Verklaring inzake Beleggingsbeginselen

Verklaring inzake
Beleggingsbeginselen
Goedgekeurd door het Bestuur
op 18-09-2014
Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate
Bezoekadres:
Correspondentieadres:
Telefoon:
Fax:
E-mail:
Internet:
Brugstraat 2, Almelo
Postbus 126, 7600 AC Almelo
0546 - 455 753
0546 - 455 879
[email protected]
www.pensioenfondstencate.nl
Inhoudsopgave
1. INLEIDING .......................................................................................................................................................... 3
2. DOELSTELLING BELEGGINGSBELEID .................................................................................................................... 3
2.1 BASIS BELEGGINGSBELEID ............................................................................................................................................3
2.2 VERANTWOORD BELEGGEN .........................................................................................................................................3
2.3 STRATEGISCHE VERDELING BELEGGINGSPORTEFEUILLE .......................................................................................................4
2.4 HERALLOCATIE VAN BELEGDE MIDDELEN ........................................................................................................................4
2.5 RENDEMENT.............................................................................................................................................................4
2.6 BIJSTELLING BELEID ....................................................................................................................................................5
2.7 BELEGGINGSFILOSOFIE ................................................................................................................................................5
2.8 RISICODEFINITIE EN RISICOBEHEER PROCEDURE ................................................................................................................5
2.9 GEDRAGSCODE .........................................................................................................................................................7
3. ORGANISATIE ..................................................................................................................................................... 7
4. VERMOGENSBEHEER .......................................................................................................................................... 7
4.1 VERMOGENSBEHEERSTRUCTUUR ..................................................................................................................................7
4.2 SELECTIEPROCES........................................................................................................................................................7
4.3 BELEGGINGSRICHTLIJNEN ............................................................................................................................................8
4.4 RESULTAATSEVALUATIE...............................................................................................................................................8
4.5 WAARDERINGSMETHODIEK. ........................................................................................................................................8
5. INFORMATIEBEHEER .......................................................................................................................................... 8
2
1. Inleiding
Dit document (“Verklaring”) beschrijft de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van Stichting
Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate (hierna aangeduid als “het pensioenfonds”). De uitgangspunten
worden door het Bestuur van het pensioenfonds vastgesteld. Deze Verklaring is opgesteld met in
achtneming van de bij en krachtens artikel 145, Pensioenwet gestelde regels. Deze Verklaring kan op
verzoek beschikbaar worden gesteld aan alle aanspraak- en pensioengerechtigden.
Het document Verklaring wordt elke drie jaar geëvalueerd en indien nodig aangepast, waarbij rekening
wordt gehouden met de ontwikkeling van de beleggingsportefeuille en de situatie van het pensioenfonds.
1
Wijzigingen in het beleggingsbeleid worden goedgekeurd door het Bestuur en verwerkt in de
verschillende documenten.
2. Doelstelling beleggingsbeleid
Het beleggingsproces vindt plaats in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden. Het Bestuur
van het pensioenfonds zoekt daarbij een beleggingsbeleid waarbij:


Er voldoende zekerheid is voor het nakomen van de nominale pensioenverplichtingen;
Er tevens op lange termijn zoveel mogelijk rendement gemaakt wordt, binnen een afgesproken
risicobudget, om de pensioenaanspraken en de pensioenrechten te indexeren.
Het vermogen van het pensioenfonds zal worden belegd teneinde een zo hoog mogelijk rendement te
behalen dat consistent is met de gewenste financiële positie, het gewenste risicoprofiel, de benodigde
netto-premiebijdrage van werkgever en werknemers en de mogelijkheid de opgebouwde aanspraken van
de deelnemers en de uitkeringen aan pensioengerechtigden conform het pensioenreglement uit te keren
en aan te passen wanneer de ontwikkeling van het loon- c.q. prijspeil daartoe aanleiding geeft.
2.1 Basis beleggingsbeleid
Teneinde een optimale verhouding tussen solvabiliteit, netto-premiebijdrage en het streven naar
indexering van opgebouwde en ingegane pensioenen te bereiken, dient het beleggingsbeleid in het teken
te staan van een zorgvuldige afweging tussen beleggingsrendement en beleggingsrisico. Op regelmatige
basis wordt in opdracht van het Bestuur hiernaar specifiek onderzoek verricht door middel van een Asset
Liability Management (ALM) studie. Hierbij wordt rekening gehouden met wettelijke voorschriften, zoals
bepaald in de nieuwe Pensioenwet en de meest recente richtlijnen van het Financieel Toetsingskader
(FTK) van De Nederlandsche Bank (DNB). Tevens dient afstemming plaats te vinden met de
verplichtingen van het pensioenfonds op korte en lange termijn.
Voor het pensioenfonds is de uitvoering van het beleggingsbeleid verankerd in een robuust en
transparant beleggingsproces met duidelijke procedures, taken en verantwoordelijkheden voor alle
betrokken partijen. Het Bestuur is verantwoordelijk voor adequate deskundigheid bij de individuele
bestuursleden, de externe adviseurs en de uitvoerders bij de opstelling en uitvoering van het
beleggingsbeleid.
2.2 Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden. Het
pensioenfonds streeft naar een zo hoog mogelijk rendement binnen het gekozen risicoprofiel van de
beleggingen. Daarnaast wil het pensioenfonds een verantwoord beleggingsbeleid nastreven. De UN
1
Indien in dit document het Bestuur wordt aangehaald wordt hiermee het Algemeen Bestuur bedoeld, tenzij anders is aangegeven.
3
Principles for Responsible Investments (UN PRI) vormen een richtlijn voor (institutionele) beleggers op dit
terrein. Hoewel nagenoeg alle beleggingen van het pensioenfonds gealloceerd zijn aan
beleggingsfondsen, zal het pensioenfonds waar mogelijk en toepasbaar aanmoedigen dat
vermogensbeheerders deze richtlijn van UN PRI onderschrijven dan wel vrijwillig naleven. Het
2
pensioenfonds belegt voor de categorie aandelen in regionale SRI beleggingsfondsen.
2.3 Strategische verdeling beleggingsportefeuille
Om de geformuleerde beleggingsdoelstelling bij een acceptabel risiconiveau te bereiken, wordt onder
andere een strategische mix vastgesteld voor de verdeling van het vermogen. Voor de vaststelling van de
strategische mix dient dit te worden afgestemd op de opbouw van het deelnemersbestand en op de aard
en looptijd van de pensioenverplichtingen. De strategische verdeling en wijzigingen van de
beleggingsportefeuille en de bandbreedtes van de beleggingscategorieën van het pensioenfonds worden
door het Algemeen Bestuur vastgesteld en goedgekeurd. Naast onderstaande verdeling hanteert het
pensioenfonds ook vaak de begrippen matching portefeuille en return portefeuille over de rente
afdekking. De matching portefeuille bestaat uit vastrentende waarden (staatsobligaties, bedrijfsobligaties
en rentederivaten) en de return portefeuille bestaat uit aandelen (inclusief valuta afdekking), vastgoed en
alternatieven.
Strategische verdeling van de beleggingen (vanaf 1-4-2014)
Strategische
Bandbreedte
C a t e go rie :
Norm
Vastrentende w aarden
54%
49%
59%
Aandelen
39%
34%
44%
Vastgoed
4%
0%
5%
Alternatieven
3%
0%
5%
Kortlopende middelen
0%
-2,5%
2,5%
Totaal
Minim um
Maxim um
100%
2.4 Herallocatie van belegde middelen
Doelstelling is dat het percentage dat belegd is in een beleggingscategorie binnen de voorgeschreven
bandbreedtes valt. Indien de bandbreedtes op enig moment overschreden worden, dient actie te worden
ondernomen om het evenwicht te herstellen. Deze herallocatie is bedoeld om het totale risico van het
belegde vermogen op het gewenste (risico)niveau te handhaven.
2.5 Rendement
Het doel van het pensioenfonds is om een rendement te behalen dat voldoet aan de doelstelling van het
pensioenfonds, namelijk een voldoende hoge dekkingsgraad te behalen, waarbij:
 De nominale pensioenverplichtingen nu en in de toekomst uitbetaald kunnen worden; en
 De pensioenaanspraken geïndexeerd kunnen worden.
Teneinde aan de doelstelling te voldoen wordt een strategisch beleggingsbeleid vastgesteld dat periodiek
wordt geëvalueerd en indien nodig herzien. Aan de vermogensbeheerders wordt opdracht gegeven
(binnen een bepaald risicobudget) een rendement te behalen dat vergeleken wordt met een
beleggingsindex. Dit wordt vastgelegd in het mandaat / beleggingsrichtlijnen met de vermogensbeheerders.
2
Social Responsible Investments. Het beleggingsbeleid van de aandelenfondsen sluiten beleggingen in
controversiële wapens uit.
4
2.6 Bijstelling beleid
Het Beleggingsbeleid kan op voorstel van de Beleggingscommissie en na goedkeuring door het
Algemeen Bestuur worden bijgesteld indien de noodzaak daartoe bestaat. Een bijstelling kan worden
veroorzaakt door een wijziging van:
 Het pensioenreglement;
 De ALM studie;
 De lange termijn rendementsverwachting en beschikbaar risicobudget;
 De richtlijnen en de wetgeving voor de pensioenmarkt.
2.7 Beleggingsfilosofie
Ten grondslag aan de beleggingsfilosofie ligt een aantal beleggingsgrondbeginselen (investment beliefs).
Deze beleggingsgrondbeginselen worden hierna opgesomd en zijn in het document Beleggingsbeleid
nader toegelicht.
Strategie
1. Bij de inrichting van de portefeuille wordt rekening gehouden met de kenmerken van de
pensioenverplichtingen;
2. Het fonds vindt eenvoud en lage kosten voor uitvoering en beheer heel belangrijk;
3. Diversificatie is van belang voor het reduceren van risico’s, maar daar zitten grenzen aan;
4. Op lange termijn leveren beleggingen in zakelijke waarden naar verwachting een hoger rendement
op dan vastrentende waarden;
5. Het pensioenfonds heeft geen visie op de richting van de rente of de valuta;
Uitvoering
6. Het fonds wil niet zelf beleggen;
7. Het fonds wil slechts beperkt afwijken van de strategische mix;
8. Het fonds streeft zoveel mogelijk naar passief beheerde mandaten;
9. Het gebruik van derivaten is primair gericht op het reduceren van risico’s;
10. Het fonds wil geen voorloper zijn bij investeren in nieuwe beleggingscategorieën;
Risicomanagement
11. De ontwikkeling van de beleggingsportefeuille moet regelmatig en in relatie tot de verplichtingen
worden beoordeeld;
12. Beoordeling van beleggingen moet plaatsvinden aan de hand van zowel kwantificeerbare als
kwalitatieve risico’s;
13. Risicomaatstaven en rendementsverwachtingen dienen kritisch te worden bekeken;
14. Het fonds wil alleen beleggen in fondsen met voldoende transparantie.
Voor het beleggingsbeleid hanteert het pensioenfonds het principe dat op voorhand geen enkele
beleggingscategorie, beleggingstechniek of beleggingsinstrument wordt uitgesloten. Prudentie geldt
daarbij als uitgangspunt. Prudentie is uitgewerkt volgens het prudent person principe. Tevens dient elke
individuele belegging een bijdrage te leveren aan de kwaliteit, veiligheid, liquiditeit en het rendement van
de portefeuille als geheel. In de keuze van de beleggingen en de samenstelling van de
beleggingsportefeuille staat het belang van (ex)deelnemers en pensioengerechtigden voorop.
2.8 Risicodefinitie en risicobeheer procedure
Het risico- en rendementsprofiel van de gehele beleggingsportefeuille dient te zijn afgestemd op het
deelnemersbestand en de pensioenafspraken. Het totale risiconiveau van het vermogen, in termen van
potentiële koersfluctuaties, dient gegeven de rendementsdoelstelling van het pensioenfonds zo laag
5
mogelijk te zijn. De belangrijkste middelen om een dergelijk risicoprofiel in samenhang met de hierboven
geformuleerde rendementsdoelstelling te bewerkstelligen zijn:
 Nadruk op behoud van het vermogen en stabiele groei;
 Spreiding van het vermogen over diverse beleggingscategorieën;
 Zorgvuldige beheersing van het risiconiveau, door het vermijden van overconcentratie binnen een
beleggingscategorie;
 Geen extreme posities ten opzichte van marktgemiddelden (beleggingsindex) in te nemen;
 Zorgvuldig monitoren van verschillende risico’s: valuta-, rente-, krediet-, koers-, markt-, liquiditeits-,
actief en operationeel risico;
 Het afdekken van risicoposities met behulp van afgeleide beleggingsinstrumenten.
Voor het monitoren en het beheersen van verschillende risico’s (o.a. rente-, valuta en inflatierisico) heeft
het pensioenfonds een Balansrisicomanager aangesteld.
3
Strategisch wordt het valutarisico van de beleggingen in de grootste valuta’s elk voor 100% afgedekt. De
afdekking is uitbesteed aan de Balansrisicomanager.
Binnen het FTK is het van belang om het renterisico te beheersen. Hiertoe is aan de hand van een ALMstudie (2012) het rentebeleid bepaald. Het rentebeleid voor de renteoverlay is in een rentemandaat
vastgelegd tussen het pensioenfonds en de Balansrisicomanager. Deze laatste zorgt voor de controle en
uitvoering van het rentebeleid. Het beleid wordt als volgt samengevat:

Het renterisico dat wordt afgedekt is het renterisico van de nominale voorziening pensioenverplichtingen (hierna VPV);

De afdekratio wordt berekend door de rentegevoeligheid van de matching portefeuille te delen door
4
de rentegevoeligheid van de VPV. De rentegevoeligheid wordt berekend op basis van de DV01
methode.

De volgende beleggingscategorieën zijn in de matching portefeuille opgenomen: Staatsobligaties,
bedrijfsobligaties en rentederivatenportefeuille;

De volgende rentecurves worden gebruikt voor het bepalen van de afdekratio:
o
Voor de verplichtingen wordt de actuele rentecurve gebruikt op basis van bidkoersen, met als
toevoeging de ultimate forward rate (UFR) methodiek zoals DNB deze heeft opgenomen op
haar website;
o
Voor de rentederivatenportefeuille wordt de actuele rentecurve gebruikt;
o
Voor de obligatieportefeuille wordt aan de actuele rentecurve nog een creditspread toegevoegd;

De gebruikte afdekratio is dynamisch, dit betekent dat naarmate een hogere nominale
dekkingsgraad wordt bereikt, een hogere afdekratio wordt gehanteerd;

Voor de curvepositionering worden 17 looptijdbuckets gebruikt. De Balansrisicomanager streeft
ernaar om de hedge zodanig in te richten dat in elke bucket de, door het pensioenfonds gewenste,
hedge ratio wordt bereikt. Hierbij geldt dat de maximale afwijking per bucket niet groter mag zijn dan
3,0% van de totale rentegevoeligheid (DV01);

In de strategische asset allocatie heeft de swapportefeuille een strategische weging van 0% met een
bandbreedte van 7% [ -3,5% ; +3,5%]. Indien de marktwaarde van de swapportefeuille de
bandbreedte overschrijdt wordt actie ondernomen. De Balansrisicomanager neemt hiervoor contact
op met de Manager van het pensioenfonds en adviseert over de te nemen acties. Het besluit wordt
genomen door het Dagelijks Bestuur op advies van de Beleggingscommissie;

Alle transacties kunnen pas plaatsvinden na akkoord van het pensioenfonds;

Ten behoeve van de reductie van het renterisico is het toegestaan om te beleggen in rentederivaten
vanwege de lange duratie van de verplichtingen en de beperkte beschikbaarheid van langlopende
staatsobligaties.
3
US dollars, Britse ponden, Zwitserse francs en Japanse yen.
DV01 is de rentegevoeligheid die de waardenmutatie weergeeft als het rentetarief met 1 basispunt wordt
gewijzigd.
4
6

Een uitgebreide beschrijving is opgenomen in het rentemandaat tussen het pensioenfonds en de
Balansrisicomanager.
2.9 Gedragscode
De diverse betrokkenen bij de uitvoering van het beleggingsbeleid dienen allen een adequate
gedragscode te hebben ondertekend die misbruik van voorwetenschap en belangenverstrengeling
verbiedt. Voor de leden van het Bestuur alsmede de Beleggingscommissie geldt een gedragscode die
kwalitatief tenminste gelijkwaardig is aan de modelgedragscode. De betrokkenen dienen zich hieraan
schriftelijk te hebben geconformeerd. Van de diverse externe betrokkenen, zoals bijvoorbeeld personen
in dienst van de vermogensbeheerder alsmede de externe beleggingsdeskundige wordt verlangd dat zij
zich eveneens schriftelijk aan een adequate gedragscode hebben geconformeerd. Het Bestuur laat zich
hiervan schriftelijk op de hoogte stellen.
3. Organisatie
Het pensioenfonds is het ondernemingspensioenfonds van Koninklijke Ten Cate nv en is verantwoordelijk
voor de uitvoering van de pensioenregelingen. Het pensioenfonds is een aparte rechtspersoon (stichting)
en staat daarmee juridisch los van de onderneming.
Het Bestuur stelt het strategische beleggingsraamwerk vast, rekening houdend met onder meer de
verplichtingen van het pensioenfonds. Het Bestuur delegeert zijn beleidsvoorbereidende en de
uitvoerende beleggingstaken. Het Bestuur stelt daartoe een beleggingscommissie in en benoemt de
leden van de commissie. De beleggingscommissie draagt zorg voor het feitelijk (doen) beheren van het
vermogen van het pensioenfonds. Daartoe geeft de beleggingscommissie een nadere invulling aan en
bewaakt het beleggingsbeleid binnen het kader (“beleggingsraamwerk”) dat door het Bestuur is gegeven.
De uitvoering van het beleggingsbeleid is verankerd in een robuust en transparant beleggingsproces met
duidelijke procedures, taken en verantwoordelijkheden voor alle betrokken partijen.
De beleggingscommissie is verantwoording verschuldigd aan het Bestuur. De beleggingscommissie laat
zich bij de uitvoering van de aan haar (toevertrouwde) taken adviseren door een externe
beleggingsdeskundige. De beleggingen zijn uitbesteed aan verschillende vermogensbeheerders en
valuta- en renterisico zijn uitbesteed aan een Balansrisicomanager. De effecten zijn direct of indirect in
bewaring gegeven bij een bewaarbedrijf. De beleggingsadministratie en de performance meting zijn ook
aan een professionele onderneming uitbesteed.
4. Vermogensbeheer
4.1 Vermogensbeheerstructuur
De totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is verdeeld in verschillende
vermogensbeheeropdrachten welke zijn ondergebracht bij die vermogensbeheerder die daartoe naar het
oordeel van het Bestuur op advies van de Beleggingscommissie het meest geschikt wordt geacht.
4.2 Selectieproces
5
De Beleggingscommissie selecteert in opdracht van het Bestuur één of meerdere externe professionele
vermogensbeheerders voor de shortlist. De selectie van een vermogensbeheerder vindt plaats middels
een van te voren uitgewerkt selectieproces. De selectiecriteria en de daarbij behorende wegingen worden
afgestemd op het soort mandaat dat aanbesteed wordt. Na bestudering en evaluatie van de
vermogensbeheerders, die op de shortlist staan, wordt per selectiecriteria een score toegekend. Twee of
drie vermogensbeheerders met de hoogste scores worden uitgenodigd om een presentatie te geven aan
5
Bij de aanbesteding van een nieuw beleggingsmandaat.
7
de Beleggingscommissie. De selectiecriteria hebben betrekking op de beleggingsorganisatie, het
beleggingsproces en de beleggingsproducten.
4.3 Beleggingsrichtlijnen
Voor elke aangewezen vermogensbeheerder afzonderlijk worden beleggingsrichtlijnen in de
vermogensbeheerovereenkomst vastgelegd. De vermogensbeheerder voert de vermogensbeheeropdracht uit zoals vervat in deze beleggingsrichtlijnen. Deze richtlijnen hebben onder meer betrekking op
een normale portefeuillestructuur, kwaliteits- en diversificatievereisten, risicobudget, benchmark, wijze
van rapportering en standaarden voor de resultaatbepaling. De beleggingsrichtlijnen worden in
gezamenlijk overleg met de vermogensbeheerder overeengekomen en schriftelijk vastgelegd in de
vermogensbeheerovereenkomst.
4.4 Resultaatsevaluatie
Het behaalde beleggingsrendement wordt door de vermogensbeheerders elke maand gerapporteerd.
Overleg met betrekking tot de performance evaluatie vindt tenminste één keer per jaar plaats.
Beoordeling van de performance vindt dan plaats binnen de kaders van de in de beleggingsrichtlijnen
opgenomen vergelijkingsmaatstaven. De totaalrendementen worden berekend volgens de algemeen
6
aanvaarde standaarden onder beleggingsanalisten , zowel voor het totale vermogen als voor de
afzonderlijke componenten daarvan. Primair wordt het beleggingsrendement beoordeeld op basis van het
gemiddelde resultaat over een voortschrijdende periode van drie jaar. Daarnaast wordt het
beleggingsrendement over meerdere kortere perioden beoordeeld. Periodiek worden ook de kosten van
het vermogensbeheer geëvalueerd en getoetst op marktconformiteit.
4.5 Waarderingsmethodiek.
Het pensioenfonds heeft het overgrote deel van de beleggingsportefeuille ondergebracht in liquide
beleggingen die ter beurse genoteerd zijn. De waarderingsgrondslag van deze beleggingen geschiedt op
marktwaarde. De waarderingsgrondslag voor minder liquide beleggingen die eventueel in de portefeuille
zijn opgenomen, zoals vastgoed en alternatieven, geschiedt op de meest gangbare
waarderingsmethodiek in de beleggingswereld. Zo zal de waardering van vastgoedbeleggingen door de
vermogensbeheerder bepaald worden door taxaties.
5. Informatiebeheer
Om de beleggingen van het pensioenfonds naar behoren te beheren, heeft de beleggingscommissie een
structuur waarbinnen de beleggingsinformatie beschikbaar is. Voor de integrale beoordeling van de
behaalde resultaten van het pensioenfonds, maakt de beleggingscommissie gebruik van:
 Het overzicht van de beleggingen per maandultimo vergeleken met de strategische verdeling en
bandbreedtes. Deze wordt opgemaakt door de Manager van het pensioenfonds;
 De kwartaalrapportage waarin de waarderingen, de rendementen en de markten van de
beleggingscategorieën zijn opgenomen. Deze wordt opgemaakt door de externe
beleggingsdeskundige;
 De maandelijkse performance rapportage van de beleggingscategorieën en de beheerders. Deze
wordt opgemaakt door de performancemeter;
 De individuele rapportages van de vermogensbeheerder(s);
 Indien noodzakelijk, overige rapportages van de betrokken partijen.
Periodiek vindt er een beoordeling plaats door de beleggingscommissie, van de kwaliteit van de
informatievoorziening door de vermogensbeheerder(s) en bewaarder, waarbij de juistheid, volledigheid,
consistentie en tijdigheid van de informatie getoetst worden.
6
Standaarden voor rendementsberekeningen zijn vastgelegd in de VBA (Vereniging van Beleggingsanalisten) Performance
Presentatie Standaard specifiek voor de Nederlandse situatie en de AIMR-PPS en GIPS standaards ten aanzien van de
internationale beleggingsomgeving.
8