ZO 21/09/14 15.00 Concert Raquel Andueza & Jesús Fernández Baena Raquel Andueza, sopraan | Jesús Fernández Baena, theorbe Anoniem (17de eeuw) Vana bergamasca Claudio Monteverdi (1567-1643) Lamento della Maddalena Domenico Mazocchi (1592-1665) S’io mi parto Anoniem (17de eeuw) Madre non mi far monaca Tarquinio Merula (ca. 1594-1665) Canzonetta spirituale sopra alla nanna Anoniem (17de eeuw) Follia del mondo Giovanni Felice Sances (1600-1679) Pianto della Madonna Anoniem (17de eeuw) Spagnoletto dishonorato Domenico Mazocchi Amar a Dios por Dios Benedetto Ferrari (ca. 1603-1681) Cantata spirituale Dit concert wordt georganiseerd naar aanleiding van de komst van Caravaggio’s Madonna van Loreto naar Antwerpen in het kader van de tentoonstelling Heilige Boeken Heilige Plaatsen in het MAS. In Paradiso “Als ik je verlaat, zal ik sterven bij het afscheid”: een standaarduitdrukking in de liefdespoëzie van rond het jaar 1600. Toch is het niet alleen de wereldse liefde die wordt beschreven met steeds terugkerende zinnen over het leven en de dood, vuur en ijs, zingen en huilen, leven en sterven. Dezelfde vurige liefde werd opgeroepen − en volgens talrijke bronnen ook ervaren − in religieuze context. De intense liefde van God is een van de belangrijkste thema’s in de liederen en cantaten van dit concert. Gods liefde wordt uitgedrukt in lichte canzonetta’s, dramatische recitatieven en verschillende ostinatoformules die zowel stabiliteit als amoureuze obsessie uiten. De 17de-eeuwse componisten die in dit religieuze programma zijn vertegenwoordigd, hanteerden dus muzikale middelen die meestal in de wereldlijke muziek werden gebruikt. Er was geen duidelijke lijn tussen ‘geestelijk’ en ‘wereldlijk’ in de poëzie en muziek van die tijd, hoezeer de autoriteiten ook trachtten om heilige zaken puur en los van seculiere invloeden te houden. Sterker nog, het enorme corpus aan sacrale werken voor niet-liturgische religieuze devotie toont aan dat componisten de zeer populaire en effectieve muzikale middelen van de dramatische compositie aanwendden in hun religieuze muziek, niet het minst in deze periode, die door sterke mystieke stromingen werd gekarakteriseerd. Dit programma presenteert drie belangrijke thema’s in de religiositeit van het seicento: intense liefde voor God, de ijdelheid van wereldse zaken en vrouwenstemmen uit de Bijbel. Deze thema’s worden gecombineerd met de meest geavanceerde muzikale genres van die periode: luchtige canzonetta’s, intens recitatief en composities op een ostinatomotief. Het volkse Madre non mi ver monaca is een ironische introductie tot deze verzameling van ernstige religieuze werken. De anonieme 17de-eeuwse compositie geeft uiting aan een wijdverbreid probleem van toen, de gedwongen plaatsing in kloosters van talloze meisjes uit hogere kringen. Wie is het meisje dat een stem werd gegeven in dit humoristische en pakkende liedje? Rekening houdend met haar realistische alwetende vertelstijl, is ze waarschijnlijk een ‘educanda’, een meisje dat wordt onderwezen in een klooster en daar waarschijnlijk zal aanblijven als non. Het stuk kan echter evengoed een parodie zijn, die op lichte en enigszins platvloerse wijze een bekend sociaal probleem persifleert. Na de humoristische inleiding richt het programma zich op de ernstige intensiteit van de religieuze devotie in de 17de eeuw. De liefde voor God en het vurige verlangen naar eenheid met Christus wordt uitgedrukt in eigentijdse poëzie en muziek. Een van de meest opvallende werken schuwt echter een 17de-eeuws gedicht ten voordele van een 13de-eeuwse tekst, de Stabat mater-sequentie, afwisselend toegeschreven aan de franciscaan Jacopone da Todi en paus Innocentius III. Componist Giovanni Felice Sances greep de geschiktheid van dit zeer emotionele middeleeuwse gedicht aan voor de dramatische doeleinden van de seicentomuziek. Van het Stabat mater − een boeiende beschrijving van Maria aan de voet van het kruis, die uitmondt in een vurig gebed tot de maagd Maria – maakt hij een dramatische ‘scena’ voor solostem die treffend ontvouwt over een chromatisch dalende tetrachord (passus duriusculus), een typische muzikale klaagzang. De compositie is opgedeeld in verschillende secties waarin beschrijvend recitatief, gevoelig lied en chromatische ostinatobas worden afgewisseld. De schilderachtige beschrijvingen worden omgezet in recitatieven, terwijl de emotionele stukken worden verdeeld over de chromatische tetrachord. De compositie is in een zeer affectieve muzikale taal geschreven, opdat de luisteraar zich kan identificeren met het lyrische personage, zijnde de persoon die Maria beschrijft en tot haar bidt. De declamatie is meestal eenvoudig en gebruikt zelfs technieken uit het liturgische recitatief, maar het is net deze eenvoud, in combinatie met de affectieve ostinatotechniek, die de beroemde sequentie omtovert tot een aangrijpende dramatische scène. Een ander, nog meer beklijvend stuk is de Canzonetta spirituale sopra alla nanna van Tarquinio Merula. De anonieme tekst creëert een diep verontrustende scène: de maagd Maria zingt een slaapliedje voor haar kleine kindje Jezus, maar de tedere, moederlijke geruststelling wordt afgewisseld met visioenen van de gruwelijke dood van haar zoon aan het kruis. Nogmaals is de samenstelling verdeeld over een ostinatobas. Dit keer is het de kortste ostinato, de ninna-nanna-bas (een wiegende kleine secunde) die een teder slaapliedje evoceert. In combinatie met de tekst lijkt deze compositie bijna macaber en presenteert ze een ongewoon donker en beklemmend beeld van de maagd Maria. In het midden van de 17de eeuw waren ostinatobaspatronen het geliefkoosde expressiemiddel voor intense gevoelens. Zoals te zien is in de overgeleverde muzikale bronnen, werden diverse patronen − de grote en de kleine aflopende tetrachord, de ciacconabas, de chromatische tetrachord − als quasiemblematische muzikale figuren gebruikt om een duidelijk omschreven affect uit te drukken: verdriet of blijdschap, gedrevenheid of sensualiteit. Met het dominante ‘affetto’ verankerd in de bas, kon de solostem ontvouwen boven, interageren met of ingaan tegen het steeds terugkerende baspatroon. Een techniek die intens emotionele muziek oplevert. Een ander voorbeeld van deze techniek is te vinden in Benedetto Ferrari’s Cantate spirituale (Queste pungenti spine). Het centrale thema van de lange tekst is de liefde voor God, die moet worden ervaren door middel van pijn. Het thema van de liefde wordt veelzeggend verklankt door een dalende tetrachord in majeur, het ostinatopatroon bij voorkeur voor de expressie van liefde, vreugde en welzijn. In Ferrari’s compositie moet liefde worden ervaren door pijn: de tekst schetst bijgevolg voldoende beelden van spijkers, wonden, kwelling, kwetsuren en martelaarschap. Dit wordt over een sensuele ostinato vertaald in dissonanten, plotselinge harmonische verschuivingen en abrupte pauzes. Niettemin vertoont de cantate een algemeen affetto van tederheid en stabiliteit, uitgedrukt in vloeiende vocale frasen over een groot tetrachord. Domenico Mazzochi’s ‘ciaccona’ S’Io mi parto, o mio Signore is een voorbeeld van de lichte canzonettastijl die dominanter werd vanaf de jaren 1630. Mazzochi gebruikt het om een licht, strofisch gebed tot Jezus uit te drukken, waarbij intensiteit plaats ruimt voor een luchtige expressie van liefde. Dezelfde toon wordt gezet in het anonieme Follia del mondo, dat voortbouwt op een zeer eenvoudige melodie met repetitieve zinnen. De anonieme componist heeft die techniek misschien toegepast om het concept van wereldse ijdelheid en oppervlakkigheid om te zetten in muziek. Net zoals Vana bergamasca − een eenvoudig liedje op de al even eenvoudige bergamascabas – richt Follia del mondo zich op het vanitasmotief, een favoriet topos in het midden van de 17de eeuw, zoals gedocumenteerd in talloze vanitasschilderijen, -preken, -gedichten en -composities. Ook de zangerige, licht vloeiende melodie van het anonieme Spagnoletto dishonorato komt overeen met dit muzikaal-religieuze thema. Zoals aangegeven in de speelse titel, is eerbaarheid de focus van dit vermanende lied: het wereldse begrip van eer, zij het in sociale status, commercieel succes of in de wereld van kunst en literatuur, slinkt tot niets in vergelijking met blijvende christelijke deugden. Ten slotte zijn er de grote recitatieven, dramatische scènes die stem geven aan intense devotie in de gedaante van een bijbelse figuur of de persona van een biddende christen. Net als Sances met zijn Stabat mater, wendt Domenico Mazzocchi een bekende christelijke tekst aan voor zijn zetting van Amar a Dios por Dios. Sinds het geschreven werd in de 16de eeuw, werd dit gedicht beschouwd als een van de mooiste religieuze teksten in de Spaanse taal. De auteur is onbekend; het gedicht wordt afwisselend geïnterpreteerd als een opdracht aan de heiligen Juan de la Cruz of Teresa van Ávila, naast andere 16de-eeuwse Spaanse mystici. In tegenstelling tot de meeste religieuze poëzie van die periode, is dit gedicht zeer terughoudend, wat het waardigheid en ongewone poëtische intensiteit verleent. Vorm en inhoud lijken bijna in tegenspraak: het vlekkeloze vormelijke evenwicht in een rijke retoriek vol woordspelingen lijkt bijna afstandelijk in zijn perfecte symmetrie, maar net deze strenge, onberispelijke vorm wordt het omhulsel voor een zeer intens gebed tot God, met de nadruk op de onuitwisbare liefde die God heeft geplant in het hoofdpersonage dat tot hem bidt. Mazzochi brengt de geëleveerde poëtische stijl over in een serieus recitatief, waardoor het intense gebed een passende muzikale gedaante krijgt. Een gelijkaardige gewichtigheid vinden we terug in het Lamento della Maddalena, een contrafactum (andere tekst, quasi onveranderde muziek) van Monteverdi’s beroemde Lamento d’Arianna. Monteverdi’s klaagzang werd door tijdgenoten beschouwd als een van de mooiste en meest intense composities ooit. Het Lamento della Maddalena illustreert hoe gemakkelijk de amoureuze klaagzang van de Thebaanse prinses kan worden overgedragen naar de religieuze leefwereld (iets wat Monteverdi zelf al had gedaan met het Pianto della Madonna, door het te transformeren naar een klaagzang van Maria onder het kruis). Met een minimum aan tekstuele wijzigingen, is het nu Maria Magdalena, een bijzonder populaire bijbelfiguur in het seicento, die rouwt om Jezus. De anonieme redacteur volgt daarbij de populaire opvatting dat Maria een amoureuze relatie had met haar Heer. De klaagzang is opgevat als een dramatische ‘scena’, waardoor Maria Magdalena een intense stem krijgt en een afgeronde dramatische karaktertekening. Linda Maria Koldau Vertaling: Kathleen Engels Vana bergamasca Sent’ ogn’ un ciò che vul dir, musa che non può mentir, vuol provaru’ in verità, ch’ogni cos’ è vanità. Luister naar wat zij wil zeggen, muze die niet liegen kan, zij bewijst met wat ze zegt: alles is maar ijdelheid. Non è già questo cantar, un finto favoleggiar, mà una saggia verità, ch’ogni cos’è vanità Ook dit lied dat ik nu zing is geen zinloos fantasietje, want het maant u serieus: alles is maar ijdelheid. Lamento della maddalena Lasciatemi morire! E che volete voi che mi conforte in così dura sorte, in così gran martire? Lasciatemi morire. Laat mij maar liever sterven! Wie op de wereld kan mij nog vertroosten, nu ik zo bitter lijd, gemarteld door verdriet? Laat mij maar liever sterven! O vita, o Gesù mio, sí che mio ti vuo’ dir, che mio pur sei, benchè t’involi, ohimè! da gli occhi miei. Mijn leven, o mijn Jezus, ik noem Je nog de mijne, want nog sta ik Je na, al vlied Je weg, ocharme, weg van mijn ogen. Volgiti, o Gesù mio, volgiti indietro, o Dio! Volgiti indietro a rimirar colei che lasciato ha per te le gemme e gl’ori, e in questo mondo ancora, preda di doglie dispietate e crude Toe, wend Je om, mijn Jezus! Toe, wend Je om, o God! Wend Je gelaat om naar de vrouw te kijken die goud en edelstenen voor Jou heeft opgegeven en die in deze wereld, ten prooi aan onbarmhartig wrede smarten lascierà l’ossa ignude. een droeve dood zal sterven. O Dio, o Gesù mio, se tu vedessi o Dio, se tu vedessi ohimè qual aspra pena sostiene hor Madalena forse, forse veloci, rivolgeresti i passi a queste voci. O Jezus, o mijn Jezus, als Jij mij zag, o God, als Jij, ocharme, de marteling kon zien van de arme Magdalena, dan zou Je zonder talmen snel op Je schreden keren naar waar ik weeklaag. Ma tra nubi serene tu te ne vai felice, ed io qui piango. Dal Cielo a te ne viene schiera lieta e superba, ed io rimango preda di pene in solitarie arene. Maar Jij stijgt vrij en blij naar de serene hemel en ik ween hier. Hoog in de hemel wacht Jou een feestelijk onthaal. Ik blijf hier achter, ten prooi aan mijn verdriet, alleen in de woestijn. Te nell’ amato sen Padre beato stringerà lieto, ed io più non vedrotti, o Luce, o Giesù mio. Jij zult worden verwelkomd in ‘t huis van God, Je Vader en ik zal Je nooit meer zien, o Licht van mij, o Jezus! Dunque i bei lampi, mio sol, tra nubi ascondi, così gli eterni campi senza di me sol varchi? Son queste le corone onde m’adorn’il crine? Queste le pompe sono, che sperai dai tuoi lumi? Dus Je verbergt, mijn zon, Je stralen in de wolken. Betreed Je zonder mij het rijk der eeuwigheid? Zijn dit de gouden kronen waarmee Je mij zou tooien? Is dit de pracht en praal waarop Je mij liet hopen? Lasciarmi in abbandono Waarom liet Je mij hier, a doglia che mi strugga e mi consumi? waar smarten mij verzengen en verteren? Ah speme, ah Giesù mio, lascierai tu morire in van piangendo, in van gridando aita, l’afflitta Madalena ch’a te fidossi a cui sei gloria e vita? Mijn hoop, mijn Jezus, ach, laat Je haar eenzaam sterven, vergeefse tranen stortend, vergeefse kreten slakend, de arme Magdalena, voor wie Jij hoop en licht en leven was? Ahi, che non pur rispondi! Ahi, che più d’Aspi sord’ a’ miei lamenti! O Nembi, o Turbi, o Venti, riportatelo voi da queste sponde, correte, Euri, correte e quel che mi s’asconde rapite tra voragini profonde. Ocharme, Je antwoordt niet! Doof als een kwartel ben Je voor al mijn jammerklachten. O wolken, winden, stormen, breng Hem naar mij terug op deze wereld! Snel hemelwaarts en breng Hem, die zich voor mij verbergt, terug naar deze diepgelegen aarde. Che parlo? Ahi! Che vaneggio? Misera, ohimè! Che chieggio? O vita, O Giesù mio, non son quell’ io che i feri detti sciolse parlò l’affanno mio, parlò il dolore. Parlò la lingua, sì, ma non già il core. Misera, ancor do’ loco a fuggitiva speme? E non ha’ spento Wat zeg ik nu? Wat ijl ik? Ocharme ik, wat vraag ik? O leven, o mijn Jezus, ik was het niet die deze dingen riep, het was mijn droefenis, het was mijn smart. Het was mijn tong die sprak maar niet mijn hart. Ocharme, koester ik nog steeds vergeefse hoop? En zijn de vlammen van in tanti pianti ancor Amor il foco? Spegni tu, morte omai l’aspro tormento. mijn liefde door mijn tranen nog niet gedoofd? Maak dan een einde, dood, aan deze marteling! O luna o stelle, o del mio sol divino, eterna imago in cui dolente ogn’hor miro, o cielo, o fidi spirti, o fier destino, mirate hoggi pietosi il mio martiro, mirate di che duol m’ha fatto herede il mio sole mentre fugge e in ciel s’asconde. O maan, o sterren, o eeuwig stralend licht der goddelijke zon waarnaar ik staar terwijl ik lijd, o goede hemelgeesten, o treurig lot, zie vol barmhartigheid hoezeer ik lijd, en zie met welke pijnen mijn zon mij op de aarde achterlaat, terwijl hij vlucht en in de hemel schuilt. Qui tacque più ch’al dir’ al pianger’ pronta. Hier zweeg zij die zich uitte met meer tranen dan woorden. S’io mi parte S’io mi parto, ò mio Signore s’io ti lascio O Gesù mio quai parole formero nel dirti à Dio. Als ik wegga, o mijn Heer, als ik Je verlaat, mijn Jezus, welke woorden vind ik dan voor mijn adieu? S’io vo lungi à tua beltà che sarà viverò, nò, mà partendo io morirò. Afscheid nemen van Je schoonheid, overleef ik dat of niet? Als ik wegga, zal ik sterven. Ne sia più lasso ch’io viva Triester is het te blijven leven nel rigor di tante pene, se sia priva l’alma mia d’ogni mio bene. in de greep van zoveel leed, als mijn ziel beroofd zal zijn van wat mij gelukkig maakt. Ma che sia mentre io da te volgo il pie viverò, nò? Mà partendo io mi morrò. Wat gebeurt als ik bij Jou blijf, overleef ik dat of niet? Als ik wegga, zal ik sterven. Ma vie più, poss’ io col pianto far palese il mio dolore che col canto far altrui noto il mio core. Beter kan ik met mijn tranen uiting geven aan mijn smart dan dat ik met mijn gezang allen toon wat in mijn hart leeft. Dunque ohimè per chè così canto hor qui viverò, nò, mà partendo io morirò. Dus, ocharme, omdat ik zing, overleef ik hier en nu. Als ik wegga, zal ik sterven. Madre, non mi far monaca Madre, non mi far monaca che non mi voglio far. Non mi tagliar la tonaca che non la voglio portar. Tutt’il dì in coro, al vespro et alla messa, e’ la madre abadessa non fà se non gridar. Che posse la creppar! Moeder, maak van mij geen non, want dat wil ik niet worden. Knip en naai mij geen habijt, want dat wil ik niet dragen. Een non moet altijd zingen, bij ‘t lof en in de mis, terwijl de moeder overste niets anders doet dan krijsen. Ach, viel dat mens maar dood! Canzonetta spirituale sopra alla nanna Hor ch’è tempo di dormire. Dormi figlio e non vagire perche tempo ancor verrà che vagir bisognerà. Het is tijd om te gaan slapen. Slaap, mijn jongen en huil niet meer, later zal je in je leven reden krijgen om te huilen. Deh ben mio deh cor mio fà fa la nina nina na. Toe mijn liefje, toe mijn hartje, luister naar mijn wiegelied. Chiudi quei lumi divini come fan gl’altri bambini. Perche tosto oscuro velo priverà di lume il cielo. Sluit je goddelijke ogen, zoals alle baby’s doen. Aanstonds zal een zwarte sluier al het hemellicht verhullen. Deh ben mio deh cor mio fà fa la nina nina na. Toe mijn liefje, toe mijn hartje, luister naar mijn wiegelied! Ovver prendi questo latte dalle mie mammelle intatte perche ministro crudele ti prepara acceto e fiele. Of drink eerst wat zoete melk uit mijn ongerepte borsten, want een wrede voeder biedt jou later azijn en gal. Deh ben mio deh cor mio fà fa la nina nina na. Toe mijn liefje, toe mijn hartje, luister naar mijn wiegelied! Amor mio sia questo petto hor per te morbido letto pria che rendi ad alta voce l’alma al Padre sù la croce. Lieve schat, laat deze armen jou een zachte toevlucht zijn, voor jij ooit met luide stem aan het kruis je Vader aanroept. Deh ben mio deh cor mio fà fa la nina nina na. Toe mijn liefje, toe mijn hartje, luister naar mijn wiegelied! Posa hor queste membra belle vezzosette e tenerelle perchè puoi ferri e catene gli daran acerbe pene. Laat je mooie lijfje rusten, zo aanvallig en zo kwetsbaar, voordat wapenen en ketens het in later jaren kwellen. Deh ben mio deh cor mio fà fa la nina nina na. Toe mijn liefje, toe mijn hartje, luister naar mijn wiegelied! Queste mani e questi piedi ch’hor con gusto e gaudio vedi ahime com’in varii modi passeran acuti chiodi. Deze handjes, deze voetjes, waar je nu zo lief mee speelt, worden met de scherpste spijkers later aan een kruis genageld. Questa facia gratiosa rubiconda hor più che rosa sputi e schiaffi sporcheranno con tormento e grand’affanno. En dit lieve roze huidje van je blozende gezichtje wordt bespogen en geslagen en vernederd en gekweld. Ah con quanto tuo dolore sola speme del mio core questo capo e questi crini passeran acuti spini. Ach, wat zul je gruwzaam lijden, allerliefste van mijn hart, als dit hoofdje straks wordt omkranst door een wrede doornenkroon. Ah ch’in questo divin petto amor mio dolce e diletto vi farà piaga mortale empia lancia e disleale. In die goddelijke borstkas, allerliefste lieveling, zal de speer van een verrader dodelijke wonden maken. Dormi dunque figliol mio, dormi pur Redentor mio, perchè poi con lieto viso ci vedrem in Paradiso. Slaap maar, zoontje, slaap maar zoet, slaap maar rustig, mijn verlosser, want wij zullen elkaar weerzien, later, in het hemelrijk. Hor che dorme la mia vita del mio cor gioia compita tacia ogn’un con puro zelo tacian sin la terra e’l Cielo. Stil, hij slaapt, mijn levenslicht, vreugde van mijn moederhart. Laat een elk vol eerbied zwijgen, zelfs de aarde en de hemel. E frà tanto io che farò? Il mio ben contemplerò ne starò col capo chino fin che dorme il mio Bambino. Wat zal ik intussen doen? Ik aanschouw mijn lieveling en kijk met gebogen hoofd naar mijn zoon, terwijl hij slaapt. Follia del mondo Poverello, che farai? Sè non mutti vita hor mai coglieranti eterni guai. Poverello, che farai? Arme dwaas, wat moet je doen? Als je niet je leven betert, wachten jou eeuwige smarten. Arme dwaas, wat moet je doen? Miserello, che dirai quand’al fin ti troverai nell’Inferno sempre mai? Poverello, che dirai? Sukkelaar, wat zul je zeggen als je je uiteindelijk in de hel blijkt te bevinden? Arme dwaas, wat zul je zeggen? Sgratiatell’ov’ anderai quando chiuso ti vedrai nel abiss’è uscirne mai? Poverello’ov’ anderai? Pechvogel, wat kun je doen, als je in de afgrond zit en er nooit meer kunt uitkomen? Arme dwaas, waar kun je heen? Balordello, che farai quand’à render cont’havrai di quel tutto, che fatt’hai? Poverello che farai? Dommerik, wat ga je doen als je rekenschap moet geven van al wat je hebt gedaan? Arme dwaas, wat ga je doen? Vitiossello, che dirai quando tue colpe vedrai a scoprirsi come sai? Poverello, che dirai? Slechterik, wat zul je zeggen als het slechte wat je deed aan de kaak zal worden gesteld? Arme dwaas, wat zul je zeggen? Spensierato, che non fai? Penitenza pensarai? Di salvarti non potrai. Poverello, che farai? Zieltje zonder zorg, wat nu? Reken je op boetedoening? Niets zal jou meer kunnen redden. Arme dwaas, wat ga je doen? Negligente, che dirai sè non ti risolvi mai di pensar ov’anderai? Poverello, che farai? Klungelaar, wat ga je zeggen als je nooit hebt nagedacht over wat er gaat gebeuren? Arme dwaas, wat ga je doen? Tem’el giusto sempre mai di trovar, gli eterni guai. Peccator tù, che farai? Poverello’ov’ anderai? Goede mensen vrezen nooit voor ellende na de dood. Zondaar, waar vind jij soelaas? Arme dwaas, waar ga je heen? Pazzarello, se non sai provedert’in temp’hor mai nel’Inferno caderai. Poverell’ov’ anderai? Zotterik, als jij niet snel op het rechte spoor belandt, kom je in de hel terecht. Arme dwaas, waar ga je heen? Alla Morte tu’l saprai sè ben fatto non havrai che in eterno brugerai. Poverello, che farai? Na je dood zal je het zien: als je nooit het goede deed, brand je in het eeuwige vuur. Arme dwaas, wat doe je dan? Pianto della Madonna Stabat Mater dolorosa juxta crucem lacrimosa, dum pendebat filius. In smarten stond de moeder naast het kruis, wenend, waar haar zoon hing. Cujus animam gementem contristatam et dolentem per transivit gladius. En haar zuchtende hart, bedroefd en treurend, werd door een zwaard doorboord. O quam tristis et afflicta fuit illa benedicta mater Unigeniti. O hoe droevig en treurig was die gezegende moeder van de eniggeborene. Quae maerebat et dolebat. Et tremebat cum videbat nati poenas inclyti. Ach, hoe treurde en leed die goede moeder, terwijl ze de smarten van haar roemrijke kind zag. Quis est homo qui non fleret, Christi Matrem si videret in tanto supplicio? Wie is de mens die niet zou wenen, als hij de moeder van Christus zou zien in zulk een beproeving? Quis non posset contristari, piam matrem contemplari dolentem cum filio? Wie zou geen medelijden hebben bij het aanschouwen van de moeder van Christus lijdend met haar zoon? Pro peccatis suae gentis Vidit Jesum in tormentis et flagellis subditum. Voor de zonden van Zijn volk zag zij Jezus in pijnen en aan geselingen overgeleverd. Vidit suum dulcem natum morientem desolatum dum emisit spiritum. Ze zag haar geliefde kind, bij Zijn sterven geheel verlaten, terwijl Hij de geest gaf. Eia mater, fons amoris, me sentire vim doloris fac ut tecum lugeam. Gij, moeder, bron van liefde, maak dat ik de grootheid van uw smart voel, zodat ik samen met u treur. Fac ut ardeat cor meum in amando Christum Deum, ut sibi complaceam. Doe mijn hart branden van liefde voor Christus, om Hem te behagen. Sancta mater, istud agas, crucifixi fige plagas cordi meo valide. Heilige moeder, doe dit: prent de striemen van de gekruisigde stevig in mijn hart. Tui nati vulnerati tam dignati pro me pati, poenas mecum divide. Van uw gewonde Zoon, die zo liefdevol voor mij leed, wil ik ook in de smarten delen. Fac me vere tecum flere, crucifixo condolere, donec ego vixero. Doe mij waarlijk met u wenen, mede lijden met de gekruisigde, zolang ik leven zal. Iuxta crucem tecum stare et me tibi sociare in planctu desidero. Naast het kruis met u te staan, en mij gaarne met u te verbinden in rouwklacht, dat verlang ik. Virgo virginum praeclara, mihi jam non sis amara, fac me tecum plangere. Stralende maagd der maagden wees mij thans niet bitter, laat mij met u treuren. Fac ut portem Christi mortem, passionis eius fortem et plagas recollere. Laat mij Christus’ dood dragen, maak mij deelgenoot aan Zijn lijden, doe mij Zijn striemen overdenken. Fac me plagis vulnerari, cruce hac inebriari, ob amorem Filii. Laat mij verwond worden door Zijn striemen, maak mij dronken van het kruis, wegens de liefde van uw Zoon. Inflammatus et accensus per te Virgo, sim defensus in die iudicii. Als ik door vlammen word verbrand, laat mij dan door u, maagd, worden beschermd op de dag des oordeels. Fac me Cruce custodiri morte Christi praemuniri confoveri gratia. Bescherm mij door het kruis, verdedig mij door de dood van Christus, laat mij mezelf koesteren in Zijn genade. Quando corpus morietur, fac ut animae donetur paradisi gloria. Amen. Als mijn lichaam sterven zal, geef dan dat mijn ziel het geschenk ontvangt van de glorie van het paradijs. Spagnoletto dishonorato Canterò de l’honore del mondo infame. Secondo la vena mi dà e dirò che la gloria l’honore, sol è del Signore ch’in Cielo ne stà. Ik zing over de eer van de eerloze wereld. Dat idee komt bij me op, dit zeg ik u: glorie en eer zijn woorden die passen bij God die in de hemel woont. Ah’ honor pazzo, questo Mondazzo Eer is een vreemd begrip, deze rare wereld cosa sia honore in vero non sà. Non son l’armi che dan ver honore. Ch’Orlando hà un furore di gran crudeltà. Non Apolline, ò Pallade, ò Marte nel Ciel hanno parte che i Dei non stan là. weet niet wat eer betekent. ‘t Is niet de strijd waarmee men eer verwerft. Orlando’s razernij bracht enkel wreedheid voort. Ook Apollo, Pallas, Mars werden onterecht geëerd in ‘t antieke hemelrijk. D’armi il furore non da l’honore. Mà la patienza, il perdon, la pietà. L’Eccellenza de l’arte, il Cantare dipinger, sonare honore non dà, quando cerchi la lode del Mondo en canti secondo che vuol l’humiltà; Met de razernij van wapens verwerft men geen eer. Wel met geduld, begrip en mededogen. Kundigheid in de kunsten, zingen, schilderen, een instrument bespelen geven geen recht op eer, als je op lof van de wereld hoopt in plaats van nederig te zijn. Non è honore esser Pittore se vitioso quel arte ti fà. Si che dunque consiste l’honore in virtù ch’odore dia di Santità. Het is niet eervol schilder te zijn als je kunst je hebzuchtig maakt. Eer verdient men alleen met de deugdzaamheid die grenst aan heiligheid. Se la vita moral farà buona la scienza Corona d’honor portarà; l’Armi, Ricchezze l’Arti, e Belleze senza peccati son gran dignità. Wie een goed leven leidt, verdient terecht de erekroon. Strijd, rijkdom, kunst en schoonheid zonder zonden verlenen waardigheid. Amar a dios por dios No me mueve, mi Dios, para quererte el çielo que me tienes prometido, Het is niet de hemel die U mij hebt beloofd, die mij ertoe aanzet U lief te hebben, God, ni me mueve el infierno tan temido para dexar por esso de ofenderte. Noch is het de zo gevreesde hel die mij aanspoort U niet te mishagen. Muévesme tú, Señor, muéveme el vertte Clavado en essa Crus y escarneçido, muéveme ver tu cuerpo tan herido, muévenme tus afrentas y tu muerte. U zelve brengt mij daartoe, Heer; u spoort me aan Als ik U aan het kruis genageld zie en zie hoe U bespot bent,Uw zo verwonde lichaam spoort mij aan,evenals de beledigingen en Uw dood. Muévesme al fin, mio Dios, de tal manera, que si no huviera Çielo, yo te amara, y si no huviera infierno, Te temiera. U, mijn God, spoort mij zozeer aan dat, ook als er geen hemel was,ik nog steeds van U zou houden en was er geen hel, dan nog zou ik U vrezen. Ni tienes que me dar porque te quiera, porque si quanto espero no esperara, lo mismo que te quiero te quisiera. U hoeft me niets te geven opdat ik U liefheb, want, hoopte ik niet met zoveel vuur als ik nu doe, dan nog hield ik van U, even veel als ik nu van U houd. Cantata spirituale Queste pungenti spine che ne’boschi d’abisso nodrite ed allevate affliggono, trafiggono, o crudeltate, il mio Signor e Dio. De stekelige takken, die jullie in de wouden besproeien en doen groeien, verwonden en doorsteken, o wreedheid, mijn God en Heer. Son saette divine che col foco del cielo addolcite e temprate allettano, dilettano, o, gran pietate il cor divoto e pio. Die goddelijke pijlen, verzoet, verzacht, getemperd door vuur vanuit de hemel verblijden en vertroosten, o mededogen, het vrome, godvruchtige hart. E tù, anima mia non sai che sia dolore ancor non senti amore. Così dunque vivrai En jij, mijn ziel, weet niet wat smarten zijn en kent de liefde niet. Kun je zo leven zonder senz’amor, senza duolo? Nò, rivolgi il core pieghevole, piacevole o, buon fervore, à si gravi martiri, e riverente homai pentita e lagrimosa manda dal petto fuore caldissimi, dolcissimi d’amor sensi e sospiri. de liefde, zonder smart? Nee. Open dus je hart, inschikkelijk, beminnelijk, o nuttig vuur, voor zulk een gruwzaam lijden en slaak, terecht eerbiedig, berouwvol en betraand, vanuit een droef gemoed de zoetste en de warmste betuigingen van liefde. Così, anima mia saprai che sia dolore intenderai amore. Omdat je nu, mijn ziel, wel weet wat smarten zijn en ook wat liefde is. vertaling: Ike Cialona (Italiaans), Marianne Lambregts (Spaans) Raquel Andueza Na haar muziekopleiding in haar thuisstad Pamplona studeerde sopraan Raquel Andueza aan de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Ze werkte reeds samen met ensembles als L’Arpeggiata, Gli Incogniti, B’Rock, La Tempestad, Al Ayre Español, Orquesta Barroca de Sevilla, El Concierto Español, Private Musicke, La Real Cámara, Hippocampus en Orphénica Lyra. Sinds 2003 maakt ze deel uit van het vocale kwartet La Colombina. Met theorbespeler Jesús Fernández Baena vormt ze La Galanía, dat zich toelegt op het 17de-eeuwse Italiaanse repertoire. Ze geeft geregeld zangcursussen aan het Teatro Real in Madrid en aan de conservatoria van Burgos en Alcalá de Henares. Jesús Fernández Baena Jesús Fernández Baena werd geboren in Estepa (Sevilla) en studeerde blokfluit en luit aan het Conservatorio Superior de Música de Sevilla. Hij vervolgde zijn studie aan het conservatorium van Den Haag, waar hij afstudeerde in 2002. Ook hij werd daarna meteen actief in verschillende ensembles en orkesten, waaronder die van Emilio Moreno, Frans Brüggen, Gabriel Garrido, Paul McCreesh, Fabio Bonizzoni en Eduardo López Banzo. Als begeleider is Baena in trek bij grote namen als María Bayo, Magdalena Kožená, Jordi Domènech, Nùria Rial en Carlos Mena. Samen met Raquel Andueza richtte hij het ensemble La Galania op. Cd’s met hem verschenen bij Harmonia Mundi France, Deutsche Grammophon, NB Musika en Naïve en Anima e Corpo Música. Goed om te weten Foyer De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog geruime tijd open. Beeld- en geluidsopnamen Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder Rondleidingen en zaalverhuur Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw en -organisator, of wenst u meer informatie over de mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten, voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de kantooruren contact op te nemen met de administratie expliciete toelating van de directie van AMUZ. van AMUZ. Concertinleidingen, aanvangsuur en duur van de concerten De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80 minuten, tenzij anders vermeld. Medewerkers AMUZ Bart Demuyt, directie & artistiek leiding | Veerle Braem, zakelijk directie | Robin Steins, assistentie programmering & educatie | Klaartje Heiremans, pers & communicatie | Kathleen Engels, communicatie | Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman, directieassistentie & productie | Jan Tambuyser, productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie & zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer| Koen Koninkx, foyer & ticketing | Anne Struelens, vrijwilliger distributie Programmaboekjes De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf enkele dagen na het concert. Binnenwerk geprint bij Laatkomers De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze. Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in de foyer. www.prints-copy.be wettelijk depotnummer: D/2014/0306/169
© Copyright 2024 ExpyDoc