de lezing van Edmond Schoorel

Een impressie van de lezing van Edmond Schoorel door Saskia Barkmeier
Een impressie van de landelijke pedagogische vergadering van 10 april 2014
Op deze datum is de landelijke pedagogische vergadering in de 35 jarige Vrijeschool
Dordrecht. Het ontvangst is hartelijke en fantastisch verzorgd. Edmond Schoorel spreekt en
zijn lezing draagt de titel ‘ Kan ik het etherlichaam zien? ‘ De bron is GA 214 28-7-1922.
De zaal is vol en er is veel sociale uitwisseling. Het zoemt , ook na de lezing. Een stukje uit
de aanloop. Schoorel vertelt dat wij vier verschillende bewustzijnsniveaus nodig hebben om
te wereld te begrijpen. Ons bewustzijn is geschikt voor het ‘ minerale niveau’.
Het imaginatieve bewustzijn hebben wij nodig om de plantenwereld , die als het ware
alledaagse imaginaties zijn, in hun ‘ tijdsgestalten’ waar te nemen. Als wij, door een
innerlijke activiteit, met de innerlijke dynamiek, mee kunnen bewegen met de dieren,
komen wij in het gebied het inspiratieve bewustzijn. Het intuïtieve bewustzijn gebruiken we
als wij ons inleven in de ander. Imaginatie, intuïtie en inspiratie zijn bijzondere begrippen.
Steiner zegt daarover dat , als je je verdiept in de begrippen van de antroposofie, je je
denken als het ware afstemt op dit vermogen, bijvoorbeeld ten bate van het waarnemen van
kinderen. Kunnen we dan zien wat Schoorel daarna vertelt namelijk dat het ether in de
verschillende leeftijdsfasen een andere rol heeft? Kunnen we begrijpen dat het ether alleen
dat aan het ‘ licht’ kan brengen wat in het fysieke aanwezig is? Dat het ether zich a.h.w.
schoolt aan dat wat het tegemoet gedragen wordt: jongen , meisje, fysieke eigenschappen
etc. In de fase van 0-7 jaar heeft het ether kennis opgedaan van het fysiek lichaam, het heeft
zich aangepast. Er is a.h.w. een samenwerking ontstaan die voor de rest van het leven van
groot belang is. In de periode daarna ( 7-14). gaat de ziel sterker in wisselwerking met het
etherlichaam. Zo krijgt het ether zieleneigenschappen mee maar gaat ook in de ziel werken.
De omgeving van het kind werkt sterk in op het kind in de leeftijd van 0-7 jaar. Steiner geeft
daarbij de parallel als ware de omgeving in deze fase de tweede baarmoeder van het kind.
Indrukken werken tot in het fysieke door.
In de fase daarna werken indrukken , ook dus die van de leerkracht , direct in op het ether,
dus tot in de gewoonten van het kind. We zien daar het ether als middelaar tussen het
lichaam en de ziel. Het ether werkt en weeft om het lichaam. Het heeft een verbindende
functie en het is daarom dat als het buiten stormt, het ook binnen kan stormen. Als we in
spanning zitten voor de inspectie is dat merkbaar in de school. Vele zaken waar wij ons mee
bezig houden werken door in diffuse ether werkingen. Daar bewustzijn voor hebben is
belangrijk. Dit principe speelt ook positief in de zaal , uit vele hoeken van het land zijn
leraren gekomen om aanwezig te zijn op deze landelijke pedagogische vergadering. Dit
stemt dankbaar, dit samen afstemmen op antroposofie waar vanuit wij dagelijks pogen te
werken. Ik kijk uit naar volgend jaar!
Saskia Barkmeijer