16 april 2014 - Veiligheidsregio IJsselland

Agenda
betreft
Vergadering Veiligheidsoverleg IJsselland
datum
16 april 2014
tijd
plaats
9.00-10.00 uur
Gemeentehuis Olst-Wijhe, Raadhuisplein 1 Wijhe
Algemeen Bestuur Veiligheidsregio (9-10 uur)
1.
Opening
2.
Verslag vergadering 26 maart 2014 (bijlage)
3.
Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage)
besluitvormend
4.
Slachtofferregistratiesystematiek (bijlage)
5.
Zienswijzen Regionaal Risicoprofiel (Bijlage)
6.
Kadernota Meerjarenbeleidsplan 2015-2018
7.
Hoofdlijnen Crisisplan 2015-2018
Informerend
8. Huisvesting
9. Programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 (bijlage)
10. Brandweerkamer (bijlage)
11. Rondvraag
12. Sluiting
notulen
van
datum
aanwezig
afwezig
Veiligheidsbestuur IJsselland
26 maart 2014
Namens de gemeenten: De heren E.J. Bilder (Zwartewaterland), A.P. Heidema (Deventer,
plaatsvervangend voorzitter), P.H. Snijders (Hardenberg), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe),
mevrouw M.A.J. van der Tas (Steenwijkerland) en P.A. Zoon (Raalte)
Verder de heer S.C. Dekker (nationale politie), de heer H. Dijk (namens de Waterschappen),
de heer A. Krakau de Jong (namens regionaal militair commando Noord), de heer P.
Miltenburg (Nationale Politie), de heer E.P.C. Wiersma (namens regionaal militair commando
Noord), de heer H. Schreuders (secretaris, Veiligheidsregio), mevrouw L.J. Sievers
(commandant regionale brandweer), de heer M. Thijssen (manager bedrijfsvoering), H.
Zwart (coördinerend functionaris gemeenten), mevrouw I. Pruim en mevrouw N.A.M. Rigter
(directeur Publieke Gezondheid)
De heren M.J. Ahne (Ommen), J.D. Alssema (Staphorst), H.C.P. Noten (Dalfsen) en H.J.
Meijer (Zwolle, voorzitter), B. Koelewijn (Kampen),
1. Opening
De plaatsvervangend voorzitter, de heer Heidema, vervangt als voorzitter de heer Meijer die afwezig
is. Bericht van verhindering is eveneens ontvangen van de heer Ahne, de heer Alssema en de heer
Noten.
2. Verslag vergadering d.d. 5 februari 2014
Het bestuur stelt het verslag ongewijzigd vast.
3. Mededelingen / ingekomen stukken
Ingekomen stukken
- Frequentie-omstemming C2000-netwerk maart 2014
Naar aanleiding van dit ingekomen stuk vraagt de heer Zoon aandacht voor de witte vlek in zijn
gemeente als het gaat om de ontvangst van C2000. Hij constateert dat er elders in Oost drie locaties
zijn aangepakt en merkt daarbij op dat de prioritering in de plaatsing van masten niet overeenkomstig
de hierbij gehanteerde DIP lijst is. Hij wil de witte vlek in zijn gemeente oplossen maar verneemt van
degene die ervoor verantwoordelijk is taal noch teken.
De heer Dekker zegt in een reactie verrast geweest te zijn door de aanpassingen op drie locaties
maar blij te zijn met de verbeteringen in ontvangst die dat oplevert. De DIP lijst – vastgesteld door
het Veiligheidsberaad - geeft de prioriteiten aan bij het wegwerken van de witte vlekken. Aan de voor
2013 vastgestelde lijst is uitvoering gegeven. Er is nog geen zicht op de DIP lijst voor 2014. Er zou
verwacht mogen worden dat de witte vlek in de gemeente Raalte nu zover is opgeschoven dat deze
op de lijst 2014 staat. De heer Dekker hoopt hierover snel helderheid te krijgen.
Mededelingen / mondeling
Bedrijfsvoering
kenmerk
vervolgblad
2 van 4
Ten aanzien van de bedrijfsvoering meldt mevrouw Sievers dat alle plaatsingsbrieven /
garantieberekeningen inmiddels verzonden zijn naar de medewerkers. Tegelijkertijd de winkel
openhouden, reorganiseren en een slag maken in de vorming van de nieuwe Veiligheidsregio, vraagt
veel van de organisatie. Zij bedankt de medewerkers bedrijfsvoering die dit alles met elkaar in orde
maken.
Huisvesting
Over de huisvesting zegt mevrouw Sievers dat de gemeenteraad van Zwolle mogelijk nog in april
een besluit neemt over de locatie voor de bibliotheek. In het algemeen bestuur van de GGD en het
dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio heeft besluitvorming plaatsgevonden. Op 16 april ligt er in
het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio een voorstel voor met een inzicht in de consequenties
van een verhuizing van de Veiligheidsregio naar kazernes.
Bestuurdersdag
De voorzitter meldt dat er op 25 juni een Bestuurdersdag is, afgesloten met een gezamenlijke
maaltijd, samen met RCIV en de politie. Door de Bestuurdersdag vervalt het reguliere
Veiligheidsoverleg.
Het algemeen bestuur neemt kennis van de ingekomen stukken en mededelingen.
Besluitvormend
4. Kadernotitie Zelfredzaamheid
Te besluiten om De kadernotitie Zelfredzaamheid vast te stellen
Bespreking
De voorzitter geeft aan dat de realisatie van dit onderwerp – de inzet van risicocommunicatie volgens
het model van zelfredzaamheid - een inspanning van gemeenten vraagt om dit in te passen in
gemeentelijke prioriteiten en activiteiten en om een kwaliteitsslag te maken.
De heer Strien stelt voor dit onderwerp om die reden te bespreken binnen de Kring van
Gemeentesecretarissen en het overleg adviseurs integrale veiligheid / crisisbeheersing en in die
overleggen van elkaar te leren en de voortgang te monitoren.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
Informerend
5. Rapportage Conecto
Kennis te nemen van het rapport ‘Evaluatie Veiligheidsregio IJsselland oefening Conecto 2013’
Bespreking
De voorzitter geeft aan dat het doel van de rapportage is om aan de hand van de leerervaringen
stappen te zetten. De rapportage laat een positief beeld zien van de samenwerking tussen de
verschillende betrokkenen. Op het terrein van informatievoorziening / communicatie liggen de
belangrijkste aandachtspunten.
De voorzitter zegt voorstellen uit de organisatie over een eventueel vervolg in de vorm van een korte
multidisciplinaire oefening – mede om de lessons learned uit Conecto te oefenen - af te wachten.
Mevrouw Sievers zegt een presentatie over Conecto te hebben verzorgd in een aangrenzend
Waterschap. Zij stuurt de daar gehouden presentatie rond.
kenmerk
vervolgblad
3 van 4
De voorzitter dankt iedereen die aan het welslagen van Conecto een bijdrage heeft geleverd.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel.
6. Voortgangs- en activiteitenrapportage Community Safety
Kennis te nemen van de voortgangs- en activiteitenrapportage van het programma Community Safety
2014.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel.
7. Evaluatie Project Vorming Brandweer / Veiligheidsregio IJsselland
Kennis te nemen van de opzet voor evaluatie van het project regionalisering brandweer IJsselland op
de wijze zoals in de bijlage beschreven.
Bespreking
De voorzitter geeft aan dat mevrouw Pruim de evaluatie uitvoert. Rond de zomer ligt er een
voorlopige rapportage voor in het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel.
8. Notulen vergadering dagelijks bestuur van 20 februari 2014
De voorzitter wijst op punt 5 van het verslag waarin de vervanging van de regionaal commandant, bij
haar eventuele afwezigheid, geregeld wordt.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het verslag.
9. Landelijke ontwikkelingen / Terugkoppeling Veiligheidsberaad
Het algemeen bestuur neemt kennis van de terugkoppeling.
10. Rondvraag
De heer Snijders geeft aan dat zijn gemeente in 2015, samen met het Waterschap Vechtstromen,
kandidaat-gastheer wil zijn voor de Regio Veiligheidsdag.
11. Sluiting
Om 10.30 uur sluit de voorzitter de vergadering.
De heer Heidema staat stil bij het vertrek van de heer Wiersma die per 1 april 2014 hoofd van de
Regio Noord van het Facilitair Bedrijf Defensie wordt. Hij dankt de heer Wiersma voor zijn open
houding en betrokkenheid in dit overleg. Via hem was er een goede lijn met en naar Defensie: een
partner in veiligheid. Samen met de andere partners heeft Defensie het fundament gelegd onder
Conecto en laten zien tot wat Defensie in staat is en over welke resources en kennis de organisatie
beschikt. Met de heer Wiersma vertrekt een waardevol ambassadeur en fijne collega aan deze tafel.
De voorzitter wenst hem succes in zijn nieuwe functie en biedt als cadeau een beeldje aan dat het
samen sterk / schouder aan schouder staan, verbeeldt.
kenmerk
vervolgblad
4 van 4
De heer Wiersma zegt in een reactie zijn werk de afgelopen 6 jaar met veel plezier gedaan te
hebben. Hij dankt voor de open houding die hij ervaren heeft met de blik altijd gericht op
samenwerking. Hij zegt de operationele dynamiek en de multidisciplinaire samenwerking op het
snijvlak van politiek / bestuur en operationele inzet te zullen missen. De heer Wiersma dankt voor de
fijne samenwerking met de politie, de brandweer, Waterschap, GGD en alle andere partners. Er zijn
afgelopen periode goede stappen gezet: de uitdaging is de samenwerking verder door te
ontwikkelen. “Vraag ons als u ons nodig heeft”, zegt de heer Wiersma. Defensie wil een betrouwbaar
partner zijn.
De heer Wiersma stelt als zijn opvolger de heer A. Krakau de Jong voor.
Vastgesteld op 16 april 2014
De heer drs. H.J. Meijer
Voorzitter
De heer drs. H. Schreuders
Secretaris
Agendapunt - informatief
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
16 april 2014
3
Ingekomen stukken/mededelingen
L.J. Sievers
H.J. Meijer
1. Lijst van ingekomen stukken
De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat
* = aan de stukken toegevoegd.
Nummer
20140327.01
Datum
21-02-2014
20140416.01
27-03-2014
2. Mededelingen
Onderwerp
Meldkamer van de toekomst - nulmeting en onderzoek
inspecties
Standpuntbepaling Ambulancezorg Nederland
Afdoening
t.k.n.
t.k.n.
Ministerie van Veiligheid en Justitie
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Voorzitters veiligheidsregio's
Voorzitters/bestuurders regionale ambulancevoorzieningen
Korpschef Nationale politie
Plv. directeur Plannen, Ministerie van Defensie
In afschrift aan:
Plv. directeur curatieve zorg, Ministerie van VWS
Voorzitter Veiligheidsberaad
Portefeuillehouder Informatievoorziening Veiligheidsberaad
Directoraat-Generaal
Politie
Directoraat-generaal Politie
Turfmarkt 147
2511 DP Den Haag
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
www.rijksoverheid.nl/venj
Contactpersoon
Erik Klaver
Coördinerend
beleidsmedewerker
T 070 426 64 26
F 070 426 86 42
Datum
21 februari 2014
Onderwerp Meldkamer van de toekomst - nulmeting en onderzoek inspecties
Ons kenmerk
Geachte heer/mevrouw,
Bij beantwoording de datum
en ons kenmerk vermelden.
Wilt u slechts één zaak In uw
brief behandelen.
478028
Op 16 oktober 2013 is het transitieakkoord 'Meldkamer van de Toekomst'
gesloten. Op 1 januari 2014 is de kwartiermaker Landelijke Meldkamerorganisatie
(LMO), mevrouw Jill Wilkinson, aangesteld. Hiermee zijn de twee eerste mijlpalen
in de transitie bereikt. Er staat nog heel wat werk te verrichten voor de LMO er
daadwerkelijk staat. De Korpschef heeft u in december per brief geïnformeerd
over de toepassing van het transitieakkoord ten aanzien van going concern en
beheer. In deze beginfase wordt het fundament voor de LMO gelegd en daarvoor
is informatie nodig. Die zal op verschillende manieren boven water gehaald
worden, zowel de kwartiermaker als de Inspectie Veiligheid en Justitie zullen
onderzoek gaan verrichten. Met deze brief informeer ik u over hoe deze zich tot
elkaar verhouden en wat het nut en doel van beide onderzoeken is.
Op de eerste plaats is er de nulmeting zoals die in het transitieakkoord is
afgesproken. Ik beschouw de nulmeting als een zeer belangrijk onderzoek, dat
essentieel is voor een goed verloop van de transitie naar de LMO. De nulmeting
wordt uitgevoerd door de kwartiermaker en heeft als oogmerk de bestuurlijkjuridische, de operationele en de financiële situatie in beeld te brengen. De
nulmeting betreft het hele domein van de meldkamer en bestrijkt zowel de
operatie als de bedrijfsvoering. De nulmeting vormt enerzijds de basis voor de
business cases voor de samenvoeging van de meldkamers en voor de financiële
overdrachtsdocument per meldkamer, die op hun beurt weer de basis zijn voor de
finale overeenkomsten waarmee de samengevoegde meldkamers worden
overgedragen aan de LMO. Anderzijds geven de uitkomsten van de nulmeting de
kwartiermaker inzicht in de veranderopgave per meldkamer/regio. Het plan voor
de nulmeting zal voorgelegd worden aan de bestuurlijke regiegroep. De due
diligence commissie die op dit moment wordt ingesteld, zal gevraagd worden te
adviseren op dit plan voor de nulmeting. De resultaten van de nulmeting zijn
immers belangrijke input voor de financiële overdracht, waarin de commissie een
cruciale rol speelt. De commissie zal zelf geen onderzoek verrichten bij de
meldkamers, maar zich baseren op de uitkomsten van de nulmeting.
Naast de nulmeting die de kwartiermaker uitvoert en dat gericht is op de transitie,
doet de Inspectie Veiligheid en Justitie op mijn verzoek in samenwerking met het
Pagina 1 van 2
Agentschap Telecom een onderzoek naar de robuustheid van de bestaande 25
meldkamers. Ik hecht hier waarde aan, omdat het ons tijdens de transitiefase een
scherp beeld geeft van eventuele kwetsbaarheden van de meldkamers. Zo
kunnen we gezamenlijk maatregelen nemen om deze mogelijke kwetsbaarheden
te minimaliseren.
De Inspectie VenJ stuurde over dit onderzoek op 20 december 2013 al een brief
aan de meldkamers. Het doel van dit onderzoek is in kaart brengen hoe de
huidige 25 meldkamers hun taken uitvoeren en welke aandachtspunten er zijn.
Dit doet de inspectie door een zogenaamde 'foto' te maken. De inspectie brengt
met dit onderzoek in kaart in hoeverre de organisatie en taakuitvoering van de
meldkamers van elkaar verschillen en waar mogelijke operationele risico's zitten
met het oog op de robuustheid van de meldkamers gedurende de transitie.
Directoraat-Generaal
Politie
Directoraat-generaal Politie
Datum
21 februari 2014
Ons kenmerk
478028
De rapportage over dit onderzoek zal ook zoals gebruikelijk aan de Tweede Kamer
worden aangeboden, voorzien van mijn beleidsreactie, die niet tot stand zal
komen dan nadat ik daarover overleg heb gevoerd in de bestuurlijke regiegroep
LMO.
Het onderzoek van de inspecties zal in februari van start gaan en het voornemen
is om het onderzoek in september van dit jaar af te ronden. De kwartiermaker
treft momenteel de voorbereidingen voor het uitvoeren van de nulmeting, deze
zal zo spoedig mogelijk worden gestart. De nulmeting en het onderzoek van de
inspecties hebben een andere focus, waardoor de informatiebehoefte verschillend
is. De informatie die door de Inspectie VenJ wordt verkregen zal worden gedeeld
met de kwartiermaker LMO. Ook wordt gebruik gemaakt van de informatie die de
korpschef reeds heeft opgevraagd bij de veiligheidsregio's. De kwartiermaker zal
vervolgens de benodigde aanvullende informatie ten behoeve van de nulmeting
opvragen. Met goede afspraken tussen de kwartiermaker LMO en de Inspectie
VenJ over het delen van de informatie en het afstemmen van de bezoeken aan de
meldkamers wordt getracht de belasting voor de meldkamerorganisaties tot een
minimum te beperken. Ik vraag om uw begrip hiervoor en vertrouw op uw
medewerking.
Hoogachtend
N
s deze,
Pagina 2 van 2
visiedocument
De meldkamer ambulancezorg in ontwikkeling!
versie 1.0 24 februari 2014
Op 16 oktober 2013 is het transitieakkoord Meldkamer van de Toekomst door de
betrokken partijen ondertekend. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar de
totstandkoming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO), die in de komende jaren
vorm en inhoud gaat krijgen.
Dit visiedocument beschrijft de toekomstige ontwikkeling van de meldkamer
ambulancezorg, als onderdeel van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV). De
meldkamer ambulancezorg kan een belangrijke bijdrage leveren aan het gezamenlijke
belang van een goede en juiste inrichting van de LMO. Ontwikkelingen in de zorgketen
en binnen het veiligheidsdomein worden betrokken bij de visieontwikkeling.
Dit visiedocument is in februari 2014 door het bestuur van Ambulancezorg Nederland
vastgesteld en kan op onderdelen worden aangevuld en/of uitgewerkt.
Inleiding
Het bestuur van Ambulancezorg Nederland heeft in de zomer van 2013 intensief gediscussieerd
over de toekomst van de meldkamer ambulancezorg onder leiding van de heer A. Klink. Deze
discussie heeft inzicht gegeven in de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de keten van
(spoed) zorg in Nederland en de gevolgen die dit heeft voor de inrichting van de meldkamer
ambulancezorg (samenvatting in bijlage 2).
De zorgvraag is complexer geworden en samen met het spoedeisende karakter betekent dit dat
een integraal toestandsbeeld van de hulpbehoevende burger wenselijk en noodzakelijk is. Dit
integrale beeld voor de zorg komt via verrijking van zorginformatie op de meldkamer
ambulancezorg tot stand. Binnen de spoedzorgketen is het sturen op kwantitatieve en kwalitatieve
zorgprestaties steeds meer van belang. Goede regionale samenwerking binnen de zorgketen is
essentieel.
Binnen het domein van openbare orde en veiligheid staat de ontwikkeling van de landelijke
meldkamerorganisatie (LMO) centraal. Dit is een multidisciplinaire beheersorganisatie met
maximaal tien locaties. De LMO gaat uit van gestandaardiseerde werkprocessen op de
gezamenlijke meldkamers, zowel in de multi- als de monodisciplinaire meldkamer. Goede inrichting
hiervan vraagt met name de nodige aandacht op het gebied van informatietechnologie.
Het visiedocument start met relevante definities en begrippen met betrekking tot ambulancezorg
en meldkamer ambulancezorg. De hoofdstukken 2 tot en met 4 schetsen respectievelijk de
ontwikkelingen op het gebied van de LMO, de zorg en het veiligheidsdomein. Ook beschrijven deze
hoofdstukken de visie van de ambulancesector op de ontwikkelingen en de gewenste ontwikkeling
van de meldkamer ambulancezorg in relatie tot deze ontwikkelingen.
Aan het einde van het visiedocument is samengevat welke thema’s op korte termijn nader
onderzocht dienen te worden onder verantwoordelijkheid van, dan wel met instemming van de
landelijke kwartiermaker van de LMO.
1
Inleiding
1
1
Definitie en positionering
1.1
Ambulancezorg is …
1.2
De meldkamer ambulancezorg …
1.3
Positionering ambulancesector
3
3
3
4
2
Landelijke meldkamerorganisatie (LMO)
2.1
Ontwikkelingen
2.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen LMO

uniforme werkwijze

de burger in het eerste contact helpen

triage
2.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg

de burger verantwoord en snel helpen met behulp van DIA

wettelijk kader en toezicht
2.4
Ten slotte
5
5
6
6
7
7
9
9
10
10
3
Zorg
3.1
Ontwikkelingen
3.1.1 Algemene ontwikkelingen zorg en VWS
3.1.2 Ziekenhuizen
3.1.3 Huisartsen
3.1.4 GGZ
3.1.5 Zorgverzekeraars
3.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen zorg

andere patiënten, andere vraag en ander aanbod

meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch

samenwerking binnen de keten van acute zorg
3.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg

andere patiënten, andere vraag en ander aanbod: zorgcoördinatie en –
intelligence centre

meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch:
informatieverrijking

samenwerking binnen de keten van acute zorg
3.4
Ten slotte
11
11
11
11
12
12
12
12
12
13
13
14
14
4
Veiligheidsregio
4.1
Ontwikkelingen
4.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen veiligheidsregio
4.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg
16
16
16
16
5
Nader onderzoek wenselijk
17
14
15
15
Bijlage 1:
ICT ambulancesector
18
Bijlage 2:
Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg
(samenvatting rapportage Booz & Company)
20
Bijlage 3:
Overzicht gebruikte literatuur en bronnen
21
2
1
Definitie en positionering
1.1
Ambulancezorg is …

… zorg, zowel in de dagelijkse situatie als onder opschaalde en/of bijzondere omstandigheden.
De dagelijkse werkzaamheden bestaat voor vrijwel 100% uit zorg. Uitgangspunt voor de
ambulancezorg is dat de zorgvrager ziek of gewond is en hulp nodig heeft.

… mobiele zorg: de ambulance-eenheid komt naar de patiënt toe, verleent zorg en vervoert
de patiënt wanneer dit noodzakelijk is.

… acute zorg: Het karakter van de ambulancezorg is in gemiddeld twee derde van de inzetten
spoedeisend, wat maakt dat ambulancezorg onderdeel is van de keten van acute of
spoedeisende zorg.

… prehospitale zorg, dit is zorg die zonder uitstel moet worden verleend en daarmee veelal
acuut van aard is. Vervoer per ambulance is hierbij noodzakelijk.

… cruciale zorg, evenals spoedeisende hulp, acute verloskunde, crisis-ggz of AWBZ-zorg. De
Wet marktordening gezondheidszorg is recent gewijzigd met het doel de continuïteit van
cruciale zorg gewaarborgd blijft. Voor patiënten betekent dit dat onder andere ambulancezorg
altijd beschikbaar zal zijn.

… ketenzorg, zowel bij een ‘eerste hulp geen vervoer’-inzet als bij vervoer na verleende zorg
is er contact en overdracht in de zorgketen met een van de partners op regionaal niveau.
1.2

De meldkamer ambulancezorg …
… is organisatorisch integraal onderdeel van de Regionale Ambulancevoorziening. Het
ambulancezorgproces begint in de meldkamer ambulancezorg, bij het opnemen van de
telefoon, en dat het eindigt bij de overdracht van de patiënt aan de volgende zorgverlener in
de keten van acute zorg.

… is het startpunt van de zorgverlening aan de patiënt. De centralist stelt middels triage
het toestandsbeeld vast en bepaalt of en met welke urgentie ambulancezorg geboden dient te
worden. De meldkamer ambulancezorg geeft meldersinstructie en adviezen aan de beller,
zodat de zorgverlening al op gang komt voordat de ambulance arriveert.

… heeft als enige het overzicht over de actuele beschikbaarheid van ambulancezorg. De
meldkamer ambulancezorg is hiermee bepalend voor onder andere de doelmatigheid, de
toegankelijkheid en de flexibiliteit van de ambulancezorg.

… is derhalve van grote invloed op de bedrijfsvoering van de RAV. In de meldkamer
ambulancezorg vinden verlengde intake en uitgifte plaats, de meldkamer regisseert de
ambulance-inzetten en is verantwoordelijk voor de afstemming tussen spoedeisende en
planbare ambulancezorg.

… heeft enerzijds contact met zorgvragers en anderzijds met zorg- en andere
professionals. Zorgvragers bereiken de MKA via 112, zorgprofessionals bereiken de MKA via
directe lijnen (die niet via 112 lopen). De verhouding is ongeveer 50%-50%.

… onderdeel van de keten, een deel van de contacten met zorgvragers betreft uitsluitend
monodisciplinaire vragen aan de RAV (gemiddeld 90%), maar een ander deel betreft
multidisciplinaire zorgvragen waarbij ook de inzet van politie en/of brandweer wenselijk is
(circa 10%).
3
1.3

Positionering ambulancesector
De ambulancesector is actief in twee werelden. De sector is onderdeel van de acute zorg en
dient gelijktijdig tot goede afspraken te maken met de wereld van openbare orde en veiligheid.
Deze beide werelden ontmoeten elkaar bij de ambulancesector, wat maakt dat de
ambulancezorg zich op het kruispunt bevindt. Als gevolg van de colocatie is dit kruispunt in de
meldkamer ambulancezorg ook fysiek zichtbaar.

Ambulancesector en meldkamer staan voor de voortdurende uitdaging om de twee werelden op
een goede manier samen te brengen. De actuele ontwikkelingen tekenen dit vraagstuk steeds
scherper af.

De ambulancesector is enerzijds volwaardig en integraal onderdeel van de acute
zorgketen en anderzijds actieve en betrokken samenwerkingspartner van de openbare
orde en veiligheid.
4
2
Landelijke meldkamerorganisatie (LMO)
2.1
Ontwikkelingen
Partijen, waaronder de ambulancesector, werken aan de totstandkoming van een landelijke
meldkamerorganisatie (LMO)1:

er is één LMO met maximaal tien locaties;

binnen de LMO werkt men landelijk gestandaardiseerd;

de minister van VenJ is verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van de LMO;

de minister van VenJ stelt de hoofdlijnen van beheer, de hoofdlijnen van beleid en het
meerjarig beleidsplan vast in overeenstemming met de ministers van VWS en Defensie.
In het transitieakkoord zijn de volgende kwalitatieve doelstellingen van de LMO opgenomen:

De burger zoveel mogelijk in het eerste contact helpen door een incidentgerichte benadering
van de noodhulpvraag door middel van multi-intake;

Een landelijk kwaliteitsniveau waardoor de burger kan rekenen op dezelfde dienstverlening van
de meldkamer, ongeacht de locatie van de noodhulpvraag;

Het verbeteren van de bereikbaarheid van de meldkamerlocaties tijdens piekbelastingen;

Het verbeteren van de uitwijkmogelijkheden van meldkamerlocaties in geval van uitval;

Een verbetering van de informatie-uitwisseling tussen hulpverleningsdiensten en tussen
verschillende regio’s.
Om deze doelen te bereiken is besloten één landelijke meldkamerorganisatie te vormen met
maximaal tien meldkamerlocaties en met een landelijk gestandaardiseerde werkwijze.
De LMO kent vier taken:

het beheer2;

het verzorgen van de multidisciplinaire intake;

opschaling3;

het bevorderen van de samenwerking binnen het meldkamerdomein.
De ambulancesector heeft als een van de betrokken partijen op 16 oktober 2013 het transitieakkoord ondertekend. Dit houdt in dat de sector actief zal meewerken aan de totstandkoming van
de LMO. Het beheer van de meldkamer ambulancezorg (gebouwen, gezamenlijke ICT, multi-intake)
worden bij de LMO wordt ondergebracht.
bron: Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (16 oktober 2013), Ministerie van VenJ, Den Haag
(hierna: Transitieakkoord)
1
Onder beheer wordt verstaan: de huisvesting en bedrijfsvoering ten behoeve van de uitvoering van multi- en
monomeldkamertaken, het multi- en beheerspersoneel, de multi ICT inclusief de koppelvlakken met de monosystemen én multidisciplinaire landelijke protocollen en procedures ten behoeve van het meldkamerproces.
(bron: Transitieakkoord, 2013)
2
Onder opschaling wordt verstaan: het organiseren van meldkamertaken ten behoeve van de multidisciplinaire
opschaling onder verantwoordelijkheid van het gezag als onderdeel van de operationele hoofdstructuur van de
rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hieronder valt in ieder geval het genereren van een landelijk
meldkamerbeeld en de multidisciplinaire informatievoorziening.
Onder opschaling wordt tevens verstaan: het faciliteren van monodisciplinaire opschaling binnen de meldkamer.
(bron: Transitieakkoord, 2013)
3
5
2.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen LMO
Voor de ambulancesector betekent de totstandkoming van de LMO inhoudelijk dat:

men in de meldkamer (ambulancezorg) conform eenduidige processen werkt;

men er naar streeft de burger zoveel mogelijk in het eerste contact te helpen.
uniforme werkwijze

Binnen de ambulancezorg wordt nu al gewerkt met landelijk gestandaardiseerde
werkprocessen en eenduidige protocollen:
-
In 2012 zijn de monodisciplinaire werkprocessen binnen de meldkamer ambulancezorg
eenduidig beschreven. De volgende hoofdprocessen worden onderscheiden binnen de
meldkamer ambulancezorg: intake(n), inzetten, ondersteunen en opschalen. In december
2012 heeft het bestuur van AZN de beschrijvingen vastgesteld. Iedere RAV, en dus iedere
meldkamer ambulancezorg, werkt conform deze werkprocessen. De eenduidige inrichting
van de ICT-infrastructuur binnen de sector maakt dit mogelijk.
De ambulancesector hoopt en verwacht dat ook brandweer en politie hun monodisciplinaire
processen snel zullen vaststellen én dat ook de multidisciplinaire werkprocessen in 2014
door de landelijk betrokken partijen bekrachtigd kunnen worden.
-
De ambulancesector kent al jaren het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA). In LPA is
het medisch-inhoudelijke handelen door de ambulance-eenheid vastgelegd. Het LPA wordt
eenduidig toegepast binnen de ambulancesector. Dit wordt gewaarborgd doordat
ambulanceverpleegkundigen tijdens de initiële opleiding conform LPA worden opgeleid én
doordat iedere drie jaar een assessment wordt afgenomen om te toetsen of met conform
het protocol handelt. LPA wordt frequent aangepast aan de laatste medische
ontwikkelingen. In maart 2014 wordt de 8e versie gepubliceerd.
-
Alle RAV’s bieden verantwoorde ambulancezorg, zoals verankerd in de Nota Verantwoorde
Ambulancezorg4. Aan de nota liggen ruim dertig verschillende richtlijnen ten grondslag, die
het handelen van de RAV’s en de ambulancezorg die zij bieden nader beschrijven en
inkaderen.

Voor de meldkamers ambulancezorg geldt dat binnen de gestandaardiseerde processen twee
systemen voor het onderdeel triage in gebruik zijn, te weten NTS en ProQA.
-
Beide gaan uit van een systematische wijze van triëren. Beide voldoen aan een programma
van eisen. Dit programma van eisen is door de sector is vastgesteld in afstemming met en
op advies van de in de sector werkzame medisch managers.
-
In het komende jaar (2014) vindt nader onderzoek plaats naar de mogelijke kwalitatieve
overeenkomsten en verschillen van de beide systemen. Uit dit onderzoek zal blijken of één
van beide systemen de voorkeur verdient of dat de uitkomsten van beide systemen
gelijkwaardig zijn.
-
Overigens wordt de afweging tussen ProQA en NTS niet alleen bepaald door
zorginhoudelijke argumenten, maar ook door de opvattingen van partijen over de inrichting
van zowel het multi- als het monodomein. In het multidomein vindt multi-intake plaats,
naast de belangrijke eerste filtering van meldingen. En ook wordt hier zo nodig besloten tot
multi-inzet en/of opschaling.
4
Zie: ‘Referentielijst 2013’ bij ‘Nota Verantwoorde Ambulancezorg’ (2013)
6
De drie kolommen -ambulance, brandweer en politie- dienen gemeenschappelijk na te
denken en overeenstemming te bereiken over de eisen die aan de kwaliteiten van de multiintakecentralist gesteld worden. Naast de visie van brandweer en politie op de inrichting
van het multi-proces, is ook de vraag hoe zij voornemens zijn hun monoprocessen in te
richten van belang.
de burger in het eerste contact helpen
Een van de doelstellingen van de LMO is dat de burger zoveel mogelijk in het eerste contact

tijdens de multi-intake wordt geholpen.
Het transitieakkoord maakt onderscheid tussen intake (multi) en verlengde intake5. De multi-

intake dient de filterfunctie te bevatten, zodat uit de vele 112-meldingen de juiste
ambulancezorgmeldingen worden doorgeleid naar de verlengde intake voor triage en
informatieverrijking.
triage
Triage is gedefinieerd als het dynamische proces van urgentie bepalen en het vervolgtraject

indiceren6.
De zorgverlening door de RAV begint in de meldkamer bij de triage7. Het moet aangemerkt

worden als (een begin van de) diagnostiek.
De minister van VWS noemt triage een zorghandeling8. Triage behoort tot de categorie

risicovolle, maar niet niet-voorbehouden handelingen. Dit betekent dat beroepsbeoefenaren
steeds de nodige zorgvuldigheidseisen in acht moeten nemen bij het uitvoeren van deze
risicovolle handelingen. Er moet voldaan worden het wettelijk kader van de gezondheidszorg9.
De RAV is een zorginstelling in het kader van de Kwaliteitswet Zorginstellingen en is

verantwoordelijk voor de meldkamerfunctie, voor de ambulancezorg ter plaatse en onderweg
en voor het ambulancevervoer. De Kwaliteitswet en andere relevante zorgwetgeving (WGBO,
Wet BIG) zijn daarmee onverkort van toepassing op de RAV, inclusief de meldkamerzorg.
In de Nota Verantwoorde Ambulancezorg heeft AZN vastgelegd dat de meldkamerzorg

onlosmakelijk onderdeel is van het (ambulance)zorgproces en bestaat uit onder andere het
aannemen van de melding, het geven van eerste medische adviezen, het stellen van de
indicatie en het wel of niet inzetten van een ambulance of andere voorziening van de RAV of
van een ketenzorginstelling10.
5
Transitieakkoord artikel 43: ‘… de invulling van intake, eventueel verlengde intake en uitgifte …’
6
Uniform Begrippenkader Ambulancezorg (2013), versie 3.0, AZN
7
‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons, Zwolle
8
‘Nota naar aanleiding van verslag voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg’ (18 november 2011)
Zie: ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012) en Nota Verantwoorde Ambulancezorg
(2013)
9
10
Zie: Nota Verantwoorde Ambulancezorg, pagina 26
7

Gegeven de bekwaamheden die aan triage worden gesteld, heeft de ambulancesector er voor
gekozen triage te uitvoeren door een verpleegkundig centralist 11. Voor de triage tijdens de
verlengde intake is specifieke kennis noodzakelijk, dat geldt ook voor de politie- en
brandweerprocessen. Het is niet reëel om te verwachten dat al deze, zeer verschillende,
specialistische kennis in één persoon -de multi-intakecentralist- onder te brengen is.

Triage staat niet onder toezicht van een systeem of een ingebouwd protocol, maar van een
BIG-geregistreerde zorgverlener. Deze (eind-) verantwoordelijke moet op ieder moment
kunnen ingrijpen en bijsturen. De individuele verantwoordelijkheid van hulpverleners kan niet
weggeprotocolleerd worden12.
‘Inzet centralist op de meldkamer ambulancezorg’ (2005), AZN, BVA & Stichting LAMP, Zwolle, opgesteld
onder verantwoordelijkheid van prof. mr. F.C.B. van Wijmen,
Zie ook: ‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012)
11
12
‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons
8
2.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg
Om de burger zo snel mogelijk te kunnen helpen, gaat de ambulancesector Directe Inzet
Ambulance (DIA) invoeren. Onderstaand wordt beschreven hoe dit zich verhoudt tot de 112
multi-intake als onderdeel van de LMO en tot triage als onderdeel van de meldkamer
ambulancezorg (RAV).
de burger verantwoord en snel helpen met behulp van DIA
De ambulancezorg verstaat onder DIA dat op basis van een 112-melding een ambulance, zo snel
als mogelijk én verantwoord is, naar de plaats van het incident gestuurd wordt. Deze Directe Inzet
ambulance (DIA) past binnen een scala aan activiteiten die in de werkprocessen van de
ambulancezorg zijn opgenomen.
filterfunctie 112:

De multi-intakecentralist is verantwoordelijk voor de belangrijke filtering van alle 112meldingen bij het eerste contact met de melder. Door deze filterfunctie blijft nog circa 20%
van de meldingen over.

Vervolgens stelt men vast of de melding primair gericht is op ambulancezorg, dan wel op
politie of brandweer of anderszins. De multi-intakecentralist stelt tevens vast of
multidisciplinaire inzet en opschaling noodzakelijk zijn.
locatie incident en telefoonnummer melder vastleggen:

De volgende stap is het vaststellen en vastleggen van de locatie van het incident, evenals
het telefoonnummer waarop de melder bereikbaar is. Deze gegevens zijn van essentieel
belang om de melder adequaat te kunnen helpen.
Directe Inzet Ambulance (DIA):

De betreffende RAV kan nu de digitale opdracht, voorzien van deze gegevens, verwerken om
de dichtstbijzijnde beschikbare ambulance met spoed in te zetten.
triage, urgentiebepaling en melderinstructie en informatieverrijking:

De triage wordt doorlopen en afgerond, waarbij de urgentiebepaling A1/A2 wordt

Eventueel geeft de centralist meldersinstructie.

Informatieverrijking vindt plaats met betrekking tot situatie, toestandsbeeld en relevante
vastgesteld.
medische gegevens van de burger.
inzet ketenpartners:

Op basis voor voorgaande informatie kunnen ketenzorgpartners -zoals huisartsen,
verloskundigen, GGZ, traumahelikopter- dan wel veiligheidspartners -zoals GHOR, politie en
brandweer- worden inzet.
Dit alles dient afgestemd te worden op mogelijke toepassing van beide triagesystemen binnen de
eenduidig georganiseerde processen van de ambulancesector.
9
wettelijk kader en toezicht
De eerste aanname van de melding vindt plaats in de multi-intake. Vervolgens wordt, conform

de DIA-werkwijze, direct ambulancezorg ingezet.
Het meldkamerzorgproces met de risicovolle handeling triage vindt plaats binnen de

zorginstelling RAV. De multi-intake van de LMO wordt op deze manier niet belast wordt met de
verplichtingen die voortvloeien uit het moeten voldoen aan het wettelijk kader van de
gezondheidszorg. De LMO valt hiermee buiten het toezicht door de IGZ (Inspectie
Gezondheidszorg).
De cesuur tussen de verantwoordelijkheden van de algemene functies van de meldkamer en de

RAV begint immers precies op het moment dat de zorgverlening door de RAV inzet, namelijk bij
de triage13.
2.4
Ten slotte
In 2014 wordt een effectmeting van DIA uitgevoerd. Uit deze effectmeting moet onder andere
blijken

of DIA op een verantwoorde wijze bijdraagt om een ambulance vanuit het eerste contact met

wat de effecten van DIA zijn in termen van consequenties voor capaciteit, aanrij- en

of er verschillen zijn voor de toepasbaarheid van DIA in geografisch verschillende gebieden;

op welke wijze dit het beste gecombineerd kan worden met toepassing van de triagesystemen
de melder sneller ter plekke te laten zijn;
responstijden en daarmee de efficiency en effectiviteit van het stelsel van ambulancezorg;
binnen de MKA.
13
‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons
10
3
Zorg
3.1
Ontwikkelingen
Er kan een breed palet aan ontwikkelingen in de zorg geschetst worden. Er zijn uiteraard algemene
ontwikkelingen, die ten dele ook voortvloeien uit de visie en het beleid van het ministerie van VWS.
Daarnaast hebben de verschillende zorgsectoren ook hun eigen visie en ontwikkelingen in gang
gezet. Zonder uitputtend te zijn stippen we onderstaand de visie (op hoofdlijnen) van een aantal
van deze partners aan.
In het algemeen is duidelijk dat de gezondheidszorg in de komende jaren met verschillende
ontwikkelingen te maken krijgt, allen in grote lijnen in meerdere of mindere mate gericht op
verbetering van de kwaliteit van zorg. Met name het belang van effectieve en intensieve
samenwerking tussen ketenpartners zal toenemen, als gevolg van de steeds grotere nadruk op
regionalisering.
3.1.1
Algemene ontwikkelingen zorg en VWS
De gezondheidszorg krijgt te maken met14:

een toename van complexe beoordelingen: meer patiënten met complexere diagnostiek, als
gevolg van vergrijzing en extramuralisering van de zorg, langer opvang thuis van GGZ cliënten
en kwetsbare ouderen;

meer behoefte aan en mogelijkheden voor een persoonlijke benadering: behoefte aan
evidence, protocollen en gepersonaliseerde zorg;

nieuwe technologische mogelijkheden: nieuwe en meer mogelijkheden voor bijvoorbeeld
andere vormen van zorg en begeleiding, gedigitaliseerde dossiers, mogelijkheden tot e-health;

intensivering van samenwerking: complexere keten van (acute) zorg, complexer zorgaanbod,
meer andere vormen van samenwerking;

meer budgettaire druk: toenemende druk op efficiency als gevolg van dreigende
personeelstekorten in de zorg op middellange termijn en zeer strakke budgettaire kaders.
3.1.2
Ziekenhuizen
De ziekenhuissector heeft te maken met sluiting van SEH’s, concentratie van zorg en toename van
specialisatie van ziekenhuizen. In de visie van de ziekenhuissector 15:

dient de acute zorg regionaal georganiseerd te worden, als gevolg van grote verschillen tussen
regio’s. Per regio onderzoeken zorgaanbieders en verzekeraars samen hoe de acute zorg
optimaal kan worden ingericht;

is bij het verder verbeteren van de organisatie van de acute zorg nauwe samenwerking tussen
alle betrokken partijen nodig: huisartsen, huisartsenposten, ziekenhuizen, zorgverzekeraars en
ROAZ.
14
bron: Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg – samenvatting rapportage Booz & Company (2013)
15
bron: Acute zorg – Er zit meer aan vast dan u denkt! (2013), NVZ
11
3.1.3
Huisartsen
Vergrijzing van de bevolking, technologische ontwikkelingen, meer zorg in de buurt en de wens tot
meer participatie door patiënten hebben grote effecten op de huisartsenzorg 16. De huisartsenzorg
zal haar aanbod verbreden en innoveren. Enkele van de uitgangspunten bij deze ontwikkeling zijn:
gedeelde en afgestemde verantwoordelijkheden met andere zorgverleners, zodat de

verschillende zorgvragen op de juiste tijd, op de juiste plaats door de juiste zorgverlener
worden beantwoord;
het leveren van kwalitatief goede en samenhangende zorg op maat dichtbij de patiënt.

3.1.4
GGZ
Binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) hebben partijen een bestuurlijk akkoord 17 gesloten
waarbij passende zorg en destigmatisering uitgangspunten zijn. De zorg dient rondom de patiënt
georganiseerd te worden. Een van de veranderingen is dat de beddencapaciteit wordt afgebouwd,
deze zorg wordt gesubstitueerd door ambulante zorg.
3.1.5
Zorgverzekeraars
Zorgverzekeraars concentreren zich steeds meer op inkoop en ordening van de zorg op regionaal
niveau18. Zij zullen in de toekomst gaan werken met regionale zorgbudgetten. Dit maakt het
wenselijk dat ambulancezorg ook in de toekomst op regionaal niveau wordt georganiseerd en
ingericht in samenwerking met partners in de acute gezondheidszorg.
3.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen
De ambulancesector moet anticiperen op de ontwikkelingen in de zorg en de meldkamer
ambulancezorg moet voorbereid zijn (worden) op de andere inrichting van de zorg:
andere patiënten, andere vraag en ander aanbod


De vraag naar ambulancezorg verandert, zowel in inhoudelijk als in kwantitatief opzicht:
-
de vraag naar ambulancezorg zal toenemen;
-
de ambulancesector zal meer en meer gedifferentieerd moeten werken;
-
de maatschappij vraagt om hoogwaardige zorg, en om andere zorg dan in het verleden.
De ambulancezorg ervaart nu al een toename van de noodzaak tot zorg thuis, als gevolg van
extramuralisering, eerder ontslag uit het ziekenhuizen en toenemende vergrijzing.
Hierdoor ontstaat een nieuw en ander type patiënt: een patiënt die wel thuis verblijft, maar
daar wel zorg en behandeling nodig heeft, omdat de behandeling in bijvoorbeeld het ziekenhuis
nog niet afgerond is.
bron: ‘Modernisering naar menselijke maat, Huisartsenzorg in 2022, Toekomstvisie huisartsenzorg’ (2012),
NHG & LHV
16
17
bron: bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014 (2012)
18
bron: ‘Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg’ (2013), ZN
12

Een en ander biedt diverse mogelijkheden en kansen voor de ambulancesector:
-
nu al biedt de ambulancesector in de nachtelijke uren aanvullende werkzaamheden voor
-
de ambulancezorg kan samen met huisartsen hulp en zorg thuis bieden, zolang er geen
huisartsen(posten) en thuiszorg om tekorten daar gedurende die uren op te vangen;
klinische beoordeling of diagnose noodzakelijk is;
-
de ambulancezorg kan een nieuw soort inzetten gaan uitvoeren: C-inzetten, waarbij onder
regie van de huisarts consultinzetten worden uitgevoerd.
meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch

De monodisciplinaire meldkamer ambulancezorg heeft een brede taak en functie, die
uitsluitend triage en dispatch overstijgt. Juist en vooral het nieuwe type patiënt, dat aan het
ontstaan is als gevolg van onder andere de verregaande extramuralisering, maakt de bredere
taak en functie van de meldkamer ambulancezorg noodzakelijk:
-
de meldkamer verrijkt informatie, zodat het ambulanceteam ter plaatse optimaal is
voorbereid;

-
binnen de meldkamer vinden afstemming en regie plaats omtrent de te bieden zorg;
-
de meldkamer adviseert en instrueert de melder.
De ambulancesector kan dit niet alleen, maar moet hiertoe intensief samenwerken en
afstemmen met de andere partners in de acute zorg. De meldkamer ambulancezorg zal een
belangrijke rol gaan spelen in de doorontwikkeling van de ambulancesector richting actieve
partner in de keten van acute zorg.
samenwerking binnen de keten van acute zorg

Het is van belang om binnen de keten van acute zorg tot goede samenwerking en afstemming
te komen. Immers 90% van de meldingen die de meldkamer ambulancezorg ontvangt betreft
monodisciplinaire zorgvragen en vraagt primair om samenwerking binnen de acute zorg en
aansluiting op de zorgpartners. Daarbij is het van belang om kennis te hebben van de
beschikbaarheid van zorg en de specialisaties die beschikbaar zijn. Ook vindt veel
samenwerking plaats op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Deze leiden in
voorkomende gevallen tot specifieke afspraken tussen de RAV en bijvoorbeeld een regionaal
ziekenhuis.

De ambulancesector hecht sterk aan het zoeken van aansluiting bij de keten van acute zorg en
bij de regionale acute zorgpartners.

Samenwerking, kennis delen en elkaar informeren staan hierbij centraal. Door samenwerking
en regionale verbondenheid is het mogelijk bij iedere zorgvraag de juiste zorg in te zetten. Zo
wordt de meest geschikte zorgverlener aan de patiënt gekoppeld en wordt de zorg kwalitatief
beter en efficiënter.
13

De huidige technologische mogelijkheden hebben hierbij een belangrijke ondersteunende
functie:
-
het dossier van patiënten in de acute situatie is bekend bij zorgverleners, waardoor de
ambulancesector moeiteloos een en ander van andere partijen kan overnemen;
-
de ambulancesector kan een rol spelen in het afstemmen van de hulpverlening en het
voorbereiden van bijvoorbeeld de SEH op de komst van een patiënt;
-
ambulancezorg is in staat om gegevens en beelden aan de verschillende zorgverleners te
sturen als vooraankondiging en ten behoeve van afstemming.
3.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg
andere patiënten, andere vraag en ander aanbod: zorgcoördinatie en intelligence centre
De ambulancesector heeft de verantwoordelijkheid tegemoet te komen aan de inhoudelijke vraag
van de (veranderende) zorgvrager om de beste zorg op het juiste moment. Om dit vorm en inhoud
te geven, zal bij de doorontwikkeling van de meldkamer ambulancezorg rekening gehouden worden
met de mogelijkheid dat binnen de meldkamer ook een nieuwe functie van coördinatie van acute
zorg kan plaatsvinden. Samen met andere zorgpartner kan zo een zorgcoördinatie en –
intelligence centre van de keten van acute zorg ontstaan, waarbinnen een optimale
zorginhoudelijke afhandeling gewaarborgd is.
meldkamer ambulancezorg is meer dan alleen triage en dispatch: informatieverrijking

De invoering van DIA betekent dat de multi-intakecentralist van de LMO direct opdracht geeft
tot de inzet van een ambulance nadat de locatie van de patiënt is vastgesteld. Om de juiste
ambulancezorg te kunnen bieden, is vervolgens nadere uitvraag en dus triage
noodzakelijk. Dit vindt plaats door de verlengde intakecentralist ambulancezorg.

Verrijking van informatie is naast triage een belangrijke functie van de back office en valt
samen met verlengde intake. Deze verrijking heeft enerzijds betrekking op het toestandsbeeld
van de patiënt en anderzijds op de situatie ter plaatse. De verrijking is bedoeld om de
ambulance-eenheid voor te bereiden. De meldkamer ambulancezorg ontwikkelt zich hiermee
door tot een zorgintelligence centre.

De informatie die verkregen wordt van de melder wordt aangevuld met informatie uit het
beschikbare dossier van de patiënt. Hierin is bijvoorbeeld informatie opgenomen van de
huisarts, het ziekenhuis en andere zorgverleners, informatie over medicatie en de
wilsverklaring van de patiënt.

De verlengde intakecentralist geeft de zorgvrager adviezen hoe te handelen in afwachting van
de ambulance en zal in voorkomende gevallen de zorgvrager instrueren. Dankzij de verrijkte
informatie zijn de adviezen en instructies van de verlengde intakecentralist zo gericht mogelijk.

Om informatie op een adequate wijze te kunnen verrijken, is een goede landelijke en
eenduidige ICT-infrastructuur noodzakelijk. Dit zorgt er voor dat de informatie bij de juiste
zorgverlener terecht komt en dat de verrijkte informatie uiteindelijk in de juiste dossiers wordt
opgeslagen. De ambulancesector beschikt reeds over een beveiligde structuur die een en ander
mogelijk maakt (zie bijlage 1).
14

Bij opgeschaalde situaties zijn meerdere disciplines betrokken. Ambulancezorg, brandweer,
politie en GHOR werken dan intensief met elkaar samen. Een goede coördinatie van
processen en informatie is dan van essentieel belang: de processen die plaatsvinden bij de
verschillende disciplines moeten goed worden gecoördineerd en partijen moeten alle
beschikbare informatie delen. . De meldkamer ambulancezorg zal zich ook op dit gebied
doorontwikkelen.
samenwerking binnen de keten van acute zorg

Ambulancezorg is onderdeel van de (keten van) acute zorg.
-
Om de functie en verantwoordelijkheid als schakel goed vorm en inhoud te kunnen geven,
is intensieve samenwerking met de andere ketenpartners noodzakelijk.
-
Diagnostiek is en wordt immers steeds complexer en steeds meer specialismen zijn hierbij
betrokken.
-
Goede coördinatie en aansturing van de zorg zijn daarom noodzakelijk. Dit vindt in
belangrijke mate plaats binnen de meldkamer.

De ambulancezorg richt zich op de acute zorg in de regio. Om kosten te besparen zal
zoveel mogelijk op doelmatigheid gestuurd worden.

Er zal in de toekomst regionaal een zorgcoördinatie en –intelligence centre gaan ontstaan,
waar alle aanbieders in de acute zorg bij betrokken zijn. De meldkamer ambulancezorg zal
in de komende jaren kunnen opgaan in dit mogelijke regionale zorgcoördinatie en intelligencecentre.
3.4
Ten slotte
In 2014 en 2015 vinden pilots plaats, die gericht zijn op de inrichting van het zorgcoördinatie en –
intelligence centre. Er zijn al voorbeelden voorhanden. Met behulp van de pilots dient onderzocht te
worden op welke manier deze bestaande voorbeelden zich verder zouden kunnen en moeten
ontwikkelen zodat ze optimaal kunnen aansluiten bij de toekomstige inrichting van de acute zorg.
AZN wil samen met het ministerie van VWS, zorgverzekeraars, LNAZ en huisartsen(posten) een
bijdrage leveren aan de definitieve contouren van het zorgcoördinatie en –intelligence centre van
de toekomst. AZN wil daarom in de eerste helft van 2014 gesprekken organiseren met deze
ketenpartners om het concept van het zorgcoördinatie en -intelligencecentre samen met hen te
verkennen en verder vorm te geven.
15
4
Veiligheidsregio
4.1
Ontwikkelingen
De ambulancesector werkt nauw samen met partners in de keten van openbare orde en veiligheid.
Deze samenwerking vindt onder normale omstandigheden plaats, en ten tijde van grootschalige
ongevallen en rampen. In de Wet Veiligheidsregio’s is vastgelegd dat in dat geval de coördinatie en
eindverantwoordelijkheid bij het openbaar bestuur liggen. In alle gevallen is de RAV volledig
verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg en het goed verlopen van de zorgverlening.
De samenwerking voor de ambulancezorg verloopt in geval van grootschalige ongevallen en
rampen via de GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio). De GHOR is dan
belast met de coördinatie en de regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering
van overheden en andere organisaties op het gebied van geneeskundige hulpverlening.
Naast de inzet van ambulances tijdens rampen en grootschalige incidenten is de GHOR ook
verantwoordelijk voor de (geplande) aanwezigheid van ambulances tijdens diverse evenementen.
In beide gevallen zijn de informatie-uitwisseling en –voorziening vanuit de GHOR van groot belang.
In het kader van de Wet Veiligheidsregio’s is de GHOR regionaal georganiseerd, de regio-indeling
van de ambulancesector sluit aan op de regio-indeling conform de WVR.
4.2
Visie ambulancesector op ontwikkelingen veiligheidsregio
De verantwoordelijkheidsverdeling tussen openbaar bestuur / GHOR en ambulancezorg zijn helder.
De RAV is in alle gevallen volledig verantwoordelijk voor de te bieden ambulancezorg, zowel in de
reguliere als in de opgeschaalde situatie. Dit dient ook weerspiegeld te zijn in wetgeving en in
governance-afspraken bij relevante organen, zoals de LMO. De ambulancesector zal te allen tijde
moeten voldoen aan het wettelijk zorgkader, dat op haar van toepassing is.
Onder de gegeven omstandigheden is de ambulancesector verantwoordelijk voor de daadwerkelijke
zorgverlening en zal de sector daar waar mogelijk en wenselijk optimale ondersteuning bieden.
4.3
Gekozen ontwikkelingsrichting meldkamer ambulancezorg
Met betrekking tot zowel grootschalige incidenten en rampen als de bijstand bij evenementen geldt
voor de ambulancesector dat zij zich optimaal hierop moet voorbereiden. Enerzijds in de vorm van
opleiden, trainen en oefenen door het personeel. Anderzijds door het beschikken over voldoende
(bekwaam) personeel en voldoende en juist materieel.
16
5
Nader onderzoek wenselijk
Dit visiedocument schetst thema’s die van belang zijn voor de verdere ontwikkeling en inrichting
van de ambulancesector in relatie tot onder andere belangrijke ontwikkelingen zoals de LMO. Nader
onderzoek dient uit te wijzen welke keuzes hierbij het beste kunnen worden gemaakt. Deze
onderzoeken zullen onder verantwoordelijkheid van, dan wel met instemming van de landelijke
kwartiermaker LMO worden uitgevoerd. Ook dient afstemming plaats te vinden met partners in de
zorgketen en/of het veiligheidsdomein. De ambulancesector stelt zich voor dat alle lokale pilots pas
worden uitgevoerd na instemming van de kwartiermaker LMO. Het uitgangspunt van de LMO is
immers standaardisatie, dat kan alleen bereikt worden via een centrale regie.
Het betreft thema’s in het multidomein:

evaluatie van de huidige 112-systematiek;

effectmeting van DIA;

taken van de multi-intakecentralist en functieprofiel
En thema’s in het monodomein:

keuze voor een triagesysteem;

vorm, inhoud en inrichting van een zorgcoördinatie en -intelligence centre.
17
Bijlage 1: ICT ambulancesector
Veel werkprocessen van de ambulancesector worden door ICT ondersteund. Deels is dit een
regionale aangelegenheid, maar in aanvulling op de RAV-specifieke systemen is er de centrale ITvoorziening van de sector. Deze bestaat uit landelijke afspraken en systemen die er voor zorgen
dat niet alleen de regionale, maar ook de interregionale en landelijke processen van ambulancezorg
worden ondersteund en dat informatie kan worden gedeeld met zorg- en OOV-partners, waaronder
de LMO).
De landelijke ICT-voorziening van AZN bestaat uit technologie, maar ok uit afspraken en
standaarden waaraan de RAV’s minimaal moeten voldoen als ze van de systemen gebruik willen
maken. De voorziening sluit aan op enerzijds de OOV (straks LMO)-infrastructuur en anderzijds op
de basisinfrastructuur van de zorg.
De onderstaande figuur toont de samenhang tussen de landelijke informatievoorziening van
ambulancezorg (binnen het gele kader) en de domeinen RAV, OOV (straks LMO) en zorg.
Gebruikte afkortingen:
BAG
:
Basisregistraties Adressen en Gebouwen
BPS
:
Backoffice of Bedrijfs Proces Systeem
DB-RF :
Database ReFerentiegegevens
ERF
:
Electronische RitFormulieren
LS-C
:
Landelijke Server Communicatie (incident- en voertuiginformatie)
LS-DV :
Landelijke Server Digitale Vooraankondiging
LS-IV :
Landelijke Server Incidenten & Voertuigen
LS-KZA :
Landelijke Server KetenZorgApplicatie
LS-RF :
Landelijke Server ReFerentiegegevens
18
LS-RL&B:
LS-XY :
rKZA :
WS-A :
WS-I :
WS-RF :
WS-RL :
WS-V :
zKZA :
Landelijke Server RitLogging & Bijstand
Landelijke Server XY-coördinaten
RAV interface KetenZorgApplicatie
WebService Aanrijtijden
WebService Incidenten
WebService ReFerentiegegevens
WebService RitLogging
WebService Voertuigen
zorgpartner interface KetenZorgApplicatie
19
Bijlage 2: Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg
- samenvatting rapportage Booz & Company –
AANLEIDING
Mede met het oog op de totstandkoming van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) is AZN voornemens
om een aantal pilots op het terrein van de meldkamer te starten. De resultaten van deze pilots moeten
ondersteunend zijn aan een aantal belangrijke keuzes die gemaakt moeten worden. Voorbeelden zijn de
inrichting van de multidisciplinaire intake, de verpleegkundig centralist en de keuze voor een triagesysteem.
VRAAG AAN BOOZ & COMPANY
Booz & company heeft geadviseerd om voorafgaand aan de pilots een visie te ontwikkelen over de
veranderende eisen aan de ambulancezorg. Met deze visie moet een tweetal vragen beantwoord worden:

op welke wijze kan de ambulancezorg zich in Nederland gaan ontwikkelen?

wat zijn de implicaties voor de inrichting van de meldkamer ambulancezorg?
De uit te voeren pilots dienen ter validering van de visie.
AMBULANCEZORG IN DE TOEKOMST
De ambulancezorg is een cruciale schakel in de spoedzorgketen in Nederland en zal in de toekomst een
steeds belangrijker rol krijgen. Er is weinig zicht op het presteren van de keten. De kwaliteit van
ambulancezorg in Nederland is goed, al vallen regionale verschillen op tussen bijvoorbeeld
verwerkingstijden, de verhouding A1- en A2-inzetten, de mate waarin de zorg ter plaatse wordt
afgehandeld.
complexe
zorgfunctie
De zorg verandert en wordt steeds complexer:

er komen steeds meer patiënten waar professionele beoordeling en diagnostiek complex zijn
(agv vergrijzing en extramuralisering toename beroep op acute zorg door kwetsbare
groepen)

er ontstaat meer behoefte aan en mogelijkheden voor een persoonlijke benadering

de keten wordt complexer

toenemende technische (behandel)mogelijkheden

toenemende budgettaire druk
zorgverbetering in
de keten
Meten, registreren en sturen op prestaties (in de keten) zijn van belang. Systematisch meten en
analyseren levert informatie op en kan tot nieuwe inzichten leiden, die voor verbetering van de
zorg kunnen zijn.
In verschillende regio’s blijkt dat 85% of meer van de 112-meldingen leiden tot een 112-inzet.
Dit is aanleiding om binnen de meldkamer te kiezen voor werken conform DIA (Directe Inzet
Ambulance).
In de monodisciplinaire meldkamer vindt informatieverrijking plaats, deze is van grote waarde
voor de ambulance-eenheid ter plaatse.
IMPLICATIES VOOR DE INRICHTING VAN DE MELDKAMER
De meldkamer ambulancezorg kan een belangrijke rol spelen in verdere ontwikkeling van de ambulancezorg
naar een actieve ketenpartner.
inzet van
ambulances in de
multidisciplinaire
meldkamer
Werken met DIA betekent dat in de multidisciplinaire meldkamer (112) het besluit tot inzet van
een ambulance valt. Triage vindt vervolgens op de monodisciplinaire meldkamer plaats. Voor de
burger betekent dit dat de ambulance sneller ter plaatse zal zijn.
verrijken van
informatie over de
melding in de witte
meldkamer
De triage in de monodisciplinaire meldkamer leidt tot een beslissing over de te bieden
ambulancezorg. In deze fase vindt ook informatieverrijking plaats op diverse fronten (situatie,
toestandsbeeld, patiënt). Derhalve zijn binnen de monodisciplinaire meldkamer voldoende
medisch-inhoudelijke vaardigheden en kennis noodzakelijk.
inrichting
meldkamer moet
passen bij:
de complexere zorgfunctie en bij de behoefte aan inzicht in ketenprestaties. De keuze van het
triagesysteem moet het meten en evalueren van prestaties over de keten faciliteren. De
inrichting van de meldkamer moet de communicatie en samenwerking met andere zorgverleners
faciliteren.
20
Bijlage 3: Overzicht gebruikte literatuur en bronnen
Acute zorg – Er zit meer aan vast dan u denkt ! (2013), NVZ, Utrecht
‘Bestuurlijk akkoord toekomst GGZ 2013-2014’ (2012)
‘Inzet centralist op de meldkamer ambulancezorg’ (2005), AZN, BVA & Stichting LAMP, Zwolle,
onderdeel juridisch kader ambulancezorg, opgesteld onder verantwoordelijkheid van prof. mr.
F.C.B. van Wijmen
Kwaliteitsvisie spoedeisende zorg (2013), ZN, Zeist
Modernisering naar menselijke maat, Huisartsenzorg in 2022, Toekomstvisie huisartsenzorg
(2012), NHG & LHV, Utrecht
‘Nota naar aanleiding van verslag voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg’ (18 november 2011)
Nota Verantwoorde Ambulancezorg (2013), versie 4.0, AZN, Zwolle
‘Referentielijst 2013 bij Nota Verantwoorde Ambulancezorg’ (2013) AZN, Zwolle
Transitieakkoord meldkamer van de toekomst (2013), Ministerie van VenJ, Den Haag
Uniform Begrippenkader Ambulancezorg (2013), versie 3.0, AZN
‘Van transport naar zorg, van zorg naar ketenzorg – samenvatting rapportage Booz & Company’
(2013), onder verantwoordelijkheid van A. Klink
‘Verantwoordelijkheidsverdeling in de ambulancezorg’ (2012), prof. mr. J.G. Sijmons, Zwolle
21
Agendapunt - besluitvormend
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
16 april 2014
4
Slachtofferregistratiesystematiek
H.J. Zwart
Mevr. M.A.J. van der Tas
Te besluiten om
1. Kennis te nemen van het besluit van de Veiligheidsdirectie met betrekking tot:
- het gebruik van SIS (Slachtofferinformatiesystematiek) in Veiligheidsrisico IJsselland voor
het informeren van verwanten.
- de overdracht van de onderbrenging van het proces verwanteninformatie naar het landelijke
SIS.
- De dekking van de eenmalige kosten ad. € 11.000 met de nog incidentele beschikbare
BDUR middelen 2014. Het opvangen van de structurele kosten ad. € 18.000 binnen de
bestaande budgetten van het programma gemeenten, zonder dat de gemeentelijke bijdragen
worden verhoogd. Dit betekent voor de gemeenten dat de middelen ten behoeve van het
Nederlands Rode Kruis vrijvallen.
- Het beleggen van het opdrachtgeverschap voor het SIS in de warme situatie bij de algemeen
commandant-bevolkingszorg of de officier van dienst bevolkingszorg
- Het aanwijzen van de beleidsmedewerker bevolkingszorg als coördinator SIS voor de koude
situatie
2. te bewerkstelligen dat de vrijgevallen middelen in de gemeenten gereserveerd worden ten
behoeve van het vormen van strategische allianties met bijvoorbeeld het Nederlands Rode Kruis
voor het versterken van de zelfredzaamheid van onze inwoners. In 2014 wordt hiertoe een voorstel
voorbereid.
Inleiding
SIS staat voor Slachtofferinformatiesystematiek. Bij veel grote incidenten in Nederland in de laatste
tien jaar hebben we gezien dat het de overheid niet lukt om na een ramp de verwanten zo snel
mogelijk in contact te brengen met de gewonden of te informeren over overledenen. Om die reden is
in het najaar van 2010 gestart met het ontwikkelen van een nieuwe systematiek voor
slachtofferregistratie en verwanteninformatie. Het Veiligheidsberaad heeft deze
slachtofferinformatiesystematiek (SIS) vastgesteld. In november 2012 is besloten SIS landelijk te
implementeren. In juli 2014 moet het SIS geïmplementeerd zijn.
kenmerk
vervolgblad
2 van 3
Het belangrijkste doel is om de verwanten zo snel mogelijk te informeren over de situatie van hun
naaste. SIS levert een slachtofferlijst, dodenlijst en matchingslijst die gebruikt kunnen worden voor
bijvoorbeeld de nafase. De gegevens kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt door een gemeente of
regio bij het opstarten van een schadeloket en het inventariseren van nazorgbehoeften.
Wat doet SIS niet?
Hierboven is omschreven wat SIS doet. Niet alle taken van bijvoorbeeld CRIB worden door SIS
overgenomen. Het uitgangspunt is namelijk dat zelfredzamen zelf kunnen aangeven of zij hulp van
de overheid willen. Uiteraard kan de overheid zelfredzamen faciliteren bij het contact opnemen met
hun verwanten of het uiten van een hulpbehoefte (zelfregistratie). SIS zorgt niet voor:
a. Een complete registratie van alle getroffenen (inclusief dieren);
b. Een actieve registratie op bijvoorbeeld de opvanglocatie of van alle evacués;
c. Een loket waar getroffenen hulpvragen met betrekking tot nazorg of herstelzorg terecht kunnen.
Voor een uitgebreidere toelichting verwijzen we naar bijgevoegd factsheet voor bestuurders (bijlage
1).
Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten
- Het sneller en zorgvuldig informeren van verwanten over de status en verblijfplek van
niet-zelfredzame slachtoffers na een crisissituatie.
- het leveren van de verzamelde informatie voor het proces nazorg, onderzoek etc.
- het vormen van strategische allianties met externe partijen ten behoeve van het
versterken van de zelfredzaamheid van onze inwoners.
Vervolg
De komende periode worden draaiboeken aangepast naar aanleiding van de invoering SIS en
worden de benodigde functionarissen geworven en volgt een opleiding om de taken te kunnen
uitvoeren.
Ook bij kleinere incidenten is/wordt zelfredzaamheid bij het informeren van verwanten het
uitgangspunt, een registratiepakket zoals we kennen van het NRK wordt niet meer nodig geacht. Het
expertteam registratie ontwikkelt een methode om, indien gewenst, toch een registratie van
betrokkenen te kunnen maken ten behoeve van o.a. nazorg.
Verder maken we met het Nederlands Rode Kruis een verkenning op het thema zelfredzaamheid en
bekijken we of en hoe we met deze partij een alliantie aan kunnen gaan.
Argumenten
1. Als bij kleinere incidenten geregistreerd moet worden, bijvoorbeeld ten behoeve van nazorg, dan
doen we dat op een eenvoudige wijze. Een pakket als dat van het NRK wordt daarbij niet nodig
geacht. De kosten voor het SIS kunnen worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van
het programma gemeenten van de Veiligheidsregio IJsselland. De gemeenten hebben zelf
middelen begroot voor de uitvoering van verwanteninformatie en registratie. Doordat wij deze
kosten op ons nemen vallen deze middelen vrij.
Naar de toekomst toe zien we ontwikkelingen (in het kader van het meerjarenbeleidsplan)
waarbij wij met het Nederlands Rode Kruis mogelijk een strategische alliantie kunnen aangaan in
het kader van zelfredzaamheid.
Om die reden is het wenselijk dat gemeenten de vrijgevallen middelen niet direct als bezuiniging
inboeken maar vooralsnog reserveren ten behoeve van dit thema. Op die manier kunnen we
budgetneutraal een meerwaarde leveren.
kenmerk
vervolgblad
3 van 3
Risico’s
Gemeenten kunnen het vrijgevallen budget inboeken als bezuiniging, dit betekent dat er geen budget
neutrale alliantie gezocht kan worden met het Nederland Rode Kruis.
Middelen
Tot op heden hadden alle gemeenten voor het proces registreren van slachtoffers (en het informeren
van verwanten) een overeenkomst met het Nederlands Rode Kruis (NRK). Voor het SIS is landelijk
een aanbestedingsprocedure gestart, deze aanbesteding is gegund aan de ANWB, zij zullen de
frontoffice bemensen. Het NRK heeft eind februari de afzonderlijke overeenkomsten
CRIB/verwanteninformatie met gemeenten opgezegd.
Kosten voor het SIS worden opgevangen binnen de bestaande budgetten van het programma
gemeenten. Gemeenten hebben zelf middelen ten behoeve van verwanteninformatie/registratie in de
begroting opgenomen. Deze middelen vallen met ingang van 2015 vrij. We signaleren een steeds
grotere rol/taak in het kader van stimuleren/faciliteren van zelfredzaamheid. Daarvoor willen we
strategische allianties aangaan met externe partners. Hiervoor zijn middelen nodig. We stellen voor
om de vrijgevallen budgetten bij gemeenten voorlopig te reserveren totdat duidelijk is welke rol het
Nederlands Rode Kruis kan spelen in het kader van het versterken zelfredzaamheid.
De middelen zoals opgenomen in de gemeentelijke begrotingen zijn inzichtelijk gemaakt in bijlage 2.
Communicatie
Op inhoud worden betrokkenen geïnformeerd door middel van de nieuwsbrief bevolkingszorg.
Vervolg
De komende periode worden draaiboeken aangepast en worden de benodigde functionarissen
geworven en volgt een opleiding om de taken te kunnen uitvoeren.
Verder volgt medio april/mei een verkennend gesprek met het Nederlands Rode Kruis in het kader
van de activiteiten ten aanzien van zelfredzaamheid.
1
Factsheet bestuurders
Geachte bestuurder,
SIS staat voor Slachtofferinformatiesystematiek. Bij veel grote incidenten in
Nederland in de laatste tien jaar hebben we gezien dat het ons niet lukt om na een
ramp de verwanten zo snel mogelijk in contact te brengen met de gewonden of te
informeren over overledenen. Om die reden is in het najaar van 2010 gestart met
het ontwikkelen van een nieuwe systematiek voor slachtofferregistratie en verwanteninformatie. Het Veiligheidsberaad heeft deze slachtofferinformatiesystematiek (SIS)
vastgesteld. In november 2012 is besloten SIS landelijk te implementeren.
Dit factsheet informeert u over het kritieke tijdpad en dat wat er door SIS is geregeld
om de landelijke voorziening te ondersteunen en dat wat veiligheidsregio’s en gemeenten zelf moeten doen om SIS te implementeren. ‘Het huis staat, maar het moet nog wel
ingericht worden’. Uiteraard zijn wij ons ervan bewust dat er regionale verschillen zijn
tussen de regionale crisisorganisaties. Het is aan de regio om de keuze te maken
wat het beste past.
Doel van slachtofferinformatiesystematiek
Het belangrijkste doel is om de verwanten zo snel mogelijk te informeren over de
situatie van hun naaste, vandaar dat we niet meer spreken van het proces CRIB of
Registratie Slachtoffers, maar van ‘informeren verwanten’. Daarnaast kunnen de
gegevens ook van belang zijn voor nazorg aan de betrokkenen, onderzoek door de
politie naar de toedracht van het incident, wederopbouw van het rampgebied etc.
Uitgangspunten
Het landelijk referentiekader regionaal crisisplan, de projecten GROOT en GROOTER
en ‘Bevolkingszorg op orde’ zijn mede bepalend geweest voor de uitgangspunten.
Uitgangspunten van de slachtofferinformatiesystematiek,
zoals die door het Veiligheidsberaad is vastgesteld zijn:
•D
e burger heeft een eigen verantwoordelijkheid.
De systematiek gaat zoveel mogelijk uit van de (zelf-)redzaamheid
van slachtoffers en verwanten;
•S
lachtofferregistratie is een multidisciplinair proces onder een
gemeentelijke (bevolkingszorg) verantwoordelijkheid;
•D
e systematiek sluit aan op de dagelijkse werkzaamheden
en de routine van hulpverleners;
•D
e systematiek is crisisonafhankelijk;
•D
e systematiek belemmert niet (onnodig) het strafrechtelijk onderzoek;
•D
e systematiek lost niet alle knelpunten op. Communicatie over het doel,
de mogelijkheden en beperkingen van slachtofferregistratie is onderdeel
van de systematiek;
• De systematiek is ontwikkeld voor Nederland.
Verwanten
Frontoffice
Koppelen
Centrale website
en telefoonnummer
Zelfredzame
slachtoffers
Niet zelfredzame
slachtoffers
Schematische weergave systematiek
Backoffice
2
Wat is er gereed per 1 januari 2014?
De projectorganisatie SIS heeft in 2013 grote stappen gemaakt om voor
1 januari 2014 het ‘huis’ op te kunnen leveren. Per 1 januari 2014 zijn de
volgende onderdelen klaar:
1. De SIS handreiking, dit is een implementatietool die schetst hoe SIS
aansluit op de veiligheidsregio’s en wat er geregeld moet worden om de
aansluiting te optimaliseren;
2. Keuze aanbesteding frontoffice (neemt telefoontjes aan van verwanten)
en beleggen van backoffice (zorgt voor de matching en het contact met
veiligheidsregio’s);
3. Beheer en borging SVIS, een werkend systeem waarmee verwanten
geïnformeerd kunnen worden en waarmee de backoffice gegevens kan
gaan matchen;
4. Borging en beheersorganisatie, het (LO CGS), het adviesorgaan van het
Veiligheidsberaad bestaande uit de 25 coördinerend gemeentesecretarissen
van de veiligheidsregio’s, blijft opdrachtgever van SIS. Het Instituut Fysieke
Veiligheid (IFV) gaat als opdrachtnemer contractbeheer doen en een aantal
uitvoerende taken op zich nemen.
5. SIS kan geactiveerd worden via het Landelijke Operationeel Coördinatie
Centrum (LOCC).
Wat moet per 1 januari 2014 gereed zijn in de regio?
Implementatie van SIS behelst meer dan het bouwen van het huis. Enerzijds
faciliteert SIS de regio’s met bovenstaande onderdelen. Anderzijds moeten
regio’s zelf ook een aantal zaken voorbereiden. De handreiking is bedoeld als
onderlegger voor regionale implementatie.
Wat doet SIS niet?
Hierboven is omschreven wat SIS doet. Niet alle taken van bijvoorbeeld CRIB
worden door SIS overgenomen. Het uitgangspunt is immers dat zelfredzamen
zelf kunnen aangeven of zij hulp van de overheid willen. Uiteraard kan de overheid zelfredzamen faciliteren bij het contact opnemen met hun verwanten of
het uiten van een hulp-behoefte (zelfregistratie).
SIS zorgt niet voor:
• Een complete registratie van alle getroffenen (inclusief dieren);
• Een actieve registratie op bijvoorbeeld de opvanglocatie of van alle evacués;
•E
en loket waar getroffenen hulpvragen met betrekking tot nazorg of herstelzorg terecht kunnen.
SIS levert een slachtofferlijst, dodenlijst en matchingslijst die gebruikt kunnen
worden voor bijvoorbeeld de nafase. De gegevens kunnen bijvoorbeeld worden
gebruikt door een gemeente of regio bij het opstarten van een schadeloket en
het inventariseren van nazorgbehoeften.
Wat kunt U verwachten na 1 januari 2014?
Vanaf 1 januari 2014 start het implementatietraject fase 2, dat loopt tot
1 juli 2014. Dit traject moet ervoor zorg dragen dat alle veiligheidsregio’s
(deelnemende gemeenten) aangesloten zijn op de systematiek. Daarnaast is
er gedurende dit half jaar ruimte om op te leiden en te trainen en om details
verder uit te werken.
3
Hiervoor zijn de uitgangspunten in de handreiking leidend, deze punten
kunnen op dit moment al voorbereid worden door de veiligheidsregio’s en
zijn noodzakelijk voor een goede aansluiting. Daarnaast kunnen regio’s
gebruik blijven maken van het advies van accounthouders uit de SIS projectgroep. De SIS serious game, waarbij je de systematiek van dichtbij beleefd,
draagt bij aan een innovatieve manier van leren. De game richt zich op alle
professionals die vanuit hun functie een rol spelen bij crisisbeheersing in
de koude en warme fase.
Wat betekent de komst van SIS voor bestuurders?
Door de komst van SIS worden bevolkingszorgprocessen geraakt. De bestuurder heeft een nieuwe boodschap: ‘Waarom worden niet alle slachtoffers geregistreerd bij de rampplek?’, ‘Waarom is er nog geen complete slachtofferlijst?’
‘Wij streven in de acute fase van een ramp niet langer naar het snel produceren
van volledige slachtofferlijsten. Wel streven wij naar een sneller slachtofferbeeld
van zware en dodelijke slachtoffers, dit doen wij om ervoor te zorgen dat verwanten van niet-zelfredzame slachtoffers sneller geïnformeerd worden over de
toestand en verblijfplaats van hun familielid’.
‘Bij recente rampen blijkt steeds meer dat zelfredzame slachtoffers over het algemeen zelf via smartphones in staat zijn om contact op te nemen met hun verwanten om aan te geven ‘ik ben ok’. De gemeente kan zelfredzame slachtoffers hierbij
faciliteren. De hulpverleners focussen zich tijdens de acute fase op het redden van
levens en het bergen van de doden. Deze ontwikkeling biedt ruimte voor tijdwinst
bij de hulpverlening aan zwaargewonden’.
Het is van belang dat de bestuurder op de hoogte is van de komst, doelstelling
en activering van SIS. De crisiscommunicatieadviseur ondersteunt de bestuurder bij het uitdragen van de nieuwe boodschap aan de pers/burgers.
Meer informatie
Mocht u na het lezen van dit factsheet nog vragen hebben,
dan kunt u contact opnemen met de projectleider SIS: Mathijs Paf,
[email protected]
U kunt ook een vraag stellen aan de projectgroep via de SIS website:
www.snellerinformatieslachtoffer.nl
Met vriendelijke groet,
Alexander Meijer
Gemeentesecretaris Ronde Venen
Coördinerend gemeentesecretaris veiligheidsregio Utrecht
Portefeuillehouder SIS LO CGS
versie 0.1 december 2013
4
Bijlage 2 Middelen gereserveerd op gemeentelijke begrotingen (op basis van inventarisatie bij adviseurs crisisbeheersing)
Vrijval vanaf 2015
Raalte
€ 1.827
Zwolle
€ 6.180
Ommen
€ 1.000
Hardenberg
€ 2.847
Ommen
€ 2.408
Dalfsen
€ 1.325
Deventer
€ 5.000
Olst-Wijhe
€ 860
Zwartewaterland
€ 1.083
Steenwijkerland
€ 2.123
Staphorst
€ 800
€ 25.453
Wordt nog in rekening gebracht door NRK
over 2014
€ 1.066
€ 3.605
€ 583
€ 1.661
€ 1.405
€ 773
€ 2.917
€ 502
€ 632
€ 1.238
€ 467
€ 14.848
vrijval 2014
€ 761
€ 2.575
€ 417
€ 1.186
€ 1.003
€ 552
€ 2.083
€ 358
€ 451
€ 885
€ 333
€ 10.605
Agendapunt - besluitvormend
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
16 april 2014
5
Zienswijzen Regionaal Risicoprofiel
H.J. Zwart
A.G.J. Strien
Te besluiten om
1. De binnengekomen zienswijzen op het Regionaal Risicoprofiel te verwerken volgens de in de
bijlage genoemde wijze.
2. Het aangepaste risicoprofiel ter consultatie aan de gemeenteraden toe te zenden.
Korte toelichting
Het Regionaal Risicoprofiel IJsselland (Risicoprofiel) is op 31 maart 2010 vastgesteld door het
Veiligheidsbestuur. De door Veiligheidsregio IJsselland gehanteerde systematiek voor het opstellen
van het risicoprofiel is gebaseerd op de landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel. In het
onderzoeksrapport “Staat van de Rampenbestrijding” wordt de door veiligheidsregio IJsselland
gehanteerde methode als goed bestempeld.
Het Risicoprofiel vormt mede de basis voor het meerjarenbeleidsplan van Veiligheidsregio IJsselland
2015-2018.. Er is besloten om voorafgaand aan vaststelling van het meerjarenbeleidsplan 20152018 het regionaal risicoprofiel te actualiseren.
Op 5 december 2013 heeft het dagelijks bestuur kennis genomen van het geactualiseerde Regionaal
Risicoprofiel IJsselland (Hoe erg is het?) en besloten voorlopig akkoord te gaan met de aanwijzing
van 5 risico’s (ziektegolf, overstromingen, brand in dichte binnensteden, verstoring
elektriciteitsvoorzieningen, paniek in menigten als prioritaire risico’s) en de stukken ter consultatie toe
te zenden aan de wettelijke partners en gemeenteraden.
Het algemeen bestuur heeft op 18 december 2013 kennis genomen van het regionaal risicoprofiel.
Daarbij is ter vergadering aandacht gevraagd voor de categorisering van het risico natuurbranden.
In januari 2014 is het Risicoprofiel ter consultatie naar de daarvoor aangewezen partners, o.a.
buurregio's en het waterschap, verzonden. Onze inhoudelijke reacties op de ontvangen zienswijzen
worden aan u voorgelegd opdat de reactiesworden verwerkt in het Risicoprofiel dat vervolgenster
consultatie aan de gemeenteraden wordt aangeboden (tegelijk met de consultatie over de kadernota
over het meerjarenbeleidsplan 2015-2018)..
kenmerk
vervolgblad
2 van 3
In de bijlage bij deze oplegnotitie vindt u een verzameling van alle ingekomen zienswijzen. Per
zienswijze is aangegeven welke reactie hierop van toepassing is. De belangrijkste willen we
hieronder nog even toelichten.
1
Opmerking Provincie Overijssel
Aan de natuurbrandbestrijding is een score toegekend (cat. II), Waarschijnlijk en Ernstig. Voor
IJsselland als geheel is dit misschien terecht. Er is hierbij gefocust op de kop van Overijssel en
de rietbranden. In de gemeenten Ommen/Hardenberg en Dalfsen zijn grote bosarealen en veel
recreatie. Dit kan een onderschatting geven van de problematiek (zelfredzaamheid, moeizame
infrastructuur, boscampings met een enkele(smalle) toegangsweg. De landelijke (h)erkenning
van deze risico's groeit en heeft bovendien de aandacht van de cdK.
Voorstel: Het scenario natuurbrand in het bosgebied rondom Ommen/Hardenberg de
komende tijd uitwerken. Na uitwerking van het scenario in september een besluit nemen
over de categorisering van de natuurbrandbestrijding.
2
Opmerking Waterschap Groot Salland
§13.7.1 t/m §13.8.1 (regionaal risicobeeld). Deze onderdelen hebben allemaal min of meer met
waterveiligheid te maken. Waterveiligheid is voor alle overheden binnen de veiligheidsregio van
belang. Tevens wordt de urgentie gevoeld om het thema waterveiligheid de plek te geven die het
verdient op de bestuurlijke agenda. De verschillende hoofdstukken over waterveiligheid zijn te
eenzijdig ge(be)schreven. Nu is vooral te lezen dat de provincie een trekkende rol en
coördinerende rol heeft. In werkelijkheid zijn zowel waterschappen, gemeenten, als provincie
zeer bepalend voor de uitwerking van de waterveiligheidsvraagstukken met ieder hun eigen rol
en verantwoordelijkheid. waterveiligheid strekt zich uit over alle drie de lagen van het concept
'meerlaags veiligheid' en gelijk daarmee heeft iedere overheid binnen de Veiligheidsregio zijn
eigen taak te vervullen.
Voorstel: deze opmerking verwerken in het risicoprofiel
3
Opmerking provincie Overijssel
In het risicodiagram komt kernenergie niet voor. De kerncentrale Emsland in Lingen kan effecten
veroorzaken in de hele Veiligheidsregio IJsselland. De regio IJsselland valt in enkele
maatregelenzone ‘s (jodiumprofylaxe en schuilen). Graag voor de volledigheid opnemen in het
risicodiagram als maatschappelijk thema.
Voorgestelde reactie: Veiligheidsregio IJsselland is zich bewust van de mogelijke risico's
van kernenergie. Dit is meegenomen in het risicobeeld. Daarom wordt er ook
samengewerkt met de Veiligheidsregio Twente. Er is een rampbestrijdingsplan vastgesteld
voor de regio's in Overijssel en Drenthe. De gevolgen voor regio IJsselland zijn bekend en
zijn van een beperkte aard.
Vervolg
Naar aanleiding van de besluitvorming wordt het Risicoprofiel aangepast. De aangepaste versie
wordt aan de gemeenteraden verzonden voor consultatie. De periode van consultatie loopt tot 4 juli
2014.
In uw vergadering van 24 september volgt naar verwachting definitieve besluitvorming over het
Risicoprofiel c.q. de ingebrachte zienswijzen vanuit de gemeenten en de categorisering van het risico
natuurbranden.
kenmerk
vervolgblad
3 van 3
Reacties consultatieronde risicoprofiel
Nr.
1
2
3
4
Partner
Dalfsen
Deventer
Hardenberg
Hulpverleningsdienst Drenthe
Opmerkingen
Consultatie volgt nog
Consultatie volgt nog
Consultatie volgt nog
De veiligheidsregio Drenthe heeft de keuze gemaakt om in het
regionaal risicoprofiel ook grensoverschrijdende risico's op te
nemen met meer 'indirecte' gevolgen zoals natuurbrand en
overstroming bij Meppel. Dit is een keuze. Verder heeft de
Veiligheidsregio Drenthe geen opmerkingen op het concept
regionaal risicoprofiel.
Reactie
5
6
7
Hulpverleningsdienst Fryslân
Inspectie gezondheidszorg
Kamer van Koophandel Oost
Nederland
Kampen
Ministerie Economisch zaken
Ministerie van Landbouw
Olst-Wijhe
Ommen
Openbaar Ministerie
Provincie Overijssel
Geen reactie
Geen reactie
Geen reactie
Geen actie.
Geen actie.
8
9
10
11
12
13
14
15 Provincie Overijssel
In het Regionaal risicobeeld zijn de overstromigsgevoelige gebieden
binnen dijkring 9 en de natuurbrandgevoelige gebieden (Boswachterij
Staphorst en Witte Bergen) wel geïnventariseerd als mogelijk
risicolocaties. Deze gebieden grenzen aan Drenthe.
Geen actie.
Consultatie volgt nog
Geen reactie
Geen reactie
Consultatie volgt nog
Consultatie volgt nog
Geen reactie
Zienswijzen ten aanzien van:
*Vervoer gevaarlijke stoffen
*Kernenergie
*Overeenkomsten/Convenanten
*Natuurbrandbestrijding
Geen actie.
Geen actie.
Er zal contact worden opgenomen met de provincie om een nadere
toelichting te geven op de door de Veiligheidsregio IJsselland gebruikte
Landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel.
Per thema wordt hieronder ingegaan op de zienswijzen van de provincie.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In het concept regionaal risicoprofiel is aandacht voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen. In het concept-risicoprofiel is
in algemene zin niet ingegaan op op het basisnet.
1 van 5
In hoofdstuk 4 Programma's en projecten van het beleidsplan zal
een hoofdstuk worden opgenomen over de invoering van het Basisnet.
Dit zal in samenspraak met de Provincie Overijssel worden opgesteld.
7-4-2014
Reacties consultatieronde risicoprofiel
Nr. Partner
16 Provincie Overijssel
Opmerkingen
Vervoer gevaarlijke stoffen
In het concept regionaal risicoprofiel is in het bijzonder niet
ingegaan op het vervoer van brandbare gassen per spoor
(behoort niet tot de incidenttypen waarop pagina 15 en het
Risicodiagram op pagina 18 is ingegaan) dit in tegenstelling
tot giftige stoffen. Wat is hiervan de reden?
Reactie
Elke risicobron kan leiden tot een incident. In overeenstemming met de
Landelijke Handreiking regionaal risicoprofiel zijn de mogelijke incidenten
gerangschikt in zeven maatschappelijke thema's (onderverdeeld in
crisistypes en incidenttypes). De volledige lijst met 60 mogelijke scenario's
is opgenomen in bijlage 2. Niet alle incidenttypes zijn in voldoende mate
waarschijnlijk en/of kunnen een significante impact hebben om te worden
opgenomen in het Regionaal Risicoprofiel IJsselland. Door experts in een
Multidisciplinaire werkgroep zijn 18 scenario's (met grote waarschijnlijkheid
en grote impact) geselecteerd en uitgewerkt. Er is gekozen voor de
uitwerking van een representatief voorbeeld op een denkbaar geachte
locatie binnen de veiligheidsregio. Dit betekent overigens niet dat de
overige incidenttypen niet de aandacht krijgen. Veiligheidsregiop
IJsselland is zich er terdege van bewust dat dergelijke incidenten ook
kunnen voorkomen. In het risicoprofiel is gekozen om het scenario vervoer
van brandbare stoffen uit te werken voor wegvervoer. Dit scenario heeft
een vergelijkbare impact als vervoer van brandbare stoffen per spoor.
17 Provincie Overijssel
Vervoer gevaarlijke stoffen
Is de effectkwalificatie 'ernstig' adequaat ingeval van een
toxische wolk (ammoniak/chloor) of een explosie van
brandbaar gas in de binnenstad van Zwolle.
De kwalificatie is door experts uitgevoerd overeenkomstig de landelijke
Handreiking regionaal risicoprofiel. Een toxische wolk of explosie van
brandbaar gas in de binnenstad van Zwolle wordt als niet realistisch
aangemerkt vanwege het bestaande vervoer van deze stoffen.
18 Provincie Overijssel
Vervoer gevaarlijke stoffen
De indeling is overeenkomstig de landelijke Handreiking regionaal
Wat is de reden om het scenario 10 (giftige stof bij spoor) te
risicoprofiel. Het voorbeeldscenario uit het risicoprofiel is gepositioneerd in
plaatsen in de categorie 'technische omgeving'. Deze stof
een bevolkte omgeving (Deventer).
wordt ook door de binnenstedelijke gebieden getransporteerd.
Een aanvullend scenario in bijlage 3 kan hierover duidelijkheid
geven.
19 Provincie Overijssel
Kernenergie
In het risicodiagram komt kernenergie niet voor. De
kerncentrale Emsland in Lingen kan effecten veroorzaken in
de hele Veiligheidsregio IJsselland. De regio IJsselland valt in
enkele maatregelenzone's (jodiumprofylaxe en schuilen).
Graag voor de volledigheid opnemen in het risicodiagram als
maatschappelijk thema.
2 van 5
Ook hiervoor geldt dat de veiligheidsregio zich terdege bewust is van de
mogelijke risico's van kernenergie en deze is meegenomen in het
risicobeeld. Daarom wordt er ook samengewerkt met de Veiligheidsregio
Twente. Er is een rampbestrijdingsplan vastgesteld voor de regio's in
Overijssel en Drenthe. De gevolgen voor regio IJsselland zijn bekend en
zijn van beperkte aard.
7-4-2014
Reacties consultatieronde risicoprofiel
Nr. Partner
20 Provincie Overijssel
Opmerkingen
Overeenkomsten/Convenanten
In februari 2013 is een overeenkomst getekend tussen de
Voorzitter van de VRIJ en cdK over samenwerking in de
crisisbeheersing. Graag opnemen in het schema van pagina
25.
Reactie
Deze opmerking zal worden verwerkt in het risicoprofiel.
21 Provincie Overijssel
Natuurbrandbestrijding
Aan de natuurbrandbestrijding is een score toegekend (cat. II),
Waarschijnlijk en Ernstig. Voor IJsselland als geheel is dit
misschien terecht. Er is hierbij gefocust op de kop van
Overijssel en de rietbranden. In de gemeenten
Ommen/Hardenberg en Dalfsen zijn grote bosarealen en veel
recreatie. Dit kan een onderschatting geven van de
problematiek (zelfredzaamheid, moeizame infrastructuur,
boscampings met een enkele(smalle) toegangsweg. De
landelijke (h)erkenning van deze risico's groeit en heeft
bovendien de aandacht van de cdK.
De kwalificatie is door experts uitgevoerd overeenkomstig de landelijke
Handreiking regionaal risicoprofiel. Er is gekozen om het scenario
Natuurbrand in de Weerribben uit te werken vanwege de lastige inzet van
de brandweer op dit type natuurbrand. Het scenario natuurbrand in het
bosgebied rondom Ommen/Hardenberg zal worden uitgewerkt.
22 Raalte
23 Regio Twente
Consultatie volgt nog
Mede op basis van uw scenario 'Overstromingen', hebben wij Deze opmerking behoeft geen aanpassing van het risicoprofiel
in het Regionaal Risicoprofiel Twente rekening gehouden met
het scenario 'Opvangregio bij overstromingen. Bovendien zijn
risico's die onze beide regio's kunnen treffen in voldoende
mate in beide risicoprofielen opgenomen, zoals
infrastructuurscenario's en natuurbranden. Ook ten aanzien
van het beheersen van de risico's zoeken wij samenwerking.
Zo trekken wij reeds gezamenlijk op als het gaat om
ontwikkelingen omtrent het Programma hoogfrequent
Spoorvervoer (PHS) en waar het gaat om het
rampenbestrijsdingsplan Kerncentrale Emsland nabij Lingen.
24 Regio Twente
Op basis van een nog uit te voeren toekomstverkenning zal de Deze opmerking behoeft op dit moment geen aanpassing van het
door de Veiligheidsregio Twente een aantal nieuwe scenario's risicoprofiel. Consequenties van de toekomstverkenning van regioTwente
worden uitgewerkt. Mogelijk komen daar grensoverschrijdende worden in het risicoprofiel verwerkt wanneer deze bekend zijn.
scenario's uit die ook voor onze regio relevant zijn.
Veiligheidsregio Twente zal bijvoorbeeld de ontwikkelingen
rond de luchthaven Twente analyseren. Bij
grensoverschijdende scenario's zal de Veiligheidsregio
Twente een beroep doen op inbreng van de Veiligheidsregio
IJsselland.
3 van 5
7-4-2014
Reacties consultatieronde risicoprofiel
Nr. Partner
25 Regionaal militair commandant
Noord
26 Rijkswaterstaat
27 Staphorst
28 Steenwijkerland
29 Veiligheidsregio Flevoland
30 Veiligheidsregio Noord- en
Oost Gelderland
31 Waterschap Groot Salland
32 Waterschap Groot Salland
Opmerkingen
Geen reactie
Reactie
Geen actie.
Geen actie.
Geen reactie
Consultatie volgt nog
Consultatie volgt nog
Geen reactie
Geen reactie
Geen actie.
Geen actie.
De opmerkingen worden verwerkt in het risicoprofiel
Actualisatie Reginaal Risicobeeld IJsselland
13.7.1 t/m 13.8.1, Deze onderdelen hebben allemaal min of
meer met waterveiligheid te maken. Waterveiligheid is voor
alle ioverheden binnen de veiligheidsregio van belang. Tevens
wordt de urgentie gevoeld om het theme waterveiligheid de
plak te geven die het verdient op de bestuurlijke agenda. de
verschillende hoofdstukken over waterveiligheid zijn te
eenzijdig ge(be)schreven. Nu is vooral te lezen dat de
provincie een trekkende rol en coördinerende rol heeft. In
werkelijkheid zijn zowel waterscappen, gemeenten, als
provincie zeer be[pelend voor de uitwerking van de
waterveiligheidsvraagstukken met ieder hun eigen rol en
verantwoordelijkheid. waterveiligheid strekt zich uit over alle
drie de lagen van het concept 'meerlaags veiligheid' en gelijk
daarmee heeft iedere overheid binnen de Veiligheidsregio zijn
eigen taak te vervullen.
Algemeen:
Groot Salland mist de eerste 4 pagina's in het regionaal
risicoprofiel.
Groot Salland neemt aan dat hierin staat vermeld wat de
samenhang is met alle andere beleidsplannen zoals ook het
'meerjarenbeleidsplan 2015 t/m 2018
4 van 5
Er zal contact worden opgenomen met Waterschap Groot Salland.
Het ontbreken van de eerste 4 pagina's kan niet worden verklaard. Aan
Waterschap Groot Salland zal een nieuw exemplaar van het Regionaal
Risicoprofiel worden opgestuurd.
Op pagina 1 van de management verklaring is de samenhang met het
beleidsplan vermeld. Dit is een van de ontbrekende pagina's.
7-4-2014
Reacties consultatieronde risicoprofiel
Nr. Partner
33 Waterschap Groot Salland
Opmerkingen
4.2.2, Community Safety wordt bereikt indien er awareness is
bij burgers en overheden.
Hoe deze awareness wordt bereikt wordt niet beschreven.
Ook al is er geen duidelijk stappenplan om awareness te
verhogen toch is het goed dit te noemen als vereiste om tot
Community Safety te komen.
Reactie
Opmerking wordt korstgesloten met de afdeling communicatie.
Om mensen bewust te maken, te ondersteunen bij wat zij op het gebied
van veiligheid zélf kunnen doen en wat dit betekent voor professionals is in
februari 2012 door het algemeen bestuur het programma Community
Safety vastgesteld. De uitwerking van awareness bij burgers en overheden
maakt onderdeel uit van dit programma.
34 Waterschap Groot Salland
4.2.11, Het zou goed zijn als de evaluaties altijd naar alle
De relevante partners zullen worden bestrokken bij de evaluaties. Tevens
partners worden verzonden (ook Defensie en Waterschap). Dit worden de partners geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluaties.
voorkomt ergernis en onduidelijkheid indien calamiteiten ook
deze disciplines raken. Tevens verhoogt dit het lerend effect.
35 Waterschap Groot Salland
4.2.4, ‘om in de toekomst nog beter voorbereid te zijn op
incidenten wordt aanbevolen om:’. punt 5 het concept
meerlaags veiligheid beslaat 3 niveaus het is goed deze drie
niveaus te benoemen en deze ook in gezamenlijkheid te
behandelen. Het uitwerken van plannen in de ene laag heeft
gevolgen voor de andere lagen en visa versa dus niet alleen
laag twee benoemen.
36 Waterschap Groot Salland
Algemene opmerkingen:
Deze opmerkingen worden verwerkt in het risicoprofiel.
*Laat het jaartal 2013 achterwege dit komt vreemd over nu we
ons al bevinden in 2014 (oefening Conecto is niet meer in
voorbereiding maar is reeds uitgevoerd)
*De samenhang met de andere beleidsnoties zoals het
meerjarenbeleidsprogramma 2015 t/m 2018 is niet voldoende
duidelijk toegelicht.
37 Zwartewaterland
38 Zwolle
Consultatie volgt nog
Consultatie volgt nog
5 van 5
Deze opmerking wordt verwerkt in het risicoprofiel
7-4-2014
Agendapunt - besluitvormend
Algemeen Bestuur
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
16 april 2014
6
Kadernota Meerjarenbeleidsplan 2015-2018
L.J. Sievers
Drs. H.J. Meijer
Te besluiten om
1. Kennis te nemen van de opbrengst van de strategische bespreking over het meerjarenbeleidsplan
met het algemeen bestuur op 18 december 2013;
2. De kadernota voor het meerjarenbeleidsplan 2015-2018, met hierin opgenomen de missie, visie,
ambitie, strategische doelen, verplichte wettelijke onderdelen en het vervolgproces ter consultatie
aan de gemeenteraden voor te leggen
SAMENVATTING/TOELICHTING
Proces
Op 17 oktober 2013 heeft het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio ingestemd met het
procesvoorstel om te komen tot een nieuw meerjarenbeleidsplan voor de periode 2015-2018 met
een geactualiseerd regionaal risicoprofiel als onderlegger. Het algemeen bestuur is over het
procesvoorstel op 30 oktober 2013 geïnformeerd.
Op basis van het procesvoorstel zijn daarna een aantal verkennende strategische gesprekken
gevoerd met het MT van de Veiligheidsregio, de Veiligheidsdirectie, het dagelijks bestuur en het
algemeen bestuur. Het verslag van het strategische bespreking met het algemeen bestuur op 18
december 2013 is ter informatie bijgevoegd. Daarnaast zijn recent - in de vergaderingen van 17,
respectievelijk 25 maart 2014 - de gemeentelijke adviseurs crisisbeheersing en de beleidsadviseurs
integrale veiligheid over het meerjarenbeleidsplan geconsulteerd. Op 27 maart jl. is de kadernotitie
besproken in het dagelijks bestuur. Daarnaast is de nota voorgelegd aan de bestuurlijke
portefeuillehouders brandweer, politie, GHOR en gemeenten. Op 10 april hebben we de
Veiligheidskring geïnformeerd over het huidig proces en resultaat.
Financiële consequenties meerjarenbeleidsplan
Voor de komende beleidsperiode ligt er conform eerdere besluitvorming een (oplopende)
bezuinigingstaakstelling die eind 2018 uitkomt op een structureel jaarlijks bedrag van € 738.000. Van
de gemeenten vragen we in de komende beleidsperiode geen extra financiële middelen voor nieuw
beleid. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand
moeten gaan met efficiënter organiseren en slimmer werken. In het najaar van 2015 starten we
kenmerk
vervolgblad
Fout! Onbekende naam voor documenteigenschap.
2 van 2
samen met de gemeenten met de evaluatie van de verdeelmethodiek. U leest hierover meer in de
programmabegroting 2015 en meerjarenraming 2016-2018.
Verbinding met lokaal integraal veiligheidsbeleid
Aansluiten bij de lokale samenleving is voor ons belangrijk, want veiligheid ontstaat en bestaat dicht
bij de mensen. Dat geldt zowel voor ‘kleine’ risico’s als de grootschalige risico’s waar we ons als
veiligheidsregio over buigen. Daarom is het van belang dat we de verbinding zoeken, zo ook met het
lokale integrale veiligheidsbeleid. Daarbij is ook de Veiligheidsstrategie van de Politie Eenheid OostNederland 2015-2018 van belang. In dit document beschrijven gemeenten, politie en het Openbaar
Ministerie hun strategie voor sociale veiligheid in Oost Nederland. Ons meerjarenbeleidsplan (fysieke
veiligheid) vormt samen met de Veiligheidsstrategie (sociale veiligheid) een belangrijke bouwsteen
voor het door de gemeenteraad vast te stellen integrale veiligheidsbeleid.
Vervolg
1. De kadernota leggen we na besluitvorming door het algemeen bestuur ter consultatie voor aan
de gemeenteraden, buurregio’s en crisispartners (tot 4 juli 2014).
2. Vóór het raadplegen van de gemeenteraden informeren we onze medewerkers over de ambities
voor de komende vier jaar.
3. Presentatie van de kadernota aan de gemeenteraden vindt plaats in de periode mei- juni 2014,
tegelijk met presentatie van de Veiligheidsstrategie 2015-2018.
4. Het meerjarenbeleidsplan en het risicoprofiel bieden we gelijktijdig aan ter consultatie aan de
gemeenteraden (tot 4 juli 2014).
5. Risicoprofiel en meerjarenbeleidsplan bieden we in het najaar van 2014 aan ter besluitvorming
aan het algemeen bestuur.
6. We beschouwen het meerjarenbeleidsplan als een dynamisch plan dat we regelmatig herijken
(tenminste één keer per twee jaar).
bijlagen
2
Bijeenkomst Algemeen Bestuur - Meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland
18 december 2013
Inleiding
Voorafgaand aan de bijeenkomst van het Algemeen Bestuur is op 20 november 2013 met de leden
van het Dagelijks Bestuur en de Veiligheidsdirectie gesproken over de ambities die men graag terug
wil zien in het beleidsplan 2015 -2019. Deze ambities zijn als uitgangspunt genomen voor de
bijeenkomst van het Algemeen Bestuur op 18 december 2013. Het AB heeft vervolgens drie vooraf
bepaalde hoofdthema’s uitgediept. Deze hoofdthema’s zijn:
- Risicogericht werken
- Integrale veiligheid
- Bovenregionale samenwerking
De centrale vraag per thema was:
Wat is de rol/ betekenis van de veiligheidsregio op dit thema, nu en in de toekomst, en waarom?
Hieronder volgt per thema een verslag van de bespreking.
Risicogericht werken
De kernvraag is: We hebben een risicoprofiel: hoe nu verder? Deze vraag moet zijn weerslag krijgen
in het meerjarenbeleidsplan. Het maken van een analyse is slechts een stap in het proces. De
vervolgstap zou moeten zijn dat we nagaan welke maatregelen we hier tegenover gaan zetten, vooral
in situaties die impact hebben. Denk hierbij aan hoog water, uitval energievoorzieningen, brand en
cyberaanvallen. De maatregelen moeten vooral gericht zijn op het stimuleren van vooruitdenken.
Randvoorwaarde hierbij is urgentiebesef:
Bewustzijn van gevaren met een kleine kans en grote impact (maatschappelijke
ontwrichting);
Urgentie zorgt voor motivatie om vroegtijdig zaken voor te bereiden;
Aandacht voor de context. Binnen de regio kan een natuurbrand in bosrijke gebied
meer impact hebben dan een binnenstedelijke brand in de stad en andersom. Kortom, het
urgentiebesef is afhankelijk van de context waarin een risico zich manifesteert;
Geen focus op excessen (realistische scenario’s).
Ten aanzien van het risicoprofiel is het wenselijk te
prioriteren. Bij die prioritering is commitment over
bijvoorbeeld de top 5 noodzakelijk. De prioritering moet
gebaseerd zijn op vooruitkijken wat er op ons afkomt en
in mindere mate op ervaringen uit het verleden. Dit met
als doel de effecten te kunnen verkleinen. Bij het
beheersen van de geprioriteerde risico’s zijn de
volgende aspecten van belang:
-
Ga samen met betrokken partners na wat een ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, met
een gezamenlijke focus kan betekenen;
Ga niet het wiel opnieuw of 25x uitvinden, maar bouw vooral voort op bestaande structuren,
systemen, werkwijzen en technieken;
Hanteer een realistisch beheersniveau (hoe ver gaan we? Doomsday-denken?);
Focus vooral op samenwerking en communicatie en minder op draaiboeken en plannen.
D.w.z. focus op procesafspraken en niet op gedetailleerde uitwerking van scenario’s;
Leg in oefeningen ook de nadruk op de werking van de afspraken en minder in de toepassing
van procedures. Hierbij is de werking van afspraken in de nafase (herstel) minstens zo
belangrijk om te oefenen;
Heb aandacht voor de context van de risico’s en de verschillen in maatschappelijke impact
(natuurbrand is anders dan een brand in binnenstad en brengt andere dilemma’s met zich
mee);
-
Zoek ook de bovenregionale samenwerking op en val bijvoorbeeld terug op kennis die op
landelijk niveau aanwezig is (bijv. taskforce cyber).
Integrale veiligheid/ community safety
Bespreekpunten tijdens de sessie:
De huidige maatschappelijke context is dat burgers op een andere manier vorm geven aan
hulpverlening, niet meer via verenigingsverband, maar via een beweging op basis van een
situatie die zich voordoet;
Van belang is nadrukkelijk te weten wat je onder zelfredzaamheid verstaat en welke overheid
waarin een rol heeft;
Het is belangrijk om in het klein (kleine risico’s) te kunnen samenwerken om ook in het groot
(bij rampen en crises) te kunnen samenwerken.
Rol Veiligheidsregio:
Belangrijk is om steeds te kijken wie ‘leidend’ is en wie ‘wie volgend’. De gemeente is
regisseur en hoe zorgt de gemeente voor het inzetten van de eigen kracht van burgers en de
onderlinge verbinding tussen partners op het gebied van sociale veiligheid (‘hoe vind je
elkaar’?).
De veiligheidsregio is voorwaardenscheppend naar de gemeenten, maar moet niet van de
burgers vervreemden. De brandweerkorpsen zijn de zichtbare schakel tussen de
veiligheidsregio en de gemeenschap en zorgen ervoor dat de veiligheidsregio dichtbij de
mensen staat.
De korpsen kunnen een rol spelen op het gebied van zelfredzaamheid en integrale veiligheid.
De kazerne kan dienen als ‘life center’/thuisbasis voor iedereen die zich in de wijk bezig houdt
met veiligheid, zoals wijkveiligheidsteams, de ‘boa’ en de ‘wijkagent’. Zo houdt de
veiligheidsregio zich bezig met kleine én grote veiligheid en geeft de veiligheidsregio invulling
aan haar rol als netwerkorganisatie, in het groot én in het klein. Dit sluit ook aan bij het
contextgedreven werken en past bij de (lokale) terminologie: ‘schoon, heel en veilig’.
Van belang is om te kijken naar de sociale cohesie per stad/wijk/dorp en hierbij aan te sluiten.
De brandweer is van oorsprong ontstaan als vrijwilligersorganisatie van de burgers. Juist de
vrijwilligers zorgen voor de binding met de samenleving.
De benadering van de gekazerneerde brandweer en de vrijwillige brandweer zal een andere
(moeten) zijn.
Waartoe moet het leiden?
Een brandweer waarbij de cultuur zodanig is dat burgers niet worden buitengesloten (door
middel van een ‘rood lint’) maar waarbij de brandweer (weer) van de burgers is. Dus niet
alleen een vak van hulpverleners/ professionals. Dit vraagt om (voorbeeld) gedrag van
hulpverleners en bestuurders en, bijvoorbeeld, betrokkenheid van burgers bij oefeningen.
Meer bottom-up en minder top-down waarbij branden bijvoorbeeld in de toekomst weer in de
dorpsraden worden besproken.
Bovenregionale samenwerking
Bovenregionale samenwerking is zinvol wanneer dat efficiënter is, bijvoorbeeld doordat er specifieke
expertise vereist is, die maar beperkt (in het land) aanwezig is en die niet in elke regio volledig
georganiseerd hoeft te worden. Of om situaties waarin je elkaar nodig hebt, zoals bij opschaling, beter
op elkaar te kunnen laten aansluiten. Bovenregionale samenwerking vraagt wel om een expliciete
afweging, want ‘veiligheid’ zit mensen dicht op de huid. Het verder van de burgers af organiseren,
moet uit te leggen zijn. Veiligheid moet goed georganiseerd blijven, ook wanneer je de schaal
vergroot. Het moet ook zo georganiseerd worden, dat het goed gelinkt blijft aan de lokale
verantwoordelijkheden. Van sommige thema’s verwacht de burger dat je het als veiligheidsregio zelf
goed geregeld hebt. Schaalvergroting moet gelegitimeerd zijn. Hoe verder weg je taken weg zet, hoe
meer je een klant-leverancier relatie krijgt.
De onderwerpen die genoemd worden waarbij
bovenregionale samenwerking voor VR IJsselland
mogelijk zinvol is, zijn:
Risico’s kunnen tussen de vijf regio’s in Oost
toebedeeld worden aan één regio voor
uitwerking in de diepte, bv
bosbrandbestrijding (VNOG is daar
expertiseregio in)
Samenwerking brandweer bij grote incidenten
Meldkamer
Voorbereiding op ramp met kerncentrale, vlak
over de grens bij Hardenberg
Oppakken van nieuwe prioriteiten (samen
vanaf het begin opbouwen)
Randvoorwaarden voor bovenregionale samenwerking:
Het verder weg organiseren vraagt om compensatie van de verminderde betrokkenheid. Daar
waar de formele invloed wijzigt is het nodig om er informele invloed voor terug te brengen.
Voor samenwerking binnen de regio kan legitimatie gezocht worden bij de gemeenteraad. Dit
kan ook door iedere portefeuillehouder te vragen een Raad van Advies om zich heen te
formeren, met gemeenteraadsleden uit alle elf gemeenten. Deze RvA om advies vragen
voordat besluiten genomen worden.
Een goede communicatie, onder andere naar de gemeenteraad.
Als je als VR IJsselland zelf een bepaalde (bovenregionale) verantwoordelijkheid hebt, moet
je dat wel kunnen waarmaken.
Henk Schreuders, Irene Pruim en Marjolein Fransen
Kadernota voor
het meerjarenbeleidsplan 2015 – 2018
versie 0.3
INHOUDSOPGAVE
1.
INLEIDING....................................................................................................................................... 3
1.1
Aanleiding en doelstelling........................................................................................................ 3
1.2
Wie en waarvoor zijn we?........................................................................................................ 3
1.3
Terugblik en ontwikkelingen .................................................................................................... 4
2.
MISSIE EN VISIE ............................................................................................................................ 6
3.
AMBITIE EN STRATEGISCHE DOELEN ...................................................................................... 7
4.
5.
3.1
Ambitie 2018............................................................................................................................ 7
3.2
Strategische doelen ................................................................................................................. 7
3.3
Financiële uitgangspunten....................................................................................................... 9
VERPLICHTE WETTELIJKE ONDERDELEN.............................................................................. 10
4.1
Beoogde operationele prestaties........................................................................................... 10
4.2
Informatie............................................................................................................................... 10
4.3
Oefenbeleidsplan................................................................................................................... 11
4.4
Doelstelling minister Veiligheid en Justitie ............................................................................ 11
4.5
Beschrijving niet wettelijke adviesfunctie .............................................................................. 11
4.6
Dekkingsplan ......................................................................................................................... 11
VERVOLG ..................................................................................................................................... 14
BIJLAGE 1: SAMENHANG PLANNEN................................................................................................ 15
BIJLAGE 2: WETTELIJKE HOOFDTAKEN VEILIGHEIDSREGIO..................................................... 16
2
1. INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
Vanaf 2015 starten we met een nieuwe beleidsperiode voor vier jaren. Wat we daarin willen bereiken
beschrijven we in het meerjarenbeleidsplan 2015-2018. Dit plan gaan we eind 2014 aanbieden aan
het algemeen bestuur, en daarvoor willen we eerst samen de strategische kaders bepalen. Deze
kaders leest u in deze nota en hierover consulteren we gemeenteraden, buurregio’s en onze
(crisis)partners. Niet zozeer omdat we hiertoe wettelijk zijn verplicht, maar vooral omdat we het
belangrijk vinden dat onze omgeving en het lokale bestuur onze voorgenomen koers onderschrijven.
Op deze manier ontstaat er draagvlak en energie voor een aanpak waarin we samen werken aan
veiligheid. Dit in de volle breedte en in verbinding met elkaar.
We staan als Veiligheidsregio voor korte lijnen, directe afstemming, heldere bevoegdheden en
verbetering van de hulpverlening. Vanaf 1 januari 2014 zijn ook de lokale brandweerkorpsen
onderdeel van onze organisatie. Ons bestuurlijk vastgestelde organisatieplan vormt de basis voor de
nieuwe regionale organisatie. Een nieuwe organisatie die zich kenmerkt door verantwoordelijkheden
laag in de organisatie en waarden vakmanschap, vertrouwen en verbinding.
De kaders die we voorleggen zijn gericht op maatschappelijke effecten die we met ons beleid voor
ogen hebben. Op basis van deze kaders werken we het meerjarenbeleidsplan verder uit. In de
uitwerking vertalen we de geformuleerde strategische doelen naar tactische doelen voor de
verschillende programma’s en verbinden we indicatoren aan deze doelen zodat we deze in de
komende jaren monitoren. Op basis hiervan formuleren we onze jaarlijkse maatregelen. Via de
reguliere planning & control cyclus verantwoorden we ons over het beleid aan de gemeenteraden.
Wettelijk zijn een aantal onderdelen omschreven die we in het meerjarenbeleidsplan moeten
opnemen. Ook dat hebben we alvast opgenomen in deze nota.
1.2 Wie en waarvoor zijn we?
In oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s in werking getreden. Op basis hiervan zijn in Nederland
25 veiligheidsregio’s ingesteld waaronder Veiligheidsregio IJsselland. Binnen onze regio werken
politie, brandweer, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR), gemeenten (die
verantwoordelijk zijn voor bevolkingszorg) en crisispartners samen om de rampenbestrijding &
crisisbeheersing te organiseren. Daarnaast zijn we verantwoordelijk voor de brandweerzorg, verdeeld
over 35 kazernes en posten in de elf gemeenten van IJsselland. We werken samen op grond van een
gemeenschappelijke regeling en zijn daarmee lokaal verlengd bestuur. Onze regio kent ruim 500.000
inwoners verdeeld over 11 gemeenten.
De kern van de wettelijke taken (zie bijlage voor een uitvoerige beschrijving) is dat we als
veiligheidsregio zorgen voor:
 het organiseren en coördineren van de bestrijding van een brand, ongeval, ramp of crisis;
 regie en afstemming tussen de vele betrokken organisaties en voor effectieve samenwerking van
de betrokken organisaties, zoals gemeenten en hulpdiensten, tijdens een ramp of crisis;
 de expertise- en adviesrol met betrekking tot vergunningverlening en toezicht;
 een platform voor afstemming van lokaal veiligheidsbeleid.
We zijn gegroeid naar een organisatie waarin ruim 1000 collega’s werken aan onze doelstelling.
Hiervan zijn er ruim 750 vrijwilliger. We zijn dus geworteld in de haarvaten van de samenleving. Een
belangrijk kenmerk van de organisatie is processturing en de cultuur die we voorstaan. In ons
organisatieplan hebben we beschreven hoe we met elkaar samenwerken en een lerende
netwerkorganisatie willen zijn. Ook is hierin opgenomen dat de cultuur van de organisatie is
geïnspireerd op het “Rijnlandse model” en dat de cultuur die we willen versterken tot uitdrukking komt
in de drie V’s: vakmanschap, vertrouwen en verbinding. De komende jaren gaan we dit met elkaar
verder vormgeven. Het cultuurrapport van de Bijzondere Ondernemingsraad vormt hiervoor een
3
belangrijke bouwsteen. Interne veiligheid, vakmanschap, gelijkwaardigheid, onderlinge binding en
vertrouwen zijn belangrijke aspecten die hierin naar voren komen.
1.3 Terugblik en ontwikkelingen
In de vorige beleidsperiode is er veel gebeurd. Gedurende deze periode hebben we gewerkt om te
voldoen aan de wettelijke eisen, het stimuleren van zelfredzaamheid en adviseerden we bij
evenementen. Als we op deze drie onderdelen terugblikken, kunnen we een aantal zaken
constateren. Allereerst zijn we goed op weg om te voldoen aan de wettelijke eisen. We zijn er nog
niet, maar landelijk gezien staan we in de top tien ten opzichte van andere veiligheidsregio’s. Dit blijkt
uit de Staat van de Rampenbestrijding waarmee de minister de voortgang van veiligheidsregio’s in
beeld brengt. Ten tweede kunnen we constateren dat we grote stappen hebben gezet op het gebied
van zelfredzaamheid. De gedachte dat inwoners, bedrijven en instellingen ook zelf veel kunnen doen
en betekenen op het gebied van veiligheid wint steeds meer terrein. We merken dat inwoners graag
met ons spreken over veiligheid, onze professionals bewuster worden over hun rol en werkwijze hoe
zij zelfredzaamheid kunnen faciliteren en ook onze omgeving zeer geïnteresseerd is in onze aanpak.
Het aansluiten bij de lokale beleving, sociale samenhang en samen redzaam kunnen zijn vormen
hierin belangrijke pijlers. Ten derde kunnen we over de wijze van evenementadvisering constateren
dat we dit hebben gedaan bij diverse evenementen, maar de evenementenadvisering nog niet met de
gemeenten hebben geëvalueerd. De komende beleidsperiode staat in het teken van het evalueren en
doorontwikkelen van het eerder ingezette beleid.
Eind 2013 verscheen ook de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s door de commissie Hoekstra.
Deze evaluatie geeft bouwstenen om veiligheidsregio’s de komende jaren verder te ontwikkelen
1
waarin ook het Veiligheidsberaad een leidende rol neemt. Eén van de aanbevelingen uit de evaluatie
is om te zorgen dat gemeenteraden beter zicht krijgen op het functioneren van de veiligheidsregio om
de democratische legitimiteit te versterken. Omdat we de binding met gemeenteraden erg belangrijk
vinden hebben we dit in het plan ook opgenomen als belangrijkste bestuurlijk strategisch doel voor de
komende jaren.
Landelijk gezien is een relevante ontwikkeling dat het Veiligheidsberaad bezig is met het komen tot
een strategische agenda voor de komende jaren. De directeuren veiligheidsregio’s hebben voor het
bepalen van deze agenda het veiligheidsberaad geadviseerd de komende jaren vooral te investeren in
het versterken van risicogerichtheid, sturen op effecten, versterken rol en betrokkenheid gemeenten,
versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking en de rol en positie van de directeur
veiligheidsregio. In de komende jaren zal de landelijke en bovenregionale samenwerking tussen de
veiligheidsregio’s verder toenemen.
Binnen de hulpdiensten zijn ook tal van ontwikkelingen gaande. Zo gaat Brandweer Nederland de
komende jaren extra investeren op de thema’s opkomsttijden (gerelateerd aan specifieke risico’s),
borgen van risicogerichtheid, verbinding met de lokale samenleving, modernisering van repressie,
landelijke samenwerking (o.a. op het gebied van brandveilig leven en de meldkamer) en
crisisbeheersing. Ook relevant is de oprichting van de Regionale Uitvoeringsdienst in Overijssel
waarin de brandweer als kennispunt participeert.
Vanuit de geneeskundige hulpverlening zijn relevante ontwikkelingen dat er meer vraag is om
operationele informatie te verbinden in het zorgnetwerk, er waarschijnlijk een toename zal zijn van
verminderd-zelfredzamen die thuis blijven wonen als gevolg van wijzigingen in het organiseren van
zorg, er “zorgmeldkamers” komen (te typeren als een regelcentrum voor spoedeisende zorg, met een
liaison in de gezamenlijke meldkamer) en dat ziekenhuizen spoedeisende zorg als gevolg van
toenemende specialisatie e mogelijk niet meer overal op hetzelfde niveau aanbieden.
Vanuit de gemeentelijke rol voor bevolkingszorg is vooral de ontwikkeling gaande om de prestaties
hiervan beter inzichtelijk te krijgen en om te zorgen dat de organisatie van bevolkingszorg beter
1
Alle voorzitters van de veiligheidsregio’s nemen hieraan deel. Zij geven samen richting aan de ontwikkeling van
veiligheidsregio’s en zijn gesprekspartner voor de minister.
4
aansluit bij de zelfredzaamheid die mensen laten zien tijdens een calamiteit. Daarnaast zal de
komende jaren ook de doorontwikkeling van risico- en crisiscommunicatie blijvende aandacht vragen
van gemeenten. Op gemeentelijk niveau zien we ook de komst van sociale wijkteams die inwoners
ondersteunen op bijvoorbeeld het gebied van zorg. Mogelijk gaat deze ontwikkeling ook de aanpak
van veiligheid beïnvloeden.
Daarnaast kunnen we nog noemen dat de politie zich inmiddels op nationaal niveau heeft
georganiseerd. De politie blijft onverkort partner van de veiligheidsregio en doet actief mee in de
ontwikkeling en het werk van veiligheidsregio’s.
Ook heeft de minister besloten om te komen tot één landelijke meldkamer met tien uitvoeringslocaties.
Voor onze regio is dat in Apeldoorn, vanuit waar de Politie Eenheid Oost-Nederland in totaal vijf
regio’s bedient. De landelijke meldkamer zal over enige jaren functioneren onder verantwoordelijkheid
van de minister en de landelijke korpschef stuurt deze aan. De totale transitieperiode zal naar
verwachting circa vier jaar in beslag nemen.
In de samenleving zien we op het gebied van veiligheid ook nog een aantal overkoepelende trends.
Het besef neemt steeds meer toe dat we moeten uitgaan van de kracht uit de samenleving en samen
moeten ontdekken hoe dat werkt. Veiligheid ontstaat met elkaar en inwoners, bedrijven en instellingen
kunnen daarin zelf bijdragen. Niet alleen vanuit het individu, maar ook zeker vanuit sociale netwerken,
groepen, wijken, buurten e.d. die zichzelf verenigen rondom veiligheid. Een andere trend is die van
toenemende horizontalisering. De samenleving is steeds meer georganiseerd in netwerken en topdown organiseren is minder aan de orde. De overheid komt meer in de rol van regisseur om als één
van de actoren maatschappelijke processen te begeleiden. Ook constateren we dat sociale media de
laatste jaren enorm is toegenomen. Hiervan zijn verschillende toepassingen, zo ook op het gebied van
veiligheid. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van Twitter tijdens incidenten of bewoners die een
Whatsapp groep starten om woninginbraken tegen te gaan.
De bovengenoemde trends zijn voeding geweest voor de strategische kaders in dit plan.
Als veiligheidsregio willen we een bijdrage leveren aan zelfredzame burgers, lokaal verankerd zijn,
participeren in netwerken en flexibel zijn. Ook zoeken we nadrukkelijk de verbinding met het lokale
integrale veiligheidsbeleid. Op deze manier proberen we zo effectief mogelijk ons werk te doen. Een
veiligheidsregio die van toegevoegde waarde is voor inwoners, het lokale bestuur en onze partners.
5
2. MISSIE EN VISIE
We streven er continue naar om ons werk zo goed mogelijk te doen zodat we met elkaar zorgen voor
een veilige regio. De vorige beleidsperiode brachten we dit tot uitdrukking met onze missie veiligheid:
voor elkaar! Omdat deze missie recht doet aan wie we zijn, stellen we voor om deze te behouden.
Deze missie willen we bereiken door samen te werken aan veiligheid, want veiligheid creëer je met
elkaar. Ook willen we een betrouwbare partner zijn, want samenwerking vraagt vertrouwen. Verder
willen we continue werken aan het risicobewustzijn en zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven.
Dit brengen we tot uitdrukking in onze visie.
We stellen de volgende missie en visie voor:
Missie
Veiligheid: voor elkaar!
Visie
De veiligheidsregio IJsselland werkt samen aan veiligheid, is een betrouwbare partner en
stimuleert het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en
instellingen.
6
3. AMBITIE EN STRATEGISCHE DOELEN
3.1 Ambitie 2018
We hebben een ambitie geformuleerd waaraan we de komende jaren willen werken. In deze ambitie
leest u ons streven om onze rol als betrouwbare partner te versterken. We willen er zijn als we nodig
zijn. Ook willen we leidend zijn in de samenwerking bij branden, incidenten en crises tussen
hulpdiensten, gemeenten en andere partners. We brengen een samenwerking tot stand die er toe
doet. Dit doen we met professionele medewerkers die goed zijn in hun werk en hart hebben voor het
vak. Verder willen we op een reële manier werken aan risicobeperking en inwoners, bedrijven en
instellingen ondersteunen bij zelfredzaamheid. Een samenleving heeft nu eenmaal risico’s. We doen
ons best deze te verkleinen, maar gaan hiermee ook realistisch om. Bij bepaalde risico’s
ondersteunen we de samenleving om ook zelf te kunnen werken aan veiligheid.
Dit hebben we tot uitdrukking gebracht in onze voorgenomen ambitie 2015-2018:
Ambitie 2015-2018
In 2018 hebben we onze rol als betrouwbare partner versterkt en zijn we in de regio leidend
in de samenwerking bij branden, incidenten en crises tussen hulpverleningsdiensten,
gemeenten en andere partners. Onze medewerker zetten hun professionaliteit in om samen
met inwoners, bedrijven en instellingen te werken aan een realistisch niveau van
risicobeperking en zelfredzaam handelen voor, tijdens en na een calamiteit.
3.2 Strategische doelen
De ambitie is gestoeld op vier belangrijke hoofdpijlers:
1. Wij vormen een professionele hulpverleningsorganisatie
inwoners, bedrijven en instellingen kunnen vertrouwen op onze vakmensen
2. Wij zijn een betrouwbare partner
onze netwerkpartners weten dat zij op ons kunnen rekenen
3. Wij gaan reëel om met risico’s
en adviseren over risico’s en mogelijke maatregelen zonder alle risico’s te kunnen uitsluiten
4. Wij stimuleren zelfredzaamheid
en ondersteunen dat inwoners, bedrijven en instellingen zelf kunnen werken aan veiligheid en we
zorgen dat onze werkwijze daarbij aansluit
7
Om onze ambitie voor 2018 te realiseren aan de hand van deze vier pijlers hebben we strategische
doelen die we de komende jaren willen bereiken. Deze doelen richten zich op het bestuur,
rampenbestrijding & crisisbeheersing en de lokale brandweerzorg. We beperken ons hier tot de
hoofdlijn. Aan de hand van deze doelen gaan de verschillende organisatieonderdelen van de
veiligheidsregio (GHOR, brandweer, gemeenten, politie, veiligheidsbureau, beleids- en
bestuursondersteuning) hun bijdrage uitwerken voor het meerjarenbeleidsplan.
Strategische doelen 2015-2018
Gericht op BESTUREN
1. We hebben onze relatie met het lokale bestuur en gemeenteraden versterkt zodat we
onze legitimiteit en lokale binding vergroten.
Gericht op RAMPENBESTRIJDING EN CRISISBEHEERSING
2. We vormen in samenwerking met de hulpdiensten en crisispartners, dé betrouwbare op
zijn taak toegeruste crisisorganisatie.
3. We werken met partners aan een gezamenlijke aanpak om risico’s te voorkomen, te
beperken en te bestrijden
4. We blijven de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en instellingen stimuleren.
Gericht op de LOKALE BRANDWEERZORG
5. We werken samen met onze omgeving zodat inwoners, bedrijven en instellingen weten
wat ze zelf kunnen doen voor, tijdens en na brand.
6. We werken vanuit de posten, dichtbij en met inwoners, bedrijven en instellingen zodat
we actief en zichtbaar zijn geworteld in de lokale samenleving.
7. We hebben verbinding gemaakt met vrijwilligersorganisaties op het gebied van
veiligheid zodat we deze kennen, versterken en helpen bij hun werk.
8. We hebben gezorgd voor een professionele uitvoering van vergunningverlening,
toezicht en brandbestrijding zodat we veilig, effectief en efficiënt werken.
9. We gaan, in samenwerking met partners, realistisch om met risico’s. Als we afwijken
van wettelijke opkomsttijden gaan we met die doelgroep in gesprek over
veiligheidsmaatregelen.
8
3.3 Financiële uitgangspunten
Voor de komende beleidsperiode ligt er conform eerdere besluitvorming een (oplopende)
bezuinigingstaakstelling die eind 2018 uitkomt op een structureel jaarlijks bedrag van € 738.000. Van
de gemeenten vragen we in de komende beleidsperiode geen extra financiële middelen voor nieuw
beleid. De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand
moeten gaan met efficiënter organiseren en slimmer werken. In het najaar van 2015 starten we samen
met de gemeenten met de evaluatie van de verdeelmethodiek. U leest hierover meer in de
programmabegroting 2015 en meerjarenraming 2016-2018.
9
4. VERPLICHTE WETTELIJKE ONDERDELEN
De Wet veiligheidsregio’s vraagt om een aantal verplichte onderdelen in het meerjarenbeleidsplan. We
geven ze daarom alvast een plek in deze nota zodat we ze na vaststelling in een later moment kunnen
invoegen in het meerjarenbeleidsplan. Het gaat om de volgende onderdelen:
- beoogde operationele prestaties
- informatievoorziening tussen hulpdiensten
- oefenbeleidsplan
- indien geformuleerd: uitwerking doelstellingen van minister
- beschrijving niet-wettelijke adviesfunctie
- opkomsttijden brandweer, beschrijving brandweerposten etc.
4.1 Beoogde operationele prestaties
Onze beoogde operationele prestaties vloeien voort uit het Besluit veiligheidsregio’s. Deze prestaties
zijn opgedeeld in de processen melding en alarmering, opschaling, leiding en coördinatie en
informatiemanagement. Bij onze incidentevaluaties en oefeningen (ook onze systeemoefening) willen
we het toetsingskader van de Inspectie van Veiligheid en Justitie hanteren. In dit toetsingskader zijn
onze operationele prestaties uitgewerkt.
4.2 Informatie
In deze paragraaf beschrijven we enkel de manier hoe we de informatievoorziening organiseren.
Inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van informatievoorzieningen geleiden we langs de daartoe
bestemde beslisorganen.
Informatie is een van de meest kritische succesfactoren bij het bestrijden van branden, incidenten,
rampen en crises. Naast mensen en middelen is informatie de derde succes bepalende factor van
onze organisatie. Het is vooral belangrijk om altijd actuele informatie te hebben, die beschikbaar is
voor iedereen die ermee moet werken. Maar informatie en informatiemanagement spelen niet alleen
een grote rol in de ‘warme’ fase. Ook voor risicobeheersing, de voorbereiding op incidentbestrijding en
voor de herstelfase na een crisis draagt de beschikking over goede informatie bij aan het succes.
We willen dat tijdens branden, incidenten, rampen en crises alle benodigde informatie onmiddellijk
beschikbaar is voor de juiste mensen en teams. Overigens geldt dit niet alleen operationele inzetten.
Ook in de normale kantoorsituatie moet dit goed geregeld zijn. We willen namelijk niet alleen een
goede operationele informatievoorziening, maar ook een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering. Onze
mensen moeten snel de juiste informatie kunnen vinden om hun werk te doen. En ook
managementinformatie is belangrijk om de organisatie goed te kunnen besturen en om de
operationele prestaties te kunnen monitoren.
Tijdens rampen en crises
Doel van het informatiemanagement tijdens rampen en crises (netcentrisch werken), is om de
beslissers een multidisciplinair totaalbeeld te geven. Alle partijen die deelnemen in de crisisbeheersing
dragen bij aan het totaalbeeld. Iedereen heeft hierbij de verantwoordelijkheid om de informatie over
het incident, die multidisciplinair van belang is, te delen. Dit houdt in dat iedereen wordt geacht om
vanuit zijn eigen discipline informatie aan te leveren of in te voeren. En om ervoor te zorgen dat deze
informatie actueel en valide is.
In beginsel verwerkt elke gebruiker zelf zijn eigen informatie. De samenwerking van alle
functionarissen binnen dit proces leidt tot de informatiestroom en -uitwisseling. Tegelijkertijd is er een
regieproces, dat de samenhang en het samenspel bewaakt. De regievoerder ziet erop toe dat alle
noodzakelijke informatie beschikbaar is. Ook controleert hij de consistentie en bewaakt hij het proces
van informatie verzamelen, verwerken, valideren/veredelen en interpreteren. Hij houdt in de gaten of
de essentie van de informatie, zoals blijkt uit het totaalbeeld, juist en volledig is en of deze ook zo
overkomt.
10
4.3 Oefenbeleidsplan
We stellen een oefenbeleidsplan op waarin de beleidsdoelen voor multidisciplinair opleiden, trainen en
oefenen zijn uitgewerkt. Hierin willen we vier uitgangspunten hanteren:
- de sleutelfunctionarissen nemen deel aan vier activiteiten per oefencyclus van 18 maanden;
- een systeemoefening maakt onderdeel uit van de oefencyclus;
- we monitoren de kwaliteit van onze medewerkers met behulp van het softwareprogramma
Veiligheidspaspoort.
- de inhoud van de opleidings-, trainings-, en oefenactiviteiten sluiten aan bij het risicoprofiel.
In het oefenbeleidsplan beschrijven we een financiële, personele en uitvoeringsparagraaf.
4.4 Doelstelling minister Veiligheid en Justitie
De minister heeft landelijke doelstellingen geformuleerd op het gebied van crisiscommunicatie en de
meldkamer. Op het gebied van crisiscommunicatie bepaalde de minister dat (brief VenJ 19-8-2013):
 elke veiligheidsregio organiseert de crisiscommunicatie regionaal, door een (multidisciplinaire)
crisiscommunicatiepool in te stellen voor en door de gemeenten onderscheidenlijk de
hulpdiensten;
 elke veiligheidsregio benoemt een aanspreekpunt dat verantwoordelijk is voor de organisatie,
beheer en professionalisering van die crisiscommunicatiepool;
 binnen de regionale communicatiepool zijn tenminste de volgende functies op hard piket: COPI
voorlichter, adviseur ROT, adviseur BT, hoofd taakorganisatie communicatie;
 in de regionale planvorming wordt voor crisiscommunicatie tenminste opgenomen een ontwikkelen beheerplan van de regionale pool, inclusief budget voor opleiden, trainen en oefenen.
Op het gebied van de meldkamer hebben de veiligheidsregio’s zich gebonden met het
transitieakkoord voor ‘de Meldkamer van de Toekomst' (ondertekend op 16 oktober 2013) aan de
vorming van één landelijke meld-kamerorganisatie (LMO) met maximaal tien locaties, onder
verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie.. Voor ons brengt dit (nu nog
onduidelijke) inhoudelijke, financiële, en personele consequenties met zich mee.
4.5 Beschrijving niet wettelijke adviesfunctie
Het algemeen bestuur stelde in december 2012 op basis van de ‘Notitie brandweertaken’ de nietwettelijke adviesfunctie van de brandweer vast. Daarin is afgesproken deze opnieuw te benoemen in
dit beleidsplan. Met iedere gemeente hebben we afspraken gemaakt hoe we deze adviesfunctie
uitvoeren. Samengevat voert de brandweer de volgende niet-wettelijke adviestaken uit:





Ruimtelijke ordening: structuur-, bestemmings-, inpassings- en inrichtingsplannen;
WABO: milieu-, bouw- en gebruiksactiviteit;
Vervoer gevaarlijke stoffen;
Opslag consumentenvuurwerk <10.000 kg;
Evenementen
4.6 Dekkingsplan
In het dekkingsplan beschrijven we de voor de brandweer geldende opkomsttijden, een beschrijving
van de aanwezigheid van brandweerposten in de gemeenten en de overige voorzieningen en
maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen.
In 2011 is het vorige dekkingsplan door het bestuur vastgesteld. In 2014 willen we een nieuw
dekkingsplan laten vaststellen. Dit willen we doen op de uitgangspunten die we verderop hebben
geformuleerd. We hebben hierbij de aanbevelingen van de Inspectie Veiligheid en Justitie uit 2013
11
2
ook een plek gegeven. Deze betreffen de koppeling met het brandrisicoprofiel , het adresseren van de
maatregelen die bij afwijkingen moeten worden genomen, zoals extra voorlichting en communicatie en
kwalitatieve rapportages over de daadwerkelijk geleverde zorg (de opkomsttijden, de tijd tussen de
112-melding en het ter plaatse komen van de brandweer).
De Handreiking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie vormt een leidraad voor het nieuwe
dekkingsplan. Hierbij houden we ook rekening met landelijke ontwikkelingen en rapportages zoals
3
bijvoorbeeld het rapport RemBrand . Dit doen we pas wanneer deze zijn vastgesteld in de Raad van
Brandweercommandanten, waarin de vijfentwintig regionaal commandanten zijn vertegenwoordigd.
Uitgangspunten
Het nieuwe dekkingsplan willen we opstellen op basis van van de uitgangspunten zoals hieronder zijn
geformuleerd. We hebben daarbij onderscheid gemaakt tussen de uitgangspunten uit het vorige
dekkingsplan die we opnieuw willen hanteren en nieuwe uitgangspunten.
Bestaand
1. De wettelijke eisen uit de Wet veiligheidsregio’s en het daarbij behorende Besluit vormen het
kader, inclusief de daarin genoemde normtijden.
2. In het dekkingsplan wordt opgenomen: de kwaliteit van de dekking van de eerst aankomende
4
basisbrandweereenheden (tankautospuiten) , de toegevoegde waarde van de brandweerposten
5
e
en de opkomsttijden van redvoertuigen , hulpverleningsvoertuigen en 2 tankautospuiten.
3. Het zorgniveau is voor de gehele regio op objecttype gedefinieerd.
4. Er worden geen objecten aangewezen waarnaar een redvoertuig standaard uit moet rukken.
5. Voor de grensgebieden rondom de Veiligheidsregio IJsselland wordt een gebied van 15 km (en
vice versa) in het dekkingsplan meegenomen.
Nieuw
6. Gedurende de looptijd van het beleidsplan blijven de posten en de eerste autospuit waar het
dekkingsplan op is gebaseerde onverkort in stand.
7. Het dekkingsplan wordt getoetst aan het brandrisicoprofiel. Voor de motivering van de afwijkingen
van de wettelijke normtijden wordt de Handreiking van de minister van VenJ gebruikt. Afhankelijk
van het risicoprofiel worden voorstellen gedaan voor risico beheersende maatregelen. Hierbij
wordt een koppeling gelegd met de visie op Risicobeheersing, zelfredzaamheid, bestuurlijke
kaders hieromtrent en risicogerichtheid. Dit laatste betekent dat we ons realiseren dat de
brandweer niet in staat is om alle risico’s af te dekken die er zijn. De te nemen maatregelen
worden geadresseerd aan een verantwoordelijke en de uitvoering ervan wordt gepland.
8. De uitruktijd van een post wordt bepaald aan de hand van de mediaan van de uitruktijden van de
6
afgelopen drie jaren . Omdat het huidige dekkingsplan is berekend met reële streefnormen kan
het nieuwe dekkingsplan tot iets andere uitkomsten leiden, die dan wel weer meer de realiteit
benaderen, dan in het verleden toen het plan gebaseerd op theoretische uitgangspunten. Er
worden per post twee uitruktijden berekend: ‘binnen werktijd’ en ‘buiten werktijd’. Dit omdat de
burger hierdoor de snelste zorg wordt geboden.
2
Het brandrisicoprofiel richt zich op een klein incident, dan wel de eerste fase van een escalerend groter incident,
die respectievelijk kunnen worden bestreden met een eerste dan wel tweede basisbrandweereenheid. Het
brandrisicoprofiel richt zich alleen op gebruiksfuncties van gebouwen.
3
RemBrand is een rapport van TNO over opkomsttijden van de brandweer, met als ondertitel ‘Niet harder rijden,
maar voorkomen en slimmer bestrijden’.
4
Een basisbrandweereenheid bestaat uit de wettelijke bezetting, tenzij daar in het verleden al bestuurlijk van is
afgeweken.
5
Een hoogwerker of ladderwagen.
6
Bij het berekenen van de mediaan worden de langzaamste en snelste uitruktijden buiten beschouwing gelaten,
waarbij alleen de zogenaamde Prio 1-alarmeringen, die tijdens het moment van uitruk tevens nog Prio 1-status
hebben, meegenomen. De middelste tijd van de overgebleven tijden is de mediaan-tijd. De mediaan is veel
minder gevoelig voor uitschieters dan bijvoorbeeld het gemiddelde.
12
7
9. De verwerkingstijd van de meldkamer wordt bepaald aan de hand van de mediaan van de
verwerkingstijden van de afgelopen drie jaren.
10. Het principe van operationele grenzen is in het gehele verzorgingsgebied, inclusief de
grensgebieden, van toepassing. Dit betekent dat bij elk incident die eenheid wordt gealarmeerd
die de snelste zorg aan de burger kan leveren. Dit kan dus ook een eenheid uit een grensregio
8
zijn en vice versa. Er wordt geen extra tijd berekend voor interregionaal alarmeren.
9
11. Uitruktijden worden bepaald d.m.v. het (automatisch) statussen van de voertuigen . Deze tijden
vormen de basis voor de rapportages over opkomsttijden.
12. De daadwerkelijk behaalde opkomsttijden worden getoetst aan de theoretische tijden van het
dekkingsplan. Er wordt twee maal per jaar gerapporteerd over de opkomstprestaties aan het MT
en het Dagelijks en Algemeen bestuur. Werkelijke opkomsttijden vormen de basis voor het
jaarlijks herzien van het dekkingsplan.
Vervolg
Op basis van de uitgangspunten ontwikkelen we een nieuw dekkingsplan. We starten hierbij met een
voorbereidende fase waarin we gegevens verzamelen. Vervolgens voeren we berekeningen en
analyses uit. De uitkomsten hiervan delen we in de clusters. Wanneer we over een definitief plan
beschikken stellen we het voor ter besluitvorming aan het dagelijks en algemeen bestuur. Over de
opkomsttijden rapporteren we twee keer per jaar.
7
Dit is de tijd waarin de centralist de melding aanneemt, de melder uitvraagt en de eenheden alarmeert.
Het project ter realisatie van het interregionaal alarmeren loopt nog. Mocht dit in het vierde kwartaal van 2014
nog niet afgerond zijn, dan wordt een standaard verwerkingstijd bepaald, zoals dat ook in de huidige situatie het
geval is.
9
Met gps-apparatuur wordt gemeten wanneer een voertuig de kazerne verlaat en wanneer het op de plaats van
het incident aan komt.
8
13
5. VERVOLG
Nadat over deze kadernota consultatie heeft plaatsgehad bij de gemeenteraden, buurregio’s en onze
crisispartners gaan we met die opbrengst het meerjarenbeleidsplan verder uitwerken.
Bij die uitwerking houden we ook rekening met ons risicoprofiel en de ontwikkelingen die we in het
begin van deze nota beschreven. Ook bekijken we of er inhoudelijke relaties zijn met de
Veiligheidsstrategie 2015-2018 van de Politie Eenheid Oost-Nederland. Waar mogelijk proberen we
elkaar te versterken.
We zijn van plan ons meerjarenbeleidsplan eind 2014 ter besluitvorming aan te bieden aan het
algemeen bestuur.
14
BIJLAGE 1: SAMENHANG PLANNEN
DEKKINGSPLAN
ORGANISATIEPLAN
CRISISPLAN
RISICOPROFIEL
MEERJARENBELEIDSPLAN
2015-2018
OEFENBELEIDSPLAN
Bestaat uit:
- missie
- visie
- overkoepelende ambitie
- strategische doelen
- beoogde operationele prestaties
- informatievoorziening tussen hulpdiensten
- oefenbeleidsplan
- indien geformuleerd: uitwerking
doelstellingen van minister
- beschrijving niet-wettelijke adviesfunctie
- opkomsttijden brandweer, beschrijving
brandweerposten etc.
Wet vr’s

Meerjarenbeleidsplan:
maakt duidelijk wat onze ambitie is voor 2018 en via welke
weg we die willen bereiken.

Oefenbeleidsplan:
maakt duidelijk wie en wat we beoefenen.

Risicoprofiel:
maakt duidelijk welke (fysieke) risico’s we hebben en welke
we daarvan prioriteren.

Dekkingsplan:
maakt duidelijk wat de opkomsttijden van de brandweer zijn
en welke brandweerposten we waar hebben.

Organisatieplan:
maakt duidelijk volgens welke organisatiestructuur en –
cultuur we werken in de kantoorsituatie (koude fase).

Crisisplan:
maakt duidelijk volgens welke organisatiestructuur
we werken in de rampenbestrijdingsfase (warme fase).
15
BIJLAGE 2: WETTELIJKE HOOFDTAKEN VEILIGHEIDSREGIO
De taken en bevoegdheden van de veiligheidsregio’s staan in de Wet veiligheidsregio’s, de Wet
publieke gezondheid en in de Tijdelijke wet ambulancezorg. Er zijn verschillende uitvoeringsbesluiten,
die nadere regels geven, zoals het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s.
De wettelijke hoofdtaken betreffen:
rampenbestrijding en crisisbeheersing
 organiseren en coördineren van maatregelen met het oog op een ramp, het voorkomen van
een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp.
 organiseren en coördineren van maatregelen met het oog op handhaving van de openbare
orde ingeval een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast.
bestrijding van branden en ongevallen
 het instellen en instandhouden van een brandweer
 het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
 het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij
brand;
 het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;
 het adviseren over brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en
bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.
geneeskundige hulpverlening
 het instellen en instandhouden van een geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio
(GHOR).
 het verzorgen van de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in
het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en advisering daarover.
melding en alarmering
 het voorzien in de meldkamerfunctie voor het ontvangen, registreren en beoordelen van alle
acute hulpvragen, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.
 het waarschuwen van de bevolking.
informatievoorziening
 het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening, gericht op de bestrijding van
rampen en crises, voor en tussen de betrokken diensten en organisaties.
advisering over risico’s, rampen en crisis
 het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;
 het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises
verstrekking van informatie over risico’s, rampen en crisis
 het geven van informatie aan inwoners, bedrijven en andere organisaties over risico’s, rampen
en crises die de regio kunnen treffen, over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming
en bestrijding hiervan en over de daarbij te volgen gedragslijn.
16
Agendapunt - besluitvormend
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
16 april 2014
7
Hoofdlijn Crisisplan 2015-2018
L.J. Sievers
H.J. Meijer
Te besluiten
1. het ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’ vast te stellen als basis voor de verdere uitwerking van het
Regionaal Crisisplan.
De meest belangrijke beslispunten uit het betreffende schema zijn:
a. Normtijden (beslispunt 1):

De wettelijke normtijd te hanteren voor de opkomst van de betreffende functies in de
hoofdstructuur.

Bij overschrijding van de normtijd voor opkomst de weloverwogen keuzes (risico versus
kosten) die gemaakt zijn bij de personele invulling van (piket) functies mee te laten wegen bij
de evaluatie van het incident.

Voor de functies sectie ondersteuner in het ROT geen normtijd voor opkomst te hanteren.
b. Loco burgemeester in het RBT (beslispunt 4):

De mogelijkheid in het crisisplan vast te leggen dat een loco burgemeester als liaison in plaats
van de burgemeester in het RBT kan plaatsnemen.
c. Kern GBT bij GRIP 2 (beslispunt 9):

Het kern-GBT te verwijderen uit het GRIP schema. De burgemeester organiseert naar
behoefte bestuurlijke/gemeentelijke ondersteuning
d. Informeren bevoegd gezag bij GRIP 1 (beslispunt 12):

De informatielijn bij GRIP 1 over de multidisciplinaire voortgang van het incident verloopt
primair via de leider CoPI
e. Multidisciplinair knoppenmodel (beslispunt 13):

Bij opschaling multidisciplinaire hoofdstructuur alleen gebruik maken van GRIP als
opschalingsmethodiek
f. Uitwijklocaties RBT en ROT (beslispunten 17 & 18):

Het RBT en ROT uit te laten wijken naar de RCC-ruimte in VNOG (Apeldoorn)
Inleiding
Op 12 augustus 2013 heeft de Veiligheidsdirectie ingestemd met de opdracht voor herziening van het crisisplan.
Voor het uitvoeren van deze opdracht is een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van de GHOR,
Brandweer, Politie, Gemeenten, Defensie, Meldkamer, Veiligheidsbureau en Communicatie. Ook een
vertegenwoordiger van de VNOG sluit aan bij de werkgroepvergaderingen.
Conform de opdracht heeft de werkgroep een analyse gemaakt van de mogelijke wijzigingen
op het huidige crisisplan. De mogelijke wijzigingen zijn door de werkgroep als beslispunt uitgewerkt in de bijlage.
Uitgangspunten voor de analyse waren de wettelijke en juridische kaders en het rapport ‘Eenheid in
verscheidenheid’.
kenmerk
vervolgblad
2 van 2
Op 20 maart 2013 heeft het AB ingestemd met het rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’. Op 31 mei 2013 heeft
het AB ingestemd met het implementatierapport ‘Eenheid in verscheidenheid’. Op 12 augustus 2013 heeft de
VD ingestemd met de wettelijke en juridische kaders als uitgangspunt voor het Crisisplan 2015-2018.
Beoogd effect/relatie met het meerjarenbeleidsplan of bestuursopdrachten
Artikel 16 van de Wet Veiligheidsregio bepaalt dat de Veiligheidsregio minimaal eens in de vier jaar een
crisisplan vaststelt. De projectgroep heeft besluiten nodig op de voorgenomen beslispunten om het Crisisplan
2015 - 2018 op te kunnen stellen.
Argumenten
Zie argumenten per beslispunt in de bijlage ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’.
Middelen
Geen.
Communicatie
Het ‘Schema beslispunten Crisisplan 2015-2018’ is besproken met het Hoofd VB, de secretaris, proceseigenaar
en de portefeuillehouder. Het schema is besproken in het Managementteam (11 maart), de Veiligheidsdirectie
(19 maart) en het Dagelijks Bestuur (27 maart).
Vervolg
De werkgroep heeft een procedureplanning opgesteld om te komen tot vaststelling van het Crisisplan 20152018 in het Algemeen Bestuur op 25 juni.
Relevante data zijn:
16 april 2014:
Besluitvorming ‘Schema beslispunten Crisisplan’ in het Algemeen Bestuur
25 juni 2014:
Besluitvorming ‘Crisisplan 2015-2018’ in het Algemeen Bestuur
Agendapunt - informerend
betreft
Algemeen Bestuur
datum
16 april 2014
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
9
Programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018
L.J. Sievers
Drs. H.J. Meijer
Kennis te nemen van
1.
de concept programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 vooruitlopend op de
consultatieronde met de gemeenteraden
Inleiding
Volgens de in het Algemeen Bestuur vastgestelde gemeenschappelijke regeling zendt het Dagelijks
Bestuur jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming van de
Veiligheidsregio voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de
raden van de deelnemende gemeenten.
Argumenten
In de voorliggende programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 worden geen extra
middelen gevraagd voor nieuw beleid. Voor de autonome ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we
uitgegaan van de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit volgens de door het Algemeen Bestuur,
op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland.
De begroting 2015 is financieel gezien een kopie van vastgestelde programmabegroting 2014 voor de
nieuwe organisatie door de regionalisering van de brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van de
nieuwe regionale brandweerorganisatie nog onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er geen
signalen dat de geraamde kaders voor 2014 aanpassing behoeven.
De beleidsteksten zijn naast de strategische doelstelling gelegd van het meerjarenbeleidsplan, die op dit
moment wordt opgesteld.
De programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 wordt in eerste instantie informerend
aan het Algemeen Bestuur aangeboden. Na de eventuele ontvangst van zienswijze van de gemeenten
vindt de vaststelling plaats in de vergadering van 25 juni 2014.
Risico’s
Niet van toepassing
Middelen
De vastgestelde technische uitgangspunten zijn verwerkt. Dit betekent het volgende voor de
gemeentelijke bijdrage:
Bijdrage 2014 incl. m aatw erk
€
34.175.400
maatw erkafspraken 2014
€
-95.306
Bijdrage 2014 excl. m aatw erk
€
34.080.094
(na afronding 0-meting, zie bijlage 5b bijdrage 2014)
bezuinigingen in 2015:
aanvullende taakstelling vanaf 2015
€
-330.000
subtotaal €
33.750.094
BIJ: loonindex (2,00%) en prijsindex (0,75%) 2015 €
356.246
bijdrage 2015 excl. m aatw erk
€
34.106.340
maatw erkafspraken 2015
€
33.419
= Bijdrage 2015 gemeenten
€
34.139.759
(zie bijlage 5 voor specificatie bijdrage per gemeente)
In de begroting zit een nog in te vullen oplopende taakstelling van structureel € 1,1 miljoen. Ter
voorbereiding op de invulling van de structurele bezuinigingen wordt een interne commissie
samengesteld. Deze commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn
afgerond. De voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden
gewogen en uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota, die ook met de financieel adviseurs van
de gemeente wordt besproken.
De programmabegroting 2015 is sluitend gemaakt met een bezuinigingstaakstelling van € 543.000, waar
in de loop van het jaar 2014 invulling aan moet worden gegeven.
Communicatie
Niet van toepassing.
Vervolg
3 april: bespreken begroting 2015 met financieel adviseurs van de gemeenten en Veiligheidsregio.
10 april: bespreken begroting 2015 kring van gemeentesecretarissen
10 april tot 1 juni: reacties van gemeenten op programmabegroting 2015
25 juni: Vaststelling begroting 2015 in Algemeen Bestuur
Bijlagen
1. Concept programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 versie 18 maart 2014
Programmabegroting 2015
(meerjarenramingen 2016-2018)
Concept Programmabegroting 2015
Versie: 18 maart 2014
Pagina 1
Inhoudsopgave
1. INLEIDING .......................................................................................................................................... 3
2. (MEERJAREN)BEGROTING 2015(-2018) VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND .............................. 9
3. TOELICHTING EXPLOITATIEBEGROTING 2015-2018 ................................................................. 11
4. PROGRAMMA’S ............................................................................................................................... 17
5. FORMATIEPLAN 2015 ..................................................................................................................... 28
6. BALANS 2013 – 2018....................................................................................................................... 29
Bijlagen
1. TECHNISCHE UITGANGSPUNTEN BEGROTING
2. MATERIËLE VASTE ACTIVA
3. ONDERHOUD EN HUISVESTING MATERIEEL
4. TIJDELIJK OVER TE NEMEN BRANDWEERKAZERNES (I.V.M. BTW-HERZIENING)
5. OVERZICHT BIJDRAGE PER GEMEENTE
Pagina 2
1. Inleiding
1.1. Veiligheidsregio IJsselland
Veiligheidsregio IJsselland is verantwoordelijk voor de brandweerzorg en de (voorbereiding op de)
rampenbestrijding in het gebied van de elf, via een gemeenschappelijke regeling, aangesloten
gemeenten. Deze gemeenten zijn Zwartewaterland, Steenwijkerland, Kampen, Zwolle, Dalfsen,
Ommen, Hardenberg, Staphorst, Olst-Wijhe, Raalte en Deventer. Binnen de veiligheidsregio wordt
nauw samengewerkt met politie, ambulancedienst, defensie, gemeenten en ketenpartners zoals de
waterschappen en nutsbedrijven.
1.2. Missie en visie en ambities
Mission statement: Veiligheid: voor elkaar
Het mission statement blijft onveranderd. De komende beleidsperiode staat in het kader van
doorontwikkeling van het eerder ingezette beleid. De regionale visie en de ambitie is hierop
geactualiseerd waarbij deze ook geactualiseerd gegeven het feit dat Brandweer IJsselland vanaf 1
januari 2014 deel uitmaakt van de Veiligheidsregio.
Met de ambitie en hieraan verbonden pijlers sluiten we aan op de landelijke doelstellingen, de
strategische agenda van het Veiligheidsberaad en de strategische agenda van Brandweer Nederland.
Het accent ligt daarbij op verdergaande landelijke en bovenregionale samenwerking. Op grond
hiervan is de visie van de Veiligheidsregio voor 2015-2018 als volgt geformuleerd:
Visie: Als Veiligheidsregio IJsselland werken we samen aan veiligheid, zijn we een betrouwbare
partner en stimuleren we het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van onze inwoners, bedrijven en
instellingen.
1.3. Ontwikkelingen
Hieronder zijn de huidige beleidsontwikkelingen nader beschreven.
Evaluatie Wet veiligheidsregio’s
In de Kabinetsreactie op de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s (22-11-2013) kondigt de minister
aan om in overleg met de sector het Besluit veiligheidsregio’s, het Besluit personeel veiligheidsregio’s
en onderliggende regelgeving aan te passen teneinde onderstaande doelen te effectueren.
Sturingsfilosofie
Het kabinet en het Veiligheidsberaad omarmen de door de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio
geïntroduceerde sturingsfilosofie voor de veiligheidsregio’s, waarbij de sturing vanuit het centrale
niveau primair gericht is op de resultaten die de veiligheidsregio’s dienen te leveren, namelijk een
effectieve brandweerzorg,
geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing.
De Evaluatiecommissie geeft aan dat selectieve en weloverwogen landelijk sturing nodig is op de
volgende onderdelen:
 samenwerking tussen veiligheidsregio’s;
 samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en hun samenwerkingspartners;
 informatie- en communicatievoorzieningen en
 het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem.
Het kabinet hanteert daarbij als uitgangspunt dat in lagere regelgeving randvoorwaarden worden
vastgelegd om uniformiteit ten behoeve van de samenwerking te bereiken en onderlinge prestaties/-
Pagina 3
kwaliteitsniveaus inzichtelijk te maken. Het is de verantwoordelijkheid van het veld (professionals en
bestuur) om te bepalen hoe hier binnen de kaders (gezamenlijk) invulling aan gegeven wordt.
Regionale Uitvoeringsdienst (RUD)
Sinds 1 januari 2013 bestaat de RUD IJsselland. De RUD is verantwoordelijk voor de
vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op grond van de Wet milieubeheer.
Veiligheidsregio IJsselland geeft als externe partner invulling aan het kennispunt Brandveiligheid
binnen de RUD. De medewerkers van het kennispunt gaan voldoen aan de Wabo-kwaliteitscriteria.
Deze criteria krijgen in 2015 een wettelijke basis. Het is de bedoeling dat de RUD in 2015 ook
verantwoordelijk is voor de uitvoering van taken op het gebied van bouwen en ruimtelijke ordening.
Veiligheidsregio IJsselland neemt deel aan deze ontwikkeling. Veel aandacht is nodig voor een goede
informatie-uitwisseling met de gemeenten en de RUD. De voorkeur gaat er naar uit dat de
veiligheidsregio participeert in de keuze en de aanschaf van een gezamenlijk informatiesysteem. De
financiële gevolgen van de mogelijke aanschaf van een gezamenlijk informatiesysteem zijn nog niet
bekend.
Huisvesting
Bij de start van de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland op 1 januari 2014, is een belangrijk deel van de
primaire processen ondergebracht in de vier clusters, met de brandweerkazernes van Kampen,
Zwolle, Hardenberg en Deventer als voornaamste kantoren. In het pand van de GGD aan de Zeven
Alleetjes zijn nu nog ondergebracht de directie, de medewerkers van BBO, Veiligheidsbureau en
GHOR en de gehele eenheid Bedrijfsvoering.
In het jaar 2014 vindt besluitvorming plaats over de gewenste verkoop van het pand aan de Zeven
Alleetjes aan de gemeente Zwolle. Daarnaast vindt een herbezinning plaats over de huisvesting van
de GGD.
In de lijn van de oorspronkelijke plannen om gefaseerd alle medewerkers van de Veiligheidsregio,
inclusief die van bedrijfsvoering, te huisvesten in de brandweerkazernes vindt in 2014 besluitvorming
plaats over deze verhuisbeweging. Dit tegen het licht van de kostengevolgen voor de VR, vanwege de
noodzakelijke investeringen in de brandweerkazernes en voor de GGD, vanwege het vertrek van de
VR als huurder uit de Zeven Alleetjes.
In de loop van 2015 vindt de volledige verhuizing van de medewerkers van de VR naar de
brandweerkazernes plaats. De brandweerkazerne van Zwolle aan de Marsweg vormt hierin de
hoofdvestiging, van waaruit de directie, Bestuursondersteuning, Veiligheidsbureau, GHOR en
bedrijfsvoering het werk doen.
Vakbekwaamheid
Belangrijk aandachtspunt bij de incidentbestrijding zijn goed opgeleide en getrainde functionarissen.
We hebben een functionarisvolgsysteem waarin we ook de inzet gaan registreren. Daarnaast
besteden we aandacht aan het trainen en oefenen van crisispartners. Voor een goede opleiding en
oefening wordt een (meerjaren)opleidings- en oefenbeleidsplan uitgevoerd in alle kolommen.
Zelfredzaamheid
De laatste jaren hebben we succesvol gewerkt aan zelfredzaamheid vanuit het programma
‘community safety’. In dit programma werken we aan risicobewustzijn van onze inwoners, faciliteren
we inwoners zelfredzaam te kunnen zijn, sluiten we aan bij lokale situaties en beleving, adresseren we
de rolverdeling tussen burgers en overheid bij veiligheid en brengen we een cultuur en werkwijze tot
stand waarin onze eigen hulpverleners deze ontwikkeling stimuleren. Het belang van burgers die
zichzelf zo goed mogelijk voor, tijdens en na incidenten, rampen en crises kunnen redden wordt,
gezien de landelijke beleidsontwikkeling, toonaangevende adviesraden en onze huidige ervaringen en
visie, steeds belangrijker. We zetten daarom onze aanpak voort en bouwen deze uit. We maken
daarbij de stap van een incidenteel programma naar een structurele aanpak.
Pagina 4
Risico- en crisiscommunicatie
Risicocommunicatie heeft betrekking op het informeren van burgers over de risico’s die zich in hun
leefomgeving kunnen voordoen en wat ze kunnen doen als zich een crisis voordoet.
Crisiscommunicatie is aan de orde als zich daadwerkelijk een crisis voordoet. Deze twee begrippen
liggen dus in elkaars verlengde. Een goede risicocommunicatie is de opmaat voor een goede
crisiscommunicatie. De veiligheidsregio coördineert tijdens een incident de crisiscommunicatie. Naast
informatie over de oorzaak en het verloop van het incident heeft crisiscommunicatie als doel om een
handelingsperspectief te bieden aan de burger. De uitgangspunten van de communicatie zijn: eerlijk,
open, transparant en snel. In 2015 wordt een optimale mix aan communicatiemiddelen ontwikkeld.
Zowel de website als de sociale media nemen hierbij een belangrijke plaats in. Het tot stand brengen
van interactie is hierbij de uitdaging.
Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO)
Momenteel is de Landelijke Meldkamer Organisatie bezig om de huidige vijfentwintig meldkamers te
transformeren naar tien meldkamers. De vier meldkamers in Overijssel en Gelderland fuseren tot één
meldkamer in Apeldoorn (de eenheid Oost). Voor deze eenheid Oost betekent dit een geweldig
complexe reorganisatie. Want naast alle veranderingen in bijvoorbeeld het overdragen van
verantwoordelijkheden, aansturing van de nieuwe organisatie, afstemming met de klanten,
veranderende meldkamerprocessen, personele reorganisaties et cetera moeten er in fysieke,
bouwtechnische zin grote veranderingen en verhuizingen plaatsvinden.
Voor Veiligheidsregio IJsselland brengt dit in de komende jaren inhoudelijke,
financiële en personele vraagstukken mee in verband met:
 de samenwerking met de landelijke projectorganisatie LMO;
 de samenstelling van een nulmeting, een financieel overdrachtsdocument, een
businesscase per nieuwe meldkamerlocatie, een overeenkomst per nieuwe
meldkamerlocatie;
 het oplossen van eventuele financiële consequenties voor de veiligheidsregio;
 de positie en rechtspositie van de medewerkers van de meldkamer brandweer;
 de vraag of een regionale opschalingsruimte in IJsselland nodig is. Het
transitieakkoord bevat afspraken daarover voor regio’s zonder eigen meldkamer;
 de vraag welke voorzieningen nodig zijn voor de brandweer indien de LMO
bepaalde diensten niet meer gaat leveren of in verband met landelijke
standaardisering in de LMO.
De positionering en inrichting van de witte meldkamer (de geneeskundige sector) in de landelijke
politiemeldkamer is van invloed op de aansturing en opschaling van de witte kolom. Binnen OostNederland zullen de GHOR-regio’s en ambulancediensten gezamenlijk zorgdragen voor aansluiting
van gezondheidszorgprocessen binnen deze meldkamer(s). De Meldkamer Oost Nederland (MON)
blijft de burger en de collega op straat adequaat en op dezelfde wijze helpen en ondersteunen vanuit
de huidige MON-organisatie en groeit de komende jaren, zonder aan die kwaliteit af te doen,
langzaam richting de LMO.
Pagina 5
1.4. Financieel
Algemeen
In deze programmabegroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 worden geen extra middelen
gevraagd voor nieuw beleid. Voor de autonome ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we uitgegaan van
de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni
2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders Veiligheidsregio IJsselland.
De begroting 2015 is financieel gezien een kopie van vastgestelde programmabegroting 2014 voor de
nieuwe organisatie door de regionalisering van de brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van
de nieuwe regionale brandweerorganisatie nog onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er
geen signalen dat de geraamde kaders voor 2014 aanpassing behoeven.
Taakstelling bezuiniging
Bij de bestuurlijke afronding in 2013 van de voorstellen voor het financieel kader van de nieuwe
Veiligheidsregio inclusief de regionale brandweer werd door Veiligheidsregio IJsselland voorgesteld
om door de nieuwe organisatie niet alleen zelf de nadelige effecten van de btw-compensatie en de
geraamde kosten van het sociaal plan op te vangen, maar daarnaast werd voorgesteld om vanaf 2015
aanvullend een taakstelling op te nemen. Deze aanvullende taakstelling met € 330.000 leidt tot een
verlaging van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio c.q regionale brandweer.
Omvang bezuinigingsopdracht
a. nadelig BTW-effect (oplopend tot 800 in 2024)
b. effecten (aflopend) sociaal plan
c. extra bezuinigingsopdracht
totaal
2015
123
90
330
543
2016
198
80
330
608
2017
273
70
330
673
2018
348
60
330
738
In het meerjarenbeeld loopt de in te vullen taakstelling nog met € 392.000 op van € 543.000 in 2015
naar een omvang met € 1.130.000 in 2024.
(een nog oplopend btw-nadeel met 6 jaar x € 75.000 = € 450.000 met daartegenover een geraamde afloop van de extra kosten
van het sociaal plan met 6 jaar x - € 10.000 = - € 60.000)
In dit kader van de bezuinigingen is het voor een volledig beeld goed om op deze plaats ook nog even
terug te blikken naar een tweetal aspecten die bij de afronding van de financiële 0-meting en het
financieel kader eveneens aandacht verdienen. Dit schept een totaal beeld van de efficiencyslagen
die er al zijn gemaakt en de bezuinigingen die nog ingevuld worden.
1. Al verwerkte bezuinigingen bij de 11 brandweerkorpsen in de begrotingen 2012 en 2013.
a. Bezuinigingen in brandw eerbegroting 2012
b. Geplande bezuinigingen brandw eer 2013 e.v.
Totaal ingevulde/geplande bezuinigingen op brandw eertaak door gemeenten voor 1-1-2014 *)
*) leidt tot een lager instapbudget voor gemeenten
€
€
€
700.000
850.000
1.550.000
€
€
€
775.000
85.000
860.000
2. Afspraken financiële 0-meting m.b.t. inrichting nieuwe organisatie
a. Versobering inrichting overhead VRIJ t.o.v. toegerekende overhead gemeenten aan brandw eer
b. Zichtbaar maken opbrengst restw aarde brandw eervoertuigen
Totaal afspraken inrichtingskader (lastenverlaging t.o.v. situatie met 11 korpsen) *)
*) verwerkt in meerjarenbegroting 2014-2017, leidt tot lagere bijdrage t.o.v situatie voor 1-1-2014
Samenvattend een totaalbeeld van gerealiseerde en geplande kostenverlaging op het brandweerbudget met ± € 3,5 miljoen. Dit bedrag komt neer op kostenreductie met 10%.
Van dit totaal aan besparingen zal de komende jaren nog aan een omvang met € 1,1 miljoen invulling
moeten worden gegeven.
Pagina 6
Ter voorbereiding op de invulling hiervan wordt een interne commissie samengesteld. Deze
commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn afgerond. De
voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden gewogen en
uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota.
In deze programmabegroting hebben we een paragraaf bezuinigingen opgenomen, deze paragraaf
komt terug in de tussentijdse rapportages. Hiermee gaan we de invulling van de bezuinigingstaakstelling monitoren.
Ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen
In dezelfde periode als de samenstelling van deze (meerjaren)begroting 2015-2018 wordt hard
gewerkt aan het nieuwe meerjarenbeleidsplan 2015-2018. In dit nieuwe plan zullen de strategische
doelen en ambitie per programma worden benoemd.
De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten
gaan met efficiency – slimmer werken.
Voor nieuw geld zullen we zelf oud geld moeten vinden. De ambitie elk jaar zal zijn om de
gemeentelijke bijdrage niet te laten toenemen. Om dit te bereiken zal gebruik worden gemaakt van
alle geledingen binnen de organisatie. De beste plannen voor innovatie / slimmer werken zijn daar te
vinden. Dit wordt een belangrijk spoor bij de (door)ontwikkeling van de nieuwe organisatie.
Verdeelmethodiek, herijking gemeentefonds en evaluatie verdeelmethodiek
In het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio werd op 19 juni 2013 besloten tot een
verdeelmethodiek. Deze methodiek zal drie jaar worden gehanteerd (2014, 2015 en 2016).
Voorafgaand aan de begroting 2017 zal de financiële verdeelsystematiek opnieuw worden
onderzocht, bij dit onderzoek dienen geactualiseerde Cebeon cijfers en verdeelmethoden van andere
veiligheidsregio’s te worden betrokken.
De BDUR-circulaire van afgelopen december maakt helder dat bij de evaluatie van de
verdeelmethodiek tevens gebruik kan worden gemaakt van de uitkomsten van de landelijke herijking
van het subcluster “Brandweer en Rampenbestrijding” in het gemeentefonds en de BDUR (Brede
DoelUitkering Rampenbestrijding).
Het subcluster “Brandweer en Rampenbestrijding” in het gemeentefonds en de BDUR zijn de twee
geldstromen van het Rijk aan de medeoverheden voor de uitgaven op het terrein van Brandweer,
GHOR, Rampenbestrijding en Crisisbeheersing.
De ministeries van BZK en V&J laten de herijking van beide geldstromen in één onderzoek uitvoeren.
De in de decembercirculaire 2013 gepresenteerde planning voor de herijking voorziet in de
bekendmaking van de uitkomst van het onderzoek in de meicirculaire 2015 voor het gemeentefonds
en de junicirculaire 2015 van de BDUR.
Voor zowel het subcluster Brandweer en Rampenbestrijding in het gemeentefonds als voor de BDUR
zal dan per 1 januari 2016 herverdeling worden doorgevoerd.
De resultaten van de herijking worden volgens de door V&J aangegeven planning bekendgemaakt in
juni 2015.
Deze planning van V&J betekent dat voorafgaand aan het opstellen van de begroting 2017 bij de
geplande evaluatie van de verdeelmethodiek in IJsselland gebruik kan worden gemaakt van de
onderzoeksresultaten van de herijking van de subcluster “brandweer en rampenbestrijding” in het
gemeentefonds en de BDUR. Het verdient aanbeveling om aan te sluiten op en gebruik te maken van
deze nieuwe onderzoeksresultaten en herijking.
In de planning zal rekening worden gehouden met een start van de geplande evaluatie van de
verdeelmethodiek in het najaar van 2015. De effecten van de evaluatie kunnen hiermee worden
meegenomen bij het opstellen van de begroting 2017.
Vanzelfsprekend zullen de gemeenten deel uitmaken van deze evaluatie van de verdeelmethodiek.
Pagina 7
Wijziging gemeenschappelijke regeling
Van belang voor de verdere planning is de wijziging van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen
2014. Wat betreft de financiële relatie tussen gemeenten en veiligheidsregio gaat deze wet bepalen
dat:
 het bestuur uiterlijk op 15 april van het lopende jaar de algemene financiële en beleidsmatige
kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbiedt aan de raden van de deelnemende gemeenten,
zodat de raden deze informatie beschikbaar hebben ten behoeve van de zogeheten
voorjaarsnota.
 de termijn voor het geven van zienswijzen op de ontwerpbegroting te verlengen van zes naar acht
weken, zodat afzonderlijke raden beter in staat worden gesteld om hun zienswijze voor te
bereiden en, zo nodig, onderling met elkaar af te stemmen.
 het voor het bestuur van het samenwerkingsorgaan van belang is om al in februari of maart met
(nieuwe) financiële voorstellen te komen richting de deelnemende gemeenten, zodat die nog
worden meegenomen bij de voorbereiding van de zogeheten kadernota.
1.5. Opbouw begroting
Deze programmabegroting bestaat uit de programma’s:
 Veiligheid
 Brandweer
 Meldkamer
 Gemeenten
 GHOR
 Bestuur
Elk programma beschrijft het beleidskader dat van toepassing is en de van belang zijnde
ontwikkelingen en geeft antwoord op de vragen:
 Wat willen we bereiken?
 Wat doen we daarvoor?
 Wat gaat het kosten?
Pagina 8
2. (Meerjaren)begroting 2015(-2018) Veiligheidsregio IJsselland
2.1. Inleiding
In dit deel van de begroting worden de financiële uitkomsten van de (meerjaren)begroting van
Veiligheidsregio IJsselland gepresenteerd.
De begroting bestaat uit de samenvoeging van de bestaande Veiligheidsregio en de cijfers uit de
financiële 0-metingen welke in 2012 bij alle 11 gemeenten werden uitgevoerd. Voor de autonome
ontwikkelingen in het jaar 2015 zijn we uitgegaan van de uitgangspunten van de gemeente Zwolle, dit
volgens de door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en
kaders Veiligheidsregio IJsselland. Voor loon/sociale lasten stijging is 2% gehanteerd en een
prijsstijging van 0,75%. De begroting 2015 is financieel gezien grotendeels een kopie van de
vastgestelde programmabegroting 2014 voor de nieuwe organisatie door de regionalisering van de
brandweer. In het voorjaar 2014 zijn bij de start van de nieuwe regionale brandweerorganisatie nog
onvoldoende ervaringscijfers beschikbaar, ook zijn er geen signalen dat de geraamde kaders voor
2014 aanpassing behoeven.
De verdeling van de kosten over de verschillende programmaonderdelen wordt afzonderlijk zichtbaar
gemaakt in hoofdstuk 4.
2.2. Uitgangspunten voor de begroting
Voor de opstelling van deze begroting zijn de financiële uitgangspunten en kaders gehanteerd, zoals
deze zijn vastgelegd in de uitgebrachte nota Vorming Brandweer IJsselland van het deelproject
Financiën.
Eerst nog even de belangrijkste uitgangspunten op een rij die bij de samenstelling van deze begroting
zijn gehanteerd en waarmee in de cijferopstellingen rekening is gehouden:
a. Nota financiële uitgangspunten en kaders van het deelproject Financiën in het project Vorming
Brandweer.
b. Uitkomsten financiële 0-meting 2012 per gemeente(brandweer).
c. De indexering voor loon en prijzen van de cijfers is verwerkt conform de technische
uitgangspunten (zie bijlage 1 met technische uitgangspunten voor de begroting).
d. Een meerjarig oplopende aanvullende bezuinigingstaakstelling waardoor de netto bijdrage van de
gemeenten vanaf 2015 met € 330.000 afneemt.
e. Het totaal aan bezuinigingen voor de nieuwe organisatie ligt fors hoger dan het netto effect voor
de gemeenten. De belangrijkste reden is het vanaf 1-1-2014 optredende btw-nadeel door
ontoereikende compensatie voor de btw via de BDUR.
f. Het btw-nadeel gaat de komende jaren door de vervangingsinvesteringen jaarlijks met ± € 75.000
toenemen. Gelet op de financiële situatie bij de gemeenten is het uitgangspunt dat de Veiligheidsregio dit structureel toenemende nadeel zelf oplost.
g. Alle lasten zijn geraamd inclusief 21% btw.
h. De berekeningen voor de genormaliseerde kapitaallasten van alle brandweermaterieel afgelopen
jaar zijn gebaseerd op actuele vervangingswaarden (inclusief btw).
i. De personeelslasten zijn gebaseerd op de omvang (298,22 fte) en opbouw van het formatieplan,
inclusief de nieuwe eenheid bedrijfsvoering voor de Veiligheidsregio en de GGD.
j. De gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering maakt deel uit van de Veiligheidsregio IJsselland. Deze
begroting is gebaseerd van het financieel kader zoals deze werd uitgewerkt in het vastgestelde
organisatie- en formatieplan van de “eenheid bedrijfsvoering”.
k. De raming van de bijkomende personeelslasten (bijvoorbeeld toelagen onregelmatigheid, piket en
garantiebedragen) zijn gebaseerd op de werkelijke kosten over de maanden januari en februari
van 2014.
l. De vergoedingen aan de brandweervrijwilligers zijn met indexering gebaseerd op de gehouden
inventarisatie van de werkelijke uitgaven 2011 door het deelproject Personeel in het project
Vorming Brandweer. Ervaringscijfers zijn in de regionale organisatie nog niet beschikbaar.
Pagina 9
m. De vervangingsinvesteringen van het brandweermaterieel zijn gebaseerd op de in het deelproject
Materieel en Gebouwen gehouden inventarisatie in 2012. De afschrijving is geraamd conform de
vastgestelde termijnen. De begrote vervangingsinvesteringen (> € 5.000) over de jaren 2015-2018
zijn intern afgestemd.
2.3. Begrotingsresultaten 2015-2018
Hieronder een overzicht begroting 2015 en meerjarenramingen 2016-2018 op hoofdlijnen en verdeeld
in tien categorieën. Voor de vergelijking is de kolom begroting 2014 opgenomen. De bedragen per
categorie wijken af met de oorspronkelijke begroting 2014. De totale omvang is het bedrag hetzelfde
gebleven, maar er zijn wat verschuivingen geweest in de categorieën/programma’s. Voor een beter
inzicht zijn er twee categorieën (rente en beheerskosten) toegevoegd in vergelijking met begroting
2014. Deze verschuivingen zijn ontstaan naar aanleiding van de eerste ervaringen en uitwerking van
de interne beheersbegroting.
In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven per categorie.
Tabel 1: overzicht begroting en meerjarenramingen.
EXPLOITATIE VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND
Begroting
2014
Begroting
2015
bedragen x € 1.000
Meerjarenram ing
2016
2017
2018
Exploitatiekosten
1. Personeel
-24.662
-25.100
-25.090
-25.080
-25.070
2. Huisvesting
-4.400
-4.419
-4.419
-4.419
-4.419
3. Brandw eermaterieel
-4.902
-4.879
-4.954
-5.029
-5.104
4. Opleiden & Oefenen
-2.655
-2.683
-2.683
-2.683
-2.683
5. Automatisering & verbindingen
-1.796
-1.813
-1.813
-1.813
-1.813
6. Rente
-1.980
-2.004
-2.004
-2.004
-2.004
7. Beheerskosten
-1.348
-1.358
-1.358
-1.358
-1.358
8. Overige kosten
-1.584
-1.455
-1.455
-1.455
-1.455
Exploitatiebaten
9a. Diverse opbrengsten
694
723
723
723
723
2.560
2.600
2.600
2.600
2.600
-40.073
-40.388
-40.453
-40.518
-40.583
V&J - BDUR structureel
4.420
3.979
3.979
3.979
3.979
V&J - BDUR btw -compensatie
1.280
1.726
1.726
1.726
1.726
50
-
-
-
-
10b. Gemeentelijke bijdragen
34.175
34.140
34.140
34.140
34.140
Totaal bijdragen
39.925
39.845
39.845
39.845
39.845
-148
-543
-608
-673
-738
148
213
278
343
408
330
330
330
330
148
543
608
673
738
-
-
-
-
-
9b. Bijdrage GGD
Totaal exploitatiekosten
Algem ene dekkingsm iddelen
10a. Rijksbijdrage V en J:
V&J - BDUR incidenteel
Exploitatieresultaat zonder aanvullende bezuiniging
11a. Eerste bezuinigingsmaatregelen
11b. Aanvullende bezuinigingen
Totaal bezuinigingsopdracht
Exploitatieresultaat na bezuinigingen
Pagina 10
3. Toelichting exploitatiebegroting 2015-2018
In dit deel van de begroting wordt voor zover van informatieve waarde per categorie een korte
toelichting op de begrotingscijfers 2015 en indien nodig op de meerjarenramingen gegeven. De
begrotingscijfers zijn zoveel mogelijk gerubriceerd naar herkenbare categorieën. Ten opzichte van
2014 zijn er twee categorieën toegevoegd. Hier is de kolom begroting 2014 ook op aangepast, waarbij
het totaal van de begroting ongewijzigd is gebleven.
De toelichting op de exploitatie volgt de nummering van de categorieën uit de tabel 1. Hierna volgt
eerst een toelichting op de gehanteerde werkwijze voor de toedeling van de indirecte kosten aan de
beleidsprogramma’s.
3.1. Kosten programma’s
In de onderliggende gedetailleerde ramingen in de begroting worden alle baten en lasten zoveel
mogelijk rechtstreeks geraamd en verantwoord bij de zes programma’s:
 Veiligheid
 Brandweer
 Meldkamer
 Gemeenten
 GHOR
 Bestuur
Het totaal van de exploitatiebegroting over 2015 bedraagt € 40 miljoen. Hiervan kan € 27,2 miljoen
rechtstreeks worden toegerekend aan de programma’s. De ramingen van alle ondersteunende
diensten: bedrijfsvoering (inclusief huisvesting), bestuursondersteuning en directie komen uit op
€ 12,8 miljoen.
Voor de toedeling van deze indirecte kosten aan de programma’s wordt gebruik gemaakt van een
stabiele en duidelijke verdeelsleutel. Namelijk het aandeel van de formatie van het organisatieonderdelen dat is belast met het programma in de totale formatie. Op deze wijze is sprake van een simpele
en toegankelijke verdeling van de indirecte kosten. De formatie is een redelijk vaste factor waarmee
een stabiel beeld wordt verkregen. Voor de toerekening van de indirecte kosten kunnen diverse
toedelingsmethoden worden gebruikt. Belangrijker is de budgetbewaking van de kosten bij de
ondersteunende diensten door verantwoordelijke budgethouders binnen de Veiligheidsregio.
Bij de berekening van de verdeelsleutel worden zoals gebruikelijk de brandweervrijwilligers voor 25%
meegewogen. Hieronder in tabelvorm de verdeelsleutel voor de verdeling van de indirecte kosten aan
de programma’s.
Tabel 2: Verdeling indirecte kosten.
PROGRAMMA
a. Brandw eer
- beroepsbrandw eer
aandeel in
fte
%
395,10
94,03%
191,10
- vrijw illigers (816 x 25%) 204,00
b. Meldkamer
7,60
1,81%
c. Veiligheid(sbureau)
8,11
1,93%
d. GHOR
8,94
2,13%
e. Gemeenten
0,44
0,10%
f. Bestuur
0,00
0,00%
420,19
100,00%
Totaal
Bij de toelichting op de beleidsprogramma’s wordt de exploitatie gepresenteerd in twee onderdelen, te
weten de directe kosten bij de programma’s en de toegerekende indirecte kosten.
Pagina 11
1. Personeel
Het totaal aan geraamde personeelslasten bedraagt € 25,1 miljoen. De indexering is verwerkt conform
de technische uitgangspunten (zie bijlage 1). Het uitgangspunt voor de raming van de personeelskosten over 2015 is de formatieomvang met 298,22 fte en de kwalitatieve schaalindeling hiervan. Voor
de brutosalarissen inclusief vakantietoelage en eindejaarsuitkering een raming met € 14.007.000.
De geraamde vergoedingen aan het personeel is gebaseerd op de in de maanden januari en februari
2014 betaalde garantietoelagen, toelagen voor onregelmatigheid, beschikbaarheid en levensloop. In
totaal een geraamd bedrag van € 1.854.000.
Voor sociale lasten en overige personeel gerelateerde kosten is € 5.419.000 geraamd. De raming van
de vergoeding aan de brandweervrijwilligers (€ 3.820.000) is evenals over 2014 gebaseerd op de
inventarisatie die over 2011 is gehouden door het deelproject Personeel. Op dit punt zijn nog geen
ervaringscijfers beschikbaar.
In de meerjarenramingen is het uitgangspunt dat de lasten per saldo elk jaar licht afnemen. Dit moet
mogelijk zijn door het terugdringen van overwerk en het geleidelijk vervallen van garantietoelagen bij
in- en uitstroom. Dit is conform de afspraken in het Sociaal Plan.
2. Huisvesting
Voor de 35 brandweerkazernes en -posten in de regio is het uitgangspunt dat deze in eigendom van
de gemeenten blijven. Er zijn in 2013 huurcontracten afgesloten met de gemeenten. De huurprijs is
gebaseerd op de kosteninventarisatie van de huisvesting in de 0-meting.
De huurprijs, die de Veiligheidsregio betaalt aan de gemeenten, bestaat uit het deel gemiddelde
kapitaallasten van de brandweerpost, het deel van het gemiddelde bedrag voor het groot onderhoud
(inclusief 21% btw) en het deel van de verzekeringskosten van de eigenaar.
De huurprijs voor 2015 is gelijk aan die van 2014, conform artikel 9.2 van de algemene bepalingen bij
de huurovereenkomsten.
De lasten voor energie, schoonmaak, belastingen en dagelijks onderhoud worden rechtstreeks door
de hurende partij (de Veiligheidsregio) voldaan aan externe leveranciers en maken geen deel uit van
de huursom. De ramingen voor energie, schoonmaak, belastingen en dagelijks onderhoud zijn,
afgezien van de prijsindexering met 0,75%, gelijk aan die van de begroting 2014.
Voor negen brandweerkazernes is een uitzondering gemaakt. Deze kazernes zijn tijdelijk in eigendom
genomen door de Veiligheidsregio. Met deze tijdelijke overdracht is vermeden dat de btwherzieningstermijn op gebouwen jonger dan 10 jaar wordt toegepast. Bij de overgang naar huur moest
anders in de geldende fiscale regelgeving de gecompenseerde btw naar rato van het aantal
verstreken jaren door de betreffende gemeenten worden terugbetaald aan de Belastingdienst.
Regiobreed zou hier een bedrag van ± € 3 miljoen mee zijn gemoeid.
Bij de start van de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland op 1 januari 2014, is een belangrijk deel van de
primaire processen ondergebracht in de vier clusters, met de brandweerkazernes van Kampen,
Zwolle, Hardenberg en Deventer als voornaamste kantoren. In het pand van de GGD aan de Zeven
Alleetjes zijn nu nog ondergebracht de directie, de medewerkers van BBO, Veiligheidsbureau en
GHOR en de gehele eenheid Bedrijfsvoering.
In het jaar 2014 vindt besluitvorming plaats over de gewenste verkoop van het pand aan de Zeven
Alleetjes aan de gemeente Zwolle. Daarnaast vindt een herbezinning plaats over de huisvesting van
de GGD.
In de lijn van de oorspronkelijke plannen om gefaseerd alle medewerkers van de Veiligheidsregio,
inclusief die van bedrijfsvoering, te huisvesten in de brandweerkazernes vindt in 2014 besluitvorming
plaats over deze verhuisbeweging. Dit tegen het licht van de kostengevolgen voor de VR, vanwege de
noodzakelijke investeringen in de brandweerkazernes en voor de GGD, vanwege het vertrek van de
VR als huurder uit de Zeven Alleetjes.
In de loop van 2015 vindt de volledige verhuizing van de medewerkers van de VR naar de
brandweerkazernes plaats. De brandweerkazerne van Zwolle aan de Marsweg vormt hierin de
hoofdvestiging, van waaruit de directie, Bestuursondersteuning, Veiligheidsbureau, GHOR en
bedrijfsvoering het werk doen.
Pagina 12
In bijlage 4 staat de specificatie van de brandweerkazernes welke op 1-1-2014 zijn overgenomen en
tegen welke boekwaarde. Na het verstrijken van de 10 jaarstermijn worden de kazernes weer tegen
de boekwaarde terug geleverd aan de gemeenten. Op beide overdrachtsmomenten geen voor- of
nadeel voor gemeente of Veiligheidsregio. In de begroting wordt uitgegaan van 3,5% aan rentelasten
voor het aantrekken van vreemd vermogen voor de aankoop gedurende de periode van eigendom.
3. Brandweermaterieel
Alle exploitatielasten van het brandweermaterieel zijn, afgezien van de prijsindexering met 0,75%,
gelijk aan de programmabegroting 2014.
Met ingang van 1-1-2014 heeft de Veiligheidsregio de boekwaarde van al het brandweermaterieel
overgenomen van de gemeenten.
De gemeentelijke bijdragen uit de 0-meting zijn gebaseerd op de gemiddelde kapitaallasten van alle
aanwezige brandweermaterieel. Hierdoor heeft de organisatie structureel voldoende middelen om de
noodzakelijke vervangingsinvesteringen te doen. Voor het verschil tussen de in een specifiek
begrotingsjaar te ramen kapitaallasten en de gemiddelde kapitaallasten wordt een storting in c.q.
onttrekking aan de hiervoor ingestelde egalisatiereserve gedaan. Per saldo wordt in 2015 een storting
in de egalisatiereserve geraamd van € 242.000.
De vervangingsinvesteringen van het brandweermaterieel zijn gebaseerd op de in het deelproject
Materieel en Gebouwen gehouden inventarisatie in 2012. De geraamde vervangingsinvesteringen
(aanschaffingen >€ 5.000) over de jaren 2015-2018 zijn afgestemd en gebaseerd op de in de
financiële uitgangspunten vastgelegde afschrijvingstermijnen en vervangingswaarden. De
vervangingswaarden zijn actueel en niet geïndexeerd met 0,75%. Op bijlage 2 het overzicht van de
materiële activa. Door het vakteam Beheer & Techniek wordt kritisch beoordeeld of de vervanging wel
noodzakelijk is. De bijlage 2 is gebaseerd op gedetailleerde specificaties die bij het vakteam Financiën
ter beschikking zijn.
De jaarlijkse toename van de kosten van het brandweermaterieel wordt veroorzaakt door het btweffect op de vervangingsinvesteringen, de kapitaallasten voor vervanging zijn nog zonder btw.
4. Opleiden & oefenen
De raming van de lasten voor het opleiden en het oefenen, zijn de geïndexeerde tellingen van de 11
gemeentebegrotingen 2012 aangevuld met de raming over 2014 van de bestaande Veiligheidsregio.
Dit voor 2015 geïndexeerd met 0,75%. Op dit moment wordt gewerkt aan een regionaal
opleidingsplan. In het meerjarenbeeld zijn geen mutaties in de kosten voorzien.
5. Automatisering & verbindingen
De feitelijke ontwikkeling van de kostenvraag voor de ICT in de nieuwe veiligheidsregio blijft nog lastig
in te schatten, er zijn nog geen ervaringscijfers. De ramingen voor de nieuwe ICT-omgeving met
regionale afstemming is mede tot stand gekomen door gebruikmaking van gegevens van een tweetal
vergelijkbare veiligheidsregio’s. Afgezien van de prijsindex met 0,75% wordt door de vorming van de
gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de
inbrengbudgetten van de GGD aan deze eenheid.
6. Rente
Ten opzichte van de vorige begroting 2014 is de categorie rente nu ook afzonderlijk zichtbaar
gemaakt. Evenals vorig jaar hanteren we voor huisvesting 3,5% en voor het materieel 4,5%. In 2014
en 2015 zullen we ervaringscijfers moeten verkrijgen voor onze treasuryfunctie. Ook gaan we de
gehanteerde percentages opnieuw beoordelen en mogelijke structurele voordelen meenemen bij de
invulling van de bezuinigingsopdracht. De veiligheidsregio probeert binnen de geldende regelgeving
op dit vlak zoveel mogelijk met kort geld te lenen. Hiermee maken we optimaal gebruik van de lage
rentepercentages, hetgeen incidentele rentevoordelen oplevert. Deze incidentele rentevoordelen
gaan deel uitmaken van de tussentijdse bestuursrapportage.
Pagina 13
7. Beheerskosten
Ook de categorie beheerskosten is nieuw ten opzichte van de begroting 2014. Dit zijn voornamelijk
kosten van de bedrijfsvoering. Afgezien van de prijsindex met 0,75% wordt door de vorming van de
gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de
inbrengbudgetten van de GGD aan deze eenheid.
8. Overige
Alle niet onder de voorgaande categorieën onder te brengen posten zijn hier geraamd. Ook bij deze
restcategorie wordt afgezien van de prijsindex met 0,75% door de vorming van de gezamenlijke
eenheid bedrijfsvoering in deze kostencategorie ook rekening gehouden de inbrengbudgetten van de
GGD aan deze eenheid.
9a. Opbrengsten
De geraamde opbrengsten zijn gebaseerd op de begrotingen 2012 van de 0-meting en aangevuld met
de geraamde opbrengsten bij de Veiligheidsregio. Voor 2015 zijn de opbrengsten ook met 0,75%
geïndexeerd. Er is wel sprake van een omzetrisico, niet alle onderliggende afspraken zijn actueel in
beeld. De basis zijn de opbrengsten uit de 0-meting over 2012 bij de gemeentelijke
brandweerkorpsen.
De Veiligheidsregio IJsselland heeft een verordening (inclusief tarieventabel) vastgesteld om
inkomsten te kunnen heffen.
9b. Bijdrage GGD
De gezamenlijke eenheid bedrijfsvoering maakt deel uit van de Veiligheidsregio IJsselland. De
begroting is gebaseerd op het financieel kader zoals deze werd uitgewerkt in het vastgestelde
organisatie- en formatieplan van de “eenheid bedrijfsvoering”. De bijdrage van de GGD in deze
eenheid is gebaseerd op het door de GGD ingebrachte financieel kader.
10. Algemene dekkingsmiddelen
De dekking voor de exploitatie van de Veiligheidsregio valt uiteen in twee posten.
10a. Rijksbijdragen van het ministerie van Veiligheid & Justitie (V&J);
10b. Bijdragen van de 11 gemeenten.
10a. Rijksbijdrage van het ministerie van Veiligheid en Justitie
Van V&J wordt een “Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding (BDUR) ontvangen. Jaarlijks worden in
de maanden juni en december van het ministerie budgetcirculaires BDUR ontvangen. Hierin wordt de
te ontvangen bijdrage voor de Veiligheidsregio bekend gemaakt.
In de begroting 2015 zijn de voorlopig geldende bedragen uit de decembercirculaire 2013 van V&J
opgenomen. Uit de begrotingsopstelling blijkt dat de rijksbijdrage bestaat uit twee delen. Een
structureel deel van € 3.979.338 en het btw-compensatie deel met € 1.725.810.
Opgemerkt wordt dat in de vergelijkende cijfers een bedrag van € 458.000 aan bestaande btwcompensatie in 2014 deel uitmaakt van de BDUR. Dit bedrag maakt vanaf 2015 deel uit van de btwcompensatie. Het totaal is nagenoeg ongewijzigd gebleven. Vanaf 1-1-2014 kan de btw op de
brandweerzorg niet meer worden gecompenseerd. Als compensatie ontvangen de Veiligheidsregio’s
een (ontoereikende) bijdrage voor dit nadeel.
10b. Bijdragen van de 11 gemeenten
De basis voor de bijdragen van de gemeenten zijn de uitkomsten van de financiële 0-meting die
werden vertaald in de eerdere begroting voor het jaar 2014.
De cijfers van 2014 zijn geïndexeerd voor lonen en prijzen conform de technische uitgangspunten
zoals in de bijlage 1 is toegelicht. Daarnaast wordt in de tabel de in te vullen aanvullende taakstelling
zichtbaar gemaakt. De invulling hiervan leidt daadwerkelijk tot een vermindering van de gemeentelijke
bijdrage.
Pagina 14
Tabel 3: Opbouw gemeentelijke bijdrage 2015.
Bijdrage 2014 incl. m aatw erk
€
maatw erkafspraken 2014
€
-95.306
Bijdrage 2014 excl. m aatw erk
€
34.080.094
34.175.400
(na afronding 0-meting, zie bijlage 5b bijdrage 2014)
bezuinigingen in 2015:
€
-330.000
subtotaal €
33.750.094
aanvullende taakstelling vanaf 2015
BIJ: loonindex (2,00%) en prijsindex (0,75%) 2015 €
356.246
bijdrage 2015 excl. m aatw erk
€
34.106.340
maatw erkafspraken 2015
€
33.419
= Bijdrage 2015 gem eenten
€
34.139.759
(zie bijlage 5 voor specificatie bijdrage per gemeente)
De specifieke bijdrage per gemeente wordt berekend conform de besluitvorming in het Algemeen
Bestuur over de keus ten aanzien van de verdeelmethode. Op deze bijlage 5 zijn nu voor een beter
inzicht tevens de gemaakte maatwerkafspraken op het vlak van de continuering van de advisering
van eenvoudige taken afzonderlijk zichtbaar gemaakt. In deze gemeenten worden de eenvoudige
taken tijdelijk nog verricht door personeel in loondienst van de VRIJ. Bij de meeste gemeenten werden
deze eenvoudige taken al in de afronding van de financiële 0-meting verrekend en door hen zelf
uitgevoerd.
De bijdrage per gemeente wordt in een afzonderlijke bijlage 5 gepresenteerd in een vast aandeel,
tijdelijk maatwerkdeel en gewenningsbijdrage.
11. Omvang bezuinigingsopdracht
Aan het begrotingsresultaat(tekort) voor aanvullende bezuinigingen liggen een aantal oorzaken ten
grondslag. In de onderstaande tabel een weergave van de opbouw van de bezuinigingsopdracht. De
aanvullende netto-besparing voor de gemeenten gaat in vanaf 2015.
Tabel 4: Omvang bezuinigingsopdracht (bedragen x € 1.000)
Omvang bezuinigingsopdracht
a. nadelig BTW-effect (oplopend tot 800 in 2024)
b. effecten (aflopend) sociaal plan
c. extra bezuinigingsopdracht
totaal
2015
123
90
330
543
2016
198
80
330
608
2017
273
70
330
673
2018
348
60
330
738
Naast het eerder belichte btw-nadeel moet in de beginjaren rekening worden gehouden met de extra
(reis)kosten van het Sociaal Plan. In de meerjarenramingen is het uitgangspunt dat de lasten per
saldo elk jaar met ongeveer € 10.000 af gaan nemen. Dit moet mogelijk zijn door het terugdringen van
overwerk en het geleidelijk vervallen van garantietoelagen bij in- en uitstroom van personeel. Dit is
conform de afspraken in het Sociaal Plan.
Bij de bestuurlijke afronding in 2013 van de voorstellen voor het financieel kader van de nieuwe
Veiligheidsregio inclusief de regionale brandweer werd door de Veiligheidsregio IJsselland
voorgesteld om door de nieuwe organisatie niet alleen zelf de nadelige effecten van de btwcompensatie en de geraamde kosten van het sociaal plan op te vangen, maar daarnaast werd
voorgesteld om vanaf 2015 aanvullend een taakstelling op te nemen. Deze aanvullende taakstelling
met € 330.000 leidt tot een verlaging van de gemeentelijke bijdrage aan de veiligheidsregio c.q.
regionale brandweer. Zoals verwoord bij de inleiding onder hoofdstuk 1.4 in totaliteit een
kostenreductie met 10% op het brandweerbudget.
Deze netto besparing is conform hoofdstuk 8 uit de Nota financiële uitgangspunten en kaders voor de
begroting over de voorstellen van het financieel kader 2014-2017.
Structureel
Het becijferde btw-nadeel loopt tot 2024 nog jaarlijks met circa € 75.000 op naar een totale omvang
met € 800.000. Dit betekent samen met de aanvullende netto besparing van € 330.000 een op termijn
te realiseren omvang aan besparingen van € 1.130.000 voor de Veiligheidsregio IJsselland.
Pagina 15
Invulling taakstellende bezuinigingsopdracht
Zoals hiervoor aangegeven heeft de Veiligheidsregio IJsselland vanaf 2015 een aanvullende
taakstelling van € 330.000 voorgesteld waardoor de gemeentelijke netto bijdrage met dit bedrag
afneemt. Daarnaast speelt de jaarlijks oplopende taakstelling van € 75.000 door de ontoereikende
btw-compensatie in de BDUR.
Beide taakstellingen samen leiden tot een te realiseren bezuinigingstaakstelling voor de Veiligheidsregio IJsselland van € 543.000 in 2015. Meerjarig loopt deze nog in te vullen bezuinigingstaakstelling
op van € 543.000 in 2015 naar een maximale omvang met € 1.130.000 in 2024.
Ter voorbereiding op de invulling van de structurele bezuinigingen wordt een interne commissie
samengesteld. Deze commissie gaat starten nadat de begroting 2015 en de jaarrekening 2013 zijn
afgerond. De voorstellen van deze commissie zullen eerst in het regionaal managementteam worden
gewogen en uiteindelijk worden vertaald in een bestuurlijke nota.
In de tussentijdse rapportages zal een “paragraaf bezuinigingen” worden opgenomen. Op deze wijze
kan de invulling van de bezuinigingstaakstelling continu worden gevolgd.
Ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen
In dezelfde periode als de samenstelling van deze (meerjaren)begroting 2015-2018 wordt hard
gewerkt aan het nieuwe meerjarenbeleidsplan 2015-2018. In dit nieuwe plan zullen de strategische
doelen en ambitie per programma worden benoemd.
De ambities, beleidsintensiveringen, innovaties en (door)ontwikkelingen zullen hand in hand moeten
gaan met efficiency – slimmer werken.
Voor nieuw geld zullen we zelf oud geld moeten vinden. De ambitie elk jaar zal zijn om de
gemeentelijke bijdrage niet te laten toenemen. Om dit te bereiken zal gebruik worden gemaakt van
alle geledingen binnen de organisatie. De beste plannen voor innovatie / slimmer werken zijn daar te
vinden. Dit wordt een belangrijk spoor bij de (door)ontwikkeling van de nieuwe organisatie.
Pagina 16
4. Programma’s
4.1. Programma Veiligheid
Beleidskader
Wij werken aan het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen en crises. Onze strategische
doelen hierbij zijn:
1. Wij blijven in samenwerking met de hulpdiensten en crisispartners zorgen voor een
betrouwbare, op zijn taak toegeruste crisisorganisatie. Hiertoe bevorderen we dat
crisisfunctionarissen:
 competent zijn;
 opgeleid, getraind en geoefend zijn conform het risicoprofiel;
 informatie gestuurd optreden;
 in crisisruimten werken die voldoen aan de eisen.
2. Wij leveren een bijdrage aan het risicogericht werken in onze regio, door:
 te participeren in samenwerkingsverbanden rondom de geprioriteerde risico’s. Doel
van een samenwerkingsverband is, om in overeenstemming met de betrokken
partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die bijdraagt aan het voorkomen,
beperken en bestrijden van het specifieke risico.
3. Wij dragen bij aan het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers en bedrijven, door:
 het thema zelfredzaamheid een plek te geven in de operationele voorbereiding;
 crisisfunctionarissen aan te leren hoe om te gaan met de inzet van burgers en
bedrijven tijdens crises;
 bij incidentevaluaties de inzet van burgers en bedrijven in beeld te brengen.
Wat willen we bereiken?
We willen bereiken dat:
1. De crisisorganisatie bestaat uit competente crisisfunctionarissen.
2. Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, zijn opgeleid en geoefend
volgens het MOTO plan.
3. Alle sleutelfunctionarissen die deel uitmaken van de crisisteams, de beschikking hebben over
relevante informatie en zijn getraind in het gebruik.
4. De werkruimten van de crisisteams voldoen aan de eisen en wensen van de gebruikers, binnen
redelijkheid van financiële consequenties en passend in de reguliere begroting.
5. We participeren in 2 samenwerkingsverbanden. Doel van een samenwerkingsverband is, om in
overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die
bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico.
6. Het thema zelfredzaamheid een substantieel onderdeel uit maakt van onze operationele
voorbereiding.
7. We bij iedere incidentevaluatie ook de inzet van burgers en bedrijven in beeld brengen.
8. De crisisorganisatie blijft voldoen aan de operationele prestaties.
Wat doen we daarvoor?


We stimuleren een zorgvuldige toepassing van de werving- en selectieprocedure voor
sleutelfunctionarissen, zoals beschreven in de Personele Regeling Operationele Functies.
We bieden de sleutelfunctionarissen opleidingen, trainingen en oefeningen aan conform ons
risicoprofiel, die ertoe bijdragen dat zij toegerust zijn op hun taak in de crisisorganisatie.
Opleidingen, trainingen en oefeningen bieden we aan in de vorm van een MOTO-cyclus van 18
maanden. De MOTO-cyclus beschrijven we in het MOTO-plan en sluiten we af met een oefening
van de complete crisisorganisatie. De oefening gebruiken we eveneens als systeemtoets om de
operationele prestaties van de crisisorganisatie in beeld te brengen.
Pagina 17






We stimuleren dat de sleutelfunctionarissen beschikken over relevante informatie en dat zij zijn
getraind in het gebruik. Informatie splitsen we op in preparatieve informatie en repressieve
informatie. Preparatieve informatie maken we beschikbaar en toegankelijk in de vorm van
informatiekaarten (voor geprioriteerde risico’s en wettelijk verplichte planvormen), geografische
data of administratieve data.
Repressieve informatie maken we beschikbaar in het LCMS.
We beheren de crisisruimten zodanig dat deze 24/7 operationeel beschikbaar zijn voor de
crisisteams. Daarnaast beschikken we voor de teams ROT en RBT over een uitwijklocatie
wanneer de crisisruimten niet toegankelijk zijn.
We nemen deel aan twee samenwerkingsverbanden, 1 met betrekking tot ons geprioriteerde
risico hoog water en een tweede nog vorm te geven samenwerkingsverband met betrekking tot 1
van de andere 4 geprioriteerde risico’s. Doel van een samenwerkingsverband is, om in
overeenstemming met de betrokken partners te werken aan een gezamenlijke aanpak die
bijdraagt aan het voorkomen, beperken en bestrijden van het specifieke risico.
We verwerken het thema zelfredzaamheid in onze operationele voorbereiding.
We evalueren conform ons evaluatiebeleid. Resultaat van iedere incident evaluatie is dat we een
scherper beeld hebben van het voldoen aan de operationele prestaties, we de inzet van burgers
en bedrijven rondom het incident in beeld hebben gebracht en we punten hebben geconstateerd
waarop we de crisisorganisatie kunnen verbeteren.
Wat gaat het kosten?
begroting
2014
Programma VEILIGHEID
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Totaal
€
€
€
€
€
997.846
-18.079
13.925
243.240
begroting
2015
€
€
€
€
1.236.932 €
981.437
-18.215
13.578
246.973
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€
982 €
982 €
982
€
-18 €
-18 €
-18
€
13 €
13 €
13
€
247 €
247 €
247
1.223.774 €
1.224 €
1.224 €
1.224
Pagina 18
4.2. Programma Brandweer
Beleidskader
De Wet veiligheidsregio’s omschrijft de taken van de brandweer en geeft in nadere regels vereisten
voor de kwaliteit en kwantiteit van de organisatie en de uitvoering. Veiligheidsregio IJsselland legde
structuren en kaders daarvoor vast in het Organisatieplan, in het Dekkingsplan en in het Eindrapport
Werkgroep Continuïteit VTH-taken Brandveiligheid. Bij de samenstelling van deze plannen en rapporten maakten we mede gebruik van landelijke notities en rapportages op deze terreinen.
In dit programma geven we eerst een overzicht van algemene doelen en aansluitend van specifieke
doelen voor de taakgebieden Risicobeheersing, Repressie, Vakbekwaamheid, Beheer en Techniek.
Wat willen we bereiken?
1. We willen zien of de processturing werkt zoals beoogd.
We hebben in het Organisatieplan gekozen voor processturing w aarbij het voor de brandw eer
draait om de vier hoofdprocessen: repressie, risicobeheersing, vakbekw aamheid en beheer &
techniek. Processturing betekent: w e leggen w erkw ijzen en verantw oordelijkheden vast zodat het
gew enste resultaat met grote zekerheid w ordt bereikt .
2. We willen sturen op prestaties.
Volgens het Organisatieplan stuurt het management op prestaties, in het bijzonder op beheer van
met name personeel en financiën, ofw el integraal management .
3. We optimaliseren de benutting van gebouwen.
Dit betreft de herhuisvesting aan de Marsweg in samenhang met de werkplekken in de andere (cluster) kazernes, de verwachte organisatieontwikkeling, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd onafhankelijk werken.
4. We ontwikkelen het leiderschap binnen de organisatie.
De nieuwe organisatie en de inrichting daarvan overeenkomstig de omschreven doelen (procesgericht
werken, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd onafhankelijk werken) vereisen doorontwikkeling van de
leidinggevenden.
5. We willen zicht hebben op de toekomstige beschikbaarheid en behoefte aan
brandweervrijwilligers.
Landelijke onderzoeken laten dalingen zien in de beschikbaarheid van vrijwilligers in de komende
jaren. Dit geldt ook voor de brandweer.
Wat doen we daarvoor?





We peilen de werking van de processturing en sturen zo nodig bij.
We stellen prestatie- of effectindicatoren vast.
We realiseren de herhuisvesting aan de Marsweg in samenhang met de werkplekken in de andere
(cluster) kazernes, de verwachte organisatieontwikkeling, het Nieuwe Werken en plaats- en tijd
onafhankelijk werken (onder voorbehoud van verkoop van de Zeven Alleetjes).
De leidinggevenden volgen leiderschapstrainingen overeenkomstig het daarvoor opgestelde programma.
We laten een verkenning uitvoeren naar de toekomstige beschikbaarheid en behoefte aan
brandweervrijwilligers in onze regio.
Deze algemene doelen worden hieronder voor de verschillende taakgebieden verder uitgewerkt.
Pagina 19
Risicobeheersing
Ontwikkelingen
Het trachten te voorkomen dat brand ontstaat en het beperken van ongevallen en schade bij brand
krijgt steeds meer aandacht. Dit betekent dat we inzetten op het geven van voorlichting over
brandveiligheid.
De regionalisering heeft grote gevolgen voor het vakgebied ‘Risicobeheersing’. Immers, waar vóór
2014 ieder brandweerkorps zijn eigen afspraken maakte met de gemeentelijke afdelingen die zich
bezig hielden met vergunningen, toezicht en/ of ruimtelijke ordening, gebeurt dat nu vanuit één punt
voor alle elf aangesloten gemeenten. We leveren wat dit betreft maatwerk. We accepteren verschillen
tussen gemeenten en maken op basis daarvan keuzes volgens het principe: gelijke gevallen, gelijk
behandelen. Wij hebben aandacht voor toezicht en handhaving en de samenwerking met partners op
dat gebied, in het bijzonder in het kader van de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD).
Wat willen we bereiken?
1. Het beperken en voorkomen van brand en van ongevallen bij brand bij burgers, bedrijven en
instellingen.
2. Het terug dringen van het aantal onterechte en ongewenste meldingen.
3. Het bekend zijn van objectinformatie, de resultaten van brandonderzoek en het risicoprofiel bij de
repressieve ploegen.
4. Het beschikbaar hebben van voldoende bluswater in de gehele regio.
Wat doen we daarvoor?
1.
a. We geven invulling aan de rol van bevoegd gezag ten aanzien van BRZO-bedrijven en
vervullen de wettelijke taak van adviseur externe veiligheid;
b. We verlenen ontheffingen van de routering gevaarlijke stoffen;
c. We maken per aangesloten gemeente heldere afspraken over de te leveren inspanning
op het gebied van advisering i.k.v. ruimtelijke ordening, Wabo,
Brandbeveiligingsverordening, APV, bij evenementen en bij tijdelijke bouwwerken, en over
het toezicht hierop en de handhaving hiervan;
d. We zorgen voor de uitvoering van de afspraken bij het vorige punt op een regionaal
geharmoniseerde wijze;
e. We maken afspraken met de RUD over het kennispunt brandveiligheid;
f. We maken burgers, bedrijven en instellingen bewust van veilige en onveilige situaties
(project brandveilig leven) en proberen zodoende het aantal incidenten te beperken, door:
 Actieve deelname aan de landelijke brandpreventiecampagne
 Het geven van voorlichting aan burgers, bedrijven en instellingen
 Het digitaal beschikbaar stellen van informatie en voorlichtingsmateriaal
2. We zetten op papier hoe we het aantal onterechte en ongewenste meldingen terug willen dringen
en voeren dit plan uit.
3. We geven de repressieve ploegen instructie over objectinformatie, de resultaten van
brandonderzoek en het risicoprofiel.
4. We stellen bluswaterbeleid op en onderhouden het contact met Vitens voor het onderhoud van
brandkranen.
Pagina 20
Repressie
Ontwikkelingen




Opkomsttijden in relatie tot preventie;
In verbinding met de (lokale) samenleving;
Modernisering repressie;
Landelijke samenwerking.
Wat willen we bereiken?
Repressie richt zich op het optreden van de brandweer bij incidenten en calamiteiten. We baseren het
optreden op een goede basisbrandweerzorg, uitgevoerd op lokaal niveau, volgens operationele
grenzen en stevig bouwend op de vrijwilligheid nu en in de toekomst.
Wat doen we daarvoor?













Uitvoering van de wettelijke taak: zorgdragen voor het optreden bij branden en ongevallen.
Opstellen van een nieuw dekkingsplan in 2014. Dit dekkingsplan wordt onderdeel van het
meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 2015 – 2018. Uitgangspunt hierbij is dat de
opkomsttijden van de brandweer voldoen aan de wettelijke normen. Alleen daar waar de eisen
niet haalbaar zijn, wordt bestuurlijk gemotiveerd afgeweken.
Periodiek rapporteren over gehaalde opkomsttijden afgezet tegen het bestuurlijk vastgestelde
dekkingsplan.
Het implementeren en beheren van het grootschalig basis brandweeroptreden.
Uitvoeren van de regionale specialistische taken natuurbrandbestrijding, beheersing
waterongevallen, bestrijding ongevallen met gevaarlijke stoffen en technische hulpverlening.
Implementeren en uitvoeren, als één van de vijf regio’s, van de landelijke specialistische taak
Technische Hulpverlening.
Implementeren van de leidraad Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen waarbij IJsselland ambitie
heeft om deze specialistische taak landelijk uit te voeren.
Uitruk op maat leveren zodat de burger de snelst mogelijke brandweerzorg krijgt.
De brandweer levert een kritische beschouwing op de alarmering, mede met het oog op de druk
van de vrijwilliger. Het terugdringen van de nodeloze OMS-meldingen is daarbij één van de
uitwerkingen.
100% van de daadwerkelijke incidenten worden nabesproken met de klant.
Het brandweerpersoneel voldoet aan de wettelijk gestelde eisen (Besluit Veiligheidsregio’s).
Het uitvoeren van samenwerkingsafspraken binnen de Veiligheidsregio in het kader van:
het grootschalig optreden in multidisciplinair verband.
We w erken in lijn met de landelijke ontw ikkelingen en daarmee vanzelfsprekend samen met
omliggende regio' s, in het bijzonder de samenw erking met Oost 5.
Vakbekwaamheid
Wat willen we bereiken?
Vakbekwaamheid richt zich op het behalen en behouden van het wettelijk vastgestelde
minimumniveau voor Vakbekwaam worden (opleiden) en Vakbekwaam blijven (oefenen). Concreet
betekent dit dat de basisoefeningen en –opleidingen op orde zijn. Een leven lang leren is daarbij het
leidend principe. Daarnaast zorgen wij voor borging van de leercurve door gebruik te maken van
uitkomsten van oefeningen op diverse niveaus en de inzet van de regionaal leeragent. Hierbij kijken
we naar de interne en externe ontwikkelingen en leerpunten uit andere regio’s.
Pagina 21
Wat doen we daarvoor?







Wij zorgen ervoor dat de opleidingen verzorgt worden op basis van vraag en aanbod op alle
niveaus.
We registreren op adequate wijze in Veiligheidspaspoort en zorgen dat de doorontwikkeling
plaatsvindt van kwantitatieve meting naar kwalitatieve meting.
Voor ieder niveau is in 2014 een oefenprofiel gemaakt en daarmee wordt het oefenprogramma
afgestemd op de functie.
We zetten in op het (extra) opleiden van oefenleiders en waarnemers op postniveau om de
oefeningen nog beter te begeleiden en het kwaliteitsniveau van de deelnemers te borgen en te
vergroten.
We groeien toe naar de inzet van specialistische kennis bij oefeningen door de inzet van
kerninstructeurs/ oefenleiders en expertgroepen.
We implementeren een vakbekwaamheidstoets voor manschappen en ontwikkelen toetsen voor
bevelvoerders en Officieren van Dienst.
We maken een integraal oefenrooster voor alle posten en stemmen het rooster ook af met andere
multidisciplinaire partners.
Beheer & Techniek
Ontwikkelingen


De samenwerking binnen de overige veiligheidsregio’s in Gelderland en Overijssel (Oost 5) wordt
geïntensiveerd.
Innovatie wordt een separaat aandachtspunt.
Wat willen we bereiken?
1. Eén actueel meerjaren materieelplan voor de gehele brandweerorganisatie van Veiligheidsregio
IJsselland.
2. Het materiaal en materieel is in goede staat en wordt beheerd conform de vastgelegde prestaties
in het materieelplan.
Wat doen we daarvoor?
We zetten de juiste mensen in voor de juiste taken.
Wat gaat het kosten?
Programma BRANDWEER
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Bezuinigingsopdracht
Totaal
begroting
2014
begroting
2015
€ 19.418.457 € 19.021.612
€
-499.107 €
-526.441
€ 5.329.965 € 5.803.780
€ 11.850.101 € 12.031.956
€
-147.689 €
-542.689
€ 35.951.727 € 35.788.218
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€ 19.165 € 20.118 € 20.075
€
-526 €
-526 €
-526
€ 5.661 € 4.708 € 4.751
€ 12.032 € 12.032 € 12.032
€
-608 €
-673 €
-738
€ 35.724 € 35.659 € 35.594
Pagina 22
4.3. Programma Meldkamer
Beleidskader
De Veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van een gemeenschappelijke meldkamer voor de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening en het
ambulancevervoer. De politie draagt zorg voor de instandhouding van de meldkamer van de politie als
onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer. Hetzelfde geldt voor de Regionale Ambulancevoorziening, die zorgt voor de meldkamer ambulancezorg als onderdeel van de gemeenschappelijke
meldkamer. De Veiligheidsregio’s IJsselland en VNOG maken tot 2017 gebruik van één gezamenlijke
meldkamer, gevestigd in Apeldoorn. Hiervoor is een gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost
Nederland (MON) getroffen.
Ontwikkelingen
In 2017 gaan alle regionale meldkamers over naar de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). Dit
betekent dat de Veiligheidsregio zich samen met de MON de komende jaren gaat richten op het
transitieproces naar die landelijke organisatie. Naast de bedrijfsmatige kant van dit proces is het van
belang is dat de 5 oostelijke regio’s samen optrekken om de operationele processen goed op elkaar af
te stemmen met het oog op de nieuwe meldkamer in 2017 waarin verdere standaardisatie van
processen plaatsvindt.
Wat willen we bereiken?
1. Meer zicht op de prestaties in relatie tot het repressief optreden om te komen tot een dynamisch
dekkingsplan.
In relatie tot de Landelijke Meldkamerorganisatie:
2. zicht op de bedrijfsmatige consequenties voor de Veiligheidsregio als gevolg van de ontwikkeling
van de Landelijke Meldkamer Organisatie (personeel en financieel).
3. zicht op de voorzieningen die van operationeel belang zijn in de LMO.
Wat doen we daarvoor?






De alarmering van de hoofdstructuur vindt plaats naar tevredenheid.
Meldkamer Oost Nederland (MON) heeft een multidisciplinair front-office.
De continuïteit van de meldkamer is gewaarborgd.
We zijn operationeel en bestuurlijk vroegtijdig betrokken bij de transitie naar de Landelijke
Meldkamer Organisatie.
We hebben de bedrijfsmatige consequenties van de transitie voor IJsselland inzichtelijk.
We hebben in beeld welke operationele voorzieningen noodzakelijk zijn in de LMO.
Wat gaat het kosten?
begroting
2014
Programma MELDKAMER
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Totaal
€
€
€
€
€
981.654
-148.561
227.944
begroting
2015
€
€
€
€
1.061.037 €
1.043.232
-149.675
231.442
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€ 1.043 € 1.043 € 1.043
€
-150 €
-150 €
-150
€
- €
- €
€
231 €
231 €
231
1.124.999 €
1.124 €
1.124 €
1.124
Pagina 23
4.4. Programma Gemeenten
Beleidskader
Meerjarenbeleidsplan Veiligheidsregio IJsselland 2015-2018
Wat willen we bereiken?
1. Het team bevolkingszorg draagt bij aan het samen redzaam en zelfredzaam zijn van onze
inwoners door:
 de bevolkingszorg af te stemmen op de zelfredzaamheid van de samenleving.
2. Het team bevolkingszorg is (en blijft) in zorgen voor een betrouwbaar, op zijn taak toegerust team.
Hiertoe bevorderen we dat de mono functionarissen van het team bevolkingszorg:
 competent zijn;
 opgeleid, getraind en geoefend zijn;
 informatie gestuurd optreden;
 gefaciliteerd worden in de uitvoering van hun taken.
Wat doen we daarvoor?





Nieuwe functionarissen binnen het team bevolkingszorg worden vanaf 2015 geworven via een
competentieprofiel.
Functionarissen bevolkingszorg zijn opgeleid en geoefend volgens het mono meerjaren OTO plan.
Functionarissen worden getraind in LCMS.
Twee processen bevolkingszorg zijn tegen het licht gehouden in het kader van bevolkingzorg op
orde, voor elk proces is een plan van aanpak opgesteld om te komen tot een eigentijdse
bevolkingszorg conform de prestatie-eisen in bevolkingszorg op orde.
Voor twee teams is in beeld gebracht welke faciliteiten de medewerkers nodig hebben voor de
uitvoering van de functie.
Wat gaat het kosten?
begroting
2014
Programma GEMEENTEN
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Totaal
begroting
2015
€
€
€
€
136.335
-1.296
13.197
€
€
€
€
€
148.236 €
162.279
-1.306
13.399
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€
162 €
162 €
162
€
-1 €
-1 €
-1
€
- €
- €
€
13 €
13 €
13
174.373 €
174 €
174 €
174
Pagina 24
4.5. Programma GHOR
Beleidskader
Wij beschrijven ons beoogd maatschappelijk effect in onze missie en visie. Deze liggen in het
verlengde van die van de Veiligheidsregio IJsselland: ‘Wij zorgen in veiligheidsregio IJsselland voor
een goede geneeskundige hulpverlening bij ongevallen, rampen en crises.‘
Wat willen we bereiken?
We doen het bovenstaande door:
1. samenwerking tussen de zorgaanbieders te coördineren en te faciliteren;
2. zorgaanbieders te stimuleren hun eigen verantwoordelijkheid bij rampen en crises in te vullen;
3. samen te werken met de partners in veiligheid;
4. een proactieve en flexibele rol in te nemen.
Wat doen we daarvoor?
We passen alle dertien GHOR-indicatoren toe die genoemd staan in de landelijke rapportage
Aristoteles. Het landelijk rapport Aristoteles benoemt één indicator die specifiek ook voor rapportage
aan het bestuur bedoeld is. Dat betreft:
100% van de GHOR-functionarissen is opgeleid, getraind en geoefend overeenkomstig de gestelde
eisen in het Jaarplan GHOR-OTO.
Op basis van het Beleidsplan 2015-2018 van de Veiligheidsregio zijn voor de GHOR in 2015 binnen
het bestaande budget de volgende extra activiteiten opgenomen:
 We doen een klantenonderzoek naar de behoeften in onze omgeving t.a.v. de netwerkfunctie van
het GHOR-bureau om op die manier tot een sterk wit netwerk te komen en we rapporteren
daarover in de jaar-managementrapportage.
 Dit jaar geldt als een proefjaar voor het LCMS witte keten waarover gerapporteerd wordt in de
rapportage aan het Veiligheidsbestuur ex. art. 33 WVR.
 In de rapportage aan het bestuur ex. art. 33 WVR worden de ontwikkelingen inzake ‘de tweede
ring’ aangegeven.
 Er is in 2015 een bovenregionale afstemmingsagenda voor de operationele organisatie.
 Er is in 2015 een start gemaakt met het ontwikkelen van een eenvoudige set met normen voor de
operationele GHOR.
 Er zijn in de regio 1000 extra inwoners extra die een leermoment hebben gehad op het gebied van
de eerste hulpverlening.
 Er is een start gemaakt met een maandelijks GHOR-bulletin.
Wat gaat het kosten?
begroting
2014
Programma GHOR
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Totaal
begroting
2015
€
€
€
€
1.224.729
-4.266
4.878
268.134
€
€
€
€
€
1.493.475 €
1.227.052
-4.298
4.684
272.249
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€ 1.228 € 1.232 € 1.232
€
-4 €
-4 €
-4
€
4 €
- €
€
272 €
272 €
272
1.499.687 €
1.500 €
1.500 €
1.500
Pagina 25
4.6. Programma Bestuur
Ontwikkelingen en visie
Zoals in de inleiding al is aangegeven, betreft de Veiligheidsregio IJsselland een gemeenschappelijke
regeling. Als gevolg daarvan wordt het algemeen bestuur van de veiligheidsregio gevormd door de
burgemeesters van de elf aangesloten gemeenten. De burgemeester van Zwolle is voorzitter van het
algemeen bestuur. De burgemeester van Deventer is vicevoorzitter. De hoofdofficier van Justitie en de
voorzitter van Waterschap Salland nemen deel aan de vergadering van het algemeen bestuur. De
provincie Overijssel is vertegenwoordigd met een liaison. Veiligheidsregio IJsselland en Defensie
hebben een samenwerkingsconvenant. Een vertegenwoordiger van Defensie neemt deel aan de
vergaderingen van het algemeen bestuur.
Vijf keer per jaar vindt het Veiligheidsoverleg plaats. De Veiligheidsregio coördineert dit overleg. Hierin
participeren de districtelijke politie IJsselland, het RCIV en het Algemeen Bestuur van de
Veiligheidsregio. Doel van deze overleggen is de samenwerking op het terrein van fysieke en sociale
veiligheid te vergroten.
Drie burgemeesters uit het algemeen bestuur vormen het dagelijks bestuur. De burgemeesters van
Zwolle (voorzitter), Deventer (vicevoorzitter) en Dalfsen zitten in het dagelijks bestuur.
De voorzitters van alle veiligheidsregio’s in Nederland zitten in het Veiligheidsberaad. De
verantwoordelijkheid voor een goed verloop van de vergaderingen van het Veiligheidsberaad ligt bij
het Instituut Fysieke Veiligheid.
Er is een veiligheidsdirectie waarin de regionaal commandant/ voorzitter veiligheidsdirectie, een
vertegenwoordiger van de politie, de directeur Publieke Gezondheidszorg en de coördinerend
functionaris gemeenten vertegenwoordigd zijn. Het Openbaar Ministerie, Defensie en het Waterschap
zijn agenda-lid. De veiligheidsdirectie vergadert minimaal 2 maal per jaar gezamenlijk met de
veiligheidsdirectie van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) om de samenwerking
tussen de Veiligheidsregio’s te bevorderen. De veiligheidsdirectie IJsselland vergadert ook samen met
de veiligheidsdirectie VNOG ter voorbereiding op de bestuursvergaderingen van de
gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland.
Veiligheidsregio IJsselland en de politie hebben een convenant voor samenwerking bij branden,
rampen en crises. Het convenant heeft betrekking op de informatievoorziening en informatieuitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en
crises.
Het team Beleid en Bestuursondersteuning (BBO) bereidt de overleggen van algemeen bestuur,
dagelijks bestuur en veiligheidsdirectie voor, zorgt voor verslaglegging en het uitzetten en monitoren
van de afspraken. Daarnaast zorgt het team BBO voor de advisering van de bestuurders in
voorbereiding op de overleggen van de bestuurlijke adviescommissies en het Veiligheidsberaad.
Wat willen we bereiken?
1. Een gestroomlijnde besluitvorming door het bestuur.
2. Snelle communicatie over de bestuursbesluiten naar de medewerkers.
3. Bekendheid over wat de veiligheidsregio doet bij de gemeenteraadsleden, collegeleden,
betrokken financiële ambtenaren en ambtenaren veiligheid van de aangesloten gemeenten.
4. Bekendheid over de veiligheidsregio bij, en betrokkenheid van crisispartners van het
veiligheidsbestuur, waaronder de commissaris van de Koningin.
5. Een optimale samenwerking met de omliggende veiligheidsregio’s.
Pagina 26
Wat doen we daarvoor?












Zorg dragen voor een duidelijke planning van de vergaderingen van AB, DB en VD en tijdige
verspreiding van de stukken.
Duidelijkheid over welke stukken wel en welke stukken niet in de verschillende vergaderingen
geagendeerd moeten worden.
De beschikbaarheid van een format voor het aanleveren van stukken voor de vergaderingen.
Het screenen van de vergaderstukken, zodat deze to-the-point en volkomen duidelijk zijn.
Het tijdig doorzetten van bestuursbesluiten naar de medewerkers.
We organiseren een bestuurdersdag. Op die dag worden de strategische keuzes voor de
komende jaren besproken.
We geven eenmaal per jaar een presentatie over de veiligheidsregio in de gemeenteraden.
We zorgen voor informatievoorziening via de website en toezending van besluitenlijst en notulen.
Daar waar dit efficiënt is, werken we samen met Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland en
Veiligheidsregio Twente en ook in toenemende mate met de overige 2 regio’s (Gelderland-Midden
en Gelderland-Zuid) in het gebied Oost 5.
We voorzien de voorzitter van de veiligheidsregio voor de vergaderingen van het
Veiligheidsberaad van een annotatie.
We blijven landelijk aangehaakt, onder andere door zitting in het overleg adviseurs
Veiligheidsberaad.
We zorgen voor de doorontwikkeling van het veiligheidsoverleg wat gehouden wordt met politie en
RCIV.
Wat gaat het kosten?
begroting
2014
Programma BESTUUR
Exploitatielasten programma (directe kosten)
Exploitatiebaten programma (directe baten)
Kapitaallasten programma
Kostenaandeel ondersteuning en directie (indirecte kosten)
Totaal
€
€
€
€
€
53.605
-20.000
-
begroting
2015
€
€
€
€
33.605 €
54.007
-20.150
-
meerjarenramingen x € 1.000
2016
2017
2018
€
54 €
54 €
54
€
-20 €
-20 €
-20
€
- €
- €
€
- €
- €
-
33.857 €
34 €
34 €
34
Pagina 27
5. Formatieplan 2015
Het vastgestelde formatieplan voor de nieuwe organisatie komt neer op 298,22 fte formatieplaatsen.
Het onderstaande overzicht geeft een beeld van de hoofdindeling en omvang van de hoofdprocessen
en ondersteunende diensten in de organisatie. De formatie is inclusief de gezamenlijke bedrijfsvoering
Veiligheidsregio/GGD. De brandweervrijwilligers in IJsselland (816) maken geen deel uit van het
formatieplan, de formatie betreft uitsluitend de beroepsbrandweer.
Formatieplan 2015 (totaal 298,22 fte*)
Directie 2,0
Brandweer (4 clusters / 4 w erkprocessen)
Repressie
33,98
Risicobeheersing
32,45
Vakbekwaamheid
20,50
Techniek en Beheer
22,17
24-uursdienst
82,00
191,10
Meldkamer (centralisten)
7,60
Veiligheidsbureau
8,11
GHOR
8,94
Bureau Bestuursondersteuning
12,28
Gemeenten
0,44
Administratieve/secretariële onderst.
2,25
Bedrijfsvoering
Leiding + staf
HRM
Financiën
ICT
Facilitaire zaken
3,00
15,00
16,00
15,50
16,00
65,50
*) - alle onderdelen incl. leiding en secretariële ondersteuning)
- in fte's (1,0 fte = 36,00 uur perw eek)
In de begroting wordt volstaan met een weergave op hoofdlijnen van de formatie. Voor de toelichting
bij het sturingsprincipe, de inrichtingskeus voor de brandweer met 4 clusters en 4 hoofdprocessen en
de omvang per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke beleidsdocumenten “organisatieplan”
en “formatieplan” zoals deze afgelopen jaar werden vastgesteld bij de inrichting van de organisatie.
Voor wat betreft de inrichting van de bedrijfsvoering (overhead) met 65,5 fte is de omvang gerelateerd
aan het in december 2013 vastgestelde organisatie- en formatieplan “eenheid bedrijfsvoering”.
Pagina 28
6. Balans 2013 – 2018
1. Algemeen
In dit hoofdstuk is de geprognotiseerde balans tot en met 2018 opgenomen. De meerjarenbalans is
een samenstelling van de balansgegevens van de Veiligheidsregio IJsselland. Vanaf 2014 wordt
zichtbaar, dat de geregionaliseerde brandweer deel uitmaakt van de Veiligheidsregio.
Het jaar 2014 heeft als basis gediend en is vervolgens met de beschikbare gegevens een raming
gemaakt voor de jaren na 2015. Voor de vergelijkende cijfers was de rekening 2013 nog niet volledig
beschikbaar, daarom is 2013 als prognose opgenomen.
BALANS VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND
Activa
VASTE ACTIVA
Materiële vaste activa Huisvesting
Materiële vaste activa Brandw eermaterieel
Financiële vaste activa
Totaal vaste activa
Prognose Prognose Begroting
2013
2014
2015
bedragen x € 1.000
Meerjarenram ing
2016
2017
2018
1.635
28.059
20.626
27.218
20.656
22.753
19.720
10.123
19.349
9.826
18.857
1.635
48.685
47.874
42.473
29.472
28.683
VLOTTENDE ACTIVA
Vorderingen en overlopende activa
Liquide middelen
Totaal vlottende activa
915
137
1.052
930
125
1.055
930
125
1.055
930
125
1.055
930
125
1.055
930
125
1.055
TOTAAL ACTIVA
2.687
49.740
48.928
43.528
30.528
29.738
Passiva
EIGEN VERMOGEN
Algemene reserve
Bestemmingsreserve ontw ikkeling Veiligheidsregio
Bestemmingsreserve transitie meldkamers
Bestemmingsreserve egalisatie kapitaallasten
Nog te bestemmen resultaat boekjaar
Totaal eigen verm ogen
Prognose Prognose Begroting
2013
2014
2015
380
217
400
2016
Meerjarenram ing
2017
2018
380
117
400
136
380
117
400
378
380
117
400
603
380
117
400
1.071
380
117
400
1.812
0
997
1.033
1.275
1.500
1.968
2.709
0
42.942
41.888
36.263
22.795
21.264
0
1.690
1.690
3.280
2.485
5.765
3.280
2.485
5.765
3.280
2.485
5.765
3.280
2.485
5.765
3.280
2.485
5.765
2.687
49.740
48.928
43.528
30.528
29.738
VOORZIENINGEN
LANGLOPENDE SCHULDEN
KORTLOPENDE SCHULDEN
Kasgeldlening financiering materiële activa
Schulden en overlopende passiva
Totaal kortlopende schulden
TOTAAL PASSIVA
Pagina 29
2. Waarderingsgrondslagen
Materiële vaste activa
Bij de bepaling van de waarderingsgrondslagen van de huisvesting en het brandweermaterieel is
uitgegaan van de historische verkrijgingsprijs verminderd met de afschrijvingen. Afschrijving op de
materiële vaste activa vindt plaats volgens de lineaire methode met inachtneming van de verwachte
levensduur, zoals vastgelegd in een bijlage bij de financiële uitgangspunten. Het grensbedrag
waarboven investeringen worden geactiveerd bedraagt € 5.000.
Vlottende activa
De vlottende activa bestaan uit vorderingen, transitoria en liquide middelen. Deze worden
gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Eigen vermogen
De algemene reserve en de bestemmingsreserves zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Langlopende schulden
Ter financiering van de overname van de boekwaardes van 9 brandweerpanden en van het
brandweermaterieel van de gemeentes moeten door de Veiligheidsregio IJsselland leningen worden
aangetrokken. De waardering hiervan is tegen de nominale waarde minus aflossingen.
Kortlopende schulden
De waardering van de kortlopende schulden is tegen de nominale waarde.
3. Cijfermatige toelichting activa
VASTE ACTIVA
Materiële vaste activa huisvesting
Circa 57% van de materiële vaste activa wordt gevormd door de huisvesting. Hierbij gaat het om 9
brandweerpanden, die tijdelijk in eigendom worden genomen om de btw-herziening van enkele
miljoenen euro’s te voorkomen.
Materiële vaste activa brandweermaterieel
De materiële activa zijn overgenomen voor de boekwaarde zoals deze per 31-12-2013 was
opgenomen in de activa van de 11 gemeenten (staat C). Deze boekwaarde bedraagt per 01-01-2014
€ 16,0 miljoen, inclusief het materieel van de bestaande Veiligheidsregio een boekwaarde van € 17,6
miljoen. De totale omvang van de boekwaardes van al het brandweermaterieel bedraagt ultimo 2014
€ 20,6 miljoen. In bijlage 2 bij deze begroting is in totaal het meerjarig verloop van de materiële vaste
activa weergegeven. Voornoemde bijlage is gebaseerd op gedetailleerde specificaties, die bij team
Financiën ter beschikking zijn.
VLOTTENDE ACTIVA
Vorderingen en overlopende activa
Hierbij gaat het om vorderingen op publiek- en privaatrechtelijke lichamen, vooruitbetaalde bedragen
en overige vorderingen. Het ultimo 2015 in de meerjarenbalans opgenomen bedrag van € 930.000 is
gebaseerd op het gemiddelde van de historische gegevens van de laatste drie jaar. Voor de jaren na
2015 wordt ervan uitgegaan, dat de omvang hiervan ongewijzigd zal blijven.
Liquide middelen
Het saldo van de liquide middelen vormt de sluitpost van de geprognotiseerde balans. Het betreft de
optelsom van het ultimo 2015 verwachte tegoed op de bankrekening en het op dat tijdstip in de
organisatie aanwezige kasgeld.
Pagina 30
4. Toelichting passiva
EIGEN VERMOGEN
Algemene reserve
Voor de organisatie heeft het eigen vermogen enerzijds een “financieringsfunctie” van de materiële
vaste activa en anderzijds een “bufferfunctie” voor incidentele tekorten en bedrijfsrisico’s. De
algemene reserve is het deel van het vermogen, waarop geen specifiek door het Algemeen Bestuur
aangegeven bestemming rust.
In de jaarrekening 2012 van de Veiligheidsregio IJsselland was de omvang van de algemene reserve
€ 156.565, in 2013 werd conform de voorjaarsnota 2012 de incidenteel beschikbare BDUR-ruimte van
€ 223.500 aan de reserve toegevoegd. In deze meerjarenbalans wordt ervan uitgegaan, dat de
algemene reserve in de jaren tot en met 2018 geen wijziging zal ondergaan.
Voor een toelichting op uitgangspunten voor de bepaling van de omvang van de algemene reserve
wordt verwezen naar hetgeen hierover elders in deze begroting is opgenomen in de paragraaf over
“Weerstandsvermogen”.
Bestemmingsreserves
Bestemmingsreserves worden gevormd om aan reeds aangegane- en toekomstige verplichtingen te
kunnen voldoen. Het totaal van de bestemmingsreserves per 31 december 2015 zal naar verwachting
€ 895.000 bedragen.
Voor de bestemmingsreserve ontwikkeling Veiligheidsregio is uitgegaan van de verwachte stand van
per 31 december 2014. Rekening houdende met alle toevoegingen en alle onttrekkingen, die zijn
vermeld in de begroting of wijzigingen over 2013 en 2014 resulteert dit in een reserve van € 117.000
op 31 december 2014.
Eind 2012 is van het Rijk een incidentele bijdrage ontvangen van € 400.000. De besteding hiervan is
niet vrijblijvend. Het Rijk heeft aangegeven, dat dit geld dient te worden ingezet ter dekking van de
kosten die de transitie van de meldkamers met zich meebrengt. In deze begroting is dit vertaald door
hiervoor een afzonderlijke bestemmingsreserve transitie meldkamers te benoemen. Aangezien het
tijdstip en de wijze waarop voornoemd bedrag zal worden besteed nog onbekend is, is dit bedrag
meerjarig tot en met 2018 als reservering blijven staan.
Met ingang van 2014 is een egalisatiereserve gevormd voor de kapitaallasten. In de begroting (en dus
ook in de gemeentelijke bijdrage) wordt rekening gehouden met de gemiddelde kapitaallasten. De
werkelijke kapitaallasten fluctueren echter jaarlijks. Deze jaarlijkse fluctuaties worden gedempt via
deze egalisatiereserve. Het saldo van deze reserve loopt de komende jaren eerst op maar neemt op
termijn weer af. Ultimo 2015 een geraamde bestemmingsreserve egalisatie kapitaallasten van
€ 378.000.
Langlopende schulden
De overname van 9 brandweerpanden (per 1-1-2014 € 28.900.705) en de overname van het
brandweermaterieel (per 1-1-2014 € 15.956.634) maakt het voor de Veiligheidsregio IJsselland
noodzakelijk leningen af te sluiten, teneinde deze overname te kunnen financieren. Een gedeelte
(€ 3.280.000) kan volgens de geldende kasgeldlimiet worden gefinancierd met kortlopende leningen.
Voor het resterende deel zullen langlopende leningen moeten worden afgesloten.
Voor de tijdelijke overname van de brandweerkazernes is per 1 januari in totaal € 28,9 miljoen
geleend van de betreffende gemeenten. Bij het aantrekken van deze leningen voor de huisvesting is
de looptijden van de lening per kazerne aangesloten op de resterende herzieningstermijn
(herzieningstermijn is maximaal 10 jaar).
Voor o.a. de overname van het brandweermaterieel worden in de loop van 2014 langlopende leningen
aangetrokken (totaal maximaal ± € 14 miljoen). Bij het aantrekken wordt met de kasgeldlimiet en de
renterisiconorm rekening gehouden. Bij het aantrekken van leningen wordt gebruik gemaakt van de
deskundigheid van de treasurer van de gemeente Zwolle.
Pagina 31
Kortlopende schulden
Zoals hiervoor bij langlopende schulden is vermeld wordt, overeenkomstig de kasgeldlimiet, een deel
van de materiële vaste activa gefinancierd met kortlopende leningen (€ 3.280.000). In deze meerjarenbalans is ervan uitgegaan, dat deze kortlopende financiering in de komende jaren tot en met
2018 ongewijzigd zal blijven. Daarnaast zijn er overige kortlopende schulden. Hierbij kan onder
andere worden gedacht aan verschuldigde bedragen aan crediteuren, transitoria en overige
overlopende posten, die zich per balansdatum voordoen. Deze laatste categorie kortlopende schulden
zijn bepaald op basis van het gemiddelde van historische gegevens.
Pagina 32
Paragraaf 1: Risico’s en weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen van de Veiligheidsregio IJsselland bestaat uit de verhouding tussen de
weerstandscapaciteit en de risico’s waarvoor geen maatregelen in de vorm van voorzieningen zijn
getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn voor de financiële positie van de Veiligheidsregio
IJsselland.
Onder weerstandscapaciteit verstaan we de middelen en mogelijkheden waarover de Veiligheidsregio
IJsselland beschikt om niet geraamde kosten, die onverwachts en substantieel zijn, te dekken zonder
dat dit ten koste gaat van de uitvoering van het takenpakket. In deze paragraaf gaan wij in op de
risico’s en de beschikbare en gewenste weerstandscapaciteit.
Risico’s en onzekerheden
Nog geen systematische risicoanalyse uitgevoerd
Van de 11 gemeenten en de voormalige Veiligheidsregio is maar door een beperkt aantal een
financiële risicoanalyse uitgevoerd. In de beschikbare risicoanalyses zijn geen noemenswaardige
risico’s beschreven voor de Brandweer. Daarom is het niet mogelijk om voor de begroting 2015 de
risico’s te kwantificeren. Het voorstel is om, nadat de Veiligheidsregio IJsselland in nieuwe vorm
enkele jaren heeft gefunctioneerd, een systematische risicoanalyse uit voeren.
Samenvoeging meldkamers
Voor Veiligheidsregio IJsselland brengt dit in de komende jaren inhoudelijke,
financiële en personele vraagstukken mee in verband met:
 de samenwerking met de landelijke projectorganisatie LMO.
 de samenstelling van een nulmeting, een financieel overdrachtsdocument, een
businesscase per nieuwe meldkamerlocatie, een overeenkomst per nieuwe
meldkamerlocatie.
 het oplossen van eventuele financiële consequenties voor de veiligheidsregio
 de positie en rechtspositie van de medewerkers van de meldkamer brandweer.
 de vraag of een regionale opschalingsruimte in IJsselland nodig is. Het
transitieakkoord bevat afspraken daarover voor regio’s zonder eigen meldkamer.
 de vraag welke voorzieningen nodig zijn voor de brandweer indien de LMO
bepaalde diensten niet meer gaat leveren of in verband met landelijke
standaardisering in de LMO.
Witte meldkamer
De positionering en inrichting van de witte meldkamer(s) in de LMO is van grote invloed op de
aansturing en opschaling van de witte kolom. Binnen Oost Nederland zullen de GHOR-regio’s en
ambulancediensten gezamenlijk moeten zorgdragen voor aansluiting en borging van
gezondheidszorgprocessen binnen deze meldkamer. De personele capaciteit en financiële gevolgen
zijn momenteel niet te overzien.
Landelijke bezuinigingen / Gemeenteraadsverkiezingen
De economische recessie heeft ook zijn weerslag op de gemeenten en dus op de Veiligheidsregio. In
het afgelopen jaar heeft het kabinet al substantieel bezuinigd en de verwachting is dat het einde nog
niet in zicht is. De herschikking van rijksbeleid gaat in de huidige situatie veelal gepaard met
onvoldoende herschikking van middelen. De herijking van het gemeentefonds kan gevolgen hebben.
Het is niet uit te sluiten dat de Veiligheidsregio de komende jaren weer met aanvullende bezuinigingen
zal worden geconfronteerd.
Naast het feit dat bezuinigingen gevolgen zullen hebben voor het veiligheidsniveau heeft dit ook
gevolgen voor de personeelsformatie en de omvang van de boventalligheid. Immers het grootste deel
van de uitgaven van de Veiligheidsregio bestaan uit personele lasten. Dit maakt de noodzaak voor
deugdelijk flankerend beleid des te groter.
Pagina 33
Regionaal brandmeldsysteem
Bij de samenvoeging van de meldkamers in 2017 zal ook nagedacht moeten worden over de
samenwerking op het gebied van het openbaar meldsysteem met de vijf regio’s in Gelderland en
Overijssel. Het is wenselijk hiervoor een gezamenlijk project op te starten in 2015.
RUD’s
Een belangrijke ontwikkeling is de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) en de
manier waarop Veiligheidsregio IJsselland zal gaan samenwerken met het bevoegd gezag en RUD’s.
De RUD’s zijn netwerkconstructies die de uitvoering van VROM-taken van provincie, waterschap en
gemeenten gaan verzorgen. Er is er sprake van een goede samenwerking tussen de clusters BWIJ,
BWAO en BAW met de RUD. De organisatorische en financiële gevolgen van deze ontwikkeling zijn
nog niet te overzien.
Financiële effecten besluiten Veiligheidsberaad
Een algemeen voorbeeld van een financieel risico vormen de besluiten van het Veiligheidsberaad. De
voorzitters van de Veiligheidsregio’s vormen het Veiligheidsberaad. Landelijk worden gezamenlijke
kwaliteitsafspraken en convenanten gemaakt. De gevolgen van deze afspraken zijn dat
Veiligheidsregio IJsselland deze afspraken in de regio moet uitvoeren. Hieruit kunnen niet geraamde
financiële effecten voortvloeien.
Invoering werkkostenregeling per 1-1-2015
Per 1-1-2015 wordt de werkkostenregeling uitgevoerd. De oorspronkelijke invoeringsdatum is met één
jaar naar achteren verschoven. De mogelijke financiële effecten in relatie tot het vastgestelde Sociaal
Plan moeten nog in beeld worden gebracht.
Onzekerheden in de 0-metingen
De begroting 2015 is voor een belangrijk deel gebaseerd op de financiële 0-metingen uitgevoerd bij de
gemeenten en de Veiligheidsregio. Van een groot deel van de kosten is de onderbouwing inzichtelijk
zoals de huisvestings-, materieel- en personeelskosten. Het is echter nog ondoenlijk om voor alle
overige kostenposten inzicht te krijgen in de onderbouwing. Door vanaf 2014 alle kosten zuiver te
gaan boeken zal er een reëel zicht op de kostenindeling gaan ontstaan. De nieuw organisatie zal haar
historie in de kosten de eerstkomende jaren moeten opbouwen. Daarom is de begroting 2015 voor
een groot deel hetzelfde als de begroting 2014, deze was voor een belangrijk deel gebaseerd op de
financiële 0-metingen bij de gemeenten. Mochten zich nog onverwachte ontwikkelingen voordoen dan
kan dit financiële consequenties hebben, positief maar ook negatief.
Pagina 34
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit van Veiligheidsregio IJsselland bestaat uit de (bestemming)reserves voor
zover daar vrij over kan worden beschikt en de post onvoorzien. De algemene reserve behoort tot de
weerstandscapaciteit van Veiligheidsregio IJsselland. De stand van de algemene reserve per 1 januari
2014 bedraagt € 380.000.
In de begroting is een post voor incidentele onvoorziene uitgaven opgenomen. In de begroting 2015
wordt hiervoor een bedrag van € 78.000 geraamd. In totaal bedraagt de beschikbare
weerstandscapaciteit in 2014 € 458.000.
Er is geen algemene norm te stellen voor een algemene eenduidige relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s. Aangezien de risico’s niet altijd kwantificeerbaar zijn, is het lastig een
minimumnorm voor de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit te bepalen. In het verleden is dit
aspect door de Veiligheidsregio wel onderzocht.
De conclusie uit het onderzoek was dat geen oordeel kon worden gegeven over de benodigde
omvang van het weerstandsvermogen. Wel kan nu worden geconcludeerd dat de risico’s die destijds
zijn geschetst structurele financiële gevolgen kunnen hebben terwijl de beschikbare weerstandscapaciteit alleen uit incidentele middelen bestaat. Dit betekent dat bij een calamiteit met een
structureel financieel effect de financiële gevolgen slechts voor een beperkte periode kunnen worden
gedekt. In die periode zal een structurele oplossing moeten worden gevonden.
De weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen dienen idealiter zodanig van omvang te zijn dat
de Veiligheidsregio IJsselland over voldoende middelen en mogelijkheden beschikt om niet begrote
kosten, die onverwacht en substantieel zijn, te dekken zonder dat dit:
 ten koste gaat van de uitvoering van bestaande taken;
 dwingt tot compensatie door deelnemende gemeenten;
 en/of dwingt tot bezuinigingen die een negatieve invloed hebben op het dienstverleningsniveau
van de Veiligheidsregio IJsselland.
Als richtlijn voor de omvang van de algemene reserve wordt een percentage van 2,5% van de totale
begrote lasten voor de Veiligheidsregio IJsselland inclusief de geregionaliseerde brandweer
gehanteerd (€ 1.000.000) met een ondergrens van 1% (€ 400.000). Dit percentage is afgeleid van
percentages gehanteerd door andere Veiligheidsregio’s en gemeenten in Nederland.
Indien de algemene reserve onder de ondergrens zakt wordt dit door de deelnemende gemeenten
aangevuld naar rato van de relatieve financiële bijdrage. Indien de grens van 2,5% (€ 1.000.000)
wordt bereikt wordt het surplus verdeeld over de deelnemende gemeenten op basis van hun relatieve
financiële bijdrage tenzij het Algemeen Bestuur op basis van een geactualiseerde risico-inschatting op
dat moment anders besluit.
Voor 2015 wordt vooralsnog geen aanvullende incidentele bijdrage van de gemeenten gevraagd om
de algemene reserve op het minimumniveau te brengen. De Veiligheidsregio IJsselland inclusief de
geregionaliseerde brandweer probeert via het resultaat de gewenste omvang van de algemene
reserve te realiseren. Bij de jaarrekening 2014 en 2015 wordt gekeken of dit een realistisch
uitgangspunt is. Dit uitgangspunt betekent wel dat het weerstandsvermogen bij de start van de nieuwe
organisatie beperkt is met alle risico’s van dien.
Pagina 35
Paragraaf 2: Bedrijfsvoering
Beleidskader
De Dagelijkse Besturen van Veiligheidsregio IJsselland en GGD IJsselland hebben in juni 2013
besloten om de ondersteuning op het gebied van bedrijfsvoering voor beide organisaties onder te
brengen in één nieuwe organisatie-eenheid, die onderdeel wordt van Veiligheidsregio IJsselland.
Met ingang van 1 januari 2014 heeft de opbouw plaatsgevonden van een (ver)nieuw(d)e eenheid
Bedrijfsvoering voor Veiligheidsregio en GGD. Deze eenheid Bedrijfsvoering is gebaseerd op het door
het bestuur van de VR vastgestelde organisatie- en formatieplan. Dit plan beschrijft de ambities,
organisatieonderdelen, taken, formatie en het financiële kader.
In het jaar 2014 was de bouwopgave groot, aangezien er met de bundeling van bedrijfsvoeringtaken
voor de huidige GGD/VR, voor de elf brandweerkorpsen en voor Carinova en Icare een forse
werkbelasting wordt samengebracht binnen de nieuwe eenheid Bedrijfsvoering. Dat jaar vormde mede
daarom een overgangsjaar vooruitlopend op de definitieve inrichting van de bedrijfsvoeringorganisatie
met ingang van 1 januari 2015. Het jaar 2014 stond dan ook vooral in het teken van het opbouwen
van het fundament van de bedrijfsvoering, het beschrijven van werkprocessen, het slim organiseren,
het stroomlijnen van de vragen en het gericht implementeren van verbetertrajecten.
Dit betekende voor het overgangsjaar in organisatorische zin het volgende:
1. Het vooralsnog in eigen huis organiseren van de bedrijfsvoering, daar waar mogelijk door flexibele
invulling en het gefaseerd uitbesteden van taken in samenwerking met (alliantie)partners.
2. Gefaseerde plaatsing van medewerkers.
3. Het op projectbasis invulling geven aan verbeter- en ontwikkelacties. Dit door tijdelijke invulling
van de vacatureruimte die ontstond na de plaatsingsprocedure.
4. Prioriteitstelling van het op orde brengen van cruciale bedrijfsvoeringprocessen.
Op deze wijze is er in 2014 vooral voor gezorgd dat de continuïteit van de dienstverlening vanuit de
eenheid Bedrijfsvoering voor zowel de VR als de GGD werd gegarandeerd.
Wat willen we bereiken?
1. In 2015 is het de ambitie om verder te groeien naar een stabiele organisatie.
Dit betekent dat na het op orde brengen van het fundament, de basisrollen en systemen, de
uitvoering van het werk, de doorontwikkeling gaat plaatsvinden naar meer planmatig werken door
het eigen werk dusdanig te organiseren dat de resultaten worden gehaald binnen de gestelde tijd
en met aanwezige middelen. Dit vereist ook dat werkwijzen regelmatig worden geëvalueerd en
waar nodig bijgesteld. Blijvend ontwikkelen, ‘lerende organisatie’, en het ‘in control zijn’ vormen
hierbij belangrijke kernbegrippen.
2. ‘Slim organiseren’ door gebruik te maken van c.q. aan te sluiten bij de reeds opgebouwde
capaciteiten en ervaringen.
Een compacte, flexibele en proces gestuurde eenheid die transparant is, gericht samenwerking
zoekt binnen en buiten de organisatie en het management ontzorgt op de bekende PIOFAH-taken
en ondersteunt bij de juiste informatievoorziening. Niet voorop loopt als het gaat om ontwikkeling
en innovatie, maar deze wel op de voet volgt en waar nodig integreert in het werk.
3. Wisselwerking tussen management en bedrijfsvoering.
Het succes van de eenheid staat of valt met deze wisselwerking De ontwikkeling van de eenheid
vraagt inzet van beide partijen, waarbij heldere afspraken, het nakomen van deze afspraken, het
managen van verwachtingen én het elkaar aanspreken op afspraken essentiële elementen
vormen en bijzondere aandacht verdienen als het gaat om onze ‘cultuur’.
Pagina 36
4. Gezamenlijk gedeeld vertrouwen.
Dit is een kernbegrip. Het opbouwen van een nieuwe eenheid gaat gepaard met opstartproblemen
en eerste hobbels. Vanuit een gedeeld vertrouwen zal gezamenlijk verder moeten worden gewerkt
aan de opbouw van de eenheid door regelmatig af te stemmen, vallen en opstaan en blijvend
streven naar verbetering.
Wat gaat het kosten?
Het beschikbare financieel kader voor de eenheid Bedrijfsvoering is gebaseerd op de beschikbare
middelen uit de begrotingen van 2014 voor VR en GGD.
Voor de samenwerking met betrekking tot de bedrijfsvoering tussen GGD en VR is een overeenkomst
“kosten voor gemene rekening” gesloten. Kern van de “gemene rekening” is dat geen BTW verrekend
behoefte te worden en dat de financiële risico’s op basis van de gehanteerde verdeelsleutel gedeeld
moeten worden over de deelnemende partijen. De verdeelsleutel tussen VR en GGD is voor 2014
vastgesteld op 56 om 44 procent.
De Gemene Rekening wordt alleen gebruikt indien er sprake is van gezamenlijke kosten voor de
bedrijfsvoering van VR en GGD. Zo veel mogelijk bedrijfsvoeringbudgetten worden specifiek
toegewezen aan de GGD en de VR. De bedragen die via de gemene rekening lopen worden derhalve
zoveel als mogelijk beperkt.
Pagina 37
Paragraaf 3: Verbonden partijen
In deze paragraaf geven wij inzicht in ‘derde rechtspersonen’ waarmee Veiligheidsregio IJsselland een
bestuurlijke en financiële band heeft. Deze band is er door participatie in een vennootschap of deelneming in een stichting. Met een bestuurlijk belang bedoelen we een zetel in het bestuur van een
deelneming of stemrecht. Met een financieel belang bedoelen wij dat de Veiligheidsregio IJsselland
middelen ter beschikking heeft gesteld en die zal verliezen bij faillissement van de verbonden partij
en/of als financiële problemen bij de verbonden partij op de Veiligheidsregio IJsselland kunnen
worden verhaald. Van een financieel belang is ook sprake als de Veiligheidsregio IJsselland bij
liquidatie van een derde rechtspersoon middelen uitgekeerd kan krijgen.
1. Stichting Brandweeropleidingen Gelderland Overijssel (Stichting BOGO) gevestigd te Zwolle,
Postbus 1523.
Doelstelling: Het bevorderen van de opleiding, oefening en training brandweer. Hieronder vallen
geen commerciële en marktgerichte activiteiten.
Bestuurlijk en financieel belang: Het Algemeen Bestuur van de stichting bestaat uit 16 leden. Het
stichtingsbestuur benoemt de bestuursleden. Veiligheidsregio IJsselland heeft 2 leden in het
algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat uit 6 leden van het algemeen bestuur. Na liquidatie
van de stichting komt het aanwezig batig saldo ter beschikking van de deelnemende samenwerkingsverbanden.
Mate van beïnvloedbaarheid in bedrijfsvoering: Een beperkte mate van beïnvloedbaarheid in de
bedrijfsvoering is mogelijk via de 2 leden in het algemeen bestuur en de bestuurlijke afvaardiging in
het dagelijks bestuur.
2. Meldkamer Oost Nederland
Doelstelling: Per 1 oktober 2010 is de gemeenschappelijke regeling meldkamer Oost Nederland van
kracht. De meldkamer is gevestigd in Apeldoorn en het bestuur van de gemeenschappelijke regeling
is gevestigd in Zwolle. De meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle
acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van
de hulpdiensten.
Bestuurlijk en financieel belang: Het bestuur van Veiligheidsregio IJsselland is verantwoordelijk
voor de multidisciplinaire meldkamer en de alarmcentrale van de brandweer. Het bestuur van de
gemeenschappelijke regeling Meldkamer Oost Nederland voert het beheer van de meldkamerfaciliteiten. De kosten voor de exploitatie worden op basis van een begroting (en nacalculatie)
gedeclareerd bij de Veiligheidsregio IJsselland.
Mate van beïnvloedbaarheid in bedrijfsvoering: Het bestuur van de Veiligheidsregio IJsselland
heeft volgens artikel 35 van de Wet Veiligheidsregio’s de beschikking over een gemeenschappelijke
meldkamer die is ingesteld en in stand wordt gehouden door het bestuur ten behoeve van de
brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak. Met dien
verstande dat de Nationale Politie zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als
onderdeel van de meldkamer en de vergunninghouder van de ambulancezorg voor de
ambulancezorg.
Pagina 38
Paragraaf 4: Financiering
Inleiding
De Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) bepaalt dat een financieringsparagraaf in de
begroting wordt opgenomen. Ook is vastgelegd welke informatie de financieringsparagraaf dient te
bevatten. Dit zijn de:
 kasgeldlimiet;
 renterisiconorm;
 liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;
 rentevisie;
 rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.
Treasurystatuut
De Veiligheidsregio heeft in december 2013 een treasurystatuut vastgelegd. In dit treasurystatuut is
een aantal zaken gedetailleerd uitgewerkt voor (rente)risicobeheer, koersrisicobeheer en
kredietrisicobeheer en hiervoor is een door gemeenten en andere Veiligheidsregio’s gehanteerd
format gebruikt. Enkele belangrijke zaken die zijn vastgelegd betreffen: het gebruik van derivaten dat
niet meer is toegestaan, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de verschillende
functies.
Het kabinet heeft besloten dat alle decentrale overheden vanaf 1 januari 2014 gaan
schatkistbankieren, waaronder ook de gemeenschappelijke regelingen. Dit geldt ook voor de
Veiligheidsregio.
Berekening kasgeldlimiet en bepaling financieringspositie 2015
De kasgeldlimiet voor gemeenschappelijke regelingen bedraagt 8,2%. Het gaat bij de kasgeldlimiet
om het beperken van renterisico's op de korte schuld (korter dan 1 jaar). Korte schuld is bedoeld voor
het financieren van lopende uitgaven. Daarom wordt de kasgeldlimiet gekoppeld aan het begrotingstotaal, dat wil zeggen de totale lasten van de begroting inclusief tegelijkertijd met de begroting
vastgestelde begrotingswijzigingen. In de praktijk is dat de begroting zoals die naar de toezichthouder
wordt gezonden. Als, naar het oordeel van de toezichthouder, de begroting doelbewust is opgeblazen,
dan kan de toezichthouder maatregelen nemen om het totaal corrigeren.
De kasgeldlimiet voor de Veiligheidsregio IJsselland bedraagt 0,082 * € 40.000.000 =
€ 3.280.000. Tot aan deze limiet kan kort (looptijd < 1 jaar) worden geleend.
De informatie over de kasgeldlimiet wordt opgenomen in de begroting en het jaarverslag. De
verplichte kwartaalopgaven komen daarmee te vervallen. Voor de interne bedrijfsvoering blijven de
kwartaalrapportages van belang om overschrijdingen tijdig te signaleren. Als in twee
achtereenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet wordt overschreden, moet de toezichthouder
(provincie) hiervan op de hoogte worden gesteld. Er wordt dan een plan opgesteld waarin uiteen wordt
gezet hoe in de toekomst aan de kasgeldlimiet zal worden voldaan.
Renterisiconorm
Door berekening van de renterisiconorm verkrijgen wij inzicht in de omvang van de schuld waarover in
enig jaar renterisico’s worden gelopen. Omdat Veiligheidsregio IJsselland tot 2014 geen vaste geldleningen heeft, was dit onderdeel voorheen niet verder uitgewerkt. De renterisiconorm is gebaseerd
op het begrotingstotaal.
Het Rijk heeft regels gesteld aan hoe gemeenten en provincies hun geld en kapitaal beheren. Die
regels staan in de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO). Hoeveel geld gemeenten,
provincies en gemeenschappelijke regelingen mogen lenen (herfinancieren), is afhankelijk van de
hoogte van de begroting. De kasgeldlimiet bepaalt hoeveel geld mag worden geleend voor een
periode van maximaal 1 jaar. De renterisiconorm schrijft voor hoeveel maximaal geleend
(herfinanciering) mag worden voor een periode langer dan één jaar.
Pagina 39
Door de samenhang tussen beide normen, zijn gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden gedwongen naar een evenwichtige opbouw van hun leningenportefeuille te zoeken. De
doelstelling achter deze renterisiconorm is dat gemeenten hun leningenportefeuille zo moeten
spreiden, dat de te lopen renterisico’s gelijkmatig over de jaren worden gespreid. Om dat te kunnen
realiseren, zullen zij een goede meerjarige liquiditeitenprognose moeten opstellen en deze periodiek
moeten actualiseren.
De renterisiconorm bedraagt 20% van het begrotingstotaal. De jaarlijkse aflossing mag maximaal 20%
van het begrotingstotaal zijn. Voor de Veiligheidsregio IJsselland gaat het om € 8 miljoen. Praktisch
betekent dit dat de Veiligheidsregio veel vrijheid heeft in het aantrekken van leningen met een looptijd
langer dan 1 jaar en dat we langlopende lening moet splitsen in verschillende looptijden.
Liquiditeitsplanning en financieringsbehoefte
Door de toename van materieel en kapitaalgoederen en de tijdelijke overname van een deel van de
jonge brandweerkazernes en –posten heeft de nieuwe Veiligheidsregio IJsselland een
financieringsbehoefte. Dit leidt tot omvangrijke uitgaande kasstromen waardoor het aantrekken van
leningen noodzakelijk was/is.
Voor de tijdelijke overname van de brandweerkazernes is per 1 januari in totaal € 28,9 miljoen
geleend van verschillende gemeenten. Bij het aantrekken van deze leningen voor de huisvesting is
de looptijden van de lening per gebouw aangesloten op de resterende herzieningstermijn
(herzieningstermijn is maximaal 10 jaar).
Voor o.a. de overname van het materieel wordt mogelijk na de zomer van 2014 twee langlopende
lening aangetrokken (max ± € 14 miljoen). Bij het aantrekken wordt met de kasgeldlimiet en de
renterisiconorm rekening gehouden. Bij het aantrekken van leningen wordt advies ingewonnen van de
treasurer van de gemeente Zwolle. De organisatie probeert zoveel mogelijk met kort geld te
financieren. Door adequaat de renteontwikkelingen te blijven volgen kan optimaal gebruik worden
gemaakt van de huidige lage rentepercentages.
Rentevisie
Ook in de begroting 2015 gaan wij uit van 4,5% rente voor bestaand en nieuw aan te trekken
materieel en 3,5% voor het tijdelijk overnemen van een aantal gebouwen. Wanneer tegen lagere
percentages leningen aangetrokken kunnen worden dan begroot, zal dit tot lagere rente- en
kapitaallasten leiden voor de Veiligheidsregio IJsselland. Dit zijn incidentele voordelen en via de
tussentijdse bestuursrapportages zullen voorstellen volgen over de verwerking van deze voordelen.
In 2014 en 2015 zullen we verdere ervaringscijfers moeten verkrijgen voor onze treasuryfunctie. Ook
zullen we in deze periode de gehanteerde percentages opnieuw beoordelen en mogelijke structurele
voordelen meenemen bij de invulling van de bezuinigingsopdracht.
Over de reserves en voorzieningen wordt geen rente berekend. Voor het meerjarenperspectief
hanteren we ook de rentepercentages van 3,5% en 4,5%.
Rentekosten en opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie
De opbrengst uit de financieringsfunctie is de creditrente in rekeningcourant (schatkistbankieren). Op
begrotingsbasis beschouwen we de ontvangen rente (geringe) als incidentele inkomsten.
Financieringsportefeuille
Ten tijde van het opstellen van deze begroting is de gehele leningenportefeuille nog niet bekend. Voor
het tijdelijk overnemen van gebouwen is € 28,9 miljoen aan financiering aangetrokken via de
betreffende gemeenten. Voor de overname en financiering van het Brandweermaterieel wordt in de
loop van 2014 voor een deel langlopende financiering (max. ± € 14 miljoen) aangetrokken.
Pagina 40
BIJLAGE 1: Technische uitgangspunten begroting
Bij het opstellen van de begroting 2015 worden financieel technische uitgangspunten gehanteerd met
betrekking tot het indexeren van prijzen en lonen en het te hanteren rentepercentage.
Voor de Veiligheidsregio IJsselland worden de technische uitgangspunten voor de begroting afgeleid
van de begrotingsuitgangspunten die door de gemeente Zwolle worden gehanteerd. Dit volgens de
door het Algemeen Bestuur, op 19 juni 2013, vastgestelde financiële uitgangspunten en kaders
Veiligheidsregio IJsselland (punt 45).
Nieuw beleid
Effecten van beleidsintensiveringen en/of nieuw beleid worden opgevangen binnen het bestaande
financiële kader. De gemeentelijke bijdrage aan de Veiligheidsregio neemt hiervoor niet toe.
Diensten van derden en materiële kosten (bestaand beleid)
Voor het indexeren van de diensten van derden en materiële kosten wordt de prijsindex voor het Bruto
Binnenlands Product (BBP) gehanteerd. De reden voor gemeente Zwolle om destijds in 2007 deze
index te hanteren was omdat deze aansloot op de prijsmutatie in het gemeentefonds (inmiddels wordt
voor het gemeentefonds de prijsindex voor de Nationale bestedingen gehanteerd). Deze index wordt
nu nog gehanteerd, omdat het voorlopig de laagste (en daarmee soberste) index is die door
overheidsinstellingen wordt gebruikt. Hieronder de gehanteerde percentages in de eerdere begroting
en de werkelijke stijgingen.
Begroting
2013
2014
Totaal
Begroot
1,5%
1,5%
3%
Werkelijk
1,75% *
nnb
nnb
Ruimte
-0,25%
nnb
nnb
* Op basis van de decemberraming (2013) van het centraal planbureau wordt een prijsindex BBP 2013 berekend van 1,75%.
Voorgesteld wordt de prijsstijging voor diensten en leveringen door derden vast te stellen op een
maximum van 0,75%, indien indexering noodzakelijk is. Hetzelfde percentage wordt ook gehanteerd
voor de inkomsten.
Personeelslasten (bestaand beleid)
Op dit moment is er geen geldige cao die houvast biedt voor de salarisontwikkelingen. De laatste cao
gemeenten liep af op 1 januari 2013. Het cao overleg ligt stil. Met name op het gebied van
(structurele) loonsverhoging liggen de standpunten van werkgevers en vakbonden uit elkaar.
Afhankelijk van de uitkomsten van het cao overleg kunnen de werkelijke salarisontwikkelingen
afwijken van de gehanteerde percentages in de begrotingen. Er kan ook nog een eenmalige
nabetaling plaatsvinden over 2013. Hieronder de gehanteerde percentages in de eerdere begroting en
de werkelijke stijgingen.
Begroting
2013
2014
Totaal
Begroot (loon + sociale
lasten stijging)
1%
1,75%
2,75%
Werkelijk (loon +
sociale lasten stijging)
0,8%
-0,1%
0,7%
Ruimte
0,2%
1,85%
2,05%
Verwacht wordt dat de structurele ruimte binnen de bestaande begroting voldoende is voor dekking
van het financiële risico uit de cao onderhandelingen (loonstijging).
Pagina 41
Voor 2015 gaat de gemeente Zwolle uit van een loonsomontwikkeling van 2%, voorgesteld wordt dit
ook te hanteren voor de Veiligheidsregio. De verwachting is dat er sprake zal zijn van een gematigde
salarisontwikkeling gebaseerd op een verwachte inflatie van 1,5% en een voorzichtig optimisme over
de economische ontwikkeling. Voor de ontwikkeling van de sociale lasten wordt een percentage van
0,5% voorgesteld.
Mochten de werkelijke stijgingen van de personele lasten lager/hoger zijn dan begroot, wordt dit via
een nacalculatie verrekend met de gemeenten.
Meerjarig wordt in de begroting geen indexering toegepast.
Rentepercentages (bestaand beleid)
Voorgesteld wordt voor de huisvesting evenals over 2014 uit te gaan van een rentepercentage met
3,5%.
Voor de overige activa wordt voorgesteld rekening te houden met een rentepercentage van 4,5%. Dit
sluit aan bij het percentage dat de gemeenten gemiddeld hanteren in de begroting 2012 en is gelijk
aan het percentage uit de financiële 0-meting en begroting 2014.
De werkelijke rentepercentages waar tegen geleend wordt, zijn op dit moment lager. Dit levert een
structureel en incidenteel voordeel op. Het structureel voordeel wordt betrokken bij de nog in te vullen
bezuinigingstaakstelling (oplopend tot € 1,1 miljoen). Over de eventuele incidentele rentevoordelen
wordt gerapporteerd in de tussentijdse rapportage of de jaarrekening.
Pagina 42
BIJLAGE 2: Materiële vaste activa
MATERIËLE VASTE ACTIVA VEILIGHEIDSREGIO IJSSELLAND
bedragen x € 1.000
Onderdeel
Jaarrekening
2013
Prognose Begroting
2014
2015
Meerjarenraming
2016
2017
2018
Boekwaarde beginstand
Veiligheidsregio HUISVESTING
Regionaal brandweermaterieel
Totaal boekwaarde beginstand
0
0
28.059
27.218
22.753
10.123
897
897
1.634
1.634
20.626
48.685
20.656
47.874
19.720
42.473
19.349
29.472
28.901
0
0
0
0
21.570
50.471
3.032
3.032
2.218
2.218
2.728
2.728
2.677
2.677
Investeringen
Veiligheidsregio HUISVESTING
Regionaal brandweermaterieel
Totaal investeringen
923
923
Afschrijvingen
Veiligheidsregio HUISVESTING
Regionaal brandweermaterieel
Totaal afschrijvingen
0
842
841
707
297
297
186
186
2.578
3.420
3.002
3.843
3.154
3.861
3.099
3.396
3.169
3.466
Desinvesteringen
Veiligheidsregio HUISVESTING
0
0
0
3.758
12.333
0
Regionaal brandweermaterieel
Totaal desinvestingen
0
0
0
0
0
0
0
3.758
0
12.333
0
0
Boekwaarde eindstand
Veiligheidsregio HUISVESTING
Regionaal brandweermaterieel
Totaal boekwaarde eindstand
0
28.059
27.218
22.753
10.123
9.826
1.634
1.634
20.626
48.685
20.656
47.874
19.720
42.473
19.349
29.472
18.857
28.683
Pagina 43
BIJLAGE 3: Onderhoud en huisvesting materieel
Met uitzondering van de gebouwen die jonger zijn dan 10 jaar wordt de huisvesting gehuurd van de 11
gemeenten. De huurprijs wordt gebaseerd op de kostprijs voor de gemeenten. Op basis van de
begrotingen van de gemeenten zijn de volledige huisvestingkosten in beeld gebracht inclusief de
kosten voor groot onderhoud.
Het groot onderhoud voor alle brandweerkazernes wordt uitgevoerd door de gemeentelijke
vastgoedonderdelen. De kosten van dit groot onderhoud zijn in de 0-meting in beeld gebracht en
maken naast de gemiddelde kapitaallasten deel uit van de huurprijzen.
Bij de 9 brandweerkazernes die vanaf 2014 in eigendom zijn van de Veiligheidsregio IJsselland wordt
het gemiddelde bedrag van het meerjarig groot onderhoudsplan gehanteerd als vergoeding aan de
gemeente.
Het onderhoud van het materieel is steeds uitgevoerd door de gemeenten. In de nieuwe organisatie is
de cluster Beheer & Techniek belast met het onderhoud aan het materieel. In de volgende begroting,
zal meer aandacht worden besteed aan het beleid ten aanzien van het onderhoud van het materieel.
Pagina 44
BIJLAGE 4: Brandweerkazernes in eigendom (i.v.m. btw-herziening)
Veiligheidsregio IJsselland
Brandw eerhuisvesting (tijdelijke overnam e i.v.m . btw -herziening)
nr.
om schrijving activa huisvesting
afschrijvingsinvesteringsterm ijn (in
jaar
jaren)
Aankoopbedrag
(boekw aarde
1-1-2014)
1 Nieuw leusen, Westeinde 19B (50% Brw r / 50% Openb.w erken)
50%
n.v.t
2005
€
26.414
Gemeentew erf: nieuw bouw w erf en brandw eer
40
2007
€
573.375
Gemeentew erf: gebouw
40
2008
€
109.316
€
709.105
Gemeentew erf: grond w erf en brandw eerkazerne
In eigendom
tot
31-12-2018
2 Kam pen, Jan Ligthartstraat 9
Grondkosten Lighthartstraat 9 *)
Bouw kosten Ligthartstraat 9
n.v.t.
2005
€
40
2005
€
4.025.792
€
4.025.792
*) grond niet afzonderlijk geactiveerd
-
31-12-2015
3 Wesepe, Eikenw eg 3
Grondkosten nieuw bouw kazerne Wesepe 2008
n.v.t.
2008
€
74.899
Bouw kosten nieuw bouw kazerne Wesepe 2008
40
2008
€
508.929
€
583.828
31-12-2019
4 Welsum , nieuw bouw 2013
Grondkosten nieuw bouw kazerne Welsum
n.v.t.
2013
€
50.000
Bouw kosten nieuw bouw kazerne Welsum
40
2013
€
530.000
€
5 Om m en, Schurinkstraat 44a (DOEK) (45% Brandw eer)
Grondkosten Rotbrinkw eg (€ 972.000 x 45%)
Bouw kosten Rotbrinkw eg (incl.pol.deel)
31-12-2023
580.000
45%
n.v.t.
2012
€
437.400
40
2012
€
2.577.217
€
3.014.617
100.701
31-12-2022
6 Heeten, IJzerw eg 23
n.v.t.
2011
€
Aanpassing brandw eerkazerne Heeten
20
2011
€
5.088
Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; gebouw
40
2011
€
422.952
Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; inricht terrein
30
2011
€
47.342
Nieuw bouw brandw eerkazerne Heeten; interieur
10
2011
€
8.280
€
584.363
Grond brandw eerkazerne Heeten
7 Zw artsluis, Zom erdijk 41a Veiligheidshuis (63% Brandw eer)
Grondkosten Zw artsluis
Veiligheidshuis Zw artsluis( 717/1145=63% brandw eer)
31-12-2021
63%
n.v.t.
2008
€
1.815
40
2008
€
1.242.388
€
1.244.203
31-12-2018
8 Zw olle, Marsw eg 39
n.v.t.
2005
€
1.686.246
Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; gebouw
40
2008
€
9.163.057
Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; techn.installaties
20
2008
€
2.091.993
Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; install.oefengebouw
10
2008
€
86.686
Nieuw bouw brandw eerkazerne Marsw eg; interieur
25
2008
€
537.207
€
13.565.189
Grondkosten (incl sloop fietspad) Marsw eg
31-12-2016
9 Zw olle, Middelw eg 235
n.v.t.
2013
€
417.600
Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (bouw kundig)
40
2013
€
2.858.400
Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (technisch)
20
2013
€
1.027.608
Nieuw bouw brandw eerkazerne Middelw eg (inrichting)
25
2013
€
290.000
€
4.593.608
€
28.900.705
Grondkosten Middelw eg
totalen
31-12-2022
Pagina 45
BIJLAGE 5: Overzicht bijdrage per gemeente 2015
Gemeente
Structureel
aandeel
(in %) na
afronding 0meting
Bijdrage
gemeente
(vast aandeel)
maatwerk
afspraak 2015
*) Gewenningsbijdrage 2015
Bijdrage in
begroting 2015
1
Dalfsen
5,06%
€
1.727.485 €
- €
- €
1.727.485
2
Deventer
19,59%
€
6.682.936 €
- €
- €
6.682.936
3
Hardenberg
10,78%
€
3.675.184 €
- €
-34.027 €
3.641.158
4
Kampen
7,94%
€
2.709.507 €
- €
- €
2.709.507
5
Olst-Wijhe
4,37%
€
1.490.708 €
33.419 €
561 €
1.524.687
6
Ommen
3,92%
€
1.338.408 €
- €
1.993 €
1.340.402
7
Raalte
6,50%
€
2.216.320 €
- €
- €
2.216.320
8
Staphorst
2,61%
€
891.620 €
- €
-12.813 €
878.807
9
Steenwijkerland
7,92%
€
2.702.400 €
- €
7.166 €
2.709.566
10 Zwartewaterland
4,80%
€
1.637.241 €
- €
2.250 €
1.639.491
11 Zwolle
26,49%
€
9.034.531 €
- €
34.870 €
9.069.401
100,00%
€
€
33.419 €
- €
34.139.759
Totaal
34.106.340
*) Bij de bestuurlijke besluitvorming in 2013 w erd tot een gew enningsbijdrage voor Hardenberg en Staphorst besloten.
Besloten is de gew enningsbijdrage in 3 jaar af te bouw en (2014 100%, 2015 66,66% en 2016 nog 33,33%).
De gew enningsbijdrage over 2015 is 2/3 van het bedrag over 2014.
Op de volgende bladzijde (bijlage 5b) wordt zichtbaar gemaakt op welke wijze de afspraken op het
vlak van de continuering van de advisering van eenvoudige taken specifiek als maatwerk worden
gepresenteerd. De aandelen van de gemeenten blijven gelijk, maar de specifiek maatwerkafspraken
met Dalfsen en Olst-Wijhe die in 2014 onderdeel uitmaken van de gemeentelijke bijdrage blijven op
deze wijze goed zichtbaar. Met Dalfsen is eind 2013 al overeengekomen dat deze maatwerkafspraak
eindigt per 31-12-2014. Voor Olst-Wijhe vooralsnog het uitgangspunt dat deze maatwerkafspraak
wordt voortgezet.
Pagina 46
BIJLAGE 5b: Opzet met splitsing gemeentelijke bijdrage in structureel aandeel in % en maatwerkafspraken continuering van de advisering van eenvoudige
taken. Twee maatwerkafspraken werden in 2014 nog niet in de fin. 0-meting met de gemeenten verrekend, in deze opzet nu zuiver in beeld.
(bron: het overzicht bijdragen per gemeente na afronding 0-meting en 2e begrotingswijziging 2014)
De totale gemeentelijke bijdrage blijft ongewijzigd, door deze indeling wordt het vaste aandeel (%) en maatwerkdeel per gemeente inzichtelijk.
Gemeente
Aandeel
(in %) incl
maatwerk
Bijdrage na
afronding 0meting
(incl.maatwerkafspraak)
Structureel
Bijdrage 2014 na
aandeel
2e wijziging excl
maatwerk
(in %) na
maatwerkafspraak 2014
afronding 0afspraak
meting
maatwerk
afspraak 2014
Gewenningsbijdrage 2014
(ongewijzigd)
Bijdrage in
begroting 2014
na 2e wijziging
1
Dalfsen
5,23%
€
1.788.043 €
61.887 €
1.726.156
5,06%
€
61.887 €
- €
1.788.043
2
Deventer
19,54%
€
6.677.793 €
- €
6.677.793
19,59%
€
- €
- €
6.677.793
3
Hardenberg
10,75%
€
3.672.356 €
- €
3.672.356
10,78%
€
- €
-51.040 €
3.621.316
4
Kampen
7,92%
€
2.707.422 €
- €
2.707.422
7,94%
€
- €
- €
2.707.422
5
Olst-Wijhe
4,46%
€
1.522.979 €
33.419 €
1.489.560
4,37%
€
33.419 €
841 €
1.523.820
6
Ommen
3,91%
€
1.337.378 €
- €
1.337.378
3,92%
€
- €
2.990 €
1.340.368
7
Raalte
6,48%
€
2.214.615 €
- €
2.214.615
6,50%
€
- €
- €
2.214.615
8
Staphorst
2,61%
€
890.934 €
- €
890.934
2,61%
€
- €
-19.220 €
871.714
9
Steenwijkerland
7,90%
€
2.700.320 €
- €
2.700.320
7,92%
€
- €
10.749 €
2.711.069
10 Zwartewaterland
4,79%
€
1.635.981 €
- €
1.635.981
4,80%
€
- €
3.375 €
1.639.356
11 Zwolle
26,42%
€
9.027.579 €
- €
9.027.579
26,49%
€
- €
52.305 €
9.079.884
100,00%
€
€
34.080.094
100,00%
€
95.306 €
€
34.175.400
Totaal
34.175.400
€
95.306
-
Pagina 47
Agendapunt - informatief
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
16 april 2014
10
Inrichting brandweerkamer VNG
L.J. Sievers
H.C.P. Noten
Kennis te nemen van
Het besluit van het dagelijks bestuur om in te stemmen met het voorstel van het Veiligheidsberaad
om
 akkoord te gaan met bijgevoegde concept dienstverleningsovereenkomst tussen de VNG en het
Veiligheidsberaad, ter oprichting van een brandweerkamer.
 de voorzitter en secretaris van het Veiligheidsberaad te machtigen om namens het bestuur van de
veiligheidsregio de dienstverleningsovereenkomst met de VNG te ondertekenen.
 één van de leden van het bestuur van de veiligheidsregio af te vaardigen om zitting te nemen in de
brandweerkamer.
Samenvatting / Toelichting
1. Het dagelijks bestuur stemde op 4 juli 2013 in met het voorstel van het Veiligheidsberaad om de
VNG te vragen een brandweerkamer in te richten om in de toekomst de arbeidsvoorwaarden
voor de brandweer te regelen.
2. Het verzoek vloeit voort uit de arbeidsrechtelijke gevolgen van het verschuivend werkgeverschap
van de brandweer als gevolg van de overgang naar de veiligheidsregio’s. Het College voor Arbeidszaken van de VNG is met ingang van 1 januari 2014 niet meer bevoegd om te onderhandelen
over specifieke afspraken voor het brandweerpersoneel.
3. De brandweerkamer is bedoeld om de besturen van de veiligheidsregio's directe invloed te geven
op de arbeidsvoorwaarden van het brandweerpersoneel dat in dienst is bij de veiligheidsregio. Met
de inrichting van de brandweerkamer gaan geen taken of bevoegdheden over van de veiligheidsregio's naar het Veiligheidsberaad of de VNG.
4. Op 21 februari 2014 heeft de VNG schriftelijk bevestigd dat zij bereid is om de brandweerkamer in
te richten. Het Veiligheidsberaad heeft met de VNG een dienstverleningsovereenkomst opgesteld
(zie bijlage). Deze bevat de afspraken over de organisatie, financiering en werkwijze van de
brandweerkamer. Aan de veiligheidsregio’s wordt voorgesteld om akkoord te gaan met de
dienstverleningsovereenkomst en met ondertekening daarvan door het Veiligheidsberaad. Verder is de vraag aan elke veiligheidsregio om een lid van het bestuur af te vaardigen naar de
brandweerkamer.
5. Het dagelijks bestuur is volgens de gemeenschappelijke regeling bevoegd om de inrichting van
de ambtelijke organisatie en de rechtspositie van de medewerkers van de Veiligheidsregio te
regelen (artikel 30) en om daarover samenwerkingsafspraken te maken. De keuze van een
Kenmerk
vervolgblad
2 van 2
bestuurslid, dat zitting neemt in het brandweerkamer, vindt plaats in overleg met het algemeen
bestuur. Het dagelijks bestuur brengt dit voorstel ter kennis van het GO en van de OR.
Bijlage
 Brief Veiligheidsberaad over inrichting Brandweerkamer d.d. 21 maart 2014