Download hier het programmaboekje.

ZO
21/09/14
15.00
Concert
Raquel Andueza & Jesús Fernández Baena
Raquel Andueza, sopraan | Jesús Fernández Baena, theorbe
Anoniem (17de eeuw)
Vana bergamasca
Claudio Monteverdi (1567-1643)
Lamento della Maddalena
Domenico Mazocchi (1592-1665)
S’io mi parto
Anoniem (17de eeuw)
Madre non mi far monaca
Tarquinio Merula (ca. 1594-1665)
Canzonetta spirituale sopra alla nanna
Anoniem (17de eeuw)
Follia del mondo
Giovanni Felice Sances (1600-1679)
Pianto della Madonna
Anoniem (17de eeuw)
Spagnoletto dishonorato
Domenico Mazocchi
Amar a Dios por Dios
Benedetto Ferrari (ca. 1603-1681)
Cantata spirituale
Dit concert wordt georganiseerd naar aanleiding van de komst van Caravaggio’s Madonna van Loreto
naar Antwerpen in het kader van de tentoonstelling Heilige Boeken Heilige Plaatsen in het MAS.
In Paradiso “Als ik je verlaat, zal ik sterven bij het afscheid”: een standaarduitdrukking in de liefdespoëzie van rond
het jaar 1600. Toch is het niet alleen de wereldse liefde die wordt beschreven met steeds terugkerende
zinnen over het leven en de dood, vuur en ijs, zingen en huilen, leven en sterven. Dezelfde vurige liefde
werd opgeroepen − en volgens talrijke bronnen ook ervaren − in religieuze context.
De intense liefde van God is een van de belangrijkste thema’s in de liederen en cantaten van dit
concert. Gods liefde wordt uitgedrukt in lichte canzonetta’s, dramatische recitatieven en verschillende
ostinatoformules die zowel stabiliteit als amoureuze obsessie uiten. De 17de-eeuwse componisten die
in dit religieuze programma zijn vertegenwoordigd, hanteerden dus muzikale middelen die meestal in
de wereldlijke muziek werden gebruikt. Er was geen duidelijke lijn tussen ‘geestelijk’ en ‘wereldlijk’ in
de poëzie en muziek van die tijd, hoezeer de autoriteiten ook trachtten om heilige zaken puur en los van
seculiere invloeden te houden. Sterker nog, het enorme corpus aan sacrale werken voor niet-liturgische
religieuze devotie toont aan dat componisten de zeer populaire en effectieve muzikale middelen van de
dramatische compositie aanwendden in hun religieuze muziek, niet het minst in deze periode, die door
sterke mystieke stromingen werd gekarakteriseerd.
Dit programma presenteert drie belangrijke thema’s in de religiositeit van het seicento: intense liefde
voor God, de ijdelheid van wereldse zaken en vrouwenstemmen uit de Bijbel. Deze thema’s worden
gecombineerd met de meest geavanceerde muzikale genres van die periode: luchtige canzonetta’s,
intens recitatief en composities op een ostinatomotief.
Het volkse Madre non mi ver monaca is een ironische introductie tot deze verzameling van ernstige
religieuze werken. De anonieme 17de-eeuwse compositie geeft uiting aan een wijdverbreid probleem
van toen, de gedwongen plaatsing in kloosters van talloze meisjes uit hogere kringen. Wie is het
meisje dat een stem werd gegeven in dit humoristische en pakkende liedje? Rekening houdend met
haar realistische alwetende vertelstijl, is ze waarschijnlijk een ‘educanda’, een meisje dat wordt
onderwezen in een klooster en daar waarschijnlijk zal aanblijven als non. Het stuk kan echter evengoed
een parodie zijn, die op lichte en enigszins platvloerse wijze een bekend sociaal probleem persifleert.
Na de humoristische inleiding richt het programma zich op de ernstige intensiteit van de religieuze
devotie in de 17de eeuw. De liefde voor God en het vurige verlangen naar eenheid met Christus wordt
uitgedrukt in eigentijdse poëzie en muziek. Een van de meest opvallende werken schuwt echter een
17de-eeuws gedicht ten voordele van een 13de-eeuwse tekst, de Stabat mater-sequentie, afwisselend
toegeschreven aan de franciscaan Jacopone da Todi en paus Innocentius III. Componist Giovanni
Felice Sances greep de geschiktheid van dit zeer emotionele middeleeuwse gedicht aan voor de
dramatische doeleinden van de seicentomuziek. Van het Stabat mater − een boeiende beschrijving
van Maria aan de voet van het kruis, die uitmondt in een vurig gebed tot de maagd Maria – maakt hij
een dramatische ‘scena’ voor solostem die treffend ontvouwt over een chromatisch dalende tetrachord
(passus duriusculus), een typische muzikale klaagzang. De compositie is opgedeeld in verschillende
secties waarin beschrijvend recitatief, gevoelig lied en chromatische ostinatobas worden afgewisseld.
De schilderachtige beschrijvingen worden omgezet in recitatieven, terwijl de emotionele stukken
worden verdeeld over de chromatische tetrachord. De compositie is in een zeer affectieve muzikale
taal geschreven, opdat de luisteraar zich kan identificeren met het lyrische personage, zijnde de
persoon die Maria beschrijft en tot haar bidt. De declamatie is meestal eenvoudig en gebruikt zelfs
technieken uit het liturgische recitatief, maar het is net deze eenvoud, in combinatie met de affectieve
ostinatotechniek, die de beroemde sequentie omtovert tot een aangrijpende dramatische scène.
Een ander, nog meer beklijvend stuk is de Canzonetta spirituale sopra alla nanna van Tarquinio Merula.
De anonieme tekst creëert een diep verontrustende scène: de maagd Maria zingt een slaapliedje voor
haar kleine kindje Jezus, maar de tedere, moederlijke geruststelling wordt afgewisseld met visioenen
van de gruwelijke dood van haar zoon aan het kruis. Nogmaals is de samenstelling verdeeld over een
ostinatobas. Dit keer is het de kortste ostinato, de ninna-nanna-bas (een wiegende kleine secunde)
die een teder slaapliedje evoceert. In combinatie met de tekst lijkt deze compositie bijna macaber en
presenteert ze een ongewoon donker en beklemmend beeld van de maagd Maria.
In het midden van de 17de eeuw waren ostinatobaspatronen het geliefkoosde expressiemiddel voor
intense gevoelens. Zoals te zien is in de overgeleverde muzikale bronnen, werden diverse patronen
− de grote en de kleine aflopende tetrachord, de ciacconabas, de chromatische tetrachord − als quasiemblematische muzikale figuren gebruikt om een duidelijk omschreven affect uit te drukken: verdriet
of blijdschap, gedrevenheid of sensualiteit. Met het dominante ‘affetto’ verankerd in de bas, kon de
solostem ontvouwen boven, interageren met of ingaan tegen het steeds terugkerende baspatroon. Een
techniek die intens emotionele muziek oplevert.
Een ander voorbeeld van deze techniek is te vinden in Benedetto Ferrari’s Cantate spirituale (Queste
pungenti spine). Het centrale thema van de lange tekst is de liefde voor God, die moet worden ervaren
door middel van pijn. Het thema van de liefde wordt veelzeggend verklankt door een dalende tetrachord
in majeur, het ostinatopatroon bij voorkeur voor de expressie van liefde, vreugde en welzijn. In Ferrari’s
compositie moet liefde worden ervaren door pijn: de tekst schetst bijgevolg voldoende beelden van
spijkers, wonden, kwelling, kwetsuren en martelaarschap. Dit wordt over een sensuele ostinato
vertaald in dissonanten, plotselinge harmonische verschuivingen en abrupte pauzes. Niettemin
vertoont de cantate een algemeen affetto van tederheid en stabiliteit, uitgedrukt in vloeiende vocale
frasen over een groot tetrachord.
Domenico Mazzochi’s ‘ciaccona’ S’Io mi parto, o mio Signore is een voorbeeld van de lichte
canzonettastijl die dominanter werd vanaf de jaren 1630. Mazzochi gebruikt het om een licht, strofisch
gebed tot Jezus uit te drukken, waarbij intensiteit plaats ruimt voor een luchtige expressie van liefde.
Dezelfde toon wordt gezet in het anonieme Follia del mondo, dat voortbouwt op een zeer eenvoudige
melodie met repetitieve zinnen. De anonieme componist heeft die techniek misschien toegepast
om het concept van wereldse ijdelheid en oppervlakkigheid om te zetten in muziek. Net zoals Vana
bergamasca − een eenvoudig liedje op de al even eenvoudige bergamascabas – richt Follia del mondo
zich op het vanitasmotief, een favoriet topos in het midden van de 17de eeuw, zoals gedocumenteerd
in talloze vanitasschilderijen, -preken, -gedichten en -composities. Ook de zangerige, licht vloeiende
melodie van het anonieme Spagnoletto dishonorato komt overeen met dit muzikaal-religieuze thema.
Zoals aangegeven in de speelse titel, is eerbaarheid de focus van dit vermanende lied: het wereldse
begrip van eer, zij het in sociale status, commercieel succes of in de wereld van kunst en literatuur,
slinkt tot niets in vergelijking met blijvende christelijke deugden.
Ten slotte zijn er de grote recitatieven, dramatische scènes die stem geven aan intense devotie in de
gedaante van een bijbelse figuur of de persona van een biddende christen. Net als Sances met zijn
Stabat mater, wendt Domenico Mazzocchi een bekende christelijke tekst aan voor zijn zetting van
Amar a Dios por Dios. Sinds het geschreven werd in de 16de eeuw, werd dit gedicht beschouwd als
een van de mooiste religieuze teksten in de Spaanse taal. De auteur is onbekend; het gedicht wordt
afwisselend geïnterpreteerd als een opdracht aan de heiligen Juan de la Cruz of Teresa van Ávila,
naast andere 16de-eeuwse Spaanse mystici. In tegenstelling tot de meeste religieuze poëzie van die
periode, is dit gedicht zeer terughoudend, wat het waardigheid en ongewone poëtische intensiteit
verleent. Vorm en inhoud lijken bijna in tegenspraak: het vlekkeloze vormelijke evenwicht in een rijke
retoriek vol woordspelingen lijkt bijna afstandelijk in zijn perfecte symmetrie, maar net deze strenge,
onberispelijke vorm wordt het omhulsel voor een zeer intens gebed tot God, met de nadruk op de
onuitwisbare liefde die God heeft geplant in het hoofdpersonage dat tot hem bidt. Mazzochi brengt de
geëleveerde poëtische stijl over in een serieus recitatief, waardoor het intense gebed een passende
muzikale gedaante krijgt.
Een gelijkaardige gewichtigheid vinden we terug in het Lamento della Maddalena, een contrafactum
(andere tekst, quasi onveranderde muziek) van Monteverdi’s beroemde Lamento d’Arianna. Monteverdi’s
klaagzang werd door tijdgenoten beschouwd als een van de mooiste en meest intense composities ooit.
Het Lamento della Maddalena illustreert hoe gemakkelijk de amoureuze klaagzang van de Thebaanse
prinses kan worden overgedragen naar de religieuze leefwereld (iets wat Monteverdi zelf al had
gedaan met het Pianto della Madonna, door het te transformeren naar een klaagzang van Maria onder
het kruis). Met een minimum aan tekstuele wijzigingen, is het nu Maria Magdalena, een bijzonder
populaire bijbelfiguur in het seicento, die rouwt om Jezus. De anonieme redacteur volgt daarbij de
populaire opvatting dat Maria een amoureuze relatie had met haar Heer. De klaagzang is opgevat
als een dramatische ‘scena’, waardoor Maria Magdalena een intense stem krijgt en een afgeronde
dramatische karaktertekening.
Linda Maria Koldau
Vertaling: Kathleen Engels
Vana bergamasca
Sent’ ogn’ un ciò che vul dir,
musa che non può mentir,
vuol provaru’ in verità,
ch’ogni cos’ è vanità.
Luister naar wat zij wil zeggen,
muze die niet liegen kan,
zij bewijst met wat ze zegt:
alles is maar ijdelheid.
Non è già questo cantar,
un finto favoleggiar,
mà una saggia verità,
ch’ogni cos’è vanità
Ook dit lied dat ik nu zing
is geen zinloos fantasietje,
want het maant u serieus:
alles is maar ijdelheid.
Lamento della maddalena
Lasciatemi morire!
E che volete voi
che mi conforte
in così dura sorte,
in così gran martire?
Lasciatemi morire.
Laat mij maar liever sterven!
Wie op de wereld
kan mij nog vertroosten,
nu ik zo bitter lijd,
gemarteld door verdriet?
Laat mij maar liever sterven!
O vita, o Gesù mio,
sí che mio ti vuo’ dir,
che mio pur sei,
benchè t’involi, ohimè!
da gli occhi miei.
Mijn leven, o mijn Jezus,
ik noem Je nog de mijne,
want nog sta ik Je na,
al vlied Je weg, ocharme,
weg van mijn ogen.
Volgiti, o Gesù mio,
volgiti indietro,
o Dio!
Volgiti indietro
a rimirar colei
che lasciato ha per te
le gemme e gl’ori,
e in questo mondo ancora,
preda di doglie
dispietate e crude
Toe, wend Je om, mijn Jezus!
Toe, wend Je om,
o God!
Wend Je gelaat
om naar de vrouw te kijken
die goud en edelstenen
voor Jou heeft opgegeven
en die in deze wereld,
ten prooi aan
onbarmhartig wrede smarten
lascierà l’ossa ignude.
een droeve dood zal sterven.
O Dio, o Gesù mio,
se tu vedessi o Dio,
se tu vedessi ohimè
qual aspra pena
sostiene hor Madalena
forse, forse veloci,
rivolgeresti i passi
a queste voci.
O Jezus, o mijn Jezus,
als Jij mij zag, o God,
als Jij, ocharme,
de marteling kon zien
van de arme Magdalena,
dan zou Je zonder talmen
snel op Je schreden keren
naar waar ik weeklaag.
Ma tra nubi serene
tu te ne vai felice,
ed io qui piango.
Dal Cielo a te ne viene
schiera lieta e superba,
ed io rimango
preda di pene
in solitarie arene.
Maar Jij stijgt vrij en blij
naar de serene hemel
en ik ween hier.
Hoog in de hemel wacht Jou
een feestelijk onthaal.
Ik blijf hier achter,
ten prooi aan mijn verdriet,
alleen in de woestijn.
Te nell’ amato sen
Padre beato stringerà lieto,
ed io più non vedrotti,
o Luce, o Giesù mio.
Jij zult worden verwelkomd
in ‘t huis van God, Je Vader
en ik zal Je nooit meer zien,
o Licht van mij, o Jezus!
Dunque i bei lampi,
mio sol, tra nubi ascondi,
così gli eterni campi
senza di me sol varchi?
Son queste le corone
onde m’adorn’il crine?
Queste le pompe sono,
che sperai dai tuoi lumi?
Dus Je verbergt, mijn zon,
Je stralen in de wolken.
Betreed Je zonder mij
het rijk der eeuwigheid?
Zijn dit de gouden kronen
waarmee Je mij zou tooien?
Is dit de pracht en praal
waarop Je mij liet hopen?
Lasciarmi in abbandono
Waarom liet Je mij hier,
a doglia che mi strugga
e mi consumi?
waar smarten mij verzengen
en verteren?
Ah speme, ah Giesù mio,
lascierai tu morire
in van piangendo,
in van gridando aita,
l’afflitta Madalena
ch’a te fidossi
a cui sei gloria e vita?
Mijn hoop, mijn Jezus, ach,
laat Je haar eenzaam sterven,
vergeefse tranen stortend,
vergeefse kreten slakend,
de arme Magdalena,
voor wie Jij hoop
en licht en leven was?
Ahi, che non pur rispondi!
Ahi, che più d’Aspi
sord’ a’ miei lamenti!
O Nembi, o Turbi,
o Venti, riportatelo voi
da queste sponde,
correte, Euri, correte
e quel che mi s’asconde
rapite tra voragini profonde.
Ocharme, Je antwoordt niet!
Doof als een kwartel ben Je
voor al mijn jammerklachten.
O wolken, winden, stormen,
breng Hem naar mij terug
op deze wereld!
Snel hemelwaarts en breng Hem,
die zich voor mij verbergt,
terug naar deze diepgelegen aarde.
Che parlo? Ahi!
Che vaneggio?
Misera, ohimè!
Che chieggio?
O vita, O Giesù mio,
non son quell’ io
che i feri detti sciolse
parlò l’affanno mio,
parlò il dolore.
Parlò la lingua, sì,
ma non già il core.
Misera, ancor do’ loco
a fuggitiva speme?
E non ha’ spento
Wat zeg ik nu?
Wat ijl ik?
Ocharme ik,
wat vraag ik?
O leven, o mijn Jezus,
ik was het niet
die deze dingen riep,
het was mijn droefenis,
het was mijn smart.
Het was mijn tong die sprak
maar niet mijn hart.
Ocharme, koester ik
nog steeds vergeefse hoop?
En zijn de vlammen van
in tanti pianti ancor
Amor il foco?
Spegni tu, morte omai
l’aspro tormento.
mijn liefde door mijn tranen
nog niet gedoofd?
Maak dan een einde, dood,
aan deze marteling!
O luna o stelle,
o del mio sol divino,
eterna imago
in cui dolente
ogn’hor miro,
o cielo, o fidi spirti,
o fier destino,
mirate hoggi pietosi
il mio martiro,
mirate di che duol
m’ha fatto herede il mio sole
mentre fugge
e in ciel s’asconde.
O maan, o sterren,
o eeuwig stralend licht
der goddelijke zon
waarnaar ik staar
terwijl ik lijd,
o goede hemelgeesten,
o treurig lot,
zie vol barmhartigheid
hoezeer ik lijd,
en zie met welke pijnen
mijn zon mij op de aarde achterlaat,
terwijl hij vlucht
en in de hemel schuilt.
Qui tacque più ch’al dir’
al pianger’ pronta.
Hier zweeg zij die zich uitte
met meer tranen dan woorden.
S’io mi parte
S’io mi parto,
ò mio Signore
s’io ti lascio
O Gesù mio
quai parole formero
nel dirti à Dio.
Als ik wegga,
o mijn Heer,
als ik Je verlaat,
mijn Jezus,
welke woorden vind ik dan
voor mijn adieu?
S’io vo lungi à tua beltà
che sarà viverò, nò,
mà partendo io morirò.
Afscheid nemen van Je schoonheid,
overleef ik dat of niet?
Als ik wegga, zal ik sterven.
Ne sia più lasso ch’io viva
Triester is het te blijven leven
nel rigor di tante pene,
se sia priva l’alma mia
d’ogni mio bene.
in de greep van zoveel leed,
als mijn ziel beroofd zal zijn
van wat mij gelukkig maakt.
Ma che sia mentre io da te
volgo il pie viverò, nò?
Mà partendo io mi morrò.
Wat gebeurt als ik bij Jou blijf,
overleef ik dat of niet?
Als ik wegga, zal ik sterven.
Ma vie più,
poss’ io col pianto
far palese il mio dolore
che col canto far
altrui noto il mio core.
Beter kan ik
met mijn tranen
uiting geven aan mijn smart
dan dat ik met mijn gezang
allen toon wat in mijn hart leeft.
Dunque ohimè
per chè così canto
hor qui viverò, nò,
mà partendo io morirò.
Dus, ocharme,
omdat ik zing,
overleef ik hier en nu.
Als ik wegga, zal ik sterven.
Madre, non mi far monaca
Madre, non mi far monaca
che non mi voglio far.
Non mi tagliar la tonaca
che non la voglio portar.
Tutt’il dì in coro,
al vespro et alla messa,
e’ la madre abadessa
non fà se non gridar.
Che posse la creppar!
Moeder, maak van mij geen non,
want dat wil ik niet worden.
Knip en naai mij geen habijt,
want dat wil ik niet dragen.
Een non moet altijd zingen,
bij ‘t lof en in de mis,
terwijl de moeder overste
niets anders doet dan krijsen.
Ach, viel dat mens maar dood!
Canzonetta spirituale sopra alla nanna
Hor ch’è tempo di dormire.
Dormi figlio e non vagire
perche tempo ancor verrà
che vagir bisognerà.
Het is tijd om te gaan slapen.
Slaap, mijn jongen en huil niet meer,
later zal je in je leven
reden krijgen om te huilen.
Deh ben mio deh cor mio fà
fa la nina nina na.
Toe mijn liefje, toe mijn hartje,
luister naar mijn wiegelied.
Chiudi quei lumi divini
come fan gl’altri bambini.
Perche tosto oscuro velo
priverà di lume il cielo.
Sluit je goddelijke ogen,
zoals alle baby’s doen.
Aanstonds zal een zwarte sluier
al het hemellicht verhullen.
Deh ben mio deh cor mio fà
fa la nina nina na.
Toe mijn liefje, toe mijn hartje,
luister naar mijn wiegelied!
Ovver prendi questo latte
dalle mie mammelle intatte
perche ministro crudele
ti prepara acceto e fiele.
Of drink eerst wat zoete melk
uit mijn ongerepte borsten,
want een wrede voeder biedt
jou later azijn en gal.
Deh ben mio deh cor mio fà
fa la nina nina na.
Toe mijn liefje, toe mijn hartje,
luister naar mijn wiegelied!
Amor mio sia questo petto
hor per te morbido letto
pria che rendi ad alta voce
l’alma al Padre sù la croce.
Lieve schat, laat deze armen
jou een zachte toevlucht zijn,
voor jij ooit met luide stem
aan het kruis je Vader aanroept.
Deh ben mio deh cor mio fà
fa la nina nina na.
Toe mijn liefje, toe mijn hartje,
luister naar mijn wiegelied!
Posa hor queste membra belle
vezzosette e tenerelle
perchè puoi ferri e catene
gli daran acerbe pene.
Laat je mooie lijfje rusten,
zo aanvallig en zo kwetsbaar,
voordat wapenen en ketens
het in later jaren kwellen.
Deh ben mio deh cor mio fà
fa la nina nina na.
Toe mijn liefje, toe mijn hartje,
luister naar mijn wiegelied!
Queste mani e questi piedi
ch’hor con gusto e gaudio vedi
ahime com’in varii modi
passeran acuti chiodi.
Deze handjes, deze voetjes,
waar je nu zo lief mee speelt,
worden met de scherpste spijkers
later aan een kruis genageld.
Questa facia gratiosa
rubiconda hor più che rosa
sputi e schiaffi sporcheranno
con tormento e grand’affanno.
En dit lieve roze huidje
van je blozende gezichtje
wordt bespogen en geslagen
en vernederd en gekweld.
Ah con quanto tuo dolore
sola speme del mio core
questo capo e questi crini
passeran acuti spini.
Ach, wat zul je gruwzaam lijden,
allerliefste van mijn hart,
als dit hoofdje straks wordt omkranst
door een wrede doornenkroon.
Ah ch’in questo divin petto
amor mio dolce e diletto
vi farà piaga mortale
empia lancia e disleale.
In die goddelijke borstkas,
allerliefste lieveling,
zal de speer van een verrader
dodelijke wonden maken.
Dormi dunque figliol mio,
dormi pur Redentor mio,
perchè poi con lieto viso
ci vedrem in Paradiso.
Slaap maar, zoontje, slaap maar zoet,
slaap maar rustig, mijn verlosser,
want wij zullen elkaar weerzien,
later, in het hemelrijk.
Hor che dorme la mia vita
del mio cor gioia compita
tacia ogn’un con puro zelo
tacian sin la terra e’l Cielo.
Stil, hij slaapt, mijn levenslicht,
vreugde van mijn moederhart.
Laat een elk vol eerbied zwijgen,
zelfs de aarde en de hemel.
E frà tanto io che farò?
Il mio ben contemplerò
ne starò col capo chino
fin che dorme il mio Bambino.
Wat zal ik intussen doen?
Ik aanschouw mijn lieveling
en kijk met gebogen hoofd
naar mijn zoon, terwijl hij slaapt.
Follia del mondo
Poverello, che farai?
Sè non mutti vita hor mai
coglieranti eterni guai.
Poverello, che farai?
Arme dwaas, wat moet je doen?
Als je niet je leven betert,
wachten jou eeuwige smarten.
Arme dwaas, wat moet je doen?
Miserello, che dirai
quand’al fin ti troverai
nell’Inferno sempre mai?
Poverello, che dirai?
Sukkelaar, wat zul je zeggen
als je je uiteindelijk
in de hel blijkt te bevinden?
Arme dwaas, wat zul je zeggen?
Sgratiatell’ov’ anderai
quando chiuso ti vedrai
nel abiss’è uscirne mai?
Poverello’ov’ anderai?
Pechvogel, wat kun je doen,
als je in de afgrond zit
en er nooit meer kunt uitkomen?
Arme dwaas, waar kun je heen?
Balordello, che farai
quand’à render cont’havrai
di quel tutto, che fatt’hai?
Poverello che farai?
Dommerik, wat ga je doen
als je rekenschap moet geven
van al wat je hebt gedaan?
Arme dwaas, wat ga je doen?
Vitiossello, che dirai
quando tue colpe vedrai
a scoprirsi come sai?
Poverello, che dirai?
Slechterik, wat zul je zeggen
als het slechte wat je deed
aan de kaak zal worden gesteld?
Arme dwaas, wat zul je zeggen?
Spensierato, che non fai?
Penitenza pensarai?
Di salvarti non potrai.
Poverello, che farai?
Zieltje zonder zorg, wat nu?
Reken je op boetedoening?
Niets zal jou meer kunnen redden.
Arme dwaas, wat ga je doen?
Negligente, che dirai
sè non ti risolvi mai
di pensar ov’anderai?
Poverello, che farai?
Klungelaar, wat ga je zeggen
als je nooit hebt nagedacht
over wat er gaat gebeuren?
Arme dwaas, wat ga je doen?
Tem’el giusto sempre mai
di trovar, gli eterni guai.
Peccator tù, che farai?
Poverello’ov’ anderai?
Goede mensen vrezen nooit
voor ellende na de dood.
Zondaar, waar vind jij soelaas?
Arme dwaas, waar ga je heen?
Pazzarello, se non sai
provedert’in temp’hor mai
nel’Inferno caderai.
Poverell’ov’ anderai?
Zotterik, als jij niet snel
op het rechte spoor belandt,
kom je in de hel terecht.
Arme dwaas, waar ga je heen?
Alla Morte tu’l saprai
sè ben fatto non havrai
che in eterno brugerai.
Poverello, che farai?
Na je dood zal je het zien:
als je nooit het goede deed,
brand je in het eeuwige vuur.
Arme dwaas, wat doe je dan?
Pianto della Madonna
Stabat Mater dolorosa
juxta crucem lacrimosa,
dum pendebat filius.
In smarten stond de moeder
naast het kruis, wenend,
waar haar zoon hing.
Cujus animam gementem
contristatam et dolentem
per transivit gladius.
En haar zuchtende hart,
bedroefd en treurend,
werd door een zwaard doorboord.
O quam tristis et afflicta
fuit illa benedicta
mater Unigeniti.
O hoe droevig en treurig
was die gezegende
moeder van de eniggeborene.
Quae maerebat et dolebat.
Et tremebat cum videbat
nati poenas inclyti.
Ach, hoe treurde en leed
die goede moeder, terwijl ze
de smarten van haar roemrijke kind zag.
Quis est homo qui non fleret,
Christi Matrem si videret
in tanto supplicio?
Wie is de mens die niet zou wenen,
als hij de moeder van Christus zou zien
in zulk een beproeving?
Quis non posset contristari,
piam matrem contemplari
dolentem cum filio?
Wie zou geen medelijden hebben
bij het aanschouwen van de moeder van
Christus lijdend met haar zoon?
Pro peccatis suae gentis
Vidit Jesum in tormentis
et flagellis subditum.
Voor de zonden van Zijn volk
zag zij Jezus in pijnen
en aan geselingen overgeleverd.
Vidit suum dulcem natum
morientem desolatum
dum emisit spiritum.
Ze zag haar geliefde kind,
bij Zijn sterven geheel verlaten,
terwijl Hij de geest gaf.
Eia mater, fons amoris,
me sentire vim doloris
fac ut tecum lugeam.
Gij, moeder, bron van liefde,
maak dat ik de grootheid van uw smart voel,
zodat ik samen met u treur.
Fac ut ardeat cor meum
in amando Christum Deum,
ut sibi complaceam.
Doe mijn hart branden
van liefde voor Christus,
om Hem te behagen.
Sancta mater, istud agas,
crucifixi fige plagas
cordi meo valide.
Heilige moeder, doe dit:
prent de striemen van de gekruisigde
stevig in mijn hart.
Tui nati vulnerati
tam dignati pro me pati,
poenas mecum divide.
Van uw gewonde Zoon,
die zo liefdevol voor mij leed,
wil ik ook in de smarten delen.
Fac me vere tecum flere,
crucifixo condolere,
donec ego vixero.
Doe mij waarlijk met u wenen,
mede lijden met de gekruisigde,
zolang ik leven zal.
Iuxta crucem tecum stare
et me tibi sociare
in planctu desidero.
Naast het kruis met u te staan,
en mij gaarne met u te verbinden
in rouwklacht, dat verlang ik.
Virgo virginum praeclara,
mihi jam non sis amara,
fac me tecum plangere.
Stralende maagd der maagden
wees mij thans niet bitter,
laat mij met u treuren.
Fac ut portem Christi mortem,
passionis eius fortem
et plagas recollere.
Laat mij Christus’ dood dragen,
maak mij deelgenoot aan Zijn lijden,
doe mij Zijn striemen overdenken.
Fac me plagis vulnerari,
cruce hac inebriari,
ob amorem Filii.
Laat mij verwond worden door Zijn striemen,
maak mij dronken van het kruis,
wegens de liefde van uw Zoon.
Inflammatus et accensus
per te Virgo, sim defensus
in die iudicii.
Als ik door vlammen word verbrand, laat mij
dan door u, maagd, worden beschermd
op de dag des oordeels.
Fac me Cruce custodiri
morte Christi praemuniri
confoveri gratia.
Bescherm mij door het kruis,
verdedig mij door de dood van Christus,
laat mij mezelf koesteren in Zijn genade.
Quando corpus morietur,
fac ut animae donetur
paradisi gloria.
Amen.
Als mijn lichaam sterven zal,
geef dan dat mijn ziel het geschenk
ontvangt van de glorie van het paradijs.
Spagnoletto dishonorato
Canterò de l’honore
del mondo infame.
Secondo la vena mi dà
e dirò che la gloria l’honore,
sol è del Signore
ch’in Cielo ne stà.
Ik zing over de eer
van de eerloze wereld.
Dat idee komt bij me op,
dit zeg ik u: glorie en eer
zijn woorden die passen bij God
die in de hemel woont.
Ah’ honor pazzo,
questo Mondazzo
Eer is een vreemd begrip,
deze rare wereld
cosa sia honore in vero non sà.
Non son l’armi che dan ver honore.
Ch’Orlando hà un furore
di gran crudeltà.
Non Apolline, ò Pallade, ò Marte
nel Ciel hanno parte
che i Dei non stan là.
weet niet wat eer betekent.
‘t Is niet de strijd waarmee men eer verwerft.
Orlando’s razernij
bracht enkel wreedheid voort.
Ook Apollo, Pallas, Mars
werden onterecht geëerd
in ‘t antieke hemelrijk.
D’armi il furore
non da l’honore.
Mà la patienza, il perdon, la pietà.
L’Eccellenza de l’arte, il Cantare
dipinger, sonare
honore non dà,
quando cerchi la lode del Mondo
en canti secondo
che vuol l’humiltà;
Met de razernij van wapens
verwerft men geen eer.
Wel met geduld, begrip en mededogen.
Kundigheid in de kunsten, zingen,
schilderen, een instrument bespelen
geven geen recht op eer,
als je op lof van de wereld hoopt
in plaats van
nederig te zijn.
Non è honore
esser Pittore
se vitioso quel arte ti fà.
Si che dunque consiste l’honore
in virtù ch’odore
dia di Santità.
Het is niet eervol
schilder te zijn
als je kunst je hebzuchtig maakt.
Eer verdient men alleen
met de deugdzaamheid
die grenst aan heiligheid.
Se la vita moral farà buona
la scienza Corona
d’honor portarà;
l’Armi, Ricchezze
l’Arti, e Belleze
senza peccati son gran dignità.
Wie een goed leven leidt,
verdient terecht
de erekroon.
Strijd, rijkdom,
kunst en schoonheid
zonder zonden verlenen waardigheid.
Amar a dios por dios
No me mueve, mi Dios, para quererte
el çielo que me tienes prometido,
Het is niet de hemel die U mij hebt beloofd,
die mij ertoe aanzet U lief te hebben, God,
ni me mueve el infierno tan temido
para dexar por esso de ofenderte.
Noch is het de zo gevreesde hel
die mij aanspoort U niet te mishagen.
Muévesme tú, Señor, muéveme el vertte
Clavado en essa Crus y escarneçido,
muéveme ver tu cuerpo tan herido,
muévenme tus afrentas y tu muerte.
U zelve brengt mij daartoe, Heer; u spoort me aan
Als ik U aan het kruis genageld zie en zie hoe U
bespot bent,Uw zo verwonde lichaam spoort mij
aan,evenals de beledigingen en Uw dood.
Muévesme al fin, mio Dios, de tal manera,
que si no huviera Çielo, yo te amara,
y si no huviera infierno, Te temiera.
U, mijn God, spoort mij zozeer aan dat, ook als er
geen hemel was,ik nog steeds van U zou houden
en was er geen hel, dan nog zou ik U vrezen.
Ni tienes que me dar porque te quiera,
porque si quanto espero no esperara,
lo mismo que te quiero te quisiera.
U hoeft me niets te geven opdat ik U liefheb, want,
hoopte ik niet met zoveel vuur als ik nu doe, dan
nog hield ik van U, even veel als ik nu van U houd.
Cantata spirituale
Queste pungenti spine
che ne’boschi d’abisso
nodrite ed allevate
affliggono, trafiggono,
o crudeltate,
il mio Signor e Dio.
De stekelige takken,
die jullie in de wouden
besproeien en doen groeien,
verwonden en doorsteken,
o wreedheid,
mijn God en Heer.
Son saette divine
che col foco del cielo
addolcite e temprate
allettano, dilettano,
o, gran pietate
il cor divoto e pio.
Die goddelijke pijlen,
verzoet, verzacht, getemperd
door vuur vanuit de hemel
verblijden en vertroosten,
o mededogen,
het vrome, godvruchtige hart.
E tù, anima mia
non sai che sia dolore
ancor non senti amore.
Così dunque vivrai
En jij, mijn ziel,
weet niet wat smarten zijn
en kent de liefde niet.
Kun je zo leven zonder
senz’amor, senza duolo?
Nò, rivolgi il core
pieghevole, piacevole
o, buon fervore,
à si gravi martiri,
e riverente homai
pentita e lagrimosa
manda dal petto fuore
caldissimi, dolcissimi
d’amor sensi e sospiri.
de liefde, zonder smart?
Nee. Open dus je hart,
inschikkelijk, beminnelijk,
o nuttig vuur,
voor zulk een gruwzaam lijden
en slaak, terecht eerbiedig,
berouwvol en betraand,
vanuit een droef gemoed
de zoetste en de warmste
betuigingen van liefde.
Così, anima mia
saprai che sia dolore
intenderai amore.
Omdat je nu, mijn ziel,
wel weet wat smarten zijn
en ook wat liefde is.
vertaling: Ike Cialona (Italiaans), Marianne
Lambregts (Spaans)
Raquel Andueza
Na haar muziekopleiding in haar thuisstad Pamplona studeerde sopraan Raquel Andueza aan
de Guildhall School of Music and Drama in Londen. Ze werkte reeds samen met ensembles
als L’Arpeggiata, Gli Incogniti, B’Rock, La Tempestad, Al Ayre Español, Orquesta Barroca de
Sevilla, El Concierto Español, Private Musicke, La Real Cámara, Hippocampus en Orphénica
Lyra. Sinds 2003 maakt ze deel uit van het vocale kwartet La Colombina. Met theorbespeler
Jesús Fernández Baena vormt ze La Galanía, dat zich toelegt op het 17de-eeuwse Italiaanse
repertoire. Ze geeft geregeld zangcursussen aan het Teatro Real in Madrid en aan de conservatoria
van Burgos en Alcalá de Henares.
Jesús Fernández Baena
Jesús Fernández Baena werd geboren in Estepa (Sevilla) en studeerde blokfluit en luit aan
het Conservatorio Superior de Música de Sevilla. Hij vervolgde zijn studie aan het conservatorium
van Den Haag, waar hij afstudeerde in 2002. Ook hij werd daarna meteen actief
in verschillende ensembles en orkesten, waaronder die van Emilio Moreno, Frans Brüggen,
Gabriel Garrido, Paul McCreesh, Fabio Bonizzoni en Eduardo López Banzo. Als begeleider is
Baena in trek bij grote namen als María Bayo, Magdalena Kožená, Jordi Domènech, Nùria Rial
en Carlos Mena. Samen met Raquel Andueza richtte hij het ensemble La Galania op. Cd’s met
hem verschenen bij Harmonia Mundi France, Deutsche Grammophon, NB Musika en Naïve en Anima e
Corpo Música.
Goed om te weten
Foyer
De foyer van AMUZ is open vanaf een uur voor aanvang
van het concert en blijft ook na afloop van het concert nog
geruime tijd open.
Beeld- en geluidsopnamen
Het is absoluut verboden beeld- en geluidsopnamen te
maken tijdens de concerten en voorstellingen zonder
Rondleidingen en zaalverhuur
Wenst u met een groep een rondleiding in de gebouwen
van AMUZ, om zo het fascinerende verhaal te horen
van de gerenoveerde kerk en AMUZ als concertgebouw
en -organisator, of wenst u meer informatie over de
mogelijkheden om de zaal te huren voor concerten,
voorstellingen en presentaties? Gelieve dan tijdens de
kantooruren contact op te nemen met de administratie
expliciete toelating van de directie van AMUZ.
van AMUZ.
Concertinleidingen, aanvangsuur
en duur van de concerten
De concerten in AMUZ vangen op zondag steeds aan
om 15.00 uur. Op andere dagen starten de concerten
om 21.00 uur. Voor de avondconcerten is er steeds een
inleiding om 20.15 uur. De concerten in AMUZ hebben
in principe geen pauze en duren tussen de 65 en 80
minuten, tenzij anders vermeld.
Medewerkers AMUZ
Bart Demuyt, directie & artistiek leiding | Veerle
Braem, zakelijk directie | Robin Steins, assistentie
programmering & educatie | Klaartje Heiremans, pers
& communicatie | Kathleen Engels, communicatie |
Tine Clevers, eindredactie & ticketing | Mona Heyrman,
directieassistentie & productie | Jan Tambuyser,
productie & techniek | Evelyne Van Mieghem, productie
& zaalhuur | Bart Tambuyser, techniek & gebouwbeheer|
Koen Koninkx, foyer & ticketing | Anne Struelens,
vrijwilliger distributie
Programmaboekjes
De programmaboekjes bij de concerten van AMUZ zijn
downloadbaar van de website www.amuz.be vanaf
enkele dagen na het concert.
Binnenwerk geprint bij
Laatkomers
De concerten in AMUZ hebben in principe geen pauze.
Laatkomers kunnen dan ook niet meer worden toegelaten
in de concertzaal. Op vertoon van hun concertticket
kunnen zij het concert volgen op de plasmaschermen in
de foyer.
www.prints-copy.be
wettelijk depotnummer: D/2014/0306/169