiervoor gelden (zie hoofdstuk 3).
In het OP is het beleid van het samenwerkingsverband beschreven. Om die reden is het van belang dat alle
betrokken partijen zich erin kunnen vinden. Het OP wordt vastgesteld na goedkeuring van de schoolbesturen in
het samenwerkingsverband en de ondersteuningsplanraad (OPR) en wordt daarna ter goedkeuring naar de
onderwijsinspectie gestuurd. Deze procedure is wettelijk vastgelegd.
Het OP gaat over ondersteuning in het onderwijs voor leerlingen die dat nodig hebben. Dit raakt ook de
jeugdzorg en voor sommige leerlingen de AWBZ-zorg. De jeugdzorg valt binnenkort integraal onder de
verantwoordelijkheid van de gemeenten en ook bepaalde onderdelen van de AWBZ worden de komende jaren
gedecentraliseerd. Het is daarom van belang met de gemeenten in het samenwerkingsverband afstemming te
vinden tussen jeugdzorg enerzijds en passend onderwijs anderzijds (hoofdstuk 3). Dit is van belang omdat de
landelijke overheid verlangt dat na de vaststelling van het OP door het samenwerkingsverband er afstemming
is met de gemeenten in de regio, formeel geregeld in een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) tussen
samenwerkingsverband en gemeentebesturen (hoofdstuk 6).
Als het kind centraal staat, is de aansluiting met primair onderwijs van wezenlijk belang. De
afstemming tussen primair, speciaal en voortgezet onderwijs is een doorlopend proces. Het primair, speciaal en
voortgezet onderwijs heeft elkaar nodig in verband met overdracht en goede advisering (hoofdstuk 5).
Het OP legt daarnaast de zorg voor de kwaliteit van passend onderwijs in de regio vast en heeft zich hierbij te
houden aan de kaders die daarvoor zijn gesteld (hoofdstuk 7). De uitvoering van het OP vindt plaats binnen de
financiële kaders, zoals deze door de landelijke overheid zijn gesteld. Deze kaders en de daaraan gekoppelde
middelen bieden enerzijds veel mogelijkheden om de uitgangspunten van passend onderwijs te realiseren,
maar dwingen anderzijds ook tot het maken van keuzes (hoofdstuk 8).
19
Het OP beschrijft met andere woorden een nieuw bestel, dat ingaat op 1 augustus 2014. Daarmee is op die
datum nog geen nieuwe praktijk gerealiseerd. De Wet passend onderwijs vraagt om doorontwikkeling in de
praktijk (hoofdstuk 9). Daarnaast hebben we in onze regio te maken met een transitie van het OPDC naar een
nieuwe bovenschoolse voorziening.
DE REGIO SWV 25-03
De gemeenten Doetinchem, Oude IJsselstreek en Doesburg liggen geheel binnen de grenzen van het
samenwerkingsverband 25-03. Voor Bronckhorst geldt dat de postcodes 7233, 7234 en 7251 buiten het
samenwerkingsverband vallen. Voor Montferland zijn dat de postcodes 6941 en 6942.
Figuur 0.1: Samenwerkingsverband 25-03
In onderstaand overzicht zijn de vestigingen opgenomen die binnen het samenwerkingsverband liggen met het
totaal aantal leerlingen en rugzakleerlingen op 1 oktober 2012.
Schoolnaam
Locatienaam
BRIN
Gemeentenaam
Aantal
Aantal
leerlingen rugzakken
AOC Oost
VMBO Groen Doetinchem
01IC01
Doetinchem
553
36*
AOC Oost
VMBO Groen Doetinchem Dependance
01IC18
Doetinchem
220
0
De Isselborgh VSO
01QH01
Doetinchem
306
0
PC College Ulenhof
02FC00
Doetinchem
1382
34
Ludger College
02NZ00
Doetinchem
1892
48
Metzo College
02NZ01
Doetinchem
1215
33
Almende College
Locatie Isala
14UM00
Oude IJsselstreek
1026
16
Almende College
Locatie Bluemers
14UM01
Oude IJsselstreek
541
10
Almende College
Locatie Wesenthorst
14UM02
Oude IJsselstreek
780
21
Rietveld Lyceum
20AD00
Doetinchem
1299
14
PRAKTICON
26KH00
Doetinchem
366
28
Figuur 0.2: Aantal leerlingen en aantal rugzakken op 1 oktober 2012 voor de scholen binnen het SWV 25-03 inclusief VSO
* dit aantal is een samenvoeging van twee locaties
De enige VSO-school die binnen het samenwerkingsverband ligt, is de Isselborgh (cluster 4). Van de leerlingen
die binnen het samenwerkingsverband wonen, gaan er circa 200 naar een school van de Onderwijsspecialisten.
Het merendeel hiervan gaat naar de Ziep, Hamalandschool of Mariendael-VSO (alle cluster 3) en het Briant
College (cluster 4).
In onderstaande figuur zijn de VSO-leerlingen opgenomen die op dit moment (teldatum 1 oktober) worden
bekostigd door het samenwerkingsverband.
20
Bestuursnaam
Schoolnaam
Gemeentenaam
Categorie
Eindtotaal
1
2
3
SOTOG
VSO Klein Borculo
Berkelland
66
66
SOTOG
VSO De Isselborgh
Doetinchem
148
148
Stg. Orthopedag. Onderwijs.inst.
Briant College
Arnhem
14
14
Stg Orthopedag. Onderwijs.inst.
De Vaart / Vierbeek College
Renkum
12
12
Stg De Onderwijsspecialisten
Hamalandschool
Oost Gelre
33
7
40
Stg De Onderwijsspecialisten
De Ziep
Montferland
53
21
74
Stg De Onderwijsspecialisten
Het Aladon
Aalten
2
6
8
Stg De Onderwijsspecialisten
SG Mariëndael (VSO-LG)
Arnhem
16
4
1
21
Stichting (v)so De Brouwerij
Sgm. So/vso De Brouwerij
Renkum
9
9
Figuur 0.3 VSO-leerlingen die worden bekostigd vanuit het SWV op 1 oktober 2013. NB: alleen scholen opgenomen met 5 of
meer leerlingen
DE PROCEDURELE ROUTE ONDERSTEUNINGSPLAN
Korte termijn
Op 24 april 2014 is het ondersteuningsplan vastgesteld en op 30 april is het opgestuurd naar de Inspectie. Het
OOGO met de betreffende gemeenten heeft op 7 april de gevraagde overeenstemming opgeleverd. Het
overleg met de OPR heeft op 22 en 25 april plaatsgevonden en de OPR heeft ingestemd met dit
ondersteuningsplan.
Lange termijn
Dit ondersteuningsplan wordt ten minste één keer per vier jaar opgesteld en kan tussentijds worden gewijzigd.
Jaarlijks zal er dan ook een evaluatiemoment plaatsvinden (voorjaar 2015 voor het eerst) waarbij de OPR, de
ALV en het bestuur betrokken zijn.
21
1. VISIE EN AMBITIE
De visie is richtinggevend voor het beleid, de activiteiten en de werkprocessen van het samenwerkingsverband.
Het beleid van het samenwerkingsverband is geformuleerd binnen en vanuit de Wet passend onderwijs en het
Referentiekader Passend Onderwijs. Op basis daarvan zijn ook de ambities geformuleerd en de actiepunten die
visie en ambities moeten realiseren. De visie en ambities worden gekaderd door een aantal wettelijke en
financiële begrenzingen.
1.1 AMBITIE
De leerlingen in het verzorgingsgebied van het nieuwe samenwerkingsverband krijgen, zoveel mogelijk schoolen thuisnabij, een passend onderwijsaanbod richting vervolgonderwijs, startkwalificatie of arbeidsparticipatie
zodat zij de kans krijgen om volwaardig in de maatschappij te kunnen participeren en functioneren.
Door een verantwoorde samenwerking met andere betrokken partijen en het delen van expertise creëren we
voor de leerlingen een meerwaarde ten opzichte van de mogelijkheden van de afzonderlijke scholen. Dit doen
wij op zodanige wijze dat we kennis en middelen bundelen om zo de kracht van de deelnemende scholen te
versterken.
Door onderscheid te maken tussen basisondersteuning en extra ondersteuning geven we een helder beeld van
de ondersteuning waarvoor de scholen dan wel het samenwerkingsverband verantwoordelijkheid draagt.
Het realiseren van deze ambitie moet ervoor zorgen dat in de regio geen leerlingen tussen de wal en het schip
vallen en dat alle leerlingen het onderwijs, de begeleiding en ondersteuning krijgen die aansluiten bij zijn
ondersteuningsbehoeften.
1.2 VISIE
Passend onderwijs betekent dat iedere leerling het onderwijs en de ondersteuning krijgt waar zij of hij recht op
heeft. Goed onderwijs is de basis van passende ondersteuning. Kwalitatief goed onderwijs betekent:
• goede prestaties;
• aandacht voor talentontwikkeling;
• opbrengstgericht werken;
• kunnen omgaan met verschillen;
• doorgaande schoolloopbanen;
• een professionele, lerende cultuur.
Goede ondersteuning betekent dat er voor alle leerlingen een passend antwoord is op de ondersteuningsvraag
die zij, bij het onderwijsleerproces, kunnen hebben.
1.3 BASISWAARDEN
De ambitie en visie van het samenwerkingsverband worden gedragen door de volgende vier basiswaarden.
1. Kwalitatief goed onderwijs, zo regulier en thuisnabij mogelijk
Het samenwerkingsverband staat voor kwalitatief goed onderwijs met een sterke basisondersteuning op alle
VO-scholen. Vragen van leerlingen èn docenten naar ondersteuning worden zoveel als mogelijk op school
beantwoord. We willen zo weinig mogelijk leerlingen verwijzen naar speciale voorzieningen. We benutten
hierbij de preventieve inzet van ketenpartners.
2. Voor alle leerlingen een passende plek, gespecialiseerd indien nodig
Het samenwerkingsverband staat voor een passende plek op school voor alle leerlingen die bij een VO- of VSOschool van één van de scholen in het samenwerkingsverband staan ingeschreven dan wel woonachtig zijn in één
van de gemeenten van de regio 25.03 en ondersteuning behoeven. Een passende plek betekent een
arrangement voor een leerling dat aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van leerlingen, ouders, docenten en
scholen. Het streven van het samenwerkingsverband is erop gericht om leerlingen, wanneer een arrangement
binnen het reguliere onderwijs niet volstaat, zoveel mogelijk dichtbij huis een plek op een speciale voorziening
te bieden.
3. Eén kind, één gezin, één plan, één contact
Het samenwerkingsverband staat voor integrale ondersteuning aan leerlingen. Een passend onderwijsaanbod
gaat vaak samen met opvoed- en opgroeiondersteuning. Ondersteuning op school is onderdeel van de totale
ondersteuning en zorg rond een jongere en het gezin, op basis van het principe “Eén kind, één gezin, één plan,
één contact”.
22
4. Continuïteit in de onderwijsloopbaan, geen thuiszitters
Het samenwerkingsverband staat voor continuïteit in de onderwijsloopbaan, als onderdeel van een
ononderbroken ontwikkeling van kinderen. Thuiszitten is onacceptabel omdat je daarmee de toekomst van de
jongere op het spel zet. Het samenwerkingsverband zal al het mogelijke doen om thuiszitten te voorkomen.
Leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte worden begeleid om een soepele overgang van PO naar VO
en van VO naar MBO te bewerkstelligen.
1.4 VAN VISIE NAAR ACTIE
Om de uitgangspunten van passend onderwijs in SWV 25-03 te vertalen naar een werkende en deels nieuwe
praktijk moet het nodige gebeuren. Een directe taak voor de scholen is om hun basisondersteuning
voortdurend te versterken. De scholen hebben een belangrijke rol in de opvang van leerlingen met een
specifieke ondersteuningsvraag. Sommige scholen hebben al veel ervaring in het omgaan met verschillen,
andere scholen wellicht wat minder. Voor vrijwel alle scholen zal gelden dat ze hun bekwaamheden moeten
vergroten om meer leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften op te kunnen vangen.
In de acties wordt een scheiding gemaakt tussen de uitgangspunten. Uiteraard is die scheiding kunstmatig. De
maatregelen lopen in elkaar over.
1. Kwalitatief goed onderwijs, zo regulier en thuisnabij mogelijk
Om de basisondersteuning te versterken wordt een aantal acties ondernomen:
a. Het samenwerkingsverband staat voor een sterke basisondersteuning en kent daarvoor een hoge
standaard. De scholen hebben zich verplicht om aan die basisondersteuning te voldoen. De standaard
voor basisondersteuning is de leidraad en het minimum voor het opstellen van de
schoolondersteuningsprofielen. In schoolondersteuningsprofielen is die standaard basisondersteuning
herkenbaar.
b. In het samenwerkingsverband wordt kennisdeling georganiseerd tussen de scholen om de
basisondersteuning te versterken. Kennisdeling kan verschillende vormen hebben: scholing,
kenniskringen, netwerken voor de specialisten en studiedagen.
c. Het samenwerkingsverband ondersteunt experimenten op scholen die hun kennis willen vergroten op
specifieke onderwijsbehoeften. De resultaten van de experimenten moeten overdraagbaar zijn naar
andere scholen en een ‘good practice’ zijn voor andere scholen. Het samenwerkingsverband stelt een
programma van eisen op en scholen kunnen een experimenteeraanvraag doen.
d. De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor handelingsbekwame docenten. Docenten beschikken als het
ware over ‘passend onderwijs-competenties’. Het samenwerkingsverband ondersteunt de scholen bij
het verwerven van die competenties/ bekwaamheden.
e. Ter versterking van de basisondersteuning binnen het samenwerkingsverband maakt het VO waar
nodig gebruik van enerzijds de expertise binnen het samenwerkingsverband en anderzijds de
instellingen voor jeugdhulpverlening, jeugdmaatschappelijk werk, de jeugdgezondheidszorg, de GGZ
en leerplicht.
f. Jeugdmaatschappelijk werk en de expertise van het VSO is in voldoende mate beschikbaar op de
reguliere VO-scholen. De professionals van het maatschappelijk werk en het VSO zijn zoveel mogelijk
onderdeel van de ondersteuningsstructuur van de reguliere VO-school.
g. De scholen brengen systematisch de extra ondersteuningsvragen van leerlingen in beeld en stemmen
hier hun aanbod op af. Dit om zoveel mogelijk leerlingen die eerst waren aangewezen op het speciaal
onderwijs (extra ondersteuning) in het regulier onderwijs te bedienen.
2. Voor alle leerlingen een passende plek, gespecialiseerd indien nodig
a. Voor leerlingen die tijdelijk niet bediend kunnen worden in het regulier onderwijs en het VSO is er een
bovenschoolse voorziening. Deze leerlingen blijven ingeschreven op de school van herkomst.
b. De verblijfsduur op deze bovenschoolse voorziening is afgestemd op het perspectief van de leerling en
vereist een bijzondere toelaatbaarheidsverklaring. Het doel is dat deze leerlingen wordt zo spoedig
mogelijk terug kunnen keren naar het reguliere onderwijs dan wel kunnen doorstromen naar een
passende onderwijsvoorziening.
c. We maken gebruik van het dekkende netwerk aan expertise dat we in het SWV hebben.
23
3. Eén kind, één gezin, één plan, één contact
a. Zodra er op kind- en/ of gezinsniveau ondersteuning plaatsvindt door personen van buiten de eigen
school is het leidend principe: één kind – één plan.
b. De scholen spreken met de gemeenten af dat er per school vanuit de Jeugdhulp één schoolmakelaar/
regisseur/ hulpverlener ter beschikking komt die de contacten onderhoudt tussen de interne
zorgstructuur het netwerk in de jeugdhulpverlening. De scholen werken actief samen met de
ketenpartners onder het uitgangspunt “Eén kind, één gezin, één plan, één contact”. De
communicatielijnen met de jeugdhulp worden zo kort mogelijk gehouden en de ondersteuning vanuit
de domeinen gezondheid, opvoed- en opgroeiondersteuning en veiligheid wordt zo doelmatig
mogelijk georganiseerd.
4. Continuïteit in de onderwijsloopbaan, geen thuiszitters
a. De overgang van P(S)O-V(S)O en van V(S)O naar MBO van leerlingen met ondersteuningsvragen wordt
met een warme overdracht begeleid. De schoolbesturen van PO - VO - MBO versterken de afspraken
over een effectieve overgang van leerlingen met een extra zorgvraag of ondersteuningsbehoefte.
b. De overgang van leerlingen praktijkonderwijs of leerlingen VSO met een uitstroomprofiel arbeid of
dagbesteding wordt met een warme overdracht en nazorg begeleid.
c. Er is speciale aandacht voor leerlingen die langdurig thuiszitten. Om thuiszitten zoveel als mogelijk te
voorkomen voeren alle scholen een actief verzuimbeleid. Het protocol leerplicht is hiervoor de basis.
Indien een leerling langer thuiszit wordt door de school en leerplicht in overleg met het
samenwerkingsverband een passende oplossing gezocht om te voorkomen dat de continuïteit van het
onderwijs aan de leerling in gevaar komt. Indien nodig wordt er onderwijs op afstand georganiseerd of
kan de leerling het onderwijs tijdelijk volgen in een tussenvoorziening.
d. Voor jongeren die over onvoldoende vaardigheden beschikken om te kunnen worden bemiddeld naar
een reguliere werkgever en voor wie regulier onderwijs niet voldoet om die vaardigheden te
verwerven, is de voorziening Werknet bedoeld. Deze voorziening verbindt en ontwikkelt leer/werktrajecten op maat.
1.5 BEGRENZING
Naast de ambities die passend onderwijs kent, zijn er ook kaders die ambities mogelijk begrenzen. Uiteraard is
er de financiële begrenzing. Het samenwerkingsverband heeft te maken met een negatieve verevening en op
termijn ook met krimpende leerlingenaantallen. De negatieve verevening wordt voor een belangrijk deel
veroorzaakt door een relatief hoog aantal leerlingen in categorie 1 en categorie 3 van het VSO.
De taakstelling van het samenwerkingsverband is om de omvang van alle categorieën van het VSO gefaseerd op
de landelijke norm te krijgen in 2020 en het aantal PrO- en LWOO indicaties verminderen. Door het versterken
van de basisondersteuning en het realiseren van arrangementen wordt deze taakstelling als moeilijk doch
haalbaar beschouwd. Wat betreft de plaatsingen in categorie 2 en 3 van het VSO houdt het
samenwerkingsverband rekening met een daling in de residentiële plaatsingen, als gevolg van beleid van de
gemeente in de transitie jeugd.
24
DE REGIO CIJFERMATIG IN KAART
Zoals onderstaande figuur laat zien heeft het samenwerkingsverband Doetinchem e.o., op 1 oktober
2012, 9.094 leerlingen die naar één van de reguliere scholen (inclusief PrO, exclusief VSO) voor
voortgezet onderwijs gaan. We zien dat het totaal aantal leerlingen en het aantal PrO-leerlingen
gestegen is in de afgelopen jaren. In de komende jaren zal de krimp zijn intrede doen (zie verderop).
Teldatum
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
LWOO
1.028
1.124
1.111
1.081
PRO
290
308
335
366
overig VO totaal VO*)
7.678
8.996
7.624
9.056
7.615
9.061
7.828
9.275
Figuur 1.1: Aantal leerlingen LWOO, PrO, overig en totaal dat naar één van de scholen binnen het samenwerkingsverband gaat
In de figuur hieronder is het aantal VSO-leerlingen opgenomen dat woont in het gebied van het
samenwerkingsverband. Dit is van belang voor het budget zware ondersteuningsbekostiging dat het
samenwerkingsverband ontvangt. We zien een relatief sterke stijging tussen 2010 en 2011 als het gaat
om het aantal leerlingen in categorie 1.
Teldatum
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
vso cat 1
326
372
376
363
vso cat 2 vso cat 3
8
48
6
49
8
47
5
43
vso totaal
382
427
431
411
Figuur 1.2: Aantal leerlingen VSO dat woont in het gebied van het SWV 25-03
In onderstaande tabel zien we dat de deelnamepercentages voor LWOO en PrO in het SWV 25-03
hoger liggen dan de landelijk gemiddelden.
VO2503
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
Landelijk
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
LWOO
11,43%
12,41%
12,26%
11,65%
LWOO
10,36%
10,55%
10,71%
10,61%
PRO
3,22%
3,40%
3,70%
3,95%
PRO
2,81%
2,79%
2,84%
2,93%
Figuur 2.1: Deelnamepercentages LWOO en PrO binnen het SWV 25-03 en landelijk
We zien dat het percentage rugzakken in de regio boven het landelijk gemiddelde ligt, maar relatief
stabiel is gebleven vergeleken met de stijgende landelijke trend. De percentages VSO categorie 1 en 3
liggen ruim boven het landelijk gemiddelde.
VO2503
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
Landelijk
01-10-10
01-10-11
01-10-12
01-10-13
vso cat 1
3,62%
4,11%
4,15%
3,91%
vso cat 1
2,95%
3,02%
3,08%
3,15%
vso cat 2
0,09%
0,07%
0,09%
0,05%
vso cat 2
0,11%
0,11%
0,11%
0,11%
vso cat 3
0,53%
0,54%
0,52%
0,46%
vso cat 3
0,29%
0,30%
0,31%
0,34%
vso totaal
4,25%
4,72%
4,76%
4,43%
vso totaal
3,35%
3,44%
3,51%
3,61%
rugzakken
2,75%
2,65%
2,67%
2,59%
rugzakken
1,64%
1,85%
1,93%
1,94%
Figuur 2.2: Deelnamepercentages VSO en rugzakken binnen het SWV 25-03 en landelijk
25
1.6 WERKAGENDA 2013-2014
•
•
•
•
De scholen voor VO ontwikkelen voor de ondersteuning in de eigen school de zogenaamde
steunpunten. De functie van deze steunpunten binnen de school wordt nader gedefinieerd. (§ 1.4 –
punt 1).
Dit onderwerp wordt nader uitgewerkt door de werkgroep toewijzen & arrangeren (§ 1.4 – punt 2b)
De taakstelling wordt nader uitgewerkt door de werkgroep financiën; deze werkgroep vertaalt de
taakstelling gefaseerd naar 2020 en geeft daarbij ook aan wat nodig is om de taakstelling verantwoord
re realiseren (§ 1.5)
Onderzoek naar de waarneembare trends in de cijfers: wat zijn verklaringen voor een toename (zoals
bij PrO tussen 2012 en 2013) of afname (zoals bij het VSO) in verwijzingspercentages?
1.7 WERKAGENDA 2014-2015
•
26
2. ORGANISATIE
2.1 RECHTSVORM EN ORGANOGRAM
Het SWV 25-03 heeft gekozen voor de rechtsvorm van een vereniging. De vereniging kent twee
bestuursorganen: de algemene ledenvergadering (ALV) en het bestuur. De ALV wordt gevormd door de
schoolbesturen die lid zijn van de vereniging. De Onderwijsspecialisten participeert als opting in partner binnen
het samenwerkingsverband als volwaardig lid.
De finale besluitvorming in de vereniging, voor zover niet overgelaten aan het bestuur, is voorbehouden aan de
ALV. De ALV heeft als taak om toezicht te houden op het beleid en van het bestuur en op de gang van zaken
binnen de vereniging. De ALV ziet toe op:
• het verwezenlijken van de doelstelling en het bereiken van de gewenste resultaten;
• het functioneren van de bestuursleden en het naleven van de wettelijke verplichtingen en de code goed
bestuur;
• de rechtmatige verwerving van middelen en de aanwending van middelen.
De ALV bestaat uit vier leden, zijnde bestuursleden van:
• Stichting AOC Oost-Nederland (AOC Oost);
• Stichting Achterhoek VO (Achterhoek VO);
• Stichting Speciaal Onderwijs Twente en Oost Gelderland (SOTOG);
• Stichting ter bevordering van basisonderwijs, speciaal onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en
voortgezet onderwijs aan leerlingen met een beperking (De Onderwijsspecialisten).
De vereniging heeft een bestuur van acht leden, namelijk de rectoren/directeuren van de scholen in het
samenwerkingsverband:
• AOC Oost (vestiging Doetinchem);
• Het Ludger College;
• Het Almende College;
• Het Rietveld Lyceum;
• PC College Ulenhof;
• PRAKTICON;
• De vestiging Isselborgh Doetinchem van SOTOG;
• De Onderwijsspecialisten.
Het bestuur bestuurt de vereniging en is belast met de realisatie van de doelstelling van de vereniging,
daaronder begrepen het voldoen aan de uitvoering van de wettelijke taken, de strategie en het beleid met de
daaruit voortvloeiende resultatenontwikkeling van de vereniging. Het bestuur legt verantwoording af aan de
ALV over het gevoerde beleid. Het bestuur brengt periodiek verslag uit aan de ALV. De realisatie van het OP
wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur uitgevoerd door de directeur. Hij bereidt de
bestuursbesluiten voor en zorgt voor een adequate uitvoering. Verder is hij voorzitter van de
toewijzingscommissie, geeft hij leiding aan de bovenschoolse voorziening en draagt hij zorg voor de verdere
ontwikkeling van passend onderwijs in deze regio, conform de visie, ambitie en uitgangspunten zoals deze zijn
verwoord in hoofdstuk 1.
De Ondersteuningsplanraad is een speciale medezeggenschapsraad binnen de vereniging en bestaat uit een
vertegenwoordiging van ouders, personeelsleden en eventueel leerlingen van de scholen in het
samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het OP van het samenwerkingsverband.
27
In organogram vorm ziet de organisatie er daarmee als volgt uit:
Secretariaat &
administratie
ALV
(toezicht)
OPR
Bestuur
(8 leden)
Toewijzingscommissie
Directeur
Monitoring &
kwaliteit
Figuur 2.1 Organogram SWV 25-03
De scheiding van toezicht en bestuur is organiek vastgelegd: de ALV is het toezichthoudende orgaan en het
bestuur is het bevoegde gezag van het samenwerkingsverband. De taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van beide organen zijn vastgelegd in de op 1 november 2013 vastgestelde statuten.
2.2 GOOD GOVERNANCE
In de statuten zijn de verhouding en de verantwoordelijkheden tussen bestuur en toezicht vastgelegd. We
streven naar een situatie waarin formele toezichthoudende en toetsende kaders (vanuit de ALV) gepaard gaan
met voldoende bestuurlijke slagkracht en bijbehorende strategische en formele beslisruimte. Relevant om
hierbij vermelden is dat de schoolbesturen primair verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de
basisondersteuning en het samenwerkingsverband voor de extra ondersteuning.
De details over de inrichting van het samenwerkingsverband staan beschreven in de volgende documenten:
• Statuten Samenwerkingsverband VO Doetinchem;
• Medezeggenschapsstatuut van de Ondersteuningsplanraad.
2.3 EEN KRACHTIGE UITVOERINGSORGANISATIE
Uitgangspunt bij de inrichting van de organisatie van het samenwerkingsverband is dat deze met zo min
mogelijk bureaucratie en overhead gepaard gaat. Op de scholen zelf wordt immers het verschil gemaakt.
Tegelijkertijd zijn er voor de uitvoering van de wettelijke taken en onze beleidsambities mensen nodig. De
volgende functies en organisatieonderdelen zijn hierbij cruciaal:
• Directeur: heeft een belangrijke sturende en verbindende rol, zie hiervoor ook het programma
‘bestuur, management, administratie & organisatie’ in de meerjarenbegroting
• Monitoring & kwaliteitszorg: zie hiervoor hoofdstuk 7 van dit OP en het programma ‘monitoring en
kwaliteitszorg’ in de meerjarenbegroting
• Secretariaat & administratie: zie hiervoor het programma ‘bestuur, management, administratie &
organisatie’ in de meerjarenbegroting
Belangrijke organen binnen onze organisatie zijn de OPR en de toewijzingscommissie.
28
2.4 COMMUNICATIE
Gedurende de ontwikkeling van het regionale beleid op Passend Onderwijs binnen de SWV 25-03 is goede
interne communicatie belangrijk. Dit gezien de veelheid aan bestuurlijke werkgroepen, organisaties en
partners. Om al deze partijen aangesloten te houden, één periodieke nieuwsbrief opgesteld.
Om de “omgeving” te informeren wordt een website opgezet. De website kan tevens gebruikt worden als
algemeen communicatieplatform voor alle betrokken partijen.
De volgende doelgroepen zijn betrokken bij het samenwerkingsverband en zijn de communicatiedoelgroepen:
1. Leden (schoolbesturen) binnen het samenwerkingsverband;
2. Externe organisaties: de gemeentes, het MBO, aangrenzende samenwerkingsverbanden, het
samenwerkingsverband PO;
3. Toeleverende scholen van primair onderwijs en speciaal onderwijs;
4. Ouders/leerlingen/inwoners gebied Doetinchem en omstreken.
2.5 WERKAGENDA 2013-2014
•
Afhankelijk van het besluit of het samenwerkingsverband de werkgeversrol op zich neemt voor
meerdere medewerkers, moet er nog een medezeggenschapsraad worden opgericht met alleen een
personeelsgeleding. Dit kan eventueel ook op de werkagenda van 2014-2015 worden geplaatst.
2.6 WERKAGENDA 2014-2015
•
29
3. DEKKENDE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR
In april 2013 heeft de Regiegroep Passend Onderwijs Achterhoek VO een beleidsnotitie gepubliceerd waarin
voorstellen zijn gedaan om voor de samenwerkingsverbanden in de Achterhoek tot gemeenschappelijke kaders
te komen betreffende het arrangeren van leerlingen. In het SWV 25-03 worden de uitgangspunten uit deze
notitie (Het nieuwe arrangeren in de Achterhoek) onderschreven. Het in deze notitie gehanteerde onderscheid
tussen een begeleidingsschool (regulier voortgezet onderwijs) en een dialoogschool (LWOO en
Praktijkonderwijs) wordt in de OP overgenomen: in feite gaat het om twee onderscheiden profielen van
basisondersteuning. In dit hoofdstuk staat de basisondersteuning en extra ondersteuning centraal.
In hoofdstuk 4.2 wordt verder ingegaan op het nieuwe arrangeren. Er wordt van arrangeren gesproken
wanneer er een combinatie is van onderwijs en ondersteuning waarvoor aanspraak wordt gedaan op middelen
die de basisbekostiging overstijgen.
De beide basisondersteuningsprofielen begeleidingsschool en dialoogschool zijn als bijlagen opgenomen in het
bijlagenboek van het OP.
3.1 BASISONDERSTEUNING - ALGEMEEN
Wettelijk is vastgelegd dat het samenwerkingsverband het niveau van basisondersteuning vastlegt in het OP:
de wet biedt ruimte om hieraan een eigen invulling te geven en daarover afspraken te maken.
We omschrijven basisondersteuning als het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel van
preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school
planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau, eventueel in samenwerking met ketenpartners,
worden uitgevoerd. In deze omschrijving zijn dus vier aspecten te onderscheiden.
1. Preventieve en lichte ondersteuning
Onder preventie verstaan we de basisondersteuning voor alle leerlingen die er op is gericht om tijdig
leerproblemen en opgroei- en opvoedproblemen te signaleren.
In de beschrijving van de basisondersteuning worden de lichte curatieve interventies vastgelegd voor leerlingen
met dyslexie, meer of minder gemiddelde intelligentie, fysieke beperkingen of voor leerlingen die behoefte
hebben aan extra sturing op pedagogisch vlak.
2. Onderwijsondersteuningsstructuur
In het ondersteuningsprofiel van de school wordt in ieder geval aangegeven wat de expertise is van het
(ondersteunings)team voor wat betreft preventieve en (licht) curatieve interventies en hoe die zichtbaar
worden in de onderwijsorganisatie van de school.
3. Planmatig werken
De indicatoren zorg en begeleiding, zoals die door de onderwijsinspectie in het toezichtkader VO zijn
vastgelegd, vormen hiervoor het uitgangspunt.
4. Kwaliteit van de basisondersteuning
Criterium hiervoor is het landelijk vastgestelde toezichtkader van de onderwijsinspectie waarin een
minimumnorm voor basiskwaliteit wordt omschreven: de opbrengsten van de school zijn tenminste voldoende
en daarnaast voldoen het onderwijsleerproces en de zorg en begeleiding aan de gestelde norm.
Samenvattend verstaan we onder basisondersteuning de door het samenwerkingsverband afgesproken
preventieve en licht curatieve interventies die:
• eenduidig geldend zijn voor het VO binnen het hele samenwerkingsverband,
• uitgevoerd worden binnen de ondersteuningsstructuur van de school en
• onder regie en verantwoordelijkheid van de school,
• indien nodig worden ondersteund met de inzet van expertise van andere scholen en
• soms met de inzet van ketenpartners en
• zonder indicatiestelling en op het overeengekomen kwaliteitsniveau
• planmatig worden uitgevoerd.
30
3.2 BASISONDERSTEUNING - SWV 25-03
Op alle scholen binnen het samenwerkingsverband is door Sardes een audit gedaan naar de zorgstructuur van de
scholen. Deze audit geeft een foto van de stand van zaken in 2012 van de schoolzorgstructuur op vijf velden,
namelijk;
1. de hoeveelheid aandacht en tijd die aan de zorg wordt besteed;
2. het onderwijsmateriaal;
3. de ruimtelijke omgeving;
4. de beschikbare expertise;
5. de samenwerking met andere instanties.
Op basis van deze vijf velden zijn de scholen ingedeeld naar ondersteuningsprofielen. Er zijn vier
ondersteuningsprofielen:
• Netwerkschool;
• Begeleidingsschool;
• Dialoogschool;
• Integratieschool.
De profielen verschillen in niveau van dialoog en het niveau van aanpassingen die ingezet worden. Onder deze
vierdeling van profielen ligt een dimensie die loopt van gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs
(‘inclusie’). Met andere woorden: de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de
geïnstitutionaliseerde speciale (onderwijs)ondersteuning binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in
de directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen of in gespecialiseerde
zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de integratieschool daarentegen is in principe alle speciale
onderwijsondersteuning 'in huis’ aanwezig om zorgleerlingen binnen te kunnen houden, mede door een vaste
partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs, zoals het genoemde revalidatiecentrum.
De ondersteuningsprofielen kunnen benaderd worden vanuit een ‘ontwikkelingsperspectief’, waarbij de
netwerkschool als beginfase en de integratieschool als eindfase wordt gezien 1.
Deze indeling heeft er uiteindelijk toe geleid dat elke school binnen het samenwerkingsverband tenminste
functioneert als begeleidingsschool en dat scholen met LWOO-afdelingen en praktijkscholen aan de
voorwaarden van de dialoogschool voldoen.
Beide profielen zijn nader uitgewerkt in het basisondersteuningsprofiel begeleidingsschool en het
basisondersteuningsprofiel dialoogschool. De individuele scholen hebben uiteindelijk te voldoen aan deze
profilering en kunnen op basis hiervan bepalen waar zij op dit moment staan. De scholen geven dit in het
schoolondersteuningsprofiel duidelijk aan en maken daarbij ook inzichtelijk welke interventies nog nodig zijn
om op uiterlijk 1 augustus 2015 aan deze profilering te voldoen (= de ontwikkelagenda van de school).
In het document Niveau van basisondersteuning VO-scholen staat per VO-school binnen het
samenwerkingsverband in hoeverre zij op dit moment (april 2014) voldoen aan de profilering voor hun school.
De schoolzorgstructuur van de VO-scholen is grotendeels op orde als het gaat om de ruimtelijke omgeving en
de samenwerking met andere instanties. Op de overige velden is nog verdere ontwikkeling nodig. De VOscholen werken vooral aan het belangrijkste aandachtspunt, namelijk een betere differentiatie in de klas en
daarbij in te spelen op het didactisch repertoire van de docenten en de communicatie met de ouders.
3.3 EXTRA ONDERSTEUNING
Een hoog niveau van basisondersteuning laat onverlet dat een deel van de leerlingen extra ondersteuning
nodig heeft. Zij kunnen gebruik maken van de zogenaamde onderwijs- en zorgarrangementen. Voor alle
vormen van onderwijsondersteuning die de basisondersteuning overstijgen hanteren wij het begrip extra
ondersteuning.
Binnen het samenwerkingsverband wordt een dekkende infrastructuur van extra onderwijsondersteuning
ingericht om alle leerlingen met een extra ondersteuningsvraag een passend aanbod te bieden. Deze extra
onderwijsondersteuning omvat alle vormen en combinaties van onderwijs, ondersteuning en/of zorg die de
basisondersteuning overstijgen. De grens tussen basisondersteuning en extra ondersteuning wordt door het
samenwerkingsverband bepaald. Aan de bovenkant wordt de extra ondersteuning begrensd door het
beschikbare budget van het samenwerkingsverband.
De extra onderwijsondersteuning wordt georganiseerd in de vorm van arrangementen. Deze kunnen variëren
van licht curatief en tijdelijk van aard tot intensief en langdurend of structureel van aard.
11
Rapport audit ondersteuningsaanbod IVO, Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO Noordwest-Veluwe, 2012
31
3.4 ARRANGEMENTEN
De arrangementen moeten nog worden vastgesteld en omschreven. De aandacht is tot op dit moment vooral
uitgegaan naar het in kaart brengen en versterken van de basisondersteuning op de scholen enerzijds en het
organiseren van de nieuwe bovenschoolse voorziening anderzijds. De verdere invulling van de arrangementen
zal vooral plaatsvinden in het schooljaar 2014-2015 en staat dan ook voor dat jaar op de werkagenda. Op de
begroting is voor dat jaar een bedrag gereserveerd om de nog te ontwikkelen arrangementen ook
daadwerkelijk te kunnen financieren. Het betreft hier uiteraard enkel arrangementsvragen die vanuit het VO
worden gesteld. Bij het inrichten van deze arrangementen wordt uiteraard ook gebruik gemaakt van de
expertise van het VSO.
Met cluster 1 en 2 zijn werkafspraken gemaakt, die terug te vinden zijn in § 3.6.
De inrichting van de bovenschoolse voorziening staat beschreven in § 3.5.
In deze paragraaf beperken we ons tot de reeds bestaande voorzieningen, die (al dan niet gewijzigd) worden
gecontinueerd in het nieuwe samenwerkingsverband. Het betreft de programma’s Herstart / Op de Rails en
Horizon.
Onder het programma Herstart / Op de Rails ligt een convenant met het oude samenwerkingsverband waarin
de invulling en vormgeving verder is geregeld. Het project Herstart helpt leerplichtige leerlingen die niet naar
school gaan (thuiszitters) in een traject van 16 weken weer naar school te gaan. Herstart heeft twee
doelstellingen:
1. Bepalen welke school het beste past bij de thuiszitter;
2. De thuiszitter weer leren wennen aan het ritme en de regelmaat van naar school gaan.
Om deel te nemen aan Herstart moet een leerling:
1. Meer dan vier weken thuiszitten, zonder uitzicht op plaatsing op een school;
2. Bekend zijn bij een leerplichtambtenaar;
3. Geen indicatie hebben van een Commissie voor Indicatiestelling (CvI);
4. Niet in een indicatietraject zitten.
In het project Op de Rails doet de leerling mee aan een onderwijsprogramma dat veel persoonlijke aandacht en
begeleiding biedt. Er wordt gewerkt met duidelijke regels en afspraken om de te bereiken dat de leerling de kans
krijgt een nieuwe start te maken. Een leerling kan deelnemen aan Op de Rails als:
1. Er structurele gedragsproblemen zijn, waardoor de veiligheid van de leerling, medeleerlingen en/of
leerkrachten in gevaar komt;
2. Er geen sprake is van een geclassificeerde stoornis;
3. Hij of zij naar het regulier onderwijs gaat;
4. Hij of zij meer zorg en aandacht nodig heeft dan de huidige school kan bieden;
5. Er geen CvI-indicatie is voor speciaal onderwijs;
6. Hij of zij niet in een CvI-indicatietraject zit;
7. Hij of zij ingeschreven blijft op de school van herkomst.
In de regio Doetinchem en omgeving worden Herstart en Op de Rails in een gezamenlijk programma
aangeboden middels bekostiging vanuit het REC. De omvang betreft maximaal 8 leerlingen tegelijkertijd. Deze
bekostiging is vervallen. De middelen zijn als lump-sum bedrag toegedeeld aan de nieuwe SWV-en.
Horizon is een VSV project, waarin onderwijs en Bureau Jeugdzorg samenwerken. Horizon kent 15
onderwijsplaatsen voor leerlingen uit het VO en MBO en wordt verzorgd door SOTOG (cluster 4). Deze leerlingen
zijn vanwege een complexe problematiek in het reguliere onderwijs tijdelijk of definitief uitgevallen. Tot nu toe
komen deze leerlingen in aanmerking voor plaatsbekostiging. Plaatsbekostiging is zware zorg bekostiging en in
dit construct, categorie 1 bekostiging. Het is van belang dat deze drie bestaande programma’s in samenhang
met de bovenschoolse voorziening opnieuw worden beoordeeld. Herstart, Op de Rails, Horizon, Rebound en
Herplaatsing hebben mogelijk overlap op inhoud en doelgroep of voorzien nu in de expertise zoals wenselijk
binnen de nieuwe bovenschoolse voorziening. Dit thema krijgt een plaats op de werkagenda 20132014 en 2014-2015.
Nieuwe bovenschoolse voorziening
Rebound
Herplaatsing
Herstart
Samenwerkingsverband
Op de Rails
SOTOG
Horizon
32
3.5 INRICHTING BOVENSCHOOLSE VOORZIENING
Beelden
De toekomstige bovenschoolse voorziening krijgt een kleine OPDC-functie met als hoofdtaken Rebound en het
begeleiden van Herplaatsingstrajecten (traject voor leerlingen die om bepaalde redenen niet langer op de eigen
school kunnen blijven / voor wie een plaats elders op een school meer perspectief biedt voor een succesvolle
schoolloopbaan). Het gaat komend schooljaar om een groep van in totaal ca. 60 VO- en VSO- leerlingen
(Rebound en Herplaatsing), die voor een kortere of langere periode op de bovenschoolse
voorziening les en ondersteuning krijgen. We gaan er vooralsnog vanuit dat de groepen niet groter worden dan
maximaal 12 leerlingen en dat er in het schooljaar 2014-2015 begroot wordt op drie klassen. Hierbij gaan we
voor Rebound uit van een verblijfsduur van drie maanden met een eventuele verlenging van nog eens drie
maanden. Dit is twee maanden korter dan de huidige gemiddelde verblijfsduur. Bij Herplaatsing bekijken we
per leerling wat de verblijfsduur wordt.
Het SWV 25-03 heeft de ambitie dat de basisondersteuning op de VO-scholen zich voor 1 augustus 2015 heeft
ontwikkeld tot het afgesproken niveau van begeleidingsschool. Voor het praktijkonderwijs en de scholen met
LWOO gaat het in dezelfde periode om een ontwikkeling op het niveau van dialoogschool. Deze moet ertoe
leiden dat er gaandeweg minder gebruik wordt gemaakt van de bovenschoolse voorziening. We verwachten
een afbouw van de toekomstige bovenschoolse voorziening van 10% per jaar, waarbij de voorziening binnen
vijf jaar kan worden gehalveerd. Door middel van zorgvuldige monitoring gedurende deze periode wordt
bepaald of deze afbouw realistisch is.
Het (nieuwe) SWV 25-03 stuurt de toewijzing aan via de toewijzingscommissie en beheert/verdeelt de
middelen. De directeur van het samenwerkingsverband stuurt de voorziening aan. De medewerkers van SWV
25-03 vallen onder cao VO. Het samenwerkingsverband kan uiteraard ook besluiten om de administratie en/of
het werkgeverschap bij een andere partij onder te brengen.
De toekomstige bovenschoolse voorziening is in ieder geval niet:
• Een voorziening met expertise over indicatiestelling; deze expertise is ondergebracht bij de
toewijzingscommissie en valt als onderdeel van het samenwerkingsverband onder de directe
verantwoordelijkheid van de directeur; ook is de directeur verantwoordelijk voor het opzetten van
een kennisnetwerk expertise waarin de experts op de VO en VSO scholen kennis kunnen delen;
• Een voorziening die binnen het samenwerkingsverband en voor de individuele scholen expertisedeling
organiseert en de zorgexpertise onderhoudt; deze taak is voor de directeur van het
samenwerkingsverband.
Doel
Het doel van de bovenschoolse voorziening is om de leerlingen terug te leiden naar de school van herkomst
(Rebound) of een andere, best passende, school bijvoorbeeld bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband,
binnen het MBO of Werknet (Herplaatsing) om zo hun schoolloopbaan met succes te kunnen vervolgen.
Relatie met het VO
• de Rebound-leerlingen krijgen les conform de afspraken met de school van herkomst;
• er is een actieve betrokkenheid van de school bij de eigen leerlingen: bij Rebound tot de leerling terug
is op school (of in een uitzonderlijk geval elders) of, bij Herplaatsing, elders verantwoord is geplaatst
en overgedragen;
• met andere woorden: plaatsing in de bovenschoolse voorziening ontslaat de school niet van zijn
verantwoordelijkheid voor de eigen leerlingen.
Huisvesting
De bovenschoolse voorziening wordt in het schooljaar 2014-2015 gehuisvest in het huidige OPDC, waar in
datzelfde jaar ook nog één jaar het Parallelle Leerjaar is ondergebracht. Daar komt bij dat het huurcontract van
dit gebouw loopt tot en met 2016.
Deze oplossing geeft het samenwerkingsverband tijd en ruimte om vervolgens op zoek te gaan naar geschikte
huisvesting voor de nieuwe bovenschoolse voorziening zonder het Parallelle Leerjaar en waarin rekening kan
worden gehouden met de hiervoor geschetste afbouw.
Omdat het ultieme doel is de leerlingen terug te leiden naar het reguliere onderwijs, is het aan te bevelen de
leerlingen zo dicht mogelijk bij het VO te houden. Hierbij kan wel de expertise van een VSO-school ingezet
33
worden om tot een betere ondersteuning te komen.
Huisvestingsvoorwaarden zijn:
• op één plek;
• maximaal drie klaslokalen (waaronder praktijkruimte) geconcentreerd in de school;
• afgeschermd met een eigen structuur;
• ruimte voor het afbouwprogramma;
• betaalbaar en organiseerbaar.
Uitgangspunten
Op basis van en naar aanleiding van het voorafgaande zijn de volgende uitgangspunten voor de toekomstige
bovenschoolse voorziening geformuleerd:
• De voorziening valt vanaf 1 augustus 2014 onder het nieuwe samenwerkingsverband;
• De relatie met de vraag uit het VO staat centraal en daarom is deze voorziening ook gekoppeld aan het
VO;
• De voorziening biedt twee diensten aan, namelijk Rebound en Herplaatsing;
• De opvang van leerlingen is altijd van tijdelijke aard;
• Doel is terugleiden naar de school van herkomst (Rebound) of een andere, best passende, school
bijvoorbeeld bij voorkeur binnen het samenwerkingsverband, binnen het MBO of Werknet
(Herplaatsing);
• De voorziening maakt gebruik van de expertise die binnen het hele samenwerkingsverband aanwezig
is.
3.6 AFSTEMMING MET CLUSTER 1 EN 2
In de huidige situatie werken de scholen voor voortgezet onderwijs samen in 83 samenwerkingsverbanden om
de lichte ondersteuning voor leerlingen te regelen. De scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken
samen in 34 regionale expertisecentra. Met de invoering van passend onderwijs gaan alle scholen in een regio
(met uitzondering van scholen in cluster 1 en 2) deel uitmaken van een (nieuw) samenwerkingsverband. Cluster
1 heeft vanwege de schaalgrootte en de specialistische expertise een landelijke systematiek, met
budgetfinanciering en zonder landelijk vastgestelde criteria. Omdat de situatie voor cluster 2 vergelijkbaar is met
cluster 1, haakt cluster 2 in de nieuwe situatie aan bij de landelijke systematiek van cluster 1. Net als in cluster 1
wordt in cluster 2 een beperkt aantal instellingen ingericht die het onderwijs gaan verzorgen. De huidige
vestigingen voor cluster 2 gaan op termijn op in die instellingen. Dat moet heel zorgvuldig gebeuren en heeft
daarom tijd nodig. Daarom geldt tot 1 augustus 2015 een overgangsperiode. Tot die tijd vallen de scholen voor
(voortgezet) speciaal onderwijs onder de huidige besturen en worden nog niet overgedragen aan de instellingen
in oprichting. Wel zijn de instellingen in oprichting per 1 augustus 2014 een rechtspersoon en moeten ze een
commissie van onderzoek hebben ingericht. Dat betekent dat de rec’s, de commissies voor de begeleiding en de
commissies voor de indicatiestelling per 1 augustus 2014 ophouden te bestaan.
De instellingen in oprichting voeren vanaf 1 augustus 2014 een deel van de taken van de instelling uit, zoals die
in de wet zijn beschreven. Namelijk:
• indiceren (toelaatbaarheid tot het (voortgezet) speciaal onderwijs of begeleiding binnen het regulier
onderwijs);
• het leveren van begeleidingsarrangementen;
• trajectbegeleiding van ouders.
Met ingang van 1 augustus 2015 is de samenstelling van de instellingen definitief en zijn de instellingen volledig
ingericht. De huidige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn bestuurlijk ondergebracht bij de
instellingen.
In het kader van passend onderwijs zal er overleg en eventueel samenwerking zijn tussen SWV 25-03 en cluster
1 en 2. Wanneer er samengewerkt gaat worden in de vorm van aanbieden arrangementen, dan zal cluster 1 of
2 afstemmen met de directeur van SWV 25-03.
Cluster 1: Visio
Na de invoering van de Wet Passend Onderwijs zal het onderwijs in Cluster 1 landelijk georganiseerd blijven. De
redenen hiervoor zijn de beperkte omvang van de doelgroep en de specialistische expertise. In deze regio is
Koninklijke Visio de organisatie die de ondersteuning voor blinde en slechtziende leerlingen (Cluster 1) biedt.
Cluster 1 gaat wettelijk geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Vanuit Visio Onderwijs is er een
34
contactpersoon verbonden aan het samenwerkingsverband die benaderd kan worden bij vragen rondom het
onderwijs aan visueel beperkte leerlingen.
Het streven van Visio Onderwijs is zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op reguliere, of andere
vormen van speciale, scholen onderwijs te laten volgen. Op dit moment wordt bijna 75% van de leerlingen door
de Ambulant Onderwijskundige Dienst van Visio begeleid. Om dit te realiseren wordt ondersteuning op maat
geboden. Op basis van de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht
wordt een Begeleidingsplan opgesteld. Ondersteuning aan docenten en leerlingen kan bestaan uit: ambulante
onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Naast
ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er financiële middelen beschikbaar t.b.v. de
visueel beperkte leerling. De toekenning van deze middelen zal centraal via Cluster 1 gaan lopen. Zodra de
exacte invulling hiervan bekend is, wordt deze gecommuniceerd met de scholen en samenwerkingsverbanden.
Wanneer sprake is van (een vermoeden van) een visuele beperking, kunnen ouders, maar ook de school, hun
kind aanmelden bij Koninklijke Visio. Na onderzoek, beoordeelt de Commissie van Onderzoek of het kind op
basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op een Cluster 1 indicatie. Hierbij wordt ook aangegeven of
het kind recht heeft op ambulant onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op één van de scholen voor
leerlingen met een visuele beperking van Visio.
Cluster 2: Kentalis
Voor leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking (t.g.v. doofheid, slechthorendheid en/of
ernstige spraaktaalmoeilijkheden, eventueel in combinatie met een autisme spectrumstoornis), die
ingeschreven staan bij de scholen van het Samenwerkingsverband en waarbij de onderwijsbehoefte de
zorgplichtmogelijkheden van de scholen in het Samenwerkingsverband overstijgt, werkt het
Samenwerkingsverband SWV 25-03 samen met de Stichting Kentalis Onderwijs, te Arnhem.
De gemaakte afspraken van deze samenwerking zijn ten aanzien van:
Basisondersteuning
Wanneer de schoolinterne zorg ontoereikend is en vragen rondom een vermoede cluster2 problematiek niet
beantwoord kunnen worden, kan een aanvraag voor Consultatie en Advies worden gedaan bij Kentalis
Onderwijs. Het invullen van een signaleringsinstrument (in ontwikkeling) door de school t.a.v. vermoede
cluster2-problematiek gaat hier aan vooraf.
Consultatie en advies zijn kosteloos.
Extra onderwijsondersteuning
Wanneer blijkt, dat schoolinterne zorg en, indien van toepassing, schoolnabije zorg vanuit het
samenwerkingsverband, de school en/of het samenwerkingsverband niet volledig aan haar zorgplicht kan
voldoen, dan wordt bij Kentalis Onderwijs extra onderwijsondersteuning aangevraagd.
De kosten van de extra onderwijsondersteuning komen ten laste van Kentalis Onderwijs (cluster 2 budget).
De onderwijsondersteuning van Kentalis kan bestaan uit:
1. het begeleiden van een individuele leerling (licht arrangement);
2. het beschikbaar stellen door Kentalis van een leerkracht/docent voor een groep leerlingen met een
gelijkwaardige specifieke cluster 2 onderwijsvraag (mediumarrangement);
3. het zo nodig uitbreiden van deze ondersteuning met logopedie door een logopedist van Kentalis
Onderwijs;
4. het onderhouden van een directe lijn vanuit het loket voor Consultatie en Advies om adequaat hulp te
kunnen bieden aan de doelgroep;
5. het assisteren op schoolniveau bij het opstellen van het Ontwikkelingsperspectief voor de leerling wat
betreft de specifieke cluster 2 problematiek.
De mate van inzet van Kentalis wordt bepaald door de Commissie van Onderzoek en is afhankelijk van de
onderwijsbehoefte van de leerling(en) en de ondersteuningsbehoefte van de school.
35
Verwijzing en plaatsing op een cluster 2 school
Wanneer blijkt, dat de interne zorg van de school, de extra inzet vanuit het Samenwerkingsverband en de extra
inzet door Kentalis Onderwijs onvoldoende zijn om aan de onderwijsvraag van de leerling en de
ondersteuningsbehoefte van de school te voldoen, dan kan een plaatsing op een cluster 2 school van Kentalis
Onderwijs aangevraagd worden. Tijdens de aanvraagprocedure levert Kentalis Onderwijs een trajectbegeleider.
Expertise-overdracht
Kentalis Onderwijs ondersteunt de scholen binnen het Samenwerkingsverband bij het vergroten van de
cluster2 expertise. De scholen kunnen daarbij gebruikmaken van het Kentalis scholingsaanbod.
De expertiseoverdracht kan bestaan uit:
1. Het begeleiden van een leerkracht/docent i.v.m. een ondersteuningsvraag betreffende cluster 2
problematiek bijvoorbeeld in de vorm van co-teaching;
2. Het verzorgen van voorlichtingsbijeenkomsten voor individuele leraren of (een deel van) het team over
spraak-/taalproblemen en hoorproblemen;
3. Het verzorgen van een cursus voor een (deel van het) team.
3.7 AFSTEMMING MET GEMEENTEN
Over het concept van het ondersteuningsplan voeren samenwerkingsverbanden op overeenstemming gericht
overleg (OOGO) met de gemeente(n), omdat nieuw beleid en uitvoering van dat beleid over en weer gevolgen
kan hebben. De gemeente is onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de leerplicht,
het leerlingenvervoer en de onderwijshuisvesting. Daarnaast is het streven dat
na invoering van de wet op het Passend Onderwijs er geen thuiszitters meer zijn. Gemeenten worden per 1
januari 2015 door de decentralisaties verantwoordelijk voor de zorg voor jeugd. Volgens de nieuwe Wet op de
Jeugdzorg moeten gemeenten met zowel met het samenwerkingsverband PO als VO afspraken maken over de
afstemming tussen onderwijs en jeugdzorg. Anderzijds hebben samenwerkingsverbanden in hun werkgebied
meestal met meerdere gemeenten te maken. Dat betekent dat er ook met de gemeenten op een aantal
terreinen nadere afstemming plaats zal moeten vinden. Ook is afstemming tussen de vijf gemeenten onderling
van belang.
De samenwerkingsverbanden 25-03 (PO en VO) én de gemeenten in het betreffende gebied (Bronckhorst,
Doesburg, Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek) hebben in het kader van de Wet Passend Onderwijs
en de Jeugdwet een werkagenda opgesteld.
Zowel het samenwerkingsverband als de gemeenten onderstrepen het belang van afstemming, elk vanuit de
eigen verantwoordelijkheid, om er voor te zorgen dat alle jeugdigen passend onderwijs en, wanneer nodig,
passende ondersteuning krijgen.
Gedeelde uitgangspunten voor de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten zijn:
• Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kind(eren). Versterken
van het gewone, positieve opgroeien en opvoeden;
• We gaan uit van wat het kind nodig heeft (en niet van wat het kind heeft);
• Lichte ondersteuning waar nodig, zwaarder als het moet;
• De ondersteuning is gericht op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid;
• Jeugdigen, ouders en professionals zijn betrokken en bepalen samen welke ondersteuning passend en
haalbaar is;
• De ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de directe opgroeiomgeving geboden (thuisnabij), met zoveel
mogelijk gebruik van het eigen sociale netwerk;
• Er zijn geen thuiszitters;
• Er is een doorgaande lijn;
• Een effectieve en samenhangende aanpak (één kind/gezin, één plan, één regisseur).
36
Doelstellingen
• Kinderen in de West Achterhoek groeien gezond en veilig op en ontplooien zich maximaal tot
zelfstandige en evenwichtige inwoners;
• Jeugdigen en ouders met een extra ondersteuningsbehoeften krijgen zo snel mogelijk passende,
effectieve en samenhangende ondersteuning in de directe opgroeiomgeving.
Het OOGO over het ondersteuningsplan kent als belangrijkste thema’s:
1. Jeugdzorg;
2. Leerlingenvervoer;
3. Leerplicht;
4. Onderwijshuisvesting.
De jeugdzorg en het onderwijs zijn op basis van de Wet passend onderwijs en de nieuwe Wet op de jeugdzorg
(transitie en transformatie jeugdzorg) verplicht te beschrijven hoe zij in de toekomst samenhang creëren en
gaan samenwerken.
3.8 WERKAGENDA 2013-2014
•
•
De afstemming passend onderwijs en jeugdzorg moet nog nader worden uitgewerkt.
De agenda van Herstart, Op de Rails, Horizon, Rebound en Herplaatsing nader uitwerken op
inhoudelijke overlap en overlap in doelgroep (§3.4 en § 3.5). Tevens bepalen of volumeafspraken
nodig zijn. Nader uit te werken ten aanzien van de bovenschoolse voorziening:
o Werkgeverschap;
o Huisvesting na schooljaar 2014-2015;
o Verhouding bovenschoolse voorziening tot arrangementen.
3.9 WERKAGENDA 2014-2015
•
Arrangementen vanuit het VO inrichten.
37
4. LEERLINGSTROMEN
4.1 INLEIDING
Met de invoering van passend onderwijs verandert er het nodige op het gebied van de toewijzing van extra
ondersteuning in het VO.
• De toewijzing van middelen voor extra ondersteuning in de vorm van arrangementen wordt per 1 augustus
2014 uitgevoerd door het samenwerkingsverband.
• Vanaf 1 augustus 2014 verdwijnen de Regionale Expertise Centra (REC); hiermee verdwijnen ook de Centra
voor Indicatiestelling (CVI) en de oude indicaties voor VSO.
• Vanaf 1 augustus 2014 verzorgt het samenwerkingsverband een bovenschoolse voorziening en bepaalt ook
welke leerlingen daar geplaatst kunnen worden
• Op 1 januari 2016 verdwijnen de Regionale Verwijzingscommissies (RVC) die de LWOO- en PrObeschikkingen toekennen; vanaf 2015 worden de budgetten overgeheveld naar het
samenwerkingsverband die ook de toewijzing organiseert.
De uitgangspunten van passend onderwijs en de bovenstaande wijzigingen vragen om een nieuwe manier van
toewijzing van middelen. Vanaf 2014-2015 is het samenwerkingsverband verantwoordelijk voor de budgetten
van alle vormen van lichte ondersteuning (het regionaal zorgbudget, Rebound, Herstart en Op de Rails) en
zware ondersteuning (plaatsing VSO) en vanaf 2015-2016 komen daar de ondersteuningsbudgetten voor LWOO
en PrO nog bij.
4.2 HET NIEUWE ARRANGEREN
Het uitgangspunt van het samenwerkingsverband is om zoveel mogelijk de ondersteuning school-en
leerlingnabij te organiseren. Dit betekent dat de leerling zoveel als mogelijk binnen de (reguliere) school de
ondersteuning ontvangt die nodig is. Voor de scholen betekent dat dat zij de basisondersteuning goed op orde
hebben. Het nieuwe arrangeren heeft betrekking op de extra ondersteuning.
Voor leerlingen die het reguliere VO (al dan niet tijdelijk) niet kunnen volgen, worden door het
samenwerkingsverband arrangementen opgesteld. Voorbeelden van arrangeren zijn plaatsing in het VSO voor
bepaalde of onbepaalde tijd, het toekennen van LWOO en PrO, het tijdelijk plaatsen van de leerling in een
bovenschoolse voorziening, Op de Rails en Herstart en aanvullende specifieke ondersteuning in de reguliere
school. De kosten voor deze arrangementen overstijgen de basisbekostiging van de georganiseerde
ondersteuningsstructuur.
Binnen het samenwerkingsverband worden criteria en de procedures vastgesteld voor deze arrangementen.
Het samenwerkingsverband richt een toewijzingscommissie in die zich zowel bezig houdt met de
toelaatbaarheid tot het VSO als met de toekenning en invulling van LWOO en PrO en de arrangementen.
Gelet op het werk van de toewijzingscommissie, maken we hier onderscheid tussen de toelaatbaarheid tot het
VSO, de toekenning van LWOO en PrO en de toewijzing van een arrangement.
4.3 TOELAATBAARHEID TOT HET VSO
Het samenwerkingsverband heeft de taak om kritisch te sturen op de deelname aan het VO en het VSO tussen
2015 en 2020. De taak die het samenwerkingsverband zichzelf heeft opgelegd is om uiteindelijk in 2020 uit te
komen op de door OCW gestelde landelijke norm voor wat betreft het VSO en de omvang verkleinen van
LWOO en PrO. Het realiseren van deze taakstelling wordt gefaseerd uitgevoerd.
Algemene uitgangspunten:
• Een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) is landelijk geldig.
• Het samenwerkingsverband bepaalt zelf, binnen de wettelijke kaders, hoelang een TLV geldig is en of deze
wordt verlengd.
• Het samenwerkingsverband dat de TLV afgeeft is verantwoordelijk voor de financiering van deze
verklaring, ook als de leerling speciaal onderwijs volgt en/of woont in een andere SWV-regio.
• Voor leerlingen die geplaatst zijn in een residentiële voorziening betaalt het SWV waar de leerling vandaan
komt.
• De aanmeldende school doet de aanvraag samen met ouders. Dit kan een PO, SO of VO-school zijn.
• De toewijzingscommissie bepaalt of en hoe lang de leerling toegelaten wordt tot het VSO.
• Aanvragen voor verlenging van de TLV gebeurt door de VSO-school waar het kind onderwijs volgt.
38
De toewijzingscommissie stelt, samen met ouders en de betrokken school, vast of de afgesproken en in het
ontwikkelingsperspectief vastgelegde ondersteuning is geboden. Vervolgens bepaalt deze commissie of en voor
hoe lang de leerling geplaatst wordt in het VSO (categorie I, II of III).
Aanvragen voor toelating tot het VSO kunnen door de verwijzende school worden gedaan. Dat kan een PO, SO
of VO school zijn. Ouders kunnen eveneens hun kinderen rechtstreeks bij een VSO school aanmelden, of de
leerling daar wordt toegelaten wordt besloten door de toewijzingscommissie. Tevens worden aanvragen voor
het verlengen van het verblijf in het VSO bij de toewijzingscommissie ingediend, altijd door de VSO school waar
de leerling op dat moment onderwijs volgt.
Het samenwerkingsverband dat de toelaatbaarheidsverklaring afgeeft is verantwoordelijk voor de financiering
van deze verklaring, ook als de leerling speciaal onderwijs volgt en/of woont in een andere SWV-regio.
Voor leerlingen die zijn geplaatst in een residentiële voorziening betaalt het samenwerkingsverband waar de
leerling vandaan komt.
4.4 TOEKENNING LWOO EN PRO
De toekenning LWOO en PrO zal vanaf 2016 toevallen aan het samenwerkingsverband. Het
samenwerkingsverband moet nog een keuze maken of het hierbij wel of niet gebruik maakt van opting out
betreffende LWOO, PrO of beide. Het bestuur en de ALV hebben deze vraag op de werkagenda voor het
schooljaar 2014-2015 gezet om deze opting out keuze zorgvuldig te kunnen maken.
4.4.1 LWOO/PRO
Aanvankelijk zouden de wet- en regelgeving ten aanzien van LWOO en PrO ongewijzigd blijven en daarmee
buiten de stelselwijziging passend onderwijs. In het Regeerakkoord Rutte II is met betrekking tot LWOO/PrO
echter vastgelegd: “maximering en onder stelsel passend onderwijs brengen (vanaf 2015-2016)”. Op 5 april
2013 is de Tweede Kamer globaal geïnformeerd over de uitwerking van deze zin in het Regeerakkoord.
Deze hoofdlijnenbrief kan als volgt worden samengevat:
• Het landelijk beschikbare budget voor LWOO en PrO wordt per 1 januari 2014 gebudgetteerd. Als het
aantal leerlingen toeneemt wordt het bedrag per leerling lager (en omgekeerd);
• LWOO en PrO worden met ingang van het schooljaar 2015-2016 ondergebracht in passend onderwijs.
Dit betekent dat bekostiging van LWOO/PrO en indicering voor LWOO/PrO per 1 augustus 2015 onder
verantwoordelijkheid van het SWV VO gaan vallen. Het SWV ontvangt vanaf dat moment voor
LWOO/PrO een budget dat gebaseerd is op de leerlingtelling van
1 oktober 2012. Of en wanneer deze situatie ooit gaat veranderen is nog niet bekend. Dit is afhankelijk
van de uitkomsten van een onderzoek naar effecten van verevening van de gelden voor LWOO en PrO;
• In 2016 wordt door het ministerie van OCW beslist over zo´n eventuele verevening. De eventuele
ingangsdatum daarvan is nog niet bekend. Rekening zal worden gehouden met de risico’s van een
eventuele samenloop van de verevening waar de SWV-en in de periode 2015 tot en met 2020 mee
worden geconfronteerd;
• In plaats van de geplande bezuiniging van €50 miljoen op LWOO/PrO wordt onder meer het
ondersteuningsbudget van het SWV VO per 1 januari 2016 met ongeveer 1% gekort (ongeveer €7 per
leerling).
De middelen voor LWOO en PrO zullen deel gaan uitmaken van het budget voor lichte ondersteuning,
Het SWV VO krijgt ook de indicerende taak op basis van de huidige criteria voor LWOO en PrO en zal hiervoor
dus een post in de meerjarenbegroting van het SWV moeten opnemen.
4.5 TOEWIJZING VAN ARRANGEMENTEN
Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben of waarmee de VO scholen handelingsverlegen dreigen te
worden, worden binnen het samenwerkingsverband ingebracht in de toewijzingscommissie. De
toewijzingscommissie stelt, samen met ouders en de betrokken school, vast of de afgesproken en in het
ontwikkelingsperspectief vastgelegde ondersteuning is geboden. Vervolgens bepaalt deze commissie of en voor
hoe lang de leerling in aanmerking komt voor een arrangement.
De route begint in de meeste gevallen in de VO school: daar worden de nodige lichte interventies ingezet om
aan de behoefte van de leerling te voldoen. Bij onvoldoende resultaat, is het mogelijk om extra ondersteuning
(middelen samenwerkingsverband) toe te voegen aan het arrangement. Deze ondersteuning is afhankelijk van
de onderwijsbehoefte van de leerling. Mocht blijken dat er toch zwaardere inzet nodig is, die de mogelijkheden
39
van de VO school overstijgt, dan kan het arrangement verder uitgebreid worden met bijvoorbeeld tijdelijke
plaatsing in de bovenschoolse voorziening, of uiteindelijk plaatsing in het VSO. Hiermee wordt dan dus eerst
aanspraak gedaan op het budget voor lichte ondersteuning, en daarna mits noodzakelijk, op het budget voor
zware ondersteuning. In voorkomende gevallen kan het zijn dat leerlingen vanuit het speciaal onderwijs (SO),
via de toewijzingscommissie, doorstromen naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO).
In het kader van Passend Onderwijs, de Jeugdwet, de Participatiewet en de veranderingen in de AWBZ, is het
voor de samenwerkingsverbanden van groot belang dat onderwijs en gemeenten nauw samenwerken. Immers,
een leerling met extra ondersteuningsbehoeften heeft die ondersteuning vaak ook nodig in de individuele
en/of gezinssituatie. Hoe eerder die hulp wordt ingezet, hoe beheersbaarder de problematiek is, ook financieel.
4.6 SAMENWERKING IN DE REGIO ACHTERHOEK
De opstellers van Het nieuwe arrangeren pleiten op termijn voor het opstellen van bovenregionale spelregels
en procedures voor de hele regio Achterhoek met een eigen verantwoordelijkheid van de afzonderlijke
samenwerkingsverbanden over de uitvoering ervan. Deze intentie wordt in het SWV 25-03 gedeeld door de
leden van de ALV en het bestuur. Zij onderstrepen de volgende voordelen van gelijke spelregels en procedures
voor de hele regio:
• duidelijkheid voor alle partijen; scholen, ouders en leerlingen begrijpen hoe het nieuwe arrangeren is
vormgegeven in de gehele Achterhoek;
• bij uitwisseling van leerlingen tussen de samenwerkingsverbanden spreken we dezelfde taal;
• bij toelating van leerlingen voorkomen we ‘shoppen’ van ouders omdat we dezelfde uitgangspunten
hanteren;
• bij toekenning van een toelaatbaarheidsverklaring binnen het ene samenwerkingsverband, kan in geval
van bijvoorbeeld verhuizing, het andere samenwerkingsverband inhoudelijk ook uit de voeten;
• bij uitwisseling van leerlingen voorkomen we onnodige bureaucratie en tijdsverlies in aanvullende of
andere formulieren, testen en vergaderingen omdat we dezelfde uitgangspunten hanteren;
• door het voorkomen van bureaucratie, aanvullende gegevens en overleggen is deze werkwijze goedkoper.
4.7 TAKEN EN SAMENSTELLING TOEWIJZINGSCOMMISSIE
Voor bepaalde leerlingen is de extra ondersteuning die de VO-scholen kunnen bieden, niet toereikend. Het
bevoegd gezag van de school waarop een leerling is aangemeld of van de school waarop de leerling onderwijs
volgt, kan een aanvraag indienen bij de Toewijzingscommissie.
De Toewijzingscommissie is belast met de beoordeling van aanvragen m.b.t.:
• Het toewijzen van arrangementen zowel op de VO-scholen als bovenschools;
• Het toekennen van beschikkingen LWOO en PrO (vanaf schooljaar 2015-2016, uitwerking volgt2);
• Toelaatbaarheidsverklaringen voor VSO cluster 3 en 4 (incl. verlengingsaanvragen);
• Het terugplaatsen van leerling van VSO naar een van de VO-scholen, al dan niet met extra
ondersteuning.
De Toewijzingscommissie heeft een belangrijke taak in het realiseren van de geformuleerde streefcijfers en de
taakstelling VO en VSO (bekostigingscategorie I, II en III). Daaraan gekoppeld is de vraag of voorliggende
taken/verantwoordelijkheden goed zijn ingevuld. Deze taak hangt samen met de budgetverantwoordelijkheid
van de directeur van SWV VO 25-03, die tevens voorzitter is van de Toewijzingscommissie.
Samenstelling
De Toewijzingscommissie bestaat in ieder geval uit:
1. De directeur van het samenwerkingsverband; is als voorzitter verantwoordelijk voor het volgen van de
juiste procedure en de administratieve afhandeling (al dan niet m.b.v. secretariële ondersteuning).
Neemt het besluit over al dan niet toewijzen van een arrangement of afgeven van een
toelaatbaarheidsverklaring. Is budgetverantwoordelijk.
Verder zijn in ieder geval de volgende functies en/of inhoudelijke kennis vertegenwoordigd:
22
Het invullen van de toewijzing van LWOO en PrO is belegd bij de Toewijzingscommissie. De mogelijkheden en eventuele
keuze voor ‘opting- out’, moet nader verkend worden.
40
2.
3.
4.
Een orthopedagoog / psycholoog vanuit zowel VO als VSO (cluster 3 en 4) die ervaring heeft met het
oude indiceren, de verwijzing naar Rebound / Op de rails en jeugdzorg en die de sociale kaart goed
kent;
Een persoon die ervaring heeft opgedaan binnen de PCL met het toekennen van LWOO en PrO en met
deze ervaring kan reflecteren op het succes van deze leerlingen binnen deze onderwijsvorm;
Iemand die de scholen binnen het samenwerkingsverband kent waarvoor de leerling is aangemeld en
ervaring heeft met de toelating tot het regulier VO.
Het maximum van deelnemers is bereikt, wanneer toevoeging van een nieuwe persoon de effectiviteit van het
overleg tekort doet. Een kleine groep komt tevens de flexibiliteit ten goede.
Andere deskundigen kunnen door de Toewijzingscommissie worden geconsulteerd (‘vrije stoel’).
Leerlingenstromen
Bij aanmelding voor de Toewijzingscommissie, onderscheiden we verschillende leerlingenstromen:
• VO meldt instroomleerlingen aan, afkomstig van PO of van SO
• VO meldt leerlingen aan die al op deze school voor VO zitten en tussentijds een arrangement of
toelaatbaarheidsverklaring nodig hebben (kunnen ook zijinstromers van een andere VO -school zijn) of
waarvan ze de toewijzing van een arrangement willen verlengen
• VSO meldt instroomleerlingen aan, afkomstig van PO of van SO
• VSO meldt leerlingen aan waarvan de toelaatbaarheidsverklaring afloopt (gedurende de eerste 2 jaar
worden alle toelaatbaarheidsverklaringen van zittende leerlingen beoordeeld door de
Toewijzingscommissie)
• VSO meldt leerlingen aan die al dan niet met een arrangement kunnen terugstromen naar het VO Vanaf
schooljaar 2015/2016 komt hier de leerlingenstroom naar LWOO en Pro bij, afhankelijk van de keuzes die daarin
gemaakt worden.
4.8 PROCEDURE VAN DE TOEWIJZINGSCOMMISSIE
Aanmelden bij de Toewijzingscommissie
Als een leerling wordt aangemeld bij een van de scholen van het samenwerkingsverband, volgt de school haar
eigen aanmeldprocedure. Als er sprake is van een leerling met ondersteuningsbehoefte onderzoekt de school
of deze ondersteuning kan worden geboden binnen de basisondersteuning of extra ondersteuning van de eigen
school of van een andere school van het samenwerkingsverband. Lukt dat niet, dan wordt gekeken op welke
manier passend onderwijs aan de leerling kan worden geboden.
Nadat vastgesteld is dat een arrangement op de VO-school of bovenschools of een plaatsing op VSO wenselijk
is voor een leerling, wordt de aanvraag voor de Toewijzingscommissie voorbereid.
In de voorbereiding wordt de leerling besproken in de Commissie voor de Begeleiding (voor nieuwe leerlingen)
van de school of in het ZAT (voor zittende leerlingen en/of verlengingen). De coördinatie van de aanvragen die
naar de Toewijzingscommissie worden gestuurd, liggen bij iedere school bij een vaste persoon. Aanvraag
bestaat uit:
•
•
•
een aanmelding van de aanvraag onder vermelding van de naam van de leerling, per e-mail bij de
Toewijzingscommissie.
vermelding van het soort aanvraag; een toewijzing van een arrangement op de VO-school, of vanuit
een bovenschoolse voorziening of een verlenging daarvan, een toelaatbaarheidsverklaring voor VSO
cluster 3 of cluster 4 of een verlenging daarvan, of een terugplaatsing
binnen 4 weken na aanmelding verstrekken van de relevante documenten die nodig zijn voor de
toewijzing/toekenning (dossier)
Voor iedere leerlingen die op een VSO school worden aangemeld en waarvan de Commissie voor de
Begeleiding vaststelt dat de VSO school de meest passende onderwijsplek is voor deze leerling, dient de VSO
school een aanvraag in bij de Toewijzingscommissie.
41
Relevante documenten
Voor iedere aanvraag wordt een aanvraagformulier ingevuld (standaard formulier moet nog ontwikkeld
worden). De school vraagt het arrangement of de toelaatbaarheidsverklaring aan. Dit betekent dat de aanvraag
wordt ondertekend door de verantwoordelijke rector/directeur van de school.
Ouders ondertekenen de aanvraag ook. Zij geven daarmee aan dat zij het dossier hebben gelezen en alle van
belang zijnde informatie, conform de wettelijke verplichting hiertoe, hebben aangeleverd. Als keuze kan
worden vermeld dat ouders instemmen met de aanvraag.
De volgende documenten moeten door de school waar de leerling staat ingeschreven worden verstrekt aan de
Toewijzingscommissie voor een aanvraag voor een:
Arrangement op de VO-school of bovenschools (Rebound of Herplaatsing, Herstart, Op de Rails):
• Het Onderwijskundig Rapport en/of leerlingvolgsysteem;
• Gegevens m.b.t. de capaciteiten van de leerling en de sociaal emotionele situatie indien aanwezig
onderbouwd met de resultaten van afgenomen onderzoeken en/of testen
• Beschrijving van de geboden ondersteuning (inclusief didactische ondersteuning) en de
resultaten/effecten daarvan;
• Gegevens m.b.t. de omstandigheden in de thuissituatie en omgeving;
• Betrokkenheid van zorginstellingen en het effect daarvan;
• De ondersteunings- en onderwijsbehoeften die de leerling heeft, handelingsgericht geformuleerd;
• Het ontwikkelingsperspectief (OPP): daarin staan altijd de stimulerende en belemmerende factoren en
het verwachte uitstroomniveau. De opgroeisituatie van de leerling is goed in beeld gebracht met
eventuele ondersteuning. Is deze hulpverlening momenteel nog effectief? Is eerdere hulpverlening
helpend geweest? Ligt er ook een vraag tot effectievere hulpverlening?
• Toevoegen andere relevante documenten zoals medische bijzonderheden,
dyslexie/dyscalculieverklaring, observaties, eerder psychologisch onderzoek, etc, indien aanwezig;
Aanvraag toelaatbaarheidsverklaring VSO cluster 3 en 4:
• Het Onderwijskundig Rapport;
• Een WISC III, niet ouder dan 2 jaar;
• De beschrijving van het ondersteuningstraject, gerelateerd aan het ondersteuningsprofiel van de
school zelf. In dit traject staat tenminste benoemd welke interventies school heeft genomen, welke
interventies er in de thuissituatie zijn genomen, welke externe hulpverlening betrokken is of in het
verleden is geweest en welke resultaten/effecten deze hulpverlening heeft opgeleverd;
• De ondersteunings- en onderwijsbehoeften die de leerling heeft, handelingsgericht geformuleerd;
• Het ontwikkelingsperspectief (OPP): daarin staan altijd de stimulerende en belemmerende factoren en
het verwachte uitstroomniveau. De opgroeisituatie van de leerling is goed in beeld gebracht met
eventuele ondersteuning. Is deze hulpverlening momenteel nog effectief? Is eerdere hulpverlening
helpend geweest? Ligt er ook een vraag tot effectievere hulpverlening?
• Toevoegen andere relevante documenten zoals medische bijzonderheden,
dyslexie/dyscalculieverklaring, observaties, eerder psychologisch onderzoek etc, indien aanwezig;
Criteria
De Toewijzingscommissie hanteert voor het proces van toewijzing van arrangementen (op de school of
bovenschools) en voor het toekennen van een toelaatbaarheidsverklaring, de volgende criteria:
Toewijzing vindt plaats:
• op basis van (multidisciplinaire) handelingsgerichte onderkenning van de ondersteuningsbehoefte
vanuit het principe van thuis- en schoolnabijheid
• na overleg met ouders
• met transparante procedures, en
• met minimale bureaucratie.
De criteria voor toewijzing/toekennen, worden nader uitgewerkt door de Toewijzingscommissie.
42
Werkwijze
De Toewijzingscommissie komt gemiddeld een keer per twee weken bij elkaar. De frequentie kan wisselen
gedurende het schooljaar en is afhankelijk van het aantal aanvragen. Tijdens de bijeenkomsten worden
binnengekomen aanvragen behandeld. De leden ontvangen de te bespreken dossiers uiterlijk één week voor
de vergadering. Naast de geplande vergadering is het aan de voorzitter om tussentijds vergaderingen te
beleggen voor (urgente)aanvragen.
Op basis van het complete dossier formuleert de commissie binnen drie weken na ontvangst van het complete
dossier, het handelingsgerichte advies. Als het nodig is om aanvullende informatie op te vragen bij de school die
de aanvraag heeft ingediend of bij deskundigen, wordt de termijn met maximaal twee weken opgeschort.
De directeur van het samenwerkingsverband neemt het besluit om het gevraagde arrangement of de
toelaatbaarheidsverklaring al dan niet toe te kennen en voor welke periode. Daarnaast kan de commissie
handelingsgerichte adviezen geven aan de aanvraagschool over de beste passende ondersteuning.
Ook bij aanvragen die betrekking hebben op het terugstromen van een leerling naar het reguliere VO, neemt
de directeur een besluit en kunnen adviezen worden geformuleerd.
Het besluit en de adviezen worden binnen een week onderbouwd teruggekoppeld naar de aanvrager die het
vervolgens terugkoppelt naar ouders.
Een toelaatbaarheidsverklaring wordt afgegeven voor minimaal 1 jaar en maximaal 2 jaar. Daarna zal opnieuw
bekeken worden welke ondersteuning passend is voor de leerling. In bijzondere gevallen (bijv. EMB leerlingen)
kan een toelaatbaarheidsverklaring voor de hele schoolloopbaan worden afgegeven. De
toelaatbaarheidsverklaring wordt voorzien van een nummer, de start- en einddatum en de overeengekomen
bekostigingscategorie (categorie I, II of III).
Tegen het besluit van de commissie om al dan niet een toelaatbaarheidsverklaring toe te kennen, kunnen
ouders en/of de school bezwaar aantekenen en in beroep gaan.
43
Doorlooptijd
4.9 ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF (OPP)
Voor alle leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben dan de ondersteuning die binnen de
basisondersteuning van een begeleidingsschool geboden kan worden, stelt de school een
ontwikkelingsperspectief op. Het gaat dan om leerlingen van het VMBO, de HAVO en het VWO met extra
ondersteuningsbehoefte en alle leerlingen die LWOO, PrO of VSO volgen. Het bevoegd gezag van de school
stelt het OPP vast, nadat hierover zorgvuldig overleg is gevoerd met de ouders en leerling.
Binnen zes weken na de start van het onderwijs of na constatering van de extra ondersteuningsbehoefte van
de leerling, moet een ontwikkelingsperspectief zijn vastgesteld. Dit geldt niet voor leerlingen die tijdelijk op een
school zijn geplaatst omdat nog geen andere, geschikte onderwijsplek is gevonden.
Bij het opstellen van het OPP is een gedragsdeskundige (orthopedagoog (generalist), (GZ) psycholoog,
ontwikkelingspsycholoog) betrokken.
Als sprake is van een gecombineerd traject met jeugdzorg, worden ook de betreffende ketenpartners
betrokken.
Het ontwikkelingsperspectief wordt ten minste een keer per schooljaar met de ouders geëvalueerd en indien
nodig bijgesteld.
44
Wat staat er in het ontwikkelingsperspectief?
Het OPP gaat in op de mogelijkheden van de leerling. Het OPP beschrijft hoe dicht de leerling de gestelde
doelen kan benaderen en welke extra ondersteuning daar voor nodig is. Het document biedt school, ouders en
inspectie houvast bij het reflecteren op de gerealiseerde opbrengsten.
In het OPP staan o.a. de belemmerende en stimulerende factoren van de leerlingen, mede op basis hiervan
worden sociaal-emotionele en didactische doelen geformuleerd met een plan van aanpak op weg naar een te
verwachten uitstroombestemming/niveau.
Gegevens die aan de Toewijzingscommissie moeten worden aangeleverd vormen de basis van het
ontwikkelingsperspectief van de leerling;
• N.a.w. gegevens school en leerling;
• De schoolloopbaan;
• De capaciteiten en sociaal emotionele situatie;
• De omstandigheden in de thuissituatie;
• Overzicht van al uitgevoerde ondersteuningsactiviteiten en het effect ervan;
• Betrokkenheid van instelling zorg en welzijn en effect ervan;
• Wat moet er (in een periode) bereikt worden met de leerling (doelen);
• Het verwachte uitstroomniveau van de leerling
• De leerrendementsverwachting per leergebied
• Bevorderende en stimulerende omstandigheden voor het bereiken van de doelen;
• Belemmerende omstandigheden voor het bereiken van de doelen;
De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van het onderwijs, en daarmee ook op het
ontwikkelingsperspectief.
4.10 BEZWAAR EN BEROEP
Als er over toelaatbaarheid een geschil is, dan is er een bezwaar- en beroepsprocedure op grond van de
algemene wet bestuursrecht mogelijk. Dit betekent dat ouders eerst bij het bestuur van het
samenwerkingsverband bezwaar maken. Vervolgens zal een onafhankelijke commissie het bestuur van het
samenwerkingsverband adviseren. Het samenwerkingsverband neemt op grond van dat advies een besluit op
het bezwaar. Als ouders het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij in beroep gaan bij de bestuursrechter
en eventueel een voorlopige voorziening aanvragen.
De beschikking over de toelaatbaarheid van de toewijzingscommissie is bindend. Op elke beschikking staat
vermeld hoe belanghebbenden gebruik kunnen maken van de bezwaar- en beroepsprocedure. In alle gevallen
zal het bestuur van het samenwerkingsverband erop toezien dat voorafgaand aan de formele procedures er
een gesprek plaatsvindt tussen bezwaarmakers en samenwerkingsverband.
4.11 WERKAGENDA 2013-2014
• De afstemming passend onderwijs en jeugdzorg moet nog nader worden uitgewerkt.
4.12 WERKAGENDA 2014-2015
•
LWOO en PrO (wel of geen opting out) worden nader uitgewerkt.
45
5. DOORLOPENDE LEER-EN ONDERSTEUNINGSLIJNEN
Een onderdeel van alle doorlopende leerlijnen is de toewijzingscommissie. Binnen elke doorlopende leerlijn
worden leerlingen met een bijzondere ondersteuningsbehoefte gemeld bij de toewijzingscommissie
voorafgaand aan een nieuw schooljaar of tussentijds wanneer er sprake is van een gewijzigde
ondersteuningsbehoefte. De toewijzingscommissie brengt advies uit over de ondersteuning die de leerling
binnen de doorlopende leerlijn van zijn schoolloopbaan nodig heeft.
5.1 PO-VO
Tussen het SWV VO en het SWV PO is er regelmatig overleg en daar waar nodig en wenselijk afstemming op
beleid en activiteiten. Het gaat over het maken van afspraken over leerlingvolgsystemen, een warme
overdracht van dossiers en het vinden van een passende onderwijsplek voor iedere leerling.
Leerlingen uit het primair onderwijs schrijven zich in bij een school voor voortgezet (speciaal) onderwijs naar
keuze, rekening houdend met het schooladvies. Bij onduidelijkheid of twijfel over de overdrachtsgegevens
neemt de ontvangende school altijd contact op met de contactpersoon van de toeleverende school. De
aannamecommissie van de V(S)O-school beoordeelt aan de hand van het ondersteuningsprofiel van hun school
en de richtlijnen van toelaatbaarheid of zij de betreffende leerling een passende onderwijsplaats kan bieden.
Mocht de basisondersteuning die een school biedt onvoldoende (b)lijken, dan kan de VO-school via de
verwijzingscommissie een aanvraag indienen voor extra ondersteuning. Hierbij kan het gaat over diverse
arrangementen, binnen of buiten de school en mogelijkerwijs ook een (tijdelijke) plaats op een school voor
VSO.
NB: in de stroomschema’s vanuit OCW (die we nog aan zullen passen naar de situatie binnen ons
samenwerkingsverband) staat omschreven hoe de stappen en communicatie in de overgang van PO naar VO
precies verlopen.
De overlegstructuur PO-VO wordt opnieuw ingericht. Het nieuwe overlegorgaan ‘Werkgroep’ krijgt twee
opdrachten mee. De eerste opdracht is een adequate invoering van OSO in de regio. Het komen tot regioafspraken over hoe toelatingsbesluiten te nemen bij een uitgestelde CITO-toets is de tweede opdracht. Naast
de ‘Werkgroep’ zal er afstemmingsoverleg plaatsvinden. De belangrijkste aandachtspunten voor dit overleg
zijn:
• Afspraken over (warme) overdracht PO-VO van leerlingen met een bijzondere ondersteuningsvraag;
• Criteria m.b.t. het toekennen van arrangementen zo dicht mogelijk bij elkaar brengen (bovenop wat in
het VO aan regulier ondersteuningsaanbod wordt geboden);
• Afstemming m.b.t. werkwijzen, protocollen, planning e.d.;
• Regionale afstemming op de bovengenoemde aspecten met de samenwerkingsverbanden Zutphen
e.o. en Slinge-Berkel.
Vanwege de afbouw van SZVO, het oude SWV, wordt nog één jaar het Parallelle Leerjaar aangeboden. Komend
schooljaar wordt bekostigd door dit samenwerkingsverband en uitgevoerd door het SZVO.
5.2 SO-VSO
Het is binnen ons samenwerkingsverband niet vanzelfsprekend dat een leerling vanuit het speciaal onderwijs
(SO) automatisch doorstroomt naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Leerlingen die van het SO naar
het VSO willen, melden zich aan bij een school voor V(S)O. Deze school beoordeelt, volgens dezelfde richtlijnen
en criteria als bij alle leerlingen, of er sprake is van een behoefte aan extra ondersteuning.
Mocht (de aannamecommissievan) de school voor V(S)O van mening zijn dat plaatsing binnen het VSO nodig is
of dat er zodanig extra zware ondersteuning wenselijk lijkt dat een reguliere school in het VO deze niet kan
bieden, dan legt de school waar de leerling zich heeft aangemeld het overdrachtsdossier voor aan de
toewijzingscommissie. Deze commissie besluit over het al dan niet verstrekken van een
toelaatbaarheidsverklaring voor het VSO cluster 3 of 4.
46
5.3 VO-VSO
Ook leerlingen die reeds op een school voor regulier onderwijs zitten kunnen, door redenen van pedagogischdidactische aard, in aanmerking komen voor een plaats in het VSO. Bij uitzondering zal dit rechtstreeks
gebeuren, maar vaker zullen eerst bepaalde vormen van extra ondersteuning (denk aan type arrangementen
als Rebound, Herplaatsing of de Horizon-klas op het Isselborgh) worden ingezet. Wanneer bijvoorbeeld ouders
van mening zijn dat hun kind beter tot zijn recht komt op het VSO, dan zal dit eerst worden besproken binnen
de zorgstructuur van de school. De zorgcoördinator is de aangewezen persoon om te bepalen of een leerling
wordt aangemeld bij de toewijzingscommissie, die vervolgens besluit over het al dan niet afgeven van een
toelaatbaarheidsverklaring.
5.4 SO-VO
Leerlingen die op het speciaal onderwijs zitten en naar een school voor voortgezet onderwijs gaan, melden zich
aan bij een school voor VO in het samenwerkingsverband. De aannamecommissie van de school voor VO
beoordeelt de toelating. Bij aanmelding op een VSO-school is een TLV van het samenwerkingsverband
verplicht.
5.5 (V)SO-VO
Wanneer een leerling zich in voldoende mate ontwikkeld heeft op het VSO, dan kan deze leerling geplaatst
worden op het VO of keert deze terug naar de school van herkomst of naar een andere school voor VO. In
overleg met de ouders en de ontvangende school vindt een warme overdracht plaats.
5.6 VMBO-MBO
Een belangrijk doel van samenwerking binnen onze regio is de aansluiting van VMBO op MBO en de
ontwikkeling van doorlopende zorg- en leerlijnen VMBO-MBO-HBO. In lijn met het regionaal plan
onderwijsvoorzieningen en de doelstellingen van regionale platforms bevordert het samenwerkingsverband
initiatieven die gericht zijn op een verbeterde aansluiting van VMBO-MBO op de regionale arbeidsmarkt.
Samen met betrokken gemeenten en werkgevers hebben we aandacht voor het voorkomen van voortijdig
schoolverlaten.
Profijt is zo’n initiatief waarin VO, VSO en MBO in de Achterhoek nauw samenwerken. Docenten ontmoeten
elkaar 3 à 4 keer per jaar (per vakgroep) om te praten over de aansluiting VO – MBO binnen hun opleidingen/
vakgebied. Daarnaast zijn er vakoverstijgende groepen m.b.t. Taal & Rekenen, Decanaat, Zorg, Techniek en
LOB.
Directies van de aangesloten scholen vergaderen 5 keer per jaar en er zijn 2 coördinatoren (1 uit VO en 1 uit
MBO) die elk voor ca. 0,8 fte voor Profijt werken. In het onderliggende convenant is het volgende
overeengekomen: het doel van Profijt is om in gezamenlijk beleid zodanige voorwaarden te ontwikkelen, dat
de inrichting van het onderwijs en de werkwijze in de scholen van het VBO en het VSO, in aansluiting tot het
MBO, AOC Oost en ROC Graafschap College, leiden tot meer onderwijsdeelnemers, die (beroeps-)
gekwalificeerd hun opleiding zullen afronden.
De samenwerking met het HBO, vooralsnog Hogeschool Iselinge, heeft als doel versterking van de
kennisinfrastructuur en versterking van de onderlinge en externe relatiestructuur.
Profijt is gericht op het versterken van de beroepskolom en onderscheidt vier overkoepelende thema’s:
• Verbeteren van programmatische aansluiting door het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen;
• Verbeteren van loopbaanoriëntatie en –begeleiding;
• Bewaken van doorlopende zorglijnen en pedagogische ontwikkelingen voor specifieke groepen
leerlingen;
• Versterken kennisinfrastructuur en betere samenwerking onderwijs – bedrijfsleven.
5.7 AANSLUITING OP ARBEID
Het primaire doel van ons samenwerkingsverband is de leerlingen zodanig onderwijs te bieden dat zij hun
schoolloopbaan gediplomeerd en/of met een startkwalificatie kunnen afsluiten. Sommige leerlingen zullen dit
doel niet kunnen halen. Wij bereiden hen voor op een arbeidsplaats in de regio. In de voorliggende jaren ging
het hierbij voornamelijk om leerlingen in het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Voor hen zijn
er arbeidsmarktgerichte routes inclusief begeleiding bij de overgang van school naar werk. Dit in lijn met de
(wettelijke) verantwoordelijkheid voor uitstroomroutes.
47
Hoewel het nog niet duidelijk is of dit voor het VO ook een wettelijke taak wordt, bieden diverse scholen in ons
samenwerkingsverband leer- en begeleidingstrajecten naar arbeid voor leerlingen. Zo dragen wij bij aan het
realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten, zoals:
• meer jongeren behalen een startkwalificatie;
• meer jongeren verwerven duurzaam een inkomen uit arbeid;
• meer jongeren participeren actief in de samenleving.
Scholen zijn zelf maatschappelijk verantwoordelijk voor de aansluiting op arbeid voor leerlingen bij wie alle
inzet om een diploma of startkwalificatie te halen, geen effect heeft gesorteerd. Voor de leerlingen in het VO
ligt er ook een verantwoordelijkheid voor aansluiting op het MBO indien zij ongediplomeerd van school gaan
(entree-trajecten). Leerlingen in het Praktijkonderwijs en het Voortgezet Speciaal Onderwijs beschikken over
begeleidingsmogelijkheden die de nadruk leggen op vaardigheden die nodig zijn om zelfstandig te kunnen
functioneren. De vraag vanuit de arbeidsmarkt is bepalend voor de inrichting van de leerroutes richting werk.
Een gezamenlijk initiatief om de toeleiding tot de arbeidsmarkt te verbeteren is Werknet . Werknet is een
initiatief van AOC Oost, PRAKTICON, VSO cluster 3, VSO cluster 4, de gemeenten, het Werkgeverservicepunt en
het UWV. Het Werknet heeft als doel het verbinden en ontwikkelen van leer/werktrajecten. Het gaat hier om
jongeren die over onvoldoende vaardigheden beschikken om te kunnen worden bemiddeld naar een reguliere
werkgever en voor wie regulier onderwijs niet voldoet om die vaardigheden te verwerven. In deze trajecten
worden jongeren op een alternatieve manier, met maatwerk, vanuit de situatie waarin ze terecht gekomen
zijn, uiteindelijk naar de arbeidsmarkt geleid met al of niet een diploma of certificaten. Onderdeel van de
trajecten is een combinatie van re-integratie, onderwijs en jobcoaching. Het budget dat verschillende partijen in
fases van dat traject op tafel kunnen leggen wordt gebundeld. Hierdoor wordt er een doorlopend traject van
gemaakt.
Vanaf 1 augustus 2014 maakt Werknet de overgang van project naar een structurele voorziening bekostigd uit
regulier beschikbare middelen. Dit betekent dat er op zijn laatst aan het eind van dit project een meerjarig
convenant overeengekomen zal zijn tussen de partijen.
Werknet is nauw verbonden met de werkgevers door middel van de werkgeversservicepunten
(samenwerkingsverband van UWV, SW Bedrijven en gemeenten die mede invulling geven aan de integrale
dienstverlening naar werkgevers).
Hiermee is Werknet is de verzamelnaam voor alle bestaande en toekomstige leer-/werktrajecten waarin
jongeren op een alternatieve manier, met maatwerk, vanuit de situatie waarin ze terecht gekomen zijn,
uiteindelijk door een combinatie vanuit re-integratie, onderwijs en jobcoaching naar de arbeidsmarkt worden
geleid met al dan niet een diploma of certificaten.
5.8 UITSTROOM NAAR DAGBESTEDING
Voor een beperkt aantal leerlingen in het VSO is er geen perspectief op arbeid, ook niet binnen de sociale
werkvoorzieningen met ‘gesubsidieerde ondersteuning’. Voor deze leerlingen is het ontwikkelingsperspectief
gericht op het vinden van een zinvolle dagbesteding. Om ook deze doelgroep in het samenwerkingsverband
optimaal te kunnen ondersteunen kan samenwerking worden gezocht met ketenzorgpartners c.q. AWBZ- en/of
WMO-voorzieningen.
5.9 VOORKOMEN THUISZITTERS
Tot de monitoringsfunctie (zie programma 5 meerjarenbegroting) behoort ook het volgen van leerlingen die
(dreigen) tot de groep thuiszitters (te gaan) behoren. De regio Achterhoek hanteert hiervoor een preventieve
aanpak ten aanzien van thuiszitters. De scholen in het PO, VO en MBO en de gemeenten hebben een
verzuimprotocol ingesteld. Elke leraar registreert verzuim en signaleert vroegtijdig opvallend verzuim. Deze
werkwijze wordt inmiddels een jaar gehanteerd en evaluatie van de werkwijze door het
samenwerkingsverband kan de werkwijze verder verbeteren.
Naast deze preventieve aanpak is een curatieve aanpak nodig. Voordat een curatieve aanpak wordt
ontwikkeld, is het nodig om zicht te krijgen op de omvang van de problematiek zoals het aantal ontheffingen
en thuiszitters. Het samenwerkingsverband heeft hier nog geen zicht op en zet dit als prioriteit in de
ontwikkelagenda.
48
5.10 AFSPRAKEN OVER OVERDRACHT
Over de overdracht van leerlingen zijn binnen het samenwerkingsverband de volgende gezamenlijke afspraken
gemaakt:
• De overdracht gebeurt digitaal;
• En wel volgens het OSO;
• De richtlijnen voor een warme overdracht worden hierbij gevolgd;
• Er is altijd de mogelijkheid om aanvullende informatie op te vragen bij de aanleverende school.
5.11 WERKAGENDA 2013-2014
•
Komen tot een verdeling over verantwoordelijkheden/taken met de afdeling RMC-/leerplicht van de
gemeente(n).
5.12 WERKAGENDA 2014-2015
•
49
6. OUDERBETROKKENHEID
6.1 INLEIDING
Bij de toelating tot een VO-school van een leerling worden onderwijsbehoeften van de leerling vastgesteld. De
focus is binnen passend onderwijs verschoven van de beperking van leerling naar de kansen die hij heeft. Dit
vraagt (op onderdelen) ook om andere begeleidingsactiviteiten.
Leerling en ouders worden hierbij, als deskundigen, betrokken. Tevens wordt gezamenlijk een
ontwikkelingsperspectief opgesteld. Op basis van de onderwijsbehoeften wordt bepaald welke ondersteuning
de leerling nodig heeft binnen school. Waar we voorheen gericht waren op de beperkingen van een leerling,
kijken we nu naar de kwaliteiten en onderwijsbehoeften van de leerling. De school brengt in kaart hoe zij
tegemoet kan komen aan deze (bijzondere) onderwijsbehoeften of gaat, indien zij dit niet kan waarmaken, met
ouders op zoek naar een andere school.
Wanneer een leerling extra ondersteuning nodig heeft wordt er een arrangement opgesteld waarin de
begeleiding wordt omschreven. Ouders worden intensief betrokken bij beslissingen en de toewijzing van een
arrangement is helder en transparant. Met ouders, interne en externe deskundigen wordt constructief samen
gewerkt
6.2 SAMENWERKING MET OUDERS
Ouders krijgen binnen passend onderwijs een andere positie. Zij worden gezien als gelijkwaardige deskundigen
als het gaat om hun kind, onze leerling. Het is van belang dat ouders betrokken worden bij het opstellen van het
ontwikkelingsperspectief en de onderwijsbehoeften van de leerling en bij het kiezen van het daarbij passende
arrangement. Naast de onderwijsbehoeften van leerlingen is er aandacht voor ondersteuningsbehoeften van
ouders. Belangrijk in de samenwerking met ouders is dat het onderwijssysteem transparant is. Ouders krijgen
inzicht in het ondersteuningsprofiel van de school. Toelatingscriteria, maar ook criteria voor de toewijzing van
een arrangement moeten helder zijn voor ouders.
Ouders kunnen door middel van deelname aan een Medezeggenschapsraad (MR) ook zitting nemen in de
Ondersteuningsplanraad (OPR). Deze OPR bestaat uit een vertegenwoordiging van ouders, personeelsleden en
eventueel leerlingen van de scholen in het samenwerkingsverband. De OPR heeft instemmingsrecht op het OP
van het samenwerkingsverband. Het schoolondersteuningsprofiel wordt beoordeeld door de MR van elke
school. Ook hierin is de rol van ouders geborgd.
6.3 ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF
Het opstellen van een ontwikkelingsperspectief is verplicht voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben. Dit geldt niet voor leerlingen die ondersteuning ontvangen vanuit de basisondersteuning van de
school.
De verplichte onderdelen in het ontwikkelingsperspectief zijn:
1. De te verwachten uitstroombestemming van de leerling;
2. De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling. Deze onderbouwing bevat de
samenhangende argumenten die relevant zijn voor het onderwijs en die daarmee de keuze onderbouwen
voor een uitstroombestemming;
3. In het ontwikkelingsperspectief is ook ondersteuning en begeleiding opgenomen en, indien aan de orde,
de afwijkingen van het onderwijsprogramma.
Ten minste jaarlijks evalueert de school met de ouders het ontwikkelingsperspectief. Op basis van deze
evaluatie treft de school, indien nodig, extra maatregelen om de leerling op de koers van de vastgelegde
uitstroombestemming te houden of stelt het ontwikkelingsperspectief bij.
Binnen ons samenwerkingsverband wordt grote waarde gehecht aan de ouderbetrokkenheid. Niet alleen
betrokkenheid van ouders, maar ook hun commitment en regie zijn essentieel. Het is van groot belang dat
ouders al bij de overdracht van PO naar VO betrokken zijn. Het moet voor ouders helder zijn wat de VO school
kan bieden aan een leerling met extra ondersteuningsbehoeften, zodat zij een verantwoorde keuze kunnen
maken. Transparantie in aanbod en handelen is hierbij van belang. Concreet betekent dit openheid van zaken
50
als het gaat om het ondersteuningsprofiel van de school, het ontwikkelingsperspectiefplan met daarin het
ontwikkelingsperspectief en de eventuele inzet van arrangementen. Naast de jaarlijkse evaluatie worden
ouders betrokken bij grote wijzigingen in de doelen of inzet van de ondersteuning.
6.4 GESCHILLEN
Het kan voorkomen dat ouders zich niet kunnen vinden in het besluit van het samenwerkingsverband. Ouders
kunnen dit kenbaar maken aan de Bezwaaradviescommissie van het samenwerkingsverband. Wanneer na
overleg met het samenwerkingsverband en advies van de Bezwaaradviescommissie over het besluit, er sprake
blijkt te zijn van een geschil, dan kan men hiervoor terecht bij de landelijke geschillencommissie. Deze (tijdelijke)
landelijke geschillencommissie houdt zich bezig met geschillen op het terrein van passend onderwijs tussen
ouders en school. Vanaf 1 augustus 2014 zal deze commissie oordelen in een geschil tussen ouders en het
bevoegd gezag van scholen voor PO, VO en (V)S) over:
• De (weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven;
• De verwijdering van leerlingen;
• Het ontwikkelperspectief.
De geschillencommissie doet uitspraken over de toelating in het kader van passend onderwijs. Dat is niet aan
de orde indien het besluit over toelating te maken heeft met plaatsgebrek of niet voldoet aan de voorwaarden
die het bevoegd gezag of de wet stelt voor inschrijving.
6.5 WERKAGENDA 2013-2014
•
•
Geschillenregeling uitwerken;
Communicatie nog verder uitwerken in overleg met bestuur.
6.6 WERKAGENDA 2014-2015
•
51
7. KWALITEIT
7.1 EEN OVERZICHT VAN INDICATOREN EN DOELSTELLINGEN
Vanuit de Inspectie van het Onderwijs wordt toezicht gehouden op de uitvoering van de Wet passend
onderwijs. De inspectie heeft hiervoor het Toezichtkader Passend Onderwijs ontwikkeld. Het toezicht op de
samenwerkingsverbanden valt onder integraal toezicht, omdat het in samenhang toezicht houdt op de
kwaliteit, de naleving van de wet en het financiële beleid.
Voor het kwaliteitszorgbeleid van het samenwerkingsverband is het waarderingskader van de inspectie het
uitgangspunt, aangevuld met specifieke doelstellingen en afspraken in het samenwerkingsverband.
In het waarderingskader van de inspectie is onderscheid gemaakt tussen drie normindicatoren:
1. Resultaten: het samenwerkingsverband voert de opgedragen taken uit en realiseert een
samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat
alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs
krijgen.
2. Management en organisatie: het samenwerkingsverband weet zijn missie en doelstellingen binnen het
kader van de Wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne
communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie.
3. Kwaliteitszorg: het samenwerkingsverband heeft zorg voor de kwaliteit door systematische
zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijkse verantwoording van gerealiseerde kwaliteit
en borging van gerealiseerde verbeteringen.
De inspectie houdt niet alleen toezicht op de kwaliteit, maar ook op de naleving van wettelijke voorschriften
voor de samenwerkingsverbanden, zoals de regels voor vaststelling van het ondersteuningsplan en de
verantwoording via jaarverslaggeving.
Wanneer de normen van basiskwaliteit opgesteld door de inspectie, bekend zijn zal het kwaliteitsbeleid daarop
aangepast worden. Het samenwerkingsverband houdt zo zicht op de onderwerpen die ook voor de inspectie van
belang zijn.
7.2 KWALITEITSZORGBELEID VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND
Het kwaliteitszorgbeleid is erop gericht gefundeerde uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van het
samenwerkingsverband en waar nodig te verbeteren, op basis van systematisch onderzoek. Het
kwaliteitszorgbeleid stelt daarmee het bestuur van het samenwerkingsverband in staat om met voldoende
inzicht te sturen op gewenste beleidsresultaten, en bijbehorende inzet van middelen.
Voor beoordelen van kwaliteit samenwerkingsverband is het nodig:
• Te weten of leerlingen de ondersteuning krijgen waar zij recht op hebben;
• Zicht te hebben op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting van het
samenwerkingsverband;
• Te weten of de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig is.
A. Krijgen leerlingen de ondersteuning waar ze recht op hebben?
Binnen het samenwerkingsverband wordt onderscheid gemaakt tussen:
• Basisondersteuning: Voldoen scholen aan de afspraken over de basisondersteuning?
• Extra ondersteuning: Voorziet het samenwerkingsverband in een dekkend aanbod van passende
onderwijsvoorzieningen voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben?
Voldoen scholen aan de afspraken over de basisondersteuning?
Elke school moet voldoen aan de basisondersteuning: In het ondersteuningsplan is basisondersteuning
omschreven als het geheel van preventieve en lichte curatieve interventies die binnen de
onderwijsondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een overeengekomen kwaliteitsniveau,
eventueel in samenwerking met ketenpartners, worden uitgevoerd.
Om het niveau van basisondersteuning vast te stellen wordt gebruik gemaakt van de 4 niveaus van
ondersteuning. Binnen het samenwerkingsverband is afgesproken dat elke school VO-school ten minste
52
voldoet aan niveau begeleidingsschool. Scholen met LWOO-afdelingen en praktijkscholen moeten aan de
voorwaarden van de dialoogschool voldoen. Daarnaast dienen scholen voldoende te scoren op de
opbrengsten, een ondersteuningsprofiel te hebben met een ontwikkelagenda. Het samenwerkingsverband
heeft inzicht in deze gegevens en stuurt erop dat scholen hieraan voldoen. In het document Niveau van
basisondersteuning VO-scholen staat beschreven in hoeverre de VO-scholen voldoen aan de profielen
begeleidingsschool of dialoogschool.
Hoewel de scholen zorgplicht hebben, en aan kwaliteitseisen moeten voldoen, is onderstaand overzicht niet
bedoeld om toezicht te houden of om deze verantwoordelijkheid over te nemen van de scholen. Daar zijn
aparte toezichtkaders voor ontwikkeld. Wel heeft het samenwerkingsverband de informatie nodig om vast te
stellen of het samenwerkingsverband ervoor zorgt dat leerlingen de ondersteuning krijgen die zij nodig
hebben. De inspectie heeft de overlappende beleidsterreinen erkend en heeft gezegd daar rekening met te
houden in haar oordelen.
Hieronder staat hoe het samenwerkingsband gegevens verzamelt om vast te stellen of scholen aan het niveau
van basisondersteuning voldoet.
Waar moet een VO-school aan
voldoen?
Indicatoren
begeleidingsschool/dialoogschool
Waar halen we gegevens
vandaan?
In het bijlagenboek van het OP
staan de profielen uitgewerkt
Opbrengsten voldoende
Opbrengstenkaarten
School heeft een
ondersteuningsprofiel
School heeft een plan van aanpak ter
verbetering: de ontwikkelagenda
School werkt planmatig aan
verbetering van de punten op de
ontwikkelagenda
Het ondersteuningsprofiel
Het ondersteuningsprofiel
In jaarverslag staan plannen en
evaluaties rondom passend
onderwijs
Wat doet (kwaliteitszorg) SWV?
Analyse van inventarisatie van maart
2014 waarin scholen hebben
aangegeven hoe ver ze zijn met
indicatoren van het profiel
begeleidings- of dialoogschool.
Critical friends project waarbij
scholen elkaar bezoeken en zich
richten op een aspect van passend
onderwijs. Hierbij kan mogelijk
aangesloten worden bij het critical
friends traject dat AchterhoekVO
sinds dit jaar organiseert.
Analyse op opbrengstenkaart per
school
SWV maakt een overzicht van de
ondersteuningsprofielen.
SWV maakt een overzicht van de
ontwikkelagenda’s en eventuele
ondersteuningsbehoefte bij de
uitvoering daarvan.
Voorziet het samenwerkingsverband in een dekkend aanbod van passende onderwijsvoorzieningen voor alle
leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben?
Voor het monitoren van extra ondersteuning wordt gebruik gemaakt van normindicator 1 ‘resultaten’ van het
waarderingskader van de inspectie.
• Het samenwerkingsverband realiseert passende ondersteuningsvoorzieningen voor alle leerlingen die
extra ondersteuning nodig hebben (is er een dekkend aanbod);
• Het samenwerkingsverband realiseert de toewijzing van de extra ondersteuning en plaatsing van
leerling tijdig en effectief;
• Het samenwerkingsverband zet zijn middelen doelmatig in;
• Het samenwerkingsverband realiseert de beoogde kwantitatieve en kwalitatieve resultaten die het
voor leerlingen heeft opgesteld;
• Binnen het samenwerkingsverband is geen schoolverzuim door leerlingen die (mogelijk) extra
ondersteuning nodig hebben;
• Het samenwerkingsverband stemt goed af met jeugdzorg en WMO zorg.
Extra ondersteuning kan op de school of buiten de school worden geboden. Scholen krijgen van het
samenwerkingsverband een budget om op school extra ondersteuning te kunnen bieden. Via de
toewijzingscommissie kunnen scholen daarnaast extra middelen ontvangen voor specifieke extra
53
ondersteuning op school. Wanneer een leerling extra ondersteuning nodig heeft dat niet op de school geboden
kan worden, kan de leerling een arrangement toegewezen krijgen voor een arrangement buiten de school,
zoals een bovenschoolse voorziening of het speciaal voortgezet onderwijs.
Om na te gaan of het samenwerkingsverband de resultaten behaalt, heeft het samenwerkingsverband inzicht
nodig in een aantal zaken. Op hooflijnen gaat het om inzicht in het aantal leerlingen dat extra ondersteuning
nodig heeft, het totaal aanbod van extra ondersteuning op school en buiten de school en de kwaliteit daarvan,
de besteding van middelen dat scholen krijgen van het samenwerkingsverband voor extra ondersteuning, de
besteding van de middelen voor extra ondersteuning via de toewijzingscommissie.
•
•
•
•
•
•
•
•
Scholen verantwoorden hoe zij het budget dat zij van het samenwerkingsverband ontvangen besteed
wordt. Het samenwerkingsverband heeft inzicht in het aantal leerlingen dat extra ondersteuning krijgt
en in welke vorm;
Het samenwerkingsverband registreert elke aanvraag bij het samenwerkingsverband, dat binnen komt
bij de toewijzingscommissie, welke beslissing genomen wordt en binnen welke termijn. Zo kan
bepaald worden hoeveel leerlingen een arrangement wordt toegewezen en of dit binnen de wettelijke
termijnen gebeurt;
De toewijzingscommissie stelt daarvoor heldere criteria op en deze worden jaarlijks geëvalueerd.
Om vast te stellen hoe de leerlingen presteren wordt gedacht aan een leerlingvolgsysteem waarin de
leerlingen die via het samenwerkingsverband extra ondersteuning aangeboden krijgen worden
gevolgd. Dit onderdeel moet verder uitgewerkt worden in lijn met de afspraken over arrangeren en
toewijzen in het samenwerkingsverband;
De toewijzingscommissie evalueert tevens de verschillende arrangementen en andere vormen van
extra ondersteuning van het samenwerkingsverband stelt deze bij, indien blijkt dat er geen dekkend
aanbod in de regio is.
Het samenwerkingsverband heeft heldere kwantitatieve en kwalitatieve doelen opgesteld die getoetst
kunnen worden;
Het samenwerkingsverband heeft het verzuim in de regio in beeld. Het aantal thuiszitters is een van de
parameters voor de risicoanalyse van de inspectie. Op basis van de risicoanalyse bepaalt de inspectie
of het inspectieonderzoek verder wordt uitgebreid dan een analyse op de resultaten alleen;
Het samenwerkingsverband werkt samen met verschillende partijen en evalueert de kwaliteit van
deze samenwerkingen.
B. Is de bestuurlijke en organisatorische inrichting van het samenwerkingsverband doelmatig?
Dit betekent dat het samenwerkingsverband zijn missie en doelstellingen weet te realiseren en door een
slagvaardige aansturing, effectieve communicatie en een doelmatige inzichtelijke organisatie.
Op dit moment kan het OP hierin voorzien. Komend jaar zou een evaluatiebijeenkomst met de betrokken
partijen uitgevoerd kunnen worden: bijvoorbeeld op de grootste knelpunten en succesfactoren van het
samenwerkingsverband.
De samenwerkingsverbanden in de regio Achterhoek werken samen. De bestuurlijke en organisatorisch
inrichting betreft daarom niet alleen het samenwerkingsverband, maar ook de afspraken die gemaakt worden
op regioniveau.
Een helder overzicht van kwalitatieve en kwantitatieve doelen stelt het samenwerkingsverband in staat hierop
te evalueren.
C. Is de besteding van middelen rechtmatig en doelmatig?
Hiervoor moet een koppeling gemaakt worden tussen de uitgaven, passend binnen de meerjarenbegroting
enerzijds en de realisatie van de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen van het samenwerkingsverband
anderzijds. In de registratie van elke aanvraag en het verloop van de aanvraag hoort ook een weergave van de
financiële consequenties.
7.3 VERANTWOORDING
Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden leggen via het jaarverslag, jaarrekening en het
ondersteuningsplan verantwoording af over de inzet van de ontvangen middelen en de daarmee bereikte
resultaten. Daarnaast legt het bestuur van het samenwerkingsverband verantwoording af aan de algemene
54
ledenvergadering en aan de inspectie. Op deelaspecten legt het samenwerkingsverband verantwoording af aan
relevante partners, zoals de gemeente inzake jeugdmaatschappelijk werk en het primair onderwijs inzake de
doorstroom en toewijzing van arrangementen.
7.4 WERKAGENDA 2013-2014
•
Ten aanzien van kwaliteit zal bij de nadere uitwerking van de kwaliteitszorg aansluiting worden
gezocht bij de huidige methoden van monitoring binnen de scholen. Indien nodig zullen aanvullende
instrumenten worden ontwikkeld.
7.5 WERKAGENDA 2014-2015
•
55
8. FINANCIËN
In dit hoofdstuk presenteren we de budgetten die het samenwerkingsverband vanaf 1 augustus 2014 ontvangt
en uitgeeft in een meerjarenbegroting, die loopt tot en met 2021, het eerste jaar waarin van verevening geen
sprake meer is. De meerjarenbegroting is in het bijlagenboek bij dit ondersteuningsplan opgenomen. In dit
hoofdstuk geven we een toelichting op de inkomsten en uitgaven en keuzes die het samenwerkingsverband
daarin heeft gemaakt, naast de verplichtingen die moeten worden nagekomen. De meerjarenbegroting kent
dan ook een nadrukkelijke relatie met de overige hoofdstukken van het ondersteuningsplan.
De meerjarenbegroting is in de eerste plaats een financiële vertaling van de gemaakte keuzes in het
ondersteuningsplan. In dit samenwerkingsverband zijn de financiën echter ook sturend geweest in deze keuzes.
Dit heeft te maken met enerzijds de negatieve verevening van ruim € 1,7 miljoen, die het
samenwerkingsverband de komende jaren moet verwerken, en anderzijds met de uitspraak van de leden dat
passend onderwijs gefinancierd moet worden uit de bekostiging zoals deze vanaf 1 augustus 2014 geldt.
Voor deze regio geldt verder dat er niet alleen een flinke transitie (= stelselwijziging) moet worden
doorgevoerd naar passend onderwijs, maar tevens een transformatie naar een situatie waarin het voortgezet
onderwijs een bestaande en goed functionerende bovenschoolse voorziening met lesplaatsen,
opvangmogelijkheden en georganiseerde expertise verliest. Met name deze transformatie vraagt van het
samenwerkingsverband een zorgvuldige overgang van de oude naar de nieuwe situatie en de nodige
investeringen.
De meerjarenbegroting zoals deze in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd en toegelicht geeft aan wat de
begroting voor schooljaar 2014-2015 is en geeft inzicht in de begroting voor de schooljaren erna. Voor deze
jaren geldt dat de begroting jaarlijks besproken wordt in relatie tot het ondersteuningsplan en vooral de
ontwikkelingen in de praktijk. Op basis van deze besprekingen kan de begroting op onderdelen worden
aangepast, of het beleid worden bijgesteld.
Uitgangspunten
1. De meerjarenbegroting gaat uit van de bekostiging zoals deze vanaf 1 augustus 2014 geldt, hetgeen
betekent dat er geen aanspraak wordt gedaan op de lumpsumgelden van de scholen. Teneinde dit te
bereiken moet het aantal VSO-leerlingen in de regio terug naar de landelijke norm en het aantal PrO- en
LWOO-indicaties worden verminderd. Dit uitgangspunt heeft nog geen vertaling gevonden in de
meerjarenbegroting.
2. Het samenwerkingsverband zet, vooral in de eerste twee jaren in op de versterking van de
basisondersteuning van leerlingen in het VO en zet middelen en expertise in om deze ondersteuning
optimaal te kunnen realiseren. De VO scholen blijven zelf verantwoordelijk voor deze versterking van de
basisondersteuning. De voorwaarden en eisen die zijn omschreven in de profielen voor de
basisondersteuning van de begeleidingsscholen en de dialoogscholen vormen hiervoor het fundament.
Deze beide profielen worden per school vertaald in de schoolondersteuningsprofielen.
3. De versterking van de basisondersteuning mag niet ten koste gaan van de noodzaak en de continuïteit van
de extra ondersteuning. Hierbij kan ook het VSO van betekenis zijn.
Toelichting op de meerjarenbegroting
In de toelichting wordt de opbouw van de meerjarenbegroting per schooljaar 2013-2021 gevolgd. De opbouw
kent de volgende vier onderdelen:
1. Baten
2. Lasten VSO, PrO & LWOO
3. Lasten Ondersteuningsplan
4. Resultaat
BATEN
De inkomsten van het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op de ILT t-1 en zijn opgesteld conform de wet.
De laatste gepubliceerde telling is 1 oktober 2013 (versie januari 2014). De onderstaande toelichting verwijst
conform overzicht bekostiging OCW naar het bekostigingsoverzicht van OCW, getiteld Bekostiging SWV vanaf
2014 en gedateerd op januari 2014.
De inkomsten en leerlingenprognose voor de jaren daarna zijn hierop gebaseerd.
56
Het samenwerkingsverband heeft te maken met een negatieve verevening. Dit betekent dat het budget voor
zware ondersteuning in de jaren 2015-2016 tot en met 2019-2020 geleidelijk aan wordt afgebouwd.
Het budget voor zware ondersteuning is in het overgangsjaar 2014-2015 beperkt, omdat het dan nog bestaat
uit het schooldeel van het LGF-geld (gebaseerd op 1 oktober 2013) plus € 16,65 per leerling. In dat jaar betaalt
het samenwerkingsverband nog niet de VSO ondersteuningsbekostiging en de eventuele tussentijdse groei van
het VSO komt in dat schooljaar nog voor rekening van OCW.
Naast het budget voor zware ondersteuning ontvangt het samenwerkingsverband een tweede hoofdbudget,
namelijk het budget voor lichte ondersteuning: € 87,- per leerling in het VO. Aangezien er in ons
samenwerkingsverband sprake is van een negatief herverdeeleffect ten aanzien van het eerdere budget dat
was gerelateerd aan het aantal leerlingen in 3 en 4 vmbo (€ 401,- per leerling), wordt dit verschil in het eerste
jaar voor 66% gecompenseerd en in het tweede jaar voor 33%. Het verschil is: € 27.957,-.
Rugzakgelden
De rugzakken bestaan uit twee delen, een Schooldeel en een deel Ambulante Begeleiding (AB- deel).
In de totale rugzak van een leerling in het regulier VO zit momenteel ongeveer € 6.400, in het
LWOO/PrO ongeveer € 4.800. Het Schooldeel bedraagt voor de reguliere VO-scholen ongeveer de
helft van het totale bedrag van € 6.400, namelijk ongeveer € 3.200. Voor het LWOO/PrO is het
Schooldeel ongeveer de helft lager, namelijk € 1.600. Het AB-deel is in beide gevallen even groot,
ongeveer € 3.200. Per type rugzak kunnen de bedragen enigszins verschillen.
Invoering van het stelsel passend onderwijs betekent het einde van LGF-systematiek. De middelen
blijven wél beschikbaar. Ze worden in het nieuwe stelsel toegekend aan de
samenwerkingsverbanden, als onderdeel van het nieuwe (verevende) budget voor vormen van
zware ondersteuning (€ 504). Het Schooldeel van het (voormalige) rugzakgeld ontvangt het SWV in
dit kader vanaf 1 augustus 2014. Ook de omvang van het AB-deel van de rugzak is met de invoering
van passend onderwijs aan verandering onderhevig. Deze verandering verloopt geleidelijker dan de
verandering van het Schooldeel. Deze middelen worden feitelijk per 1 augustus 2016 aan het budget
toegevoegd. Op vrijwillige basis is dit per 1-8-2014 mogelijk, indien gebruik wordt gemaakt van
Opting out.
Van Opting out is sprake als een samenwerkingsverband en alle VSO-scholen die betrokken zijn bij
het leveren van ambulante begeleiding op vrijwillige basis afspraken maken over het per 1 augustus
2014 binnen het samenwerkingsverband onderbrengen van alle ambulant begeleiders
(indiensttreding bij het samenwerkingsverband of één van de schoolbesturen). In ruil hiervoor
ontvangt het samenwerkingsverband direct per 1 augustus 2014 alle middelen die op 1 oktober
2013 gemoeid zijn met ambulante begeleiding. Samenwerkingsverband 25-03 past de Opting outconstructie niet toe.
De inkomsten op rij:
1. Lichte ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW Het budget voor lichte ondersteuning bestaat
uit vier samengevoegde budgetten, namelijk:
a. het Regionaal Zorgbudget;
b. Rebound middelen
c. Herstart middelen
d. Op de Rails middelen
2. LWOO (zie ook lasten LWOO): dit geldt vanaf 1 januari 2016 en is conform overzicht bekostiging OCW.
3. PrO (zie ook lasten PrO): dit geldt vanaf 1 januari 2016 en is conform overzicht bekostiging OCW.
4. Verevening lichte ondersteuning algemeen: betreft de verevening als gevolg van de overgang van de
telling 3 en 4 vmbo naar alle leerlingen VO.
5. Zware ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW.
6. Verevening zware ondersteuning: conform overzicht bekostiging OCW.
7. Overige baten: basisbekostiging VSO (peildatum) te ontvangen van VO.
8. Geoormerkte baten: het gaat hier om de baten betreffende 1) de bovenschoolse voorziening (Rebound en
Herplaatsing) op basis van 60 leerlingen op schooljaarbasis: het is de overdracht van de basisbekostiging
(€800 per maand) vanuit de school waar de leerling staat ingeschreven gedurende de verblijfsduur in de
bovenschoolse voorziening, en 2) Herstart / Op de Rails van €800,- per leerling per maand.
57
LASTEN VSO, PrO & LWOO
Een deel van deze uitgaven wordt uitgevoerd door DUO op basis van de hierboven aangegeven ILT-gegevens.
1. Afdracht LWOO (via DUO).
2. Afdracht PrO (via DUO).
3. Afdracht VSO (via DUO): mede op basis van de gemaakte prognoses, maar vooral op basis van de afspraak
om het VSO in 2020 teruggebracht te hebben naar de landelijke norm, is de afdracht VSO berekend. Dit
betekent het volgende: het samenwerkingsverband kent op dit moment 363 categorie 1 leerlingen
(volgens de telling van 01-10-2013); dat is 0,89% boven de landelijke norm (volgens de telling van 01-102011); om op het landelijk gemiddelde te komen, betekent dit dat er in de komende jaren 90 leerlingen
minder naar het VSO moeten en in het reguliere VO moeten worden opgevangen. Zie ook programma 2B:
hier is een stelpost opgenomen voor (deels) niet gerealiseerde reductie VSO vanaf 2017/18.
4. Afdracht VSO, peildatum, (tussentijdse groei VSO), ondersteuningsbekostiging: deze geldt vanaf schooljaar
2015-2016 en is wettelijk verplicht; het samenwerkingsverband voert dit uit.
5. Afdracht VSO, peildatum, (tussentijdse groei VSO), basisbekostiging.
LASTEN ONDERSTEUNINGSPLAN
Uitgaven die voortvloeien uit de keuzes die het samenwerkingsverband maakt. De bovengenoemde afdrachten
zijn bepalend voor de hiervoor beschikbare middelen.
1. Verplichte besteding AB bij VSO in het schooljaar 2015-2016: aangezien het samenwerkingsverband niet
heeft gekozen voor opting out wordt in 2014-2015 (het zogenaamde overgangsjaar) het AB-deel van de
rugzakgelden door DUO rechtstreeks uitgekeerd aan de VSO scholen; in 2015-2016 ontvangt het SWV deze
gelden, maar moeten deze verplicht worden besteed bij de VSO scholen die tot dan toe de AB-diensten
leverden (verplichte winkelnering).
2. Versterking basisondersteuning Begeleidingsschool: beschikbare middelen voor de komende drie jaar
bestaande uit €5.000 per BRIN en €25 per leerling voor het verder ontwikkelen en versterken van de
basisondersteuning. In aanloop naar schooljaar 2017-2018 zal geëvalueerd en bepaald worden welke
middelen in de overige schooljaren nodig zijn.
3. Versterking basisondersteuning Dialoogschool: beschikbare middelen voor de komende drie jaar
bestaande uit €5.000 per BRIN en €25 per leerling voor het verder ontwikkelen en versterken van de
basisondersteuning. In aanloop naar schooljaar 2017-2018 zal geëvalueerd en bepaald worden welke
middelen in de overige schooljaren nodig zijn.
4. Eenmalige LGF: 80% schooldeel 1-10-2013).
5. Aanvullende arrangementen buiten de school (Rebound/Herplaatsing): de voorziening is berekend op
maximaal 5 fte en een halvering in vijf jaar.
6. Arrangeren en toewijzen: het samenwerkingsverband heeft ervoor gekozen om a) de toelating van de
leerlingen tot het VSO, b) de indicering PrO en LWOO (vanaf schooljaar 2015-2016) en c) het toewijzen van
de arrangementen onder te brengen bij de toewijzingscommissie, die onder leiding staat van de directeur
van het samenwerkingsverband en verder bestaat uit een orthopedagoog en enkele nog nader te
benoemen vertegenwoordigers en specialisten (zie § 4.8 op blz. 26). Bijzondere expertise wordt op afroep
ingeschakeld door de commissie. Alle overige werkzaamheden en diensten worden geleverd vanuit de
bestaande aanstellingen op de scholen (of andere instellingen) en brengen geen kosten met zich mee voor
het samenwerkingsverband.
7. Sturing en monitoring: het samenwerkingsverband gaat ervan uit dat het verder ontwikkelen van passend
onderwijs in de regio en het monitoren (kwaliteitszorg) van de voortgang de eerste jaren vraagt om nader
onderzoek en doorontwikkeling; daarvoor is een jaarlijks bedrag van € 25.000 opgenomen in de begroting.
8. Overgangsmaatregelen: het oude samenwerkingsverband verzorgt in het schooljaar 2014-2015 nog één
jaar het zogenaamde parallelle leerjaar, maar ontvangt daarvoor geen financiële middelen; hiervoor is een
bedrag van € 65.000 in de begroting opgenomen. Daarnaast is er ruimte voor het bekostigen van andere
overgangsmaatregelen.
9. Bestuur, management, administratie en organisatie: het gaat hier onder andere om de personele lasten
van de directeur, de secretarieel medewerker en de beleidsmedewerker; verder hebben we hier de dotatie
voor het weerstandsvermogen ondergebracht (totaal: €450.000 op te bouwen in de eerste drie
schooljaren; op basis van een risico-analyse in schooljaar 2014-2015 wordt het definitieve
weerstandsvermogen vastgesteld).
10. Onvoorzien
58
11. Arrangementen: het gaat hier om arrangementen die lopen via de toewijzingscommissie; de
arrangementen worden nog nader bepaald; hierin is ook de stelpost niet gerealiseerde reductie VSO
opgenomen vanaf 2016-2017. Herstart / Op de Rails is één van de arrangementen.
12. Beleidsrijk MJB: geld dat nu nog geen bestemming heeft maar gereserveerd wordt voor nog te
ontwikkelen nieuw beleid.
RESULTAAT
De volgende onderwerpen verdienen nog nadere uitwerking en moeten worden opgenomen in werkagenda. In
willekeurige volgorde.
Administratie en control
Het budget van het samenwerkingsverband loopt (ook na aftrek van de verplicht af te dragen
ondersteuningsbekostiging) in de miljoenen. Aan het beheer en de verantwoording van het geld worden eisen
gesteld. Het samenwerkingsverband moet dus werk maken van de inrichting van haar financiële functie. Te
meer daar de middelen nu via de zogenaamde Kassier school van OCW ontvangen en verantwoord worden en
in de toekomst rechtstreeks door het samenwerkingsverband.
De financiële functie (planning- en control cyclus) is het complete financieel beleid en beheer van een
organisatie. Het gaat enerzijds om de opzet, namelijk het geformuleerde beleid en de structuur van de financiële
“poot” binnen de organisatie. En anderzijds om de uitvoering, namelijk het verloop van de processen en de
personele bezetting. De financiële functie van SWV VO 25-03 Doetinchem e.o. zal nader uitgewerkt worden.
Ook een voorstel worden gedaan voor invulling van de controlefunctie.
Personele gevolgen
Het verleggen van de geldstromen (schooldeel rugzakken, ambulante begeleiding, opheffen REC’s enz.) heeft
werkgelegenheidsconsequenties. Waar geld verdwijnt, verdwijnt werkgelegenheid. Aan het accepteren van de
implementatiesubsidie passend onderwijs 2013-2014 (€ 10 per leerling) is de voorwaarde gekoppeld dat het
samenwerkingsverband een “aan het ondersteuningsplan gerelateerd personeelsplan opstelt”, dat concreet
ingaat op het managen van de personele gevolgen van het verleggen van de geldstromen.
Tevens is er op landelijk niveau een “Tripartiete overeenkomst personele gevolgen passend onderwijs”
opgesteld. Sectororganisaties, vakbonden en het ministerie van OCW hebben hierin een landelijk kader
afgesproken voor de opvang van de personele gevolgen die resulteren uit het verleggen van geldstromen in het
nieuwe stelsel passend onderwijs. Het kader moet richting geven om maatwerk op lokaal niveau mogelijk te
maken in overleg tussen samenwerkingsverbanden, VO-besturen, VSO- besturen en vakorganisaties. Doel van de
overeenkomst is om zoveel mogelijk expertise te behouden en meer preventief in te zetten in het nieuwe stelsel
passend onderwijs. Partijen kunnen in drie fases tot een gezamenlijke oplossing komen. In fase 1 en 2 wordt een
koppeling gemaakt tussen het vinden van een gezamenlijke oplossing voor het personeel en het beschikken over
middelen voor ambulante begeleiding (Opting out en verplichte herbesteding). Aangezien er door ons
samenwerkingsverband geen afspraken zijn gemaakt in de eerste twee fases, moet er in fase drie (2016-2017)
alsnog overleg over betrokken personeel plaats te vinden met de werkgevers.
Voeren van financiële administratie
De mogelijkheden voor het voeren van de financiële administratie zijn:
1. in eigen beheer
2. bij een (onderwijs)administratiekantoor
3. bij de administratieve unit van één van de participerende schoolbesturen
Zodra het bestuur een besluit heeft genomen zal een plan van aanpak opgesteld worden.
Beschrijving van Administratieve Organisatie / Interne Controle (AO/IC)
De rol van alle functionarissen in het kader van het financieel management moet beschreven worden.
59
Planning & Control – cyclus
In de Planning & Control - cyclus wordt het financieel beleid en het financieel beheer verankerd (wie doet wat
wanneer).
Managementrapportages
Periodiek dienen aan bestuur en directeur van het samenwerkingsverband 25-03 managementrapportages
verstrekt te worden over de (financiële) stand van zaken (uitputting) van de begrote activiteiten. De directeur
bewaakt en controleert aan de hand van de managementrapportages de financiële budgetten en ziet toe op de
voortgang van de geplande activiteiten.
Jaarrekening en verantwoording
De nieuwe samenwerkingsverbanden VO hebben een directe bekostigings- en verantwoordingsrelatie met de
rijksoverheid. De inkomsten worden ontvangen op de bankrekening van het nieuwe samenwerkingsverband.
De (verticale) financiële en inhoudelijke verantwoording vindt plaats aan de Onderwijsinspectie. Hierbij gaat
het om een koppeling tussen beleid en financiën: het samenwerkingsverband bepaalt de beleidsdoelstellingen,
vertaalt deze in activiteiten en voorziet deze activiteiten van budgetten. Beleid en financiën zijn dan ook
geïntegreerd gepresenteerd in dit Ondersteuningsplan.
60
9. ONTWIKKELAGENDA
Afsluitend is in elk hoofdstuk de werkagenda benoemd met de onderwerpen die het samenwerkingsverband in
schooljaar 2014-2015 of schooljaar 2015-2016 verder uit gaat werken. In deze ontwikkelagenda beschrijven we
kort deze onderwerpen en de samenhang ertussen.
Vraagstuk 1: Hoe wordt de organisatie van het samenwerkingsverband ingericht?
Voordat de organisatie kan starten met het uitvoeren van activiteiten is het noodzakelijk om de organisatie van
het samenwerkingsverband in te richten. Onder inrichting verstaan we de onder andere de bedrijfsvoering en
de rol als werkgever (functiebouwwerk, medezeggenschap, functioneren en beoordelen, ARBO,
salarisadministratie, etc.).
Vraagstuk 2: Welke doelgroepen ondersteunt het samenwerkingsverband met welke arrangementen? De
werkgroep toewijzen/arrangeren gaat de arrangementen uitwerken en koppelen aan de meerjarenbegroting.
Zodra deze arrangementen bekend zijn, kan bepaald worden hoe de arrangementen zich verhouden tot
Herstart, Op de Rails, Horizon en de bovenschoolse voorziening (Rebound en Herplaatsing). Tevens zal in kaart
worden gebracht welke doelgroepen de risico groepen zijn en mogelijk niet voldoende ondersteund zullen
worden door de arrangementen en voorzieningen.
Vraagstuk 3: Welke beleidsontwikkelingen zijn relevant voor het samenwerkingsverband en hoe stemt het
samenwerkingsverband zijn beleid hierop af?
Een aantal beleidsontwikkelingen zijn bekend en raken aan of zijn onderdeel van het beleid van het
samenwerkingsverband, zoals de herziening AWBZ, opting out LWOO en afstemming jeugdzorg. Het
samenwerkingsverband zal zijn beleid hierop af gaan stemmen.
Vraagstuk 4: Hoe ziet de basisondersteuning op scholen eruit en hoe gaan de scholen de basisondersteuning
versterken?
Elke school zal een schoolondersteuningsprofiel opstellen waarin de school beschrijft welke ondersteuning
wordt geboden. Het komend schooljaar zullen de scholen gaan werken aan het versterken van de
basisondersteuning en het vormgeven van de onderwijssteunpunten binnen de school waar leerlingen terecht
kunnen met extra onderwijs- ondersteuningsbehoeften.
Vraagstuk 5: Wat houdt de rol van ouders concreet in?
In hoofdstuk 6 wordt het belang van de positie van de ouders onderstreept en staat beschreven welke positie
ouders innemen binnen het samenwerkingsverband. Hoe dit concreet vorm krijgt in de praktijk wordt
uitgewerkt.
Vraagstuk 6: Hoe wordt de bovenschoolse voorziening ingericht?
Het kader voor de inrichting van de bovenschoolse voorziening is helder. De directeur van het
samenwerkingsverband zal de bovenschoolse voorziening volgens dit kader in gaan richten. De belangrijkste
uitdagingen bij de inrichting zijn betaalbaarheid, organiseerbaarheid en flexibiliteit.
Vraagstuk 7: Welke veranderingen in leerlingenstromen treden op door de invoering van passend onderwijs en
welke aanpassingen in het samenwerkingsverband zijn nodig om adequaat bij te sturen?
Het beleid is opgesteld, maar wat het effect is van het sturen op dit beleid (o.a. taakstelling) in de praktijk is
nog onbekend. Om met deze onzekerheid om te gaan is continue monitoring op leerlingenstromen nodig en
flexibiliteit van het samenwerkingsverband om bij te sturen. Er zal onderzoek worden gedaan naar
waarneembare trends in de cijfers en onderzoek in samenwerking met aangrenzende
samenwerkingsverbanden naar de leerlingenstromen tussen samenwerkingsverbanden.
61
10. BEGRIPPENLIJST
De hier gehanteerde begrippenlijst komt uit het referentiekader, uitgezonderd de teksten die cursief gedrukt
zijn.
Het referentiekader is het geheel van werkwijzen en afspraken waarnaar schoolbesturen en
samenwerkingsverbanden zich richten bij de vormgeving van de ondersteuningsplicht Passend Onderwijs.
BEGRIP
Arrangement
TOELICHTING/DEFINITIE
Extra onderwijsondersteuning op maat, met inzet van
bovenschoolse voorzieningen, expertise en financiën. Een
arrangement kan variëren van licht curatief en tijdelijk van
aard tot intensief en langdurend of structureel van aard. Een
onderwijsondersteunings-arrangement beperkt zich tot het
domein van het onderwijs.
Basiskwaliteit
Inspectienorm: opbrengsten (voortgezet onderwijs
zijn tenminste voldoende en het onderwijsleerproces of de
ondersteuning en begeleiding voldoet op de
kernindicatoren.
Het door het samenwerkingsverband afgesproken geheel
van preventieve en
licht curatieve interventies die binnen de onderwijs
ondersteuningsstructuur van de school planmatig en op een
overeengekomen kwaliteitsniveau worden uitgevoerd.
Cluster 1: Visueel gehandicapte kinderen;
speciaal onderwijs
Cluster 2: Auditief en communicatief gehandicapte kinderen,
dove kinderen, slechthorende kinderen, kinderen met
ernstige spraakproblemen;
Cluster 3: Lichamelijk gehandicapte kinderen, verstandelijk
en meervoudig gehandicapte kinderen, langdurig zieke
kinderen;
Cluster 4: Kinderen met ernstige gedragsproblemen.
Alle vormen van onderwijsondersteuning die de
basisondersteuning overstijgen. Binnen ‘extra
ondersteuning’ kunnen verschillende typeringen voor het
aanbod worden gebruikt, zoals breedte - en diepte
ondersteuning of een indeling in zwaarte.
Beleidsdocument van het samenwerkingsverband dat laat
zien op welke wijze een dekkend aanbod van
onderwijsondersteuning in de regio word gerealiseerd. In
het ondersteuningsplan SWV zijn tenminste de
onderwijsondersteuningsprofielen van de scholen
opgenomen en het door het samenwerkingsverband
vastgestelde (ambitie)niveau van basisondersteuning dat
voor alle scholen geldt.
Het geheel van maatregelen dat betrekking heeft op de
onderwijsondersteuning van zittende en nieuwe leerlingen
(inclusief aanmelding, inschrijving en toelating).
Hierin staan de ontwikkelpunten per school in voor de
inrichting van de basisondersteuning en extra
ondersteuning. Deze ontwikkelagenda komt in het
schoolondersteuningsprofiel te staan van elke school.
Het Parallelle Leerjaar is voor leerlingen vanuit groep 8 van
de basisschool die het eerste jaar van het VO op de
bovenschoolse afdeling hun eerste jaar volgen.
Een reboundvoorziening (sinds 2006) biedt tijdelijke opvang
aan leerlingen met gedragsproblemen voor wie de zorg die
de eigen school kan bieden niet langer toereikend is.
Betrokkenheid van de eigen school gedurende het verblijf
van een leerling in rebound is een vereiste: de leerling blijft
Basisondersteuning
Clusterindeling
Extra ondersteuning
Ondersteuningsplan SWV
Ondersteuningsplicht
Ontwikkelagenda
Parallelle Leerjaar
Rebound
62
Regulier onderwijs (VO)
Schoolondersteuningsprofiel
Voortgezet speciaal onderwijs (VSO)
AFKORTING
LWOO
PrO
MJB
SWV
OPR
VSO
LGF
LGB
ILT t-1
dan ook ingeschreven op de school van herkomst.
De leerling volgt gewoonlijk een programma waarin
onderwijs en gedragsbeïnvloeding centraal staan, met het
doel zo snel mogelijk terug te keren in het reguliere
onderwijs, bij voorkeur op de eigen school, of anders op
een andere school binnen het samenwerkingsverband. Het
programma dat de leerling volgt is maatwerk en is
vastgelegd in een individueel handelingsplan. Bij vertrek
van de leerling wordt deze voorzien van een gefundeerd
advies over het voor hem meest passende vervolg en een
eindverslag met aanbevelingen voor de vervolgsituatie. In
veel gevallen biedt rebound nabegeleiding om de terugkeer
te vergemakkelijken en de in rebound bereikte resultaten in
het VO te behouden.
Praktijkonderwijs, vmbo, mavo, havo of vwo.
De beschrijving per individuele school waarin basis- en extra
ondersteuning omschreven worden en de ontwikkelagenda
van de school is weergegeven.
Cluster 3 en 4 onderwijs.
BETEKENIS
Leerweg ondersteunend onderwijs
Praktijkonderwijs
Meerjarenbegroting
Samenwerkingsverband
Ondersteuningsplanraad
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerling gebonden financiering
Leerling gebonden budgetten
Integrale Leerlingen Telling t-1
1
Bijlage 6
Informatie voor professionals Voortgezet onderwijs
In juni kreeg u van ons een brief waarin wij aankondigden dat de werkwijze binnen de
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) gaat veranderen.
In deze brief vindt u meer informatie over de nieuwe werkwijze van de JGZ in het voortgezet onderwijs.
Wij vinden dat alle kinderen belangrijk zijn, samen zijn zij de toekomst. Kinderen moeten gezond en veilig
kunnen opgroeien. Graag zetten wij, in samenwerking met u als school, onze kennis en ervaring in om
dat mogelijk te maken.
De maatschappij verandert en ook de visie op gezondheid. Gezondheid is niet meer de afwezigheid van
ziekte. Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen keuzes te maken in de fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven.
Ook andere ontwikkelingen vragen om een andere werkwijze. De stelselherziening jeugd gaat uit van
méér preventie en ondersteuning, versterken van eigen kracht, ontzorgen en normaliseren en een
integrale aanpak op maat.
Om beter aan te sluiten op deze nieuwe ontwikkelingen, verandert de Jeugdgezondheidszorg van GGD
Noord- en Oost-Gelderland daarom vanaf het schooljaar 2014-2015 haar werkwijze. Het belangrijkste
gevolg van de nieuwe werkwijze is dat wij vaker op school beschikbaar zijn voor jongeren, ouders en
leerkrachten. Dit doen wij door het houden van open spreekuren, begeleiden van risicokinderen en het
bieden van extra ondersteuning bij schoolgezondheidsbeleid.
In de vernieuwde werkwijze blijft de aandacht voor leerlingen, hun ouders en de school centraal staan.
De nieuwe werkwijze Jeugdgezondheidszorg staat voor
• een flexibele, vraaggerichte inzet die dichtbij wordt georganiseerd,
• advisering over en ondersteuning bij actuele gezondheidsthema’s,
• een verbinding met het gezondheidsbeleid in de gemeente.
In bijlage 1 vindt u een korte beschrijving van de (deels) nieuwe werkwijze JGZ in het voortgezet
onderwijs.
In bijlage 2 vindt u informatie over de bereikbaarheid van de JGZ voor uw school.
Met deze aanpassingen sluiten wij beter aan op het nieuwe stelsel passend onderwijs. Vanzelfsprekend
blijven wij met u in gesprek over deze aansluiting. Heeft u adviezen ter verbetering, dan horen wij dat
graag.
Met een vriendelijke groet,
Ingrid Coenen – van der Burg
Algemeen manager Jeugdgezondheidszorg,
Kennis- en Expertisecentrum en
Academische Werkplaats AGORA
2
Bijlage 1
Jeugdgezondheidszorg in het Voortgezet onderwijs
Introductie JGZ
De jeugdverpleegkundige informeert de school over de onderzoeken en spreekuren van de GGD.
Gezondheidsonderzoek klas 1
Alle leerlingen vullen thuis een digitale vragenlijst in. De antwoorden geven inzicht in de
gezondheidssituatie van de leerling en daarmee kunnen we eventuele gezondheidsproblemen opsporen.
Op school vragen wij naar de gezondheid en het welzijn van de leerling. We vragen bijvoorbeeld ook naar
het spijbelgedrag en/of ziekteverzuim.
Afhankelijk van de antwoorden op de vragen, komt de leerling op de schoollocatie bij de verpleegkundige
of de arts. Alle leerlingen worden gemeten en gewogen. Als een leerling zelf vragen heeft, bespreken wij
die ook. Samen zoeken we naar mogelijkheden om de gezondheid en/of het welzijn van de leerling te
verbeteren.
Gezondheidsonderzoek in klas 3 VMBO/Mavo en klas 4 Havo/VWO en de spreekuren
Gemeenten uit de regio’s Midden-IJssel/Oost-Veluwe en uit de Achterhoek hebben GGD Noord- en OostGelderland (GGD NOG) opdracht gegeven voor een pilot ‘Extra contactmoment adolescenten’.
Het extra contactmoment adolescenten van GGD NOG bestaat uit:
• afname digitale vragenlijst in klas 3 of 4,
• gesprek met arts of verpleegkundige als de antwoorden daar aanleiding voor geven,
• mogelijkheid voor de jongeren om direct alle vragen over gezondheid te mailen, chatten en
twitteren met een jeugdarts,
• collectieve voorlichting (groepslessen, ouderbijeenkomsten), over de thema’s gezond gewicht,
seksueel gedrag, middelengebruik, sociaal-emotionele ontwikkeling en mediawijsheid,
• ondersteuning bij formuleren en opzetten van structureel schoolgezondheidsbeleid.
Inloopspreekuur
Het inloopspreekuur is nieuw. Ouders, leerlingen en leerkrachten met vragen kunnen hier gebruik van
maken. De jeugdverpleegkundige en de arts houden enkele keren per jaar een inloopspreekuur.
Gezonde School-aanpak
De GGD biedt op meerdere manieren ondersteuning om op een planmatige en effectieve manier aan de
slag te gaan met gezondheid op scholen. Allereerst geeft de website www.gezondeschoolnog.nl per
gezondheidsthema een overzicht van de aanwezige activiteiten en interventies in uw regio. Aanvullend
brengt de GGD 6 keer per jaar, voor zowel het BO als voor het VO/Mbo, een nieuwsbrief uit. In de
nieuwsbrief staat het laatste nieuws over gezonde leefstijlactiviteiten in het onderwijs. Ook kan de GGD
o.a. op basis van de uitkomsten van de GGD-gezondheidsonderzoeken en de verschillende monitors een
schoolprofiel opstellen. Het schoolprofiel geeft de school kort en bondig inzicht in de gezondheid en
leefstijl van leerlingen. Tot slot is er de mogelijkheid om samen met het JGZ-team van de school te kijken
welke activiteiten passen bij het huidige aanbod, en de mogelijkheden en behoeften van de school.
Eventueel kan structureel gezondheidsbeleid opgesteld worden voor één of meer gezondheidsthema’s.
Hierdoor komt er meer samenhang in de activiteiten, met wellicht het Vignet ‘Gezonde School’ als
resultaat.
E-MOVO
Eenmaal per vier jaar wordt digitaal een vragenlijst afgenomen bij jongeren in klas 2 en 4. De resultaten
van E-MOVO geven gemeenten en organisaties handvatten om te werken aan de verbetering van
factoren die de gezondheid van jongeren beïnvloeden. De jongeren zelf krijgen, na het invullen van de
vragenlijst, een persoonlijk gezondheidsprofiel en persoonlijke gezondheidsadviezen.
3
Deelname aan zorgoverleggen en mogelijkheden voor advies en consultatie.
De leerkracht, de leerling of de ouder kan de jeugdarts of de verpleegkundige om advies vragen.
De jeugdarts neemt deel aan het zorgadviesteam en aan bovenschoolse zorgoverleggen.
In het nieuwe stelsel passend onderwijs kan de JGZ-professional een belangrijke vraagbaak zijn.
Verwijzen door de jeugdarts
Nieuw is dat de jeugdarts rechtstreeks kan verwijzen naar eerste- en tweedelijns hulpverleners.
De jeugdarts brengt de huisarts op de hoogte van de verwijzing.
4
Bijlage 2
Bereikbaarheid team Jeugdgezondheidszorg
Teamondersteuner en teammanager
Het team van uw school wordt ondersteund door Bep de W ilde. U kunt haar bereiken op
telefoonnummer
088 – 443 3379 of mailadres [email protected] . Binnenkort ontvangt u informatie over de
jeugdarts, jeugdverpleegkundige, logopediste, assistent JGZ en gezonde school adviseur die aan
uw school is verbonden.
De teammanager JGZ in uw gebied is Petra van Woerkom. Zij is bereikbaar op telefoonnummer 088
–
443 3385 en via [email protected] .
Heeft u vragen?
U kunt de JGZ bereiken op telefoonnummer 088 – 443 30 00 (voor algemene vragen) of op
088 – 443 31 00 (voor verzetten van afspraken alleen tussen 8.00 en 12.00 uur) of per e-mail:
[email protected].
Jongeren kunnen direct met alle vragen over gezondheid mailen, chatten of twitteren met een
jeugdarts. Meer informatie hierover vindt u op de website: jouwggd.nl
September 2014
GGD Noord- en Oost-Gelderland is kernpartner van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en
werkt samen met ondersteunende en hulpverlenende organisaties.
Wilt u op de hoogte blijven van de diensten die de GGD biedt? Neem regelmatig een kijkje op de
website van de GGD: www.ggdnog.nl.
Wilt u meer weten over de laatste landelijke en regionale ontwikkelingen over
gezondheidsprogramma’s
op scholen? Abonneer u dan op de nieuwsbrief Gezonde School, via www.gezondeschoolnog.nl
Bijlage 7
Aanmeldingsformulier Zorgteam 2014-2015
Naam leerling:
Klas:
Geboortedatum:
Mentor:
Adres:
Afd. leider:
Tel.nr.:
Datum aanmelding:
1. Ouders en leerling moeten op de hoogte zijn van de aanmelding. Als er een reden is om dit
niet te doen dan graag hieronder vermelden.
2. Samenstelling gezin:
O 2-ouder gezin
O 1-ouder gezin
O adoptieouders
O pleeggezin
Plaats leerling in kinderrij:
3.
Omschrijf de problematiek in concreet waarneembaar gedrag:
4. Formuleer de hulpvraag:
5. Is er sprake van een gediagnosticeerde stoornis of beperking?
Ja/nee
6. Hoe zijn de leerresultaten nu en in het verleden?
7. Beschrijf de motivatie en werkhouding van de leerling.
8. Heeft de leerling last van fysieke klachten?
Ja/nee
Zo ja, welke?
9. Sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling.
-Welke positieve resp. negatieve aspecten zijn waar te nemen in het gedrag van de leerling?
Denk hierbij aan bv.:stil.teruggetrokken en/of naar buiten gericht,regels overschrijdend
Pesten,provoceren,verdrietig,down,onzeker etc.
-Hoe ervaart de leerling zelf zijn /haar situatie?
10. Is er sprake van extreem verzuim?
Ja/nee
Indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim;wat zijn de opgegeven redenen voor het
verzuim en welke rol hebben ouders hierin?
1
Is er melding gedaan bij de leerplichtambtenaar?
11. Is voor deze leerling bij een externe instantie hulp gezocht?
Zo ja, bij wie? (indien aanwezig verslag s.v.p. bijvoegen)
Ja/nee
Ja/nee
Wat is op school gedaan om deze leerling te ondersteunen?
Wat was het effect?
12. Zijn er binnen de gezinssituatie omstandigheden die mogelijk te maken hebben met de
problemen van de leerling?(echtscheiding,rouwverwerking etc.)
Ja/nee
Zo ja, welke?
Advies zorgteam:
(s.v.p. Aanmeldingsformulier in magister plaatsen door mentor)
2
Bijlage 8
Ontwikkelingsperspectiefplan/Onderwijsondersteuningsplan (handelingsdeel)
naam leerling:
adres en telefoon:
gezinssituatie:
mailadres/ telefoon moeder:
mailadres / telefoon vader:
geboortedatum:
BSN:
School, leerjaar en niveau:
Contactpersoon binnen de school:
Verwacht uitstroomniveau :
Verwacht vervolgonderwijs:
Startdatum en aanleiding opstellen OPP:
Integratief beeld
Uitstroomprofiel
Domeinen
1.
Cognitieve en didactische
ontwikkeling
2.
Werkhouding
3.
Gedrag, sociaal-emotionele
ontwikkeling en zelfredzaamheid
Stimulerende factoren
(Wat helpt de leerling om het
verwachte uitstroomniveau te behalen?
Belemmerende factoren
(Wat belemmert de leerling om het
verwachte uitstroomniveau te behalen?
Ondersteuningsbehoefte
(Wat heeft de leerling nodig om het
verwachte uitstroomniveau te halen?)
.
4.
Gezondheid
5.
Veiligheid en verzuim
6.
Thuissituatie en vrije tijd
Samenvattende analyse
Wat heeft de leerling volgens de school nodig om zijn uitstroomniveau te behalen?
Wat vindt de leerling?
Wat heb je nodig om je uitstroomniveau te behalen? Hoe zie jij je toekomst, wat wil je bereiken?
Tip: zelf of met ouders thuis via mail
zelf in laten vullen
Wat vinden ouders/verzorgers?
Wat heeft uw kind nodig om zijn of haar uitstroomniveau te behalen? Hoe ziet u de toekomst van uw kind, wat wenst u voor hem of haar?
Tip: zelf via mail zelf in laten vullen
Ontwikkelingsperspectiefplan besproken met leerling/ouders/verzorgers/school
datum:
handtekening leerling voor gezien: Gezien en akkoord :
handtekening ouders/verzorgers voor gezien: Gezien en akkoord:
☐ toestemming/akkoord ouders/leerling voor bespreking (school en kernpartners - leerplicht, schoolmaatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, begeleider passend onderwijs)
☐ toestemming/akkoord ouders/leerling voor het delen van informatie met andere partijen (zie ook privacyreglement)
Handtekening school:
Evaluatie ontwikkelingsperspectiefplan besproken met leerling/ouders/verzorgers/school
(jaarlijks)
Datum:
Het ontwikkelingsprofiel is wel/niet bijgesteld.
Bijgesteld is:
Reden van bijstelling
Handtekening leerling voor gezien:
Handtekening ouders/verzorgers voor gezien:
Handtekening school:
Integratief beeld
uitstroomprofiel
Uitstroombestemming
Onderwijsondersteuningsplan (handelingsdeel ontwikkelingsperspectiefplan)
domeinen
beginsituatie
doel korte termijn
welke activiteiten/middelen,
door wie?
(tussen)evaluatie
1 of 2x per jaar
1. cognitieve en didactische
ontwikkeling
Datum:
Datum:
Datum: 20-5-2014
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
Kort en concreet
Naam leerling… kan…….
Datum:
Datum:
Datum:
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
Datum:
Datum:
Datum:
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
Datum:
Datum:
Datum:
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
Datum:
Datum:
Datum:
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
Datum:
Datum:
Datum:
Datum:
Resultaat:
Doel behaald:
lange termijn doel:
2. werkhouding
lange termijn doel:
3. gedrag, sociaal-emotionele
ontwikkeling en
zelfredzaamheid
lange termijn doel:
4. gezondheid
lange termijn doel:
5. veiligheid en verzuim
lange termijn doel:
6. thuissituatie en vrije tijd
lange termijn doel: