In werking Vastgesteld door het bestuur : 1 juli 2014 : 12 februari 2014 Inhoudsopgave Inleiding 4 1. Missie, visie en strategie 6 2. Hoofdlijnen uitvoeringsovereenkomst 9 2.1 Verplichtingen van het pensioenfonds ............................................................... 9 2.2 Verplichtingen van Wolters Kluwer ................................................................... 9 2.3 Premievaststelling ....................................................................................... 9 2.4. Premie-inning ............................................................................................. 9 2.5 Procedures voor het opstellen of wijzigen van de reglementen .............................. 10 2.6 Toeslagverlening ....................................................................................... 10 2.7 Hoofdelijke aansprakelijkheid ....................................................................... 10 3. Hoofdlijnen van de pensioenregelingen 11 3.1 De pensioenregeling ................................................................................... 11 3.2 De prepensioenregeling ............................................................................... 12 4. Financiële opzet 14 4.1 Inleiding ................................................................................................. 14 4.2 De Voorziening pensioenverplichtingen ............................................................ 14 4.3 Herverzekering van vooroverlijden ................................................................. 15 4.4 Eigen vermogen ........................................................................................ 15 4.4.1 Garantievermogen 15 4.4.2 Dekkingsgraad 15 4.4.3 Achtergestelde renteloze lening 16 4.4.4 Minimaal vereist eigen vermogen 16 4.4.5 Vereist eigen vermogen 16 4.5 Financiële sturingsmiddelen ......................................................................... 16 4.5.1 Financiële doelstellingen 16 4.5.2 ALM studie 17 4.5.3 Continuïteitsanalyse 17 4.5.4 Premiebeleid 17 4.5.5 Beleggingsbeleid 18 4.5.6 Toeslagenbeleid 19 4.5.7 Aanpassingsbeleid van aanspraken 19 4.6 Waardeoverdrachten .................................................................................. 19 5 Beleggingsbeleid 21 5.1 Inleiding ................................................................................................. 21 5.2 Strategisch beleggingsbeleid ......................................................................... 21 5.3 Risicobeheersing ....................................................................................... 22 5.3.1 Koersrisico 22 5.3.2 Valutarisico 22 5.3.3 Renterisico en beleid renteafdekking 22 5.3.4 Inflatierisico 23 5.3.5 Kredietrisico 23 5.3.6 Concentratierisico 24 5.3.7 Liquiditeitsrisico 24 5.3.8 Systeemrisico 24 5.3.9 Derivatenrisico 24 5.4 Performancemeting, risicomonitoring en evaluatie ............................................. 25 6 Intern beheersingssysteem 26 6.1 Inleiding ................................................................................................. 26 6.2 Interne organisatie .................................................................................... 26 6.2.1 Organogram 26 2 6.2.2 Bestuur 26 6.2.3 Pensioenbureau 27 6.2.4 Verantwoordingsorgaan 27 6.2.5 Intern toezicht 28 6.2.6 Sociale pensioencommissie 28 6.3 Mandaatregeling........................................................................................ 28 6.4 Uitvoeringsorganisatie ................................................................................ 28 6.5 Relatie met derden .................................................................................... 29 6.6 Managementinformatie ............................................................................... 29 6.7 Integriteitbeleid ........................................................................................ 30 6.8 Communicatieplan ..................................................................................... 31 6.9 Deskundigheidsplan .................................................................................... 31 6.10 Risicobeheersplan ...................................................................................... 31 7 Ondertekening 32 Bijlage 1- Verklaring inzake beleggingsbeginselen 33 Bijlage 2- Crisisplan Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3 Inleiding De Pensioenwet (artikel 145) bepaalt dat een pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (hierna: “nota”) opstelt. Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland heeft in artikel 3 van haar statuten vermeld dat het pensioenfonds zijn doel tracht te bereiken (o.a.) door te werken met een nota. De inhoud van de hierna te beschrijven nota is afgestemd op het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, in het bijzonder paragraaf 9 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en hoofdstuk 4 van het Besluit Uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. De nota is onderverdeeld in de volgende onderwerpen: Hoofdstuk 1 Missie, visie en strategie Hoofdstuk 2 Hoofdlijnen uitvoeringsovereenkomst Hoofdstuk 3 Hoofdlijnen van de pensioenregelingen Hoofdstuk 4 De financiële opzet Hoofdstuk 5 Het beleggingsbeleid Hoofdstuk 6 Hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem Bijlage 1 Verklaring inzake beleggingsbeginselen Bijlage 2 Crisisplan De nota beschrijft de hoofdlijnen van de diverse onderwerpen. Meer gedetailleerde informatie is te vinden in de volgende fondsstukken: Statuten Bevoegdhedenmatrix Pensioenreglement Prepensioenreglement Uitvoeringsovereenkomst Reglement verantwoordingsorgaan Reglement sociale pensioencommissie Reglement intern toezicht Beleggingsplan Communicatieplan Deskundigheidsplan Risicobeheersplan Integriteitbeleid Beloningsbeleid Uitbestedingsbeleid Compliance program Gedragscode 4 Regeling misstanden Noodprocedure om in spoedeisende situaties te kunnen handelen Reglement beleggingscommissie Rapport “Vermogensbeheer: beleid en organisatie” Procesbeschrijvingen pensioen-, financiële en beleggingsadministratie 5 1. Missie, visie en strategie Achtergrond en inleiding In Nederland zijn de toekomstvoorzieningen geregeld in het driepijlersysteem van AOW, aanvullend collectief pensioen en individuele verzekeringen en/of spaargelden. Dit systeem zorgt voor een goede pensioenvoorziening voor de participanten*. Het is van belang dat de pensioenfondsen in de tweede pijler sterk en toekomstbestendig zijn. Voordat er ingegaan wordt op het formuleren van de missie, visie en strategie van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland (SPWKN), wordt eerst dieper ingegaan op de vraag: wat is een pensioenfonds? Een pensioenfonds is een private non-profitinstelling, die als een arbeidsvoorwaardelijke financiële instelling wordt beschouwd. De verantwoordelijkheden zijn verdeeld tussen de partijen die de arbeidsvoorwaarden bepalen (lees de sociale partners) en het pensioenfondsbestuur. De pensioenfondsen voeren de pensioenregelingen uit die zijn bepaald door degenen die verantwoordelijk zijn voor de arbeidsvoorwaarden. Voor een pensioenfonds staat het belang van de belanghebbenden steeds voorop. Onder belanghebbenden wordt verstaan: de participanten en de werkgever, zoals genoemd in artikel 105 van de Pensioenwet. Daarom spelen de vertegenwoordigers van deze belanghebbenden in het bestuursmodel van een pensioenfonds een belangrijke rol. Een pensioenfonds moet de belangen van de belanghebbenden op evenwichtige wijze afwegen. De (vertegenwoordigers van) belanghebbenden geven hierover uiteindelijk hun oordeel. Anders dan in andere sectoren zijn alle belanghebbenden betrokken bij het pensioenfonds. Naast de sociale doelstelling, met de daarbij horende essentiële rol van belanghebbenden binnen een fonds, is een pensioenfonds ook een financiële instelling waaraan hoge eisen met betrekking tot onder andere integriteit en deskundigheid van bestuurders en de kwaliteit van de organisatie worden gesteld. Een pensioenfonds is een samenwerkingsverband voor de lange termijn van diverse belanghebbenden. Het pensioenfonds heeft hierbij als belangrijkste taak om binnen de vigerende wet- en regelgeving te zorgen voor een goede financiële beheersing en een evenwichtige belangenafweging. Alleen dan kan het de hoofddoelstelling realiseren: inkomen verzorgen bij ouderdom en overlijden. Vertrouwen van belanghebbenden dat het pensioenfonds deze taak serieus neemt en goed uitvoert, is een voorwaarde voor de continuïteit van het pensioenfonds. Daarom staan pensioenfondsen onder een streng toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Doel van het toezicht van DNB en AFM is een solide en integere financiële sector in Nederland, die het vertrouwen geniet van zowel het publiek als de financiële markten. Missie SPWKN wil voor zowel haar participanten als de werkgever een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds zijn. Het bestuur voert hiertoe een solide financieel beleid en toetst of afspraken in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving. Belangrijke onderdelen van het beleid zijn onder meer het indexatiebeleid, de medezeggenschap van alle belanghebbenden, de beginselen van goed pensioenfondsbestuur en een gedegen risicomanagement- en communicatiebeleid. * Onder participanten wordt verstaan de actieve deelnemers, de gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en de pensioengerechtigden 6 Visie en strategie Doelstellingen SPWKN wil een actieve bijdrage leveren aan het behoud van een duurzame pensioenregeling dat breed vertrouwen geniet en wil verder voor een goede en betaalbare regeling zorgen die aantrekkelijk blijft voor jong en oud, voor zowel de participanten als voor de werkgever. o Behoud van een breed risicodraagvlak op basis van solidariteit en collectiviteit SPWKN bedient haar participanten en de werkgever zodanig dat ze zich binnen het pensioenfonds vertegenwoordigd voelen. SPWKN zal de risico’s die in de regeling aanwezig zijn, zo evenwichtig mogelijk aan alle belanghebbenden toedelen. SPWKN ondersteunt de mogelijkheid tot flexibilisering en individuele keuzes binnen collectieve kaders en communiceert hierover actief met alle belanghebbenden. o Verdere groei naar een klantgericht pensioenfonds SPWKN wil transparantie en betrokkenheid realiseren door de informatie te geven die haar participanten en de werkgever daadwerkelijk helpt om de juiste keuzes op pensioengebied te maken. SPWKN wil de participanten een helder inzicht geven in hun pensioensituatie en op weg helpen met hun persoonlijke financiële planning. De communicatie is niet alleen op ouderen gericht, maar wijst ook jongeren op het belang van een goed pensioen. SPWKN ondersteunt de werkgever bij zijn zorgplicht voor zijn werknemers en is het pensioenkenniscentrum binnen de onderneming, door hen daarbij te helpen of een aantal zaken uit handen te nemen en adviseert belanghebbenden bij ontwikkelingen op pensioengebied. o Meer dan pensioen alleen SPWKN plaatst haar producten en voorzieningen in het licht van het actief ouder worden en draagt de flexibiliteit in de pensioenregeling actief uit, gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie van oudere participanten. Dit past in de langetermijnstrategie, die op het betaalbaar houden van de pensioenregeling is gericht. o Continue professionalisering van de organisatie SPWKN leeft de Code Pensioenfondsen (pro-)actief na. Deze code richt zich op de drie functies van ‘goed pensioenfondsbestuur’: besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen over wat het pensioenfonds gepland en gerealiseerd heeft. SPWKN zorgt voorts voor een uitvoering van de pensioenregeling die binnen de doelstellingen van het fonds past, tegen een zo gunstig mogelijke prijs-kwaliteitverhouding. Kernwaarden Het statutaire doel van SPWKN is het verlenen van pensioenaanspraken om nu en in de toekomst uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden te verstrekken ter zake van ouderdom en overlijden. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van Wolters Kluwer Nederland (WKNL) en de met haar gelieerde ondernemingen, die vallen onder de werkingssfeer van de tussen het fonds en WKNL gesloten uitvoeringsovereenkomst. De kernwaarden van SPWKN zijn mede afgeleid van de mensen en de onderneming(en) voor wie het fonds mag werken: SPWKN is degelijk, deskundig en transparant. SPWKN streeft er naar aan deze kernwaarden op de volgende wijze inhoud te geven: o Degelijkheid Alle taken van SPWKN moeten degelijk worden uitgevoerd. Alle belanghebbenden moeten niet alleen op SPWKN kunnen vertrouwen, maar het fonds ook kunnen ervaren als een betrouwbaar pensioenfonds. Daarom wordt grote waarde gehecht aan de integriteit van SPWKN en is het fonds alert op alles waardoor dat in gevaar zou kunnen komen. Zo zijn alle beslissingen zorgvuldig en passend binnen het karakter en de verantwoordelijkheden van het pensioenfonds en schenkt het fonds ook voortdurend aandacht aan de reikwijdte van de gevolgen van deze beslissingen. o Deskundigheid SPWKN voert de aan haar toevertrouwde taken deskundig en professioneel uit op een adequate, correcte, weloverwogen en zorgzame wijze. Het fonds is aanspreekbaar op haar gedrag en haar besluiten. Bij inschakeling van externe partijen moeten ook die aan de SPWKN normen voldoen. 7 o Transparantie SPWKN communiceert helder en open over de regeling, de financiële positie van het fonds en de risico’s die daaraan verbonden zijn voor de belanghebbenden bij het fonds. Het fonds wil ook helder en open verantwoording afleggen over de invulling van de aan haar opgedragen taak, het financiële beleid dat zij voert en de resultaten daarvan. Ambitie Het is de ambitie van het fonds om het geld dat aan SPWKN is toevertrouwd zo te beheren, dat alle participanten nu en in de toekomst een goed pensioen wordt geboden. Het is de ambitie van het fonds om dit pensioen, te indexeren met de prijsstijging (een zogenaamd waardevast pensioen). Deze ambitie is vertaald in de pensioenregeling, welke SPWKN zorgvuldig en kwalitatief zo goed mogelijk uitvoert. o Een (on)zeker pensioen en indexatie-ambitie SPWKN kan echter geen garanties geven op een waardevast pensioen. Het resultaat van de beleggingen blijft afhankelijk van de economische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan op de onzekere en volatiele financiële markten. Want om te kunnen voldoen aan de ambitie van de pensioenregeling moet het fonds beleggen. En beleggen is nooit zonder risico. SPWKN belegt daarom weloverwogen en doet er alles aan om die risico’s te beheersen. Dat gebeurt onder andere door spreiding van de beleggingen, waardoor het fonds binnen de vastgestelde risicokaders gemiddeld betere resultaten behaalt met beleggen. Op die manier kan op lange termijn een beter rendement gerealiseerd worden dan met sparen alleen. Zo komt SPWKN dichter bij de doelstelling om de participanten tegen aanvaardbare risico’s een pensioen te bieden dat waardevast is om daarmee de koopkracht van de pensioenuitkering op peil te houden. Zoals hierboven opgemerkt worden de pensioenaanspraken voorwaardelijk met de prijsstijging geïndexeerd. Dit betekent dat indexatie alleen plaatsvindt als de financiële situatie van het fonds (lees de dekkingsgraad) dat toelaat. Voor indexatie is in het verleden en wordt ook op dit moment geen premie betaald en worden door het fonds geen reserves aangehouden. De financiële positie is niet alleen afhankelijk van het hierboven genoemde beleggingsbeleid en het gerealiseerde beleggingsresultaat, maar ook van de rente waarmee de pensioenverplichtingen aan de participanten moet worden berekend en de ontwikkeling van de levensverwachting van de participanten. Als SPWKN op enig moment niet kan indexeren, streeft het fonds er naar dit later alsnog te doen door middel van het geven van inhaalindexatie. Dat betekent, dat de gemiste indexatie achteraf voor een deel of helemaal kan worden gecompenseerd. Dat kan alleen als hiervoor voldoende financiële ruimte is. Ook hier geldt voor dat dit geen recht is. Evenmin kan gegarandeerd worden dat de opgebouwde pensioenaanspraken onvoorwaardelijk toegekend zijn. Mocht zich de situatie voordoen dat er onvoldoende financiële middelen zijn en alle andere mogelijkheden om tot een gezondere financiële positie te komen uitgeput zijn, dan kan de mogelijkheid zich voor gaan doen dat er gekort (verlaagd) moet gaan worden op de opgebouwde aanspraken (het zogenaamde “afstempelen”). Het bestuur van het fonds beslist binnen de met elkaar afgesproken en wettelijke kaders over de toe te kennen indexatie, inhaalindexatie of het korten. 8 2. Hoofdlijnen uitvoeringsovereenkomst De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het pensioenfonds en Wolters Kluwer Nederland B.V. (hierna: Wolters Kluwer) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. In paragraaf 3.2 van de Pensioenwet staan de eisen omtrent de inhoud ervan opgesomd. 2.1 Verplichtingen van het pensioenfonds Het pensioenfonds verplicht zich tot uitvoering van de pensioenregeling zoals afgesproken in de pensioenovereenkomst en neergelegd in de reglementen. Het pensioenfonds verplicht zich aangemelde werknemers van Wolters Kluwer, die voldoen aan de voorwaarden van (een van) de reglementen in te schrijven en hen binnen drie maanden na aanvang van de deelneming een startbrief als bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet te verstrekken. 2.2 - - Wolters Kluwer heeft zich verplicht al haar werknemers en die van de door haar aangewezen gelieerde ondernemingen, die daarvoor overeenkomstig (een van) de reglementen in aanmerking komen, tijdig een pensioenovereenkomst aan te bieden en bij het pensioenfonds aan- en af te melden, relevante gegevens te verstrekken en de bijdrage van de deelnemers te innen. Wolters Kluwer laat werknemers die weigeren deelnemer te worden van het pensioenfonds een afstandsverklaring tekenen waarvan het pensioenfonds een afschrift ontvangt. Wolters Kluwer vrijwaart het pensioenfonds tegen eventuele aanspraken van derden als gevolg van het niet voldoen aan deze verplichting. 2.3 - - Verplichtingen van Wolters Kluwer Premievaststelling Wolters Kluwer heeft zich verplicht een bijdrage in de kosten van de pensioenregelingen te betalen overeenkomstig de bepalingen in de reglementen. Uiterlijk 30 november van elk jaar zullen partijen de premie vaststellen voor het volgend jaar met inachtneming van het bepaalde in de reglementen en in paragraaf 4.5.4 van deze nota. Wolters Kluwer is bereid in overleg te treden met het pensioenfonds over een aanvullende bijdrage indien het pensioenfonds onvoldoende middelen heeft om de pensioenregelingen in stand te houden of indien er sprake is van een dekkingstekort dan wel een reservetekort (zie ook 4.4 en 4.5). 2.4. Premie-inning Wolters Kluwer heeft zich verplicht binnen een maand na afloop van elk kalenderkwartaal het vierde gedeelte van de geschatte bijdragen over dat kalenderjaar te voldoen, met dien verstande dat de definitieve jaarbedragen, inclusief de deelnemersbijdragen, in hun geheel binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar moeten zijn voldaan. Bij een betalingsachterstand van meer dan 5% en tevens een dekkingstekort worden zowel het verantwoordingsorgaan als de ondernemingsraad van Wolters Kluwer elk kwartaal schriftelijk geïnformeerd. 9 2.5 Procedures voor het opstellen of wijzigen van de reglementen Het pensioenfonds stelt de reglementen op en wijzigt deze overeenkomstig de pensioenovereenkomst en met inachtneming van de bepalingen uit de statuten en reglementen. Wijzigingen kunnen worden geïnitieerd door de sociale pensioencommissie, bestaande uit twee werkgeversleden en twee werknemersleden uit het verantwoordingsorgaan. De sociale pensioencommissie dient in te stemmen met de wijzigingen en deze te accorderen. Het pensioenbureau zal het secretariaat van de sociale pensioencommissie voeren. De taken en bevoegdheden van de sociale pensioencommissie zijn vastgelegd in een reglement. Het bestuur kan zelfstandig wijzigingen doorvoeren in de reglementen voor zover deze voortvloeien uit de geldende wet- en regelgeving of door de toezichthouder worden voorgeschreven. 2.6 Toeslagverlening Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de prijsindex als beschreven in hoofdstuk 3. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. 2.7 Hoofdelijke aansprakelijkheid Wolters Kluwer N.V. heeft zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de nakoming van alle verplichtingen door Wolters Kluwer uit hoofde van de uitvoeringsovereenkomst. 10 3. Hoofdlijnen van de pensioenregelingen 3.1 De pensioenregeling In deze paragraaf wordt uitgegaan van het pensioenreglement voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland dat in werking is getreden per 1 januari 2014. Daarnaast kunnen bepalingen uit oude reglementen van toepassing zijn op pensioengerechtigden, gewezen deelnemers, deelnemers met een premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid of deelnemers in de VUT of een sociaal beleidskader, tenzij anders geregeld in het actuele pensioenreglement. De pensioenregeling heeft de volgende kenmerken: Toetredingsleeftijd Pensioenleeftijd Regeling Inkomensgrondslag : : : : Franchise : Pensioengrondslag Maximum : : Opbouwpercentage : Ouderdomspensioen : Partnerpensioen : Eenmalige uitkering : Wezenpensioen : Er geldt geen minimum toetredingsleeftijd. 65 jaar, met mogelijkheid van uitstel tot de AOW leeftijd Voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Het per 1 januari van dat jaar, of latere datum van aanvang van deelnemerschap, geldende vaste jaarsalaris vermeerderd met een percentage wegens vakantietoeslag. Per 1 januari 2014 € 13.449,--, 10/7 maal de AOW uitkering plus vakantie uitkering die geldt voor gehuwden met een partner ouder dan de AOW leeftijd. De inkomensgrondslag verminderd met de franchise. Per 1 januari 2014 is de maximum inkomensgrondslag € 102.442,--; het maximum wordt steeds op 1 januari van ieder jaar aangepast met de loonindex. Het opbouwpercentage wordt jaarlijks vastgesteld en is afhankelijk van de bijdrage van Wolters Kluwer. Volgens de regels die zijn geformuleerd in 4.5.4 wordt berekend hoeveel opbouw gefinancierd kan worden uit de bijdrage. Voor 2014 bedraagt het opbouwpercentage 1,84% (fiscaal maximum bij een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar). Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een deel van het ouderdomspensioen opgebouwd ter grootte van de voor dat jaar vastgestelde opbouw per jaar. Voor de actieve deelnemer is het partnerpensioen op risicobasis verzekerd; Op de pensioendatum kan gekozen worden voor uitruil van een deel (er zijn meerdere varianten mogelijk) van het ouderdomspensioen voor een partnerpensioen; het ouderdomspensioen wordt verlaagd met een actuarieel neutraal percentage, dat afhankelijk is van de leeftijd van de deelnemer en het leeftijdsverschil in volle jaren tussen deelnemer en partner. Er geldt daarbij een maximum ter grootte van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Op de ontslagdatum wordt een deel van het ouderdomspensioen omgezet -op dezelfde wijze als bij pensionering- in een tijdelijk verzekerd (tot 65 jaar) levenslang partnerpensioen, tenzij de deelnemer ervoor kiest hiervan af te zien; Voor de financiering van het tijdelijk partnerpensioen wordt op het ouderdomspensioen vóór de uitruil een korting toegepast van 0,25% voor ieder jaar gelegen tussen ontslagdatum en pensioendatum; Uitkering voor de partner bij overlijden van een gepensioneerde deelnemer als gewenning en overgang naar het lagere partnerpensioen. 14% van het bereikbare ouderdomspensioen; 11 Arbeidsongeschiktheid Toeslagverlening Waardeoverdrachten Vervroeging Hoog/Laag; Laag/Hoog 3.2 : Bij ontslag wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, zal de pensioenopbouw premievrij worden voortgezet. : De voorwaardelijkheidsverklaring zoals vermeld in 2.6 van deze nota is van toepassing op de toeslagverlening volgens dit reglement. Ten behoeve van de besluitvorming heeft het bestuur een indexeringsstaffel vastgesteld (zie 4.5.6). De opgebouwde pensioenaanspraken van actieve deelnemers en de ingegane en premievrije pensioenen worden – indien besloten wordt tot een verhoging - al dan niet gedeeltelijk verhoogd overeenkomstig de stijging van het door het CBS vastgestelde Consumenten Prijsindexcijfer Alle Huishoudens over de maand september van het voorgaande jaar ten opzichte van het prijsindexcijfer over de maand september in het daaraan voorafgaande jaar. : In verband met het wettelijk recht op overdracht van pensioenaanspraken werkt het pensioenfonds mee aan overdrachten die voldoen aan de eisen die daartoe in de Pensioenwet worden gesteld. : De pensioenregeling kent de mogelijkheid van (gedeeltelijke) vervroeging. Het ouderdomspensioen wordt bij vervroegde ingang verlaagd met een actuarieel neutraal percentage. : De pensioenregeling kent de mogelijkheid om binnen de fiscale grenzen een hoog/laag of laag/hoog constructie toe te passen. Hiervoor worden actuarieel neutrale percentages toegepast. De prepensioenregeling In deze paragraaf wordt uitgegaan van het prepensioenreglement voor de deelnemers van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland dat in werking is getreden per 15 december 2005. De opbouw in de prepensioenregeling is voor actieve deelnemers beëindigd per 31 december 2005. Met ingang van 1 januari 2006 worden geen nieuwe deelnemers meer toegelaten tot de regeling. De regeling wordt voortgezet voor gewezen werknemers met een premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid. De prepensioenregeling heeft de volgende kenmerken: Prepensioenleeftijd Regeling Inkomensgrondslag Franchise Prepensioengrondslag Opbouwpercentage Prepensioenjaar Prepensioen : 61 jaar. : Eindloonregeling tot 1 januari van het jaar waarin de 57-jarige leeftijd wordt bereikt, daarna geldt een geïndexeerde opbouwregeling. : Het per 1 januari van dat jaar, of latere datum van aanvang van deelnemerschap, geldende vaste jaarsalaris vermeerderd met een percentage wegens vakantietoeslag. De inkomensgrondslag bedraagt per 1 januari 2014 maximaal € 102.442,--. Dit bedrag wordt steeds op 1 januari van ieder jaar aangepast met de loonindex (zie 2.1). : € 17.849,44. : De inkomensgrondslag verminderd met de franchise. : 2,083% over de prepensioengrondslag per jaar. : Elk jaar van deelnemerschap gelegen voor 1 januari van het jaar waarin de 57-jarige leeftijd wordt bereikt. : Het prepensioen is tot het jaar waarin de 57-jarige leeftijd wordt bereikt gelijk aan de som van het aantal prepensioenjaren na leeftijd 25 of latere leeftijd van indiensttreding en de extra prepensioenjaren, vermenigvuldigd met de laatst vastgestelde opbouw per jaar; met ingang van het jaar waarin de 57-jarige 12 Indexpercentage Arbeidsongeschiktheid Toeslagverlening Vervroeging/uitstel: leeftijd wordt bereikt, wordt telkenmale per 1 januari het tot dan toe opgebouwde prepensioen verhoogd met het indexpercentage en vermeerderd met de voor dat jaar vastgestelde opbouw per jaar. : Onder indexpercentage wordt verstaan het percentage waarmee de prepensioengrondslag op 1 januari van enig jaar is gestegen t.o.v. de prepensioengrondslag geldende in het voorafgaande jaar ten gevolge van de stijging van de inkomensgrondslag met de verhoging van de loonindex. : Bij ontslag wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, zal de pensioenopbouw premievrij worden voortgezet. : Voor wat betreft de toeslagverlening op de ingegane en premievrije prepensioenen gelden dezelfde bepalingen als voor de ingegane en premievrije pensioenen zoals omschreven in 3.1. : De prepensioenregeling kent de mogelijkheid van (gedeeltelijke) vervroeging tot 60 jaar of uitstel tot 64,5 jaar. Het prepensioen wordt bij vervroegde of uitgestelde ingang verlaagd respectievelijk verhoogd met een actuarieel neutraal percentage. 13 4. Financiële opzet 4.1 Inleiding Het pensioenfonds verzekert de pensioenaanspraken voor de werknemers van Wolters Kluwer, die voortvloeien uit de reglementen. Ter dekking van de pensioenaanspraken wordt in het pensioenfonds een voorziening pensioenverplichtingen aangehouden (4.2). De financiering vindt plaats in eigen beheer. De risico’s van vooroverlijden van de deelnemers zijn herverzekerd (4.3). In 4.4 wordt de samenstelling van het eigen vermogen en het (minimaal) vereist eigen vermogen beschreven. Het pensioenfonds hanteert financiële sturingsmiddelen ter beheersing van financiële- en economische risico’s (4.5). Deze sturingsmiddelen zijn getoetst in een ALM studie, waarbij rekening is gehouden met het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. 4.2 De Voorziening pensioenverplichtingen De actuariële grondslagen voor de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden vastgesteld door het bestuur na advies van de actuaris (Sprenkels & Verschuren). De levensverwachtingen nemen nog steeds toe. Het beleid van het pensioenfonds is om de meest actuele sterftegrondslagen te hanteren. De dekking van de aanspraken vindt plaats volgens het koopsomstelsel. Aan het einde van het kalenderjaar bestaat dekking ten aanzien van de tijdsevenredige aanspraken. De tijdsevenredige aanspraken zijn gelijk aan de totaal behaalbare aanspraken op de pensioengerechtigde leeftijd, verminderd met de in de toekomst nog op te bouwen aanspraken. De jaarlijkse koopsommen worden verhoogd met een passende opslag voor het overlijdensrisico. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de actuariële koopsommen wordt uitgegaan van de navolgende actuariële grondslagen. 1. Sterfte 2. Extra voorziening 2. Ervaringssterfte 3. Rekenrente 4. Partnerschap 5. Leeftijdsverschil 6. Wezenpensioen 7. Eenmalige uitkering 8. Arbeidsongeschiktheid 9. Excassokosten 10. Administratiekosten : GBM/V 2012-2062 (AG-prognosetafels). : Aan de voorziening pensioenverplichtingen wordt jaarlijks tenminste 0,5% toegevoegd in verband met toekomstige ontwikkelingen van de prognosetafels. In het jaar van overgang op nieuwe prognosetafels wordt een tekort op deze extra voorziening aangevuld of valt een overschot vrij. : Wolters Kluwer 2013 ervaringssterfte (fondsspecifiek). : Conform de rentetermijnstructuur financieel toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. : Alle deelnemers worden geacht een partner te hebben. : Aangenomen wordt dat de vrouw drie jaar jonger is dan de man. : Voor niet ingegaan wezenpensioen wordt niet gereserveerd. : Voor de eenmalige uitkering wordt de last gesteld op 1% van de lasten van het ouderdomspensioen; de koopsom voor de eenmalige uitkering is gesteld op 1% van de koopsommen van het ouderdomspensioen. : De last van het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt gesteld op 3% van de comingservicekoopsom. : Voor excassokosten wordt 2% van de voorziening pensioenverplichtingen gereserveerd. : Voor administratiekosten is 5,5% van de comingservice-koopsom 14 11. Betalingen 12. Diversen 4.3 beschikbaar, inclusief de opslag voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. : Pensioenen worden continu betaalbaar verondersteld. : a. De voorziening voor deelnemers met een premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op de bereikbare aanspraken. De koopsommen voor de comingservice, die benodigd zijn voor de pensioenopbouw, worden gefinancierd uit de onder punt 8 genoemde opslag. Regelmatig wordt getoetst of deze opslag voldoende is. b. De in het pensioenreglement genoemde ruil- en opbouwvoeten en factor bij afkoop zijn gebaseerd op de (fondsspecifieke) unisekstafel GBM/V 2012-2062 (AGprognosetafel). Herverzekering van vooroverlijden De risico’s verband houdend met het overlijden van de deelnemers voor de pensioendatum zijn herverzekerd bij verzekeringsmaatschappij Zwitserleven in de vorm van éénjarige risicokapitaalverzekeringen. Het betreft een stop-loss overeenkomst met een eigen behoud van 125% van de premie per jaar bij volledige herverzekering. De stop-loss premie bedraagt 8,5% van de premie bij volledige herverzekering. Afrekening vindt plaats aan het eind van de contractperiode per 31 december 2014. De berekeningen van de risicokapitalen zijn gebaseerd op de actuariële grondslagen als vermeld in paragraaf 4.2. Iedere keer zal bij afloop van het herverzekeringscontract onderzocht worden in hoeverre herverzekering nog nodig is en welke vorm van herverzekering het meest geschikt is. 4.4 4.4.1 Eigen vermogen Garantievermogen Het garantievermogen van het pensioenfonds bestaat uit de algemene reserve en de achtergestelde renteloze lening van € 25 mln. 4.4.2 Dekkingsgraad De (FTK-)dekkingsgraad van het pensioenfonds is gedefinieerd als het quotiënt van de som van de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening en het garantievermogen enerzijds en de voorziening pensioenverplichtingen eigen rekening anderzijds. Naast de FTK-dekkingsgraad, die is gebaseerd op de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur (inclusief UFR en driemaandsmiddeling), berekent het pensioenfonds de dekkingsgraad ook op basis van de werkelijke marktrente (de zero coupon swapcurve). Het bestuur houdt bij het premie- en toeslagenbeleid mede rekening met de marktrente, respectievelijk de dekkingsgraad op basis van de marktrente (zie 4.5.4b en 4.5.6). In het jaarverslag en de kwartaalrapportage wordt ook de reële dekkingsgraad vermeld. De reële dekkingsgraad wordt berekend door de pensioenverplichtingen te verhogen met de verwachte Europese inflatie. 15 4.4.3 Achtergestelde renteloze lening Wolters Kluwer heeft eind 2004 een achtergestelde renteloze lening verstrekt aan het pensioenfonds van € 25 mln. De achtergestelde renteloze lening dient enerzijds ter versterking van het eigen vermogen van het pensioenfonds en anderzijds ter financiering van de (tijdelijke; tot 1 januari 2010) indexatiebuffer. De lening heeft een onbepaalde looptijd. Terugbetaling van de lening zal pas plaatsvinden indien het pensioenfonds een dekkingsgraad zal hebben bereikt waarbij toeslagverlening (indexatie) volgens de normen van DNB rekenkundig onvoorwaardelijk zou kunnen worden toegekend. Het pensioenfonds heeft overigens niet de intentie de indexatie in de praktijk onvoorwaardelijk toe te kennen. 4.4.4 Minimaal vereist eigen vermogen Het fonds dient te beschikken over een minimaal vereist eigen vermogen. Dit wordt vastgesteld op basis van de regels in artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Indien het eigen vermogen lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen is er sprake van een dekkingstekort. In dat geval zal het bestuur binnen drie maanden een kortetermijnherstelplan opstellen conform artikel 17 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Dit wordt gemeld aan betrokkenen zoals omschreven in het communicatieplan. 4.4.5 Vereist eigen vermogen Het pensioenfonds dient te beschikken over een vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen wordt berekend conform de regels van hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de Regeling pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Daarbij wordt het standaardmodel gevolgd zoals omschreven in artikel 24 van genoemde Regeling. Indien gewenst kan het pensioenfonds besluiten een zogenaamd intern model te gebruiken. In dat geval zal conform artikel 28 van de Regeling aan De Nederlandsche Bank om toestemming gevraagd worden. Het vereist eigen vermogen wordt zodanig vastgesteld dat met een zekerheid van 97,5% het fonds binnen een jaar nog een positief eigen vermogen zal hebben. Indien het eigen vermogen lager is dan het vereist eigen vermogen is er sprake van een reservetekort. In dat geval zal het bestuur binnen drie maanden een langetermijnherstelplan opstellen volgens artikel 16 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Dit wordt gemeld aan betrokkenen zoals vastgelegd in het communicatieplan. 4.5 Financiële sturingsmiddelen 4.5.1 Financiële doelstellingen De financiële doelstellingen van het pensioenfonds zijn: - Het waarborgen van de continuïteit van het pensioenfonds. Het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen. Het waardevast houden van de pensioenaanspraken. Het in rekening brengen van kostendekkende premie. Het voorkómen van grote premieschommelingen. Het minimaliseren van de kans op een dekkingstekort en de kans op een reservetekort. Het pensioenfonds hanteert een aantal instrumenten ter beheersing van financiële- en economische risico’s. Deze worden in de subparagrafen 4.5.4 t/m 4.5.7 beschreven. 16 4.5.2 ALM studie Het pensioenfonds voert indien gewenst jaarlijks een ALM studie uit of een verkorte update. Het bestuur laat zich daarbij adviseren door een externe consultant. In deze studie wordt vastgesteld op welke wijze het pensioenfonds op de lange termijn haar doelstellingen het meest efficiënt kan realiseren, waarbij de belangen en de risicohouding van alle belanghebbenden op een evenwichtige wijze worden meegewogen. Daarbij wordt rekening gehouden met een aantal onzekere factoren als de ontwikkeling van lonen en prijzen en het rendement op de beleggingen. In elke ALM studie vindt een evaluatie plaats van het strategisch premie-, toeslagen- en beleggingsbeleid, dat in de voorafgaande jaren is gehanteerd. In de evaluatie wordt getoetst of het gevoerde beleid ook voor de toekomst de gewenste resultaten oplevert, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende omstandigheden en verwachtingen (scenario’s). De scenario’s worden gegenereerd met een model op basis van verwachte rendementen en historische verbanden (correlaties). De in de ALM studie gehanteerde parameters voldoen aan de Regeling parameters pensioenfondsen. In de ALM studie wordt de volgende risiconorm gehanteerd en geoptimaliseerd, gegeven de maximale hoogte van de premie (mits voldaan is aan de kostendekkende premie hoogte): - Er wordt gestreefd naar een situatie waarbij de kans op een dekkingstekort niet hoger is dan 2,5%; Deze risiconorm is van toepassing als het pensioenfonds zich in een evenwichtssituatie bevindt (‘natuurlijke mix’: zie ook 4.5.5). Naast deze risiconorm worden een aantal andere risicomaten in de beschouwing betrokken, zoals het indexatieresultaat en de volatiliteit van het dekkingsgraadrendement. 4.5.3 Continuïteitsanalyse Het pensioenfonds voert periodiek een continuïteitsanalyse uit volgens de voorschriften vermeld in artikel 30 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 22 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. 4.5.4 Premiebeleid 4.5.4a Interne kostendekkende premie Het pensioenfonds berekent jaarlijks de interne kostendekkende premie. De interne kostendekkende premie voor de pensioenregeling wordt gebaseerd op een rekenrente van 3%. Deze premie bestaat uit: a. b. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; Een opslag voor de uitvoeringskosten; 4.5.4b Kostendekkende (nominale) premie Daarnaast stelt het pensioenfonds vast wat de hoogte is van de kostendekkende premie volgens artikel 128 van de Pensioenwet. Deze premie is gebaseerd op het 10-jaars gemiddelde van de 17 nominale rentetermijnstructuur, zoals die door De Nederlandsche Bank wordt gepubliceerd. Deze premie bestaat uit: a. b. c. De actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling; Een opslag voor de uitvoeringskosten; Een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen. Gelet op het toeslagenbeleid van het pensioenfonds is in deze kostendekkende premie geen premie ten behoeve van de toeslagverlening opgenomen. Indien een kortetermijnherstelplan van toepassing is, wordt deze kostendekkende premie getoetst aan de premie op basis van de actuele rentetermijnstructuur, zoals die door De Nederlandsche Bank wordt gepubliceerd, in plaats van het 10-jaarsgemiddelde. Op deze premie wordt een bufferopslag toegepast ter hoogte van het percentage van het minimaal vereist eigen vermogen. De hoogste van de twee premies geldt in geval van onderdekking als de kostendekkende nominale premie. Deze premie draagt dan bij aan herstel. Indien de marktrente (op dagbasis) lager is dan de rente volgens de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur kan het bestuur besluiten de premieberekening mede te baseren op de marktrente. Indien de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld als er geen onderdekking meer is maar wel een reservetekort, kan het bestuur afwijken van deze premieregels door de premie op dezelfde manier vast te stellen als in geval van onderdekking, en/of door een hogere bufferopslag toe te passen. 4.5.4c Feitelijke premie De hoogte van de premie die feitelijk in rekening wordt gebracht wordt vastgesteld in het overleg tussen werkgever en werknemers in de sociale pensioencommissie. Op basis van de vastgestelde premie wordt het opbouwpercentage vastgesteld (zie 3.1). Daarbij is de hoogste van de onder 4.5.4a en 4.5.4b berekende kostendekkende premies bepalend. Het aldus vastgestelde opbouwpercentage mag niet hoger zijn dan het fiscaal maximum. In dat geval zal de premie navenant lager worden vastgesteld. Een korting op de premie is slechts mogelijk indien het pensioenfonds heeft voldaan aan artikel 129 van de Pensioenwet. Dit houdt in dat geen korting op de premie wordt gegeven als er geen toeslagen verleend kunnen worden. Het pensioenfonds zal ook geen korting op de premie geven als niet alle kortingen op de pensioenaanspraken en kortingen op de toeslagverlening van de voorgaande tien jaar zijn gecompenseerd. 4.5.5 Beleggingsbeleid De doelstelling van het beleggingsbeleid is het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds. Met risico wordt in dit verband in de eerste plaats bedoeld de kans op een dekkingstekort (zie 4.5.2). Daarnaast stuurt het pensioenfonds op een risicobudget, dat wordt uitgedrukt in de verwachte standaardafwijking van de pensioenverplichtingen. In de ALM studie wordt een optimale strategische verhouding tussen zakelijke waarden en vastrentende waarden vastgesteld. Deze verhouding is vastgesteld op 40% zakelijke waarden en 60% vastrentende waarden. Verder wordt het valutarisico grotendeels afgedekt (zie 5.3.2). Op de lange termijn, in geval het 18 pensioenfonds zich bevindt in een evenwichtssituatie (dekkinggraad>130%), wordt 100% van het renterisico en 20% van het inflatierisico afgedekt. Op de korte termijn (1-5 jaar) kan hiervan worden afgeweken. Uitgaande van de situatie ultimo 2013 wordt 65% van het renterisico afgedekt en het inflatierisico niet. Het beleggingsbeleid wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5. 4.5.6 Toeslagenbeleid Financiering van de toeslagverlening (indexatie) zal plaatsvinden uit eventuele overrendementen. Het pensioenfonds hanteert daarmee categorie D1 volgens de Beleidsregel toeslagenmatrix van De Nederlandsche Bank. De indexatie van ingegane- en premievrije pensioenen en van de opgebouwde aanspraken is een voorwaardelijke verplichting die voor de toekenning afhankelijk is van de dekkingsgraad. (zie 2.6 voor de voorwaardelijkheidsverklaring). Het bestuur van het pensioenfonds hanteert daarbij als richtsnoer de volgende beleidsstaffel: - Indien de dekkingsgraad hoger is dan 130% wordt volledig geïndexeerd; Indien de dekkingsgraad ligt tussen 122% en 130% wordt 75% van de indexatie toegekend; Indien de dekkingsgraad ligt tussen 113% en 122% wordt 50% van de indexatie toegekend; Indien de dekkingsgraad ligt tussen 105% en 113% wordt 25% van de indexatie toegekend; Indien de dekkingsgraad lager is dan 105% wordt geen indexatie toegekend; Indien de dekkingsgraad hoger is dan 135% bestaat de mogelijkheid van inhaal van eventueel eerder toegepaste kortingen op de indexatie. Indien de dekkingsgraad op basis van de marktrente (op dagbasis) lager is dan de dekkingsgraad op basis van de rente volgens de door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur kan het bestuur besluiten de toeslagverlening mede te baseren op de dekkingsgraad op basis van de marktrente. 4.5.7 Aanpassingsbeleid van aanspraken Indien het totaal van de reserves van het pensioenfonds niet toereikend is kan het bestuur de opbouw van het pensioen verlagen. Zodra de vermogenspositie van het pensioenfonds in volgende jaren verbetert zal de verlaging van de opbouw voor zover mogelijk ongedaan worden gemaakt. Tevens is het mogelijk dat het bestuur de aanspraken verlaagt. Hiervoor gelden stringente eisen, die zijn vastgelegd in het pensioenreglement: - - 4.6 de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; het pensioenfonds niet meer in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of Wolters Kluwer onevenredig worden geschaad; alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen één jaar (of langer indien de toezichthouder daar de ruimte toe biedt) te voldoen aan de op grond van de Pensioenwet gestelde eisen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Waardeoverdrachten Het pensioenfonds werkt mee aan individuele en collectieve waardeoverdrachten. Individuele waardeoverdrachten vinden plaats conform de wettelijke regels en grondslagen. Met 19 betrekking tot de voorwaarden bij collectieve waardeoverdrachten zijn met Wolters Kluwer Nederland separate afspraken gemaakt over de te hanteren rekenregels. Indien de dekkingsgraad van het pensioenfonds, die wordt vastgesteld aan het eind van elke maand, lager is dan 100% worden geen waardeoverdrachten uitgevoerd. 20 5 5.1 Beleggingsbeleid Inleiding De doelstelling van het beleggingsbeleid, de organisatorische maatregelen en risicobeheerprocedures en de beleggingsbeginselen (investment beliefs) zijn opgenomen in de Verklaring inzake beleggingsbeginselen (bijlage 1). Het strategische beleggingsbeleid is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM studies, die indien gewenst jaarlijks worden uitgevoerd, al dan niet in verkorte vorm. Dit beleid wordt minimaal eens per drie jaar getoetst middels een continuïteitsanalyse. Daarnaast stelt het bestuur jaarlijks een beleggingsplan vast. 5.2 Strategisch beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid is gericht op een optimale afstemming van de beleggingen op de verplichtingen. Er worden ALM studies uitgevoerd, die inzicht verschaffen in de wijze waarop dit kan worden gerealiseerd. Het bestuur streeft naar een zo hoog mogelijk rendement, gegeven de maximale premie en het risicoprofiel dat door het bestuur wordt vastgesteld op advies van externe ALM deskundigen en rekening houdend met de belangen van alle stakeholders. Het risicoprofiel wordt uitgedrukt in de kans op een dekkingstekort (zie 4.5.2). Naast deze risiconorm worden een aantal andere risicomaten in de beschouwing betrokken, zoals het indexatieresultaat en de volatiliteit van het dekkingsgraadrendement. Het strategisch beleggingsbeleid wordt gerealiseerd door te beleggen in meerdere beleggingscategorieën. Er wordt belegd in vastrentende waarden, aandelen, beursgenoteerde en niet beursgenoteerde onroerendgoedfondsen en private equity. De verschillende beleggingscategorieën hebben een eigen risicoprofiel. Door de combinatie van verschillende beleggingscategorieën vindt risicoreductie plaats. De optimale samenstelling volgt uit de ALM studie. De strategische assetmix bestaat uit: Absolute bandbreedte Vastrentende waarden Staatsobligaties credits Totaal vastrentende waarden Zakelijke waarden aandelen beursgenoteerde vastgoedfondsen niet beursgenoteerde vastgoedfondsen private equity Totaal zakelijke waarden 30% 30% 60% 5% 27,5% 5,0% 5,0% 2,5% 40% 5% Er wordt geen of slechts beperkte tactische assetallocatie toegepast. Indien de bandbreedtes worden overschreden kan het bestuur besluiten de beleggingen te rebalancen. Binnen de genoemde bandbreedtes kan de beleggingscommissie besluiten de wegingen aan te passen. Het valutarisico wordt grotendeels afgedekt (zie 5.3.2). Op de lange termijn, in geval het pensioenfonds zich bevindt in een evenwichtssituatie (dekkinggraad>130%), wordt 100% van het renterisico en 20% van het inflatierisico afgedekt. Op de korte termijn (1-5 jaar) kan hiervan 21 worden afgeweken. Uitgaande van de situatie ultimo 2013 wordt 65% van het renterisico afgedekt en het inflatierisico niet (zie 5.3.3 en 5.3.4). De beleggingscommissie stelt ieder kwartaal vast of en in welke mate de afdekking van het renterisico en/of het inflatierisico binnen de in het beleggingsplan vastgelegde beleidsruimte wel of niet verhoogd of verlaagd wordt. Daarbij wordt rekening gehouden met diverse economische scenario’s. Wijzigingen buiten de beleidsruimte van de beleggingscommissie vergen een besluit van het bestuur. 5.3 Risicobeheersing In de volgende paragrafen worden de beleggingsrisico’s beschreven en de maatregelen van het pensioenfonds om deze risico’s te beheersen. In de Verklaring inzake beleggingsbeginselen (Bijlage 1) zijn de organisatie en de risicobeheerprocedures beschreven. 5.3.1 Koersrisico Koersrisico wordt veroorzaakt door waardestijging of waardedaling van individuele beleggingen. Het pensioenfonds mitigeert dit risico door middel van diversificatie. Er wordt in meerdere beleggingscategorieën belegd, op basis van de uitkomsten van ALM studies en binnen deze categorieën wordt een brede spreiding aangehouden naar regio’s, sectoren en debiteuren. Het pensioenfonds belegt in staatsobligaties, credits en verder alleen in beleggingsfondsen of vergelijkbare beleggingsvehikels. 5.3.2 Valutarisico Waardestijging of waardedaling als gevolg van valutaschommelingen geeft valutarisico. De beleggingen in vastrentende waarden kennen geen valutarisico, omdat dit volledig wordt afgedekt. De beleggingen in zakelijke waarden zijn wereldwijd gespreid. De dollar, het pond en de yen worden volledig afgedekt. Met de afdekking van deze drie valuta wordt ongeveer 75% van het valutarisico binnen de zakelijke waarden afgedekt. Voor de afdekking van het valutarisico wordt gebruik gemaakt van valutatermijncontracten. 5.3.3 Renterisico en beleid renteafdekking Renterisico wordt veroorzaakt door waardestijging of waardedaling als gevolg van veranderingen in het niveau van de marktrente. Renteveranderingen hebben niet alleen invloed op de beleggingen in vastrentende waarden, maar ook op de voorziening pensioenverplichtingen. Het renterisico wordt al dan niet volledig afgedekt (zie 5.2) door de rentegevoeligheid van de vastrentende portefeuille, aangevuld met renteswaps, in de gewenste omvang af te stemmen op de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen. Voor de waardering van de pensioenverplichtingen is in 2012 de Ultimate Forward Rate geïntroduceerd door DNB. Tevens wordt een driemaandsgemiddelde toegepast op deze rekenrente. Dit heeft geleid tot (fluctuerende) verschillen in de berekening van de dekkingsgraad ten opzichte van de waardering tegen de werkelijke marktrente. Het bestuur van het pensioenfonds heeft besloten de afdekking van het renterisico te blijven toepassen op basis van de werkelijke marktrente. Definities renteafdekking: - De renteafdekking (eind 2013: 65%) wordt uitgedrukt in een percentage van de rentegevoeligheid van de nominale pensioenverplichtingen. De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in ‘price value of a basis point’ (ofwel: PV01). 22 - - - - 5.3.4 Voor de berekening van de rentegevoeligheid wordt uitgegaan van de dagelijkse nominale rentetermijnstructuur op basis van de swapcurve. De strategische normering wordt uitgedrukt in een percentage en is vastgelegd in 5.2. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de lange en korte termijn. In het jaarlijks beleggingsplan wordt de tactische beleidsruimte van de beleggingscommissie vastgelegd. De vermogensbeheerder (BlackRock) hanteert voor het LDI mandaat (inclusief creditportefeuille) voor de totale portefeuille en voor iedere looptijd (key rate duration maturity point; curverisico) een maximale afwijking van 3% ten opzichte van de PV01. Indien deze bandbreedte wordt overschreden, zal de vermogensbeheerder rebalancen. Verder geldt een ex ante tracking error van 5,5% ten opzichte van de pensioenverplichtingen. Indien deze grens wordt overschreden wordt in overleg tussen pensioenfonds en vermogensbeheerder afgestemd of aanpassingen noodzakelijk zijn. Bij de renteafdekking wordt gebruik gemaakt van staatsobligaties, de creditportefeuille en renteswaps. De samenstelling van de portefeuille wordt jaarlijks vastgesteld in het beleggingsplan. Er wordt voor het LDI mandaat (exclusief de credits) zoveel mogelijk gebruik gemaakt van langlopende staatsobligaties (Nederland, Duitsland, Frankrijk, Finland, België en Oostenrijk), aangevuld met renteswaps. De samenstelling van deze portefeuille en de wijzigingen daarin worden in onderling overleg tussen pensioenfonds en vermogensbeheerder vastgesteld. Het pensioenfonds voert geen actief (dynamisch) durationbeleid. Inflatierisico Het pensioenfonds is gevoelig voor zowel inflatie als deflatie. Hoge of oplopende inflatie verhoogt de geambieerde toeslagverlening. Dit risico kan tot 20% worden afgedekt (zie 5.2). Op de lange termijn wordt verwacht dat het rendement op de zakelijke waarden gedeeltelijk compensatie biedt voor inflatie. Afdekken van het inflatierisico is o.a. mogelijk met inflatieswaps of inflation linked bonds. Beschikbare instrumenten dekken veelal de Europese inflatie af en niet de Nederlandse prijsinflatie. Desgewenst kunnen deze instrumenten worden ingezet. Deflatie (dalende prijzen) is zeer nadelig voor het pensioenfonds. Deflatie zal gepaard gaan met een negatieve economische ontwikkeling en derhalve lage rendementen. Neerwaartse aanpassing van de pensioenaanspraken en pensioenrechten kan in zo’n situatie niet worden uitgesloten. 5.3.5 Kredietrisico Kredietrisico houdt in dat het pensioenfonds verliezen lijdt als gevolg van een faillissement of betalingsonmacht van een tegenpartij. Dit risico wordt beperkt door te beleggen in portefeuilles met een brede debiteurenspreiding. Voor vastrentende waarden geldt dat hoofdzakelijk wordt belegd in leningen met een minimale rating BBB. In totaal 10% van de beleggingen in credits kan worden belegd in high yield obligaties en emerging markets debt. Naast kredietrisico binnen de vastrentende portefeuille is er sprake van tegenpartijrisico bij toepassing van securities lending en bij het gebruik van derivaten. In beide gevallen is de kwaliteit van het collateral beheer van groot belang. In de portefeuilles waarin dit aan de orde is hebben de externe managers maatregelen getroffen om dit risico te beheersen. De minimale kredietkwaliteit van de tegenpartijen van de renteswaps is investment grade. Het collateral moet bestaan uit cash of hoogwaardige staatsobligaties met een minimale rating van AA. Deze maatregelen worden nader omschreven in het vigerende beleggingsplan. Bij de afdekking van 23 het valutarisico van de zakelijke collateralovereenkomst gesloten. 5.3.6 waarden heeft het pensioenfonds zelf een Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als het fonds grote posten heeft uitstaan bij een en dezelfde tegenpartij. Ook als er geen adequate spreiding is in de beleggingen in regio’s, landen, economische sectoren of tegenpartijen kan concentratierisico optreden. Het fonds houdt in haar strategische en tactische beleggingsbeleid rekening met dit concentratierisico. Ter beperking van het concentratierisico wordt een maximum aangehouden van 2% van het balanstotaal van het pensioenfonds voor iedere onderliggende belegging in een van de mandaten of beleggingsfondsen. Meerdere individuele beleggingstitels van één debiteur worden bij elkaar opgeteld. Staatsobligaties, obligaties met staatsgarantie en derivaten zijn van deze regel uitgezonderd. 5.3.7 Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico houdt in dat het pensioenfonds niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, omdat beleggingen niet tijdig, of tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden verkocht. Het pensioenfonds belegt overwegend in liquide beleggingen. Ter beperking van het liquiditeitsrisico op korte termijn, zoals dat onder meer zou kunnen ontstaan bij de afwikkeling van valutatermijncontracten als gevolg van sterke schommelingen in de valutakoersen en de capital calls bij private equity en vastgoed, is een kredietovereenkomst gesloten voor een krediet in rekening courant. Het pensioenfonds voert minimaal twee keer per jaar een stress test uit om het liquiditeitsrisico te meten. 5.3.8 Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. In 2008 is dit voorheen zeer uitzonderlijk geachte risico manifest geworden. Bij het pensioenfonds heeft dit geleid tot verscherpte aandacht voor de kwaliteit van de kredietportefeuilles. Verder wordt in de ALM studies explicieter rekening gehouden met de impact van diverse economische scenario’s, inclusief de gevoeligheid van beleggingen voor marktontwikkelingen. 5.3.9 Derivatenrisico Derivatenrisico is het risico dat bij verkeerd gebruik van derivaten onbedoelde verliezen ontstaan. Dit kan onder andere worden veroorzaakt door tegenpartijrisico (zie 5.3.5), liquiditeitsrisico (zie 5.3.7) of door onvoldoende kennis van de werking van derivaten. Tegenpartijrisico en liquiditeitsrisico zijn afgedekt als omschreven in genoemde paragrafen. Bij de inzet van derivaten laat het pensioenfonds zich goed informeren door deskundige adviseurs, en is het daadwerkelijke beheer uitbesteed bij vermogensbeheerders of custodian. Het pensioenfonds maakt geen gebruik van derivaten of constructies die het niet begrijpt en zet derivaten alleen in voor het afdekken van risico’s of, indien dit efficiënt is, ter vervanging van een directe belegging, zonder additionele exposure van risico. 24 5.4 Performancemeting, risicomonitoring en evaluatie Per beleggingscategorie en per manager worden representatieve benchmarks gebruikt, waarmee de behaalde resultaten worden vergeleken en de verschillen worden geanalyseerd. De performancemeting wordt uitgevoerd door Kas Bank en ieder kwartaal gerapporteerd aan de beleggingscommissie en het bestuur. Kas Bank stelt eveneens ieder kwartaal een (ex post) risicomonitor (IRM) op voor de beleggingscommissie en het bestuur, waarin gerapporteerd wordt over de belangrijkste financiële risico’s en het vereist eigen vermogen wordt berekend. Vermogensbeheerder BlackRock vervult naast het beheer van enkele mandaten, de rol van strategisch adviseur bij de inrichting van de beleggingsportefeuille. Onderdelen van deze dienstverlening zijn een ex ante risicomonitoring, risicorapportage en risicodashboard. Daarbij worden onder andere scenario-analyses gemaakt en stresstesten uitgevoerd. In de Verklaring inzake beleggingsbeginselen (Bijlage 1) staat beschreven op welke wijze externe managers worden geselecteerd en periodiek worden geëvalueerd. 25 6 Intern beheersingssysteem 6.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de organisatiestructuur, de beheersingssystemen en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle. Het samenstel van organisatorische maatregelen is zodanig opgezet dat de doelstellingen van het pensioenfonds gerealiseerd worden. Het bestuur richt de organisatie zodanig in dat een goed bestuur gewaarborgd is (artikel 33 van de Pensioenwet). Het bestuur volgt daarbij de Code Pensioenfondsen van 12 september 2013 van de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie inzake goed pensioenfondsbestuur. 6.2 Interne organisatie 6.2.1 Organogram Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland Werkgever Werknemers Gepensioneerden Verantwoordingsorgaan Bestuur Sociale pensioencommissie 6.2.2 Intern toezicht (Visitatiecommissie) Pensioenbureau Bestuur Het bestuur is paritair samengesteld en bestaat in overeenstemming met de Wet versterking bestuur pensioenfondsen uit twee vertegenwoordigers van Wolters Kluwer Nederland, twee vertegenwoordigers van de deelnemers, één vertegenwoordiger van de gepensioneerden en één extern onafhankelijk bestuurslid. De vertegenwoordigers van Wolters Kluwer Nederland worden aangewezen door de directie van Wolters Kluwer Nederland. De vertegenwoordigers van de deelnemers en de gepensioneerden worden aangewezen door het verantwoordingsorgaan. Het extern bestuurslid wordt door het bestuur aangewezen. De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in artikel 12 van de statuten van het pensioenfonds. 26 Het bestuur geeft inzicht in het beleid en de besluitvormingsprocedures. Tevens draagt het bestuur zorg voor een adequaat communicatiebeleid. Het communicatiebeleid is uitgewerkt in een communicatieplan (zie 6.8). Het bestuur draagt zorg voor een adequate klachten- en geschillenprocedure. Deze is opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. De verdeling van beleidsterreinen over de bestuursleden is beschreven in het deskundigheidsplan (zie 6.9). Het bestuur heeft een integriteitbeleid vastgesteld (zie 6.7). De integriteit en deskundigheid van kandidaat bestuursleden worden getoetst door De Nederlandsche Bank. Het pensioenfonds heeft een besturingsmodel, waarin de nodige verankeringen zijn gewaarborgd vanuit de diverse aanwezige bestuurscommissies naar het bestuur. Ieder bestuurslid wordt geacht een of meerdere deskundigheidsgebieden af te dekken en heeft zitting in een of meer bestuurscommissies. Naast een vertegenwoordiging vanuit het bestuur, maakt het pensioenbureau (evenals een vertegenwoordiger vanuit het verantwoordingsorgaan als toehoorder en eventuele externe expertise) ook altijd deel uit van een bestuurscommissie. Per bestuurscommissie is een voorzitter uit het bestuur aangewezen. De voorzitter van de bestuurscommissie is de linking pin naar het voltallige bestuur en de periodieke bestuursvergaderingen. Voor elke bestuurscommissie is in het bestuur een zogenaamd “reserve bestuurslid” aangewezen die als challenging partner in de bestuursvergaderingen fungeert (countervailing power). Het pensioenfonds kent de volgende bestuurscommissies: De beleggingscommissie De communicatiecommissie De deskundigheidsbevorderingscommissie De jaarverslagcommissie De risicobeheercommissie 6.2.3 Pensioenbureau Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenregeling gedelegeerd aan het pensioenbureau. Het pensioenbureau staat onder leiding van een directeur, die zich terzijde laat staat door het hoofd pensioenzaken en de chief investment officer, overige staf en externe adviseurs. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur zijn vastgelegd in een instructie. Het hoofd pensioenzaken en de chief investment officer worden benoemd door het bestuur en werken onder de verantwoordelijkheid van de directeur. 6.2.4 Verantwoordingsorgaan Bij een paritair samengesteld bestuur is een verantwoordingsorgaan verplicht. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit één vertegenwoordiger van de werkgever, aangewezen door Wolters Kluwer Nederland en een vertegenwoordiging van de deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. Het bestuur heeft voor het verantwoordingsorgaan een reglement verantwoordingsorgaan opgesteld. 27 6.2.5 Intern toezicht Een visitatiecommissie is belast met het intern toezicht op het bestuur. De visitatiecommissie bestaat uit tenminste drie onafhankelijke deskundigen, die worden benoemd door het bestuur, na advies van het verantwoordingsorgaan. Dit intern toezicht omvat het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en de “checks and balances” binnen het pensioenfonds, de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de lange termijn. Het bestuur heeft voor het intern toezicht een reglement intern toezicht opgesteld. Volgens dit reglement vindt een visitatie jaarlijks plaats. Het pensioenfonds bereidt zich voor op de mogelijke verplichting dat over drie tot vijf jaar een raad van toezicht ingesteld moet worden. 6.2.6 Sociale pensioencommissie De sociale pensioencommissie bestaat uit twee leden namens de werkgever en twee werknemersleden uit het verantwoordingsorgaan. In de sociale pensioencommissie vindt overleg plaats tussen sociale partners over de pensioenregeling. De sociale pensioencommissie kan wijzigingen in de pensioenregeling initiëren, dient in te stemmen met wijzigingen en deze te accorderen. Het pensioenbureau voert het secretariaat van de sociale pensioencommissie. Taken en bevoegdheden van de sociale pensioencommissie zijn vastgelegd in een reglement. 6.3 Mandaatregeling Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds in en buiten rechte. Alle bevoegdheden zijn vastgelegd in een bevoegdhedenmatrix. De voorzitter tezamen met de secretaris dan wel twee bestuursleden, waaronder de voorzitter of de secretaris zijn eveneens bevoegd het pensioenfonds in en buiten rechte te vertegenwoordigen (statuten art. 12 lid 4). Het bestuur heeft volmacht gegeven aan de directeur van het pensioenfonds in en buiten rechte te vertegenwoordigen, tezamen met de voorzitter of de secretaris. Twee bestuursleden, de directeur en het hoofd pensioenzaken zijn gemachtigd tot het verrichten van betalingen, telkens tezamen met één van de andere gemachtigden. 6.4 Uitvoeringsorganisatie De interne uitvoeringsorganisatie, ondergebracht bij het pensioenbureau, is zodanig ingericht dat de doelstellingen van het pensioenfonds op een efficiënte en effectieve wijze kunnen worden gerealiseerd. Het bestuur heeft de administratie en de interne controle gedelegeerd aan de directeur van het pensioenfonds. De gehanteerde administratieve procedures en interne controlemaatregelen staan beschreven in afzonderlijke procesbeschrijvingen, waarbij tevens risico’s, beheersmaatregelen en KPI’s worden beschreven. De administratieve procedures en interne controlemaatregelen zijn in hoofdzaak gericht op: - De volledige, correcte en tijdige verwerking van mutaties in de pensioenadministratie. Alle mutaties in de pensioenadministratie die door een medewerker zijn verwerkt worden door een andere medewerker gecontroleerd en gefiatteerd. Pensioentoezeggingen bijvoorbeeld bij ontslag of pensionering worden integraal nagerekend en ondertekend door het hoofd pensioenzaken en de directeur. - De volledige, correcte en tijdige berekening van de verschuldigde premies. De premies worden berekend in het geautomatiseerde pensioensysteem en steekproefsgewijs 28 - - gecontroleerd door een van de administrateurs. De correcte uitvoering van betalingen, waaronder de pensioenuitkeringen. Functiescheiding is aangebracht tussen de procuratiehouders en de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor administratie en controle. Voor betalingen zijn altijd twee handtekeningen vereist. Ten behoeve van de interne controle en correcte betaling van de pensioenuitkeringen wordt gebruik gemaakt van een standenregister. De correcte en transparante uitvoering van beleggingstransacties en de vastlegging daarvan in de beleggingsadministratie. Functiescheiding is aangebracht tussen de beslissingsbevoegden en procuratiehouders enerzijds en de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor administratie en controle anderzijds. De uitvoering van de beleggingsadministratie is uitbesteed bij de Kas Bank. Het pensioenfonds maakt gebruik van geautomatiseerde systemen. Het beheer en onderhoud van de systemen wordt uitgevoerd door de leveranciers van de systemen. Het geautoriseerd gebruik van de systemen is gewaarborgd door diverse persoonlijke toegangscodes. Er wordt een dagelijkse back-up procedure toegepast. De belangrijkste systemen die worden gebruikt zijn, met vermelding van de leveranciers: - Pensioenadministratiesysteem (Innovact); - Boekhoudsysteem (Exact); - Pensioenuitbetalingssysteem (Microloon); - Systeem voor GBA mutaties (Competent). De programmatuur van het pensioensysteem is ten behoeve van het pensioenfonds gedeponeerd bij Softcrow te Amsterdam. Het systeembeheer wordt uitgevoerd door ICT Spirit. Alle in gebruik zijnde hardware en software systemen en daarbij geldende procedures staan beschreven in een handboek systeembeheer. Het pensioenfonds heeft in 2012 met goed gevolg een ICT scan laten uitvoeren door KPMG-Advisory. Deze scan zal iedere 3 jaar opnieuw worden uitgevoerd. 6.5 Relatie met derden Het bestuur heeft KPMG Accountants N.V. aangesteld als externe accountant. Deze accountant controleert jaarlijks de administratie van het pensioenfonds, het jaarverslag en de Staten voor De Nederlandsche Bank en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverslag aan het bestuur. Tevens heeft het bestuur een externe adviserend actuaris van Sprenkels & Verschuren aangesteld, die het bestuur adviseert in pensioentechnische aangelegenheden. Daarnaast heeft het bestuur een certificerend actuaris van Towers Watson Netherlands B.V. aangesteld, die een actuariële verklaring afgeeft, die wordt opgenomen in het jaarverslag. Het pensioenfonds staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). 6.6 Managementinformatie De directeur rapporteert minimaal ieder kwartaal aan het bestuur over de gang van zaken bij het pensioenfonds. In het kwartaalverslag wordt gerapporteerd over de financiële resultaten van het fonds en de rendementen op de beleggingen. Tevens wordt de voortgang van de werkzaamheden besproken en de ontwikkeling van de uitvoeringskosten. De directeur informeert het bestuur schriftelijk minimaal een keer per kwartaal en verder zo vaak als noodzakelijk over de financiële positie van het pensioenfonds. Daarbij wordt onder andere gebruik gemaakt van de performance rapportage en de risicomonitor (IRM) van Kas Bank, en de risicorapportage van BlackRock (zie 5.4). 29 De directeur verstrekt het bestuur verder algemene informatie over wijzigingen in de pensioenwetgeving en overige ontwikkelingen op het gebied van pensioenen en formuleert beleidsvoorstellen. 6.7 Integriteitbeleid 6.7.1 Doelstelling integriteitbeleid Het bestuur heeft een integriteitbeleid vastgesteld. Doelstelling van het integriteitbeleid is het stimuleren dat aan het pensioenfonds verbonden personen op alle niveaus handelen in overeenstemming met maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen en met de toepasselijke wet- en regelgeving. Het integriteitbeleid is gericht op het beperken van compliancerisico’s. 6.7.2 Compliance Program en compliance officer In het Compliance Program is de inrichting van de compliance-organisatie bij het pensioenfonds beschreven. Een compliance program is het geheel aan beleid, interne en externe regelgeving, voorlichtingsactiviteiten en monitoringactiviteiten, die tezamen moeten leiden tot het realiseren van de compliance-doelstellingen van het pensioenfonds. Het bestuur heeft een externe compliance officer benoemt, het Nederlands Compliance Instituut, dat wordt ondersteund door het pensioenbureau. 6.7.3 Gedragscode De bestuursleden, de leden het verantwoordingsorgaan, de directeur en de overige medewerkers van het pensioenfonds zijn gehouden aan een gedragscode. De gedragscode maakt onderscheid tussen verbonden personen, betrokken personen en insiders. De directeur, de administrateurs en de medewerker financiële administratie zijn insiders. Voor hen geldt een zwaarder regime met betrekking tot het melden van privé beleggingstransacties. Bestuursleden, leden van het verantwoordingsorgaan en overige medewerkers zijn verbonden personen. Alle genoemde personen dienen jaarlijks een verklaring te ondertekenen, dat men zich gehouden heeft aan de gedragscode. 6.7.4 Uitbestedingsbeleid Het pensioenfonds heeft de uitgangspunten voor het uitbestedingsbeleid vastgelegd in een beleidsnota. In deze nota wordt mede voldaan aan de uitbestedingsrichtlijnen van DNB. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer, de beleggingsadministratie en andere vermogensbeheerdiensten uitbesteed. Deze uitbestedingen staan nader beschreven in de verklaring inzake beleggingsbeginselen, bijlage 1, paragraaf 3.2 en in het vigerende beleggingsplan. 6.7.5 Beloningsbeleid Het bestuur heeft het beloningsbeleid vastgelegd in een beleidsnota. Het beloningsbeleid is van toepassing op bestuursleden, de visitatiecommissie, de medewerkers van het pensioenbureau en externe partijen. Het beloningsbeleid voldoet aan de normen, die zijn neergelegd in de Principes voor beheerst beloningsbeleid van mei 2009 zoals door de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank zijn gepubliceerd. 30 6.7.6 Regeling misstanden en screeningsbeleid In de regeling misstanden is geregeld op welke wijze misstanden, waaronder incidenten, worden geconstateerd, gemeld, vastgelegd en afgehandeld. Voor integriteitgevoelige functies is een screeningsbeleid van toepassing. Dit beleid geldt voor alle medewerkers van het pensioenbureau. 6.8 Communicatieplan Het pensioenfonds heeft een communicatieplan, waarin alle communicatie uitingen van het pensioenfonds zijn vastgelegd. De communicatie van het pensioenfonds voldoet aan de eisen die daartoe gesteld zijn in de Pensioenwet. Het pensioenfonds laat jaarlijks een scan uitvoeren door Towers Watson op alle voorgeschreven communicatie uitingen. Daarnaast stelt de communicatiecommissie van het pensioenfonds een jaarplan op, waarin activiteiten zijn vastgelegd omtrent onder andere nieuwsbrieven, de website en voorlichtingsbijeenkomsten. 6.9 Deskundigheidsplan De verdeling van beleidsterreinen over de bestuursleden is beschreven in het deskundigheidsplan. In dit plan staat tevens beschreven het bestuursbeleid ter bevordering en handhaving van het vereiste deskundigheidsniveau / geschiktheidsniveau. Dit plan wordt jaarlijks getoetst binnen het bestuur. 6.10 Risicobeheersplan De risicobeheercommissie brengt aan de hand van een risicobeheersplan alle voor het pensioenfonds relevante risico’s in kaart, en gaat na of voldoende beheersmaatregelen zijn getroffen. Indien dit niet het geval is worden initiatieven genomen om tot verbetering te komen. De gedefinieerde risico’s en eventuele actiepunten worden minimaal een keer per kwartaal vastgelegd en bijgehouden in een risicomatrix. 31 7 Ondertekening Aldus vastgesteld op 12 februari 2014 Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland Naam: ………………… ………………… P.C. Kooijmans R.H. Swens (bestuurslid werkgever) (bestuurslid deelnemers) 32 Bijlage 1- Verklaring inzake beleggingsbeginselen Introductie Deze ‘Verklaring inzake beleggingsbeginselen’ (hierna: Verklaring) beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting Pensioenfonds Wolters Kluwer Nederland (hierna: het pensioenfonds). De uitgangspunten worden door het bestuur vastgesteld. Conform geldende wet- en regelgeving gaat de Verklaring in op: 1. de doelstelling van het beleggingsbeleid; 2. de beleggingsbeginselen (investment beliefs); 3. het beleggingsproces, de organisatie en risicobeheerprocedures; De Verklaring is als bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds opgenomen en wordt om de drie jaren herzien. Daarnaast wordt de Verklaring onverwijld herzien als er tussentijds een belangrijke wijziging in het beleggingsbeleid optreedt. Op verzoek van een belanghebbende bij het pensioenfonds wordt de Verklaring verstrekt. 1. Doelstelling van het beleggingsbeleid Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor (ex) medewerkers van Wolters Kluwer in Nederland (hierna: de werkgever). Het pensioenfonds is als pensioenfonds onder andere verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In lijn hiermee is de doelstelling van het beleggingsbeleid: “het op lange termijn realiseren van een zo hoog mogelijk rendement uitgaande van de strategische asset allocatie bij een acceptabel risico, rekening houdend met de verplichtingenstructuur van het pensioenfonds”. Om de doelstelling te waarborgen wordt bij het bepalen van het strategisch beleggingsbeleid rekening gehouden met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet, de verplichtingenstructuur en de financiering van het pensioenfonds zoals vastgesteld in de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. 2. Beleggingsbeginselen (investment beliefs) 2.1 Inleiding Met de vastlegging van investment beliefs formuleert het pensioenfonds een kader hoe om te gaan met financiële markten en producten. De financiële markt bestaat uit verschillende participanten, zoals banken, verzekeraars, maar ook day traders, bedrijven, particulieren, centrale banken, overheden en ook pensioenfondsen. Al deze participanten hebben een eigen reden en achtergrond om in de financiële markt te participeren en dus ook een eigen doelstelling. Voor de ene partij is het winstmaximalisatie, terwijl een andere partij zich op de financiële markt begeeft om zijn risico te verminderen, een derde partij kan weer een andere doelstelling hebben. Afhankelijk van deze doelstelling belegt de participant in bepaalde assets en strategieën. 2.2.1 Asset allocatie is de belangrijkste keuze in relatie tot het uiteindelijke rendement Binnen de randvoorwaarden, zoals maximaal te lopen risico, verwacht rendement en profiel van de verplichtingen, is de strategische asset allocatie de belangrijkste component in de 33 realisatie van het rendement. De beslissing om wel of niet in aandelen te beleggen, heeft op lange termijn veel meer impact dan de beslissing om in het ene of het andere aandeel te beleggen. Daarom: hanteert het pensioenfonds een top-down benadering bij de samenstelling van de portefeuille. Dat betekent dat na de bepaling van de strategische doelen van het beleggingsbeleid, eerst wordt geanalyseerd wat de optimale asset-mix is en het risicobeleid op balansniveau (rente-, valuta- en inflatie-risico). Vervolgens kijken we naar regio-allocatie, submarkten, kwaliteit van obligatiemarkten en overige componenten; besteedt het pensioenfonds relatief veel tijd en energie aan de bepaling van de strategische asset-mix. Door een uitgebreide ALM- en risicobudget studie krijgt het pensioenfonds een goed inzicht in de toegevoegde waarde van diverse beleggingscategorieën; formuleert het pensioenfonds richtlijnen omtrent de maximale afwijking van de strategische assetmix. 2.2.2 Bepaalde beleggingsrisico’s worden op lange termijn beloond De reden om in aandelen of andere beleggingscategorieën met een hoger risico te beleggen is een hoger verwacht rendement op lange termijn. Er bestaat een risicopremie voor een aantal investeringen met een hoger risico. Daarom: wordt een deel van het vermogen geïnvesteerd in beleggingscategorieën met een hoger risico; worden risico’s waar geen additioneel rendement tegenover staat, zoveel mogelijk beperkt; dient er zowel fundamenteel als kwantitatief een sterke onderbouwing te zijn om tot een investering over te gaan. 2.2.3 Voor illiquide beleggingen wordt een extra vergoeding ontvangen Illiquide beleggingen zoals private equity, direct vastgoed en infrastructure, kennen een extra verwacht rendement ten opzichte van de beursgenoteerde aandelen en vastgoedfondsen. Als lange termijn belegger kan een pensioenfonds hiervan profiteren. Echter, er bestaat ook een grens aan het percentage dat in illiquide categorieën kan worden belegd. Bij veranderende omstandigheden, moet de portefeuille aangepast kunnen worden aan de behoefte van dat moment. Daarom: wordt een deel van het vermogen geïnvesteerd in illiquide beleggingen; wordt een percentage van 10% wordt als maximum gehanteerd; wordt alleen belegd in illiquide beleggingen die onafhankelijk gewaardeerd kunnen worden. 2.2.4. Het pensioenfonds belegt alleen in categorieën en strategieën die het fonds begrijpt Alle investeringen in vermogenscategorieën hebben een duidelijk doel. Dat kan zijn het behalen van rendement, het afdekken van risico’s of het spreiden van risico’s. De doelstelling is om een optimaal rendement te realiseren binnen een vastgesteld risicokader. Daarvoor is het van belang niet geconfronteerd te worden met risico’s die bij aanvang niet onderkend zijn. Een belegging moet transparant zijn om de mogelijke risico’s van de investering in te kunnen schatten, anders heeft de samenstelling van de portefeuille mogelijk een ander rendement/risico profiel dan gedacht. Daarom: beoordeelt het pensioenfonds iedere belegging in de context van de andere investeringen, als onderdeel van een uitgebalanceerde en gespreide portefeuille; 34 doet het pensioenfonds uitgebreid onderzoek naar nieuwe investeringen, net zo lang tot alle elementen worden begrepen; maakt het pensioenfonds gebruik van externe professionals als ondersteuning bij de selectie en evaluatie van beleggingscategorieën en beheerders; heeft het pensioenfonds een externe deskundige als lid van de beleggingscommissie benoemd. 2.2.5 Diversificatie is belangrijk, maar er zit wel een grens aan Diversificatie zorgt voor spreiding van het risico. Dit effect treedt op wanneer beleggingen niet gelijktijdig stijgen en dalen. Door dit effect is het mogelijk een deel van de portefeuille met meer risico te beleggen, zonder dat het totale risico rechtevenredig toeneemt. Echter, een belegging moet een significante bijdrage leveren aan het rendement/risicoprofiel van de totale portefeuille wil het een investering waard zijn. Dit geldt ook voor mandaten bij afzonderlijke vermogensbeheerders vanwege de relatief toenemende kosten bij afnemend mandaat. Daarom: wordt het vermogen geïnvesteerd in meerdere beleggingscategorieën; is er uitgebreid onderzoek naar de toegevoegde waarde, alvorens een investering wordt gedaan; bedraagt een minimaal strategisch gewicht op asset niveau 2,5% en wordt dit minimumgewicht in principe tevens voor een mandaat bij één vermogensbeheerder gehanteerd. 2.2.6 Een bewuste benchmarkselectie verbetert het rendement/risicoprofiel Na de bepaling van de asset allocatie wordt met de keuze van de benchmarks de invulling van het beleggingsbeleid mede vorm gegeven. Door bewust te kiezen voor een bepaalde toegestane beleggingsuniversum met aandacht voor de wijze waarop binnen dit universum gealloceerd wordt, kan een positief effect op het rendement/risicoprofiel van het pensioenfonds ontstaan. Daarom: bespreekt het pensioenfonds bij een nieuw mandaat met haar adviseurs en vermogensbeheerders de benchmarkkeuze, legt dit vast en beoordeelt de keuze vervolgens periodiek; wordt jaarlijks in het beleggingsplan de keuze voor de benchmark onderbouwd. 2.2.7 Consistent outperformance genereren is extreem moeilijk Zowel academische research als eigen ervaringen leren dat zelfs de meest professionele beleggers moeite hebben om de benchmark op lange termijn te verslaan. Een voorbeeld hiervan is dat in liquide markten 75% van de beheerders een lager rendement behalen dan de index. Redenen hiervoor zijn: hogere transactiekosten en management fee’s, Het is onmogelijk iedere beslissing goed te maken, sommige markten zijn zeer efficiënt waardoor informatie snel in de koers is verwerkt. Daarom: wordt voor een deel van het vermogen een passief beleid gevoerd, ook wel genoemd index-beleggen. Actief beleid wordt toegepast bij voldoende sterke argumenten; worden efficiënte en inefficiënte markten in de basis passief benaderd, tenzij een passief beleid niet goed mogelijk is, of er sterke argumenten zijn voor actief beheer; wordt om diversificatieredenen een multi-management strategie gehanteerd in gevallen van actief beleid met een grote volatiliteit van de outperformance hanteert het pensioenfonds geen eigen timingstrategie en worden zowel grote investeringen als desinvesteringen bewust gespreid uitgevoerd. 2.2.8 Een beleggingsstrategie moet zich bewezen hebben, om daar geld in te investeren Een pensioenfonds gaat langdurige verplichtingen aan. Om aan deze verplichtingen tegemoet te komen wil het pensioenfonds prudent omgaan met de haar toegewezen middelen. Dit houdt 35 ondermeer in, dat geïnvesteerd wordt in assets en strategieën die bewezen hebben toegevoegde waarde te kunnen leveren bij de realisatie van de doelstellingen. Daarom: belegt het pensioenfonds in assets die zich over een horizon van minimaal twee jaren bewezen hebben; wordt er niet belegd in tijdelijke ontwikkelingen; zal het pensioenfonds niet voorop lopen in nieuwe ontwikkelingen; wordt onderzoek gedaan naar markt- en productontwikkelingen om tijdig structurele vernieuwingen te onderkennen. 2.2.9 Investeringen van het pensioenfonds zijn maatschappelijk verantwoord Het pensioenfonds wil graag een bijdrage leveren aan een betere maatschappij. Daarnaast heeft het pensioenfonds de visie, dat bedrijven die zich inzetten voor een goed milieu en ontwikkeling van de maatschappij, op lange termijn een beter rendement zullen laten zien, dan bedrijven die hier niet bewust mee omgaan. Daarom: heeft het pensioenfonds een beleid geformuleerd om maatschappelijk verantwoord te beleggen; treden vermogensbeheerders van het pensioenfonds actief op in aandeelhoudersvergaderingen volgens de richtlijnen van goed corporate governance en voeren zij een engagement beleid; worden beleggingen in producenten van controversiële wapens uitgesloten. 2.2.10 Het gebruik van derivaten wordt beperkt tot het afdekken van risico’s Derivaten kunnen dienen als actief instrument om met leverage resultaten in versterkte mate te verhogen. Dit kan echter grote risico’s met zich meebrengen bij ongewenste marktontwikkelingen, waardoor de verliezen juist extra groot kunnen zijn. Daarom: worden derivaten door het pensioenfonds alleen toegepast voor het afdekken van risico’s. Het is de externe vermogensbeheerders toegestaan derivaten te gebruiken voor defensieve doeleinden. Het pensioenfonds heeft het renterisico deels afgedekt door gebruik te maken van renteswaps. Het valutarisico wordt afgedekt door gebruik te maken van valutatermijncontracten. Inflatieswaps worden mogelijk ingezet tegen het inflatierisico en aandelenopties tegen het aandelenrisico. 3. Beleggingsproces, organisatie en risicobeheerprocedures 3.1 Taken en verantwoordelijkheden Het pensioenfonds is zich bewust van de rol die zij als pensioenbelegger vervult. Die rol dwingt haar tot grote zorgvuldigheid in haar handelen. Het pensioenfonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over haar beleggingsgedrag en de gevolgen die dit heeft voor de belanghebbenden. Het bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. De uitvoering is gedelegeerd aan de directeur. De beleggingscommissie adviseert het bestuur en kan binnen het kader van het door het bestuur vastgestelde beleid beslissingen nemen tot wijzigingen in het externe beheer en in de wegingen van de verschillende beleggingscategorieën. Het bestuur benoemt de beleggingscommissie. In de beleggingscommissie hebben twee bestuursleden zitting, het hoofd beleggingen en de directeur van het pensioenfonds, alsmede 36 een externe deskundige. De beleggingscommissie komt minimaal 4 keer per jaar bijeen. Afhankelijk van de urgentie van de te bespreken zaken kan hiervan worden afgeweken. De beleggingscommissie rapporteert aan het bestuur. De taken en bevoegdheden van de beleggingscommissie zijn vastgelegd in het reglement beleggingscommissie. 3.2 Uitbesteding Het pensioenfonds heeft de beleggingen vrijwel volledig ondergebracht bij externe vermogensbeheerders met discretionaire mandaten en door te participeren in beleggingsfondsen. De beleggingsstrategie van deze mandaten en fondsen is omschreven in een vermogensbeheerovereenkomst, prospectus of beleggingsrichtlijn. Van ieder mandaat zijn de voorwaarden en karakteristieken vastgelegd in factsheets, die als bijlage zijn toegevoegd aan het beleggingsplan. De externe vermogensbeheerders rapporteren minimaal een keer per kwartaal en in de meeste gevallen maandelijks over het gevoerde beleggingsbeleid en de behaalde resultaten. Deze resultaten worden vergeleken met een representatieve benchmark. De selectie van vermogensbeheerders en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. Het pensioenfonds maakt daarbij gebruik van de diensten van een externe consultant. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Gedurende de periode van uitbesteding draagt het pensioenfonds zorg voor de instandhouding en naleving van afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico’s te beheersen. 3.3 Eigen beheer De allocatie van middelen over de diverse assetcategorieën en vermogensbeheerders vindt plaats in eigen beheer volgens het door het bestuur vastgestelde jaarlijkse beleggingsplan. Voor de uitvoering van het deel van de beleggingen in eigen beheer, het alloceren van middelen aan de vermogensbeheerders en de beleggingsadministratie zijn organisatorische maatregelen getroffen die staan beschreven in afzonderlijke procesbeschrijvingen. Het pensioenfonds heeft nog één onderhandse lening in eigen beheer, die in 2015 wordt afgelost. De afdekking van het valutarisico wordt uitgevoerd door Kas Bank, voor zover vermogensbeheerders dat niet als service aanbieden in hun mandaten of beleggingsfondsen. 3.4 Rapportage De directeur van het pensioenfonds doet ieder kwartaal verslag in de beleggingscommissie en aan het bestuur over het gevoerde beleggingsbeleid. Onderdeel van de kwartaalrapportage aan het bestuur is de risicomonitor, opgesteld door Kas Bank, waarin de ontwikkeling van de beleggingen wordt afgezet tegen de verplichtingen en de dekkingsgraadrisico’s zijn berekend volgens de normen van DNB. Daarnaast vindt rapportage plaats middels de risicorapportage, die wordt opgesteld door BlackRock. 3.5 Kostenbeheersing Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid maakt het pensioenfonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstelling van het pensioenfonds. De kosten van het 37 vermogensbeheer worden ieder kwartaal gerapporteerd in het kwartaalverslag (IRM monitor) en ieder jaar in het jaarverslag conform de aanbevelingen van de pensioenfederatie. 3.6 Deskundigheid Het pensioenfonds draagt er zorg voor dat zij in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s. 3.7 Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop zijn de leidinggevenden en medewerkers van het pensioenfonds gehouden een gedragscode na te leven. Een externe compliance officer ziet toe op naleving van de gedragscode. 3.8 Het beleggingsproces Het beleggingsproces vormt de randvoorwaarden van het beleggingsbeleid. Onder het beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat toeziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Het pensioenfonds verlangt van de directeur en de medewerkers in de organisatie er op toe te zien dat gehandeld wordt in overeenstemming met de regels van het beleggingsproces. Dit leidt tot een consistent en beredeneerd beleggingsgedrag. Het beleggingsproces staat beschreven in het rapport “Vermogensbeheer: beleid en organisatie” uit 2011. 3.9 Strategische allocatie In het kader van een integrale benadering van de beleggingen en de verplichtingen wordt de invulling van het beleggingsbeleid gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALM studie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagenbeleid. De ALM studie wordt indien gewenst ieder jaar uitgevoerd, al dan niet in verkorte vorm. Het pensioenfonds voert geen of slechts een beperkt actief tactisch beleid, maar hanteert bandbreedtes ten opzichte van de strategische beleggingsmix waarbinnen de beleggingen kunnen bewegen. Het bestuur kan besluiten om de strategische allocatie aan te passen, waarbij met name in onzekere financiële markten wordt beoogd het risicoprofiel van de beleggingsportefeuille niet te vergroten en indien gewenst zelfs te verlagen. 3.10 Toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s De beleggingen, het beheer van de beleggingen en de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico’s geschieden met inachtneming van het vastgestelde ALM beleid en het jaarlijkse beleggingsplan. Voor de generieke sturing van de risico’s is de weging naar de beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op 38 marktrisico’s vindt plaats met behulp van onder andere standaarddeviatie en tracking error. Voor kredietrisico’s wordt gewerkt met credit ratings. 3.11 Waarderingsmethode De beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde (actuele waarde). De waardering van niet beursgenoteerd vastgoed en private equity wordt hieronder nader beschreven. 3.11.1 Waardering vastgoed De beleggingen van het pensioenfonds in niet beursgenoteerd vastgoed vinden plaats door middel van de participatie in fund of funds. De waardering vindt plaats op basis van actuele waarde. De waardering van de onderliggende fondsen wordt uitgevoerd door de manager van het fund of funds met waarderingsmethoden, die gebaseerd zijn op de marktomstandigheden op balansdatum. Daarbij worden zoveel als mogelijk transactieprijzen gebruikt van vergelijkbare investeringen. Indien deze niet beschikbaar zijn wordt gebruik gemaakt van de opgave van de net asset value van het onderliggende fonds, voor zover deze voldoen aan IFRS accounting. De waardering kan evenwel significant afwijken van de waarde op een reguliere markt als deze zou bestaan. Bedacht dient te worden dat het in de regel beleggingen betreft voor de lange termijn, die niet op korte termijn geliquideerd hoeven worden. Het pensioenfonds neemt de waarderingen van het fund of funds over, tenzij er aanwijzingen (marktomstandigheden) zijn dat een aanpassing noodzakelijk is. Ieder fund of funds stelt een jaarrekening op, die wordt gecontroleerd door een accountant (Tier 1). 3.11.2 Waardering private equity De beleggingen van het pensioenfonds in private equity vinden plaats door middel van de participatie in fund of funds. De waardering van de eindbeleggingen wordt uitgevoerd door de fondsen (partnerships) waarin het fund of funds deelneemt. De manager van het fund of fund (general partner) beoordeelt de waardering van de onderliggende fondsen en past die zo nodig aan in de eigen waardering. De waardering vindt plaats op basis van actuele waarde. Daarbij worden zoveel als mogelijk marktprijzen gebruikt van vergelijkbare investeringen in al dan niet reguliere markten. De waardering kan evenwel significant afwijken van de waarde op een reguliere markt als deze zou bestaan. Bedacht dient te worden dat het in de regel beleggingen betreft voor de lange termijn, die niet op korte termijn geliquideerd hoeven worden. Het pensioenfonds neemt de waarderingen van het fund of funds over, tenzij er aanwijzingen (marktomstandigheden) zijn dat een aanpassing noodzakelijk is. Ieder fund of funds stelt een jaarrekening op, die wordt gecontroleerd door een accountant (Tier 1). 3.12 Sanctiewetgeving Het pensioenfonds werkt uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die verboden is, bijvoorbeeld op grond van het internationaal recht. In dit kader heeft het pensioenfonds op het gebied van administratieve organisatie en interne controle concrete maatregelen getroffen ter naleving van antiterrorismewetgeving, in het bijzonder de Sanctiewet 1977 en de op grond van die wet vastgestelde regelingen en besluiten met betrekking tot het financieel verkeer. 3.13 Statutaire bepaling Het pensioenfonds belegt overeenkomstig de statuten niet in aandelen van Wolters Kluwer N.V., uitgezonderd een zeer gering belang in een aandelenindexfonds. 39
© Copyright 2024 ExpyDoc