Agenda betreft Vergadering Veiligheidsoverleg IJsselland datum 16 april 2014 tijd plaats 9.00-10.00 uur Gemeentehuis Olst-Wijhe, Raadhuisplein 1 Wijhe Algemeen Bestuur Veiligheidsregio (9-10 uur) 1. Opening 2. Verslag vergadering 26 maart 2014 (bijlage) 3. Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage) besluitvormend 4. Slachtofferregistratiesystematiek (bijlage) 5. Zienswijzen Regionaal Risicoprofiel (Bijlage) 6. Kadernota Meerjarenbeleidsplan 2015-2018 7. Hoofdlijnen Crisisplan 2015-2018 Informerend 8. Huisvesting 9. Programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 (bijlage) 10. Brandweerkamer (bijlage) 11. Rondvraag 12. Sluiting notulen van datum aanwezig afwezig Veiligheidsbestuur IJsselland 26 maart 2014 Namens de gemeenten: De heren E.J. Bilder (Zwartewaterland), A.P. Heidema (Deventer, plaatsvervangend voorzitter), P.H. Snijders (Hardenberg), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe), mevrouw M.A.J. van der Tas (Steenwijkerland) en P.A. Zoon (Raalte) Verder de heer S.C. Dekker (nationale politie), de heer H. Dijk (namens de Waterschappen), de heer A. Krakau de Jong (namens regionaal militair commando Noord), de heer P. Miltenburg (Nationale Politie), de heer E.P.C. Wiersma (namens regionaal militair commando Noord), de heer H. Schreuders (secretaris, Veiligheidsregio), mevrouw L.J. Sievers (commandant regionale brandweer), de heer M. Thijssen (manager bedrijfsvoering), H. Zwart (coördinerend functionaris gemeenten), mevrouw I. Pruim en mevrouw N.A.M. Rigter (directeur Publieke Gezondheid) De heren M.J. Ahne (Ommen), J.D. Alssema (Staphorst), H.C.P. Noten (Dalfsen) en H.J. Meijer (Zwolle, voorzitter), B. Koelewijn (Kampen), 1. Opening De plaatsvervangend voorzitter, de heer Heidema, vervangt als voorzitter de heer Meijer die afwezig is. Bericht van verhindering is eveneens ontvangen van de heer Ahne, de heer Alssema en de heer Noten. 2. Verslag vergadering d.d. 5 februari 2014 Het bestuur stelt het verslag ongewijzigd vast. 3. Mededelingen / ingekomen stukken Ingekomen stukken - Frequentie-omstemming C2000-netwerk maart 2014 Naar aanleiding van dit ingekomen stuk vraagt de heer Zoon aandacht voor de witte vlek in zijn gemeente als het gaat om de ontvangst van C2000. Hij constateert dat er elders in Oost drie locaties zijn aangepakt en merkt daarbij op dat de prioritering in de plaatsing van masten niet overeenkomstig de hierbij gehanteerde DIP lijst is. Hij wil de witte vlek in zijn gemeente oplossen maar verneemt van degene die ervoor verantwoordelijk is taal noch teken. De heer Dekker zegt in een reactie verrast geweest te zijn door de aanpassingen op drie locaties maar blij te zijn met de verbeteringen in ontvangst die dat oplevert. De DIP lijst – vastgesteld door het Veiligheidsberaad - geeft de prioriteiten aan bij het wegwerken van de witte vlekken. Aan de voor 2013 vastgestelde lijst is uitvoering gegeven. Er is nog geen zicht op de DIP lijst voor 2014. Er zou verwacht mogen worden dat de witte vlek in de gemeente Raalte nu zover is opgeschoven dat deze op de lijst 2014 staat. De heer Dekker hoopt hierover snel helderheid te krijgen. Mededelingen / mondeling Bedrijfsvoering kenmerk vervolgblad 2 van 4 Ten aanzien van de bedrijfsvoering meldt mevrouw Sievers dat alle plaatsingsbrieven / garantieberekeningen inmiddels verzonden zijn naar de medewerkers. Tegelijkertijd de winkel openhouden, reorganiseren en een slag maken in de vorming van de nieuwe Veiligheidsregio, vraagt veel van de organisatie. Zij bedankt de medewerkers bedrijfsvoering die dit alles met elkaar in orde maken. Huisvesting Over de huisvesting zegt mevrouw Sievers dat de gemeenteraad van Zwolle mogelijk nog in april een besluit neemt over de locatie voor de bibliotheek. In het algemeen bestuur van de GGD en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio heeft besluitvorming plaatsgevonden. Op 16 april ligt er in het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio een voorstel voor met een inzicht in de consequenties van een verhuizing van de Veiligheidsregio naar kazernes. Bestuurdersdag De voorzitter meldt dat er op 25 juni een Bestuurdersdag is, afgesloten met een gezamenlijke maaltijd, samen met RCIV en de politie. Door de Bestuurdersdag vervalt het reguliere Veiligheidsoverleg. Het algemeen bestuur neemt kennis van de ingekomen stukken en mededelingen. Besluitvormend 4. Kadernotitie Zelfredzaamheid Te besluiten om De kadernotitie Zelfredzaamheid vast te stellen Bespreking De voorzitter geeft aan dat de realisatie van dit onderwerp – de inzet van risicocommunicatie volgens het model van zelfredzaamheid - een inspanning van gemeenten vraagt om dit in te passen in gemeentelijke prioriteiten en activiteiten en om een kwaliteitsslag te maken. De heer Strien stelt voor dit onderwerp om die reden te bespreken binnen de Kring van Gemeentesecretarissen en het overleg adviseurs integrale veiligheid / crisisbeheersing en in die overleggen van elkaar te leren en de voortgang te monitoren. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. Informerend 5. Rapportage Conecto Kennis te nemen van het rapport ‘Evaluatie Veiligheidsregio IJsselland oefening Conecto 2013’ Bespreking De voorzitter geeft aan dat het doel van de rapportage is om aan de hand van de leerervaringen stappen te zetten. De rapportage laat een positief beeld zien van de samenwerking tussen de verschillende betrokkenen. Op het terrein van informatievoorziening / communicatie liggen de belangrijkste aandachtspunten. De voorzitter zegt voorstellen uit de organisatie over een eventueel vervolg in de vorm van een korte multidisciplinaire oefening – mede om de lessons learned uit Conecto te oefenen - af te wachten. Mevrouw Sievers zegt een presentatie over Conecto te hebben verzorgd in een aangrenzend Waterschap. Zij stuurt de daar gehouden presentatie rond. kenmerk vervolgblad 3 van 4 De voorzitter dankt iedereen die aan het welslagen van Conecto een bijdrage heeft geleverd. Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 6. Voortgangs- en activiteitenrapportage Community Safety Kennis te nemen van de voortgangs- en activiteitenrapportage van het programma Community Safety 2014. Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 7. Evaluatie Project Vorming Brandweer / Veiligheidsregio IJsselland Kennis te nemen van de opzet voor evaluatie van het project regionalisering brandweer IJsselland op de wijze zoals in de bijlage beschreven. Bespreking De voorzitter geeft aan dat mevrouw Pruim de evaluatie uitvoert. Rond de zomer ligt er een voorlopige rapportage voor in het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 8. Notulen vergadering dagelijks bestuur van 20 februari 2014 De voorzitter wijst op punt 5 van het verslag waarin de vervanging van de regionaal commandant, bij haar eventuele afwezigheid, geregeld wordt. Het algemeen bestuur neemt kennis van het verslag. 9. Landelijke ontwikkelingen / Terugkoppeling Veiligheidsberaad Het algemeen bestuur neemt kennis van de terugkoppeling. 10. Rondvraag De heer Snijders geeft aan dat zijn gemeente in 2015, samen met het Waterschap Vechtstromen, kandidaat-gastheer wil zijn voor de Regio Veiligheidsdag. 11. Sluiting Om 10.30 uur sluit de voorzitter de vergadering. De heer Heidema staat stil bij het vertrek van de heer Wiersma die per 1 april 2014 hoofd van de Regio Noord van het Facilitair Bedrijf Defensie wordt. Hij dankt de heer Wiersma voor zijn open houding en betrokkenheid in dit overleg. Via hem was er een goede lijn met en naar Defensie: een partner in veiligheid. Samen met de andere partners heeft Defensie het fundament gelegd onder Conecto en laten zien tot wat Defensie in staat is en over welke resources en kennis de organisatie beschikt. Met de heer Wiersma vertrekt een waardevol ambassadeur en fijne collega aan deze tafel. De voorzitter wenst hem succes in zijn nieuwe functie en biedt als cadeau een beeldje aan dat het samen sterk / schouder aan schouder staan, verbeeldt. kenmerk vervolgblad 4 van 4 De heer Wiersma zegt in een reactie zijn werk de afgelopen 6 jaar met veel plezier gedaan te hebben. Hij dankt voor de open houding die hij ervaren heeft met de blik altijd gericht op samenwerking. Hij zegt de operationele dynamiek en de multidisciplinaire samenwerking op het snijvlak van politiek / bestuur en operationele inzet te zullen missen. De heer Wiersma dankt voor de fijne samenwerking met de politie, de brandweer, Waterschap, GGD en alle andere partners. Er zijn afgelopen periode goede stappen gezet: de uitdaging is de samenwerking verder door te ontwikkelen. “Vraag ons als u ons nodig heeft”, zegt de heer Wiersma. Defensie wil een betrouwbaar partner zijn. De heer Wiersma stelt als zijn opvolger de heer A. Krakau de Jong voor. Vastgesteld op 16 april 2014 De heer drs. H.J. Meijer Voorzitter De heer drs. H. Schreuders Secretaris Agendapunt - informatief aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 16 april 2014 3 Ingekomen stukken/mededelingen L.J. Sievers H.J. Meijer 1. Lijst van ingekomen stukken De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat * = aan de stukken toegevoegd. Nummer 20140327.01 Datum 21-02-2014 20140416.01 27-03-2014 2. Mededelingen Onderwerp Meldkamer van de toekomst - nulmeting en onderzoek inspecties Standpuntbepaling Ambulancezorg Nederland Afdoening t.k.n. t.k.n. Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitters veiligheidsregio's Voorzitters/bestuurders regionale ambulancevoorzieningen Korpschef Nationale politie Plv. directeur Plannen, Ministerie van Defensie In afschrift aan: Plv. directeur curatieve zorg, Ministerie van VWS Voorzitter Veiligheidsberaad Portefeuillehouder Informatievoorziening Veiligheidsberaad Directoraat-Generaal Politie Directoraat-generaal Politie Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Contactpersoon Erik Klaver Coördinerend beleidsmedewerker T 070 426 64 26 F 070 426 86 42 Datum 21 februari 2014 Onderwerp Meldkamer van de toekomst - nulmeting en onderzoek inspecties Ons kenmerk Geachte heer/mevrouw, Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak In uw brief behandelen. 478028 Op 16 oktober 2013 is het transitieakkoord 'Meldkamer van de Toekomst' gesloten. Op 1 januari 2014 is de kwartiermaker Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO), mevrouw Jill Wilkinson, aangesteld. Hiermee zijn de twee eerste mijlpalen in de transitie bereikt. Er staat nog heel wat werk te verrichten voor de LMO er daadwerkelijk staat. De Korpschef heeft u in december per brief geïnformeerd over de toepassing van het transitieakkoord ten aanzien van going concern en beheer. In deze beginfase wordt het fundament voor de LMO gelegd en daarvoor is informatie nodig. Die zal op verschillende manieren boven water gehaald worden, zowel de kwartiermaker als de Inspectie Veiligheid en Justitie zullen onderzoek gaan verrichten. Met deze brief informeer ik u over hoe deze zich tot elkaar verhouden en wat het nut en doel van beide onderzoeken is. Op de eerste plaats is er de nulmeting zoals die in het transitieakkoord is afgesproken. Ik beschouw de nulmeting als een zeer belangrijk onderzoek, dat essentieel is voor een goed verloop van de transitie naar de LMO. De nulmeting wordt uitgevoerd door de kwartiermaker en heeft als oogmerk de bestuurlijkjuridische, de operationele en de financiële situatie in beeld te brengen. De nulmeting betreft het hele domein van de meldkamer en bestrijkt zowel de operatie als de bedrijfsvoering. De nulmeting vormt enerzijds de basis voor de business cases voor de samenvoeging van de meldkamers en voor de financiële overdrachtsdocument per meldkamer, die op hun beurt weer de basis zijn voor de finale overeenkomsten waarmee de samengevoegde meldkamers worden overgedragen aan de LMO. Anderzijds geven de uitkomsten van de nulmeting de kwartiermaker inzicht in de veranderopgave per meldkamer/regio. Het plan voor de nulmeting zal voorgelegd worden aan de bestuurlijke regiegroep. De due diligence commissie die op dit moment wordt ingesteld, zal gevraagd worden te adviseren op dit plan voor de nulmeting. De resultaten van de nulmeting zijn immers belangrijke input voor de financiële overdracht, waarin de commissie een cruciale rol speelt. De commissie zal zelf geen onderzoek verrichten bij de meldkamers, maar zich baseren op de uitkomsten van de nulmeting. Naast de nulmeting die de kwartiermaker uitvoert en dat gericht is op de transitie, doet de Inspectie Veiligheid en Justitie op mijn verzoek in samenwerking met het Pagina 1 van 2 Agentschap Telecom een onderzoek naar de robuustheid van de bestaande 25 meldkamers. Ik hecht hier waarde aan, omdat het ons tijdens de transitiefase een scherp beeld geeft van eventuele kwetsbaarheden van de meldkamers. Zo kunnen we gezamenlijk maatregelen nemen om deze mogelijke kwetsbaarheden te minimaliseren. De Inspectie VenJ stuurde over dit onderzoek op 20 december 2013 al een brief aan de meldkamers. Het doel van dit onderzoek is in kaart brengen hoe de huidige 25 meldkamers hun taken uitvoeren en welke aandachtspunten er zijn. Dit doet de inspectie door een zogenaamde 'foto' te maken. De inspectie brengt met dit onderzoek in kaart in hoeverre de organisatie en taakuitvoering van de meldkamers van elkaar verschillen en waar mogelijke operationele risico's zitten met het oog op de robuustheid van de meldkamers gedurende de transitie. Directoraat-Generaal Politie Directoraat-generaal Politie Datum 21 februari 2014 Ons kenmerk 478028 De rapportage over dit onderzoek zal ook zoals gebruikelijk aan de Tweede Kamer worden aangeboden, voorzien van mijn beleidsreactie, die niet tot stand zal komen dan nadat ik daarover overleg heb gevoerd in de bestuurlijke regiegroep LMO. Het onderzoek van de inspecties zal in februari van start gaan en het voornemen is om het onderzoek in september van dit jaar af te ronden. De kwartiermaker treft momenteel de voorbereidingen voor het uitvoeren van de nulmeting, deze zal zo spoedig mogelijk worden gestart. De nulmeting en het onderzoek van de inspecties hebben een andere focus, waardoor de informatiebehoefte verschillend is. De informatie die door de Inspectie VenJ wordt verkregen zal worden gedeeld met de kwartiermaker LMO. Ook wordt gebruik gemaakt van de informatie die de korpschef reeds heeft opgevraagd bij de veiligheidsregio's. De kwartiermaker zal vervolgens de benodigde aanvullende informatie ten behoeve van de nulmeting opvragen. Met goede afspraken tussen de kwartiermaker LMO en de Inspectie VenJ over het delen van de informatie en het afstemmen van de bezoeken aan de meldkamers wordt getracht de belasting voor de meldkamerorganisaties tot een minimum te beperken. Ik vraag om uw begrip hiervoor en vertrouw op uw medewerking. Hoogachtend N s deze, Pagina 2 van 2 visiedocument De meldkamer ambulancezorg in ontwikkeling! versie 1.0 24 februari 2014 Op 16 oktober 2013 is het transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst door de betrokken partijen ondertekend. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar de totstandkoming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO), die in de komende jaren vorm en inhoud gaat krijgen. Dit visiedocument beschrijft de toekomstige ontwikkeling van de meldkamer ambulancezorg, als onderdeel van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De meldkamer ambulancezorg kan een belangrijke bijdrage leveren aan het gezamenlijke belang van een goede en juiste inrichting van de LMO. Ontwikkelingen in de zorgketen en binnen het veiligheidsdomein worden betrokken bij de visieontwikkeling. Dit visiedocument is in februari 2014 door het bestuur van Ambulancezorg Nederland vastgesteld en kan op onderdelen worden aangevuld en/of uitgewerkt. Inleiding Het bestuur van Ambulancezorg Nederland heeft in de zomer van 2013 intensief gediscussieerd over de toekomst van de meldkamer ambulancezorg onder leiding van de heer A. Klink. Deze discussie heeft inzicht gegeven in de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de keten van (spoed) zorg in Nederland en de gevolgen die dit heeft voor de inrichting van de meldkamer ambulancezorg (samenvatting in bijlage 2). De zorgvraag is complexer geworden en samen met het spoedeisende karakter betekent dit dat een integraal toestandsbeeld van de hulpbehoevende burger wenselijk en noodzakelijk is. Dit integrale beeld voor de zorg komt via verrijking van zorginformatie op de meldkamer ambulancezorg tot stand. Binnen de spoedzorgketen is het sturen op kwantitatieve en kwalitatieve zorgprestaties steeds meer van belang. Goede regionale samenwerking binnen de zorgketen is essentieel. Binnen het domein van openbare orde en veiligheid staat de ontwikkeling van de landelijke meldkamerorganisatie (LMO) centraal. Dit is een multidisciplinaire beheersorganisatie met maximaal tien locaties. De LMO gaat uit van gestandaardiseerde werkprocessen op de gezamenlijke meldkamers, zowel in de multi- als de monodisciplinaire meldkamer. Goede inrichting hiervan vraagt met name de nodige aandacht op het gebied van informatietechnologie. Het visiedocument start met relevante definities en begrippen met betrekking tot ambulancezorg en meldkamer ambulancezorg. De hoofdstukken 2 tot en met 4 schetsen respectievelijk de ontwikkelingen op het gebied van de LMO, de zorg en het veiligheidsdomein. Ook beschrijven deze hoofdstukken de visie van de ambulancesector op de ontwikkelingen en de gewenste ontwikkeling van de meldkamer ambulancezorg in relatie tot deze ontwikkelingen. Aan het einde van het visiedocument is samengevat welke thema’s op korte termijn nader onderzocht dienen te worden onder verantwoordelijkheid van, dan wel met instemming van de landelijke kwartiermaker van de LMO. 1 Inleiding 1 1 Definitie en positionering 1.1 Ambulancezorg is … 1.2 De meldkamer ambulancezorg … 1.3 Positionering ambulancesector 3 3 3 4 2 Landelijke meldkamerorganisatie (LMO) 2.1 Ontwikkelingen 2.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen LMO uniforme werkwijze de burger in het eerste contact helpen triage 2.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg de burger verantwoord en snel helpen met behulp van DIA wettelijk kader en toezicht 2.4 Ten slotte 5 5 6 6 7 7 9 9 10 10 3 Zorg 3.1 Ontwikkelingen 3.1.1 Algemene ontwikkelingen zorg en VWS 3.1.2 Ziekenhuizen 3.1.3 Huisartsen 3.1.4 GGZ 3.1.5 Zorgverzekeraars 3.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen zorg andere patiënten, andere vraag en ander aanbod meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch samenwerking binnen de keten van acute zorg 3.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg andere patiënten, andere vraag en ander aanbod: zorgcoördinatie en – intelligence centre meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch: informatieverrijking samenwerking binnen de keten van acute zorg 3.4 Ten slotte 11 11 11 11 12 12 12 12 12 13 13 14 14 4 Veiligheidsregio 4.1 Ontwikkelingen 4.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen veiligheidsregio 4.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg 16 16 16 16 5 Nader onderzoek wenselijk 17 14 15 15 Bijlage 1: ICT ambulancesector 18 Bijlage 2: Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg (samenvatting rapportage Booz & Company) 20 Bijlage 3: Overzicht gebruikte literatuur en bronnen 21 2 1 Definitie en positionering 1.1 Ambulancezorg is … … zorg, zowel in de dagelijkse situatie als onder opschaalde en/of bijzondere omstandigheden. De dagelijkse werkzaamheden bestaat voor vrijwel 100% uit zorg. Uitgangspunt voor de ambulancezorg is dat de zorgvrager ziek of gewond is en hulp nodig heeft. … mobiele zorg: de ambulance-eenheid komt naar de patiënt toe, verleent zorg en vervoert de patiënt wanneer dit noodzakelijk is. … acute zorg: Het karakter van de ambulancezorg is in gemiddeld twee derde van de inzetten spoedeisend, wat maakt dat ambulancezorg onderdeel is van de keten van acute of spoedeisende zorg. … prehospitale zorg, dit is zorg die zonder uitstel moet worden verleend en daarmee veelal acuut van aard is. Vervoer per ambulance is hierbij noodzakelijk. … cruciale zorg, evenals spoedeisende hulp, acute verloskunde, crisis-ggz of AWBZ-zorg. De Wet marktordening gezondheidszorg is recent gewijzigd met het doel de continuïteit van cruciale zorg gewaarborgd blijft. Voor patiënten betekent dit dat onder andere ambulancezorg altijd beschikbaar zal zijn. … ketenzorg, zowel bij een ‘eerste hulp geen vervoer’-inzet als bij vervoer na verleende zorg is er contact en overdracht in de zorgketen met een van de partners op regionaal niveau. 1.2 De meldkamer ambulancezorg … … is organisatorisch integraal onderdeel van de Regionale Ambulancevoorziening. Het ambulancezorgproces begint in de meldkamer ambulancezorg, bij het opnemen van de telefoon, en dat het eindigt bij de overdracht van de patiënt aan de volgende zorgverlener in de keten van acute zorg. … is het startpunt van de zorgverlening aan de patiënt. De centralist stelt middels triage het toestandsbeeld vast en bepaalt of en met welke urgentie ambulancezorg geboden dient te worden. De meldkamer ambulancezorg geeft meldersinstructie en adviezen aan de beller, zodat de zorgverlening al op gang komt voordat de ambulance arriveert. … heeft als enige het overzicht over de actuele beschikbaarheid van ambulancezorg. De meldkamer ambulancezorg is hiermee bepalend voor onder andere de doelmatigheid, de toegankelijkheid en de flexibiliteit van de ambulancezorg. … is derhalve van grote invloed op de bedrijfsvoering van de RAV. In de meldkamer ambulancezorg vinden verlengde intake en uitgifte plaats, de meldkamer regisseert de ambulance-inzetten en is verantwoordelijk voor de afstemming tussen spoedeisende en planbare ambulancezorg. … heeft enerzijds contact met zorgvragers en anderzijds met zorg- en andere professionals. Zorgvragers bereiken de MKA via 112, zorgprofessionals bereiken de MKA via directe lijnen (die niet via 112 lopen). De verhouding is ongeveer 50%-50%. … onderdeel van de keten, een deel van de contacten met zorgvragers betreft uitsluitend monodisciplinaire vragen aan de RAV (gemiddeld 90%), maar een ander deel betreft multidisciplinaire zorgvragen waarbij ook de inzet van politie en/of brandweer wenselijk is (circa 10%). 3 1.3 Positionering ambulancesector De ambulancesector is actief in twee werelden. De sector is onderdeel van de acute zorg en dient gelijktijdig tot goede afspraken te maken met de wereld van openbare orde en veiligheid. Deze beide werelden ontmoeten elkaar bij de ambulancesector, wat maakt dat de ambulancezorg zich op het kruispunt bevindt. Als gevolg van de colocatie is dit kruispunt in de meldkamer ambulancezorg ook fysiek zichtbaar. Ambulancesector en meldkamer staan voor de voortdurende uitdaging om de twee werelden op een goede manier samen te brengen. De actuele ontwikkelingen tekenen dit vraagstuk steeds scherper af. De ambulancesector is enerzijds volwaardig en integraal onderdeel van de acute zorgketen en anderzijds actieve en betrokken samenwerkingspartner van de openbare orde en veiligheid. 4 2 Landelijke meldkamerorganisatie (LMO) 2.1 Ontwikkelingen Partijen, waaronder de ambulancesector, werken aan de totstandkoming van een landelijke meldkamerorganisatie (LMO)1: er is één LMO met maximaal tien locaties; binnen de LMO werkt men landelijk gestandaardiseerd; de minister van VenJ is verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van de LMO; de minister van VenJ stelt de hoofdlijnen van beheer, de hoofdlijnen van beleid en het meerjarig beleidsplan vast in overeenstemming met de ministers van VWS en Defensie. In het transitieakkoord zijn de volgende kwalitatieve doelstellingen van de LMO opgenomen: De burger zoveel mogelijk in het eerste contact helpen door een incidentgerichte benadering van de noodhulpvraag door middel van multi-intake; Een landelijk kwaliteitsniveau waardoor de burger kan rekenen op dezelfde dienstverlening van de meldkamer, ongeacht de locatie van de noodhulpvraag; Het verbeteren van de bereikbaarheid van de meldkamerlocaties tijdens piekbelastingen; Het verbeteren van de uitwijkmogelijkheden van meldkamerlocaties in geval van uitval; Een verbetering van de informatie-uitwisseling tussen hulpverleningsdiensten en tussen verschillende regio’s. Om deze doelen te bereiken is besloten één landelijke meldkamerorganisatie te vormen met maximaal tien meldkamerlocaties en met een landelijk gestandaardiseerde werkwijze. De LMO kent vier taken: het beheer2; het verzorgen van de multidisciplinaire intake; opschaling3; het bevorderen van de samenwerking binnen het meldkamerdomein. De ambulancesector heeft als een van de betrokken partijen op 16 oktober 2013 het transitieakkoord ondertekend. Dit houdt in dat de sector actief zal meewerken aan de totstandkoming van de LMO. Het beheer van de meldkamer ambulancezorg (gebouwen, gezamenlijke ICT, multi-intake) worden bij de LMO wordt ondergebracht. bron: Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (16 oktober 2013), Ministerie van VenJ, Den Haag (hierna: Transitieakkoord) 1 Onder beheer wordt verstaan: de huisvesting en bedrijfsvoering ten behoeve van de uitvoering van multi- en monomeldkamertaken, het multi- en beheerspersoneel, de multi ICT inclusief de koppelvlakken met de monosystemen én multidisciplinaire landelijke protocollen en procedures ten behoeve van het meldkamerproces. (bron: Transitieakkoord, 2013) 2 Onder opschaling wordt verstaan: het organiseren van meldkamertaken ten behoeve van de multidisciplinaire opschaling onder verantwoordelijkheid van het gezag als onderdeel van de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hieronder valt in ieder geval het genereren van een landelijk meldkamerbeeld en de multidisciplinaire informatievoorziening. Onder opschaling wordt tevens verstaan: het faciliteren van monodisciplinaire opschaling binnen de meldkamer. (bron: Transitieakkoord, 2013) 3 5 2.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen LMO Voor de ambulancesector betekent de totstandkoming van de LMO inhoudelijk dat: men in de meldkamer (ambulancezorg) conform eenduidige processen werkt; men er naar streeft de burger zoveel mogelijk in het eerste contact te helpen. uniforme werkwijze Binnen de ambulancezorg wordt nu al gewerkt met landelijk gestandaardiseerde werkprocessen en eenduidige protocollen: - In 2012 zijn de monodisciplinaire werkprocessen binnen de meldkamer ambulancezorg eenduidig beschreven. De volgende hoofdprocessen worden onderscheiden binnen de meldkamer ambulancezorg: intake(n), inzetten, ondersteunen en opschalen. In december 2012 heeft het bestuur van AZN de beschrijvingen vastgesteld. Iedere RAV, en dus iedere meldkamer ambulancezorg, werkt conform deze werkprocessen. De eenduidige inrichting van de ICT-infrastructuur binnen de sector maakt dit mogelijk. De ambulancesector hoopt en verwacht dat ook brandweer en politie hun monodisciplinaire processen snel zullen vaststellen én dat ook de multidisciplinaire werkprocessen in 2014 door de landelijk betrokken partijen bekrachtigd kunnen worden. - De ambulancesector kent al jaren het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA). In LPA is het medisch-inhoudelijke handelen door de ambulance-eenheid vastgelegd. Het LPA wordt eenduidig toegepast binnen de ambulancesector. Dit wordt gewaarborgd doordat ambulanceverpleegkundigen tijdens de initiële opleiding conform LPA worden opgeleid én doordat iedere drie jaar een assessment wordt afgenomen om te toetsen of met conform het protocol handelt. LPA wordt frequent aangepast aan de laatste medische ontwikkelingen. In maart 2014 wordt de 8e versie gepubliceerd. - Alle RAV’s bieden verantwoorde ambulancezorg, zoals verankerd in de Nota Verantwoorde Ambulancezorg4. Aan de nota liggen ruim dertig verschillende richtlijnen ten grondslag, die het handelen van de RAV’s en de ambulancezorg die zij bieden nader beschrijven en inkaderen. Voor de meldkamers ambulancezorg geldt dat binnen de gestandaardiseerde processen twee systemen voor het onderdeel triage in gebruik zijn, te weten NTS en ProQA. - Beide gaan uit van een systematische wijze van triëren. Beide voldoen aan een programma van eisen. Dit programma van eisen is door de sector is vastgesteld in afstemming met en op advies van de in de sector werkzame medisch managers. - In het komende jaar (2014) vindt nader onderzoek plaats naar de mogelijke kwalitatieve overeenkomsten en verschillen van de beide systemen. Uit dit onderzoek zal blijken of één van beide systemen de voorkeur verdient of dat de uitkomsten van beide systemen gelijkwaardig zijn. - Overigens wordt de afweging tussen ProQA en NTS niet alleen bepaald door zorginhoudelijke argumenten, maar ook door de opvattingen van partijen over de inrichting van zowel het multi- als het monodomein. In het multidomein vindt multi-intake plaats, naast de belangrijke eerste filtering van meldingen. En ook wordt hier zo nodig besloten tot multi-inzet en/of opschaling. 4 Zie: ‘Referentielijst 2013’ bij ‘Nota Verantwoorde Ambulancezorg’ (2013) 6 De drie kolommen -ambulance, brandweer en politie- dienen gemeenschappelijk na te denken en overeenstemming te bereiken over de eisen die aan de kwaliteiten van de multiintakecentralist gesteld worden. Naast de visie van brandweer en politie op de inrichting van het multi-proces, is ook de vraag hoe zij voornemens zijn hun monoprocessen in te richten van belang. de burger in het eerste contact helpen Een van de doelstellingen van de LMO is dat de burger zoveel mogelijk in het eerste contact tijdens de multi-intake wordt geholpen. Het transitieakkoord maakt onderscheid tussen intake (multi) en verlengde intake5. De multi- intake dient de filterfunctie te bevatten, zodat uit de vele 112-meldingen de juiste ambulancezorgmeldingen worden doorgeleid naar de verlengde intake voor triage en informatieverrijking. triage Triage is gedefinieerd als het dynamische proces van urgentie bepalen en het vervolgtraject indiceren6. De zorgverlening door de RAV begint in de meldkamer bij de triage7. Het moet aangemerkt worden als (een begin van de) diagnostiek. De minister van VWS noemt triage een zorghandeling8. Triage behoort tot de categorie risicovolle, maar niet niet-voorbehouden handelingen. Dit betekent dat beroepsbeoefenaren steeds de nodige zorgvuldigheidseisen in acht moeten nemen bij het uitvoeren van deze risicovolle handelingen. Er moet voldaan worden het wettelijk kader van de gezondheidszorg9. De RAV is een zorginstelling in het kader van de Kwaliteitswet Zorginstellingen en is verantwoordelijk voor de meldkamerfunctie, voor de ambulancezorg ter plaatse en onderweg en voor het ambulancevervoer. De Kwaliteitswet en andere relevante zorgwetgeving (WGBO, Wet BIG) zijn daarmee onverkort van toepassing op de RAV, inclusief de meldkamerzorg. In de Nota Verantwoorde Ambulancezorg heeft AZN vastgelegd dat de meldkamerzorg onlosmakelijk onderdeel is van het (ambulance)zorgproces en bestaat uit onder andere het aannemen van de melding, het geven van eerste medische adviezen, het stellen van de indicatie en het wel of niet inzetten van een ambulance of andere voorziening van de RAV of van een ketenzorginstelling10. 5 Transitieakkoord artikel 43: ‘… de invulling van intake, eventueel verlengde intake en uitgifte …’ 6 Uniform Begrippenkader Ambulancezorg (2013), versie 3.0, AZN 7 ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons, Zwolle 8 ‘Nota naar aanleiding van verslag voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg’ (18 november 2011) Zie: ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012) en Nota Verantwoorde Ambulancezorg (2013) 9 10 Zie: Nota Verantwoorde Ambulancezorg, pagina 26 7 Gegeven de bekwaamheden die aan triage worden gesteld, heeft de ambulancesector er voor gekozen triage te uitvoeren door een verpleegkundig centralist 11. Voor de triage tijdens de verlengde intake is specifieke kennis noodzakelijk, dat geldt ook voor de politie- en brandweerprocessen. Het is niet reëel om te verwachten dat al deze, zeer verschillende, specialistische kennis in één persoon -de multi-intakecentralist- onder te brengen is. Triage staat niet onder toezicht van een systeem of een ingebouwd protocol, maar van een BIG-geregistreerde zorgverlener. Deze (eind-) verantwoordelijke moet op ieder moment kunnen ingrijpen en bijsturen. De individuele verantwoordelijkheid van hulpverleners kan niet weggeprotocolleerd worden12. ‘Inzet centralist op de meldkamer ambulancezorg’ (2005), AZN, BVA & Stichting LAMP, Zwolle, opgesteld onder verantwoordelijkheid van prof. mr. F.C.B. van Wijmen, Zie ook: ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012) 11 12 ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons 8 2.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg Om de burger zo snel mogelijk te kunnen helpen, gaat de ambulancesector Directe Inzet Ambulance (DIA) invoeren. Onderstaand wordt beschreven hoe dit zich verhoudt tot de 112 multi-intake als onderdeel van de LMO en tot triage als onderdeel van de meldkamer ambulancezorg (RAV). de burger verantwoord en snel helpen met behulp van DIA De ambulancezorg verstaat onder DIA dat op basis van een 112-melding een ambulance, zo snel als mogelijk én verantwoord is, naar de plaats van het incident gestuurd wordt. Deze Directe Inzet ambulance (DIA) past binnen een scala aan activiteiten die in de werkprocessen van de ambulancezorg zijn opgenomen. filterfunctie 112: De multi-intakecentralist is verantwoordelijk voor de belangrijke filtering van alle 112meldingen bij het eerste contact met de melder. Door deze filterfunctie blijft nog circa 20% van de meldingen over. Vervolgens stelt men vast of de melding primair gericht is op ambulancezorg, dan wel op politie of brandweer of anderszins. De multi-intakecentralist stelt tevens vast of multidisciplinaire inzet en opschaling noodzakelijk zijn. locatie incident en telefoonnummer melder vastleggen: De volgende stap is het vaststellen en vastleggen van de locatie van het incident, evenals het telefoonnummer waarop de melder bereikbaar is. Deze gegevens zijn van essentieel belang om de melder adequaat te kunnen helpen. Directe Inzet Ambulance (DIA): De betreffende RAV kan nu de digitale opdracht, voorzien van deze gegevens, verwerken om de dichtstbijzijnde beschikbare ambulance met spoed in te zetten. triage, urgentiebepaling en melderinstructie en informatieverrijking: De triage wordt doorlopen en afgerond, waarbij de urgentiebepaling A1/A2 wordt Eventueel geeft de centralist meldersinstructie. Informatieverrijking vindt plaats met betrekking tot situatie, toestandsbeeld en relevante vastgesteld. medische gegevens van de burger. inzet ketenpartners: Op basis voor voorgaande informatie kunnen ketenzorgpartners -zoals huisartsen, verloskundigen, GGZ, traumahelikopter- dan wel veiligheidspartners -zoals GHOR, politie en brandweer- worden inzet. Dit alles dient afgestemd te worden op mogelijke toepassing van beide triagesystemen binnen de eenduidig georganiseerde processen van de ambulancesector. 9 wettelijk kader en toezicht De eerste aanname van de melding vindt plaats in de multi-intake. Vervolgens wordt, conform de DIA-werkwijze, direct ambulancezorg ingezet. Het meldkamerzorgproces met de risicovolle handeling triage vindt plaats binnen de zorginstelling RAV. De multi-intake van de LMO wordt op deze manier niet belast wordt met de verplichtingen die voortvloeien uit het moeten voldoen aan het wettelijk kader van de gezondheidszorg. De LMO valt hiermee buiten het toezicht door de IGZ (Inspectie Gezondheidszorg). De cesuur tussen de verantwoordelijkheden van de algemene functies van de meldkamer en de RAV begint immers precies op het moment dat de zorgverlening door de RAV inzet, namelijk bij de triage13. 2.4 Ten slotte In 2014 wordt een effectmeting van DIA uitgevoerd. Uit deze effectmeting moet onder andere blijken of DIA op een verantwoorde wijze bijdraagt om een ambulance vanuit het eerste contact met wat de effecten van DIA zijn in termen van consequenties voor capaciteit, aanrij- en of er verschillen zijn voor de toepasbaarheid van DIA in geografisch verschillende gebieden; op welke wijze dit het beste gecombineerd kan worden met toepassing van de triagesystemen de melder sneller ter plekke te laten zijn; responstijden en daarmee de efficiency en effectiviteit van het stelsel van ambulancezorg; binnen de MKA. 13 ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons 10 3 Zorg 3.1 Ontwikkelingen Er kan een breed palet aan ontwikkelingen in de zorg geschetst worden. Er zijn uiteraard algemene ontwikkelingen, die ten dele ook voortvloeien uit de visie en het beleid van het ministerie van VWS. Daarnaast hebben de verschillende zorgsectoren ook hun eigen visie en ontwikkelingen in gang gezet. Zonder uitputtend te zijn stippen we onderstaand de visie (op hoofdlijnen) van een aantal van deze partners aan. In het algemeen is duidelijk dat de gezondheidszorg in de komende jaren met verschillende ontwikkelingen te maken krijgt, allen in grote lijnen in meerdere of mindere mate gericht op verbetering van de kwaliteit van zorg. Met name het belang van effectieve en intensieve samenwerking tussen ketenpartners zal toenemen, als gevolg van de steeds grotere nadruk op regionalisering. 3.1.1 Algemene ontwikkelingen zorg en VWS De gezondheidszorg krijgt te maken met14: een toename van complexe beoordelingen: meer patiënten met complexere diagnostiek, als gevolg van vergrijzing en extramuralisering van de zorg, langer opvang thuis van GGZ cliënten en kwetsbare ouderen; meer behoefte aan en mogelijkheden voor een persoonlijke benadering: behoefte aan evidence, protocollen en gepersonaliseerde zorg; nieuwe technologische mogelijkheden: nieuwe en meer mogelijkheden voor bijvoorbeeld andere vormen van zorg en begeleiding, gedigitaliseerde dossiers, mogelijkheden tot e-health; intensivering van samenwerking: complexere keten van (acute) zorg, complexer zorgaanbod, meer andere vormen van samenwerking; meer budgettaire druk: toenemende druk op efficiency als gevolg van dreigende personeelstekorten in de zorg op middellange termijn en zeer strakke budgettaire kaders. 3.1.2 Ziekenhuizen De ziekenhuissector heeft te maken met sluiting van SEH’s, concentratie van zorg en toename van specialisatie van ziekenhuizen. In de visie van de ziekenhuissector 15: dient de acute zorg regionaal georganiseerd te worden, als gevolg van grote verschillen tussen regio’s. Per regio onderzoeken zorgaanbieders en verzekeraars samen hoe de acute zorg optimaal kan worden ingericht; is bij het verder verbeteren van de organisatie van de acute zorg nauwe samenwerking tussen alle betrokken partijen nodig: huisartsen, huisartsenposten, ziekenhuizen, zorgverzekeraars en ROAZ. 14 bron: Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg – samenvatting rapportage Booz & Company (2013) 15 bron: Acute zorg – Er zit meer aan vast dan u denkt! (2013), NVZ 11 3.1.3 Huisartsen Vergrijzing van de bevolking, technologische ontwikkelingen, meer zorg in de buurt en de wens tot meer participatie door patiënten hebben grote effecten op de huisartsenzorg 16. De huisartsenzorg zal haar aanbod verbreden en innoveren. Enkele van de uitgangspunten bij deze ontwikkeling zijn: gedeelde en afgestemde verantwoordelijkheden met andere zorgverleners, zodat de verschillende zorgvragen op de juiste tijd, op de juiste plaats door de juiste zorgverlener worden beantwoord; het leveren van kwalitatief goede en samenhangende zorg op maat dichtbij de patiënt. 3.1.4 GGZ Binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) hebben partijen een bestuurlijk akkoord 17 gesloten waarbij passende zorg en destigmatisering uitgangspunten zijn. De zorg dient rondom de patiënt georganiseerd te worden. Een van de veranderingen is dat de beddencapaciteit wordt afgebouwd, deze zorg wordt gesubstitueerd door ambulante zorg. 3.1.5 Zorgverzekeraars Zorgverzekeraars concentreren zich steeds meer op inkoop en ordening van de zorg op regionaal niveau18. Zij zullen in de toekomst gaan werken met regionale zorgbudgetten. Dit maakt het wenselijk dat ambulancezorg ook in de toekomst op regionaal niveau wordt georganiseerd en ingericht in samenwerking met partners in de acute gezondheidszorg. 3.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen De ambulancesector moet anticiperen op de ontwikkelingen in de zorg en de meldkamer ambulancezorg moet voorbereid zijn (worden) op de andere inrichting van de zorg: andere patiënten, andere vraag en ander aanbod De vraag naar ambulancezorg verandert, zowel in inhoudelijk als in kwantitatief opzicht: - de vraag naar ambulancezorg zal toenemen; - de ambulancesector zal meer en meer gedifferentieerd moeten werken; - de maatschappij vraagt om hoogwaardige zorg, en om andere zorg dan in het verleden. De ambulancezorg ervaart nu al een toename van de noodzaak tot zorg thuis, als gevolg van extramuralisering, eerder ontslag uit het ziekenhuizen en toenemende vergrijzing. Hierdoor ontstaat een nieuw en ander type patiënt: een patiënt die wel thuis verblijft, maar daar wel zorg en behandeling nodig heeft, omdat de behandeling in bijvoorbeeld het ziekenhuis nog niet afgerond is. bron: ‘Modernisering naar menselijke maat, Huisartsenzorg in 2022, Toekomstvisie huisartsenzorg’ (2012), NHG & LHV 16 17 bron: bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014 (2012) 18 bron: ‘Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg’ (2013), ZN 12 Een en ander biedt diverse mogelijkheden en kansen voor de ambulancesector: - nu al biedt de ambulancesector in de nachtelijke uren aanvullende werkzaamheden voor - de ambulancezorg kan samen met huisartsen hulp en zorg thuis bieden, zolang er geen huisartsen(posten) en thuiszorg om tekorten daar gedurende die uren op te vangen; klinische beoordeling of diagnose noodzakelijk is; - de ambulancezorg kan een nieuw soort inzetten gaan uitvoeren: C-inzetten, waarbij onder regie van de huisarts consultinzetten worden uitgevoerd. meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch De monodisciplinaire meldkamer ambulancezorg heeft een brede taak en functie, die uitsluitend triage en dispatch overstijgt. Juist en vooral het nieuwe type patiënt, dat aan het ontstaan is als gevolg van onder andere de verregaande extramuralisering, maakt de bredere taak en functie van de meldkamer ambulancezorg noodzakelijk: - de meldkamer verrijkt informatie, zodat het ambulanceteam ter plaatse optimaal is voorbereid; - binnen de meldkamer vinden afstemming en regie plaats omtrent de te bieden zorg; - de meldkamer adviseert en instrueert de melder. De ambulancesector kan dit niet alleen, maar moet hiertoe intensief samenwerken en afstemmen met de andere partners in de acute zorg. De meldkamer ambulancezorg zal een belangrijke rol gaan spelen in de doorontwikkeling van de ambulancesector richting actieve partner in de keten van acute zorg. samenwerking binnen de keten van acute zorg Het is van belang om binnen de keten van acute zorg tot goede samenwerking en afstemming te komen. Immers 90% van de meldingen die de meldkamer ambulancezorg ontvangt betreft monodisciplinaire zorgvragen en vraagt primair om samenwerking binnen de acute zorg en aansluiting op de zorgpartners. Daarbij is het van belang om kennis te hebben van de beschikbaarheid van zorg en de specialisaties die beschikbaar zijn. Ook vindt veel samenwerking plaats op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Deze leiden in voorkomende gevallen tot specifieke afspraken tussen de RAV en bijvoorbeeld een regionaal ziekenhuis. De ambulancesector hecht sterk aan het zoeken van aansluiting bij de keten van acute zorg en bij de regionale acute zorgpartners. Samenwerking, kennis delen en elkaar informeren staan hierbij centraal. Door samenwerking en regionale verbondenheid is het mogelijk bij iedere zorgvraag de juiste zorg in te zetten. Zo wordt de meest geschikte zorgverlener aan de patiënt gekoppeld en wordt de zorg kwalitatief beter en efficiënter. 13 De huidige technologische mogelijkheden hebben hierbij een belangrijke ondersteunende functie: - het dossier van patiënten in de acute situatie is bekend bij zorgverleners, waardoor de ambulancesector moeiteloos een en ander van andere partijen kan overnemen; - de ambulancesector kan een rol spelen in het afstemmen van de hulpverlening en het voorbereiden van bijvoorbeeld de SEH op de komst van een patiënt; - ambulancezorg is in staat om gegevens en beelden aan de verschillende zorgverleners te sturen als vooraankondiging en ten behoeve van afstemming. 3.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg andere patiënten, andere vraag en ander aanbod: zorgcoördinatie en intelligence centre De ambulancesector heeft de verantwoordelijkheid tegemoet te komen aan de inhoudelijke vraag van de (veranderende) zorgvrager om de beste zorg op het juiste moment. Om dit vorm en inhoud te geven, zal bij de doorontwikkeling van de meldkamer ambulancezorg rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat binnen de meldkamer ook een nieuwe functie van coördinatie van acute zorg kan plaatsvinden. Samen met andere zorgpartner kan zo een zorgcoördinatie en – intelligence centre van de keten van acute zorg ontstaan, waarbinnen een optimale zorginhoudelijke afhandeling gewaarborgd is. meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch: informatieverrijking De invoering van DIA betekent dat de multi-intakecentralist van de LMO direct opdracht geeft tot de inzet van een ambulance nadat de locatie van de patiënt is vastgesteld. Om de juiste ambulancezorg te kunnen bieden, is vervolgens nadere uitvraag en dus triage noodzakelijk. Dit vindt plaats door de verlengde intakecentralist ambulancezorg. Verrijking van informatie is naast triage een belangrijke functie van de back office en valt samen met verlengde intake. Deze verrijking heeft enerzijds betrekking op het toestandsbeeld van de patiënt en anderzijds op de situatie ter plaatse. De verrijking is bedoeld om de ambulance-eenheid voor te bereiden. De meldkamer ambulancezorg ontwikkelt zich hiermee door tot een zorgintelligence centre. De informatie die verkregen wordt van de melder wordt aangevuld met informatie uit het beschikbare dossier van de patiënt. Hierin is bijvoorbeeld informatie opgenomen van de huisarts, het ziekenhuis en andere zorgverleners, informatie over medicatie en de wilsverklaring van de patiënt. De verlengde intakecentralist geeft de zorgvrager adviezen hoe te handelen in afwachting van de ambulance en zal in voorkomende gevallen de zorgvrager instrueren. Dankzij de verrijkte informatie zijn de adviezen en instructies van de verlengde intakecentralist zo gericht mogelijk. Om informatie op een adequate wijze te kunnen verrijken, is een goede landelijke en eenduidige ICT-infrastructuur noodzakelijk. Dit zorgt er voor dat de informatie bij de juiste zorgverlener terecht komt en dat de verrijkte informatie uiteindelijk in de juiste dossiers wordt opgeslagen. De ambulancesector beschikt reeds over een beveiligde structuur die een en ander mogelijk maakt (zie bijlage 1). 14 Bij opgeschaalde situaties zijn meerdere disciplines betrokken. Ambulancezorg, brandweer, politie en GHOR werken dan intensief met elkaar samen. Een goede coördinatie van processen en informatie is dan van essentieel belang: de processen die plaatsvinden bij de verschillende disciplines moeten goed worden gecoördineerd en partijen moeten alle beschikbare informatie delen. . De meldkamer ambulancezorg zal zich ook op dit gebied doorontwikkelen. samenwerking binnen de keten van acute zorg Ambulancezorg is onderdeel van de (keten van) acute zorg. - Om de functie en verantwoordelijkheid als schakel goed vorm en inhoud te kunnen geven, is intensieve samenwerking met de andere ketenpartners noodzakelijk. - Diagnostiek is en wordt immers steeds complexer en steeds meer specialismen zijn hierbij betrokken. - Goede coördinatie en aansturing van de zorg zijn daarom noodzakelijk. Dit vindt in belangrijke mate plaats binnen de meldkamer. De ambulancezorg richt zich op de acute zorg in de regio. Om kosten te besparen zal zoveel mogelijk op doelmatigheid gestuurd worden. Er zal in de toekomst regionaal een zorgcoördinatie en –intelligence centre gaan ontstaan, waar alle aanbieders in de acute zorg bij betrokken zijn. De meldkamer ambulancezorg zal in de komende jaren kunnen opgaan in dit mogelijke regionale zorgcoördinatie en intelligencecentre. 3.4 Ten slotte In 2014 en 2015 vinden pilots plaats, die gericht zijn op de inrichting van het zorgcoördinatie en – intelligence centre. Er zijn al voorbeelden voorhanden. Met behulp van de pilots dient onderzocht te worden op welke manier deze bestaande voorbeelden zich verder zouden kunnen en moeten ontwikkelen zodat ze optimaal kunnen aansluiten bij de toekomstige inrichting van de acute zorg. AZN wil samen met het ministerie van VWS, zorgverzekeraars, LNAZ en huisartsen(posten) een bijdrage leveren aan de definitieve contouren van het zorgcoördinatie en –intelligence centre van de toekomst. AZN wil daarom in de eerste helft van 2014 gesprekken organiseren met deze ketenpartners om het concept van het zorgcoördinatie en -intelligencecentre samen met hen te verkennen en verder vorm te geven. 15 4 Veiligheidsregio 4.1 Ontwikkelingen De ambulancesector werkt nauw samen met partners in de keten van openbare orde en veiligheid. Deze samenwerking vindt onder normale omstandigheden plaats, en ten tijde van grootschalige ongevallen en rampen. In de Wet Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat in dat geval de coördinatie en eindverantwoordelijkheid bij het openbaar bestuur liggen. In alle gevallen is de RAV volledig verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en het goed verlopen van de zorgverlening. De samenwerking voor de ambulancezorg verloopt in geval van grootschalige ongevallen en rampen via de GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio). De GHOR is dan belast met de coördinatie en de regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van overheden en andere organisaties op het gebied van geneeskundige hulpverlening. Naast de inzet van ambulances tijdens rampen en grootschalige incidenten is de GHOR ook verantwoordelijk voor de (geplande) aanwezigheid van ambulances tijdens diverse evenementen. In beide gevallen zijn de informatie-uitwisseling en –voorziening vanuit de GHOR van groot belang. In het kader van de Wet Veiligheidsregio’s is de GHOR regionaal georganiseerd, de regio-indeling van de ambulancesector sluit aan op de regio-indeling conform de WVR. 4.2 Visie ambulancesector op ontwikkelingen veiligheidsregio De verantwoordelijkheidsverdeling tussen openbaar bestuur / GHOR en ambulancezorg zijn helder. De RAV is in alle gevallen volledig verantwoordelijk voor de te bieden ambulancezorg, zowel in de reguliere als in de opgeschaalde situatie. Dit dient ook weerspiegeld te zijn in wetgeving en in governance-afspraken bij relevante organen, zoals de LMO. De ambulancesector zal te allen tijde moeten voldoen aan het wettelijk zorgkader, dat op haar van toepassing is. Onder de gegeven omstandigheden is de ambulancesector verantwoordelijk voor de daadwerkelijke zorgverlening en zal de sector daar waar mogelijk en wenselijk optimale ondersteuning bieden. 4.3 Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg Met betrekking tot zowel grootschalige incidenten en rampen als de bijstand bij evenementen geldt voor de ambulancesector dat zij zich optimaal hierop moet voorbereiden. Enerzijds in de vorm van opleiden, trainen en oefenen door het personeel. Anderzijds door het beschikken over voldoende (bekwaam) personeel en voldoende en juist materieel. 16 5 Nader onderzoek wenselijk Dit visiedocument schetst thema’s die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling en inrichting van de ambulancesector in relatie tot onder andere belangrijke ontwikkelingen zoals de LMO. Nader onderzoek dient uit te wijzen welke keuzes hierbij het beste kunnen worden gemaakt. Deze onderzoeken zullen onder verantwoordelijkheid van, dan wel met instemming van de landelijke kwartiermaker LMO worden uitgevoerd. Ook dient afstemming plaats te vinden met partners in de zorgketen en/of het veiligheidsdomein. De ambulancesector stelt zich voor dat alle lokale pilots pas worden uitgevoerd na instemming van de kwartiermaker LMO. Het uitgangspunt van de LMO is immers standaardisatie, dat kan alleen bereikt worden via een centrale regie. Het betreft thema’s in het multidomein: evaluatie van de huidige 112-systematiek; effectmeting van DIA; taken van de multi-intakecentralist en functieprofiel En thema’s in het monodomein: keuze voor een triagesysteem; vorm, inhoud en inrichting van een zorgcoördinatie en -intelligence centre. 17 Bijlage 1: ICT ambulancesector Veel werkprocessen van de ambulancesector worden door ICT ondersteund. Deels is dit een regionale aangelegenheid, maar in aanvulling op de RAV-specifieke systemen is er de centrale ITvoorziening van de sector. Deze bestaat uit landelijke afspraken en systemen die er voor zorgen dat niet alleen de regionale, maar ook de interregionale en landelijke processen van ambulancezorg worden ondersteund en dat informatie kan worden gedeeld met zorg- en OOV-partners, waaronder de LMO). De landelijke ICT-voorziening van AZN bestaat uit technologie, maar ok uit afspraken en standaarden waaraan de RAV’s minimaal moeten voldoen als ze van de systemen gebruik willen maken. De voorziening sluit aan op enerzijds de OOV (straks LMO)-infrastructuur en anderzijds op de basisinfrastructuur van de zorg. De onderstaande figuur toont de samenhang tussen de landelijke informatievoorziening van ambulancezorg (binnen het gele kader) en de domeinen RAV, OOV (straks LMO) en zorg. Gebruikte afkortingen: BAG : Basisregistraties Adressen en Gebouwen BPS : Backoffice of Bedrijfs Proces Systeem DB-RF : Database ReFerentiegegevens ERF : Electronische RitFormulieren LS-C : Landelijke Server Communicatie (incident- en voertuiginformatie) LS-DV : Landelijke Server Digitale Vooraankondiging LS-IV : Landelijke Server Incidenten & Voertuigen LS-KZA : Landelijke Server KetenZorgApplicatie LS-RF : Landelijke Server ReFerentiegegevens 18 LS-RL&B: LS-XY : rKZA : WS-A : WS-I : WS-RF : WS-RL : WS-V : zKZA : Landelijke Server RitLogging & Bijstand Landelijke Server XY-coördinaten RAV interface KetenZorgApplicatie WebService Aanrijtijden WebService Incidenten WebService ReFerentiegegevens WebService RitLogging WebService Voertuigen zorgpartner interface KetenZorgApplicatie 19 Bijlage 2: Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg - samenvatting rapportage Booz & Company – AANLEIDING Mede met het oog op de totstandkoming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) is AZN voornemens om een aantal pilots op het terrein van de meldkamer te starten. De resultaten van deze pilots moeten ondersteunend zijn aan een aantal belangrijke keuzes die gemaakt moeten worden. Voorbeelden zijn de inrichting van de multidisciplinaire intake, de verpleegkundig centralist en de keuze voor een triagesysteem. VRAAG AAN BOOZ & COMPANY Booz & company heeft geadviseerd om voorafgaand aan de pilots een visie te ontwikkelen over de veranderende eisen aan de ambulancezorg. Met deze visie moet een tweetal vragen beantwoord worden: op welke wijze kan de ambulancezorg zich in Nederland gaan ontwikkelen? wat zijn de implicaties voor de inrichting van de meldkamer ambulancezorg? De uit te voeren pilots dienen ter validering van de visie. AMBULANCEZORG IN DE TOEKOMST De ambulancezorg is een cruciale schakel in de spoedzorgketen in Nederland en zal in de toekomst een steeds belangrijker rol krijgen. Er is weinig zicht op het presteren van de keten. De kwaliteit van ambulancezorg in Nederland is goed, al vallen regionale verschillen op tussen bijvoorbeeld verwerkingstijden, de verhouding A1- en A2-inzetten, de mate waarin de zorg ter plaatse wordt afgehandeld. complexe zorgfunctie De zorg verandert en wordt steeds complexer: er komen steeds meer patiënten waar professionele beoordeling en diagnostiek complex zijn (agv vergrijzing en extramuralisering toename beroep op acute zorg door kwetsbare groepen) er ontstaat meer behoefte aan en mogelijkheden voor een persoonlijke benadering de keten wordt complexer toenemende technische (behandel)mogelijkheden toenemende budgettaire druk zorgverbetering in de keten Meten, registreren en sturen op prestaties (in de keten) zijn van belang. Systematisch meten en analyseren levert informatie op en kan tot nieuwe inzichten leiden, die voor verbetering van de zorg kunnen zijn. In verschillende regio’s blijkt dat 85% of meer van de 112-meldingen leiden tot een 112-inzet. Dit is aanleiding om binnen de meldkamer te kiezen voor werken conform DIA (Directe Inzet Ambulance). In de monodisciplinaire meldkamer vindt informatieverrijking plaats, deze is van grote waarde voor de ambulance-eenheid ter plaatse. IMPLICATIES VOOR DE INRICHTING VAN DE MELDKAMER De meldkamer ambulancezorg kan een belangrijke rol spelen in verdere ontwikkeling van de ambulancezorg naar een actieve ketenpartner. inzet van ambulances in de multidisciplinaire meldkamer Werken met DIA betekent dat in de multidisciplinaire meldkamer (112) het besluit tot inzet van een ambulance valt. Triage vindt vervolgens op de monodisciplinaire meldkamer plaats. Voor de burger betekent dit dat de ambulance sneller ter plaatse zal zijn. verrijken van informatie over de melding in de witte meldkamer De triage in de monodisciplinaire meldkamer leidt tot een beslissing over de te bieden ambulancezorg. In deze fase vindt ook informatieverrijking plaats op diverse fronten (situatie, toestandsbeeld, patiënt). Derhalve zijn binnen de monodisciplinaire meldkamer voldoende medisch-inhoudelijke vaardigheden en kennis noodzakelijk. inrichting meldkamer moet passen bij: de complexere zorgfunctie en bij de behoefte aan inzicht in ketenprestaties. De keuze van het triagesysteem moet het meten en evalueren van prestaties over de keten faciliteren. De inrichting van de meldkamer moet de communicatie en samenwerking met andere zorgverleners faciliteren. 20 Bijlage 3: Overzicht gebruikte literatuur en bronnen Acute zorg – Er zit meer aan vast dan u denkt ! (2013), NVZ, Utrecht ‘Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014’ (2012) ‘Inzet centralist op de meldkamer ambulancezorg’ (2005), AZN, BVA & Stichting LAMP, Zwolle, onderdeel juridisch kader ambulancezorg, opgesteld onder verantwoordelijkheid van prof. mr. F.C.B. van Wijmen Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg (2013), ZN, Zeist Modernisering naar menselijke maat, Huisartsenzorg in 2022, Toekomstvisie huisartsenzorg (2012), NHG & LHV, Utrecht ‘Nota naar aanleiding van verslag voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg’ (18 november 2011) Nota Verantwoorde Ambulancezorg (2013), versie 4.0, AZN, Zwolle ‘Referentielijst 2013 bij Nota Verantwoorde Ambulancezorg’ (2013) AZN, Zwolle Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (2013), Ministerie van VenJ, Den Haag Uniform Begrippenkader Ambulancezorg (2013), versie 3.0, AZN ‘Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg – samenvatting rapportage Booz & Company’ (2013), onder verantwoordelijkheid van A. Klink ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons, Zwolle 21 Agendapunt - besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 16 april 2014 4 Slachtofferregistratiesystematiek H.J. Zwart Mevr. M.A.J. van der Tas Te besluiten om 1. Kennis te nemen van het besluit van de Veiligheidsdirectie met betrekking tot: - het gebruik van SIS (Slachtofferinformatiesystematiek) in Veiligheidsrisico IJsselland voor het informeren van verwanten. - de overdracht van de onderbrenging van het proces verwanteninformatie naar het landelijke SIS. - De dekking van de eenmalige kosten ad. € 11.000 met de nog incidentele beschikbare BDUR middelen 2014. Het opvangen van de structurele kosten ad. € 18.000 binnen de bestaande budgetten van het programma gemeenten, zonder dat de gemeentelijke bijdragen worden verhoogd. Dit betekent voor de gemeenten dat de middelen ten behoeve van het Nederlands Rode Kruis vrijvallen. - Het beleggen van het opdrachtgeverschap voor het SIS in de warme situatie bij de algemeen commandant-bevolkingszorg of de officier van dienst bevolkingszorg - Het aanwijzen van de beleidsmedewerker bevolkingszorg als coördinator SIS voor de koude situatie 2. te bewerkstelligen dat de vrijgevallen middelen in de gemeenten gereserveerd worden ten behoeve van het vormen van strategische allianties met bijvoorbeeld het Nederlands Rode Kruis voor het versterken van de zelfredzaamheid van onze inwoners. In 2014 wordt hiertoe een voorstel voorbereid. Inleiding SIS staat voor Slachtofferinformatiesystematiek. Bij veel grote incidenten in Nederland in de laatste tien jaar hebben we gezien dat het de overheid niet lukt om na een ramp de verwanten zo snel mogelijk in contact te brengen met de gewonden of te informeren over overledenen. Om die reden is in het najaar van 2010 gestart met het ontwikkelen van een nieuwe systematiek voor slachtofferregistratie en verwanteninformatie. Het Veiligheidsberaad heeft deze slachtofferinformatiesystematiek (SIS) vastgesteld. In november 2012 is besloten SIS landelijk te implementeren. In juli 2014 moet het SIS geïmplementeerd zijn. kenmerk vervolgblad 2 van 3 Het belangrijkste doel is om de verwanten zo snel mogelijk te informeren over de situatie van hun naaste. SIS levert een slachtofferlijst, dodenlijst en matchingslijst die gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld de nafase. De gegevens kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt door een gemeente of regio bij het opstarten van een schadeloket en het inventariseren van nazorgbehoeften. Wat doet SIS niet? Hierboven is omschreven wat SIS doet. Niet alle taken van bijvoorbeeld CRIB worden door SIS overgenomen. Het uitgangspunt is namelijk dat zelfredzamen zelf kunnen aangeven of zij hulp van de overheid willen. Uiteraard kan de overheid zelfredzamen faciliteren bij het contact opnemen met hun verwanten of het uiten van een hulpbehoefte (zelfregistratie). SIS zorgt niet voor: a. Een complete registratie van alle getroffenen (inclusief dieren); b. Een actieve registratie op bijvoorbeeld de opvanglocatie of van alle evacués; c. Een loket waar getroffenen hulpvragen met betrekking tot nazorg of herstelzorg terecht kunnen. Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen we naar bijgevoegd factsheet voor bestuurders (bijlage 1). Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten - Het sneller en zorgvuldig informeren van verwanten over de status en verblijfplek van niet-zelfredzame slachtoffers na een crisissituatie. - het leveren van de verzamelde informatie voor het proces nazorg, onderzoek etc. - het vormen van strategische allianties met externe partijen ten behoeve van het versterken van de zelfredzaamheid van onze inwoners. Vervolg De komende periode worden draaiboeken aangepast naar aanleiding van de invoering SIS en worden de benodigde functionarissen geworven en volgt een opleiding om de taken te kunnen uitvoeren. Ook bij kleinere incidenten is/wordt zelfredzaamheid bij het informeren van verwanten het uitgangspunt, een registratiepakket zoals we kennen van het NRK wordt niet meer nodig geacht. Het expertteam registratie ontwikkelt een methode om, indien gewenst, toch een registratie van betrokkenen te kunnen maken ten behoeve van o.a. nazorg. Verder maken we met het Nederlands Rode Kruis een verkenning op het thema zelfredzaamheid en bekijken we of en hoe we met deze partij een alliantie aan kunnen gaan. Argumenten 1. Als bij kleinere incidenten geregistreerd moet worden, bijvoorbeeld ten behoeve van nazorg, dan doen we dat op een eenvoudige wijze. Een pakket als dat van het NRK wordt daarbij niet nodig geacht. De kosten voor het SIS kunnen worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van het programma gemeenten van de Veiligheidsregio IJsselland. De gemeenten hebben zelf middelen begroot voor de uitvoering van verwanteninformatie en registratie. Doordat wij deze kosten op ons nemen vallen deze middelen vrij. Naar de toekomst toe zien we ontwikkelingen (in het kader van het meerjarenbeleidsplan) waarbij wij met het Nederlands Rode Kruis mogelijk een strategische alliantie kunnen aangaan in het kader van zelfredzaamheid. Om die reden is het wenselijk dat gemeenten de vrijgevallen middelen niet direct als bezuiniging inboeken maar vooralsnog reserveren ten behoeve van dit thema. Op die manier kunnen we budgetneutraal een meerwaarde leveren. kenmerk vervolgblad 3 van 3 Risico’s Gemeenten kunnen het vrijgevallen budget inboeken als bezuiniging, dit betekent dat er geen budget neutrale alliantie gezocht kan worden met het Nederland Rode Kruis. Middelen Tot op heden hadden alle gemeenten voor het proces registreren van slachtoffers (en het informeren van verwanten) een overeenkomst met het Nederlands Rode Kruis (NRK). Voor het SIS is landelijk een aanbestedingsprocedure gestart, deze aanbesteding is gegund aan de ANWB, zij zullen de frontoffice bemensen. Het NRK heeft eind februari de afzonderlijke overeenkomsten CRIB/verwanteninformatie met gemeenten opgezegd. Kosten voor het SIS worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van het programma gemeenten. Gemeenten hebben zelf middelen ten behoeve van verwanteninformatie/registratie in de begroting opgenomen. Deze middelen vallen met ingang van 2015 vrij. We signaleren een steeds grotere rol/taak in het kader van stimuleren/faciliteren van zelfredzaamheid. Daarvoor willen we strategische allianties aangaan met externe partners. Hiervoor zijn middelen nodig. We stellen voor om de vrijgevallen budgetten bij gemeenten voorlopig te reserveren totdat duidelijk is welke rol het Nederlands Rode Kruis kan spelen in het kader van het versterken zelfredzaamheid. De middelen zoals opgenomen in de gemeentelijke begrotingen zijn inzichtelijk gemaakt in bijlage 2. Communicatie Op inhoud worden betrokkenen geïnformeerd door middel van de nieuwsbrief bevolkingszorg. Vervolg De komende periode worden draaiboeken aangepast en worden de benodigde functionarissen geworven en volgt een opleiding om de taken te kunnen uitvoeren. Verder volgt medio april/mei een verkennend gesprek met het Nederlands Rode Kruis in het kader van de activiteiten ten aanzien van zelfredzaamheid. 1 Factsheet bestuurders Geachte bestuurder, SIS staat voor Slachtofferinformatiesystematiek. Bij veel grote incidenten in Nederland in de laatste tien jaar hebben we gezien dat het ons niet lukt om na een ramp de verwanten zo snel mogelijk in contact te brengen met de gewonden of te informeren over overledenen. Om die reden is in het najaar van 2010 gestart met het ontwikkelen van een nieuwe systematiek voor slachtofferregistratie en verwanteninformatie. Het Veiligheidsberaad heeft deze slachtofferinformatiesystematiek (SIS) vastgesteld. In november 2012 is besloten SIS landelijk te implementeren. Dit factsheet informeert u over het kritieke tijdpad en dat wat er door SIS is geregeld om de landelijke voorziening te ondersteunen en dat wat veiligheidsregio’s en gemeenten zelf moeten doen om SIS te implementeren. ‘Het huis staat, maar het moet nog wel ingericht worden’. Uiteraard zijn wij ons ervan bewust dat er regionale verschillen zijn tussen de regionale crisisorganisaties. Het is aan de regio om de keuze te maken wat het beste past. Doel van slachtofferinformatiesystematiek Het belangrijkste doel is om de verwanten zo snel mogelijk te informeren over de situatie van hun naaste, vandaar dat we niet meer spreken van het proces CRIB of Registratie Slachtoffers, maar van ‘informeren verwanten’. Daarnaast kunnen de gegevens ook van belang zijn voor nazorg aan de betrokkenen, onderzoek door de politie naar de toedracht van het incident, wederopbouw van het rampgebied etc. Uitgangspunten Het landelijk referentiekader regionaal crisisplan, de projecten GROOT en GROOTER en ‘Bevolkingszorg op orde’ zijn mede bepalend geweest voor de uitgangspunten. Uitgangspunten van de slachtofferinformatiesystematiek, zoals die door het Veiligheidsberaad is vastgesteld zijn: •D e burger heeft een eigen verantwoordelijkheid. De systematiek gaat zoveel mogelijk uit van de (zelf-)redzaamheid van slachtoffers en verwanten; •S lachtofferregistratie is een multidisciplinair proces onder een gemeentelijke (bevolkingszorg) verantwoordelijkheid; •D e systematiek sluit aan op de dagelijkse werkzaamheden en de routine van hulpverleners; •D e systematiek is crisisonafhankelijk; •D e systematiek belemmert niet (onnodig) het strafrechtelijk onderzoek; •D e systematiek lost niet alle knelpunten op. Communicatie over het doel, de mogelijkheden en beperkingen van slachtofferregistratie is onderdeel van de systematiek; • De systematiek is ontwikkeld voor Nederland. Verwanten Frontoffice Koppelen Centrale website en telefoonnummer Zelfredzame slachtoffers Niet zelfredzame slachtoffers Schematische weergave systematiek Backoffice 2 Wat is er gereed per 1 januari 2014? De projectorganisatie SIS heeft in 2013 grote stappen gemaakt om voor 1 januari 2014 het ‘huis’ op te kunnen leveren. Per 1 januari 2014 zijn de volgende onderdelen klaar: 1. De SIS handreiking, dit is een implementatietool die schetst hoe SIS aansluit op de veiligheidsregio’s en wat er geregeld moet worden om de aansluiting te optimaliseren; 2. Keuze aanbesteding frontoffice (neemt telefoontjes aan van verwanten) en beleggen van backoffice (zorgt voor de matching en het contact met veiligheidsregio’s); 3. Beheer en borging SVIS, een werkend systeem waarmee verwanten geïnformeerd kunnen worden en waarmee de backoffice gegevens kan gaan matchen; 4. Borging en beheersorganisatie, het (LO CGS), het adviesorgaan van het Veiligheidsberaad bestaande uit de 25 coördinerend gemeentesecretarissen van de veiligheidsregio’s, blijft opdrachtgever van SIS. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) gaat als opdrachtnemer contractbeheer doen en een aantal uitvoerende taken op zich nemen. 5. SIS kan geactiveerd worden via het Landelijke Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC). Wat moet per 1 januari 2014 gereed zijn in de regio? Implementatie van SIS behelst meer dan het bouwen van het huis. Enerzijds faciliteert SIS de regio’s met bovenstaande onderdelen. Anderzijds moeten regio’s zelf ook een aantal zaken voorbereiden. De handreiking is bedoeld als onderlegger voor regionale implementatie. Wat doet SIS niet? Hierboven is omschreven wat SIS doet. Niet alle taken van bijvoorbeeld CRIB worden door SIS overgenomen. Het uitgangspunt is immers dat zelfredzamen zelf kunnen aangeven of zij hulp van de overheid willen. Uiteraard kan de overheid zelfredzamen faciliteren bij het contact opnemen met hun verwanten of het uiten van een hulp-behoefte (zelfregistratie). SIS zorgt niet voor: • Een complete registratie van alle getroffenen (inclusief dieren); • Een actieve registratie op bijvoorbeeld de opvanglocatie of van alle evacués; •E en loket waar getroffenen hulpvragen met betrekking tot nazorg of herstelzorg terecht kunnen. SIS levert een slachtofferlijst, dodenlijst en matchingslijst die gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld de nafase. De gegevens kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt door een gemeente of regio bij het opstarten van een schadeloket en het inventariseren van nazorgbehoeften. Wat kunt U verwachten na 1 januari 2014? Vanaf 1 januari 2014 start het implementatietraject fase 2, dat loopt tot 1 juli 2014. Dit traject moet ervoor zorg dragen dat alle veiligheidsregio’s (deelnemende gemeenten) aangesloten zijn op de systematiek. Daarnaast is er gedurende dit half jaar ruimte om op te leiden en te trainen en om details verder uit te werken. 3 Hiervoor zijn de uitgangspunten in de handreiking leidend, deze punten kunnen op dit moment al voorbereid worden door de veiligheidsregio’s en zijn noodzakelijk voor een goede aansluiting. Daarnaast kunnen regio’s gebruik blijven maken van het advies van accounthouders uit de SIS projectgroep. De SIS serious game, waarbij je de systematiek van dichtbij beleefd, draagt bij aan een innovatieve manier van leren. De game richt zich op alle professionals die vanuit hun functie een rol spelen bij crisisbeheersing in de koude en warme fase. Wat betekent de komst van SIS voor bestuurders? Door de komst van SIS worden bevolkingszorgprocessen geraakt. De bestuurder heeft een nieuwe boodschap: ‘Waarom worden niet alle slachtoffers geregistreerd bij de rampplek?’, ‘Waarom is er nog geen complete slachtofferlijst?’ ‘Wij streven in de acute fase van een ramp niet langer naar het snel produceren van volledige slachtofferlijsten. Wel streven wij naar een sneller slachtofferbeeld van zware en dodelijke slachtoffers, dit doen wij om ervoor te zorgen dat verwanten van niet-zelfredzame slachtoffers sneller geïnformeerd worden over de toestand en verblijfplaats van hun familielid’. ‘Bij recente rampen blijkt steeds meer dat zelfredzame slachtoffers over het algemeen zelf via smartphones in staat zijn om contact op te nemen met hun verwanten om aan te geven ‘ik ben ok’. De gemeente kan zelfredzame slachtoffers hierbij faciliteren. De hulpverleners focussen zich tijdens de acute fase op het redden van levens en het bergen van de doden. Deze ontwikkeling biedt ruimte voor tijdwinst bij de hulpverlening aan zwaargewonden’. Het is van belang dat de bestuurder op de hoogte is van de komst, doelstelling en activering van SIS. De crisiscommunicatieadviseur ondersteunt de bestuurder bij het uitdragen van de nieuwe boodschap aan de pers/burgers. Meer informatie Mocht u na het lezen van dit factsheet nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de projectleider SIS: Mathijs Paf, [email protected] U kunt ook een vraag stellen aan de projectgroep via de SIS website: www.snellerinformatieslachtoffer.nl Met vriendelijke groet, Alexander Meijer Gemeentesecretaris Ronde Venen Coördinerend gemeentesecretaris veiligheidsregio Utrecht Portefeuillehouder SIS LO CGS versie 0.1 december 2013 4 Bijlage 2 Middelen gereserveerd op gemeentelijke begrotingen (op basis van inventarisatie bij adviseurs crisisbeheersing) Vrijval vanaf 2015 Raalte € 1.827 Zwolle € 6.180 Ommen € 1.000 Hardenberg € 2.847 Ommen € 2.408 Dalfsen € 1.325 Deventer € 5.000 Olst-Wijhe € 860 Zwartewaterland € 1.083 Steenwijkerland € 2.123 Staphorst € 800 € 25.453 Wordt nog in rekening gebracht door NRK over 2014 € 1.066 € 3.605 € 583 € 1.661 € 1.405 € 773 € 2.917 € 502 € 632 € 1.238 € 467 € 14.848 vrijval 2014 € 761 € 2.575 € 417 € 1.186 € 1.003 € 552 € 2.083 € 358 € 451 € 885 € 333 € 10.605 Agendapunt - besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 16 april 2014 5 Zienswijzen Regionaal Risicoprofiel H.J. Zwart A.G.J. Strien Te besluiten om 1. De binnengekomen zienswijzen op het Regionaal Risicoprofiel te verwerken volgens de in de bijlage genoemde wijze. 2. Het aangepaste risicoprofiel ter consultatie aan de gemeenteraden toe te zenden. Korte toelichting Het Regionaal Risicoprofiel IJsselland (Risicoprofiel) is op 31 maart 2010 vastgesteld door het Veiligheidsbestuur. De door Veiligheidsregio IJsselland gehanteerde systematiek voor het opstellen van het risicoprofiel is gebaseerd op de landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel. In het onderzoeksrapport “Staat van de Rampenbestrijding” wordt de door veiligheidsregio IJsselland gehanteerde methode als goed bestempeld. Het Risicoprofiel vormt mede de basis voor het meerjarenbeleidsplan van Veiligheidsregio IJsselland 2015-2018.. Er is besloten om voorafgaand aan vaststelling van het meerjarenbeleidsplan 20152018 het regionaal risicoprofiel te actualiseren. Op 5 december 2013 heeft het dagelijks bestuur kennis genomen van het geactualiseerde Regionaal Risicoprofiel IJsselland (Hoe erg is het?) en besloten voorlopig akkoord te gaan met de aanwijzing van 5 risico’s (ziektegolf, overstromingen, brand in dichte binnensteden, verstoring elektriciteitsvoorzieningen, paniek in menigten als prioritaire risico’s) en de stukken ter consultatie toe te zenden aan de wettelijke partners en gemeenteraden. Het algemeen bestuur heeft op 18 december 2013 kennis genomen van het regionaal risicoprofiel. Daarbij is ter vergadering aandacht gevraagd voor de categorisering van het risico natuurbranden. In januari 2014 is het Risicoprofiel ter consultatie naar de daarvoor aangewezen partners, o.a. buurregio's en het waterschap, verzonden. Onze inhoudelijke reacties op de ontvangen zienswijzen worden aan u voorgelegd opdat de reactiesworden verwerkt in het Risicoprofiel dat vervolgenster consultatie aan de gemeenteraden wordt aangeboden (tegelijk met de consultatie over de kadernota over het meerjarenbeleidsplan 2015-2018).. kenmerk vervolgblad 2 van 3 In de bijlage bij deze oplegnotitie vindt u een verzameling van alle ingekomen zienswijzen. Per zienswijze is aangegeven welke reactie hierop van toepassing is. De belangrijkste willen we hieronder nog even toelichten. 1 Opmerking Provincie Overijssel Aan de natuurbrandbestrijding is een score toegekend (cat. II), Waarschijnlijk en Ernstig. Voor IJsselland als geheel is dit misschien terecht. Er is hierbij gefocust op de kop van Overijssel en de rietbranden. In de gemeenten Ommen/Hardenberg en Dalfsen zijn grote bosarealen en veel recreatie. Dit kan een onderschatting geven van de problematiek (zelfredzaamheid, moeizame infrastructuur, boscampings met een enkele(smalle) toegangsweg. De landelijke (h)erkenning van deze risico's groeit en heeft bovendien de aandacht van de cdK. Voorstel: Het scenario natuurbrand in het bosgebied rondom Ommen/Hardenberg de komende tijd uitwerken. Na uitwerking van het scenario in september een besluit nemen over de categorisering van de natuurbrandbestrijding. 2 Opmerking Waterschap Groot Salland §13.7.1 t/m §13.8.1 (regionaal risicobeeld). Deze onderdelen hebben allemaal min of meer met waterveiligheid te maken. Waterveiligheid is voor alle overheden binnen de veiligheidsregio van belang. Tevens wordt de urgentie gevoeld om het thema waterveiligheid de plek te geven die het verdient op de bestuurlijke agenda. De verschillende hoofdstukken over waterveiligheid zijn te eenzijdig ge(be)schreven. Nu is vooral te lezen dat de provincie een trekkende rol en coördinerende rol heeft. In werkelijkheid zijn zowel waterschappen, gemeenten, als provincie zeer bepalend voor de uitwerking van de waterveiligheidsvraagstukken met ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid. waterveiligheid strekt zich uit over alle drie de lagen van het concept 'meerlaags veiligheid' en gelijk daarmee heeft iedere overheid binnen de Veiligheidsregio zijn eigen taak te vervullen. Voorstel: deze opmerking verwerken in het risicoprofiel 3 Opmerking provincie Overijssel In het risicodiagram komt kernenergie niet voor. De kerncentrale Emsland in Lingen kan effecten veroorzaken in de hele Veiligheidsregio IJsselland. De regio IJsselland valt in enkele maatregelenzone ‘s (jodiumprofylaxe en schuilen). Graag voor de volledigheid opnemen in het risicodiagram als maatschappelijk thema. Voorgestelde reactie: Veiligheidsregio IJsselland is zich bewust van de mogelijke risico's van kernenergie. Dit is meegenomen in het risicobeeld. Daarom wordt er ook samengewerkt met de Veiligheidsregio Twente. Er is een rampbestrijdingsplan vastgesteld voor de regio's in Overijssel en Drenthe. De gevolgen voor regio IJsselland zijn bekend en zijn van een beperkte aard. Vervolg Naar aanleiding van de besluitvorming wordt het Risicoprofiel aangepast. De aangepaste versie wordt aan de gemeenteraden verzonden voor consultatie. De periode van consultatie loopt tot 4 juli 2014. In uw vergadering van 24 september volgt naar verwachting definitieve besluitvorming over het Risicoprofiel c.q. de ingebrachte zienswijzen vanuit de gemeenten en de categorisering van het risico natuurbranden. kenmerk vervolgblad 3 van 3 Reacties consultatieronde risicoprofiel Nr. 1 2 3 4 Partner Dalfsen Deventer Hardenberg Hulpverleningsdienst Drenthe Opmerkingen Consultatie volgt nog Consultatie volgt nog Consultatie volgt nog De veiligheidsregio Drenthe heeft de keuze gemaakt om in het regionaal risicoprofiel ook grensoverschrijdende risico's op te nemen met meer 'indirecte' gevolgen zoals natuurbrand en overstroming bij Meppel. Dit is een keuze. Verder heeft de Veiligheidsregio Drenthe geen opmerkingen op het concept regionaal risicoprofiel. Reactie 5 6 7 Hulpverleningsdienst Fryslân Inspectie gezondheidszorg Kamer van Koophandel Oost Nederland Kampen Ministerie Economisch zaken Ministerie van Landbouw Olst-Wijhe Ommen Openbaar Ministerie Provincie Overijssel Geen reactie Geen reactie Geen reactie Geen actie. Geen actie. 8 9 10 11 12 13 14 15 Provincie Overijssel In het Regionaal risicobeeld zijn de overstromigsgevoelige gebieden binnen dijkring 9 en de natuurbrandgevoelige gebieden (Boswachterij Staphorst en Witte Bergen) wel geïnventariseerd als mogelijk risicolocaties. Deze gebieden grenzen aan Drenthe. Geen actie. Consultatie volgt nog Geen reactie Geen reactie Consultatie volgt nog Consultatie volgt nog Geen reactie Zienswijzen ten aanzien van: *Vervoer gevaarlijke stoffen *Kernenergie *Overeenkomsten/Convenanten *Natuurbrandbestrijding Geen actie. Geen actie. Er zal contact worden opgenomen met de provincie om een nadere toelichting te geven op de door de Veiligheidsregio IJsselland gebruikte Landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel. Per thema wordt hieronder ingegaan op de zienswijzen van de provincie. Vervoer gevaarlijke stoffen In het concept regionaal risicoprofiel is aandacht voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het concept-risicoprofiel is in algemene zin niet ingegaan op op het basisnet. 1 van 5 In hoofdstuk 4 Programma's en projecten van het beleidsplan zal een hoofdstuk worden opgenomen over de invoering van het Basisnet. Dit zal in samenspraak met de Provincie Overijssel worden opgesteld. 7-4-2014 Reacties consultatieronde risicoprofiel Nr. Partner 16 Provincie Overijssel Opmerkingen Vervoer gevaarlijke stoffen In het concept regionaal risicoprofiel is in het bijzonder niet ingegaan op het vervoer van brandbare gassen per spoor (behoort niet tot de incidenttypen waarop pagina 15 en het Risicodiagram op pagina 18 is ingegaan) dit in tegenstelling tot giftige stoffen. Wat is hiervan de reden? Reactie Elke risicobron kan leiden tot een incident. In overeenstemming met de Landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel zijn de mogelijke incidenten gerangschikt in zeven maatschappelijke thema's (onderverdeeld in crisistypes en incidenttypes). De volledige lijst met 60 mogelijke scenario's is opgenomen in bijlage 2. Niet alle incidenttypes zijn in voldoende mate waarschijnlijk en/of kunnen een significante impact hebben om te worden opgenomen in het Regionaal Risicoprofiel IJsselland. Door experts in een Multidisciplinaire werkgroep zijn 18 scenario's (met grote waarschijnlijkheid en grote impact) geselecteerd en uitgewerkt. Er is gekozen voor de uitwerking van een representatief voorbeeld op een denkbaar geachte locatie binnen de veiligheidsregio. Dit betekent overigens niet dat de overige incidenttypen niet de aandacht krijgen. Veiligheidsregiop IJsselland is zich er terdege van bewust dat dergelijke incidenten ook kunnen voorkomen. In het risicoprofiel is gekozen om het scenario vervoer van brandbare stoffen uit te werken voor wegvervoer. Dit scenario heeft een vergelijkbare impact als vervoer van brandbare stoffen per spoor. 17 Provincie Overijssel Vervoer gevaarlijke stoffen Is de effectkwalificatie 'ernstig' adequaat ingeval van een toxische wolk (ammoniak/chloor) of een explosie van brandbaar gas in de binnenstad van Zwolle. De kwalificatie is door experts uitgevoerd overeenkomstig de landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel. Een toxische wolk of explosie van brandbaar gas in de binnenstad van Zwolle wordt als niet realistisch aangemerkt vanwege het bestaande vervoer van deze stoffen. 18 Provincie Overijssel Vervoer gevaarlijke stoffen De indeling is overeenkomstig de landelijke Handreiking regionaal Wat is de reden om het scenario 10 (giftige stof bij spoor) te risicoprofiel. Het voorbeeldscenario uit het risicoprofiel is gepositioneerd in plaatsen in de categorie 'technische omgeving'. Deze stof een bevolkte omgeving (Deventer). wordt ook door de binnenstedelijke gebieden getransporteerd. Een aanvullend scenario in bijlage 3 kan hierover duidelijkheid geven. 19 Provincie Overijssel Kernenergie In het risicodiagram komt kernenergie niet voor. De kerncentrale Emsland in Lingen kan effecten veroorzaken in de hele Veiligheidsregio IJsselland. De regio IJsselland valt in enkele maatregelenzone's (jodiumprofylaxe en schuilen). Graag voor de volledigheid opnemen in het risicodiagram als maatschappelijk thema. 2 van 5 Ook hiervoor geldt dat de veiligheidsregio zich terdege bewust is van de mogelijke risico's van kernenergie en deze is meegenomen in het risicobeeld. Daarom wordt er ook samengewerkt met de Veiligheidsregio Twente. Er is een rampbestrijdingsplan vastgesteld voor de regio's in Overijssel en Drenthe. De gevolgen voor regio IJsselland zijn bekend en zijn van beperkte aard. 7-4-2014 Reacties consultatieronde risicoprofiel Nr. Partner 20 Provincie Overijssel Opmerkingen Overeenkomsten/Convenanten In februari 2013 is een overeenkomst getekend tussen de Voorzitter van de VRIJ en cdK over samenwerking in de crisisbeheersing. Graag opnemen in het schema van pagina 25. Reactie Deze opmerking zal worden verwerkt in het risicoprofiel. 21 Provincie Overijssel Natuurbrandbestrijding Aan de natuurbrandbestrijding is een score toegekend (cat. II), Waarschijnlijk en Ernstig. Voor IJsselland als geheel is dit misschien terecht. Er is hierbij gefocust op de kop van Overijssel en de rietbranden. In de gemeenten Ommen/Hardenberg en Dalfsen zijn grote bosarealen en veel recreatie. Dit kan een onderschatting geven van de problematiek (zelfredzaamheid, moeizame infrastructuur, boscampings met een enkele(smalle) toegangsweg. De landelijke (h)erkenning van deze risico's groeit en heeft bovendien de aandacht van de cdK. De kwalificatie is door experts uitgevoerd overeenkomstig de landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel. Er is gekozen om het scenario Natuurbrand in de Weerribben uit te werken vanwege de lastige inzet van de brandweer op dit type natuurbrand. Het scenario natuurbrand in het bosgebied rondom Ommen/Hardenberg zal worden uitgewerkt. 22 Raalte 23 Regio Twente Consultatie volgt nog Mede op basis van uw scenario 'Overstromingen', hebben wij Deze opmerking behoeft geen aanpassing van het risicoprofiel in het Regionaal Risicoprofiel Twente rekening gehouden met het scenario 'Opvangregio bij overstromingen. Bovendien zijn risico's die onze beide regio's kunnen treffen in voldoende mate in beide risicoprofielen opgenomen, zoals infrastructuurscenario's en natuurbranden. Ook ten aanzien van het beheersen van de risico's zoeken wij samenwerking. Zo trekken wij reeds gezamenlijk op als het gaat om ontwikkelingen omtrent het Programma hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) en waar het gaat om het rampenbestrijsdingsplan Kerncentrale Emsland nabij Lingen. 24 Regio Twente Op basis van een nog uit te voeren toekomstverkenning zal de Deze opmerking behoeft op dit moment geen aanpassing van het door de Veiligheidsregio Twente een aantal nieuwe scenario's risicoprofiel. Consequenties van de toekomstverkenning van regioTwente worden uitgewerkt. Mogelijk komen daar grensoverschrijdende worden in het risicoprofiel verwerkt wanneer deze bekend zijn. scenario's uit die ook voor onze regio relevant zijn. Veiligheidsregio Twente zal bijvoorbeeld de ontwikkelingen rond de luchthaven Twente analyseren. Bij grensoverschijdende scenario's zal de Veiligheidsregio Twente een beroep doen op inbreng van de Veiligheidsregio IJsselland. 3 van 5 7-4-2014 Reacties consultatieronde risicoprofiel Nr. Partner 25 Regionaal militair commandant Noord 26 Rijkswaterstaat 27 Staphorst 28 Steenwijkerland 29 Veiligheidsregio Flevoland 30 Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland 31 Waterschap Groot Salland 32 Waterschap Groot Salland Opmerkingen Geen reactie Reactie Geen actie. Geen actie. Geen reactie Consultatie volgt nog Consultatie volgt nog Geen reactie Geen reactie Geen actie. Geen actie. De opmerkingen worden verwerkt in het risicoprofiel Actualisatie Reginaal Risicobeeld IJsselland 13.7.1 t/m 13.8.1, Deze onderdelen hebben allemaal min of meer met waterveiligheid te maken. Waterveiligheid is voor alle ioverheden binnen de veiligheidsregio van belang. Tevens wordt de urgentie gevoeld om het theme waterveiligheid de plak te geven die het verdient op de bestuurlijke agenda. de verschillende hoofdstukken over waterveiligheid zijn te eenzijdig ge(be)schreven. Nu is vooral te lezen dat de provincie een trekkende rol en coördinerende rol heeft. In werkelijkheid zijn zowel waterscappen, gemeenten, als provincie zeer be[pelend voor de uitwerking van de waterveiligheidsvraagstukken met ieder hun eigen rol en verantwoordelijkheid. waterveiligheid strekt zich uit over alle drie de lagen van het concept 'meerlaags veiligheid' en gelijk daarmee heeft iedere overheid binnen de Veiligheidsregio zijn eigen taak te vervullen. Algemeen: Groot Salland mist de eerste 4 pagina's in het regionaal risicoprofiel. Groot Salland neemt aan dat hierin staat vermeld wat de samenhang is met alle andere beleidsplannen zoals ook het 'meerjarenbeleidsplan 2015 t/m 2018 4 van 5 Er zal contact worden opgenomen met Waterschap Groot Salland. Het ontbreken van de eerste 4 pagina's kan niet worden verklaard. Aan Waterschap Groot Salland zal een nieuw exemplaar van het Regionaal Risicoprofiel worden opgestuurd. Op pagina 1 van de management verklaring is de samenhang met het beleidsplan vermeld. Dit is een van de ontbrekende pagina's. 7-4-2014 Reacties consultatieronde risicoprofiel Nr. Partner 33 Waterschap Groot Salland Opmerkingen 4.2.2, Community Safety wordt bereikt indien er awareness is bij burgers en overheden. Hoe deze awareness wordt bereikt wordt niet beschreven. Ook al is er geen duidelijk stappenplan om awareness te verhogen toch is het goed dit te noemen als vereiste om tot Community Safety te komen. Reactie Opmerking wordt korstgesloten met de afdeling communicatie. Om mensen bewust te maken, te ondersteunen bij wat zij op het gebied van veiligheid zélf kunnen doen en wat dit betekent voor professionals is in februari 2012 door het algemeen bestuur het programma Community Safety vastgesteld. De uitwerking van awareness bij burgers en overheden maakt onderdeel uit van dit programma. 34 Waterschap Groot Salland 4.2.11, Het zou goed zijn als de evaluaties altijd naar alle De relevante partners zullen worden bestrokken bij de evaluaties. Tevens partners worden verzonden (ook Defensie en Waterschap). Dit worden de partners geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluaties. voorkomt ergernis en onduidelijkheid indien calamiteiten ook deze disciplines raken. Tevens verhoogt dit het lerend effect. 35 Waterschap Groot Salland 4.2.4, ‘om in de toekomst nog beter voorbereid te zijn op incidenten wordt aanbevolen om:’. punt 5 het concept meerlaags veiligheid beslaat 3 niveaus het is goed deze drie niveaus te benoemen en deze ook in gezamenlijkheid te behandelen. Het uitwerken van plannen in de ene laag heeft gevolgen voor de andere lagen en visa versa dus niet alleen laag twee benoemen. 36 Waterschap Groot Salland Algemene opmerkingen: Deze opmerkingen worden verwerkt in het risicoprofiel. *Laat het jaartal 2013 achterwege dit komt vreemd over nu we ons al bevinden in 2014 (oefening Conecto is niet meer in voorbereiding maar is reeds uitgevoerd) *De samenhang met de andere beleidsnoties zoals het meerjarenbeleidsprogramma 2015 t/m 2018 is niet voldoende duidelijk toegelicht. 37 Zwartewaterland 38 Zwolle Consultatie volgt nog Consultatie volgt nog 5 van 5 Deze opmerking wordt verwerkt in het risicoprofiel 7-4-2014 Agendapunt - besluitvormend Algemeen Bestuur aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder 16 april 2014 6 Kadernota Meerjarenbeleidsplan 2015-2018 L.J. Sievers Drs. H.J. Meijer Te besluiten om 1. Kennis te nemen van de opbrengst van de strategische bespreking over het meerjarenbeleidsplan met het algemeen bestuur op 18 december 2013; 2. De kadernota voor het meerjarenbeleidsplan 2015-2018, met hierin opgenomen de missie, visie, ambitie, strategische doelen, verplichte wettelijke onderdelen en het vervolgproces ter consultatie aan de gemeenteraden voor te leggen SAMENVATTING/TOELICHTING Proces Op 17 oktober 2013 heeft het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio ingestemd met het procesvoorstel om te komen tot een nieuw meerjarenbeleidsplan voor de periode 2015-2018 met een geactualiseerd regionaal risicoprofiel als onderlegger. Het algemeen bestuur is over het procesvoorstel op 30 oktober 2013 geïnformeerd. Op basis van het procesvoorstel zijn daarna een aantal verkennende strategische gesprekken gevoerd met het MT van de Veiligheidsregio, de Veiligheidsdirectie, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur. Het verslag van het strategische bespreking met het algemeen bestuur op 18 december 2013 is ter informatie bijgevoegd. Daarnaast zijn recent - in de vergaderingen van 17, respectievelijk 25 maart 2014 - de gemeentelijke adviseurs crisisbeheersing en de beleidsadviseurs integrale veiligheid over het meerjarenbeleidsplan geconsulteerd. Op 27 maart jl. is de kadernotitie besproken in het dagelijks bestuur. Daarnaast is de nota voorgelegd aan de bestuurlijke portefeuillehouders brandweer, politie, GHOR en gemeenten. Op 10 april hebben we de Veiligheidskring geïnformeerd over het huidig proces en resultaat. Financiële consequenties meerjarenbeleidsplan Voor de komende beleidsperiode ligt er conform eerdere besluitvorming een (oplopende) bezuinigingstaakstelling die eind 2018 uitkomt op een structureel jaarlijks bedrag van € 738.000. Van de gemeenten vragen we in de komende beleidsperiode geen extra financiële middelen voor nieuw beleid. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten gaan met efficiënter organiseren en slimmer werken. In het najaar van 2015 starten we kenmerk vervolgblad Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap. 2 van 2 samen met de gemeenten met de evaluatie van de verdeelmethodiek. U leest hierover meer in de programmabegroting 2015 en meerjarenraming 2016-2018. Verbinding met lokaal integraal veiligheidsbeleid Aansluiten bij de lokale samenleving is voor ons belangrijk, want veiligheid ontstaat en bestaat dicht bij de mensen. Dat geldt zowel voor ‘kleine’ risico’s als de grootschalige risico’s waar we ons als veiligheidsregio over buigen. Daarom is het van belang dat we de verbinding zoeken, zo ook met het lokale integrale veiligheidsbeleid. Daarbij is ook de Veiligheidsstrategie van de Politie Eenheid OostNederland 2015-2018 van belang. In dit document beschrijven gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie hun strategie voor sociale veiligheid in Oost Nederland. Ons meerjarenbeleidsplan (fysieke veiligheid) vormt samen met de Veiligheidsstrategie (sociale veiligheid) een belangrijke bouwsteen voor het door de gemeenteraad vast te stellen integrale veiligheidsbeleid. Vervolg 1. De kadernota leggen we na besluitvorming door het algemeen bestuur ter consultatie voor aan de gemeenteraden, buurregio’s en crisispartners (tot 4 juli 2014). 2. Vóór het raadplegen van de gemeenteraden informeren we onze medewerkers over de ambities voor de komende vier jaar. 3. Presentatie van de kadernota aan de gemeenteraden vindt plaats in de periode mei- juni 2014, tegelijk met presentatie van de Veiligheidsstrategie 2015-2018. 4. Het meerjarenbeleidsplan en het risicoprofiel bieden we gelijktijdig aan ter consultatie aan de gemeenteraden (tot 4 juli 2014). 5. Risicoprofiel en meerjarenbeleidsplan bieden we in het najaar van 2014 aan ter besluitvorming aan het algemeen bestuur. 6. We beschouwen het meerjarenbeleidsplan als een dynamisch plan dat we regelmatig herijken (tenminste één keer per twee jaar). bijlagen 2 Bijeenkomst Algemeen Bestuur - Meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 18 december 2013 Inleiding Voorafgaand aan de bijeenkomst van het Algemeen Bestuur is op 20 november 2013 met de leden van het Dagelijks Bestuur en de Veiligheidsdirectie gesproken over de ambities die men graag terug wil zien in het beleidsplan 2015 -2019. Deze ambities zijn als uitgangspunt genomen voor de bijeenkomst van het Algemeen Bestuur op 18 december 2013. Het AB heeft vervolgens drie vooraf bepaalde hoofdthema’s uitgediept. Deze hoofdthema’s zijn: - Risicogericht werken - Integrale veiligheid - Bovenregionale samenwerking De centrale vraag per thema was: Wat is de rol/ betekenis van de veiligheidsregio op dit thema, nu en in de toekomst, en waarom? Hieronder volgt per thema een verslag van de bespreking. Risicogericht werken De kernvraag is: We hebben een risicoprofiel: hoe nu verder? Deze vraag moet zijn weerslag krijgen in het meerjarenbeleidsplan. Het maken van een analyse is slechts een stap in het proces. De vervolgstap zou moeten zijn dat we nagaan welke maatregelen we hier tegenover gaan zetten, vooral in situaties die impact hebben. Denk hierbij aan hoog water, uitval energievoorzieningen, brand en cyberaanvallen. De maatregelen moeten vooral gericht zijn op het stimuleren van vooruitdenken. Randvoorwaarde hierbij is urgentiebesef: Bewustzijn van gevaren met een kleine kans en grote impact (maatschappelijke ontwrichting); Urgentie zorgt voor motivatie om vroegtijdig zaken voor te bereiden; Aandacht voor de context. Binnen de regio kan een natuurbrand in bosrijke gebied meer impact hebben dan een binnenstedelijke brand in de stad en andersom. Kortom, het urgentiebesef is afhankelijk van de context waarin een risico zich manifesteert; Geen focus op excessen (realistische scenario’s). Ten aanzien van het risicoprofiel is het wenselijk te prioriteren. Bij die prioritering is commitment over bijvoorbeeld de top 5 noodzakelijk. De prioritering moet gebaseerd zijn op vooruitkijken wat er op ons afkomt en in mindere mate op ervaringen uit het verleden. Dit met als doel de effecten te kunnen verkleinen. Bij het beheersen van de geprioriteerde risico’s zijn de volgende aspecten van belang: - Ga samen met betrokken partners na wat een ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, met een gezamenlijke focus kan betekenen; Ga niet het wiel opnieuw of 25x uitvinden, maar bouw vooral voort op bestaande structuren, systemen, werkwijzen en technieken; Hanteer een realistisch beheersniveau (hoe ver gaan we? Doomsday-denken?); Focus vooral op samenwerking en communicatie en minder op draaiboeken en plannen. D.w.z. focus op procesafspraken en niet op gedetailleerde uitwerking van scenario’s; Leg in oefeningen ook de nadruk op de werking van de afspraken en minder in de toepassing van procedures. Hierbij is de werking van afspraken in de nafase (herstel) minstens zo belangrijk om te oefenen; Heb aandacht voor de context van de risico’s en de verschillen in maatschappelijke impact (natuurbrand is anders dan een brand in binnenstad en brengt andere dilemma’s met zich mee); - Zoek ook de bovenregionale samenwerking op en val bijvoorbeeld terug op kennis die op landelijk niveau aanwezig is (bijv. taskforce cyber). Integrale veiligheid/ community safety Bespreekpunten tijdens de sessie: De huidige maatschappelijke context is dat burgers op een andere manier vorm geven aan hulpverlening, niet meer via verenigingsverband, maar via een beweging op basis van een situatie die zich voordoet; Van belang is nadrukkelijk te weten wat je onder zelfredzaamheid verstaat en welke overheid waarin een rol heeft; Het is belangrijk om in het klein (kleine risico’s) te kunnen samenwerken om ook in het groot (bij rampen en crises) te kunnen samenwerken. Rol Veiligheidsregio: Belangrijk is om steeds te kijken wie ‘leidend’ is en wie ‘wie volgend’. De gemeente is regisseur en hoe zorgt de gemeente voor het inzetten van de eigen kracht van burgers en de onderlinge verbinding tussen partners op het gebied van sociale veiligheid (‘hoe vind je elkaar’?). De veiligheidsregio is voorwaardenscheppend naar de gemeenten, maar moet niet van de burgers vervreemden. De brandweerkorpsen zijn de zichtbare schakel tussen de veiligheidsregio en de gemeenschap en zorgen ervoor dat de veiligheidsregio dichtbij de mensen staat. De korpsen kunnen een rol spelen op het gebied van zelfredzaamheid en integrale veiligheid. De kazerne kan dienen als ‘life center’/thuisbasis voor iedereen die zich in de wijk bezig houdt met veiligheid, zoals wijkveiligheidsteams, de ‘boa’ en de ‘wijkagent’. Zo houdt de veiligheidsregio zich bezig met kleine én grote veiligheid en geeft de veiligheidsregio invulling aan haar rol als netwerkorganisatie, in het groot én in het klein. Dit sluit ook aan bij het contextgedreven werken en past bij de (lokale) terminologie: ‘schoon, heel en veilig’. Van belang is om te kijken naar de sociale cohesie per stad/wijk/dorp en hierbij aan te sluiten. De brandweer is van oorsprong ontstaan als vrijwilligersorganisatie van de burgers. Juist de vrijwilligers zorgen voor de binding met de samenleving. De benadering van de gekazerneerde brandweer en de vrijwillige brandweer zal een andere (moeten) zijn. Waartoe moet het leiden? Een brandweer waarbij de cultuur zodanig is dat burgers niet worden buitengesloten (door middel van een ‘rood lint’) maar waarbij de brandweer (weer) van de burgers is. Dus niet alleen een vak van hulpverleners/ professionals. Dit vraagt om (voorbeeld) gedrag van hulpverleners en bestuurders en, bijvoorbeeld, betrokkenheid van burgers bij oefeningen. Meer bottom-up en minder top-down waarbij branden bijvoorbeeld in de toekomst weer in de dorpsraden worden besproken. Bovenregionale samenwerking Bovenregionale samenwerking is zinvol wanneer dat efficiënter is, bijvoorbeeld doordat er specifieke expertise vereist is, die maar beperkt (in het land) aanwezig is en die niet in elke regio volledig georganiseerd hoeft te worden. Of om situaties waarin je elkaar nodig hebt, zoals bij opschaling, beter op elkaar te kunnen laten aansluiten. Bovenregionale samenwerking vraagt wel om een expliciete afweging, want ‘veiligheid’ zit mensen dicht op de huid. Het verder van de burgers af organiseren, moet uit te leggen zijn. Veiligheid moet goed georganiseerd blijven, ook wanneer je de schaal vergroot. Het moet ook zo georganiseerd worden, dat het goed gelinkt blijft aan de lokale verantwoordelijkheden. Van sommige thema’s verwacht de burger dat je het als veiligheidsregio zelf goed geregeld hebt. Schaalvergroting moet gelegitimeerd zijn. Hoe verder weg je taken weg zet, hoe meer je een klant-leverancier relatie krijgt. De onderwerpen die genoemd worden waarbij bovenregionale samenwerking voor VR IJsselland mogelijk zinvol is, zijn: Risico’s kunnen tussen de vijf regio’s in Oost toebedeeld worden aan één regio voor uitwerking in de diepte, bv bosbrandbestrijding (VNOG is daar expertiseregio in) Samenwerking brandweer bij grote incidenten Meldkamer Voorbereiding op ramp met kerncentrale, vlak over de grens bij Hardenberg Oppakken van nieuwe prioriteiten (samen vanaf het begin opbouwen) Randvoorwaarden voor bovenregionale samenwerking: Het verder weg organiseren vraagt om compensatie van de verminderde betrokkenheid. Daar waar de formele invloed wijzigt is het nodig om er informele invloed voor terug te brengen. Voor samenwerking binnen de regio kan legitimatie gezocht worden bij de gemeenteraad. Dit kan ook door iedere portefeuillehouder te vragen een Raad van Advies om zich heen te formeren, met gemeenteraadsleden uit alle elf gemeenten. Deze RvA om advies vragen voordat besluiten genomen worden. Een goede communicatie, onder andere naar de gemeenteraad. Als je als VR IJsselland zelf een bepaalde (bovenregionale) verantwoordelijkheid hebt, moet je dat wel kunnen waarmaken. Henk Schreuders, Irene Pruim en Marjolein Fransen Kadernota voor het meerjarenbeleidsplan 2015 – 2018 versie 0.3 INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING....................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling........................................................................................................ 3 1.2 Wie en waarvoor zijn we?........................................................................................................ 3 1.3 Terugblik en ontwikkelingen .................................................................................................... 4 2. MISSIE EN VISIE ............................................................................................................................ 6 3. AMBITIE EN STRATEGISCHE DOELEN ...................................................................................... 7 4. 5. 3.1 Ambitie 2018............................................................................................................................ 7 3.2 Strategische doelen ................................................................................................................. 7 3.3 Financiële uitgangspunten....................................................................................................... 9 VERPLICHTE WETTELIJKE ONDERDELEN.............................................................................. 10 4.1 Beoogde operationele prestaties........................................................................................... 10 4.2 Informatie............................................................................................................................... 10 4.3 Oefenbeleidsplan................................................................................................................... 11 4.4 Doelstelling minister Veiligheid en Justitie ............................................................................ 11 4.5 Beschrijving niet wettelijke adviesfunctie .............................................................................. 11 4.6 Dekkingsplan ......................................................................................................................... 11 VERVOLG ..................................................................................................................................... 14 BIJLAGE 1: SAMENHANG PLANNEN................................................................................................ 15 BIJLAGE 2: WETTELIJKE HOOFDTAKEN VEILIGHEIDSREGIO..................................................... 16 2 1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en doelstelling Vanaf 2015 starten we met een nieuwe beleidsperiode voor vier jaren. Wat we daarin willen bereiken beschrijven we in het meerjarenbeleidsplan 2015-2018. Dit plan gaan we eind 2014 aanbieden aan het algemeen bestuur, en daarvoor willen we eerst samen de strategische kaders bepalen. Deze kaders leest u in deze nota en hierover consulteren we gemeenteraden, buurregio’s en onze (crisis)partners. Niet zozeer omdat we hiertoe wettelijk zijn verplicht, maar vooral omdat we het belangrijk vinden dat onze omgeving en het lokale bestuur onze voorgenomen koers onderschrijven. Op deze manier ontstaat er draagvlak en energie voor een aanpak waarin we samen werken aan veiligheid. Dit in de volle breedte en in verbinding met elkaar. We staan als Veiligheidsregio voor korte lijnen, directe afstemming, heldere bevoegdheden en verbetering van de hulpverlening. Vanaf 1 januari 2014 zijn ook de lokale brandweerkorpsen onderdeel van onze organisatie. Ons bestuurlijk vastgestelde organisatieplan vormt de basis voor de nieuwe regionale organisatie. Een nieuwe organisatie die zich kenmerkt door verantwoordelijkheden laag in de organisatie en waarden vakmanschap, vertrouwen en verbinding. De kaders die we voorleggen zijn gericht op maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor ogen hebben. Op basis van deze kaders werken we het meerjarenbeleidsplan verder uit. In de uitwerking vertalen we de geformuleerde strategische doelen naar tactische doelen voor de verschillende programma’s en verbinden we indicatoren aan deze doelen zodat we deze in de komende jaren monitoren. Op basis hiervan formuleren we onze jaarlijkse maatregelen. Via de reguliere planning & control cyclus verantwoorden we ons over het beleid aan de gemeenteraden. Wettelijk zijn een aantal onderdelen omschreven die we in het meerjarenbeleidsplan moeten opnemen. Ook dat hebben we alvast opgenomen in deze nota. 1.2 Wie en waarvoor zijn we? In oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s in werking getreden. Op basis hiervan zijn in Nederland 25 veiligheidsregio’s ingesteld waaronder Veiligheidsregio IJsselland. Binnen onze regio werken politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR), gemeenten (die verantwoordelijk zijn voor bevolkingszorg) en crisispartners samen om de rampenbestrijding & crisisbeheersing te organiseren. Daarnaast zijn we verantwoordelijk voor de brandweerzorg, verdeeld over 35 kazernes en posten in de elf gemeenten van IJsselland. We werken samen op grond van een gemeenschappelijke regeling en zijn daarmee lokaal verlengd bestuur. Onze regio kent ruim 500.000 inwoners verdeeld over 11 gemeenten. De kern van de wettelijke taken (zie bijlage voor een uitvoerige beschrijving) is dat we als veiligheidsregio zorgen voor: het organiseren en coördineren van de bestrijding van een brand, ongeval, ramp of crisis; regie en afstemming tussen de vele betrokken organisaties en voor effectieve samenwerking van de betrokken organisaties, zoals gemeenten en hulpdiensten, tijdens een ramp of crisis; de expertise- en adviesrol met betrekking tot vergunningverlening en toezicht; een platform voor afstemming van lokaal veiligheidsbeleid. We zijn gegroeid naar een organisatie waarin ruim 1000 collega’s werken aan onze doelstelling. Hiervan zijn er ruim 750 vrijwilliger. We zijn dus geworteld in de haarvaten van de samenleving. Een belangrijk kenmerk van de organisatie is processturing en de cultuur die we voorstaan. In ons organisatieplan hebben we beschreven hoe we met elkaar samenwerken en een lerende netwerkorganisatie willen zijn. Ook is hierin opgenomen dat de cultuur van de organisatie is geïnspireerd op het “Rijnlandse model” en dat de cultuur die we willen versterken tot uitdrukking komt in de drie V’s: vakmanschap, vertrouwen en verbinding. De komende jaren gaan we dit met elkaar verder vormgeven. Het cultuurrapport van de Bijzondere Ondernemingsraad vormt hiervoor een 3 belangrijke bouwsteen. Interne veiligheid, vakmanschap, gelijkwaardigheid, onderlinge binding en vertrouwen zijn belangrijke aspecten die hierin naar voren komen. 1.3 Terugblik en ontwikkelingen In de vorige beleidsperiode is er veel gebeurd. Gedurende deze periode hebben we gewerkt om te voldoen aan de wettelijke eisen, het stimuleren van zelfredzaamheid en adviseerden we bij evenementen. Als we op deze drie onderdelen terugblikken, kunnen we een aantal zaken constateren. Allereerst zijn we goed op weg om te voldoen aan de wettelijke eisen. We zijn er nog niet, maar landelijk gezien staan we in de top tien ten opzichte van andere veiligheidsregio’s. Dit blijkt uit de Staat van de Rampenbestrijding waarmee de minister de voortgang van veiligheidsregio’s in beeld brengt. Ten tweede kunnen we constateren dat we grote stappen hebben gezet op het gebied van zelfredzaamheid. De gedachte dat inwoners, bedrijven en instellingen ook zelf veel kunnen doen en betekenen op het gebied van veiligheid wint steeds meer terrein. We merken dat inwoners graag met ons spreken over veiligheid, onze professionals bewuster worden over hun rol en werkwijze hoe zij zelfredzaamheid kunnen faciliteren en ook onze omgeving zeer geïnteresseerd is in onze aanpak. Het aansluiten bij de lokale beleving, sociale samenhang en samen redzaam kunnen zijn vormen hierin belangrijke pijlers. Ten derde kunnen we over de wijze van evenementadvisering constateren dat we dit hebben gedaan bij diverse evenementen, maar de evenementenadvisering nog niet met de gemeenten hebben geëvalueerd. De komende beleidsperiode staat in het teken van het evalueren en doorontwikkelen van het eerder ingezette beleid. Eind 2013 verscheen ook de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s door de commissie Hoekstra. Deze evaluatie geeft bouwstenen om veiligheidsregio’s de komende jaren verder te ontwikkelen 1 waarin ook het Veiligheidsberaad een leidende rol neemt. Eén van de aanbevelingen uit de evaluatie is om te zorgen dat gemeenteraden beter zicht krijgen op het functioneren van de veiligheidsregio om de democratische legitimiteit te versterken. Omdat we de binding met gemeenteraden erg belangrijk vinden hebben we dit in het plan ook opgenomen als belangrijkste bestuurlijk strategisch doel voor de komende jaren. Landelijk gezien is een relevante ontwikkeling dat het Veiligheidsberaad bezig is met het komen tot een strategische agenda voor de komende jaren. De directeuren veiligheidsregio’s hebben voor het bepalen van deze agenda het veiligheidsberaad geadviseerd de komende jaren vooral te investeren in het versterken van risicogerichtheid, sturen op effecten, versterken rol en betrokkenheid gemeenten, versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking en de rol en positie van de directeur veiligheidsregio. In de komende jaren zal de landelijke en bovenregionale samenwerking tussen de veiligheidsregio’s verder toenemen. Binnen de hulpdiensten zijn ook tal van ontwikkelingen gaande. Zo gaat Brandweer Nederland de komende jaren extra investeren op de thema’s opkomsttijden (gerelateerd aan specifieke risico’s), borgen van risicogerichtheid, verbinding met de lokale samenleving, modernisering van repressie, landelijke samenwerking (o.a. op het gebied van brandveilig leven en de meldkamer) en crisisbeheersing. Ook relevant is de oprichting van de Regionale Uitvoeringsdienst in Overijssel waarin de brandweer als kennispunt participeert. Vanuit de geneeskundige hulpverlening zijn relevante ontwikkelingen dat er meer vraag is om operationele informatie te verbinden in het zorgnetwerk, er waarschijnlijk een toename zal zijn van verminderd-zelfredzamen die thuis blijven wonen als gevolg van wijzigingen in het organiseren van zorg, er “zorgmeldkamers” komen (te typeren als een regelcentrum voor spoedeisende zorg, met een liaison in de gezamenlijke meldkamer) en dat ziekenhuizen spoedeisende zorg als gevolg van toenemende specialisatie e mogelijk niet meer overal op hetzelfde niveau aanbieden. Vanuit de gemeentelijke rol voor bevolkingszorg is vooral de ontwikkeling gaande om de prestaties hiervan beter inzichtelijk te krijgen en om te zorgen dat de organisatie van bevolkingszorg beter 1 Alle voorzitters van de veiligheidsregio’s nemen hieraan deel. Zij geven samen richting aan de ontwikkeling van veiligheidsregio’s en zijn gesprekspartner voor de minister. 4 aansluit bij de zelfredzaamheid die mensen laten zien tijdens een calamiteit. Daarnaast zal de komende jaren ook de doorontwikkeling van risico- en crisiscommunicatie blijvende aandacht vragen van gemeenten. Op gemeentelijk niveau zien we ook de komst van sociale wijkteams die inwoners ondersteunen op bijvoorbeeld het gebied van zorg. Mogelijk gaat deze ontwikkeling ook de aanpak van veiligheid beïnvloeden. Daarnaast kunnen we nog noemen dat de politie zich inmiddels op nationaal niveau heeft georganiseerd. De politie blijft onverkort partner van de veiligheidsregio en doet actief mee in de ontwikkeling en het werk van veiligheidsregio’s. Ook heeft de minister besloten om te komen tot één landelijke meldkamer met tien uitvoeringslocaties. Voor onze regio is dat in Apeldoorn, vanuit waar de Politie Eenheid Oost-Nederland in totaal vijf regio’s bedient. De landelijke meldkamer zal over enige jaren functioneren onder verantwoordelijkheid van de minister en de landelijke korpschef stuurt deze aan. De totale transitieperiode zal naar verwachting circa vier jaar in beslag nemen. In de samenleving zien we op het gebied van veiligheid ook nog een aantal overkoepelende trends. Het besef neemt steeds meer toe dat we moeten uitgaan van de kracht uit de samenleving en samen moeten ontdekken hoe dat werkt. Veiligheid ontstaat met elkaar en inwoners, bedrijven en instellingen kunnen daarin zelf bijdragen. Niet alleen vanuit het individu, maar ook zeker vanuit sociale netwerken, groepen, wijken, buurten e.d. die zichzelf verenigen rondom veiligheid. Een andere trend is die van toenemende horizontalisering. De samenleving is steeds meer georganiseerd in netwerken en topdown organiseren is minder aan de orde. De overheid komt meer in de rol van regisseur om als één van de actoren maatschappelijke processen te begeleiden. Ook constateren we dat sociale media de laatste jaren enorm is toegenomen. Hiervan zijn verschillende toepassingen, zo ook op het gebied van veiligheid. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van Twitter tijdens incidenten of bewoners die een Whatsapp groep starten om woninginbraken tegen te gaan. De bovengenoemde trends zijn voeding geweest voor de strategische kaders in dit plan. Als veiligheidsregio willen we een bijdrage leveren aan zelfredzame burgers, lokaal verankerd zijn, participeren in netwerken en flexibel zijn. Ook zoeken we nadrukkelijk de verbinding met het lokale integrale veiligheidsbeleid. Op deze manier proberen we zo effectief mogelijk ons werk te doen. Een veiligheidsregio die van toegevoegde waarde is voor inwoners, het lokale bestuur en onze partners. 5 2. MISSIE EN VISIE We streven er continue naar om ons werk zo goed mogelijk te doen zodat we met elkaar zorgen voor een veilige regio. De vorige beleidsperiode brachten we dit tot uitdrukking met onze missie veiligheid: voor elkaar! Omdat deze missie recht doet aan wie we zijn, stellen we voor om deze te behouden. Deze missie willen we bereiken door samen te werken aan veiligheid, want veiligheid creëer je met elkaar. Ook willen we een betrouwbare partner zijn, want samenwerking vraagt vertrouwen. Verder willen we continue werken aan het risicobewustzijn en zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven. Dit brengen we tot uitdrukking in onze visie. We stellen de volgende missie en visie voor: Missie Veiligheid: voor elkaar! Visie De veiligheidsregio IJsselland werkt samen aan veiligheid, is een betrouwbare partner en stimuleert het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en instellingen. 6 3. AMBITIE EN STRATEGISCHE DOELEN 3.1 Ambitie 2018 We hebben een ambitie geformuleerd waaraan we de komende jaren willen werken. In deze ambitie leest u ons streven om onze rol als betrouwbare partner te versterken. We willen er zijn als we nodig zijn. Ook willen we leidend zijn in de samenwerking bij branden, incidenten en crises tussen hulpdiensten, gemeenten en andere partners. We brengen een samenwerking tot stand die er toe doet. Dit doen we met professionele medewerkers die goed zijn in hun werk en hart hebben voor het vak. Verder willen we op een reële manier werken aan risicobeperking en inwoners, bedrijven en instellingen ondersteunen bij zelfredzaamheid. Een samenleving heeft nu eenmaal risico’s. We doen ons best deze te verkleinen, maar gaan hiermee ook realistisch om. Bij bepaalde risico’s ondersteunen we de samenleving om ook zelf te kunnen werken aan veiligheid. Dit hebben we tot uitdrukking gebracht in onze voorgenomen ambitie 2015-2018: Ambitie 2015-2018 In 2018 hebben we onze rol als betrouwbare partner versterkt en zijn we in de regio leidend in de samenwerking bij branden, incidenten en crises tussen hulpverleningsdiensten, gemeenten en andere partners. Onze medewerker zetten hun professionaliteit in om samen met inwoners, bedrijven en instellingen te werken aan een realistisch niveau van risicobeperking en zelfredzaam handelen voor, tijdens en na een calamiteit. 3.2 Strategische doelen De ambitie is gestoeld op vier belangrijke hoofdpijlers: 1. Wij vormen een professionele hulpverleningsorganisatie inwoners, bedrijven en instellingen kunnen vertrouwen op onze vakmensen 2. Wij zijn een betrouwbare partner onze netwerkpartners weten dat zij op ons kunnen rekenen 3. Wij gaan reëel om met risico’s en adviseren over risico’s en mogelijke maatregelen zonder alle risico’s te kunnen uitsluiten 4. Wij stimuleren zelfredzaamheid en ondersteunen dat inwoners, bedrijven en instellingen zelf kunnen werken aan veiligheid en we zorgen dat onze werkwijze daarbij aansluit 7 Om onze ambitie voor 2018 te realiseren aan de hand van deze vier pijlers hebben we strategische doelen die we de komende jaren willen bereiken. Deze doelen richten zich op het bestuur, rampenbestrijding & crisisbeheersing en de lokale brandweerzorg. We beperken ons hier tot de hoofdlijn. Aan de hand van deze doelen gaan de verschillende organisatieonderdelen van de veiligheidsregio (GHOR, brandweer, gemeenten, politie, veiligheidsbureau, beleids- en bestuursondersteuning) hun bijdrage uitwerken voor het meerjarenbeleidsplan. Strategische doelen 2015-2018 Gericht op BESTUREN 1. We hebben onze relatie met het lokale bestuur en gemeenteraden versterkt zodat we onze legitimiteit en lokale binding vergroten. Gericht op RAMPENBESTRIJDING EN CRISISBEHEERSING 2. We vormen in samenwerking met de hulpdiensten en crisispartners, dé betrouwbare op zijn taak toegeruste crisisorganisatie. 3. We werken met partners aan een gezamenlijke aanpak om risico’s te voorkomen, te beperken en te bestrijden 4. We blijven de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en instellingen stimuleren. Gericht op de LOKALE BRANDWEERZORG 5. We werken samen met onze omgeving zodat inwoners, bedrijven en instellingen weten wat ze zelf kunnen doen voor, tijdens en na brand. 6. We werken vanuit de posten, dichtbij en met inwoners, bedrijven en instellingen zodat we actief en zichtbaar zijn geworteld in de lokale samenleving. 7. We hebben verbinding gemaakt met vrijwilligersorganisaties op het gebied van veiligheid zodat we deze kennen, versterken en helpen bij hun werk. 8. We hebben gezorgd voor een professionele uitvoering van vergunningverlening, toezicht en brandbestrijding zodat we veilig, effectief en efficiënt werken. 9. We gaan, in samenwerking met partners, realistisch om met risico’s. Als we afwijken van wettelijke opkomsttijden gaan we met die doelgroep in gesprek over veiligheidsmaatregelen. 8 3.3 Financiële uitgangspunten Voor de komende beleidsperiode ligt er conform eerdere besluitvorming een (oplopende) bezuinigingstaakstelling die eind 2018 uitkomt op een structureel jaarlijks bedrag van € 738.000. Van de gemeenten vragen we in de komende beleidsperiode geen extra financiële middelen voor nieuw beleid. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten gaan met efficiënter organiseren en slimmer werken. In het najaar van 2015 starten we samen met de gemeenten met de evaluatie van de verdeelmethodiek. U leest hierover meer in de programmabegroting 2015 en meerjarenraming 2016-2018. 9 4. VERPLICHTE WETTELIJKE ONDERDELEN De Wet veiligheidsregio’s vraagt om een aantal verplichte onderdelen in het meerjarenbeleidsplan. We geven ze daarom alvast een plek in deze nota zodat we ze na vaststelling in een later moment kunnen invoegen in het meerjarenbeleidsplan. Het gaat om de volgende onderdelen: - beoogde operationele prestaties - informatievoorziening tussen hulpdiensten - oefenbeleidsplan - indien geformuleerd: uitwerking doelstellingen van minister - beschrijving niet-wettelijke adviesfunctie - opkomsttijden brandweer, beschrijving brandweerposten etc. 4.1 Beoogde operationele prestaties Onze beoogde operationele prestaties vloeien voort uit het Besluit veiligheidsregio’s. Deze prestaties zijn opgedeeld in de processen melding en alarmering, opschaling, leiding en coördinatie en informatiemanagement. Bij onze incidentevaluaties en oefeningen (ook onze systeemoefening) willen we het toetsingskader van de Inspectie van Veiligheid en Justitie hanteren. In dit toetsingskader zijn onze operationele prestaties uitgewerkt. 4.2 Informatie In deze paragraaf beschrijven we enkel de manier hoe we de informatievoorziening organiseren. Inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van informatievoorzieningen geleiden we langs de daartoe bestemde beslisorganen. Informatie is een van de meest kritische succesfactoren bij het bestrijden van branden, incidenten, rampen en crises. Naast mensen en middelen is informatie de derde succes bepalende factor van onze organisatie. Het is vooral belangrijk om altijd actuele informatie te hebben, die beschikbaar is voor iedereen die ermee moet werken. Maar informatie en informatiemanagement spelen niet alleen een grote rol in de ‘warme’ fase. Ook voor risicobeheersing, de voorbereiding op incidentbestrijding en voor de herstelfase na een crisis draagt de beschikking over goede informatie bij aan het succes. We willen dat tijdens branden, incidenten, rampen en crises alle benodigde informatie onmiddellijk beschikbaar is voor de juiste mensen en teams. Overigens geldt dit niet alleen operationele inzetten. Ook in de normale kantoorsituatie moet dit goed geregeld zijn. We willen namelijk niet alleen een goede operationele informatievoorziening, maar ook een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering. Onze mensen moeten snel de juiste informatie kunnen vinden om hun werk te doen. En ook managementinformatie is belangrijk om de organisatie goed te kunnen besturen en om de operationele prestaties te kunnen monitoren. Tijdens rampen en crises Doel van het informatiemanagement tijdens rampen en crises (netcentrisch werken), is om de beslissers een multidisciplinair totaalbeeld te geven. Alle partijen die deelnemen in de crisisbeheersing dragen bij aan het totaalbeeld. Iedereen heeft hierbij de verantwoordelijkheid om de informatie over het incident, die multidisciplinair van belang is, te delen. Dit houdt in dat iedereen wordt geacht om vanuit zijn eigen discipline informatie aan te leveren of in te voeren. En om ervoor te zorgen dat deze informatie actueel en valide is. In beginsel verwerkt elke gebruiker zelf zijn eigen informatie. De samenwerking van alle functionarissen binnen dit proces leidt tot de informatiestroom en -uitwisseling. Tegelijkertijd is er een regieproces, dat de samenhang en het samenspel bewaakt. De regievoerder ziet erop toe dat alle noodzakelijke informatie beschikbaar is. Ook controleert hij de consistentie en bewaakt hij het proces van informatie verzamelen, verwerken, valideren/veredelen en interpreteren. Hij houdt in de gaten of de essentie van de informatie, zoals blijkt uit het totaalbeeld, juist en volledig is en of deze ook zo overkomt. 10 4.3 Oefenbeleidsplan We stellen een oefenbeleidsplan op waarin de beleidsdoelen voor multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen zijn uitgewerkt. Hierin willen we vier uitgangspunten hanteren: - de sleutelfunctionarissen nemen deel aan vier activiteiten per oefencyclus van 18 maanden; - een systeemoefening maakt onderdeel uit van de oefencyclus; - we monitoren de kwaliteit van onze medewerkers met behulp van het softwareprogramma Veiligheidspaspoort. - de inhoud van de opleidings-, trainings-, en oefenactiviteiten sluiten aan bij het risicoprofiel. In het oefenbeleidsplan beschrijven we een financiële, personele en uitvoeringsparagraaf. 4.4 Doelstelling minister Veiligheid en Justitie De minister heeft landelijke doelstellingen geformuleerd op het gebied van crisiscommunicatie en de meldkamer. Op het gebied van crisiscommunicatie bepaalde de minister dat (brief VenJ 19-8-2013): elke veiligheidsregio organiseert de crisiscommunicatie regionaal, door een (multidisciplinaire) crisiscommunicatiepool in te stellen voor en door de gemeenten onderscheidenlijk de hulpdiensten; elke veiligheidsregio benoemt een aanspreekpunt dat verantwoordelijk is voor de organisatie, beheer en professionalisering van die crisiscommunicatiepool; binnen de regionale communicatiepool zijn tenminste de volgende functies op hard piket: COPI voorlichter, adviseur ROT, adviseur BT, hoofd taakorganisatie communicatie; in de regionale planvorming wordt voor crisiscommunicatie tenminste opgenomen een ontwikkelen beheerplan van de regionale pool, inclusief budget voor opleiden, trainen en oefenen. Op het gebied van de meldkamer hebben de veiligheidsregio’s zich gebonden met het transitieakkoord voor ‘de Meldkamer van de Toekomst' (ondertekend op 16 oktober 2013) aan de vorming van één landelijke meld-kamerorganisatie (LMO) met maximaal tien locaties, onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie.. Voor ons brengt dit (nu nog onduidelijke) inhoudelijke, financiële, en personele consequenties met zich mee. 4.5 Beschrijving niet wettelijke adviesfunctie Het algemeen bestuur stelde in december 2012 op basis van de ‘Notitie brandweertaken’ de nietwettelijke adviesfunctie van de brandweer vast. Daarin is afgesproken deze opnieuw te benoemen in dit beleidsplan. Met iedere gemeente hebben we afspraken gemaakt hoe we deze adviesfunctie uitvoeren. Samengevat voert de brandweer de volgende niet-wettelijke adviestaken uit: Ruimtelijke ordening: structuur-, bestemmings-, inpassings- en inrichtingsplannen; WABO: milieu-, bouw- en gebruiksactiviteit; Vervoer gevaarlijke stoffen; Opslag consumentenvuurwerk <10.000 kg; Evenementen 4.6 Dekkingsplan In het dekkingsplan beschrijven we de voor de brandweer geldende opkomsttijden, een beschrijving van de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten en de overige voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen. In 2011 is het vorige dekkingsplan door het bestuur vastgesteld. In 2014 willen we een nieuw dekkingsplan laten vaststellen. Dit willen we doen op de uitgangspunten die we verderop hebben geformuleerd. We hebben hierbij de aanbevelingen van de Inspectie Veiligheid en Justitie uit 2013 11 2 ook een plek gegeven. Deze betreffen de koppeling met het brandrisicoprofiel , het adresseren van de maatregelen die bij afwijkingen moeten worden genomen, zoals extra voorlichting en communicatie en kwalitatieve rapportages over de daadwerkelijk geleverde zorg (de opkomsttijden, de tijd tussen de 112-melding en het ter plaatse komen van de brandweer). De Handreiking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vormt een leidraad voor het nieuwe dekkingsplan. Hierbij houden we ook rekening met landelijke ontwikkelingen en rapportages zoals 3 bijvoorbeeld het rapport RemBrand . Dit doen we pas wanneer deze zijn vastgesteld in de Raad van Brandweercommandanten, waarin de vijfentwintig regionaal commandanten zijn vertegenwoordigd. Uitgangspunten Het nieuwe dekkingsplan willen we opstellen op basis van van de uitgangspunten zoals hieronder zijn geformuleerd. We hebben daarbij onderscheid gemaakt tussen de uitgangspunten uit het vorige dekkingsplan die we opnieuw willen hanteren en nieuwe uitgangspunten. Bestaand 1. De wettelijke eisen uit de Wet veiligheidsregio’s en het daarbij behorende Besluit vormen het kader, inclusief de daarin genoemde normtijden. 2. In het dekkingsplan wordt opgenomen: de kwaliteit van de dekking van de eerst aankomende 4 basisbrandweereenheden (tankautospuiten) , de toegevoegde waarde van de brandweerposten 5 e en de opkomsttijden van redvoertuigen , hulpverleningsvoertuigen en 2 tankautospuiten. 3. Het zorgniveau is voor de gehele regio op objecttype gedefinieerd. 4. Er worden geen objecten aangewezen waarnaar een redvoertuig standaard uit moet rukken. 5. Voor de grensgebieden rondom de Veiligheidsregio IJsselland wordt een gebied van 15 km (en vice versa) in het dekkingsplan meegenomen. Nieuw 6. Gedurende de looptijd van het beleidsplan blijven de posten en de eerste autospuit waar het dekkingsplan op is gebaseerde onverkort in stand. 7. Het dekkingsplan wordt getoetst aan het brandrisicoprofiel. Voor de motivering van de afwijkingen van de wettelijke normtijden wordt de Handreiking van de minister van VenJ gebruikt. Afhankelijk van het risicoprofiel worden voorstellen gedaan voor risico beheersende maatregelen. Hierbij wordt een koppeling gelegd met de visie op Risicobeheersing, zelfredzaamheid, bestuurlijke kaders hieromtrent en risicogerichtheid. Dit laatste betekent dat we ons realiseren dat de brandweer niet in staat is om alle risico’s af te dekken die er zijn. De te nemen maatregelen worden geadresseerd aan een verantwoordelijke en de uitvoering ervan wordt gepland. 8. De uitruktijd van een post wordt bepaald aan de hand van de mediaan van de uitruktijden van de 6 afgelopen drie jaren . Omdat het huidige dekkingsplan is berekend met reële streefnormen kan het nieuwe dekkingsplan tot iets andere uitkomsten leiden, die dan wel weer meer de realiteit benaderen, dan in het verleden toen het plan gebaseerd op theoretische uitgangspunten. Er worden per post twee uitruktijden berekend: ‘binnen werktijd’ en ‘buiten werktijd’. Dit omdat de burger hierdoor de snelste zorg wordt geboden. 2 Het brandrisicoprofiel richt zich op een klein incident, dan wel de eerste fase van een escalerend groter incident, die respectievelijk kunnen worden bestreden met een eerste dan wel tweede basisbrandweereenheid. Het brandrisicoprofiel richt zich alleen op gebruiksfuncties van gebouwen. 3 RemBrand is een rapport van TNO over opkomsttijden van de brandweer, met als ondertitel ‘Niet harder rijden, maar voorkomen en slimmer bestrijden’. 4 Een basisbrandweereenheid bestaat uit de wettelijke bezetting, tenzij daar in het verleden al bestuurlijk van is afgeweken. 5 Een hoogwerker of ladderwagen. 6 Bij het berekenen van de mediaan worden de langzaamste en snelste uitruktijden buiten beschouwing gelaten, waarbij alleen de zogenaamde Prio 1-alarmeringen, die tijdens het moment van uitruk tevens nog Prio 1-status hebben, meegenomen. De middelste tijd van de overgebleven tijden is de mediaan-tijd. De mediaan is veel minder gevoelig voor uitschieters dan bijvoorbeeld het gemiddelde. 12 7 9. De verwerkingstijd van de meldkamer wordt bepaald aan de hand van de mediaan van de verwerkingstijden van de afgelopen drie jaren. 10. Het principe van operationele grenzen is in het gehele verzorgingsgebied, inclusief de grensgebieden, van toepassing. Dit betekent dat bij elk incident die eenheid wordt gealarmeerd die de snelste zorg aan de burger kan leveren. Dit kan dus ook een eenheid uit een grensregio 8 zijn en vice versa. Er wordt geen extra tijd berekend voor interregionaal alarmeren. 9 11. Uitruktijden worden bepaald d.m.v. het (automatisch) statussen van de voertuigen . Deze tijden vormen de basis voor de rapportages over opkomsttijden. 12. De daadwerkelijk behaalde opkomsttijden worden getoetst aan de theoretische tijden van het dekkingsplan. Er wordt twee maal per jaar gerapporteerd over de opkomstprestaties aan het MT en het Dagelijks en Algemeen bestuur. Werkelijke opkomsttijden vormen de basis voor het jaarlijks herzien van het dekkingsplan. Vervolg Op basis van de uitgangspunten ontwikkelen we een nieuw dekkingsplan. We starten hierbij met een voorbereidende fase waarin we gegevens verzamelen. Vervolgens voeren we berekeningen en analyses uit. De uitkomsten hiervan delen we in de clusters. Wanneer we over een definitief plan beschikken stellen we het voor ter besluitvorming aan het dagelijks en algemeen bestuur. Over de opkomsttijden rapporteren we twee keer per jaar. 7 Dit is de tijd waarin de centralist de melding aanneemt, de melder uitvraagt en de eenheden alarmeert. Het project ter realisatie van het interregionaal alarmeren loopt nog. Mocht dit in het vierde kwartaal van 2014 nog niet afgerond zijn, dan wordt een standaard verwerkingstijd bepaald, zoals dat ook in de huidige situatie het geval is. 9 Met gps-apparatuur wordt gemeten wanneer een voertuig de kazerne verlaat en wanneer het op de plaats van het incident aan komt. 8 13 5. VERVOLG Nadat over deze kadernota consultatie heeft plaatsgehad bij de gemeenteraden, buurregio’s en onze crisispartners gaan we met die opbrengst het meerjarenbeleidsplan verder uitwerken. Bij die uitwerking houden we ook rekening met ons risicoprofiel en de ontwikkelingen die we in het begin van deze nota beschreven. Ook bekijken we of er inhoudelijke relaties zijn met de Veiligheidsstrategie 2015-2018 van de Politie Eenheid Oost-Nederland. Waar mogelijk proberen we elkaar te versterken. We zijn van plan ons meerjarenbeleidsplan eind 2014 ter besluitvorming aan te bieden aan het algemeen bestuur. 14 BIJLAGE 1: SAMENHANG PLANNEN DEKKINGSPLAN ORGANISATIEPLAN CRISISPLAN RISICOPROFIEL MEERJARENBELEIDSPLAN 2015-2018 OEFENBELEIDSPLAN Bestaat uit: - missie - visie - overkoepelende ambitie - strategische doelen - beoogde operationele prestaties - informatievoorziening tussen hulpdiensten - oefenbeleidsplan - indien geformuleerd: uitwerking doelstellingen van minister - beschrijving niet-wettelijke adviesfunctie - opkomsttijden brandweer, beschrijving brandweerposten etc. Wet vr’s Meerjarenbeleidsplan: maakt duidelijk wat onze ambitie is voor 2018 en via welke weg we die willen bereiken. Oefenbeleidsplan: maakt duidelijk wie en wat we beoefenen. Risicoprofiel: maakt duidelijk welke (fysieke) risico’s we hebben en welke we daarvan prioriteren. Dekkingsplan: maakt duidelijk wat de opkomsttijden van de brandweer zijn en welke brandweerposten we waar hebben. Organisatieplan: maakt duidelijk volgens welke organisatiestructuur en – cultuur we werken in de kantoorsituatie (koude fase). Crisisplan: maakt duidelijk volgens welke organisatiestructuur we werken in de rampenbestrijdingsfase (warme fase). 15 BIJLAGE 2: WETTELIJKE HOOFDTAKEN VEILIGHEIDSREGIO De taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio’s staan in de Wet veiligheidsregio’s, de Wet publieke gezondheid en in de Tijdelijke wet ambulancezorg. Er zijn verschillende uitvoeringsbesluiten, die nadere regels geven, zoals het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s. De wettelijke hoofdtaken betreffen: rampenbestrijding en crisisbeheersing organiseren en coördineren van maatregelen met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp. organiseren en coördineren van maatregelen met het oog op handhaving van de openbare orde ingeval een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast. bestrijding van branden en ongevallen het instellen en instandhouden van een brandweer het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand; het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting; het adviseren over brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen. geneeskundige hulpverlening het instellen en instandhouden van een geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR). het verzorgen van de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en advisering daarover. melding en alarmering het voorzien in de meldkamerfunctie voor het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. het waarschuwen van de bevolking. informatievoorziening het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening, gericht op de bestrijding van rampen en crises, voor en tussen de betrokken diensten en organisaties. advisering over risico’s, rampen en crisis het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises; het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises verstrekking van informatie over risico’s, rampen en crisis het geven van informatie aan inwoners, bedrijven en andere organisaties over risico’s, rampen en crises die de regio kunnen treffen, over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding hiervan en over de daarbij te volgen gedragslijn. 16 Agendapunt - besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 16 april 2014 7 Hoofdlijn Crisisplan 2015-2018 L.J. Sievers H.J. Meijer Te besluiten 1. het ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’ vast te stellen als basis voor de verdere uitwerking van het Regionaal Crisisplan. De meest belangrijke beslispunten uit het betreffende schema zijn: a. Normtijden (beslispunt 1): De wettelijke normtijd te hanteren voor de opkomst van de betreffende functies in de hoofdstructuur. Bij overschrijding van de normtijd voor opkomst de weloverwogen keuzes (risico versus kosten) die gemaakt zijn bij de personele invulling van (piket) functies mee te laten wegen bij de evaluatie van het incident. Voor de functies sectie ondersteuner in het ROT geen normtijd voor opkomst te hanteren. b. Loco burgemeester in het RBT (beslispunt 4): De mogelijkheid in het crisisplan vast te leggen dat een loco burgemeester als liaison in plaats van de burgemeester in het RBT kan plaatsnemen. c. Kern GBT bij GRIP 2 (beslispunt 9): Het kern-GBT te verwijderen uit het GRIP schema. De burgemeester organiseert naar behoefte bestuurlijke/gemeentelijke ondersteuning d. Informeren bevoegd gezag bij GRIP 1 (beslispunt 12): De informatielijn bij GRIP 1 over de multidisciplinaire voortgang van het incident verloopt primair via de leider CoPI e. Multidisciplinair knoppenmodel (beslispunt 13): Bij opschaling multidisciplinaire hoofdstructuur alleen gebruik maken van GRIP als opschalingsmethodiek f. Uitwijklocaties RBT en ROT (beslispunten 17 & 18): Het RBT en ROT uit te laten wijken naar de RCC-ruimte in VNOG (Apeldoorn) Inleiding Op 12 augustus 2013 heeft de Veiligheidsdirectie ingestemd met de opdracht voor herziening van het crisisplan. Voor het uitvoeren van deze opdracht is een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van de GHOR, Brandweer, Politie, Gemeenten, Defensie, Meldkamer, Veiligheidsbureau en Communicatie. Ook een vertegenwoordiger van de VNOG sluit aan bij de werkgroepvergaderingen. Conform de opdracht heeft de werkgroep een analyse gemaakt van de mogelijke wijzigingen op het huidige crisisplan. De mogelijke wijzigingen zijn door de werkgroep als beslispunt uitgewerkt in de bijlage. Uitgangspunten voor de analyse waren de wettelijke en juridische kaders en het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’. kenmerk vervolgblad 2 van 2 Op 20 maart 2013 heeft het AB ingestemd met het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’. Op 31 mei 2013 heeft het AB ingestemd met het implementatierapport ‘Eenheid in verscheidenheid’. Op 12 augustus 2013 heeft de VD ingestemd met de wettelijke en juridische kaders als uitgangspunt voor het Crisisplan 2015-2018. Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten Artikel 16 van de Wet Veiligheidsregio bepaalt dat de Veiligheidsregio minimaal eens in de vier jaar een crisisplan vaststelt. De projectgroep heeft besluiten nodig op de voorgenomen beslispunten om het Crisisplan 2015 - 2018 op te kunnen stellen. Argumenten Zie argumenten per beslispunt in de bijlage ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’. Middelen Geen. Communicatie Het ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’ is besproken met het Hoofd VB, de secretaris, proceseigenaar en de portefeuillehouder. Het schema is besproken in het Managementteam (11 maart), de Veiligheidsdirectie (19 maart) en het Dagelijks Bestuur (27 maart). Vervolg De werkgroep heeft een procedureplanning opgesteld om te komen tot vaststelling van het Crisisplan 20152018 in het Algemeen Bestuur op 25 juni. Relevante data zijn: 16 april 2014: Besluitvorming ‘Schema beslispunten Crisisplan’ in het Algemeen Bestuur 25 juni 2014: Besluitvorming ‘Crisisplan 2015-2018’ in het Algemeen Bestuur Agendapunt - informerend betreft Algemeen Bestuur datum 16 april 2014 agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder 9 Programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 L.J. Sievers Drs. H.J. Meijer Kennis te nemen van 1. de concept programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 vooruitlopend op de consultatieronde met de gemeenteraden Inleiding Volgens de in het Algemeen Bestuur vastgestelde gemeenschappelijke regeling zendt het Dagelijks Bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming van de Veiligheidsregio voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. Argumenten In de voorliggende programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 worden geen extra middelen gevraagd voor nieuw beleid. Voor de autonome ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we uitgegaan van de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland. De begroting 2015 is financieel gezien een kopie van vastgestelde programmabegroting 2014 voor de nieuwe organisatie door de regionalisering van de brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van de nieuwe regionale brandweerorganisatie nog onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er geen signalen dat de geraamde kaders voor 2014 aanpassing behoeven. De beleidsteksten zijn naast de strategische doelstelling gelegd van het meerjarenbeleidsplan, die op dit moment wordt opgesteld. De programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 wordt in eerste instantie informerend aan het Algemeen Bestuur aangeboden. Na de eventuele ontvangst van zienswijze van de gemeenten vindt de vaststelling plaats in de vergadering van 25 juni 2014. Risico’s Niet van toepassing Middelen De vastgestelde technische uitgangspunten zijn verwerkt. Dit betekent het volgende voor de gemeentelijke bijdrage: Bijdrage 2014 incl. m aatw erk € 34.175.400 maatw erkafspraken 2014 € -95.306 Bijdrage 2014 excl. m aatw erk € 34.080.094 (na afronding 0-meting, zie bijlage 5b bijdrage 2014) bezuinigingen in 2015: aanvullende taakstelling vanaf 2015 € -330.000 subtotaal € 33.750.094 BIJ: loonindex (2,00%) en prijsindex (0,75%) 2015 € 356.246 bijdrage 2015 excl. m aatw erk € 34.106.340 maatw erkafspraken 2015 € 33.419 = Bijdrage 2015 gemeenten € 34.139.759 (zie bijlage 5 voor specificatie bijdrage per gemeente) In de begroting zit een nog in te vullen oplopende taakstelling van structureel € 1,1 miljoen. Ter voorbereiding op de invulling van de structurele bezuinigingen wordt een interne commissie samengesteld. Deze commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn afgerond. De voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden gewogen en uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota, die ook met de financieel adviseurs van de gemeente wordt besproken. De programmabegroting 2015 is sluitend gemaakt met een bezuinigingstaakstelling van € 543.000, waar in de loop van het jaar 2014 invulling aan moet worden gegeven. Communicatie Niet van toepassing. Vervolg 3 april: bespreken begroting 2015 met financieel adviseurs van de gemeenten en Veiligheidsregio. 10 april: bespreken begroting 2015 kring van gemeentesecretarissen 10 april tot 1 juni: reacties van gemeenten op programmabegroting 2015 25 juni: Vaststelling begroting 2015 in Algemeen Bestuur Bijlagen 1. Concept programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 versie 18 maart 2014 Programmabegroting 2015 (meerjarenramingen 2016-2018) Concept Programmabegroting 2015 Versie: 18 maart 2014 Pagina 1 Inhoudsopgave 1. INLEIDING .......................................................................................................................................... 3 2. (MEERJAREN)BEGROTING 2015(-2018) VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND .............................. 9 3. TOELICHTING EXPLOITATIEBEGROTING 2015-2018 ................................................................. 11 4. PROGRAMMA’S ............................................................................................................................... 17 5. FORMATIEPLAN 2015 ..................................................................................................................... 28 6. BALANS 2013 – 2018....................................................................................................................... 29 Bijlagen 1. TECHNISCHE UITGANGSPUNTEN BEGROTING 2. MATERIËLE VASTE ACTIVA 3. ONDERHOUD EN HUISVESTING MATERIEEL 4. TIJDELIJK OVER TE NEMEN BRANDWEERKAZERNES (I.V.M. BTW-HERZIENING) 5. OVERZICHT BIJDRAGE PER GEMEENTE Pagina 2 1. Inleiding 1.1. Veiligheidsregio IJsselland Veiligheidsregio IJsselland is verantwoordelijk voor de brandweerzorg en de (voorbereiding op de) rampenbestrijding in het gebied van de elf, via een gemeenschappelijke regeling, aangesloten gemeenten. Deze gemeenten zijn Zwartewaterland, Steenwijkerland, Kampen, Zwolle, Dalfsen, Ommen, Hardenberg, Staphorst, Olst-Wijhe, Raalte en Deventer. Binnen de veiligheidsregio wordt nauw samengewerkt met politie, ambulancedienst, defensie, gemeenten en ketenpartners zoals de waterschappen en nutsbedrijven. 1.2. Missie en visie en ambities Mission statement: Veiligheid: voor elkaar Het mission statement blijft onveranderd. De komende beleidsperiode staat in het kader van doorontwikkeling van het eerder ingezette beleid. De regionale visie en de ambitie is hierop geactualiseerd waarbij deze ook geactualiseerd gegeven het feit dat Brandweer IJsselland vanaf 1 januari 2014 deel uitmaakt van de Veiligheidsregio. Met de ambitie en hieraan verbonden pijlers sluiten we aan op de landelijke doelstellingen, de strategische agenda van het Veiligheidsberaad en de strategische agenda van Brandweer Nederland. Het accent ligt daarbij op verdergaande landelijke en bovenregionale samenwerking. Op grond hiervan is de visie van de Veiligheidsregio voor 2015-2018 als volgt geformuleerd: Visie: Als Veiligheidsregio IJsselland werken we samen aan veiligheid, zijn we een betrouwbare partner en stimuleren we het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en instellingen. 1.3. Ontwikkelingen Hieronder zijn de huidige beleidsontwikkelingen nader beschreven. Evaluatie Wet veiligheidsregio’s In de Kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s (22-11-2013) kondigt de minister aan om in overleg met de sector het Besluit veiligheidsregio’s, het Besluit personeel veiligheidsregio’s en onderliggende regelgeving aan te passen teneinde onderstaande doelen te effectueren. Sturingsfilosofie Het kabinet en het Veiligheidsberaad omarmen de door de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio geïntroduceerde sturingsfilosofie voor de veiligheidsregio’s, waarbij de sturing vanuit het centrale niveau primair gericht is op de resultaten die de veiligheidsregio’s dienen te leveren, namelijk een effectieve brandweerzorg, geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Evaluatiecommissie geeft aan dat selectieve en weloverwogen landelijk sturing nodig is op de volgende onderdelen: samenwerking tussen veiligheidsregio’s; samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en hun samenwerkingspartners; informatie- en communicatievoorzieningen en het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem. Het kabinet hanteert daarbij als uitgangspunt dat in lagere regelgeving randvoorwaarden worden vastgelegd om uniformiteit ten behoeve van de samenwerking te bereiken en onderlinge prestaties/- Pagina 3 kwaliteitsniveaus inzichtelijk te maken. Het is de verantwoordelijkheid van het veld (professionals en bestuur) om te bepalen hoe hier binnen de kaders (gezamenlijk) invulling aan gegeven wordt. Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Sinds 1 januari 2013 bestaat de RUD IJsselland. De RUD is verantwoordelijk voor de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op grond van de Wet milieubeheer. Veiligheidsregio IJsselland geeft als externe partner invulling aan het kennispunt Brandveiligheid binnen de RUD. De medewerkers van het kennispunt gaan voldoen aan de Wabo-kwaliteitscriteria. Deze criteria krijgen in 2015 een wettelijke basis. Het is de bedoeling dat de RUD in 2015 ook verantwoordelijk is voor de uitvoering van taken op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening. Veiligheidsregio IJsselland neemt deel aan deze ontwikkeling. Veel aandacht is nodig voor een goede informatie-uitwisseling met de gemeenten en de RUD. De voorkeur gaat er naar uit dat de veiligheidsregio participeert in de keuze en de aanschaf van een gezamenlijk informatiesysteem. De financiële gevolgen van de mogelijke aanschaf van een gezamenlijk informatiesysteem zijn nog niet bekend. Huisvesting Bij de start van de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland op 1 januari 2014, is een belangrijk deel van de primaire processen ondergebracht in de vier clusters, met de brandweerkazernes van Kampen, Zwolle, Hardenberg en Deventer als voornaamste kantoren. In het pand van de GGD aan de Zeven Alleetjes zijn nu nog ondergebracht de directie, de medewerkers van BBO, Veiligheidsbureau en GHOR en de gehele eenheid Bedrijfsvoering. In het jaar 2014 vindt besluitvorming plaats over de gewenste verkoop van het pand aan de Zeven Alleetjes aan de gemeente Zwolle. Daarnaast vindt een herbezinning plaats over de huisvesting van de GGD. In de lijn van de oorspronkelijke plannen om gefaseerd alle medewerkers van de Veiligheidsregio, inclusief die van bedrijfsvoering, te huisvesten in de brandweerkazernes vindt in 2014 besluitvorming plaats over deze verhuisbeweging. Dit tegen het licht van de kostengevolgen voor de VR, vanwege de noodzakelijke investeringen in de brandweerkazernes en voor de GGD, vanwege het vertrek van de VR als huurder uit de Zeven Alleetjes. In de loop van 2015 vindt de volledige verhuizing van de medewerkers van de VR naar de brandweerkazernes plaats. De brandweerkazerne van Zwolle aan de Marsweg vormt hierin de hoofdvestiging, van waaruit de directie, Bestuursondersteuning, Veiligheidsbureau, GHOR en bedrijfsvoering het werk doen. Vakbekwaamheid Belangrijk aandachtspunt bij de incidentbestrijding zijn goed opgeleide en getrainde functionarissen. We hebben een functionarisvolgsysteem waarin we ook de inzet gaan registreren. Daarnaast besteden we aandacht aan het trainen en oefenen van crisispartners. Voor een goede opleiding en oefening wordt een (meerjaren)opleidings- en oefenbeleidsplan uitgevoerd in alle kolommen. Zelfredzaamheid De laatste jaren hebben we succesvol gewerkt aan zelfredzaamheid vanuit het programma ‘community safety’. In dit programma werken we aan risicobewustzijn van onze inwoners, faciliteren we inwoners zelfredzaam te kunnen zijn, sluiten we aan bij lokale situaties en beleving, adresseren we de rolverdeling tussen burgers en overheid bij veiligheid en brengen we een cultuur en werkwijze tot stand waarin onze eigen hulpverleners deze ontwikkeling stimuleren. Het belang van burgers die zichzelf zo goed mogelijk voor, tijdens en na incidenten, rampen en crises kunnen redden wordt, gezien de landelijke beleidsontwikkeling, toonaangevende adviesraden en onze huidige ervaringen en visie, steeds belangrijker. We zetten daarom onze aanpak voort en bouwen deze uit. We maken daarbij de stap van een incidenteel programma naar een structurele aanpak. Pagina 4 Risico- en crisiscommunicatie Risicocommunicatie heeft betrekking op het informeren van burgers over de risico’s die zich in hun leefomgeving kunnen voordoen en wat ze kunnen doen als zich een crisis voordoet. Crisiscommunicatie is aan de orde als zich daadwerkelijk een crisis voordoet. Deze twee begrippen liggen dus in elkaars verlengde. Een goede risicocommunicatie is de opmaat voor een goede crisiscommunicatie. De veiligheidsregio coördineert tijdens een incident de crisiscommunicatie. Naast informatie over de oorzaak en het verloop van het incident heeft crisiscommunicatie als doel om een handelingsperspectief te bieden aan de burger. De uitgangspunten van de communicatie zijn: eerlijk, open, transparant en snel. In 2015 wordt een optimale mix aan communicatiemiddelen ontwikkeld. Zowel de website als de sociale media nemen hierbij een belangrijke plaats in. Het tot stand brengen van interactie is hierbij de uitdaging. Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) Momenteel is de Landelijke Meldkamer Organisatie bezig om de huidige vijfentwintig meldkamers te transformeren naar tien meldkamers. De vier meldkamers in Overijssel en Gelderland fuseren tot één meldkamer in Apeldoorn (de eenheid Oost). Voor deze eenheid Oost betekent dit een geweldig complexe reorganisatie. Want naast alle veranderingen in bijvoorbeeld het overdragen van verantwoordelijkheden, aansturing van de nieuwe organisatie, afstemming met de klanten, veranderende meldkamerprocessen, personele reorganisaties et cetera moeten er in fysieke, bouwtechnische zin grote veranderingen en verhuizingen plaatsvinden. Voor Veiligheidsregio IJsselland brengt dit in de komende jaren inhoudelijke, financiële en personele vraagstukken mee in verband met: de samenwerking met de landelijke projectorganisatie LMO; de samenstelling van een nulmeting, een financieel overdrachtsdocument, een businesscase per nieuwe meldkamerlocatie, een overeenkomst per nieuwe meldkamerlocatie; het oplossen van eventuele financiële consequenties voor de veiligheidsregio; de positie en rechtspositie van de medewerkers van de meldkamer brandweer; de vraag of een regionale opschalingsruimte in IJsselland nodig is. Het transitieakkoord bevat afspraken daarover voor regio’s zonder eigen meldkamer; de vraag welke voorzieningen nodig zijn voor de brandweer indien de LMO bepaalde diensten niet meer gaat leveren of in verband met landelijke standaardisering in de LMO. De positionering en inrichting van de witte meldkamer (de geneeskundige sector) in de landelijke politiemeldkamer is van invloed op de aansturing en opschaling van de witte kolom. Binnen OostNederland zullen de GHOR-regio’s en ambulancediensten gezamenlijk zorgdragen voor aansluiting van gezondheidszorgprocessen binnen deze meldkamer(s). De Meldkamer Oost Nederland (MON) blijft de burger en de collega op straat adequaat en op dezelfde wijze helpen en ondersteunen vanuit de huidige MON-organisatie en groeit de komende jaren, zonder aan die kwaliteit af te doen, langzaam richting de LMO. Pagina 5 1.4. Financieel Algemeen In deze programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 worden geen extra middelen gevraagd voor nieuw beleid. Voor de autonome ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we uitgegaan van de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland. De begroting 2015 is financieel gezien een kopie van vastgestelde programmabegroting 2014 voor de nieuwe organisatie door de regionalisering van de brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van de nieuwe regionale brandweerorganisatie nog onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er geen signalen dat de geraamde kaders voor 2014 aanpassing behoeven. Taakstelling bezuiniging Bij de bestuurlijke afronding in 2013 van de voorstellen voor het financieel kader van de nieuwe Veiligheidsregio inclusief de regionale brandweer werd door Veiligheidsregio IJsselland voorgesteld om door de nieuwe organisatie niet alleen zelf de nadelige effecten van de btw-compensatie en de geraamde kosten van het sociaal plan op te vangen, maar daarnaast werd voorgesteld om vanaf 2015 aanvullend een taakstelling op te nemen. Deze aanvullende taakstelling met € 330.000 leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio c.q regionale brandweer. Omvang bezuinigingsopdracht a. nadelig BTW-effect (oplopend tot 800 in 2024) b. effecten (aflopend) sociaal plan c. extra bezuinigingsopdracht totaal 2015 123 90 330 543 2016 198 80 330 608 2017 273 70 330 673 2018 348 60 330 738 In het meerjarenbeeld loopt de in te vullen taakstelling nog met € 392.000 op van € 543.000 in 2015 naar een omvang met € 1.130.000 in 2024. (een nog oplopend btw-nadeel met 6 jaar x € 75.000 = € 450.000 met daartegenover een geraamde afloop van de extra kosten van het sociaal plan met 6 jaar x - € 10.000 = - € 60.000) In dit kader van de bezuinigingen is het voor een volledig beeld goed om op deze plaats ook nog even terug te blikken naar een tweetal aspecten die bij de afronding van de financiële 0-meting en het financieel kader eveneens aandacht verdienen. Dit schept een totaal beeld van de efficiencyslagen die er al zijn gemaakt en de bezuinigingen die nog ingevuld worden. 1. Al verwerkte bezuinigingen bij de 11 brandweerkorpsen in de begrotingen 2012 en 2013. a. Bezuinigingen in brandw eerbegroting 2012 b. Geplande bezuinigingen brandw eer 2013 e.v. Totaal ingevulde/geplande bezuinigingen op brandw eertaak door gemeenten voor 1-1-2014 *) *) leidt tot een lager instapbudget voor gemeenten € € € 700.000 850.000 1.550.000 € € € 775.000 85.000 860.000 2. Afspraken financiële 0-meting m.b.t. inrichting nieuwe organisatie a. Versobering inrichting overhead VRIJ t.o.v. toegerekende overhead gemeenten aan brandw eer b. Zichtbaar maken opbrengst restw aarde brandw eervoertuigen Totaal afspraken inrichtingskader (lastenverlaging t.o.v. situatie met 11 korpsen) *) *) verwerkt in meerjarenbegroting 2014-2017, leidt tot lagere bijdrage t.o.v situatie voor 1-1-2014 Samenvattend een totaalbeeld van gerealiseerde en geplande kostenverlaging op het brandweerbudget met ± € 3,5 miljoen. Dit bedrag komt neer op kostenreductie met 10%. Van dit totaal aan besparingen zal de komende jaren nog aan een omvang met € 1,1 miljoen invulling moeten worden gegeven. Pagina 6 Ter voorbereiding op de invulling hiervan wordt een interne commissie samengesteld. Deze commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn afgerond. De voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden gewogen en uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota. In deze programmabegroting hebben we een paragraaf bezuinigingen opgenomen, deze paragraaf komt terug in de tussentijdse rapportages. Hiermee gaan we de invulling van de bezuinigingstaakstelling monitoren. Ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen In dezelfde periode als de samenstelling van deze (meerjaren)begroting 2015-2018 wordt hard gewerkt aan het nieuwe meerjarenbeleidsplan 2015-2018. In dit nieuwe plan zullen de strategische doelen en ambitie per programma worden benoemd. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten gaan met efficiency – slimmer werken. Voor nieuw geld zullen we zelf oud geld moeten vinden. De ambitie elk jaar zal zijn om de gemeentelijke bijdrage niet te laten toenemen. Om dit te bereiken zal gebruik worden gemaakt van alle geledingen binnen de organisatie. De beste plannen voor innovatie / slimmer werken zijn daar te vinden. Dit wordt een belangrijk spoor bij de (door)ontwikkeling van de nieuwe organisatie. Verdeelmethodiek, herijking gemeentefonds en evaluatie verdeelmethodiek In het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio werd op 19 juni 2013 besloten tot een verdeelmethodiek. Deze methodiek zal drie jaar worden gehanteerd (2014, 2015 en 2016). Voorafgaand aan de begroting 2017 zal de financiële verdeelsystematiek opnieuw worden onderzocht, bij dit onderzoek dienen geactualiseerde Cebeon cijfers en verdeelmethoden van andere veiligheidsregio’s te worden betrokken. De BDUR-circulaire van afgelopen december maakt helder dat bij de evaluatie van de verdeelmethodiek tevens gebruik kan worden gemaakt van de uitkomsten van de landelijke herijking van het subcluster “Brandweer en Rampenbestrijding” in het gemeentefonds en de BDUR (Brede DoelUitkering Rampenbestrijding). Het subcluster “Brandweer en Rampenbestrijding” in het gemeentefonds en de BDUR zijn de twee geldstromen van het Rijk aan de medeoverheden voor de uitgaven op het terrein van Brandweer, GHOR, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing. De ministeries van BZK en V&J laten de herijking van beide geldstromen in één onderzoek uitvoeren. De in de decembercirculaire 2013 gepresenteerde planning voor de herijking voorziet in de bekendmaking van de uitkomst van het onderzoek in de meicirculaire 2015 voor het gemeentefonds en de junicirculaire 2015 van de BDUR. Voor zowel het subcluster Brandweer en Rampenbestrijding in het gemeentefonds als voor de BDUR zal dan per 1 januari 2016 herverdeling worden doorgevoerd. De resultaten van de herijking worden volgens de door V&J aangegeven planning bekendgemaakt in juni 2015. Deze planning van V&J betekent dat voorafgaand aan het opstellen van de begroting 2017 bij de geplande evaluatie van de verdeelmethodiek in IJsselland gebruik kan worden gemaakt van de onderzoeksresultaten van de herijking van de subcluster “brandweer en rampenbestrijding” in het gemeentefonds en de BDUR. Het verdient aanbeveling om aan te sluiten op en gebruik te maken van deze nieuwe onderzoeksresultaten en herijking. In de planning zal rekening worden gehouden met een start van de geplande evaluatie van de verdeelmethodiek in het najaar van 2015. De effecten van de evaluatie kunnen hiermee worden meegenomen bij het opstellen van de begroting 2017. Vanzelfsprekend zullen de gemeenten deel uitmaken van deze evaluatie van de verdeelmethodiek. Pagina 7 Wijziging gemeenschappelijke regeling Van belang voor de verdere planning is de wijziging van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen 2014. Wat betreft de financiële relatie tussen gemeenten en veiligheidsregio gaat deze wet bepalen dat: het bestuur uiterlijk op 15 april van het lopende jaar de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbiedt aan de raden van de deelnemende gemeenten, zodat de raden deze informatie beschikbaar hebben ten behoeve van de zogeheten voorjaarsnota. de termijn voor het geven van zienswijzen op de ontwerpbegroting te verlengen van zes naar acht weken, zodat afzonderlijke raden beter in staat worden gesteld om hun zienswijze voor te bereiden en, zo nodig, onderling met elkaar af te stemmen. het voor het bestuur van het samenwerkingsorgaan van belang is om al in februari of maart met (nieuwe) financiële voorstellen te komen richting de deelnemende gemeenten, zodat die nog worden meegenomen bij de voorbereiding van de zogeheten kadernota. 1.5. Opbouw begroting Deze programmabegroting bestaat uit de programma’s: Veiligheid Brandweer Meldkamer Gemeenten GHOR Bestuur Elk programma beschrijft het beleidskader dat van toepassing is en de van belang zijnde ontwikkelingen en geeft antwoord op de vragen: Wat willen we bereiken? Wat doen we daarvoor? Wat gaat het kosten? Pagina 8 2. (Meerjaren)begroting 2015(-2018) Veiligheidsregio IJsselland 2.1. Inleiding In dit deel van de begroting worden de financiële uitkomsten van de (meerjaren)begroting van Veiligheidsregio IJsselland gepresenteerd. De begroting bestaat uit de samenvoeging van de bestaande Veiligheidsregio en de cijfers uit de financiële 0-metingen welke in 2012 bij alle 11 gemeenten werden uitgevoerd. Voor de autonome ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we uitgegaan van de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland. Voor loon/sociale lasten stijging is 2% gehanteerd en een prijsstijging van 0,75%. De begroting 2015 is financieel gezien grotendeels een kopie van de vastgestelde programmabegroting 2014 voor de nieuwe organisatie door de regionalisering van de brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van de nieuwe regionale brandweerorganisatie nog onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er geen signalen dat de geraamde kaders voor 2014 aanpassing behoeven. De verdeling van de kosten over de verschillende programmaonderdelen wordt afzonderlijk zichtbaar gemaakt in hoofdstuk 4. 2.2. Uitgangspunten voor de begroting Voor de opstelling van deze begroting zijn de financiële uitgangspunten en kaders gehanteerd, zoals deze zijn vastgelegd in de uitgebrachte nota Vorming Brandweer IJsselland van het deelproject Financiën. Eerst nog even de belangrijkste uitgangspunten op een rij die bij de samenstelling van deze begroting zijn gehanteerd en waarmee in de cijferopstellingen rekening is gehouden: a. Nota financiële uitgangspunten en kaders van het deelproject Financiën in het project Vorming Brandweer. b. Uitkomsten financiële 0-meting 2012 per gemeente(brandweer). c. De indexering voor loon en prijzen van de cijfers is verwerkt conform de technische uitgangspunten (zie bijlage 1 met technische uitgangspunten voor de begroting). d. Een meerjarig oplopende aanvullende bezuinigingstaakstelling waardoor de netto bijdrage van de gemeenten vanaf 2015 met € 330.000 afneemt. e. Het totaal aan bezuinigingen voor de nieuwe organisatie ligt fors hoger dan het netto effect voor de gemeenten. De belangrijkste reden is het vanaf 1-1-2014 optredende btw-nadeel door ontoereikende compensatie voor de btw via de BDUR. f. Het btw-nadeel gaat de komende jaren door de vervangingsinvesteringen jaarlijks met ± € 75.000 toenemen. Gelet op de financiële situatie bij de gemeenten is het uitgangspunt dat de Veiligheidsregio dit structureel toenemende nadeel zelf oplost. g. Alle lasten zijn geraamd inclusief 21% btw. h. De berekeningen voor de genormaliseerde kapitaallasten van alle brandweermaterieel afgelopen jaar zijn gebaseerd op actuele vervangingswaarden (inclusief btw). i. De personeelslasten zijn gebaseerd op de omvang (298,22 fte) en opbouw van het formatieplan, inclusief de nieuwe eenheid bedrijfsvoering voor de Veiligheidsregio en de GGD. j. De gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering maakt deel uit van de Veiligheidsregio IJsselland. Deze begroting is gebaseerd van het financieel kader zoals deze werd uitgewerkt in het vastgestelde organisatie- en formatieplan van de “eenheid bedrijfsvoering”. k. De raming van de bijkomende personeelslasten (bijvoorbeeld toelagen onregelmatigheid, piket en garantiebedragen) zijn gebaseerd op de werkelijke kosten over de maanden januari en februari van 2014. l. De vergoedingen aan de brandweervrijwilligers zijn met indexering gebaseerd op de gehouden inventarisatie van de werkelijke uitgaven 2011 door het deelproject Personeel in het project Vorming Brandweer. Ervaringscijfers zijn in de regionale organisatie nog niet beschikbaar. Pagina 9 m. De vervangingsinvesteringen van het brandweermaterieel zijn gebaseerd op de in het deelproject Materieel en Gebouwen gehouden inventarisatie in 2012. De afschrijving is geraamd conform de vastgestelde termijnen. De begrote vervangingsinvesteringen (> € 5.000) over de jaren 2015-2018 zijn intern afgestemd. 2.3. Begrotingsresultaten 2015-2018 Hieronder een overzicht begroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 op hoofdlijnen en verdeeld in tien categorieën. Voor de vergelijking is de kolom begroting 2014 opgenomen. De bedragen per categorie wijken af met de oorspronkelijke begroting 2014. De totale omvang is het bedrag hetzelfde gebleven, maar er zijn wat verschuivingen geweest in de categorieën/programma’s. Voor een beter inzicht zijn er twee categorieën (rente en beheerskosten) toegevoegd in vergelijking met begroting 2014. Deze verschuivingen zijn ontstaan naar aanleiding van de eerste ervaringen en uitwerking van de interne beheersbegroting. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven per categorie. Tabel 1: overzicht begroting en meerjarenramingen. EXPLOITATIE VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND Begroting 2014 Begroting 2015 bedragen x € 1.000 Meerjarenram ing 2016 2017 2018 Exploitatiekosten 1. Personeel -24.662 -25.100 -25.090 -25.080 -25.070 2. Huisvesting -4.400 -4.419 -4.419 -4.419 -4.419 3. Brandw eermaterieel -4.902 -4.879 -4.954 -5.029 -5.104 4. Opleiden & Oefenen -2.655 -2.683 -2.683 -2.683 -2.683 5. Automatisering & verbindingen -1.796 -1.813 -1.813 -1.813 -1.813 6. Rente -1.980 -2.004 -2.004 -2.004 -2.004 7. Beheerskosten -1.348 -1.358 -1.358 -1.358 -1.358 8. Overige kosten -1.584 -1.455 -1.455 -1.455 -1.455 Exploitatiebaten 9a. Diverse opbrengsten 694 723 723 723 723 2.560 2.600 2.600 2.600 2.600 -40.073 -40.388 -40.453 -40.518 -40.583 V&J - BDUR structureel 4.420 3.979 3.979 3.979 3.979 V&J - BDUR btw -compensatie 1.280 1.726 1.726 1.726 1.726 50 - - - - 10b. Gemeentelijke bijdragen 34.175 34.140 34.140 34.140 34.140 Totaal bijdragen 39.925 39.845 39.845 39.845 39.845 -148 -543 -608 -673 -738 148 213 278 343 408 330 330 330 330 148 543 608 673 738 - - - - - 9b. Bijdrage GGD Totaal exploitatiekosten Algem ene dekkingsm iddelen 10a. Rijksbijdrage V en J: V&J - BDUR incidenteel Exploitatieresultaat zonder aanvullende bezuiniging 11a. Eerste bezuinigingsmaatregelen 11b. Aanvullende bezuinigingen Totaal bezuinigingsopdracht Exploitatieresultaat na bezuinigingen Pagina 10 3. Toelichting exploitatiebegroting 2015-2018 In dit deel van de begroting wordt voor zover van informatieve waarde per categorie een korte toelichting op de begrotingscijfers 2015 en indien nodig op de meerjarenramingen gegeven. De begrotingscijfers zijn zoveel mogelijk gerubriceerd naar herkenbare categorieën. Ten opzichte van 2014 zijn er twee categorieën toegevoegd. Hier is de kolom begroting 2014 ook op aangepast, waarbij het totaal van de begroting ongewijzigd is gebleven. De toelichting op de exploitatie volgt de nummering van de categorieën uit de tabel 1. Hierna volgt eerst een toelichting op de gehanteerde werkwijze voor de toedeling van de indirecte kosten aan de beleidsprogramma’s. 3.1. Kosten programma’s In de onderliggende gedetailleerde ramingen in de begroting worden alle baten en lasten zoveel mogelijk rechtstreeks geraamd en verantwoord bij de zes programma’s: Veiligheid Brandweer Meldkamer Gemeenten GHOR Bestuur Het totaal van de exploitatiebegroting over 2015 bedraagt € 40 miljoen. Hiervan kan € 27,2 miljoen rechtstreeks worden toegerekend aan de programma’s. De ramingen van alle ondersteunende diensten: bedrijfsvoering (inclusief huisvesting), bestuursondersteuning en directie komen uit op € 12,8 miljoen. Voor de toedeling van deze indirecte kosten aan de programma’s wordt gebruik gemaakt van een stabiele en duidelijke verdeelsleutel. Namelijk het aandeel van de formatie van het organisatieonderdelen dat is belast met het programma in de totale formatie. Op deze wijze is sprake van een simpele en toegankelijke verdeling van de indirecte kosten. De formatie is een redelijk vaste factor waarmee een stabiel beeld wordt verkregen. Voor de toerekening van de indirecte kosten kunnen diverse toedelingsmethoden worden gebruikt. Belangrijker is de budgetbewaking van de kosten bij de ondersteunende diensten door verantwoordelijke budgethouders binnen de Veiligheidsregio. Bij de berekening van de verdeelsleutel worden zoals gebruikelijk de brandweervrijwilligers voor 25% meegewogen. Hieronder in tabelvorm de verdeelsleutel voor de verdeling van de indirecte kosten aan de programma’s. Tabel 2: Verdeling indirecte kosten. PROGRAMMA a. Brandw eer - beroepsbrandw eer aandeel in fte % 395,10 94,03% 191,10 - vrijw illigers (816 x 25%) 204,00 b. Meldkamer 7,60 1,81% c. Veiligheid(sbureau) 8,11 1,93% d. GHOR 8,94 2,13% e. Gemeenten 0,44 0,10% f. Bestuur 0,00 0,00% 420,19 100,00% Totaal Bij de toelichting op de beleidsprogramma’s wordt de exploitatie gepresenteerd in twee onderdelen, te weten de directe kosten bij de programma’s en de toegerekende indirecte kosten. Pagina 11 1. Personeel Het totaal aan geraamde personeelslasten bedraagt € 25,1 miljoen. De indexering is verwerkt conform de technische uitgangspunten (zie bijlage 1). Het uitgangspunt voor de raming van de personeelskosten over 2015 is de formatieomvang met 298,22 fte en de kwalitatieve schaalindeling hiervan. Voor de brutosalarissen inclusief vakantietoelage en eindejaarsuitkering een raming met € 14.007.000. De geraamde vergoedingen aan het personeel is gebaseerd op de in de maanden januari en februari 2014 betaalde garantietoelagen, toelagen voor onregelmatigheid, beschikbaarheid en levensloop. In totaal een geraamd bedrag van € 1.854.000. Voor sociale lasten en overige personeel gerelateerde kosten is € 5.419.000 geraamd. De raming van de vergoeding aan de brandweervrijwilligers (€ 3.820.000) is evenals over 2014 gebaseerd op de inventarisatie die over 2011 is gehouden door het deelproject Personeel. Op dit punt zijn nog geen ervaringscijfers beschikbaar. In de meerjarenramingen is het uitgangspunt dat de lasten per saldo elk jaar licht afnemen. Dit moet mogelijk zijn door het terugdringen van overwerk en het geleidelijk vervallen van garantietoelagen bij in- en uitstroom. Dit is conform de afspraken in het Sociaal Plan. 2. Huisvesting Voor de 35 brandweerkazernes en -posten in de regio is het uitgangspunt dat deze in eigendom van de gemeenten blijven. Er zijn in 2013 huurcontracten afgesloten met de gemeenten. De huurprijs is gebaseerd op de kosteninventarisatie van de huisvesting in de 0-meting. De huurprijs, die de Veiligheidsregio betaalt aan de gemeenten, bestaat uit het deel gemiddelde kapitaallasten van de brandweerpost, het deel van het gemiddelde bedrag voor het groot onderhoud (inclusief 21% btw) en het deel van de verzekeringskosten van de eigenaar. De huurprijs voor 2015 is gelijk aan die van 2014, conform artikel 9.2 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomsten. De lasten voor energie, schoonmaak, belastingen en dagelijks onderhoud worden rechtstreeks door de hurende partij (de Veiligheidsregio) voldaan aan externe leveranciers en maken geen deel uit van de huursom. De ramingen voor energie, schoonmaak, belastingen en dagelijks onderhoud zijn, afgezien van de prijsindexering met 0,75%, gelijk aan die van de begroting 2014. Voor negen brandweerkazernes is een uitzondering gemaakt. Deze kazernes zijn tijdelijk in eigendom genomen door de Veiligheidsregio. Met deze tijdelijke overdracht is vermeden dat de btwherzieningstermijn op gebouwen jonger dan 10 jaar wordt toegepast. Bij de overgang naar huur moest anders in de geldende fiscale regelgeving de gecompenseerde btw naar rato van het aantal verstreken jaren door de betreffende gemeenten worden terugbetaald aan de Belastingdienst. Regiobreed zou hier een bedrag van ± € 3 miljoen mee zijn gemoeid. Bij de start van de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland op 1 januari 2014, is een belangrijk deel van de primaire processen ondergebracht in de vier clusters, met de brandweerkazernes van Kampen, Zwolle, Hardenberg en Deventer als voornaamste kantoren. In het pand van de GGD aan de Zeven Alleetjes zijn nu nog ondergebracht de directie, de medewerkers van BBO, Veiligheidsbureau en GHOR en de gehele eenheid Bedrijfsvoering. In het jaar 2014 vindt besluitvorming plaats over de gewenste verkoop van het pand aan de Zeven Alleetjes aan de gemeente Zwolle. Daarnaast vindt een herbezinning plaats over de huisvesting van de GGD. In de lijn van de oorspronkelijke plannen om gefaseerd alle medewerkers van de Veiligheidsregio, inclusief die van bedrijfsvoering, te huisvesten in de brandweerkazernes vindt in 2014 besluitvorming plaats over deze verhuisbeweging. Dit tegen het licht van de kostengevolgen voor de VR, vanwege de noodzakelijke investeringen in de brandweerkazernes en voor de GGD, vanwege het vertrek van de VR als huurder uit de Zeven Alleetjes. In de loop van 2015 vindt de volledige verhuizing van de medewerkers van de VR naar de brandweerkazernes plaats. De brandweerkazerne van Zwolle aan de Marsweg vormt hierin de hoofdvestiging, van waaruit de directie, Bestuursondersteuning, Veiligheidsbureau, GHOR en bedrijfsvoering het werk doen. Pagina 12 In bijlage 4 staat de specificatie van de brandweerkazernes welke op 1-1-2014 zijn overgenomen en tegen welke boekwaarde. Na het verstrijken van de 10 jaarstermijn worden de kazernes weer tegen de boekwaarde terug geleverd aan de gemeenten. Op beide overdrachtsmomenten geen voor- of nadeel voor gemeente of Veiligheidsregio. In de begroting wordt uitgegaan van 3,5% aan rentelasten voor het aantrekken van vreemd vermogen voor de aankoop gedurende de periode van eigendom. 3. Brandweermaterieel Alle exploitatielasten van het brandweermaterieel zijn, afgezien van de prijsindexering met 0,75%, gelijk aan de programmabegroting 2014. Met ingang van 1-1-2014 heeft de Veiligheidsregio de boekwaarde van al het brandweermaterieel overgenomen van de gemeenten. De gemeentelijke bijdragen uit de 0-meting zijn gebaseerd op de gemiddelde kapitaallasten van alle aanwezige brandweermaterieel. Hierdoor heeft de organisatie structureel voldoende middelen om de noodzakelijke vervangingsinvesteringen te doen. Voor het verschil tussen de in een specifiek begrotingsjaar te ramen kapitaallasten en de gemiddelde kapitaallasten wordt een storting in c.q. onttrekking aan de hiervoor ingestelde egalisatiereserve gedaan. Per saldo wordt in 2015 een storting in de egalisatiereserve geraamd van € 242.000. De vervangingsinvesteringen van het brandweermaterieel zijn gebaseerd op de in het deelproject Materieel en Gebouwen gehouden inventarisatie in 2012. De geraamde vervangingsinvesteringen (aanschaffingen >€ 5.000) over de jaren 2015-2018 zijn afgestemd en gebaseerd op de in de financiële uitgangspunten vastgelegde afschrijvingstermijnen en vervangingswaarden. De vervangingswaarden zijn actueel en niet geïndexeerd met 0,75%. Op bijlage 2 het overzicht van de materiële activa. Door het vakteam Beheer & Techniek wordt kritisch beoordeeld of de vervanging wel noodzakelijk is. De bijlage 2 is gebaseerd op gedetailleerde specificaties die bij het vakteam Financiën ter beschikking zijn. De jaarlijkse toename van de kosten van het brandweermaterieel wordt veroorzaakt door het btweffect op de vervangingsinvesteringen, de kapitaallasten voor vervanging zijn nog zonder btw. 4. Opleiden & oefenen De raming van de lasten voor het opleiden en het oefenen, zijn de geïndexeerde tellingen van de 11 gemeentebegrotingen 2012 aangevuld met de raming over 2014 van de bestaande Veiligheidsregio. Dit voor 2015 geïndexeerd met 0,75%. Op dit moment wordt gewerkt aan een regionaal opleidingsplan. In het meerjarenbeeld zijn geen mutaties in de kosten voorzien. 5. Automatisering & verbindingen De feitelijke ontwikkeling van de kostenvraag voor de ICT in de nieuwe veiligheidsregio blijft nog lastig in te schatten, er zijn nog geen ervaringscijfers. De ramingen voor de nieuwe ICT-omgeving met regionale afstemming is mede tot stand gekomen door gebruikmaking van gegevens van een tweetal vergelijkbare veiligheidsregio’s. Afgezien van de prijsindex met 0,75% wordt door de vorming van de gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de inbrengbudgetten van de GGD aan deze eenheid. 6. Rente Ten opzichte van de vorige begroting 2014 is de categorie rente nu ook afzonderlijk zichtbaar gemaakt. Evenals vorig jaar hanteren we voor huisvesting 3,5% en voor het materieel 4,5%. In 2014 en 2015 zullen we ervaringscijfers moeten verkrijgen voor onze treasuryfunctie. Ook gaan we de gehanteerde percentages opnieuw beoordelen en mogelijke structurele voordelen meenemen bij de invulling van de bezuinigingsopdracht. De veiligheidsregio probeert binnen de geldende regelgeving op dit vlak zoveel mogelijk met kort geld te lenen. Hiermee maken we optimaal gebruik van de lage rentepercentages, hetgeen incidentele rentevoordelen oplevert. Deze incidentele rentevoordelen gaan deel uitmaken van de tussentijdse bestuursrapportage. Pagina 13 7. Beheerskosten Ook de categorie beheerskosten is nieuw ten opzichte van de begroting 2014. Dit zijn voornamelijk kosten van de bedrijfsvoering. Afgezien van de prijsindex met 0,75% wordt door de vorming van de gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de inbrengbudgetten van de GGD aan deze eenheid. 8. Overige Alle niet onder de voorgaande categorieën onder te brengen posten zijn hier geraamd. Ook bij deze restcategorie wordt afgezien van de prijsindex met 0,75% door de vorming van de gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de inbrengbudgetten van de GGD aan deze eenheid. 9a. Opbrengsten De geraamde opbrengsten zijn gebaseerd op de begrotingen 2012 van de 0-meting en aangevuld met de geraamde opbrengsten bij de Veiligheidsregio. Voor 2015 zijn de opbrengsten ook met 0,75% geïndexeerd. Er is wel sprake van een omzetrisico, niet alle onderliggende afspraken zijn actueel in beeld. De basis zijn de opbrengsten uit de 0-meting over 2012 bij de gemeentelijke brandweerkorpsen. De Veiligheidsregio IJsselland heeft een verordening (inclusief tarieventabel) vastgesteld om inkomsten te kunnen heffen. 9b. Bijdrage GGD De gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering maakt deel uit van de Veiligheidsregio IJsselland. De begroting is gebaseerd op het financieel kader zoals deze werd uitgewerkt in het vastgestelde organisatie- en formatieplan van de “eenheid bedrijfsvoering”. De bijdrage van de GGD in deze eenheid is gebaseerd op het door de GGD ingebrachte financieel kader. 10. Algemene dekkingsmiddelen De dekking voor de exploitatie van de Veiligheidsregio valt uiteen in twee posten. 10a. Rijksbijdragen van het ministerie van Veiligheid & Justitie (V&J); 10b. Bijdragen van de 11 gemeenten. 10a. Rijksbijdrage van het ministerie van Veiligheid en Justitie Van V&J wordt een “Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding (BDUR) ontvangen. Jaarlijks worden in de maanden juni en december van het ministerie budgetcirculaires BDUR ontvangen. Hierin wordt de te ontvangen bijdrage voor de Veiligheidsregio bekend gemaakt. In de begroting 2015 zijn de voorlopig geldende bedragen uit de decembercirculaire 2013 van V&J opgenomen. Uit de begrotingsopstelling blijkt dat de rijksbijdrage bestaat uit twee delen. Een structureel deel van € 3.979.338 en het btw-compensatie deel met € 1.725.810. Opgemerkt wordt dat in de vergelijkende cijfers een bedrag van € 458.000 aan bestaande btwcompensatie in 2014 deel uitmaakt van de BDUR. Dit bedrag maakt vanaf 2015 deel uit van de btwcompensatie. Het totaal is nagenoeg ongewijzigd gebleven. Vanaf 1-1-2014 kan de btw op de brandweerzorg niet meer worden gecompenseerd. Als compensatie ontvangen de Veiligheidsregio’s een (ontoereikende) bijdrage voor dit nadeel. 10b. Bijdragen van de 11 gemeenten De basis voor de bijdragen van de gemeenten zijn de uitkomsten van de financiële 0-meting die werden vertaald in de eerdere begroting voor het jaar 2014. De cijfers van 2014 zijn geïndexeerd voor lonen en prijzen conform de technische uitgangspunten zoals in de bijlage 1 is toegelicht. Daarnaast wordt in de tabel de in te vullen aanvullende taakstelling zichtbaar gemaakt. De invulling hiervan leidt daadwerkelijk tot een vermindering van de gemeentelijke bijdrage. Pagina 14 Tabel 3: Opbouw gemeentelijke bijdrage 2015. Bijdrage 2014 incl. m aatw erk € maatw erkafspraken 2014 € -95.306 Bijdrage 2014 excl. m aatw erk € 34.080.094 34.175.400 (na afronding 0-meting, zie bijlage 5b bijdrage 2014) bezuinigingen in 2015: € -330.000 subtotaal € 33.750.094 aanvullende taakstelling vanaf 2015 BIJ: loonindex (2,00%) en prijsindex (0,75%) 2015 € 356.246 bijdrage 2015 excl. m aatw erk € 34.106.340 maatw erkafspraken 2015 € 33.419 = Bijdrage 2015 gem eenten € 34.139.759 (zie bijlage 5 voor specificatie bijdrage per gemeente) De specifieke bijdrage per gemeente wordt berekend conform de besluitvorming in het Algemeen Bestuur over de keus ten aanzien van de verdeelmethode. Op deze bijlage 5 zijn nu voor een beter inzicht tevens de gemaakte maatwerkafspraken op het vlak van de continuering van de advisering van eenvoudige taken afzonderlijk zichtbaar gemaakt. In deze gemeenten worden de eenvoudige taken tijdelijk nog verricht door personeel in loondienst van de VRIJ. Bij de meeste gemeenten werden deze eenvoudige taken al in de afronding van de financiële 0-meting verrekend en door hen zelf uitgevoerd. De bijdrage per gemeente wordt in een afzonderlijke bijlage 5 gepresenteerd in een vast aandeel, tijdelijk maatwerkdeel en gewenningsbijdrage. 11. Omvang bezuinigingsopdracht Aan het begrotingsresultaat(tekort) voor aanvullende bezuinigingen liggen een aantal oorzaken ten grondslag. In de onderstaande tabel een weergave van de opbouw van de bezuinigingsopdracht. De aanvullende netto-besparing voor de gemeenten gaat in vanaf 2015. Tabel 4: Omvang bezuinigingsopdracht (bedragen x € 1.000) Omvang bezuinigingsopdracht a. nadelig BTW-effect (oplopend tot 800 in 2024) b. effecten (aflopend) sociaal plan c. extra bezuinigingsopdracht totaal 2015 123 90 330 543 2016 198 80 330 608 2017 273 70 330 673 2018 348 60 330 738 Naast het eerder belichte btw-nadeel moet in de beginjaren rekening worden gehouden met de extra (reis)kosten van het Sociaal Plan. In de meerjarenramingen is het uitgangspunt dat de lasten per saldo elk jaar met ongeveer € 10.000 af gaan nemen. Dit moet mogelijk zijn door het terugdringen van overwerk en het geleidelijk vervallen van garantietoelagen bij in- en uitstroom van personeel. Dit is conform de afspraken in het Sociaal Plan. Bij de bestuurlijke afronding in 2013 van de voorstellen voor het financieel kader van de nieuwe Veiligheidsregio inclusief de regionale brandweer werd door de Veiligheidsregio IJsselland voorgesteld om door de nieuwe organisatie niet alleen zelf de nadelige effecten van de btwcompensatie en de geraamde kosten van het sociaal plan op te vangen, maar daarnaast werd voorgesteld om vanaf 2015 aanvullend een taakstelling op te nemen. Deze aanvullende taakstelling met € 330.000 leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio c.q. regionale brandweer. Zoals verwoord bij de inleiding onder hoofdstuk 1.4 in totaliteit een kostenreductie met 10% op het brandweerbudget. Deze netto besparing is conform hoofdstuk 8 uit de Nota financiële uitgangspunten en kaders voor de begroting over de voorstellen van het financieel kader 2014-2017. Structureel Het becijferde btw-nadeel loopt tot 2024 nog jaarlijks met circa € 75.000 op naar een totale omvang met € 800.000. Dit betekent samen met de aanvullende netto besparing van € 330.000 een op termijn te realiseren omvang aan besparingen van € 1.130.000 voor de Veiligheidsregio IJsselland. Pagina 15 Invulling taakstellende bezuinigingsopdracht Zoals hiervoor aangegeven heeft de Veiligheidsregio IJsselland vanaf 2015 een aanvullende taakstelling van € 330.000 voorgesteld waardoor de gemeentelijke netto bijdrage met dit bedrag afneemt. Daarnaast speelt de jaarlijks oplopende taakstelling van € 75.000 door de ontoereikende btw-compensatie in de BDUR. Beide taakstellingen samen leiden tot een te realiseren bezuinigingstaakstelling voor de Veiligheidsregio IJsselland van € 543.000 in 2015. Meerjarig loopt deze nog in te vullen bezuinigingstaakstelling op van € 543.000 in 2015 naar een maximale omvang met € 1.130.000 in 2024. Ter voorbereiding op de invulling van de structurele bezuinigingen wordt een interne commissie samengesteld. Deze commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn afgerond. De voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden gewogen en uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota. In de tussentijdse rapportages zal een “paragraaf bezuinigingen” worden opgenomen. Op deze wijze kan de invulling van de bezuinigingstaakstelling continu worden gevolgd. Ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen In dezelfde periode als de samenstelling van deze (meerjaren)begroting 2015-2018 wordt hard gewerkt aan het nieuwe meerjarenbeleidsplan 2015-2018. In dit nieuwe plan zullen de strategische doelen en ambitie per programma worden benoemd. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten gaan met efficiency – slimmer werken. Voor nieuw geld zullen we zelf oud geld moeten vinden. De ambitie elk jaar zal zijn om de gemeentelijke bijdrage niet te laten toenemen. Om dit te bereiken zal gebruik worden gemaakt van alle geledingen binnen de organisatie. De beste plannen voor innovatie / slimmer werken zijn daar te vinden. Dit wordt een belangrijk spoor bij de (door)ontwikkeling van de nieuwe organisatie. Pagina 16 4. Programma’s 4.1. Programma Veiligheid Beleidskader Wij werken aan het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen en crises. Onze strategische doelen hierbij zijn: 1. Wij blijven in samenwerking met de hulpdiensten en crisispartners zorgen voor een betrouwbare, op zijn taak toegeruste crisisorganisatie. Hiertoe bevorderen we dat crisisfunctionarissen: competent zijn; opgeleid, getraind en geoefend zijn conform het risicoprofiel; informatie gestuurd optreden; in crisisruimten werken die voldoen aan de eisen. 2. Wij leveren een bijdrage aan het risicogericht werken in onze regio, door: te participeren in samenwerkingsverbanden rondom de geprioriteerde risico’s. Doel van een samenwerkingsverband is, om in overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico. 3. Wij dragen bij aan het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers en bedrijven, door: het thema zelfredzaamheid een plek te geven in de operationele voorbereiding; crisisfunctionarissen aan te leren hoe om te gaan met de inzet van burgers en bedrijven tijdens crises; bij incidentevaluaties de inzet van burgers en bedrijven in beeld te brengen. Wat willen we bereiken? We willen bereiken dat: 1. De crisisorganisatie bestaat uit competente crisisfunctionarissen. 2. Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, zijn opgeleid en geoefend volgens het MOTO plan. 3. Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, de beschikking hebben over relevante informatie en zijn getraind in het gebruik. 4. De werkruimten van de crisisteams voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers, binnen redelijkheid van financiële consequenties en passend in de reguliere begroting. 5. We participeren in 2 samenwerkingsverbanden. Doel van een samenwerkingsverband is, om in overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico. 6. Het thema zelfredzaamheid een substantieel onderdeel uit maakt van onze operationele voorbereiding. 7. We bij iedere incidentevaluatie ook de inzet van burgers en bedrijven in beeld brengen. 8. De crisisorganisatie blijft voldoen aan de operationele prestaties. Wat doen we daarvoor? We stimuleren een zorgvuldige toepassing van de werving- en selectieprocedure voor sleutelfunctionarissen, zoals beschreven in de Personele Regeling Operationele Functies. We bieden de sleutelfunctionarissen opleidingen, trainingen en oefeningen aan conform ons risicoprofiel, die ertoe bijdragen dat zij toegerust zijn op hun taak in de crisisorganisatie. Opleidingen, trainingen en oefeningen bieden we aan in de vorm van een MOTO-cyclus van 18 maanden. De MOTO-cyclus beschrijven we in het MOTO-plan en sluiten we af met een oefening van de complete crisisorganisatie. De oefening gebruiken we eveneens als systeemtoets om de operationele prestaties van de crisisorganisatie in beeld te brengen. Pagina 17 We stimuleren dat de sleutelfunctionarissen beschikken over relevante informatie en dat zij zijn getraind in het gebruik. Informatie splitsen we op in preparatieve informatie en repressieve informatie. Preparatieve informatie maken we beschikbaar en toegankelijk in de vorm van informatiekaarten (voor geprioriteerde risico’s en wettelijk verplichte planvormen), geografische data of administratieve data. Repressieve informatie maken we beschikbaar in het LCMS. We beheren de crisisruimten zodanig dat deze 24/7 operationeel beschikbaar zijn voor de crisisteams. Daarnaast beschikken we voor de teams ROT en RBT over een uitwijklocatie wanneer de crisisruimten niet toegankelijk zijn. We nemen deel aan twee samenwerkingsverbanden, 1 met betrekking tot ons geprioriteerde risico hoog water en een tweede nog vorm te geven samenwerkingsverband met betrekking tot 1 van de andere 4 geprioriteerde risico’s. Doel van een samenwerkingsverband is, om in overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico. We verwerken het thema zelfredzaamheid in onze operationele voorbereiding. We evalueren conform ons evaluatiebeleid. Resultaat van iedere incident evaluatie is dat we een scherper beeld hebben van het voldoen aan de operationele prestaties, we de inzet van burgers en bedrijven rondom het incident in beeld hebben gebracht en we punten hebben geconstateerd waarop we de crisisorganisatie kunnen verbeteren. Wat gaat het kosten? begroting 2014 Programma VEILIGHEID Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal € € € € € 997.846 -18.079 13.925 243.240 begroting 2015 € € € € 1.236.932 € 981.437 -18.215 13.578 246.973 meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 982 € 982 € 982 € -18 € -18 € -18 € 13 € 13 € 13 € 247 € 247 € 247 1.223.774 € 1.224 € 1.224 € 1.224 Pagina 18 4.2. Programma Brandweer Beleidskader De Wet veiligheidsregio’s omschrijft de taken van de brandweer en geeft in nadere regels vereisten voor de kwaliteit en kwantiteit van de organisatie en de uitvoering. Veiligheidsregio IJsselland legde structuren en kaders daarvoor vast in het Organisatieplan, in het Dekkingsplan en in het Eindrapport Werkgroep Continuïteit VTH-taken Brandveiligheid. Bij de samenstelling van deze plannen en rapporten maakten we mede gebruik van landelijke notities en rapportages op deze terreinen. In dit programma geven we eerst een overzicht van algemene doelen en aansluitend van specifieke doelen voor de taakgebieden Risicobeheersing, Repressie, Vakbekwaamheid, Beheer en Techniek. Wat willen we bereiken? 1. We willen zien of de processturing werkt zoals beoogd. We hebben in het Organisatieplan gekozen voor processturing w aarbij het voor de brandw eer draait om de vier hoofdprocessen: repressie, risicobeheersing, vakbekw aamheid en beheer & techniek. Processturing betekent: w e leggen w erkw ijzen en verantw oordelijkheden vast zodat het gew enste resultaat met grote zekerheid w ordt bereikt . 2. We willen sturen op prestaties. Volgens het Organisatieplan stuurt het management op prestaties, in het bijzonder op beheer van met name personeel en financiën, ofw el integraal management . 3. We optimaliseren de benutting van gebouwen. Dit betreft de herhuisvesting aan de Marsweg in samenhang met de werkplekken in de andere (cluster) kazernes, de verwachte organisatieontwikkeling, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd onafhankelijk werken. 4. We ontwikkelen het leiderschap binnen de organisatie. De nieuwe organisatie en de inrichting daarvan overeenkomstig de omschreven doelen (procesgericht werken, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd onafhankelijk werken) vereisen doorontwikkeling van de leidinggevenden. 5. We willen zicht hebben op de toekomstige beschikbaarheid en behoefte aan brandweervrijwilligers. Landelijke onderzoeken laten dalingen zien in de beschikbaarheid van vrijwilligers in de komende jaren. Dit geldt ook voor de brandweer. Wat doen we daarvoor? We peilen de werking van de processturing en sturen zo nodig bij. We stellen prestatie- of effectindicatoren vast. We realiseren de herhuisvesting aan de Marsweg in samenhang met de werkplekken in de andere (cluster) kazernes, de verwachte organisatieontwikkeling, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd onafhankelijk werken (onder voorbehoud van verkoop van de Zeven Alleetjes). De leidinggevenden volgen leiderschapstrainingen overeenkomstig het daarvoor opgestelde programma. We laten een verkenning uitvoeren naar de toekomstige beschikbaarheid en behoefte aan brandweervrijwilligers in onze regio. Deze algemene doelen worden hieronder voor de verschillende taakgebieden verder uitgewerkt. Pagina 19 Risicobeheersing Ontwikkelingen Het trachten te voorkomen dat brand ontstaat en het beperken van ongevallen en schade bij brand krijgt steeds meer aandacht. Dit betekent dat we inzetten op het geven van voorlichting over brandveiligheid. De regionalisering heeft grote gevolgen voor het vakgebied ‘Risicobeheersing’. Immers, waar vóór 2014 ieder brandweerkorps zijn eigen afspraken maakte met de gemeentelijke afdelingen die zich bezig hielden met vergunningen, toezicht en/ of ruimtelijke ordening, gebeurt dat nu vanuit één punt voor alle elf aangesloten gemeenten. We leveren wat dit betreft maatwerk. We accepteren verschillen tussen gemeenten en maken op basis daarvan keuzes volgens het principe: gelijke gevallen, gelijk behandelen. Wij hebben aandacht voor toezicht en handhaving en de samenwerking met partners op dat gebied, in het bijzonder in het kader van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). Wat willen we bereiken? 1. Het beperken en voorkomen van brand en van ongevallen bij brand bij burgers, bedrijven en instellingen. 2. Het terug dringen van het aantal onterechte en ongewenste meldingen. 3. Het bekend zijn van objectinformatie, de resultaten van brandonderzoek en het risicoprofiel bij de repressieve ploegen. 4. Het beschikbaar hebben van voldoende bluswater in de gehele regio. Wat doen we daarvoor? 1. a. We geven invulling aan de rol van bevoegd gezag ten aanzien van BRZO-bedrijven en vervullen de wettelijke taak van adviseur externe veiligheid; b. We verlenen ontheffingen van de routering gevaarlijke stoffen; c. We maken per aangesloten gemeente heldere afspraken over de te leveren inspanning op het gebied van advisering i.k.v. ruimtelijke ordening, Wabo, Brandbeveiligingsverordening, APV, bij evenementen en bij tijdelijke bouwwerken, en over het toezicht hierop en de handhaving hiervan; d. We zorgen voor de uitvoering van de afspraken bij het vorige punt op een regionaal geharmoniseerde wijze; e. We maken afspraken met de RUD over het kennispunt brandveiligheid; f. We maken burgers, bedrijven en instellingen bewust van veilige en onveilige situaties (project brandveilig leven) en proberen zodoende het aantal incidenten te beperken, door: Actieve deelname aan de landelijke brandpreventiecampagne Het geven van voorlichting aan burgers, bedrijven en instellingen Het digitaal beschikbaar stellen van informatie en voorlichtingsmateriaal 2. We zetten op papier hoe we het aantal onterechte en ongewenste meldingen terug willen dringen en voeren dit plan uit. 3. We geven de repressieve ploegen instructie over objectinformatie, de resultaten van brandonderzoek en het risicoprofiel. 4. We stellen bluswaterbeleid op en onderhouden het contact met Vitens voor het onderhoud van brandkranen. Pagina 20 Repressie Ontwikkelingen Opkomsttijden in relatie tot preventie; In verbinding met de (lokale) samenleving; Modernisering repressie; Landelijke samenwerking. Wat willen we bereiken? Repressie richt zich op het optreden van de brandweer bij incidenten en calamiteiten. We baseren het optreden op een goede basisbrandweerzorg, uitgevoerd op lokaal niveau, volgens operationele grenzen en stevig bouwend op de vrijwilligheid nu en in de toekomst. Wat doen we daarvoor? Uitvoering van de wettelijke taak: zorgdragen voor het optreden bij branden en ongevallen. Opstellen van een nieuw dekkingsplan in 2014. Dit dekkingsplan wordt onderdeel van het meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 2015 – 2018. Uitgangspunt hierbij is dat de opkomsttijden van de brandweer voldoen aan de wettelijke normen. Alleen daar waar de eisen niet haalbaar zijn, wordt bestuurlijk gemotiveerd afgeweken. Periodiek rapporteren over gehaalde opkomsttijden afgezet tegen het bestuurlijk vastgestelde dekkingsplan. Het implementeren en beheren van het grootschalig basis brandweeroptreden. Uitvoeren van de regionale specialistische taken natuurbrandbestrijding, beheersing waterongevallen, bestrijding ongevallen met gevaarlijke stoffen en technische hulpverlening. Implementeren en uitvoeren, als één van de vijf regio’s, van de landelijke specialistische taak Technische Hulpverlening. Implementeren van de leidraad Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen waarbij IJsselland ambitie heeft om deze specialistische taak landelijk uit te voeren. Uitruk op maat leveren zodat de burger de snelst mogelijke brandweerzorg krijgt. De brandweer levert een kritische beschouwing op de alarmering, mede met het oog op de druk van de vrijwilliger. Het terugdringen van de nodeloze OMS-meldingen is daarbij één van de uitwerkingen. 100% van de daadwerkelijke incidenten worden nabesproken met de klant. Het brandweerpersoneel voldoet aan de wettelijk gestelde eisen (Besluit Veiligheidsregio’s). Het uitvoeren van samenwerkingsafspraken binnen de Veiligheidsregio in het kader van: het grootschalig optreden in multidisciplinair verband. We w erken in lijn met de landelijke ontw ikkelingen en daarmee vanzelfsprekend samen met omliggende regio' s, in het bijzonder de samenw erking met Oost 5. Vakbekwaamheid Wat willen we bereiken? Vakbekwaamheid richt zich op het behalen en behouden van het wettelijk vastgestelde minimumniveau voor Vakbekwaam worden (opleiden) en Vakbekwaam blijven (oefenen). Concreet betekent dit dat de basisoefeningen en –opleidingen op orde zijn. Een leven lang leren is daarbij het leidend principe. Daarnaast zorgen wij voor borging van de leercurve door gebruik te maken van uitkomsten van oefeningen op diverse niveaus en de inzet van de regionaal leeragent. Hierbij kijken we naar de interne en externe ontwikkelingen en leerpunten uit andere regio’s. Pagina 21 Wat doen we daarvoor? Wij zorgen ervoor dat de opleidingen verzorgt worden op basis van vraag en aanbod op alle niveaus. We registreren op adequate wijze in Veiligheidspaspoort en zorgen dat de doorontwikkeling plaatsvindt van kwantitatieve meting naar kwalitatieve meting. Voor ieder niveau is in 2014 een oefenprofiel gemaakt en daarmee wordt het oefenprogramma afgestemd op de functie. We zetten in op het (extra) opleiden van oefenleiders en waarnemers op postniveau om de oefeningen nog beter te begeleiden en het kwaliteitsniveau van de deelnemers te borgen en te vergroten. We groeien toe naar de inzet van specialistische kennis bij oefeningen door de inzet van kerninstructeurs/ oefenleiders en expertgroepen. We implementeren een vakbekwaamheidstoets voor manschappen en ontwikkelen toetsen voor bevelvoerders en Officieren van Dienst. We maken een integraal oefenrooster voor alle posten en stemmen het rooster ook af met andere multidisciplinaire partners. Beheer & Techniek Ontwikkelingen De samenwerking binnen de overige veiligheidsregio’s in Gelderland en Overijssel (Oost 5) wordt geïntensiveerd. Innovatie wordt een separaat aandachtspunt. Wat willen we bereiken? 1. Eén actueel meerjaren materieelplan voor de gehele brandweerorganisatie van Veiligheidsregio IJsselland. 2. Het materiaal en materieel is in goede staat en wordt beheerd conform de vastgelegde prestaties in het materieelplan. Wat doen we daarvoor? We zetten de juiste mensen in voor de juiste taken. Wat gaat het kosten? Programma BRANDWEER Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Bezuinigingsopdracht Totaal begroting 2014 begroting 2015 € 19.418.457 € 19.021.612 € -499.107 € -526.441 € 5.329.965 € 5.803.780 € 11.850.101 € 12.031.956 € -147.689 € -542.689 € 35.951.727 € 35.788.218 meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 19.165 € 20.118 € 20.075 € -526 € -526 € -526 € 5.661 € 4.708 € 4.751 € 12.032 € 12.032 € 12.032 € -608 € -673 € -738 € 35.724 € 35.659 € 35.594 Pagina 22 4.3. Programma Meldkamer Beleidskader De Veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van een gemeenschappelijke meldkamer voor de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening en het ambulancevervoer. De politie draagt zorg voor de instandhouding van de meldkamer van de politie als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Hetzelfde geldt voor de Regionale Ambulancevoorziening, die zorgt voor de meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer. De Veiligheidsregio’s IJsselland en VNOG maken tot 2017 gebruik van één gezamenlijke meldkamer, gevestigd in Apeldoorn. Hiervoor is een gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland (MON) getroffen. Ontwikkelingen In 2017 gaan alle regionale meldkamers over naar de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). Dit betekent dat de Veiligheidsregio zich samen met de MON de komende jaren gaat richten op het transitieproces naar die landelijke organisatie. Naast de bedrijfsmatige kant van dit proces is het van belang is dat de 5 oostelijke regio’s samen optrekken om de operationele processen goed op elkaar af te stemmen met het oog op de nieuwe meldkamer in 2017 waarin verdere standaardisatie van processen plaatsvindt. Wat willen we bereiken? 1. Meer zicht op de prestaties in relatie tot het repressief optreden om te komen tot een dynamisch dekkingsplan. In relatie tot de Landelijke Meldkamerorganisatie: 2. zicht op de bedrijfsmatige consequenties voor de Veiligheidsregio als gevolg van de ontwikkeling van de Landelijke Meldkamer Organisatie (personeel en financieel). 3. zicht op de voorzieningen die van operationeel belang zijn in de LMO. Wat doen we daarvoor? De alarmering van de hoofdstructuur vindt plaats naar tevredenheid. Meldkamer Oost Nederland (MON) heeft een multidisciplinair front-office. De continuïteit van de meldkamer is gewaarborgd. We zijn operationeel en bestuurlijk vroegtijdig betrokken bij de transitie naar de Landelijke Meldkamer Organisatie. We hebben de bedrijfsmatige consequenties van de transitie voor IJsselland inzichtelijk. We hebben in beeld welke operationele voorzieningen noodzakelijk zijn in de LMO. Wat gaat het kosten? begroting 2014 Programma MELDKAMER Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal € € € € € 981.654 -148.561 227.944 begroting 2015 € € € € 1.061.037 € 1.043.232 -149.675 231.442 meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 1.043 € 1.043 € 1.043 € -150 € -150 € -150 € - € - € € 231 € 231 € 231 1.124.999 € 1.124 € 1.124 € 1.124 Pagina 23 4.4. Programma Gemeenten Beleidskader Meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 2015-2018 Wat willen we bereiken? 1. Het team bevolkingszorg draagt bij aan het samen redzaam en zelfredzaam zijn van onze inwoners door: de bevolkingszorg af te stemmen op de zelfredzaamheid van de samenleving. 2. Het team bevolkingszorg is (en blijft) in zorgen voor een betrouwbaar, op zijn taak toegerust team. Hiertoe bevorderen we dat de mono functionarissen van het team bevolkingszorg: competent zijn; opgeleid, getraind en geoefend zijn; informatie gestuurd optreden; gefaciliteerd worden in de uitvoering van hun taken. Wat doen we daarvoor? Nieuwe functionarissen binnen het team bevolkingszorg worden vanaf 2015 geworven via een competentieprofiel. Functionarissen bevolkingszorg zijn opgeleid en geoefend volgens het mono meerjaren OTO plan. Functionarissen worden getraind in LCMS. Twee processen bevolkingszorg zijn tegen het licht gehouden in het kader van bevolkingzorg op orde, voor elk proces is een plan van aanpak opgesteld om te komen tot een eigentijdse bevolkingszorg conform de prestatie-eisen in bevolkingszorg op orde. Voor twee teams is in beeld gebracht welke faciliteiten de medewerkers nodig hebben voor de uitvoering van de functie. Wat gaat het kosten? begroting 2014 Programma GEMEENTEN Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal begroting 2015 € € € € 136.335 -1.296 13.197 € € € € € 148.236 € 162.279 -1.306 13.399 meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 162 € 162 € 162 € -1 € -1 € -1 € - € - € € 13 € 13 € 13 174.373 € 174 € 174 € 174 Pagina 24 4.5. Programma GHOR Beleidskader Wij beschrijven ons beoogd maatschappelijk effect in onze missie en visie. Deze liggen in het verlengde van die van de Veiligheidsregio IJsselland: ‘Wij zorgen in veiligheidsregio IJsselland voor een goede geneeskundige hulpverlening bij ongevallen, rampen en crises.‘ Wat willen we bereiken? We doen het bovenstaande door: 1. samenwerking tussen de zorgaanbieders te coördineren en te faciliteren; 2. zorgaanbieders te stimuleren hun eigen verantwoordelijkheid bij rampen en crises in te vullen; 3. samen te werken met de partners in veiligheid; 4. een proactieve en flexibele rol in te nemen. Wat doen we daarvoor? We passen alle dertien GHOR-indicatoren toe die genoemd staan in de landelijke rapportage Aristoteles. Het landelijk rapport Aristoteles benoemt één indicator die specifiek ook voor rapportage aan het bestuur bedoeld is. Dat betreft: 100% van de GHOR-functionarissen is opgeleid, getraind en geoefend overeenkomstig de gestelde eisen in het Jaarplan GHOR-OTO. Op basis van het Beleidsplan 2015-2018 van de Veiligheidsregio zijn voor de GHOR in 2015 binnen het bestaande budget de volgende extra activiteiten opgenomen: We doen een klantenonderzoek naar de behoeften in onze omgeving t.a.v. de netwerkfunctie van het GHOR-bureau om op die manier tot een sterk wit netwerk te komen en we rapporteren daarover in de jaar-managementrapportage. Dit jaar geldt als een proefjaar voor het LCMS witte keten waarover gerapporteerd wordt in de rapportage aan het Veiligheidsbestuur ex. art. 33 WVR. In de rapportage aan het bestuur ex. art. 33 WVR worden de ontwikkelingen inzake ‘de tweede ring’ aangegeven. Er is in 2015 een bovenregionale afstemmingsagenda voor de operationele organisatie. Er is in 2015 een start gemaakt met het ontwikkelen van een eenvoudige set met normen voor de operationele GHOR. Er zijn in de regio 1000 extra inwoners extra die een leermoment hebben gehad op het gebied van de eerste hulpverlening. Er is een start gemaakt met een maandelijks GHOR-bulletin. Wat gaat het kosten? begroting 2014 Programma GHOR Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal begroting 2015 € € € € 1.224.729 -4.266 4.878 268.134 € € € € € 1.493.475 € 1.227.052 -4.298 4.684 272.249 meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 1.228 € 1.232 € 1.232 € -4 € -4 € -4 € 4 € - € € 272 € 272 € 272 1.499.687 € 1.500 € 1.500 € 1.500 Pagina 25 4.6. Programma Bestuur Ontwikkelingen en visie Zoals in de inleiding al is aangegeven, betreft de Veiligheidsregio IJsselland een gemeenschappelijke regeling. Als gevolg daarvan wordt het algemeen bestuur van de veiligheidsregio gevormd door de burgemeesters van de elf aangesloten gemeenten. De burgemeester van Zwolle is voorzitter van het algemeen bestuur. De burgemeester van Deventer is vicevoorzitter. De hoofdofficier van Justitie en de voorzitter van Waterschap Salland nemen deel aan de vergadering van het algemeen bestuur. De provincie Overijssel is vertegenwoordigd met een liaison. Veiligheidsregio IJsselland en Defensie hebben een samenwerkingsconvenant. Een vertegenwoordiger van Defensie neemt deel aan de vergaderingen van het algemeen bestuur. Vijf keer per jaar vindt het Veiligheidsoverleg plaats. De Veiligheidsregio coördineert dit overleg. Hierin participeren de districtelijke politie IJsselland, het RCIV en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio. Doel van deze overleggen is de samenwerking op het terrein van fysieke en sociale veiligheid te vergroten. Drie burgemeesters uit het algemeen bestuur vormen het dagelijks bestuur. De burgemeesters van Zwolle (voorzitter), Deventer (vicevoorzitter) en Dalfsen zitten in het dagelijks bestuur. De voorzitters van alle veiligheidsregio’s in Nederland zitten in het Veiligheidsberaad. De verantwoordelijkheid voor een goed verloop van de vergaderingen van het Veiligheidsberaad ligt bij het Instituut Fysieke Veiligheid. Er is een veiligheidsdirectie waarin de regionaal commandant/ voorzitter veiligheidsdirectie, een vertegenwoordiger van de politie, de directeur Publieke Gezondheidszorg en de coördinerend functionaris gemeenten vertegenwoordigd zijn. Het Openbaar Ministerie, Defensie en het Waterschap zijn agenda-lid. De veiligheidsdirectie vergadert minimaal 2 maal per jaar gezamenlijk met de veiligheidsdirectie van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) om de samenwerking tussen de Veiligheidsregio’s te bevorderen. De veiligheidsdirectie IJsselland vergadert ook samen met de veiligheidsdirectie VNOG ter voorbereiding op de bestuursvergaderingen van de gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland. Veiligheidsregio IJsselland en de politie hebben een convenant voor samenwerking bij branden, rampen en crises. Het convenant heeft betrekking op de informatievoorziening en informatieuitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises. Het team Beleid en Bestuursondersteuning (BBO) bereidt de overleggen van algemeen bestuur, dagelijks bestuur en veiligheidsdirectie voor, zorgt voor verslaglegging en het uitzetten en monitoren van de afspraken. Daarnaast zorgt het team BBO voor de advisering van de bestuurders in voorbereiding op de overleggen van de bestuurlijke adviescommissies en het Veiligheidsberaad. Wat willen we bereiken? 1. Een gestroomlijnde besluitvorming door het bestuur. 2. Snelle communicatie over de bestuursbesluiten naar de medewerkers. 3. Bekendheid over wat de veiligheidsregio doet bij de gemeenteraadsleden, collegeleden, betrokken financiële ambtenaren en ambtenaren veiligheid van de aangesloten gemeenten. 4. Bekendheid over de veiligheidsregio bij, en betrokkenheid van crisispartners van het veiligheidsbestuur, waaronder de commissaris van de Koningin. 5. Een optimale samenwerking met de omliggende veiligheidsregio’s. Pagina 26 Wat doen we daarvoor? Zorg dragen voor een duidelijke planning van de vergaderingen van AB, DB en VD en tijdige verspreiding van de stukken. Duidelijkheid over welke stukken wel en welke stukken niet in de verschillende vergaderingen geagendeerd moeten worden. De beschikbaarheid van een format voor het aanleveren van stukken voor de vergaderingen. Het screenen van de vergaderstukken, zodat deze to-the-point en volkomen duidelijk zijn. Het tijdig doorzetten van bestuursbesluiten naar de medewerkers. We organiseren een bestuurdersdag. Op die dag worden de strategische keuzes voor de komende jaren besproken. We geven eenmaal per jaar een presentatie over de veiligheidsregio in de gemeenteraden. We zorgen voor informatievoorziening via de website en toezending van besluitenlijst en notulen. Daar waar dit efficiënt is, werken we samen met Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en Veiligheidsregio Twente en ook in toenemende mate met de overige 2 regio’s (Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid) in het gebied Oost 5. We voorzien de voorzitter van de veiligheidsregio voor de vergaderingen van het Veiligheidsberaad van een annotatie. We blijven landelijk aangehaakt, onder andere door zitting in het overleg adviseurs Veiligheidsberaad. We zorgen voor de doorontwikkeling van het veiligheidsoverleg wat gehouden wordt met politie en RCIV. Wat gaat het kosten? begroting 2014 Programma BESTUUR Exploitatielasten programma (directe kosten) Exploitatiebaten programma (directe baten) Kapitaallasten programma Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten) Totaal € € € € € 53.605 -20.000 - begroting 2015 € € € € 33.605 € 54.007 -20.150 - meerjarenramingen x € 1.000 2016 2017 2018 € 54 € 54 € 54 € -20 € -20 € -20 € - € - € € - € - € - 33.857 € 34 € 34 € 34 Pagina 27 5. Formatieplan 2015 Het vastgestelde formatieplan voor de nieuwe organisatie komt neer op 298,22 fte formatieplaatsen. Het onderstaande overzicht geeft een beeld van de hoofdindeling en omvang van de hoofdprocessen en ondersteunende diensten in de organisatie. De formatie is inclusief de gezamenlijke bedrijfsvoering Veiligheidsregio/GGD. De brandweervrijwilligers in IJsselland (816) maken geen deel uit van het formatieplan, de formatie betreft uitsluitend de beroepsbrandweer. Formatieplan 2015 (totaal 298,22 fte*) Directie 2,0 Brandweer (4 clusters / 4 w erkprocessen) Repressie 33,98 Risicobeheersing 32,45 Vakbekwaamheid 20,50 Techniek en Beheer 22,17 24-uursdienst 82,00 191,10 Meldkamer (centralisten) 7,60 Veiligheidsbureau 8,11 GHOR 8,94 Bureau Bestuursondersteuning 12,28 Gemeenten 0,44 Administratieve/secretariële onderst. 2,25 Bedrijfsvoering Leiding + staf HRM Financiën ICT Facilitaire zaken 3,00 15,00 16,00 15,50 16,00 65,50 *) - alle onderdelen incl. leiding en secretariële ondersteuning) - in fte's (1,0 fte = 36,00 uur perw eek) In de begroting wordt volstaan met een weergave op hoofdlijnen van de formatie. Voor de toelichting bij het sturingsprincipe, de inrichtingskeus voor de brandweer met 4 clusters en 4 hoofdprocessen en de omvang per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke beleidsdocumenten “organisatieplan” en “formatieplan” zoals deze afgelopen jaar werden vastgesteld bij de inrichting van de organisatie. Voor wat betreft de inrichting van de bedrijfsvoering (overhead) met 65,5 fte is de omvang gerelateerd aan het in december 2013 vastgestelde organisatie- en formatieplan “eenheid bedrijfsvoering”. Pagina 28 6. Balans 2013 – 2018 1. Algemeen In dit hoofdstuk is de geprognotiseerde balans tot en met 2018 opgenomen. De meerjarenbalans is een samenstelling van de balansgegevens van de Veiligheidsregio IJsselland. Vanaf 2014 wordt zichtbaar, dat de geregionaliseerde brandweer deel uitmaakt van de Veiligheidsregio. Het jaar 2014 heeft als basis gediend en is vervolgens met de beschikbare gegevens een raming gemaakt voor de jaren na 2015. Voor de vergelijkende cijfers was de rekening 2013 nog niet volledig beschikbaar, daarom is 2013 als prognose opgenomen. BALANS VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND Activa VASTE ACTIVA Materiële vaste activa Huisvesting Materiële vaste activa Brandw eermaterieel Financiële vaste activa Totaal vaste activa Prognose Prognose Begroting 2013 2014 2015 bedragen x € 1.000 Meerjarenram ing 2016 2017 2018 1.635 28.059 20.626 27.218 20.656 22.753 19.720 10.123 19.349 9.826 18.857 1.635 48.685 47.874 42.473 29.472 28.683 VLOTTENDE ACTIVA Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen Totaal vlottende activa 915 137 1.052 930 125 1.055 930 125 1.055 930 125 1.055 930 125 1.055 930 125 1.055 TOTAAL ACTIVA 2.687 49.740 48.928 43.528 30.528 29.738 Passiva EIGEN VERMOGEN Algemene reserve Bestemmingsreserve ontw ikkeling Veiligheidsregio Bestemmingsreserve transitie meldkamers Bestemmingsreserve egalisatie kapitaallasten Nog te bestemmen resultaat boekjaar Totaal eigen verm ogen Prognose Prognose Begroting 2013 2014 2015 380 217 400 2016 Meerjarenram ing 2017 2018 380 117 400 136 380 117 400 378 380 117 400 603 380 117 400 1.071 380 117 400 1.812 0 997 1.033 1.275 1.500 1.968 2.709 0 42.942 41.888 36.263 22.795 21.264 0 1.690 1.690 3.280 2.485 5.765 3.280 2.485 5.765 3.280 2.485 5.765 3.280 2.485 5.765 3.280 2.485 5.765 2.687 49.740 48.928 43.528 30.528 29.738 VOORZIENINGEN LANGLOPENDE SCHULDEN KORTLOPENDE SCHULDEN Kasgeldlening financiering materiële activa Schulden en overlopende passiva Totaal kortlopende schulden TOTAAL PASSIVA Pagina 29 2. Waarderingsgrondslagen Materiële vaste activa Bij de bepaling van de waarderingsgrondslagen van de huisvesting en het brandweermaterieel is uitgegaan van de historische verkrijgingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Afschrijving op de materiële vaste activa vindt plaats volgens de lineaire methode met inachtneming van de verwachte levensduur, zoals vastgelegd in een bijlage bij de financiële uitgangspunten. Het grensbedrag waarboven investeringen worden geactiveerd bedraagt € 5.000. Vlottende activa De vlottende activa bestaan uit vorderingen, transitoria en liquide middelen. Deze worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Eigen vermogen De algemene reserve en de bestemmingsreserves zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde. Langlopende schulden Ter financiering van de overname van de boekwaardes van 9 brandweerpanden en van het brandweermaterieel van de gemeentes moeten door de Veiligheidsregio IJsselland leningen worden aangetrokken. De waardering hiervan is tegen de nominale waarde minus aflossingen. Kortlopende schulden De waardering van de kortlopende schulden is tegen de nominale waarde. 3. Cijfermatige toelichting activa VASTE ACTIVA Materiële vaste activa huisvesting Circa 57% van de materiële vaste activa wordt gevormd door de huisvesting. Hierbij gaat het om 9 brandweerpanden, die tijdelijk in eigendom worden genomen om de btw-herziening van enkele miljoenen euro’s te voorkomen. Materiële vaste activa brandweermaterieel De materiële activa zijn overgenomen voor de boekwaarde zoals deze per 31-12-2013 was opgenomen in de activa van de 11 gemeenten (staat C). Deze boekwaarde bedraagt per 01-01-2014 € 16,0 miljoen, inclusief het materieel van de bestaande Veiligheidsregio een boekwaarde van € 17,6 miljoen. De totale omvang van de boekwaardes van al het brandweermaterieel bedraagt ultimo 2014 € 20,6 miljoen. In bijlage 2 bij deze begroting is in totaal het meerjarig verloop van de materiële vaste activa weergegeven. Voornoemde bijlage is gebaseerd op gedetailleerde specificaties, die bij team Financiën ter beschikking zijn. VLOTTENDE ACTIVA Vorderingen en overlopende activa Hierbij gaat het om vorderingen op publiek- en privaatrechtelijke lichamen, vooruitbetaalde bedragen en overige vorderingen. Het ultimo 2015 in de meerjarenbalans opgenomen bedrag van € 930.000 is gebaseerd op het gemiddelde van de historische gegevens van de laatste drie jaar. Voor de jaren na 2015 wordt ervan uitgegaan, dat de omvang hiervan ongewijzigd zal blijven. Liquide middelen Het saldo van de liquide middelen vormt de sluitpost van de geprognotiseerde balans. Het betreft de optelsom van het ultimo 2015 verwachte tegoed op de bankrekening en het op dat tijdstip in de organisatie aanwezige kasgeld. Pagina 30 4. Toelichting passiva EIGEN VERMOGEN Algemene reserve Voor de organisatie heeft het eigen vermogen enerzijds een “financieringsfunctie” van de materiële vaste activa en anderzijds een “bufferfunctie” voor incidentele tekorten en bedrijfsrisico’s. De algemene reserve is het deel van het vermogen, waarop geen specifiek door het Algemeen Bestuur aangegeven bestemming rust. In de jaarrekening 2012 van de Veiligheidsregio IJsselland was de omvang van de algemene reserve € 156.565, in 2013 werd conform de voorjaarsnota 2012 de incidenteel beschikbare BDUR-ruimte van € 223.500 aan de reserve toegevoegd. In deze meerjarenbalans wordt ervan uitgegaan, dat de algemene reserve in de jaren tot en met 2018 geen wijziging zal ondergaan. Voor een toelichting op uitgangspunten voor de bepaling van de omvang van de algemene reserve wordt verwezen naar hetgeen hierover elders in deze begroting is opgenomen in de paragraaf over “Weerstandsvermogen”. Bestemmingsreserves Bestemmingsreserves worden gevormd om aan reeds aangegane- en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Het totaal van de bestemmingsreserves per 31 december 2015 zal naar verwachting € 895.000 bedragen. Voor de bestemmingsreserve ontwikkeling Veiligheidsregio is uitgegaan van de verwachte stand van per 31 december 2014. Rekening houdende met alle toevoegingen en alle onttrekkingen, die zijn vermeld in de begroting of wijzigingen over 2013 en 2014 resulteert dit in een reserve van € 117.000 op 31 december 2014. Eind 2012 is van het Rijk een incidentele bijdrage ontvangen van € 400.000. De besteding hiervan is niet vrijblijvend. Het Rijk heeft aangegeven, dat dit geld dient te worden ingezet ter dekking van de kosten die de transitie van de meldkamers met zich meebrengt. In deze begroting is dit vertaald door hiervoor een afzonderlijke bestemmingsreserve transitie meldkamers te benoemen. Aangezien het tijdstip en de wijze waarop voornoemd bedrag zal worden besteed nog onbekend is, is dit bedrag meerjarig tot en met 2018 als reservering blijven staan. Met ingang van 2014 is een egalisatiereserve gevormd voor de kapitaallasten. In de begroting (en dus ook in de gemeentelijke bijdrage) wordt rekening gehouden met de gemiddelde kapitaallasten. De werkelijke kapitaallasten fluctueren echter jaarlijks. Deze jaarlijkse fluctuaties worden gedempt via deze egalisatiereserve. Het saldo van deze reserve loopt de komende jaren eerst op maar neemt op termijn weer af. Ultimo 2015 een geraamde bestemmingsreserve egalisatie kapitaallasten van € 378.000. Langlopende schulden De overname van 9 brandweerpanden (per 1-1-2014 € 28.900.705) en de overname van het brandweermaterieel (per 1-1-2014 € 15.956.634) maakt het voor de Veiligheidsregio IJsselland noodzakelijk leningen af te sluiten, teneinde deze overname te kunnen financieren. Een gedeelte (€ 3.280.000) kan volgens de geldende kasgeldlimiet worden gefinancierd met kortlopende leningen. Voor het resterende deel zullen langlopende leningen moeten worden afgesloten. Voor de tijdelijke overname van de brandweerkazernes is per 1 januari in totaal € 28,9 miljoen geleend van de betreffende gemeenten. Bij het aantrekken van deze leningen voor de huisvesting is de looptijden van de lening per kazerne aangesloten op de resterende herzieningstermijn (herzieningstermijn is maximaal 10 jaar). Voor o.a. de overname van het brandweermaterieel worden in de loop van 2014 langlopende leningen aangetrokken (totaal maximaal ± € 14 miljoen). Bij het aantrekken wordt met de kasgeldlimiet en de renterisiconorm rekening gehouden. Bij het aantrekken van leningen wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid van de treasurer van de gemeente Zwolle. Pagina 31 Kortlopende schulden Zoals hiervoor bij langlopende schulden is vermeld wordt, overeenkomstig de kasgeldlimiet, een deel van de materiële vaste activa gefinancierd met kortlopende leningen (€ 3.280.000). In deze meerjarenbalans is ervan uitgegaan, dat deze kortlopende financiering in de komende jaren tot en met 2018 ongewijzigd zal blijven. Daarnaast zijn er overige kortlopende schulden. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan verschuldigde bedragen aan crediteuren, transitoria en overige overlopende posten, die zich per balansdatum voordoen. Deze laatste categorie kortlopende schulden zijn bepaald op basis van het gemiddelde van historische gegevens. Pagina 32 Paragraaf 1: Risico’s en weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen van de Veiligheidsregio IJsselland bestaat uit de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen maatregelen in de vorm van voorzieningen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn voor de financiële positie van de Veiligheidsregio IJsselland. Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden waarover de Veiligheidsregio IJsselland beschikt om niet geraamde kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van het takenpakket. In deze paragraaf gaan wij in op de risico’s en de beschikbare en gewenste weerstandscapaciteit. Risico’s en onzekerheden Nog geen systematische risicoanalyse uitgevoerd Van de 11 gemeenten en de voormalige Veiligheidsregio is maar door een beperkt aantal een financiële risicoanalyse uitgevoerd. In de beschikbare risicoanalyses zijn geen noemenswaardige risico’s beschreven voor de Brandweer. Daarom is het niet mogelijk om voor de begroting 2015 de risico’s te kwantificeren. Het voorstel is om, nadat de Veiligheidsregio IJsselland in nieuwe vorm enkele jaren heeft gefunctioneerd, een systematische risicoanalyse uit voeren. Samenvoeging meldkamers Voor Veiligheidsregio IJsselland brengt dit in de komende jaren inhoudelijke, financiële en personele vraagstukken mee in verband met: de samenwerking met de landelijke projectorganisatie LMO. de samenstelling van een nulmeting, een financieel overdrachtsdocument, een businesscase per nieuwe meldkamerlocatie, een overeenkomst per nieuwe meldkamerlocatie. het oplossen van eventuele financiële consequenties voor de veiligheidsregio de positie en rechtspositie van de medewerkers van de meldkamer brandweer. de vraag of een regionale opschalingsruimte in IJsselland nodig is. Het transitieakkoord bevat afspraken daarover voor regio’s zonder eigen meldkamer. de vraag welke voorzieningen nodig zijn voor de brandweer indien de LMO bepaalde diensten niet meer gaat leveren of in verband met landelijke standaardisering in de LMO. Witte meldkamer De positionering en inrichting van de witte meldkamer(s) in de LMO is van grote invloed op de aansturing en opschaling van de witte kolom. Binnen Oost Nederland zullen de GHOR-regio’s en ambulancediensten gezamenlijk moeten zorgdragen voor aansluiting en borging van gezondheidszorgprocessen binnen deze meldkamer. De personele capaciteit en financiële gevolgen zijn momenteel niet te overzien. Landelijke bezuinigingen / Gemeenteraadsverkiezingen De economische recessie heeft ook zijn weerslag op de gemeenten en dus op de Veiligheidsregio. In het afgelopen jaar heeft het kabinet al substantieel bezuinigd en de verwachting is dat het einde nog niet in zicht is. De herschikking van rijksbeleid gaat in de huidige situatie veelal gepaard met onvoldoende herschikking van middelen. De herijking van het gemeentefonds kan gevolgen hebben. Het is niet uit te sluiten dat de Veiligheidsregio de komende jaren weer met aanvullende bezuinigingen zal worden geconfronteerd. Naast het feit dat bezuinigingen gevolgen zullen hebben voor het veiligheidsniveau heeft dit ook gevolgen voor de personeelsformatie en de omvang van de boventalligheid. Immers het grootste deel van de uitgaven van de Veiligheidsregio bestaan uit personele lasten. Dit maakt de noodzaak voor deugdelijk flankerend beleid des te groter. Pagina 33 Regionaal brandmeldsysteem Bij de samenvoeging van de meldkamers in 2017 zal ook nagedacht moeten worden over de samenwerking op het gebied van het openbaar meldsysteem met de vijf regio’s in Gelderland en Overijssel. Het is wenselijk hiervoor een gezamenlijk project op te starten in 2015. RUD’s Een belangrijke ontwikkeling is de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) en de manier waarop Veiligheidsregio IJsselland zal gaan samenwerken met het bevoegd gezag en RUD’s. De RUD’s zijn netwerkconstructies die de uitvoering van VROM-taken van provincie, waterschap en gemeenten gaan verzorgen. Er is er sprake van een goede samenwerking tussen de clusters BWIJ, BWAO en BAW met de RUD. De organisatorische en financiële gevolgen van deze ontwikkeling zijn nog niet te overzien. Financiële effecten besluiten Veiligheidsberaad Een algemeen voorbeeld van een financieel risico vormen de besluiten van het Veiligheidsberaad. De voorzitters van de Veiligheidsregio’s vormen het Veiligheidsberaad. Landelijk worden gezamenlijke kwaliteitsafspraken en convenanten gemaakt. De gevolgen van deze afspraken zijn dat Veiligheidsregio IJsselland deze afspraken in de regio moet uitvoeren. Hieruit kunnen niet geraamde financiële effecten voortvloeien. Invoering werkkostenregeling per 1-1-2015 Per 1-1-2015 wordt de werkkostenregeling uitgevoerd. De oorspronkelijke invoeringsdatum is met één jaar naar achteren verschoven. De mogelijke financiële effecten in relatie tot het vastgestelde Sociaal Plan moeten nog in beeld worden gebracht. Onzekerheden in de 0-metingen De begroting 2015 is voor een belangrijk deel gebaseerd op de financiële 0-metingen uitgevoerd bij de gemeenten en de Veiligheidsregio. Van een groot deel van de kosten is de onderbouwing inzichtelijk zoals de huisvestings-, materieel- en personeelskosten. Het is echter nog ondoenlijk om voor alle overige kostenposten inzicht te krijgen in de onderbouwing. Door vanaf 2014 alle kosten zuiver te gaan boeken zal er een reëel zicht op de kostenindeling gaan ontstaan. De nieuw organisatie zal haar historie in de kosten de eerstkomende jaren moeten opbouwen. Daarom is de begroting 2015 voor een groot deel hetzelfde als de begroting 2014, deze was voor een belangrijk deel gebaseerd op de financiële 0-metingen bij de gemeenten. Mochten zich nog onverwachte ontwikkelingen voordoen dan kan dit financiële consequenties hebben, positief maar ook negatief. Pagina 34 Weerstandscapaciteit De weerstandscapaciteit van Veiligheidsregio IJsselland bestaat uit de (bestemming)reserves voor zover daar vrij over kan worden beschikt en de post onvoorzien. De algemene reserve behoort tot de weerstandscapaciteit van Veiligheidsregio IJsselland. De stand van de algemene reserve per 1 januari 2014 bedraagt € 380.000. In de begroting is een post voor incidentele onvoorziene uitgaven opgenomen. In de begroting 2015 wordt hiervoor een bedrag van € 78.000 geraamd. In totaal bedraagt de beschikbare weerstandscapaciteit in 2014 € 458.000. Er is geen algemene norm te stellen voor een algemene eenduidige relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s. Aangezien de risico’s niet altijd kwantificeerbaar zijn, is het lastig een minimumnorm voor de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit te bepalen. In het verleden is dit aspect door de Veiligheidsregio wel onderzocht. De conclusie uit het onderzoek was dat geen oordeel kon worden gegeven over de benodigde omvang van het weerstandsvermogen. Wel kan nu worden geconcludeerd dat de risico’s die destijds zijn geschetst structurele financiële gevolgen kunnen hebben terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit alleen uit incidentele middelen bestaat. Dit betekent dat bij een calamiteit met een structureel financieel effect de financiële gevolgen slechts voor een beperkte periode kunnen worden gedekt. In die periode zal een structurele oplossing moeten worden gevonden. De weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen dienen idealiter zodanig van omvang te zijn dat de Veiligheidsregio IJsselland over voldoende middelen en mogelijkheden beschikt om niet begrote kosten, die onverwacht en substantieel zijn, te dekken zonder dat dit: ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken; dwingt tot compensatie door deelnemende gemeenten; en/of dwingt tot bezuinigingen die een negatieve invloed hebben op het dienstverleningsniveau van de Veiligheidsregio IJsselland. Als richtlijn voor de omvang van de algemene reserve wordt een percentage van 2,5% van de totale begrote lasten voor de Veiligheidsregio IJsselland inclusief de geregionaliseerde brandweer gehanteerd (€ 1.000.000) met een ondergrens van 1% (€ 400.000). Dit percentage is afgeleid van percentages gehanteerd door andere Veiligheidsregio’s en gemeenten in Nederland. Indien de algemene reserve onder de ondergrens zakt wordt dit door de deelnemende gemeenten aangevuld naar rato van de relatieve financiële bijdrage. Indien de grens van 2,5% (€ 1.000.000) wordt bereikt wordt het surplus verdeeld over de deelnemende gemeenten op basis van hun relatieve financiële bijdrage tenzij het Algemeen Bestuur op basis van een geactualiseerde risico-inschatting op dat moment anders besluit. Voor 2015 wordt vooralsnog geen aanvullende incidentele bijdrage van de gemeenten gevraagd om de algemene reserve op het minimumniveau te brengen. De Veiligheidsregio IJsselland inclusief de geregionaliseerde brandweer probeert via het resultaat de gewenste omvang van de algemene reserve te realiseren. Bij de jaarrekening 2014 en 2015 wordt gekeken of dit een realistisch uitgangspunt is. Dit uitgangspunt betekent wel dat het weerstandsvermogen bij de start van de nieuwe organisatie beperkt is met alle risico’s van dien. Pagina 35 Paragraaf 2: Bedrijfsvoering Beleidskader De Dagelijkse Besturen van Veiligheidsregio IJsselland en GGD IJsselland hebben in juni 2013 besloten om de ondersteuning op het gebied van bedrijfsvoering voor beide organisaties onder te brengen in één nieuwe organisatie-eenheid, die onderdeel wordt van Veiligheidsregio IJsselland. Met ingang van 1 januari 2014 heeft de opbouw plaatsgevonden van een (ver)nieuw(d)e eenheid Bedrijfsvoering voor Veiligheidsregio en GGD. Deze eenheid Bedrijfsvoering is gebaseerd op het door het bestuur van de VR vastgestelde organisatie- en formatieplan. Dit plan beschrijft de ambities, organisatieonderdelen, taken, formatie en het financiële kader. In het jaar 2014 was de bouwopgave groot, aangezien er met de bundeling van bedrijfsvoeringtaken voor de huidige GGD/VR, voor de elf brandweerkorpsen en voor Carinova en Icare een forse werkbelasting wordt samengebracht binnen de nieuwe eenheid Bedrijfsvoering. Dat jaar vormde mede daarom een overgangsjaar vooruitlopend op de definitieve inrichting van de bedrijfsvoeringorganisatie met ingang van 1 januari 2015. Het jaar 2014 stond dan ook vooral in het teken van het opbouwen van het fundament van de bedrijfsvoering, het beschrijven van werkprocessen, het slim organiseren, het stroomlijnen van de vragen en het gericht implementeren van verbetertrajecten. Dit betekende voor het overgangsjaar in organisatorische zin het volgende: 1. Het vooralsnog in eigen huis organiseren van de bedrijfsvoering, daar waar mogelijk door flexibele invulling en het gefaseerd uitbesteden van taken in samenwerking met (alliantie)partners. 2. Gefaseerde plaatsing van medewerkers. 3. Het op projectbasis invulling geven aan verbeter- en ontwikkelacties. Dit door tijdelijke invulling van de vacatureruimte die ontstond na de plaatsingsprocedure. 4. Prioriteitstelling van het op orde brengen van cruciale bedrijfsvoeringprocessen. Op deze wijze is er in 2014 vooral voor gezorgd dat de continuïteit van de dienstverlening vanuit de eenheid Bedrijfsvoering voor zowel de VR als de GGD werd gegarandeerd. Wat willen we bereiken? 1. In 2015 is het de ambitie om verder te groeien naar een stabiele organisatie. Dit betekent dat na het op orde brengen van het fundament, de basisrollen en systemen, de uitvoering van het werk, de doorontwikkeling gaat plaatsvinden naar meer planmatig werken door het eigen werk dusdanig te organiseren dat de resultaten worden gehaald binnen de gestelde tijd en met aanwezige middelen. Dit vereist ook dat werkwijzen regelmatig worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Blijvend ontwikkelen, ‘lerende organisatie’, en het ‘in control zijn’ vormen hierbij belangrijke kernbegrippen. 2. ‘Slim organiseren’ door gebruik te maken van c.q. aan te sluiten bij de reeds opgebouwde capaciteiten en ervaringen. Een compacte, flexibele en proces gestuurde eenheid die transparant is, gericht samenwerking zoekt binnen en buiten de organisatie en het management ontzorgt op de bekende PIOFAH-taken en ondersteunt bij de juiste informatievoorziening. Niet voorop loopt als het gaat om ontwikkeling en innovatie, maar deze wel op de voet volgt en waar nodig integreert in het werk. 3. Wisselwerking tussen management en bedrijfsvoering. Het succes van de eenheid staat of valt met deze wisselwerking De ontwikkeling van de eenheid vraagt inzet van beide partijen, waarbij heldere afspraken, het nakomen van deze afspraken, het managen van verwachtingen én het elkaar aanspreken op afspraken essentiële elementen vormen en bijzondere aandacht verdienen als het gaat om onze ‘cultuur’. Pagina 36 4. Gezamenlijk gedeeld vertrouwen. Dit is een kernbegrip. Het opbouwen van een nieuwe eenheid gaat gepaard met opstartproblemen en eerste hobbels. Vanuit een gedeeld vertrouwen zal gezamenlijk verder moeten worden gewerkt aan de opbouw van de eenheid door regelmatig af te stemmen, vallen en opstaan en blijvend streven naar verbetering. Wat gaat het kosten? Het beschikbare financieel kader voor de eenheid Bedrijfsvoering is gebaseerd op de beschikbare middelen uit de begrotingen van 2014 voor VR en GGD. Voor de samenwerking met betrekking tot de bedrijfsvoering tussen GGD en VR is een overeenkomst “kosten voor gemene rekening” gesloten. Kern van de “gemene rekening” is dat geen BTW verrekend behoefte te worden en dat de financiële risico’s op basis van de gehanteerde verdeelsleutel gedeeld moeten worden over de deelnemende partijen. De verdeelsleutel tussen VR en GGD is voor 2014 vastgesteld op 56 om 44 procent. De Gemene Rekening wordt alleen gebruikt indien er sprake is van gezamenlijke kosten voor de bedrijfsvoering van VR en GGD. Zo veel mogelijk bedrijfsvoeringbudgetten worden specifiek toegewezen aan de GGD en de VR. De bedragen die via de gemene rekening lopen worden derhalve zoveel als mogelijk beperkt. Pagina 37 Paragraaf 3: Verbonden partijen In deze paragraaf geven wij inzicht in ‘derde rechtspersonen’ waarmee Veiligheidsregio IJsselland een bestuurlijke en financiële band heeft. Deze band is er door participatie in een vennootschap of deelneming in een stichting. Met een bestuurlijk belang bedoelen we een zetel in het bestuur van een deelneming of stemrecht. Met een financieel belang bedoelen wij dat de Veiligheidsregio IJsselland middelen ter beschikking heeft gesteld en die zal verliezen bij faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de verbonden partij op de Veiligheidsregio IJsselland kunnen worden verhaald. Van een financieel belang is ook sprake als de Veiligheidsregio IJsselland bij liquidatie van een derde rechtspersoon middelen uitgekeerd kan krijgen. 1. Stichting Brandweeropleidingen Gelderland Overijssel (Stichting BOGO) gevestigd te Zwolle, Postbus 1523. Doelstelling: Het bevorderen van de opleiding, oefening en training brandweer. Hieronder vallen geen commerciële en marktgerichte activiteiten. Bestuurlijk en financieel belang: Het Algemeen Bestuur van de stichting bestaat uit 16 leden. Het stichtingsbestuur benoemt de bestuursleden. Veiligheidsregio IJsselland heeft 2 leden in het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat uit 6 leden van het algemeen bestuur. Na liquidatie van de stichting komt het aanwezig batig saldo ter beschikking van de deelnemende samenwerkingsverbanden. Mate van beïnvloedbaarheid in bedrijfsvoering: Een beperkte mate van beïnvloedbaarheid in de bedrijfsvoering is mogelijk via de 2 leden in het algemeen bestuur en de bestuurlijke afvaardiging in het dagelijks bestuur. 2. Meldkamer Oost Nederland Doelstelling: Per 1 oktober 2010 is de gemeenschappelijke regeling meldkamer Oost Nederland van kracht. De meldkamer is gevestigd in Apeldoorn en het bestuur van de gemeenschappelijke regeling is gevestigd in Zwolle. De meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. Bestuurlijk en financieel belang: Het bestuur van Veiligheidsregio IJsselland is verantwoordelijk voor de multidisciplinaire meldkamer en de alarmcentrale van de brandweer. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland voert het beheer van de meldkamerfaciliteiten. De kosten voor de exploitatie worden op basis van een begroting (en nacalculatie) gedeclareerd bij de Veiligheidsregio IJsselland. Mate van beïnvloedbaarheid in bedrijfsvoering: Het bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland heeft volgens artikel 35 van de Wet Veiligheidsregio’s de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak. Met dien verstande dat de Nationale Politie zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de meldkamer en de vergunninghouder van de ambulancezorg voor de ambulancezorg. Pagina 38 Paragraaf 4: Financiering Inleiding De Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) bepaalt dat een financieringsparagraaf in de begroting wordt opgenomen. Ook is vastgelegd welke informatie de financieringsparagraaf dient te bevatten. Dit zijn de: kasgeldlimiet; renterisiconorm; liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte; rentevisie; rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie. Treasurystatuut De Veiligheidsregio heeft in december 2013 een treasurystatuut vastgelegd. In dit treasurystatuut is een aantal zaken gedetailleerd uitgewerkt voor (rente)risicobeheer, koersrisicobeheer en kredietrisicobeheer en hiervoor is een door gemeenten en andere Veiligheidsregio’s gehanteerd format gebruikt. Enkele belangrijke zaken die zijn vastgelegd betreffen: het gebruik van derivaten dat niet meer is toegestaan, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de verschillende functies. Het kabinet heeft besloten dat alle decentrale overheden vanaf 1 januari 2014 gaan schatkistbankieren, waaronder ook de gemeenschappelijke regelingen. Dit geldt ook voor de Veiligheidsregio. Berekening kasgeldlimiet en bepaling financieringspositie 2015 De kasgeldlimiet voor gemeenschappelijke regelingen bedraagt 8,2%. Het gaat bij de kasgeldlimiet om het beperken van renterisico's op de korte schuld (korter dan 1 jaar). Korte schuld is bedoeld voor het financieren van lopende uitgaven. Daarom wordt de kasgeldlimiet gekoppeld aan het begrotingstotaal, dat wil zeggen de totale lasten van de begroting inclusief tegelijkertijd met de begroting vastgestelde begrotingswijzigingen. In de praktijk is dat de begroting zoals die naar de toezichthouder wordt gezonden. Als, naar het oordeel van de toezichthouder, de begroting doelbewust is opgeblazen, dan kan de toezichthouder maatregelen nemen om het totaal corrigeren. De kasgeldlimiet voor de Veiligheidsregio IJsselland bedraagt 0,082 * € 40.000.000 = € 3.280.000. Tot aan deze limiet kan kort (looptijd < 1 jaar) worden geleend. De informatie over de kasgeldlimiet wordt opgenomen in de begroting en het jaarverslag. De verplichte kwartaalopgaven komen daarmee te vervallen. Voor de interne bedrijfsvoering blijven de kwartaalrapportages van belang om overschrijdingen tijdig te signaleren. Als in twee achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet wordt overschreden, moet de toezichthouder (provincie) hiervan op de hoogte worden gesteld. Er wordt dan een plan opgesteld waarin uiteen wordt gezet hoe in de toekomst aan de kasgeldlimiet zal worden voldaan. Renterisiconorm Door berekening van de renterisiconorm verkrijgen wij inzicht in de omvang van de schuld waarover in enig jaar renterisico’s worden gelopen. Omdat Veiligheidsregio IJsselland tot 2014 geen vaste geldleningen heeft, was dit onderdeel voorheen niet verder uitgewerkt. De renterisiconorm is gebaseerd op het begrotingstotaal. Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe gemeenten en provincies hun geld en kapitaal beheren. Die regels staan in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO). Hoeveel geld gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen mogen lenen (herfinancieren), is afhankelijk van de hoogte van de begroting. De kasgeldlimiet bepaalt hoeveel geld mag worden geleend voor een periode van maximaal 1 jaar. De renterisiconorm schrijft voor hoeveel maximaal geleend (herfinanciering) mag worden voor een periode langer dan één jaar. Pagina 39 Door de samenhang tussen beide normen, zijn gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden gedwongen naar een evenwichtige opbouw van hun leningenportefeuille te zoeken. De doelstelling achter deze renterisiconorm is dat gemeenten hun leningenportefeuille zo moeten spreiden, dat de te lopen renterisico’s gelijkmatig over de jaren worden gespreid. Om dat te kunnen realiseren, zullen zij een goede meerjarige liquiditeitenprognose moeten opstellen en deze periodiek moeten actualiseren. De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal. De jaarlijkse aflossing mag maximaal 20% van het begrotingstotaal zijn. Voor de Veiligheidsregio IJsselland gaat het om € 8 miljoen. Praktisch betekent dit dat de Veiligheidsregio veel vrijheid heeft in het aantrekken van leningen met een looptijd langer dan 1 jaar en dat we langlopende lening moet splitsen in verschillende looptijden. Liquiditeitsplanning en financieringsbehoefte Door de toename van materieel en kapitaalgoederen en de tijdelijke overname van een deel van de jonge brandweerkazernes en –posten heeft de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland een financieringsbehoefte. Dit leidt tot omvangrijke uitgaande kasstromen waardoor het aantrekken van leningen noodzakelijk was/is. Voor de tijdelijke overname van de brandweerkazernes is per 1 januari in totaal € 28,9 miljoen geleend van verschillende gemeenten. Bij het aantrekken van deze leningen voor de huisvesting is de looptijden van de lening per gebouw aangesloten op de resterende herzieningstermijn (herzieningstermijn is maximaal 10 jaar). Voor o.a. de overname van het materieel wordt mogelijk na de zomer van 2014 twee langlopende lening aangetrokken (max ± € 14 miljoen). Bij het aantrekken wordt met de kasgeldlimiet en de renterisiconorm rekening gehouden. Bij het aantrekken van leningen wordt advies ingewonnen van de treasurer van de gemeente Zwolle. De organisatie probeert zoveel mogelijk met kort geld te financieren. Door adequaat de renteontwikkelingen te blijven volgen kan optimaal gebruik worden gemaakt van de huidige lage rentepercentages. Rentevisie Ook in de begroting 2015 gaan wij uit van 4,5% rente voor bestaand en nieuw aan te trekken materieel en 3,5% voor het tijdelijk overnemen van een aantal gebouwen. Wanneer tegen lagere percentages leningen aangetrokken kunnen worden dan begroot, zal dit tot lagere rente- en kapitaallasten leiden voor de Veiligheidsregio IJsselland. Dit zijn incidentele voordelen en via de tussentijdse bestuursrapportages zullen voorstellen volgen over de verwerking van deze voordelen. In 2014 en 2015 zullen we verdere ervaringscijfers moeten verkrijgen voor onze treasuryfunctie. Ook zullen we in deze periode de gehanteerde percentages opnieuw beoordelen en mogelijke structurele voordelen meenemen bij de invulling van de bezuinigingsopdracht. Over de reserves en voorzieningen wordt geen rente berekend. Voor het meerjarenperspectief hanteren we ook de rentepercentages van 3,5% en 4,5%. Rentekosten en opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie De opbrengst uit de financieringsfunctie is de creditrente in rekeningcourant (schatkistbankieren). Op begrotingsbasis beschouwen we de ontvangen rente (geringe) als incidentele inkomsten. Financieringsportefeuille Ten tijde van het opstellen van deze begroting is de gehele leningenportefeuille nog niet bekend. Voor het tijdelijk overnemen van gebouwen is € 28,9 miljoen aan financiering aangetrokken via de betreffende gemeenten. Voor de overname en financiering van het Brandweermaterieel wordt in de loop van 2014 voor een deel langlopende financiering (max. ± € 14 miljoen) aangetrokken. Pagina 40 BIJLAGE 1: Technische uitgangspunten begroting Bij het opstellen van de begroting 2015 worden financieel technische uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot het indexeren van prijzen en lonen en het te hanteren rentepercentage. Voor de Veiligheidsregio IJsselland worden de technische uitgangspunten voor de begroting afgeleid van de begrotingsuitgangspunten die door de gemeente Zwolle worden gehanteerd. Dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland (punt 45). Nieuw beleid Effecten van beleidsintensiveringen en/of nieuw beleid worden opgevangen binnen het bestaande financiële kader. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio neemt hiervoor niet toe. Diensten van derden en materiële kosten (bestaand beleid) Voor het indexeren van de diensten van derden en materiële kosten wordt de prijsindex voor het Bruto Binnenlands Product (BBP) gehanteerd. De reden voor gemeente Zwolle om destijds in 2007 deze index te hanteren was omdat deze aansloot op de prijsmutatie in het gemeentefonds (inmiddels wordt voor het gemeentefonds de prijsindex voor de Nationale bestedingen gehanteerd). Deze index wordt nu nog gehanteerd, omdat het voorlopig de laagste (en daarmee soberste) index is die door overheidsinstellingen wordt gebruikt. Hieronder de gehanteerde percentages in de eerdere begroting en de werkelijke stijgingen. Begroting 2013 2014 Totaal Begroot 1,5% 1,5% 3% Werkelijk 1,75% * nnb nnb Ruimte -0,25% nnb nnb * Op basis van de decemberraming (2013) van het centraal planbureau wordt een prijsindex BBP 2013 berekend van 1,75%. Voorgesteld wordt de prijsstijging voor diensten en leveringen door derden vast te stellen op een maximum van 0,75%, indien indexering noodzakelijk is. Hetzelfde percentage wordt ook gehanteerd voor de inkomsten. Personeelslasten (bestaand beleid) Op dit moment is er geen geldige cao die houvast biedt voor de salarisontwikkelingen. De laatste cao gemeenten liep af op 1 januari 2013. Het cao overleg ligt stil. Met name op het gebied van (structurele) loonsverhoging liggen de standpunten van werkgevers en vakbonden uit elkaar. Afhankelijk van de uitkomsten van het cao overleg kunnen de werkelijke salarisontwikkelingen afwijken van de gehanteerde percentages in de begrotingen. Er kan ook nog een eenmalige nabetaling plaatsvinden over 2013. Hieronder de gehanteerde percentages in de eerdere begroting en de werkelijke stijgingen. Begroting 2013 2014 Totaal Begroot (loon + sociale lasten stijging) 1% 1,75% 2,75% Werkelijk (loon + sociale lasten stijging) 0,8% -0,1% 0,7% Ruimte 0,2% 1,85% 2,05% Verwacht wordt dat de structurele ruimte binnen de bestaande begroting voldoende is voor dekking van het financiële risico uit de cao onderhandelingen (loonstijging). Pagina 41 Voor 2015 gaat de gemeente Zwolle uit van een loonsomontwikkeling van 2%, voorgesteld wordt dit ook te hanteren voor de Veiligheidsregio. De verwachting is dat er sprake zal zijn van een gematigde salarisontwikkeling gebaseerd op een verwachte inflatie van 1,5% en een voorzichtig optimisme over de economische ontwikkeling. Voor de ontwikkeling van de sociale lasten wordt een percentage van 0,5% voorgesteld. Mochten de werkelijke stijgingen van de personele lasten lager/hoger zijn dan begroot, wordt dit via een nacalculatie verrekend met de gemeenten. Meerjarig wordt in de begroting geen indexering toegepast. Rentepercentages (bestaand beleid) Voorgesteld wordt voor de huisvesting evenals over 2014 uit te gaan van een rentepercentage met 3,5%. Voor de overige activa wordt voorgesteld rekening te houden met een rentepercentage van 4,5%. Dit sluit aan bij het percentage dat de gemeenten gemiddeld hanteren in de begroting 2012 en is gelijk aan het percentage uit de financiële 0-meting en begroting 2014. De werkelijke rentepercentages waar tegen geleend wordt, zijn op dit moment lager. Dit levert een structureel en incidenteel voordeel op. Het structureel voordeel wordt betrokken bij de nog in te vullen bezuinigingstaakstelling (oplopend tot € 1,1 miljoen). Over de eventuele incidentele rentevoordelen wordt gerapporteerd in de tussentijdse rapportage of de jaarrekening. Pagina 42 BIJLAGE 2: Materiële vaste activa MATERIËLE VASTE ACTIVA VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND bedragen x € 1.000 Onderdeel Jaarrekening 2013 Prognose Begroting 2014 2015 Meerjarenraming 2016 2017 2018 Boekwaarde beginstand Veiligheidsregio HUISVESTING Regionaal brandweermaterieel Totaal boekwaarde beginstand 0 0 28.059 27.218 22.753 10.123 897 897 1.634 1.634 20.626 48.685 20.656 47.874 19.720 42.473 19.349 29.472 28.901 0 0 0 0 21.570 50.471 3.032 3.032 2.218 2.218 2.728 2.728 2.677 2.677 Investeringen Veiligheidsregio HUISVESTING Regionaal brandweermaterieel Totaal investeringen 923 923 Afschrijvingen Veiligheidsregio HUISVESTING Regionaal brandweermaterieel Totaal afschrijvingen 0 842 841 707 297 297 186 186 2.578 3.420 3.002 3.843 3.154 3.861 3.099 3.396 3.169 3.466 Desinvesteringen Veiligheidsregio HUISVESTING 0 0 0 3.758 12.333 0 Regionaal brandweermaterieel Totaal desinvestingen 0 0 0 0 0 0 0 3.758 0 12.333 0 0 Boekwaarde eindstand Veiligheidsregio HUISVESTING Regionaal brandweermaterieel Totaal boekwaarde eindstand 0 28.059 27.218 22.753 10.123 9.826 1.634 1.634 20.626 48.685 20.656 47.874 19.720 42.473 19.349 29.472 18.857 28.683 Pagina 43 BIJLAGE 3: Onderhoud en huisvesting materieel Met uitzondering van de gebouwen die jonger zijn dan 10 jaar wordt de huisvesting gehuurd van de 11 gemeenten. De huurprijs wordt gebaseerd op de kostprijs voor de gemeenten. Op basis van de begrotingen van de gemeenten zijn de volledige huisvestingkosten in beeld gebracht inclusief de kosten voor groot onderhoud. Het groot onderhoud voor alle brandweerkazernes wordt uitgevoerd door de gemeentelijke vastgoedonderdelen. De kosten van dit groot onderhoud zijn in de 0-meting in beeld gebracht en maken naast de gemiddelde kapitaallasten deel uit van de huurprijzen. Bij de 9 brandweerkazernes die vanaf 2014 in eigendom zijn van de Veiligheidsregio IJsselland wordt het gemiddelde bedrag van het meerjarig groot onderhoudsplan gehanteerd als vergoeding aan de gemeente. Het onderhoud van het materieel is steeds uitgevoerd door de gemeenten. In de nieuwe organisatie is de cluster Beheer & Techniek belast met het onderhoud aan het materieel. In de volgende begroting, zal meer aandacht worden besteed aan het beleid ten aanzien van het onderhoud van het materieel. Pagina 44 BIJLAGE 4: Brandweerkazernes in eigendom (i.v.m. btw-herziening) Veiligheidsregio IJsselland Brandw eerhuisvesting (tijdelijke overnam e i.v.m . btw -herziening) nr. om schrijving activa huisvesting afschrijvingsinvesteringsterm ijn (in jaar jaren) Aankoopbedrag (boekw aarde 1-1-2014) 1 Nieuw leusen, Westeinde 19B (50% Brw r / 50% Openb.w erken) 50% n.v.t 2005 € 26.414 Gemeentew erf: nieuw bouw w erf en brandw eer 40 2007 € 573.375 Gemeentew erf: gebouw 40 2008 € 109.316 € 709.105 Gemeentew erf: grond w erf en brandw eerkazerne In eigendom tot 31-12-2018 2 Kam pen, Jan Ligthartstraat 9 Grondkosten Lighthartstraat 9 *) Bouw kosten Ligthartstraat 9 n.v.t. 2005 € 40 2005 € 4.025.792 € 4.025.792 *) grond niet afzonderlijk geactiveerd - 31-12-2015 3 Wesepe, Eikenw eg 3 Grondkosten nieuw bouw kazerne Wesepe 2008 n.v.t. 2008 € 74.899 Bouw kosten nieuw bouw kazerne Wesepe 2008 40 2008 € 508.929 € 583.828 31-12-2019 4 Welsum , nieuw bouw 2013 Grondkosten nieuw bouw kazerne Welsum n.v.t. 2013 € 50.000 Bouw kosten nieuw bouw kazerne Welsum 40 2013 € 530.000 € 5 Om m en, Schurinkstraat 44a (DOEK) (45% Brandw eer) Grondkosten Rotbrinkw eg (€ 972.000 x 45%) Bouw kosten Rotbrinkw eg (incl.pol.deel) 31-12-2023 580.000 45% n.v.t. 2012 € 437.400 40 2012 € 2.577.217 € 3.014.617 100.701 31-12-2022 6 Heeten, IJzerw eg 23 n.v.t. 2011 € Aanpassing brandw eerkazerne Heeten 20 2011 € 5.088 Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; gebouw 40 2011 € 422.952 Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; inricht terrein 30 2011 € 47.342 Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; interieur 10 2011 € 8.280 € 584.363 Grond brandw eerkazerne Heeten 7 Zw artsluis, Zom erdijk 41a Veiligheidshuis (63% Brandw eer) Grondkosten Zw artsluis Veiligheidshuis Zw artsluis( 717/1145=63% brandw eer) 31-12-2021 63% n.v.t. 2008 € 1.815 40 2008 € 1.242.388 € 1.244.203 31-12-2018 8 Zw olle, Marsw eg 39 n.v.t. 2005 € 1.686.246 Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; gebouw 40 2008 € 9.163.057 Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; techn.installaties 20 2008 € 2.091.993 Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; install.oefengebouw 10 2008 € 86.686 Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; interieur 25 2008 € 537.207 € 13.565.189 Grondkosten (incl sloop fietspad) Marsw eg 31-12-2016 9 Zw olle, Middelw eg 235 n.v.t. 2013 € 417.600 Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (bouw kundig) 40 2013 € 2.858.400 Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (technisch) 20 2013 € 1.027.608 Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (inrichting) 25 2013 € 290.000 € 4.593.608 € 28.900.705 Grondkosten Middelw eg totalen 31-12-2022 Pagina 45 BIJLAGE 5: Overzicht bijdrage per gemeente 2015 Gemeente Structureel aandeel (in %) na afronding 0meting Bijdrage gemeente (vast aandeel) maatwerk afspraak 2015 *) Gewenningsbijdrage 2015 Bijdrage in begroting 2015 1 Dalfsen 5,06% € 1.727.485 € - € - € 1.727.485 2 Deventer 19,59% € 6.682.936 € - € - € 6.682.936 3 Hardenberg 10,78% € 3.675.184 € - € -34.027 € 3.641.158 4 Kampen 7,94% € 2.709.507 € - € - € 2.709.507 5 Olst-Wijhe 4,37% € 1.490.708 € 33.419 € 561 € 1.524.687 6 Ommen 3,92% € 1.338.408 € - € 1.993 € 1.340.402 7 Raalte 6,50% € 2.216.320 € - € - € 2.216.320 8 Staphorst 2,61% € 891.620 € - € -12.813 € 878.807 9 Steenwijkerland 7,92% € 2.702.400 € - € 7.166 € 2.709.566 10 Zwartewaterland 4,80% € 1.637.241 € - € 2.250 € 1.639.491 11 Zwolle 26,49% € 9.034.531 € - € 34.870 € 9.069.401 100,00% € € 33.419 € - € 34.139.759 Totaal 34.106.340 *) Bij de bestuurlijke besluitvorming in 2013 w erd tot een gew enningsbijdrage voor Hardenberg en Staphorst besloten. Besloten is de gew enningsbijdrage in 3 jaar af te bouw en (2014 100%, 2015 66,66% en 2016 nog 33,33%). De gew enningsbijdrage over 2015 is 2/3 van het bedrag over 2014. Op de volgende bladzijde (bijlage 5b) wordt zichtbaar gemaakt op welke wijze de afspraken op het vlak van de continuering van de advisering van eenvoudige taken specifiek als maatwerk worden gepresenteerd. De aandelen van de gemeenten blijven gelijk, maar de specifiek maatwerkafspraken met Dalfsen en Olst-Wijhe die in 2014 onderdeel uitmaken van de gemeentelijke bijdrage blijven op deze wijze goed zichtbaar. Met Dalfsen is eind 2013 al overeengekomen dat deze maatwerkafspraak eindigt per 31-12-2014. Voor Olst-Wijhe vooralsnog het uitgangspunt dat deze maatwerkafspraak wordt voortgezet. Pagina 46 BIJLAGE 5b: Opzet met splitsing gemeentelijke bijdrage in structureel aandeel in % en maatwerkafspraken continuering van de advisering van eenvoudige taken. Twee maatwerkafspraken werden in 2014 nog niet in de fin. 0-meting met de gemeenten verrekend, in deze opzet nu zuiver in beeld. (bron: het overzicht bijdragen per gemeente na afronding 0-meting en 2e begrotingswijziging 2014) De totale gemeentelijke bijdrage blijft ongewijzigd, door deze indeling wordt het vaste aandeel (%) en maatwerkdeel per gemeente inzichtelijk. Gemeente Aandeel (in %) incl maatwerk Bijdrage na afronding 0meting (incl.maatwerkafspraak) Structureel Bijdrage 2014 na aandeel 2e wijziging excl maatwerk (in %) na maatwerkafspraak 2014 afronding 0afspraak meting maatwerk afspraak 2014 Gewenningsbijdrage 2014 (ongewijzigd) Bijdrage in begroting 2014 na 2e wijziging 1 Dalfsen 5,23% € 1.788.043 € 61.887 € 1.726.156 5,06% € 61.887 € - € 1.788.043 2 Deventer 19,54% € 6.677.793 € - € 6.677.793 19,59% € - € - € 6.677.793 3 Hardenberg 10,75% € 3.672.356 € - € 3.672.356 10,78% € - € -51.040 € 3.621.316 4 Kampen 7,92% € 2.707.422 € - € 2.707.422 7,94% € - € - € 2.707.422 5 Olst-Wijhe 4,46% € 1.522.979 € 33.419 € 1.489.560 4,37% € 33.419 € 841 € 1.523.820 6 Ommen 3,91% € 1.337.378 € - € 1.337.378 3,92% € - € 2.990 € 1.340.368 7 Raalte 6,48% € 2.214.615 € - € 2.214.615 6,50% € - € - € 2.214.615 8 Staphorst 2,61% € 890.934 € - € 890.934 2,61% € - € -19.220 € 871.714 9 Steenwijkerland 7,90% € 2.700.320 € - € 2.700.320 7,92% € - € 10.749 € 2.711.069 10 Zwartewaterland 4,79% € 1.635.981 € - € 1.635.981 4,80% € - € 3.375 € 1.639.356 11 Zwolle 26,42% € 9.027.579 € - € 9.027.579 26,49% € - € 52.305 € 9.079.884 100,00% € € 34.080.094 100,00% € 95.306 € € 34.175.400 Totaal 34.175.400 € 95.306 - Pagina 47 Agendapunt - informatief aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 16 april 2014 10 Inrichting brandweerkamer VNG L.J. Sievers H.C.P. Noten Kennis te nemen van Het besluit van het dagelijks bestuur om in te stemmen met het voorstel van het Veiligheidsberaad om akkoord te gaan met bijgevoegde concept dienstverleningsovereenkomst tussen de VNG en het Veiligheidsberaad, ter oprichting van een brandweerkamer. de voorzitter en secretaris van het Veiligheidsberaad te machtigen om namens het bestuur van de veiligheidsregio de dienstverleningsovereenkomst met de VNG te ondertekenen. één van de leden van het bestuur van de veiligheidsregio af te vaardigen om zitting te nemen in de brandweerkamer. Samenvatting / Toelichting 1. Het dagelijks bestuur stemde op 4 juli 2013 in met het voorstel van het Veiligheidsberaad om de VNG te vragen een brandweerkamer in te richten om in de toekomst de arbeidsvoorwaarden voor de brandweer te regelen. 2. Het verzoek vloeit voort uit de arbeidsrechtelijke gevolgen van het verschuivend werkgeverschap van de brandweer als gevolg van de overgang naar de veiligheidsregio’s. Het College voor Arbeidszaken van de VNG is met ingang van 1 januari 2014 niet meer bevoegd om te onderhandelen over specifieke afspraken voor het brandweerpersoneel. 3. De brandweerkamer is bedoeld om de besturen van de veiligheidsregio's directe invloed te geven op de arbeidsvoorwaarden van het brandweerpersoneel dat in dienst is bij de veiligheidsregio. Met de inrichting van de brandweerkamer gaan geen taken of bevoegdheden over van de veiligheidsregio's naar het Veiligheidsberaad of de VNG. 4. Op 21 februari 2014 heeft de VNG schriftelijk bevestigd dat zij bereid is om de brandweerkamer in te richten. Het Veiligheidsberaad heeft met de VNG een dienstverleningsovereenkomst opgesteld (zie bijlage). Deze bevat de afspraken over de organisatie, financiering en werkwijze van de brandweerkamer. Aan de veiligheidsregio’s wordt voorgesteld om akkoord te gaan met de dienstverleningsovereenkomst en met ondertekening daarvan door het Veiligheidsberaad. Verder is de vraag aan elke veiligheidsregio om een lid van het bestuur af te vaardigen naar de brandweerkamer. 5. Het dagelijks bestuur is volgens de gemeenschappelijke regeling bevoegd om de inrichting van de ambtelijke organisatie en de rechtspositie van de medewerkers van de Veiligheidsregio te regelen (artikel 30) en om daarover samenwerkingsafspraken te maken. De keuze van een Kenmerk vervolgblad 2 van 2 bestuurslid, dat zitting neemt in het brandweerkamer, vindt plaats in overleg met het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur brengt dit voorstel ter kennis van het GO en van de OR. Bijlage Brief Veiligheidsberaad over inrichting Brandweerkamer d.d. 21 maart 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc